RAAP België – Rapport 598 Archeologienota Verkaveling Hazenakkerstraat 20 te Zonnegem (Sint-Lievens-Houtem) Archeologisch Vooronderzoek

Verslag van Resultaten Bureauonderzoek – 2020I87 Landschappelijk bodemonderzoek – 2020I390

Archeologienota Verkaveling Hazenakkerstraat 20 te Zonnegem (Sint-Lievens-Houtem) (2020I87, 2020I390)

Colofon

Titel: Archeologienota Verkaveling Hazenakkerstraat 20 te Zonnegem (gemeente Sint-Lievens-Houtem) (Archeologisch Vooronderzoek) Verslag van Resultaten Bureauonderzoek – 2020I87 Landschappelijk bodemonderzoek – 2020I390

Versie: 29-10-2020

Auteur(s): B. Vermeulen, J. Velleman

Projectleider: M. Van de Vijver

Projectmedewerkers: B. Vermeulen, J. Velleman

Raapproject: ZOHA01

Erkend archeoloog: RAAP België (OE/ERK/Archeoloog/2016/00154)

Bewaarplaats documentatie: RAAP België BV, Begoniastraat 13, 9810 Eke

Bevoegd gezag: Agentschap Onroerend Erfgoed

RAAP België BV Begoniastraat 13 9810 Eke Telefoon 09/311 56 20 E-mail: [email protected] Website: www.raap.be

© RAAP België BV, 2020 RAAP België aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit het gebruik van de resultaten van dit onderzoek of de toepassing van de adviezen.

RAAP-rapport 598 / versie 29-10-2020 [2] Archeologienota Verkaveling Hazenakkerstraat 20 te Zonnegem (Sint-Lievens-Houtem) (2020I87, 2020I390)

Samenvatting

RAAP België voerde in september 2020 een archeologisch vooronderzoek uit in het plangebied aan de Hazenakkerstraat 20 te Zonnegem (gemeente Sint-Lievens-Houtem). Dit gebeurde in functie van het verkrijgen van een omgevingsvergunning voor het verkavelen van gronden. Het archeologisch vooronderzoek had tot doel na te gaan of er kans is op aanwezigheid van waardevolle archeologische resten. Er zijn gegevens verzameld over de aardkundige, archeologische en historische context van het plangebied. Op basis daarvan werd een archeologische verwachting opgesteld en werd nagegaan wat de invloed is van de werken zal zijn op het archeologisch erfgoed. Deze onderzoekstappen hebben geleid tot een advies. Het plangebied situeert zich in het oosten van de dorpskern van Zonnegem, een deelgemeente van Sint-Lievens-Houtem, gelegen in het zuidoosten van de provincie Oost-Vlaanderen. Ter hoogte van de Hazenakkerstraat 20 worden zeven nieuwe woonkavels ingericht op een terrein dat momenteel in gebruik is als weiland. Landschappelijk gezien situeert het plangebied zich op een heuvelrug, bovenaan de noordelijke flank van het beekdal van de Smoorbeek, waarvan de loop zich op 148 m zuidelijk van het plangebied situeert, en die zich ingesneden heeft in dit landschap. Verder oostelijk van het plangebied zal de Smoorbeek samenvloeien met de Molenbeek, die via de zuidelijke beekdalflank naar beneden vloeit, om nadien verder in noordoostelijke richting te stromen, naar de Schelde. Het betrokken terrein bestaat uit eolisch aangebrachte zandleem, met een vochtige (bovenaan) tot natte (onderaan) drainering en sporadische aanwezigheid van bodemvorming. Ten gevolge van erosieprocessen is het quartair dek is dun. Het rust rechtstreeks op tertiaire mariene afzettingen (zand, klei). Het reliëf is uitgesproken. Het terrein overbrugt een hoogteverschil van 6 meter over een lengte van ca. 120 m (+42 tot +36 m TAW). De oevers van de Smoorbeek situeren zich op rond +26 m TAW. De aanwezigheid van een dergelijke helling heeft invloed op het erosiepotentieel van het terrein (en dus de potentiële aanwezigheid van oud colluvium en afgedekte bodemniveaus). Archeologisch gezien is er weinig data voor de omgeving van het plangebied. De meeste dorpskernen rondom worden voor het eerst historisch vermeld in de volle middeleeuwen, al wordt verwacht dat de vroegste kerken eerder in de vroege middeleeuwen te dateren zijn. In het ruime landschap is er vooralsnog voornamelijk prospectieve kennis. Ter hoogte van Vlierzele werden via luchtfotografie verschillende indicatoren vastgesteld voor potentiële bewoning of landgebruik uit de metaaltijden. Naar Mere toe, werd een groot deel van de Molenbeek-vallei geprospecteerd, waarbij talloze artefacten uit de Steentijd en Romeinse periode aangetroffen werden, in een soortgelijke landschappelijke context zoals de locatie van het plangebied. Aan de Heerbaan (Heirbaan) in werd Romeinse bewoning via een opgraving vastgesteld. Vanaf de volle middeleeuwen zal de dorpsontwikkeling in de omgeving toenemen en wordt het landschap steeds verder geëxploiteerd, waarbij nu ook de voorheen minder toegankelijke gebieden ontgonnen werden. Zo wijst ook de site met walgracht aan de Smoorbeek in Zonnegem aan. Op basis van alle geïnventariseerde vindplaatsen kunnen we vaststellen dat het landschap sinds de Steentijd duchtig gebruikt en bewoond werd. De aanwezigheid van talloze vruchtbare beekvalleien die zich in het landschap ingesneden hebben zal hier een belangrijke factor in gespeeld hebben. Het laag aantal vindplaatsen is hoogstwaarschijnlijk eerder te wijten aan de lage onderzoeksstand.

RAAP-rapport 598 / versie 29-10-2020 [3] Archeologienota Verkaveling Hazenakkerstraat 20 te Zonnegem (Sint-Lievens-Houtem) (2020I87, 2020I390)

Louter op basis van een bureau-onderzoek was het niet mogelijk om een definitieve inschatting te maken van het archeologisch potentieel van het terrein. Daarvoor is verder archeologisch vooronderzoek noodzakelijk. Dat werd in eerste instantie uitgevoerd onder de vorm van een landschappelijk bodemonderzoek, zodoende gegevens te verkregen omtrent de bodemopbouw en – gaafheid van het terrein. Uit de resultaten van het landschappelijk bodemonderzoek blijkt dat de op een helling gelegen onderzoekslocatie een diachrone colluviale sequentie heeft, gelegen bovenop de ondiep aanwezige tertiaire afzettingen van de Formatie van Gentbrugge op ca. 100 à 150 cm-mv. De dunne (15 cm dik) A-horizont die onderaan niet scherp is afgelijnd, wijst op een langdurig gebruik als weiland waarbij de bodemverstoring erg beperkt is gebleven. Enkel het zuidelijke deel kent aanwijzingen van oppervlakkige (<55 cm-mv) verstoring door een voormalige boomgaard. De diachrone colluviale sequentie bestaat oppervlakkig uit holoceen colluvium (zware zandleem met rolkeien, houtskool, baksteen), maar gaat naar onderen ongetwijfeld over naar vroeg-holocene of laat-pleistocene hellingsafzettingen die herwerkt zijn uit eolische afzettingen. Het basisgrind ter hoogte van B3 is wellicht een lokale afwateringsgeul op het einde van de laatste ijstijd, waar de sedimenten zijn weggespoeld tot op de klei van het Lid van Merelbeke en waar de rolkeien zijn achtergebleven als ‘lag deposit’. Het aantreffen van in situ eolische afzettingen is niet uitgesloten, maar zullen wellicht grotendeels verspoeld geweest zijn. De overgangen tussen deze verschillende perioden vallen niet op basis van landschappelijke boringen en texturele kenmerken te identificeren, maar op basis van de aanwezigheid van houtskool en baksteen reikt de basis van de meest recente colluviale afzettingen tot ca. 55 cm-mv voor het hele plangebied, wat tevens het potentiele archeologisch niveau is voor sporensites en steentijdartefactensites. Het valt echter niet uit te sluiten dat er oppervlakkig meer recente periodes (bijvoorbeeld uit de late middeleeuwen) bewaard gebleven zijn. Na afloop van het landschappelijk bodemonderzoek bleef het gunstige archeologisch verwachtingspotentieel dus van kracht. Verder archeologisch vooronderzoek is gezien het wetenschappelijk potentieel, de openstaande vraagstellingen en de geplande verstoringsgraad noodzakelijk.

RAAP-rapport 598 / versie 29-10-2020 [4] Archeologienota Verkaveling Hazenakkerstraat 20 te Zonnegem (Sint-Lievens-Houtem) (2020I87, 2020I390)

Inhoudsopgave

Samenvatting ...... 3 Inhoudsopgave ...... 5 1 Inleiding ...... 7 1.1 Administratieve gegevens ...... 7 1.2 Kader en aanleiding ...... 9 1.2.1 Aanleiding ...... 9 1.2.2 Geografische situering ...... 9 1.2.3 Huidige situatie van het plangebied ...... 9 1.2.4 Juridische context ...... 11 1.2.5 Geplande werken ...... 12 1.3 Opzet en onderzoeksopdracht ...... 14 1.3.1 Opdracht ...... 14 1.3.2 Afwegingskader...... 14 1.4 Leeswijzer ...... 14 2 Verslag van resultaten: bureauonderzoek 2020I87 ...... 16 2.1 Beschrijvend gedeelte ...... 16 2.1.1 Administratieve gegevens ...... 16 2.1.2 Archeologische voorkennis ...... 16 2.1.3 Onderzoeksopdracht ...... 16 2.1.4 Beschrijving van de strategie & werkwijze van het bureauonderzoek ...... 17 2.2 Resultaten ...... 19 2.2.1 Aardkundige gegevens ...... 19 2.2.2 Archeologische gegevens ...... 28 2.2.3 Historische gegevens ...... 32 2.2.4 Verstoringshistoriek ...... 39 2.3 Assessment ...... 40 2.3.1 Archeologisch verwachtingsmodel ...... 40 2.3.2 Impact van de geplande bodemingrepen en afweging verder onderzoek ...... 42 2.4 Synthese ...... 43 2.5 Onderzoeksvragen ...... 44 3 Landschappelijk bodemonderzoek 2020I390 ...... 46 3.1 Beschrijvend gedeelte ...... 46 3.1.1 Administratieve gegevens ...... 46 3.1.2 Onderzoeksopdracht ...... 46 3.1.3 Beschrijving van de strategie & werkwijze van het landschappelijke booronderzoek ...... 48 3.2 Assessmentrapport landschappelijk booronderzoek ...... 49 3.2.1 Beschrijving en interpretatie van de aardkundige opbouw van het onderzochte gebied .....49

RAAP-rapport 598 / versie 29-10-2020 [5] Archeologienota Verkaveling Hazenakkerstraat 20 te Zonnegem (Sint-Lievens-Houtem) (2020I87, 2020I390)

3.2.2 Confrontatie met de resultaten van het bureauonderzoek ...... 52 3.3 Assessment ...... 53 3.3.1 Archeologisch verwachtingsmodel ...... 53 3.3.2 Impact van de geplande bodemingrepen en afweging verder onderzoek ...... 54 3.4 Synthese ...... 55 4 Bibliografie ...... 57 4.1 Uitgegeven bronnen ...... 57 5 Lijst van opgenomen figuren en tabellen ...... 60 6 Bijlages ...... 62

RAAP-rapport 598 / versie 29-10-2020 [6] Archeologienota Verkaveling Hazenakkerstraat 20 te Zonnegem (Sint-Lievens-Houtem) (2020I87, 2020I390)

1 Inleiding

1.1 Administratieve gegevens

Projectcodes agentschap Onroerend Erfgoed1: Projectcode bureauonderzoek 2020I87 Onderzoekskader Opstellen van een archeologienota voor de aanvraag van een omgevingsvergunning voor het verkavelen van gronden Erkend archeoloog RAAP België (OE/ERK/Archeoloog/2016/00154) Naam plangebied Verkaveling Hazenakkerstraat 20 Adres Hazenakkerstraat 20 Deelgemeente/gemeente Zonnegem/Sint-Lievens-Houtem Provincie Oost-Vlaanderen Kadastrale gegevens Sint-Lievens-Houtem - 5de Afdeling - Sectie B - Perceelsnr. 310d Oppervlakte betrokken percelen 9521 m² Oppervlakte plangebied 3830 m² Oppervlakte geplande bodemingrepen 3830 m² Bounding box in Lambert-coördinaten: zuidwest : X: 118403.81 Y: 179689.19 noordoost: X: 118520.19 Y: 179770.03

Tabel 1. Administratieve gegevens

1 Voor elke fase van vooronderzoek is een projectcode bekomen bij het agentschap Onroerend Erfgoed. Deze projectcode is op alle documenten van het vooronderzoek, registratie, verpakking van vondstenmateriaal en verpakking van stalen aangebracht.

RAAP-rapport 598 / versie 29-10-2020 [7] Archeologienota Verkaveling Hazenakkerstraat 20 te Zonnegem (Sint-Lievens-Houtem) (2020I87, 2020I390)

Figuur 1. Topografische kaart met projectie van het plangebied (bron: OPENSTREETMAP, 2020).

Figuur 2. GRB kaart met projectie van het plangebied en de betrokken percelen (bron: AGIV, 2019).

RAAP-rapport 598 / versie 29-10-2020 [8] Archeologienota Verkaveling Hazenakkerstraat 20 te Zonnegem (Sint-Lievens-Houtem) (2020I87, 2020I390)

1.2 Kader en aanleiding

1.2.1 Aanleiding RAAP België heeft in september 2020 een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd ter hoogte van het plangebied aan de Hazenakkerstraat. Directe aanleiding vormt de aanvraag van een omgevingsvergunning tot het verkavelen van aantal loten met bijhorende infrastructuur ter hoogte van de Hazenakkerstraat 20 te Sint-Lievens-Houtem.

1.2.2 Geografische situering Het plangebied situeert zich aan het oostelijke uiteinde van de dorpskern van Zonnegem, een deelgemeente van Sint-Lievens-houtem, gelegen in het zuidoosten van de provincie Oost- Vlaanderen. De betrokken percelen worden begrensd door het Gebuurtestraatje in het noorden, de Hazenakkerstraat in het zuiden en westen en de Diepenborgstraat in het westen. Het betrokken perceel (B310d) heeft een oppervlakte van 9521 m². De zone die verkaveld zal worden (het plangebied) beslaat hiervan 3830 m². Deze specifieke zone wordt op het gewestplan als ‘woongebied met landelijk karakter’ (code 0201) ingekleurd. Het overige deel van het betrokken perceel is gekarteerd als ‘agrarisch gebied’ (code 0900).

1.2.3 Huidige situatie van het plangebied Het plangebied is momenteel in gebruik als weiland. In het centrum van het perceel situeert zich een noordoost-zuidwest georiënteerde bomenrij, die de oorspronkelijke perceelsbegrenzing weergeeft, voorafgaand aan de samenvoeging van beide landbouwpercelen. Er is geen bebouwing of verharding aanwezig binnen de begrenzing van de te verkavelen zone.

RAAP-rapport 598 / versie 29-10-2020 [9] Archeologienota Verkaveling Hazenakkerstraat 20 te Zonnegem (Sint-Lievens-Houtem) (2020I87, 2020I390)

Figuur 3. Projectie van het plangebied op een ruime weergave van de topografische kaart (bron: OPENSTREETMAP, 2020).

Figuur 4. Orthofoto uit 2019 met projectie van het plangebied (bron: AGIV, 2018b).

RAAP-rapport 598 / versie 29-10-2020 [10] Archeologienota Verkaveling Hazenakkerstraat 20 te Zonnegem (Sint-Lievens-Houtem) (2020I87, 2020I390)

1.2.4 Juridische context Het archeologisch vooronderzoek is uitgevoerd door RAAP België (OE/ERK/Archeoloog/2016/00154) en werd voor aktename voorgelegd aan het agentschap Onroerend Goed. Het plangebied is niet gelegen binnen een ‘vastgestelde archeologische zone’.2 Het plangebied ligt niet in een gebied zonder archeologisch erfgoed zoals deze zijn vastgesteld in het besluit van de administrateur-generaal van 12 november 2019.3 De geplande bodemingrepen zijn mogelijk bedreigend voor eventuele archeologische resten. De archeologienota waarvan akte is genomen dient bij de aanvraag van de vergunning te worden toegevoegd krachtens het Onroerend Erfgoeddecreet van 12 juli 2013. De aanvraag van vergunning betreft immers een omgevingsvergunning voor het verkavelen van gronden voor een oppervlak van 9521 m² van de betrokken percelen. Hierdoor worden de gestelde oppervlaktegrenzen overschreden, waardoor het opstellen van een archeologienota noodzakelijk is. De criteria wanneer een archeologienota verplicht is, worden hieronder aangeduid op de beslissingsboom van het agentschap Onroerend Erfgoed.

Figuur 5. Beslissingsboom, criteria bij omgevingsvergunning voor het verkavelen van gronden. (bron: AGENTSCHAP ONROEREND ERFGOED, 2019).

2 https://geo.onroerenderfgoed.be 3 https://id.erfgoed.net/besluiten/14870

RAAP-rapport 598 / versie 29-10-2020 [11] Archeologienota Verkaveling Hazenakkerstraat 20 te Zonnegem (Sint-Lievens-Houtem) (2020I87, 2020I390)

1.2.5 Geplande werken Er wordt een verkaveling ingepland van 7 loten aan de Hazenakkerstraat 20 in Zonnegem, ter hoogte van perceel B310d. Het huidig perceel wordt gesplitst: in het zuidwesten van het perceel wordt de nieuwe verkaveling ingepland terwijl het noordoostelijke deel ongewijzigd en behouden blijft als weiland. De begrenzing tussen beide delen wordt immers gevormd op basis van de scheidingslijn tussen enerzijds ‘agrarisch gebied’ en anderzijds ‘woongebied met landelijk karakter’ op het gewestplan (zie deel 1.2.2). Centraal op de kavels wordt telkens één woning met terras voorzien. De lengte van de woningen zal telkens 15 meter bedragen. De breedte is variabel, naargelang de breedte van het kavel. Alle kavels zullen toegankelijk zijn via de Hazenakkerstraat. Voor de woningen wordt telkens een oprit voorzien. Met betrekking tot de geplande bodemingreep dient er van een totaalverstoring uitgegaan worden ter hoogte van de geplande kavels.

Figuur 6. Ontwerpplan van de geplande verkaveling (bron: opdrachtgever).

RAAP-rapport 598 / versie 29-10-2020 [12] Archeologienota Verkaveling Hazenakkerstraat 20 te Zonnegem (Sint-Lievens-Houtem) (2020I87, 2020I390)

Figuur 7. Projectie van het ontwerpplan op een luchtfoto uit 2019, met indicatie van de begrenzing van het plangebied (bron: opdrachtgever ; AGIV, 2018b).

RAAP-rapport 598 / versie 29-10-2020 [13] Archeologienota Verkaveling Hazenakkerstraat 20 te Zonnegem (Sint-Lievens-Houtem) (2020I87, 2020I390)

1.3 Opzet en onderzoeksopdracht

1.3.1 Opdracht Het archeologisch vooronderzoek heeft als opdracht het inventariseren, waarderen en veiligstellen van eventueel aanwezig waardevol archeologisch erfgoed binnen de grenzen van het plangebied:

1. Inventariseren: zijn er archeologische sites te lokaliseren en welke zijn hun karakteristieken (types, datering, begrenzing, bewaringstoestand en relatie met het landschap)? 2. Waarderen: wat is de kenniswaarde van eventuele aanwezige archeologische sites? 3. Veiligstellen: hoe moet met eventuele waardevolle archeologische sites worden omgegaan in het kader van de geplande bodemingrepen (in situ, ex situ)?

1.3.2 Afwegingskader Het archeologische vooronderzoek beoogt steeds een minimum aan destructie van het archeologisch erfgoed. Vooraleer de opportuniteit van vooronderzoek met ingreep in de bodem af te wegen, is aldus eerst de opportuniteit van de diverse (combinaties van) methoden voor vooronderzoek zonder ingreep in de bodem afgewogen. De keuze van de (combinaties van) methoden is steeds gebaseerd op volgende vier criteria:

1. mogelijkheid: is het mogelijk om de methode toe te passen binnen het plangebied? 2. nut: kan een bruikbaar resultaat verwacht worden met de toepassing van de methode? 3. schadelijkheid: kan toepassing van de methode het te verwachten bodemarchief overdreven beschadigen? 4. noodzaak: rechtvaardigt de kost van de methode het te verwachten resultaat?

Vooronderzoek zonder ingreep in de bodem Vooronderzoek met ingreep in de bodem a. bureauonderzoek b. landschappelijk bodemonderzoek c. geofysisch onderzoek d. veldkartering e. verkennend archeologisch booronderzoek f. waarderend archeologisch booronderzoek g. proefsleuven en proefputten

1.4 Leeswijzer

Ieder archeologisch vooronderzoek begint noodzakelijkerwijs met een bureauonderzoek (zie hoofdstuk 2). Binnen dit bureauonderzoek wordt de vraagstelling gespecifieerd, de methode toegelicht en over bekomen resultaten gerapporteerd. Het bureauonderzoek eindigt met het afwegen van de noodzaak van verder vooronderzoek. Hiertoe wordt een uitspraak gedaan over het potentieel op kennisvermeerdering en de eventuele aard daarvan.

RAAP-rapport 598 / versie 29-10-2020 [14] Archeologienota Verkaveling Hazenakkerstraat 20 te Zonnegem (Sint-Lievens-Houtem) (2020I87, 2020I390)

Voor een vlot begrip van de geologische en archeologische periodes wordt onderstaand schema toegevoegd:

Figuur 8. Chronologisch kader met de geologische en archeologische perioden.

RAAP-rapport 598 / versie 29-10-2020 [15] Archeologienota Verkaveling Hazenakkerstraat 20 te Zonnegem (Sint-Lievens-Houtem) (2020I87, 2020I390)

2 Verslag van resultaten: bureauonderzoek 2020I87

2.1 Beschrijvend gedeelte

2.1.1 Administratieve gegevens Onderstaande gegevens zijn aanvullend op de administratieve gegevens zoals in het inleidend deel weergegeven en zijn specifiek van toepassing op de bureaustudie.

 Projectcode agentschap Onroerend Erfgoed: 2020I87  Betrokken actoren: n.v.t.  Wetenschappelijke begeleiding: n.v.t.

2.1.2 Archeologische voorkennis Kennis omtrent eventueel eerder archeologisch uitgevoerd onderzoek wordt besproken in paragraaf 2.2.2.

Informatie omtrent gekende verstoorde zones wordt besproken in paragraaf 2.2.4.

2.1.3 Onderzoeksopdracht

2.1.3.1 Doelstelling Het bureauonderzoek vormt de eerste stap van archeologisch vooronderzoek. Het vooronderzoek heeft als opdracht het inventariseren, waarderen en veiligstellen van eventueel aanwezig waardevol archeologisch erfgoed binnen een projectgebied. Tijdens het bureauonderzoek wordt getracht deze doelstelling te realiseren door raadpleging van gekende en ontsloten informatiebronnen. Uit de bureaustudie dient de nood tot verder onderzoek of behoud in situ te worden ingeschat. Indien de resultaten voldoende informatie opleveren, of er geen vervolgtraject kan worden uitgevoerd voorafgaand het bekomen van de vergunning, zal een programma van maatregelen worden uitgeschreven met aanbevelingen.

2.1.3.2 Wetenschappelijke vraagstelling In het kader van dit onderzoek zijn de volgende onderzoeksvragen geformuleerd. Ze zijn onderverdeeld in drie categorieën die elk een onderdeel van de doelstelling weerspiegelen: Ondergrond en landschapsgeschiedenis, archeologische resten en impact van de geplande bodemingrepen. Ondergrond en landschapsgeschiedenis: I. Hoe is de aardkundige opbouw van het onderzoeksgebied? a. Welke processen van bodemvorming zijn bekend? b. Welke geomorfologische processen zijn bekend?- II. Welke aardkundige eenheden zijn archeologisch relevant en wat is hun diepteligging?

RAAP-rapport 598 / versie 29-10-2020 [16] Archeologienota Verkaveling Hazenakkerstraat 20 te Zonnegem (Sint-Lievens-Houtem) (2020I87, 2020I390)

Archeologische resten: III. Zijn er reeds gekende archeologische gegevens binnen en in de omgeving van het plangebied? a. Wat is de aard en ouderdom van gekende archeologische resten? b. Wat is de conserveringsgraad en gaafheid van gekende archeologische resten? IV. Hoe kunnen ongekende archeologische resten zich manifesteren (sporen, vondstenconcentraties) en op welke diepte kunnen deze worden aangetroffen? a. Wat is de gespecificeerde verwachting (alsmede de verwachte conservering en gaafheid) ten aanzien van nog ongekende archeologische waarden in het gebied? b. Wat was het historisch landgebruik van het plangebied en wat is het landgebruik? Wat is de invloed daarvan op de (verwachte) archeologie en (bodem)gaafheid? Impact van geplande bodemingrepen: V. Wat is de invloed van de toekomstige inrichting op eventuele archeologische resten? VI. Op welke manier kan bij de planvorming met archeologische resten worden omgegaan?

2.1.3.3 Randvoorwaarden Het onderzoek is uitgevoerd door een erkend archeoloog volgens de normen van de Code van Goede Praktijk versie 4.0. Het terrein is momenteel nog in gebruik als weiland. Terreinwerkzaamheden zijn niet toegestaan door de gebruiker(s) zonder toestemming van de eigenaar.

2.1.4 Beschrijving van de strategie & werkwijze van het bureauonderzoek Op basis van verschillende bronnen wordt inzicht te verkregen in de genese van het landschap, de bodemopbouw en het gebruik van het projectgebied en zijn omgeving in de loop van de tijd. Met behulp van deze gegevens wordt de archeologisch verwachting opgesteld. Het plangebied bevindt zich in een zone die zich kenmerkt door een lage densiteit aan bebouwing, waardoor er bij de bureaustudie extra aandacht uitgaat naar de landschappelijk opbouw en het landgebruik. Daarvoor wordt bijzondere aandacht besteed aan relevante aardkundige gegevens. Het bureauonderzoek kent de volgende onderdelen:

- Aardkundige gegevens - Archeologische gegevens - Historische gegevens - Bepalen van de archeologische verwachting - Synthese en beantwoorden van de onderzoeksvragen Hiervoor is bij dit onderzoek gebruik gemaakt van verschillende bronnen: Voor de technische aspecten en de gegevens omtrent de werkzaamheden zijn de plannen en gegevens gehanteerd zoals ze zijn verkregen en toegelicht werden door de initiatiefnemer.

RAAP-rapport 598 / versie 29-10-2020 [17] Archeologienota Verkaveling Hazenakkerstraat 20 te Zonnegem (Sint-Lievens-Houtem) (2020I87, 2020I390)

De aardkundige gegevens (geologie, topografie, landschap en bodemkunde) werden bestudeerd aan de hand van kaarten. Het betreft meer in het bijzonder de topografische kaart, Tertiair- en Quartair- geologische kaarten, de bodemkaart, de potentiële bodemerosiekaart en het digitale terreinmodel Vlaanderen. De bodemkundige gegevens werden aangevuld met de informatie van reeds uitgezette boringen die beschikbaar gesteld wordt via de website Databank Ondergrond Vlaanderen.4 Het chronologisch kader wordt weergegeven in figuur 8. Voor het archeologisch kader is de Centrale Archeologische Inventaris (CAI)5 een belangrijke bron. Ook de ‘gebeurtenissenkaart’ werd geraadpleegd. Er werd geen bijkomende informatie gevonden over recenter archeologisch onderzoek in de nabijheid van het plangebied, dat nog niet in de CAI is opgenomen. Het archeologisch kader in relatie tot de geologische periodes wordt weergegeven in figuur 8. Voor het onderzoek naar de algemene geschiedenis van Sint-Lievens-Houtem en Zonnegem is gebruik gemaakt van uitgegeven en onuitgegeven bronnen. Deze zijn terug te vinden in de literatuurlijst. Daarnaast is ook beroep gedaan op de Inventaris Onroerend Erfgoed.6 De historiek van het plangebied werd meer in detail onderzocht op basis van historische kaarten en luchtfoto’s, geconsulteerd via zowel Geopunt als Cartesius.7 Cartesius is een online databank die kaartmateriaal en luchtfoto’s van het NGI (Nationaal Geografisch Instituut), de KBR (Koninklijke Bibliotheek van België) en het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika bundelt. Ook voor het historisch onderzoek vormt de CAI een bron voor informatie inzake harde historische data. Voor een groot aandeel van het kaartmateriaal is de website Geopunt8 geraadpleegd. Geopunt is een centrale website die vrijwel alle bestaande geografische overheidsinformatie ontsluit. Het kaartmateriaal is aangemaakt in het programma QGis, een geografisch informatiesysteem. Hierbij werd het projectgebied telkens geprojecteerd of aangeduid op de onderliggende kaarten. De studie van de hierboven vermelde bronnen heeft geen aanleiding gegeven tot een verder archiefonderzoek.

4 DOV, 2018a 5 ONROEREND ERFGOED, 2018a 6 ONROEREND ERFGOED, 2018b 7 NGI, 2018 8 GEOPUNT, 2018

RAAP-rapport 598 / versie 29-10-2020 [18] Archeologienota Verkaveling Hazenakkerstraat 20 te Zonnegem (Sint-Lievens-Houtem) (2020I87, 2020I390)

2.2 Resultaten

2.2.1 Aardkundige gegevens Onderstaande geologische, geomorfologische en bodemkundige data informeren over de genese van het landschap in het plangebied, de bodemopbouw en de ligging en de stratigrafische positie van sedimenten waarin archeologische fenomenen kunnen voorkomen. Een aantal (prehistorische) vindplaatstypen kunnen bovendien gekoppeld worden aan specifieke landschapsvormen. De aardkundige data laten ook toe om een verwachting te formuleren ten aanzien van de verschijningsvorm, d.i. de conserveringsgraad en gaafheid van het archeologische erfgoed.

2.2.1.1 Paleogene/Neogene afzettingen Het paleogeen en het neogeen zijn de periodes die voorheen samen het tertiair werden genoemd. Ze beslaan een tijdsspanne van 66 tot 2,58 miljoen jaar geleden. In Vlaanderen worden deze sedimenten op grote schaal afgedekt door jongere sedimenten.9 Ter hoogte van het plangebied situeert het tertiaire niveau zich slechts 1,1 meter onder het huidige maaiveld.10 Hierdoor zijn deze sedimenten wel relevant voor dit archeologische onderzoek. Volgens de tertiair-geologische kaart situeert het plangebied zich ter hoogte van de Formatie van Gentbrugge, meer specifiek ter hoogte van het Lid van Vlierzele en het Lid van Merelbeke. Noordelijke hiervan situeert zich de Formatie van Lede. In het zuiden ligt de Formatie van Tielt. De Formatie van Gentbrugge dateert uit het einde van het Vroeg Eoceeen, te dateren tussen 54,8 en 49 miljoen jaar geleden. Hierbinnen is het Lid van Merelbeke de oudste afdekking, respectievelijk afgedekt door het Lid van Pittem en het Lid van Vlierzele. De Formatie van Lede is jonger en dateert uit het Midden Eoceen. De Formatie van Tielt daarentegen, onderaan gelegen in de beekvallei, dateert tevens uit het Vroeg Eoceen maar is ouder dan de Formatie van Gentbrugge. Het Lid van Egem gaat vooraf aan het Lid van Merelbeke.11 De Formatie van Gentbrugge is een onder-eocene, essentieel mariene eenheid die voornamelijk bestaat uit zandige tot kleiige sedimenten, die in het noorden van het land rusten op siltige kleien en naar boven toe overgaan in fijne zanden. Sporadisch komen er macrofossielen voor. Het Lid van Merelbeke vormt de basis van de Formatie. Het is een laag plastische klei, met intercalaties van dunne zandlensjes. Sporadisch kan deze eenheid afwezig zijn. Het Lid van Vlierzele bestaat daarentegen voornamelijk uit fijn zand, dat duidelijk horizontaal of kruisgewijs gelaagd is, soms homogeen is en veel tubulaties vertoont. Naar onderen toe gaat het meestal over in homogeen, kleiig zeer fijn zand, met kleine kleilensjes. Harde zandsteenbanken kunnen regelmatig voorkomen.12

9 DECKERS ET AL., 2018 10 DOV, 2018a: virtuele boring. 11 MARÉCHAL ET AL., 1988. 12 JACOBS, P., DE CEUKELAIRE M., DE BREUCK W., 1996, pp. 27-28.

RAAP-rapport 598 / versie 29-10-2020 [19] Archeologienota Verkaveling Hazenakkerstraat 20 te Zonnegem (Sint-Lievens-Houtem) (2020I87, 2020I390)

Figuur 9. Tertiair-geologische kaart. Het plangebied is rood omlijnd. (bron: DOV, 2002; AGIV, 2019).

2.2.1.2 Quartaire afzettingen Het neogeen wordt gevolgd door de jongste periode in de aardgeschiedenis: het quartair. Deze periode ving 2.58 miljoen jaar geleden aan en is onderverdeeld in twee tijdsnedes (etages): het pleistoceen en het holoceen. Het pleistoceen (2.58Ma- 11.7ka) wordt gekenmerkt door grote schommelingen in het klimaat. De (vaak relatief lange) tijden waarin een koud klimaat bestond worden ijstijden (glacialen) genoemd. Tijden waarin het klimaat meer op dat van nu leek worden aangeduid met de term tussenijstijden (interglacialen) aangeduid. Deze grote klimaatschommelingen hadden grote gevolgen en de resultaten daarvan zijn vandaag de dag nog op veel plekken in het landschap te herkennen. De jongste tijdsnede is (vooralsnog) het holoceen (11.7ka – heden). Dit tijdvak is gekenmerkt door een redelijk warm klimaat en is daarom ook geclassificeerd als een interglaciaal. Met name in het laatste deel van dit tijdvak is de invloed van de mens op de aarde sterk toegenomen, wat voor de geologie grote gevolgen heeft.13 De sedimenten van quartaire ouderdom worden op grote schaal aan het oppervlak aangetroffen en zijn weergegeven op de quartair-geologische kaart volgens het principe van profieltypekartering. Daarbij worden lithologie, genese en (chrono-) stratigrafie aangehouden als de belangrijkste kenmerken waar gronden op worden ingedeeld. De dikte van de quartaire afzettingen varieert sterk

13 http://www.stratigraphy.org/index.php/ics-chart-timescale ICS, 2017

RAAP-rapport 598 / versie 29-10-2020 [20] Archeologienota Verkaveling Hazenakkerstraat 20 te Zonnegem (Sint-Lievens-Houtem) (2020I87, 2020I390) in Vlaanderen, van minder dan een meter tot circa 30 meter.14 Voor de omgeving van het plangebied hebben alle quartaire afzettingen een dikte van minder dan 5 meter.15 Uitsluitend profieltype 1 komt volgens de quartair-geologische kaart voor binnen het plangebied. Hierbij betreft het eolische afzettingen, daterend uit het weichseliaan (laat-pleistoceen) en mogelijk uit het Vroeg-Holoceen. Voor het zuidelijke gedeelte van Vlaanderen, waar het plangebied zich situeert, zal het vermoedelijk om loess gaan. Al is het voorkomen van profieltype 1 eerder een verwijzing naar aanwezigheid van dekzand en zandleem. Deze afzettingen kunnen voorkomen in combinatie met hellingsafzettingen uit het quartair. Naar het zuiden en oosten toe, de lager gelegen zones van het landschap (zie Figuur 13), wordt profieltype 2 gekarteerd. Hiermee worden eolische afzettingen van loess bedoeld. Nog verder zuidelijk, buiten het kaartbereik, situeert zich profieltype 3a, ter hoogte van het stroomgebied van de Molenbeek. Hierbij situeren zich fluviatiele afzettingen uit het weichsel onder het eolisch pakket, dat over heel het landschap, en dus ook binnen het plangebied, afgezet werd. Binnen die beekvallei kunnen er ook holocene fluviatiele afzettingen aanwezig zijn, boven op het pleistoceen eolisch pakket.16 Het dunne aanwezige quartaire pakket (slechts 1,1 m dik) kent dus een vrij simpele en homogene opbouw, het bestaat uitsluitend uit eolisch aangebracht materiaal, afgezet direct boven het tertiaire substraat.

Figuur 10. Quartair-geologische kaart met aanduiding van het plangebied geprojecteerd op de GRB (bron: AGIV, 2019; DOV, 2019a).

14 https://www.dov.vlaanderen.be/page/quartairgeologische-kaart-150000 DOV, 2019b 15 JACOBS, P., DE CEUKELAIRE M., DE BREUCK W., 1996, p. 16: diktekaart van het Quartair. 16 BOGEMANS, 2008.

RAAP-rapport 598 / versie 29-10-2020 [21] Archeologienota Verkaveling Hazenakkerstraat 20 te Zonnegem (Sint-Lievens-Houtem) (2020I87, 2020I390)

2.2.1.3 Bodemkundige gegevens Volgens de kaart met overzicht van de landbouwstreken volgens Van Ranst en Sys (2000) situeert het plangebied zich binnen de zandleemstreek.17 Op de bodemkaart18 merken we inderdaad op dat het projectgebied zich situeert ter hoogte van dergelijke bodems, met een vochtige tot natte drainering. Quasi alle hoger gelegen zones vertonen zandleembodems. Naar het oosten en zuiden toe wordt leem gekarteerd. Ter hoogte van de beekvallei rondom de Smoorbeek betreft het natte leem. In het westen, verder naar de dorpskern van Zonnegem, wordt een groot aandeel van de aanwezige gronden als antropogeen gekarteerd.

Figuur 11. Bodemkaart met projectie van het plangebied op de GRB (bron: DOV, 2018b; AGIV, 2019).

Binnen de begrenzing van het plangebied worden volgende specifieke bodemtypes19 gekarteerd: . Lhc in het noorden: textuur zandleem (L); natte drainage, met relatief hoge ligging, sterk gleyig (h); met sterk gevlekte textuur B-horizont (c). . uLDx in het zuidelijke gedeelte: textuur zandleem (L); matig droog, zwak gleyig tot matig nat, matig gleyig (D = c + d); met niet bepaalde profielontwikkeling (x). De letter ‘u’ vooraan de bodemcode staat voor aanwezigheid van een kleisubstraat. . OB aan de zuidwestelijke grens: bebouwde zones.

17 VAN RANST & SYS, 2000, p. 30. 18 DOV, 2018b. 19 VAN RANST & SYS, 2000, pp. 225–230, 335.

RAAP-rapport 598 / versie 29-10-2020 [22] Archeologienota Verkaveling Hazenakkerstraat 20 te Zonnegem (Sint-Lievens-Houtem) (2020I87, 2020I390)

2.2.1.4 Geomorfologische kaart Voor dit gebied is er geen geomorfologische kaart ter beschikking. Deze wordt dan ook niet besproken. Op de kaart met ecoregio’s (zie supra) situeert het plangebied zich op de grens tussen de Midden-Vlaamse overgangsgebieden naar de zuidwestelijke heuvelzone.

Figuur 12. Weergave van de ligging van het plangebied op de kaart met ecoregio’s en –districten (bron: Ecodistricten en ecoregio’s, 2002).

Het plangebied is gelegen binnen een landschap dat gekenmerkt wordt door een reeks parallel verlopende zuidwest-noordoost gerichte heuvels, waartussen verschillende beeksystemen (Molenbeken) valleien uitgeschuurd hebben. Het hoogste punt van dit landschap situeert zich te Sint- Lievens-Houtem op meer dan +80 m TAW. Het reliëf is sterk versneden en geaccidenteerd door quartaire erosie. Het plangebied situeert zich op de randzonee tussen de vallei van het Beneden- Scheldebekken en de Dendervallei.20

20 JACOBS, P., DE CEUKELAIRE M., DE BREUCK W., 1996, pp. 5-9.

RAAP-rapport 598 / versie 29-10-2020 [23] Archeologienota Verkaveling Hazenakkerstraat 20 te Zonnegem (Sint-Lievens-Houtem) (2020I87, 2020I390)

2.2.1.5 Topografie Figuur 13 geeft een ruime weergave van het reliëf van het landschap rondom het plangebied. Het plangebied situeert zich op de zuidelijke flank van één van de hierboven aangehaalde zuidwest- noordoost georiënteerde heuvelruggen in de streek. Zuidelijk van het plangebied situeert zich de beekvallei van de Smoorbeek. Bovenop de heuvelrug situeren zich de dorpskernen van Vlierzele, Zonnegem en . Verder naar het zuidwesten toe ligt het dorp Bambrugge, gelegen binnen een lagere zone in het landschap, in het natuurlijk gevormde beekdal. De dorpskern hiervan situeert zich meer specifiek ter hoogte van een landtong die gevormd werd door de aftakking van de Smoorbeek van de Molenbeek. Het plangebied situeert zich tussen +36 en +41 m TAW. Bovenaan de heuvelrug bereiken de hoogtewaarden een maximum van ca. +62 m TAW. Flankerend aan de Smoorbeek situeert het maaiveld zich rond +29 m TAW of lager.

Vlekkem Vlierzele

Zonnegem

Bambrugge

Figuur 13. Digitaal Terreinmodel Vlaanderen (ruim) met achterliggende hillshade en aanduiding van het plangebied (rood) en de waterlopen (bron: AGIV, 2015a; VMM, 2020).

Figuur 14 geeft een detailweergave van het plangebied op het digitaal terreinmodel. Het reliëf ter hoogte van het plangebied is op deze figuur tot in detail zichtbaar. Vanuit noordwestelijke hoek werd tevens een hoogteprofiel uitgezet, richting het zuidoosten. De doorsnede daarvan wordt afgebeeld op Figuur 15. We merken op dat de noordgrens van de geplande verkaveling zich situeert op ruim +42 m TAW. Nadien loopt het terrein sterk af in zuidelijke en zuidoostelijke richting. Aan de zuidoostelijke grens ligt het maaiveld net onder +36 m TAW. Op een lengte van ruim 120 meter wordt er dus een hoogteverschil van 6 meter overbrugt. Het terreinmodel en achterliggende

RAAP-rapport 598 / versie 29-10-2020 [24] Archeologienota Verkaveling Hazenakkerstraat 20 te Zonnegem (Sint-Lievens-Houtem) (2020I87, 2020I390) shadowmap vertoont een weinig geaccidenteerd terrein. De zuidflank van de heuvel vertoont een relatief steile maar egale helling, met stijgingspercentage van 5%. Er zijn geen grootschalige uitschieters in het reliëf te herkennen. Enkel in het centrum van het hoogteprofiel, aan de rechte hoek in het midden van het plangebied, zijn een paar afwijkingen zichtbaar. Mogelijks ten gevolge van antropogene activiteit. Hier situeert zich immers een tuinzone, met aanwezigheid van verschillende bijgebouwtjes. De steile hellingsgraad van het terrein zal echter wel invloed (gehad) hebben op het erosiepotentieel en de potentiële aanwezigheid van colluviaal materiaal.

Figuur 14. Digitaal Terreinmodel Vlaanderen (detailweergave) met achterliggende hillshade, geprojecteerd op de GRB-kaart en met weergave van het plangebied, de waterlopen en het uitgezette NW-ZO hoogteprofiel (bron: AGIV, 2015a, 2019).

Figuur 15. Doorsnede van het noordwest-zuidoost uitgezette hoogteprofiel.

RAAP-rapport 598 / versie 29-10-2020 [25] Archeologienota Verkaveling Hazenakkerstraat 20 te Zonnegem (Sint-Lievens-Houtem) (2020I87, 2020I390)

2.2.1.6 Hydrografie Het projectgebied situeert zich binnen het hydrografisch bekken van de Beneden-Schelde. De heuvelrug ten zuidoosten van Bambrugge, waarop een deel van de steenweg tussen Oudenaarde en Aalst werd aangelegd, vormt de waterscheidingslijn tussen dit bekken en dat van de Dender. Het plangebied zelf ligt in de directe buurt van de Smoorbeek. Het situeert zich net bovenaan de noordelijke flank van het beekdal. De Smoorbeek ontspringt op dezelfde heuvelrug als waar het plangebied op gesitueerd is, maar ca. 2 kilometer naar het zuidwesten, ter hoogte van Morelgem. De bron van de Molenbeek situeert zich een flink eind verder zuidwestelijk, ter hoogte van Grotenberge en Leeuwergem, op 7,8 kilometer in vogelvlucht van het huidig plangebied. Ook deze ontspringt bovenaan een heuvelcomplex rondom Zottegem, om nadien in noordoostelijke richting af te vloeien. De Molenbeek en Smoorbeek vloeien samen op enig afstand oostelijk van het plangebied, op ca. 160 meter zuidwestelijk van de E40. Ter hoogte van Wichelen mondt de Molenbeek uit in de Zeeschelde. De effectieve beekloop van de Smoorbeek situeert zich op 148 meter ten zuiden van de zuidgrens van het plangebied. Het reliëf van het huidig plangebied word dus volledig bepaald door de noordelijke flank van het natuurlijk gevormd beekdal. Het noordelijke deel van het plangebied situeert zich bovenaan (of net buiten) het beekdal.

Figuur 16. Kaart met weergave van de waterlopen en hydrografische bekkens (bron: AGIV, 2015a, 2019; VMM, 2020).

RAAP-rapport 598 / versie 29-10-2020 [26] Archeologienota Verkaveling Hazenakkerstraat 20 te Zonnegem (Sint-Lievens-Houtem) (2020I87, 2020I390)

2.2.1.7 Erosie Zoals eerder aangehaald heerst er omwille van het aanwezige reliëf een plausibel tot groot erosiepotentieel ter hoogte van het plangebied. Op de potentiële bodemerosiekaart wordt het zuidelijke deel van het plangebied gekarteerd als ‘hoog potentieel’. Voor de noordelijke helft is er geen data beschikbaar, al vermoeden we dat het potentieel hier gelijkaardig zal zijn, gezien de gelijkmatige hellingsgraad van het terrein. Het flankerende perceel in het noordoosten wordt tevens als ‘hoog’ ingekleurd. Vanop de kaart kunnen we vaststellen dat het merendeel van de percelen aan de flanken maar ook bovenaan de heuvelrug een matig tot hoog erosiepotentieel bezitten. Verder oostelijk en zuidelijk neemt het potentieel af. Het erosiepotentieel van de gronden binnen de beekvallei van de Molenbeek en Smoorbeek wordt als laag tot zeer laag ingeschat.

Figuur 17. Potentiële bodemerosiekaart uit 2017 met projectie van het plangebied (bron: DOV, 2018c; AGIV, 2019; VMM, 2020).

Er dient dus rekening gehouden te worden met de aanwezigheid van colluviale afzettingen in de ondergrond van het plangebied. Deze afzettingen kunnen de oorspronkelijke bodemopbouw (en archeologische relicten die erin vervat kunnen zitten) geërodeerd hebben, maar ook afgedekt hebben, bijvoorbeeld onderaan de helling. Daarom dient er rekening gehouden te worden met potentiële afgedekte oude bodems, horizonten. Op basis van de ligging van het plangebied binnen het beekdal wordt het potentieel op erosie door waterwerking (afkomstig van de Smoorbeek) als lager ingeschat. Alluviale afzettingen worden in deze specifieke zone van het dal niet verwacht en werden tot dusver door DOV ook niet gekarteerd.

RAAP-rapport 598 / versie 29-10-2020 [27] Archeologienota Verkaveling Hazenakkerstraat 20 te Zonnegem (Sint-Lievens-Houtem) (2020I87, 2020I390)

2.2.2 Archeologische gegevens Archeologische gegevens voor de omgeving van het plangebied werden in eerste instantie verzameld via de Centraal Archeologische Inventaris (CAI). In onderstaande lijst (tabel 2) worden de CAI- geregistreerde vindplaatsen opgesomd, gelegen in een straal van 2 km rondom het projectgebied.

CAI ID Locatie Onderzoeksmethode Beschrijving Archeologische periode(s) 217311 Kattebos Metaaldetectie Zilveren munt uit 1475: dubbel Late middeleeuwen Vlierzele vuurkruis 217439 Kattebos Metaaldetectie Enkele knopen, gespen, Nieuwe tijd Vlierzele munten, loodzegeltje. Versierd langwerpig, driehoekig Nieuwe tijd beslagstuk. 157331 Dorp Historisch onderzoek Relicten van de oude Sint- Vroege Vlekkem Lambertuskerk, op ca. 200 m middeleeuwen van de huidige kerk. Oorspronkelijk een eigenkerk van het vroegmiddeleeuwse domein. Mogelijk reeds in de 7de – 8ste eeuw opgericht door Ursmarus. Oudste vermelding dateert van 1117. Afgebroken omstreeks 1857. 157322 Dorp Historisch onderzoek Parochiekerk Sint-Paulus- Late middeleeuwen Bekering. Vroegste vermelding omstreeks 1108. Het 13de- eeuwse koor (Laat-Romaans) is nog bewaard gebleven. 156000 Dorp Historisch onderzoek Kasteel van Bambrugge: Late middeleeuwen Bambrugge omwalde kasteelsite. Oudste vermelding gaat terug tot 1276. In de 16de eeuw omgebouwd tot Hof de Playsancie. 156001 Bambruggedorp 1 Historisch onderzoek Sint-Martinuskerk: gaat Vroege Bambrugge waarschijnlijk terug op een middeleeuwen vroegmiddeleeuwse kerk (6de – 7de eeuw). Huidige kerk stamt uit de 19de eeuw. 500074 Halleweg Historisch onderzoek Site met walgracht: op de Late middeleeuwen Zonnegem Vandermaelen-kaart wordt het toponiem Presbytère vermeld. 156003 Dorp Historisch onderzoek Sint-Martinuskerk: oudste Vroege Burst vermelding dateert uit 1117 middeleeuwen maar vermoedelijk dateert de voorgaander reeds uit de 6de- 7de eeuw. Huidige kerk dateert uit de 19de eeuw.

RAAP-rapport 598 / versie 29-10-2020 [28] Archeologienota Verkaveling Hazenakkerstraat 20 te Zonnegem (Sint-Lievens-Houtem) (2020I87, 2020I390)

151610 Heerbaan I Opgraving Waterputten: waterput A Midden-Romeinse tijd de Burst dateert uit de 2 eeuw, vierkante houten beschoeiing, 2m diep bewaard, twee beenderresten aangetroffen. Waterput B dateert uit de 2de helft van de 2de eeuw, 8 m diep bewaard. Opgebouwd door houten planken. Vondstmateriaal in de constructiekuil: terra sigilata, geglazuurd aardewerk, terra nigra, gewoon aardewerk. Vondstmateriaal in de put: terra sigilata, zeepwaar, pompejaans rood, gewoon aardewerk, organisch materiaal enz. Waterput C dateert uit de 2de helft van de 1ste eeuw. Opgebouwd uit houten planken. Waterput D dateert uit de 2de eeuw. Drie meter bewaard, vierkante houtconstructie met zware hoekpalen. Terra nigra, stenen kubus, organische resten in de put. 500073 Morelgem Luchtfotografie Verschillende crop marks Metaaltijden Zonnegem zichtbaar op luchtfoto’s. Mogelijke enclosure. Kan mogelijk ook bodemverstoring zijn (bodemklasse OT). 500068 Kruiskouter Veldkartering Los vondstenmateriaal uit de Steentijd Letterhoutem prehistorie, geen duidelijke concentraties waargenomen. 500071 Vlierstraat Luchtfotografie Crop mark (kringgreppel) van Bronstijd Vlierzele een potentiële grafheuvel. 500095 Hemelrijk Historisch onderzoek Site met walgracht: Late middeleeuwen Vlierzele antropogeen reliëfverschil. Site Post-middeleeuwen met verschillende, in elkaar overlopende, vijvers. 151599 Oordegemstraat Historisch onderzoek Sint-Renildiskapel: kapel Nieuwe tijd Sint-Lievens-Houtem geflankeerd door twee lindebomen. Topgevel met segmentboogdeur die dateert uit 1736. De rest van de kapel dateert uit de 19de eeuw. Architectonische elementen uit 1736. Tabel 2. CAI items in een straal van 2 km rondom het plangebied.

RAAP-rapport 598 / versie 29-10-2020 [29] Archeologienota Verkaveling Hazenakkerstraat 20 te Zonnegem (Sint-Lievens-Houtem) (2020I87, 2020I390)

Figuur 18. Projectie van de CAI-geregistreerde vindplaatsen, het projectgebied en de naburige waterlopen op het digitaal terreinmodel en onderliggende GRB-kaart (bron: AGIV, 2015a; ONROEREND ERFGOED, 2018a; AGIV, 2019; VMM, 2020).

RAAP-rapport 598 / versie 29-10-2020 [30] Archeologienota Verkaveling Hazenakkerstraat 20 te Zonnegem (Sint-Lievens-Houtem) (2020I87, 2020I390)

Net buiten de radius van 2 kilometer rondom het projectgebied op Figuur 18 zijn twee clusters van vindplaatsen zichtbaar in het landschap: tussen de dorpskernen van Vlierzele en Sint-Lievens-Houtem (1) en westelijk buiten de dorpskern van Mere (2). Met betrekking tot de eerste cluster gaat het voornamelijk om potentiële sites uit de metaaltijden die op basis van lucht-fotografisch onderzoek vastgesteld werden. Tevens werd in deze zone ook onderzoek door middel van metaaldetectie uitgevoerd. Op een paar locaties werden vondsten uit de nieuwe en nieuwste tijd gedetecteerd. De cluster aan vindplaatsen westelijk van Mere bestaat uit puntlocaties waar tijdens de uitvoering van veldprospectie vondsten uit de Steentijd (en in mindere mate latere perioden) aangetroffen werden. De vindplaatsen kaderen in een uitgebreid prospectie-onderzoek dat uitgevoerd werd tussen 1988 en 1989 door N. Jansegers, in het kader van een licentiaatsverhandeling.21 Tussen 1994 en 1995 werd dit onderzoek opgenomen in een nieuwe licentiaatsverhandeling, waarbij onderzoek verricht werd naar Steentijd-vondsten uit het Aalsterse, door Joris Sergant.22 Het geprospecteerde vondstmateriaal uit Mere bestaat voornamelijk uit lithisch materiaal. Op bepaalde locaties echter, werden ook jongere aardewerk-fragmenten aangetroffen, die gedateerd werden binnen de Romeinse periode en in mindere mate uit de metaaltijden of middeleeuwen. Het merendeel van de sites situeren zich langsheen de oostelijke flank van de aanwezige heuvelrug, boven het natuurlijke beekdal van de Ter Erpenbeek.

21 JANSEGERS, 1988. 22 JANSEGERS, 1988; SERGANT, 1994.

RAAP-rapport 598 / versie 29-10-2020 [31] Archeologienota Verkaveling Hazenakkerstraat 20 te Zonnegem (Sint-Lievens-Houtem) (2020I87, 2020I390)

2.2.3 Historische gegevens

2.2.3.1 Algemene geschiedenis en ontwikkeling van Zonnegem Zonnegem is een dorp van slechts 278 hectare en 625 inwoners, gesitueerd in een sterk golvend landschap. In 1644 werd het aangekocht door Karel van den Broucke, samen met de naburige dorpen Burst, Bambrugge en Cotthem. Voordien maakte het deel uit van de zogenaamde ’s graven propre dorpen, een aantal dorpen in het Land van Aalst die in het bezit waren van de Graaf van Vlaanderen en waar hij bijzondere rechten had.23 In 1977 werd het dorp toegevoegd aan de gemeente Sint- Lievens-Houtem, samen met Bavegem, Letterhoutem, Oombergen en Vlierzele.24 Het naburige Sint- Lievens-Houtem werd in 976 gesplitst in twee delen: een deel onder het beheer van de Sint- Baafsabdij en een deel dat toebehoorde aan het Land van Aalst. In de middeleeuwen was het dorp voornamelijk gekend voor de Sint-Lievensbedevaart en de jaarmarkt.25 De huidige parochiekerk van Zonnegem, Sint-Stefanus-vinding, is een neoromaanse basicale kerk uit 1862.26 De dorpskerken uit de omgeving (Bambrugge, Vlekkem, Burst, Ottergem) worden echter allen voor het eerst vermeld in de volle middeleeuwen en dateren op basis van hun toponymie vermoedelijk zelfs uit de vroege middeleeuwen. Een vroege, middeleeuwse dorpsontwikkeling is dus niet uit te sluiten voor het dorp van Zonnegem. Het toponiem Zonnegem wordt zelf voor het eerst vermeld omstreeks 1173, als Sonneghem, in geschriften van de abdij van Drongen.27

2.2.3.2 18de -eeuws kaartmateriaal De Villaretkaart (1745-1748) en de kaart van Ferraris (1771-1777) geven over het algemeen een goed beeld op het plangebied en zijn omgeving in de 18de eeuw. De Villaret kaart werd aangemaakt naar aanleiding van de Franse veroveringen in onze streken tussen 1745 en 1748, met de bedoeling de gebieden gedetailleerd te karteren. Eén van de ingenieur- geografen die aan het project meewerkte was Jean Villaret, waaraan de naam voor de kaart ontleend werd. Hij was verantwoordelijk voor het gebied tussen Menen-Gent-Doornik tot Maastricht-Luik, wat recent beschikbaar werd gesteld door het agentschap Onroerend Erfgoed en AGIV. Een collega van hem bracht al eerder tussen 1729 en 1730 de kustregio en Westhoek in beeld, maar die zijn (nog) niet vrij raadpleegbaar. De kaartbladen zijn zeer gedetailleerd, zowel naar topografie als bebouwing, wegen, etc., bijgevolg zijn ze zeer interessant voor historisch onderzoek, maar moeilijk correct te georefereren. De kabinetskaart der Oostenrijkse Nederlanden en het Prinsbisdom Luik werd opgesteld tussen 1771 en 1777 door de graaf de Ferraris. Het is een interessant document, omdat alle gebouwen ingemeten werden en ook de omgeving werd vrij waarheidsgetrouw opgetekend (rivieren, grachten, poelen, bossen, hagen, etc.). Er dient wel de kanttekening gemaakt te worden dat deze kaart vooral vanuit en militair standpunt opgetekend werd. De gebieden die in dat kader minder interessant waren, werden minder nauwkeurig ingemeten.

23 ONROEREND ERFGOED, 2018b: ID 13783. 24 ONROEREND ERFGOED, 2018b: ID 13360. 25 ONROEREND ERFGOED, 2018b: ID 13778. 26 ONROEREND ERFGOED, 2018b, p. : ID 9578. 27 GYSSELING, 1960, p. 1104.

RAAP-rapport 598 / versie 29-10-2020 [32] Archeologienota Verkaveling Hazenakkerstraat 20 te Zonnegem (Sint-Lievens-Houtem) (2020I87, 2020I390)

Figuur 19. Villaret-kaart (1745-1748) met projectie van het projectgebied (groen: gecorrigeerd) (bron: ONROEREND ERFGOED & AGIV, 2017).

Figuur 20. Kaart van Ferraris (1771-1777) met projectie van het projectgebied (groen: gecorrigeerd) (bron: KBR & AGIV, 2010).

RAAP-rapport 598 / versie 29-10-2020 [33] Archeologienota Verkaveling Hazenakkerstraat 20 te Zonnegem (Sint-Lievens-Houtem) (2020I87, 2020I390)

De projectie van het plangebied op de Villaret-kaart klopt niet helemaal. Vermoedelijk dient het terrein verder oostwaarts gesitueerd te worden (witte polygoon). Wel kunnen we vaststellen dat het plangebied in die periode hoogstwaarschijnlijk binnen akkerland zal gesitueerd geweest zijn, dat onbebouwd was. Ook de Hazenakkerstraat was in die periode reeds aanwezig in het landschap, net als de Diepenborgstraat. Een aantal percelen op de heuvelflank zijn bebost. Langsheen de Hazenakkerstraat zijn een aantal huizen aanwezig. De bebouwing langsheen de aanwezige wegen neemt op de Ferraris-kaart proportioneel toe, al blijft er nog steeds sprake van een overwegend agrarisch cultuurlandschap. Kleine percelen (bos, weiland, akkerland) worden omgeven door heggen en doorsneden met lanen en landwegen. De afgebeelde percelen vertonen plaatselijk weinig gelijkenissen met de actuele kavelblokken. Op de Ferraris-kaart wordt het plangebied geprojecteerd ter hoogte van weiland en mogelijk een paar tuinzones. De projectie dient immers iets verder in noordoostelijke richting opgeschoven te worden (zie witte polygoon). Zowel op de Ferraris- als Villaret-kaart werd het Gebuurtestraatje nog niet ingetekend.

2.2.3.3 19de -eeuws kaartmateriaal De kadastrale kaarten die tot de Atlas der Buurtwegen behoren, werden opgemaakt tussen 1843 en 1845 naar aanleiding van de uitvoering van een wet uit 1841. De bedoeling was een inventaris te maken van alle kleine wegen met openbaar karakter. Deze Atlas der Buurtwegen (1843-1845) geeft samen met de topografische kaart van Philippe Vandermaelen (1846-1854) en de kadasterkaart van Phillippe-Christian Popp (1842-1879) een goed beeld hoe het plangebied er in de 19de eeuw uitzag. Relevant is opnieuw afwezigheid van gebouwen binnen de grenzen van het plangebied en de inrichting van de percelen. De percelering zoals weergegeven op de Atlas der Buurtwegen (zie Figuur 21) vertoont reeds grote gelijkenissen met de huidige situatie, al is het huidig betrokken perceel (310d) in deze periode wel nog onderverdeeld in drie aparte percelen. Voor het eerst is een gebouw zichtbaar in de directe buurt van het plangebied, meer bepaald aan de zuidwestelijke grens. Het gebouw overlapt zogenaamd met het plangebied, maar dit is echter te wijten aan de georeferentie van de kaart. In realiteit moeten de contouren van het plangebied verder in oostelijke richting opgeschoven worden. Het gebouw dat aanwezig is aan de zuidwestgrens van het plangebied, situeert zich namelijk in de zone die vandaag ook bebouwd is (huisnummers 23-25-27). Voor het eerst werd ook het Gebuurtestraatje opgetekend. Aan de noordoostelijke grens van het plangebied strekte zich in deze periode een wegje uit vanaf de Hazenakkerstraat naar het Gebuurtestraatje. Het wegje flankeerde het terrein van het plangebied. Op de Vandermaelen-kaart wordt dit wegje niet opgetekend. De Atlas der Buurtwegen geeft informatie omtrent de verkaveling van het landschap, het stratenpatroon en de aanwezige bebouwing, maar weinig over het landgebruik. Op de Vandermaelen-kaart (Figuur 22) wordt dit wel aangegeven. De zone van het plangebied situeert zich volledig binnen een zone die als weiland gekarteerd staat. Oostelijk hiervan situeren zich akkergronden. De situatie op de Popp-kaart is vergelijkbaar aan deze zoals vastgesteld op de Atlas. Ter hoogte van de omgeving van het plangebied wordt gewag gemaakt van het gehucht (Hau of Hameau) Hoeksken. Ook op deze kaart wordt het verbindingswegje niet weergegeven. De bebouwde zone aan de zuidwestgrens van het plangebied wordt verder opgedeeld in woonpercelen.

RAAP-rapport 598 / versie 29-10-2020 [34] Archeologienota Verkaveling Hazenakkerstraat 20 te Zonnegem (Sint-Lievens-Houtem) (2020I87, 2020I390)

Figuur 21. Atlas der Buurtwegen (1841) met projectie van het plangebied (bron: ZOTERO juiste provincie selecteren).

Figuur 22. Kaart van Vandermaelen (1846-1854) met projectie van het plangebied (bron: KBR & AGIV, 2018).

RAAP-rapport 598 / versie 29-10-2020 [35] Archeologienota Verkaveling Hazenakkerstraat 20 te Zonnegem (Sint-Lievens-Houtem) (2020I87, 2020I390)

Figuur 23. Popp-kaart (1842-1879) met projectie van het plangebied (bron: AGIV, 2010).

2.2.3.4 20ste eeuw Verschillende luchtfoto’s geven de evolutie van het plangebied in de 20e eeuw weer. De vroegst beschikbare luchtfoto dateert uit het jaar 1971 (zie Figuur 24). Het is een panchromatisch beeld (grijswaarden). De projectie van het plangebied op de orthofoto klopt goed. Het onderzoeksterrein strekt zich uit over twee weilanden, waar op het zuidelijke perceel enkele verspreide bomen staan evenals een kleine bomenrij. Binnen de begrenzing zijn geen gebouwen of verhardingen aanwezig. De bebouwing aan de zuidwestelijke flank neemt toe. Figuur 25 geeft de situatie tussen 1979 en 1990 weer. Voor het plangebied en haar directe omgeving zijn er geen wijzigingen op te merken. Dat geldt tevens voor de luchtfoto van de periode 2000-2003 (Figuur 26) en van 2013-2015 (Figuur 27).

RAAP-rapport 598 / versie 29-10-2020 [36] Archeologienota Verkaveling Hazenakkerstraat 20 te Zonnegem (Sint-Lievens-Houtem) (2020I87, 2020I390)

Figuur 24. Luchtfoto (1971) met projectie van het plangebied (bron: AGIV, 2015b).

Figuur 25. Luchtfoto (1979-1990) met projectie van het plangebied (bron: AGIV, 2018a).

RAAP-rapport 598 / versie 29-10-2020 [37] Archeologienota Verkaveling Hazenakkerstraat 20 te Zonnegem (Sint-Lievens-Houtem) (2020I87, 2020I390)

Figuur 26. Luchtfoto (2000-2003) met projectie van het plangebied (bron: AGIV, 2015c).

Figuur 27. Luchtfoto (2013-2015) met projectie van het plangebied (bron: AGIV, 2016).

RAAP-rapport 598 / versie 29-10-2020 [38] Archeologienota Verkaveling Hazenakkerstraat 20 te Zonnegem (Sint-Lievens-Houtem) (2020I87, 2020I390)

2.2.4 Verstoringshistoriek Op basis van alle beschikbare gegevens kunnen we vaststellen dat er binnen de begrenzing van het plangebied geen bebouwing of verharding aanwezig was vanaf het midden van de 18de eeuw tot op heden. Het projectgebied werd van in de nieuwe tijd steeds gebruikt als landbouwgrond. In het midden van de 18de eeuw zou het plangebied mogelijks nog als akkergrond gebruikt geweest kunnen zijn, wat kan resulteren in de aanwezigheid van landbouwgebruikssporen (zoals ploegsporen etc.) in de bodem van het terrein. Vanaf het midden van de 19de eeuw echter, wordt uitsluitend weiland (en een aantal bomen) gekarteerd binnen het plangebied. De kunstmatige verstoringsgraad van het plangebied is dus uiterst laag. Zoals vermeld dient er wel rekening gehouden te worden met ‘natuurlijke verstoring’ van de bodem in het verleden, aangezien het plangebied zich op een helling situeert en er dus een gunstig erosiepotentieel heerst(e).

RAAP-rapport 598 / versie 29-10-2020 [39] Archeologienota Verkaveling Hazenakkerstraat 20 te Zonnegem (Sint-Lievens-Houtem) (2020I87, 2020I390)

2.3 Assessment

2.3.1 Archeologisch verwachtingsmodel Op basis van de verzamelde gegevens werd een archeologische verwachting opgesteld. Deze geeft inzicht in de aard en ouderdom, (diepte)ligging en gaafheid van eventueel aanwezige archeologische resten. Het verspreidingspatroon van archeologische vindplaatsen is voor een groot deel gerelateerd aan de fysieke eisen die de mens stelde aan de leef- en woonomgeving. Het meest markant zijn de verschillen tussen jager-verzamelaars enerzijds en landbouwers anderzijds. Jager-verzamelaars In de steentijd (paleolithicum t/m mesolithicum) leefden de mensen voornamelijk van de jacht, visvangst en het verzamelen van eetbare planten en vruchten. Deze zogenaamde jager-verzamelaars trokken door het landschap en verbleven alleen tijdelijk op een plek. Vindplaatsen uit de steentijd zijn in principe te vinden op verschillende plekken in het landschap. Het type, de omvang en ouderdom van de vindplaats lijkt nauw verweven met de locatie in het landschap. Vaak, met name wanneer het bewoning betreft, situeren ze zich op hoger gelegen delen en in de nabijheid van water. Dit zijn gradiëntzones waar verschillende natuurlijke milieus en biotopen te vinden zijn. Plekken dus waar op korte afstand water en uiteenlopende voedselbronnen voor handen waren. Een belangrijke nuance bij dit gegeven is dat vindplaatsen niet enkel in gradiëntzones voorkomen maar er wel een grotere trefkans geldt in deze zones. Een tweede belangrijk aspect is de gaafheid van de bodem waarin dergelijke vindplaatsen voorkomen. Jager-verzamelaarsvindplaatsen bestaan voor het overgrote deel uit een spreiding van losse artefacten terwijl ingegraven structuren eerder uitzonderlijk zijn. Hun verticale spreiding is vaak beperkt. Wanneer (een deel van) de laag of horizont waarin ze voorkomen geroerd of verdwenen is, dan betekent dit dat de informatiewaarde van een dergelijke vindplaats over het algemeen sterk daalt. Voor het plangebied geldt een gunstige kans op het aantreffen vindplaatsen van jager-verzamelaars omwille van de landschappelijke ligging, de door DOV gekarteerde bodemopbouw en het landgebruik in het verleden en tot op heden. Het plangebied situeert zich namelijk bovenaan de noordelijke flank van een natuurlijk gevormd beekdal. De locatie bovenaan of op de flanken van een zandige rug, in de directe buurt van stromend water, kan zeer aantrekkelijk geweest zijn voor het inplanten van jager-verzamelaarskampen. Ook in het naburige Mere werden binnen een sterk vergelijkbare landschappelijke context, bovenaan de noordoostelijke flank van het dal van de Molenbeek, tal van Steentijd-artefacten geprospecteerd. Tevens wordt er door DOV aangegeven dat er mogelijk sprake kan zijn van bodemontwikkeling in het noordelijke deel van het plangebied, wat wijst op aanwezigheid van een stabiele, ontwikkelde bodem, waarin nog relicten uit de Steentijd aanwezig kunnen zijn. Voor de zuidelijke helft is de profielontwikkeling onbepaald, mede door het reliëf. Ook het landgebruik als weiland in de laatste eeuwen, zal positief geweest zijn voor de potentiële conservatie van archeologische relicten uit deze perioden in de ondergrond. Desalniettemin zijn er momenteel nog geen gedetailleerde gegevens beschikbaar over de effectieve bodemgaafheid van het terrein. Deze informatie is cruciaal voor het maken van een inschatting van

RAAP-rapport 598 / versie 29-10-2020 [40] Archeologienota Verkaveling Hazenakkerstraat 20 te Zonnegem (Sint-Lievens-Houtem) (2020I87, 2020I390) het Steentijd-potentieel. Tevens kunnen er louter op basis van een bureaustudie nog geen uitspraken gedaan worden omtrent de aan- of afwezigheid van potentieel relevante archeologische niveaus en de diepteligging ervan. Verder onderzoek, onder de vorm van een landschappelijk bodemonderzoek, is noodzakelijk om deze openstaande vragen te beantwoorden, vooraleer een gefundeerde inschatting te kunnen maken van het potentieel op Steentijd-artefactensites. Omwille van de ligging van het plangebied op een sterk oplopende beekflank, dient er rekening gehouden te worden met de aanwezigheid van colluviale pakketten in de ondergrond en dus afgedekte, oude bodems.

Sporenvindplaatsen Sporenvindplaatsen worden in hoofdzaak gerelateerd aan archeologische periodes waarin mensen een sedentair bestaan leidden, zijnde vanaf het neolithicum (ca. 5300 v. Chr. - 2000 v. Chr.) tot heden. Voor het opstellen van een verwachtingsmodel van sporenvindplaatsen kan eveneens rekening gehouden worden met de landschappelijke context aangezien landbouwgronden bij voorkeur werden aangelegd op vruchtbare, goed gedraineerde gronden. Doorheen de tijd neemt het belang van dit aspect af omwille van steeds nieuwe landbouwtechnieken en onder invloed van socio- en geopolitieke veranderingen. Aangezien dergelijke vindplaatsen zich kenmerken door ingegraven structuren, zijn ze minder fragiel van aard en kunnen ze zelfs in het geval van een gedeeltelijke verstoring van het bodemprofiel nog voldoende informatiewaarde bevatten. Voor het plangebied geldt een plausibele kans op het aantreffen van sporenvindplaatsen. Het terrein is gelegen ter hoogte van de noordelijke flank van een beekdal, met zandlemige tot lemige gronden, die vruchtbaar genoeg zijn voor akkerbouw. De drainage van de gronden daarentegen is vochtig (bovenaan) tot nat (onderaan het plangebied). Het reliëf is sterk uitgesproken. Het noordelijke deel van het terrein situeert zich net bovenaan de beekflank. Het zuidelijke deel situeert zich midden op de flank. De bodemkaart geeft met name in het noordelijke deel bodemontwikkeling aan. Voor het zuidelijke deel is er hieromtrent geen informatie. Op basis van de bodemkundige gegevens, zal voornamelijk het noordelijke deel waarschijnlijk aantrekkelijk geweest naar de inplanting van bewoningsstructuren toe, al kan de afwezigheid ervan in de rest van het plangebied vooralsnog niet gestaafd worden. Het erosief potentieel van het terrein zal namelijk mogelijks impact gehad hebben op de selectie ervan voor bewoning of niet. De archeologische gegevens uit de directe omgeving zijn vooralsnog schaars. Met name ter hoogte van de omringende dorpskernen worden erfgoedrelicten aangegeven. Zuidoostelijk van het plangebied, aan de Smoorbeek, situeert zich een laatmiddeleeuwse site met walgracht. Desalniettemin geven andere indicatoren (luchtfotografie, veldprospecties) aan dat het landschap reeds vanaf de steentijd in gebruik was. En ook voor de metaaltijden werden verschillen mogelijke (rituele) sites gekarteerd bovenaan de aanwezige heuvels. In het naburige Burst, aan de Heerbaan, en bovenaan één van de heuvelruggen, werd een midden- Romeinse rurale nederzettingssite archeologisch opgegraven. De vroegste dorpskerken uit de directe omgeving dateren vermoedelijk allen uit de vroege middeleeuwen. Vanaf de volle middeleeuwen zal de dorpsontwikkeling verder toenemen en zal ook de exploitatie van het landschap grootschaliger uitgevoerd worden, met nu ook de exploitatie van de minder toegankelijke en ‘marginale’ gebieden,

RAAP-rapport 598 / versie 29-10-2020 [41] Archeologienota Verkaveling Hazenakkerstraat 20 te Zonnegem (Sint-Lievens-Houtem) (2020I87, 2020I390) zoals bijvoorbeeld de natte weilanden in de beekdalen. De site met walgracht in het dal van de Smoorbeek kan in dit verhaal ingepast worden. Voor het landschap heerst er dus een algemeen potentieel op vindplaatsen vanaf het neolithicum tot in de late middeleeuwen. Vanaf de nieuwe tijd beschikken we over historische bronnen en kaarten, die het landgebruik ter hoogte van het plangebied aangeven. Vanaf het midden van de 18de eeuw betreft het uitsluitend landbouwgebied. Op basis van alle geconsulteerde bronnen is er geen uitzonderlijk verhoogd/verlaagd potentieel voor het terrein, daarvoor zijn er te weinig archeologische bronnen uit de directe omgeving. Om een meer gefundeerde inschatting te maken van het potentieel op sporensites, zal verder onderzoek uitgevoerd moeten worden. Zoals hierboven aangegeven, wordt er in eerste instantie een landschappelijk bodemonderzoek aangewezen, om de bodemopbouw en –gaafheid van het terrein te karteren. Na afloop hiervan kan vastgesteld worden of er potentieel relevante archeologische niveaus in de bodem van het te verkavelen terrein aanwezig kunnen zijn. In dit stadium van het onderzoek kunnen er dus tevens nog geen uitspraken gedaan worden over de aan- of afwezigheid van sporensites en indien aanwezig, op welke diepte deze gesitueerd zijn. Zoals ook eerder aangegeven, dient er rekening gehouden te worden met de aanwezigheid van colluvium en afgedekte bodems, ten gevolge van het specifieke reliëf van het terrein (zie supra).

2.3.2 Impact van de geplande bodemingrepen en afweging verder onderzoek De geplande werkzaamheden omvatten de aanleg van een nieuwe verkaveling. Het nieuw afgebakend terrein op perceel 310d wordt opgedeeld in zeven individuele woonkavels. Op elk individueel kavel dient er uitgegaan te worden van een totaalverstoring van de aanwezige bodem. Op basis van het bureauonderzoek blijkt dat er nog onvoldoende gegevens bekend zijn omtrent de bodemgaafheid en bijgevolg het archeologisch potentieel van het projectgebied. Er wordt verder archeologisch vooronderzoek geadviseerd in de vorm van een landschappelijk bodemonderzoek.

RAAP-rapport 598 / versie 29-10-2020 [42] Archeologienota Verkaveling Hazenakkerstraat 20 te Zonnegem (Sint-Lievens-Houtem) (2020I87, 2020I390)

2.4 Synthese

Het plangebied situeert zich in het oosten van de dorpskern van Zonnegem, een deelgemeente van Sint-Lievens-Houtem, gelegen in het zuidoosten van de provincie Oost-Vlaanderen. Ter hoogte van de Hazenakkerstraat 20 worden zeven nieuwe woonkavels ingericht op een terrein dat momenteel in gebruik is als weiland. Landschappelijk gezien situeert het plangebied zich op een heuvelrug, bovenaan de noordelijke flank van het beekdal van de Smoorbeek, waarvan de loop zich op 148 m zuidelijk van het plangebied situeert, en die zich ingesneden heeft in dit landschap. Verder oostelijk van het plangebied zal de Smoorbeek samenvloeien met de Molenbeek, die via Bambrugge de zuidelijke beekdalflank naar beneden vloeit, om nadien verder in noordoostelijke richting te stromen, naar de Schelde. Het betrokken terrein bestaat uit eolisch aangebrachte zandleem, met een vochtige (bovenaan) tot natte (onderaan) drainering en sporadische aanwezigheid van bodemvorming. Ten gevolge van erosieprocessen is het quartair dek is dun. Het rust rechtstreeks op tertiaire mariene afzettingen (zand, klei). Het reliëf is uitgesproken. Het terrein overbrugt een hoogteverschil van 6 meter over een lengte van ca. 120 m (+42 tot +36 m TAW). De oevers van de Smoorbeek situeren zich op rond +26 m TAW. De aanwezigheid van een dergelijke helling heeft invloed op het erosiepotentieel van het terrein (en dus de potentiële aanwezigheid van oud colluvium en afgedekte bodemniveaus). Archeologisch gezien is er weinig data voor de omgeving van het plangebied. De meeste dorpskernen rondom worden voor het eerst historisch vermeld in de volle middeleeuwen, al wordt verwacht dat de vroegste kerken eerder in de vroege middeleeuwen te dateren zijn. In het ruime landschap is er vooralsnog voornamelijk prospectieve kennis. Ter hoogte van Vlierzele werden via luchtfotografie verschillende indicatoren vastgesteld voor potentiële bewoning of landgebruik uit de metaaltijden. Naar Mere toe, werd een groot deel van de Molenbeek-vallei geprospecteerd, waarbij talloze artefacten uit de steentijd en Romeinse periode aangetroffen werden, in een soortgelijke landschappelijke context zoals de locatie van het plangebied. Aan de Heerbaan (Heirbaan) in Burst werd Romeinse bewoning via een opgraving vastgesteld. Vanaf de volle middeleeuwen zal de dorpsontwikkeling in de omgeving toenemen en wordt het landschap steeds verder geëxploiteerd, waarbij nu ook de voorheen minder toegankelijke gebieden ontgonnen werden. Zo wijst ook de site met walgracht aan de Smoorbeek in Zonnegem aan. Op basis van alle geïnventariseerde vindplaatsen kunnen we vaststellen dat het landschap sinds de Steentijd duchtig gebruikt en bewoond werd. De aanwezigheid van talloze vruchtbare beekvalleien die zich in het landschap ingesneden hebben zal hier een belangrijke factor in gespeeld hebben. Het laag aantal vindplaatsen is hoogstwaarschijnlijk eerder te wijten aan de lage onderzoeksstand. Op basis van alle gegevens werd een archeologisch verwachtingsmodel opgesteld. Er kan gesteld worden dat er een gunstige trefkans heerst op relicten uit de steentijd en een plausibele trefkans op sporensites uit de jongere landbouwperioden. Echter, louter op basis van een bureauonderzoek is er momenteel te weinig informatie omtrent de effectieve bodemgaafheid en –opbouw van het terrein om dit verwachtingsmodel concreet/definitief te kunnen maken en te kunnen vergelijken met de geplande bodemingrepen (impactanalyse) alvorens definitieve maatregelen op te leggen. Daarom is verder archeologisch vooronderzoek noodzakelijk, in eerste instantie onder de vorm van een landschappelijk bodemonderzoek. Op basis van de resultaten van dit onderzoek zullen er eventuele vervolgonderzoeken mogelijks bepaald kunnen worden.

RAAP-rapport 598 / versie 29-10-2020 [43] Archeologienota Verkaveling Hazenakkerstraat 20 te Zonnegem (Sint-Lievens-Houtem) (2020I87, 2020I390)

2.5 Onderzoeksvragen

Ondergrond en landschapsgeschiedenis: VII. Hoe is de aardkundige opbouw van het onderzoeksgebied? a. Welke processen van bodemvorming zijn bekend? b. Welke geomorfologische processen zijn bekend?- VIII. Welke aardkundige eenheden zijn archeologisch relevant en wat is hun diepteligging? De quartaire ondergrond van het plangebied bestaat uitsluitend uit eolisch aangebracht materiaal, dat rechtstreeks rust op het tertiaire substraat (Formatie van Gentbrugge; mariene kleien en zanden). Het plangebied situeert zich in een natuurlijk gevormd beekdal, meer specifiek ter hoogte van de noordelijke beekdalflank. Het quartair dek op deze flank heeft een beperkte dikte (ca. 1,1 m) en is dus hoogstwaarschijnlijk grotendeels geërodeerd. Aangezien het plangebied zich situeert in het overgangsgebied tussen de zand- en loess-streek, is er sprake van zandleembodems. De bodems in het noorden van het plangebied kennen een vochtige drainage. Naar het zuiden toe, lager op de flank van het beekdal, wordt de drainering logischerwijs natter. In het noorden wordt bodemontwikkeling gekarteerd, onder de vorm van een sterk gevlekte textuur B-horizont. Naar het zuiden toe is de profielontwikkeling onduidelijker. Gezien het uitgesproken reliëf van het terrein, is het aannemelijk dat er colluviale pakketten in de ondergrond aanwezig kunnen zijn en er dus mogelijk sprake kan zijn van afgedekte, oude bodems. Welke aardkundige eenheden een archeologische relevantie kunnen inhouden (en op welke diepte deze gelegen zijn) is louter vanuit een bureauonderzoek niet vast te stellen. Daarvoor is verder archeologisch vooronderzoek nodig.

Archeologische resten: IX. Zijn er reeds gekende archeologische gegevens binnen en in de omgeving van het plangebied? a. Wat is de aard en ouderdom van gekende archeologische resten? b. Wat is de conserveringsgraad en gaafheid van gekende archeologische resten? X. Hoe kunnen ongekende archeologische resten zich manifesteren (sporen, vondstenconcentraties) en op welke diepte kunnen deze worden aangetroffen? a. Wat is de gespecificeerde verwachting (alsmede de verwachte conservering en gaafheid) ten aanzien van nog ongekende archeologische waarden in het gebied? b. Wat was het historisch landgebruik van het plangebied en wat is het landgebruik? Wat is de invloed daarvan op de (verwachte) archeologie en (bodem)gaafheid? Binnenin of direct flankerend aan het plangebied zijn er geen archeologische gegevens gekend. Ruimer gezien is de onderzoeksstand voor de volledige omgeving relatief laag. Tot op heden werd er zeer weinig gravend archeologisch onderzoek uitgevoerd en ook de archeologische indicatoren (prospecties, historisch en cartografisch onderzoek, luchtfotografie) is op een paar zones na enigszins beperkt. Het merendeel van de CAI-geïnventariseerde vindplaatsen situeren zich ter hoogte van de omringende dorpskernen, waarvan de vroegste historische vermelding te situeren zijn in de volle middeleeuwen. Op basis van de toponymie van de kerken echter, wordt een oorsprong in de vroege

RAAP-rapport 598 / versie 29-10-2020 [44] Archeologienota Verkaveling Hazenakkerstraat 20 te Zonnegem (Sint-Lievens-Houtem) (2020I87, 2020I390) middeleeuwen eerder verwacht. Vanaf de volle en late middeleeuwen zal de dorpsontwikkeling en ontginning van het landschap toenemen. In dat kader kunnen we ook een site met walgracht plaatsen, die zich op een paar honderd meter zuidwestelijk van het plangebied situeert, in de stroomvlakte van de Smoorbeek. Op basis van de archeologische indicatoren in de ruime omgeving kunnen we stellen dat dit landschap reeds vanaf de Steentijd gebruikt en bewoond was. De verschillende vruchtbare beekvalleien tussen de heuvelruggen in zullen een grote aantrekkingskracht gehad hebben op de (prehistorische) mens. In de regio van Mere werden in het beekdal van de Molenbeek talloze artefacten uit de Steentijd aangetroffen. Ook vondstmateriaal uit jongere, historische perioden werd geprospecteerd. Naar het oosten toe, ter hoogte van Vlierzele, werden verschillende potentiële sites waargenomen via crop marks en luchtfotografie. Het merendeel valt vermoedelijk te dateren in de metaaltijden. Slechts op een paar locaties werd tot op heden gravend onderzoek uitgevoerd, oa. aan de Heerbaan in Burst, waar een rurale bewoningssite uit de Midden- Romeinse periode werd opgegraven, bovenop een heuvelrug. Allen bevestigen bovenstaande these. Voor het plangebied werd een voorlopig archeologisch verwachtingspatroon opgesteld, op basis van de huidige gekende gegevens. De trefkans op Steentijd-relicten is vooralsnog hoog. De trefkans op jongere sporensites is plausibel (niet uitzonderlijk hoog of laag). Met betrekking tot de Steentijd- perioden, kan archeologisch erfgoed zich voordoen als los vondstmateriaal (silex edm.) of concentraties aan vondsten. Voor wat betreft sites afkomstig van jongere landbouwgemeenschappen (neolithicum tot late middeleeuwen) worden voornamelijk grondsporen, vondstmateriaal en structurele sporen verwacht. Het effectieve voorkomen hiervan in de bodem en de diepteligging is louter op basis van een bureauonderzoek niet vast te stellen. Daarvoor is verder onderzoek noodzakelijk. In ieder geval wordt ervan uitgegaan dat het landgebruik in de laatste eeuwen (weiland) gunstig geweest zal zijn voor de conservatie van potentieel archeologisch erfgoed. De verstoringshistoriek van het terrein is uiterst beperkt.

Impact van geplande bodemingrepen: XI. Wat is de invloed van de toekomstige inrichting op eventuele archeologische resten? Op welke manier kan bij de planvorming met archeologische resten worden omgegaan? Ter hoogte van het plangebied wordt een verkaveling ingepland. Hierbij worden zeven individuele woonkavels ingericht. Met zicht op de toekomstige bebouwing, verharding en ingrepen op elk woonkavel, dient er overal uitgegaan te worden van een totaalverstoring van de bodem. De geplande werkzaamheden zullen dus destructief zijn voor de bodem en potentieel archeologisch erfgoed dat erin vervat zit. Aangezien er niet afgeweken kan worden van de planuitvoering, dient verder archeologisch vooronderzoek plaats te vinden voorafgaand aan de werken, om potentieel aanwezig archeologisch erfgoed te kunnen onderzoeken en het wetenschappelijk potentieel veilig te stellen. In eerste instantie word een landschappelijk bodemonderzoek geadviseerd.

RAAP-rapport 598 / versie 29-10-2020 [45] Archeologienota Verkaveling Hazenakkerstraat 20 te Zonnegem (Sint-Lievens-Houtem) (2020I87, 2020I390)

3 Landschappelijk bodemonderzoek 2020I390

3.1 Beschrijvend gedeelte

3.1.1 Administratieve gegevens

 Projectcode Agentschap Onroerend Erfgoed: 2020I390  Type onderzoek: landschappelijk bodemonderzoek  Erkend archeoloog: RAAP België (OE/ERK/Archeoloog/2016/00154)  Andere betrokken actoren: o Aardkundige: J. Velleman

Figuur 28. Topografische kaart met projectie van het plangebied en aanduiding van de zone van het landschappelijk bodemonderzoek (bron: AGIV, 2019).

3.1.2 Onderzoeksopdracht Op basis van het bureauonderzoek kon vastgesteld worden dat het gehele plangebied verder onderzocht dient te worden aan de hand van een landschappelijk bodemonderzoek, dit onder de vorm van boringen.

3.1.2.1 Doelstelling Het landschappelijke booronderzoek heeft tot doel de bodemopbouw binnen het plangebied in kaart te brengen. Hierbij wordt nagegaan of de bodem lagen of niveaus bevat waarin mogelijk

RAAP-rapport 598 / versie 29-10-2020 [46] Archeologienota Verkaveling Hazenakkerstraat 20 te Zonnegem (Sint-Lievens-Houtem) (2020I87, 2020I390) archeologische resten zijn bewaard. Er wordt met andere woorden onderzocht of er lagen aanwezig zijn die deel uitmaakten van een voormalig oppervlak van een landschap waarin mensen kunnen hebben gewoond en geleefd. Indicatoren voor het bestaan van dergelijke lagen zijn in een natuurlijke omgeving vaak te herkennen als bodemhorizonten: lagen in de ondergrond die zijn ontstaan ten gevolge van blootstelling van het oppervlak aan de elementen. Sinds de introductie van de landbouw is de rol die de mens is gaan spelen bij de vorming van de bodem echter groter en kunnen er lagen worden aangetroffen waarvan de oorsprong gedeeltelijk of geheel is ontstaan door het bewerken of verplaatsen van grond. Anderzijds zijn erosiehorizonten en eventuele sporen van afgravingen indicatoren die er kunnen op wijzen dat afzettingen en de hierin ingesloten archeologische resten zijn verdwenen uit het bodemarchief. Ondanks het potentieel om delen van het bodemarchief uit te wissen kunnen dergelijke sporen van erosie en afgravingen echter wel informatie leveren over landgebruik en activiteiten die later plaatsvonden op een bepaalde plaats. Bij het aantreffen van dergelijke indicatoren dient er daarom een inschatting te worden gemaakt van de oorzaak (of reden), datering en impact op oudere afzettingen van dergelijke erosie of afgravingen.

3.1.2.2 Wetenschappelijke vraagstelling In het landschappelijke onderzoek staan een aantal vragen centraal die nauw samenhangen met de doelstellingen. Daarnaast worden er een aantal vragen die in de bureaustudie niet of niet geheel konden worden beantwoord of waarvoor het landschappelijke booronderzoek impact heeft op het antwoord nogmaals naar voren gebracht. Ondergrond en landschapsgeschiedenis: I. Hoe is de aardkundige opbouw van het onderzoeksgebied? a. Welke geomorfologische processen hebben hierbij een rol gespeeld? b. Is er sprake geweest van bodemvorming? II. Welke aardkundige eenheden zijn archeologisch relevant en wat is hun diepteligging? Archeologische resten: III. Hoe kunnen ongekende archeologische resten zich manifesteren (sporen, vondstenconcentraties, etc.) en op welke diepte kunnen deze worden aangetroffen? a. Wat is de gespecificeerde verwachting (alsmede de verwachte conservering en gaafheid) ten aanzien van nog onbekende archeologische waarden in het gebied? b. Wat was het historisch landgebruik van het plangebied en wat is het landgebruik nu en wat is de invloed daarvan op de (verwachtte) archeologie en (bodem)gaafheid? Impact van geplande bodemingrepen: IV. Wat is de invloed van de toekomstige inrichting op eventuele archeologische resten? V. Op welke manier kan bij de planvorming met archeologische resten worden omgegaan?

RAAP-rapport 598 / versie 29-10-2020 [47] Archeologienota Verkaveling Hazenakkerstraat 20 te Zonnegem (Sint-Lievens-Houtem) (2020I87, 2020I390)

3.1.2.3 Randvoorwaarden Het onderzoek is uitgevoerd door een erkend archeoloog volgens de normen van de Code van Goede Praktijk 4.0.

3.1.3 Beschrijving van de strategie & werkwijze van het landschappelijke booronderzoek Er is in functie van de doelstellingen en onderzoeksvragen geopteerd om de boringen in een driehoeksgrid met ribben van 40 m uit te zetten (figuur 29), verdeeld over het gehele te onderzoeken terrein. Daardoor zijn er 4 boringen geplaatst op ca. 3830 m², wat overeenstemt met minstens 10 boringen per ha. De boordiepte bedraagt gemiddeld 128 cm-mv, met een minimum van 110 cm-mv en een maximum van 170 cm-mv. De uitgevoerde boringen zijn gezet met behulp van een edelmanboor (ø 7 cm). De edelmanboor is geschikt voor het boren in de meeste droge en matig natte sedimenten, maar levert een wat geroerd staal op waardoor de structuurkenmerken en eventuele fijne gelaagdheid verloren kunnen gaan. Elke boring is bodemkundig en lithostratigrafisch beschreven en vastgelegd door één of meerdere digitale foto’s. Deze foto’s zijn gemaakt met zo min mogelijk schaduwcontrasten en met een zo goed mogelijke weergave van alle aanwezige lagen en bodemhorizonten. De helft van de opgeboorde grond werd, waar mogelijk, platgedrukt om de kleur- en textuurcontrasten duidelijk te maken op foto. De beschrijving van de opgeboorde sedimenten is vastgelegd in het hier op toegelegde databasesysteem Deborah (versie 3). Dit databasesysteem zorgt dat er systematisch wordt gerapporteerd over de verschillende eigenschappen van het sediment en haar inhoud, zodat de gegevens in een uniforme en heldere manier worden opgeslagen en verwerkt. De boorbeschrijvingen worden gemaakt in door de gebruiker gedefinieerde lagen die overeenkomen met de waargenomen bodemkundige eenheden. Van een bodemkundige eenheid is telkens de diepte van de top en de eigenschappen van de waargenomen overgang vanuit bovenliggende laag vastgelegd om vervolgens de kleur, lithologische kenmerken, bodemkundige kenmerken en eventueel archeologisch relevante inhoud vastgelegd. Daarbij speelt de textuur (korrelgrootte) van het sediment gewoonlijk een belangrijke rol, omdat dit iets kan zeggen over de oorsprong en de wijze waarop het sediment werd aangevoerd. De textuur van het sediment is bepaald door het manueel te inspecteren en bij de aanwezigheid van zandige componenten met een loep (vergroting 10x) het zo droog mogelijk gewreven sediment te bekijken en te vergelijken met gesorteerde stalen van zand van verschillende grootteklassen. Er is geen monstername gebeurd. De boringen zijn uitgevoerd op 07/10/2020, onder gunstige weersomstandigheden voor het boorwerk, namelijk matig bewolkt. De uitvoerder van het booronderzoek is J. Velleman.

RAAP-rapport 598 / versie 29-10-2020 [48] Archeologienota Verkaveling Hazenakkerstraat 20 te Zonnegem (Sint-Lievens-Houtem) (2020I87, 2020I390)

Figuur 29. Overzicht van de locaties van de landschappelijke boringen.(Bron luchtfoto: AGIV, 2018a).

3.2 Assessmentrapport landschappelijk booronderzoek

3.2.1 Beschrijving en interpretatie van de aardkundige opbouw van het onderzochte gebied Gezien de relatieve eenvoud van de bodemopbouw worden beschrijving en interpretatie in hetzelfde hoofdstuk behandeld. De bodemopbouw van het plangebied is vrij gelijkaardig, maar relatieve dieptes van de verschillende eenheden en niveaus verschillen van boorpunt tot boorpunt. Met die reden worden alle vier de boringen verder toegelicht, en wordt er op het einde nog een korte samenvatting en overzicht gemaakt. Opmerking: in onderstaande paragraaf wordt er een onderscheid gemaakt in ‘colluvium’ en ‘hellingsafzettingen’, hoewel dit synoniemen zijn. Ze worden hier gesplitst gebruikt om twee verschillende aardkundige eenheden aan te duiden. Al het hierna vermelde zandleem en zware zandleem kent een zeer fijne korrelgrootte (max 100 µm) met een matig goede sortering, tenzij anders vermeld.

Figuur 30: Boring in B1.

RAAP-rapport 598 / versie 29-10-2020 [49] Archeologienota Verkaveling Hazenakkerstraat 20 te Zonnegem (Sint-Lievens-Houtem) (2020I87, 2020I390)

Boring B1 bevindt zich op het hoogste deel van de helling van de onderzoekslocatie. De boring vangt aan met een humeuze, zandlemige toplaag tot ca. 15 cm-mv. De niet-scherpe ondergrens naar onderen toe suggereert dat deze niet intensief beploegd geweest is en er dus niet van een ploeglaag kan gesproken worden. Tussen 15 cm-mv en 30 cm-mv is de opbouw eveneens zandleem, met wat houtskoolfragmenten en baksteenfragmenten. De kleur is bruiner dan de onderliggende lagen, wat mogelijks op een B-horizont wijst. De afzetting zelf is colluviaal in oorsprong. Tussen 30 en 65 cm-mv is er een bruin niveau van zware zandleem met enkele silexkeien en duidelijke, grote houtskoolfragmenten. Ook dit betreft een colluviale afzetting. De overgang op 65 cm-mv naar een lichtgrijsbruin niveau van zware zandleem is vrij scherp en is duidelijk gereduceerder met enkele ijzervlekken. Er werden geen rolkeien of houtskoolfragmenten aangetroffen, en zodus gaat het wellicht over weichseliane eolische afzettingen of hellingsafzettingen. Op 95 cm-mv is er een niet- scherpe overgang naar opnieuw een bruine zware zandleem, wat lithologische continuïteit suggereert en aldus eveneens als weichseliane eolische of hellingsafzettingen te identificeren valt.

Figuur 31: Boring B2.

Boring B2 kent een vrij gelijkaardig profiel aan B1. De A-horizont gaat op 15 cm over naar bruine zware zandleem (B-horizont) met houtskool- en baksteenbrokken en silexrolkeien, wijzend op colluvium. Op 55 cm-mv wordt de zware zandleem lichtbruin van kleur en vanaf deze diepte komen er geen zichtbare inclusies meer voor in het boorprofiel. Het betreft vanaf deze diepte wellicht weichseliane hellings- of eolische afzettingen tot onderaan de boring.

Figuur 32: B3: Boring B3.

Boring B3 begint eveneens met een 15 cm dikke ploeglaag gevolgd door colluvium (zware zandleem met bovenaan zwak ontwikkelde B-horizont) met houtskool en rolkeien tot minstens 70 cm-mv. Vanaf 70 cm-mv zijn er geen houtskoolfragmenten te vinden, maar neemt de hoeveelheid rolkeien naar onderen sterk toe. Tussen 90 en 105 cm-mv is het zo goed als een basisgrind, waarin werd er onderaan (100-105 cm-mv) nog een verkoold takje gevonden werd. Dit verkoold takje wijst op een holoceen colluviaal of een weichseliaan hellingsgrind. Het opmerkelijke is de abrupte overgang op

RAAP-rapport 598 / versie 29-10-2020 [50] Archeologienota Verkaveling Hazenakkerstraat 20 te Zonnegem (Sint-Lievens-Houtem) (2020I87, 2020I390)

105 cm-mv naar de zandige klei van het Lid van Merelbeke. Het bovenliggende grind wordt gezien als een deflatiehorizon.

Figuur 33: Boring B4.

B4 vangt ook aan met een 15 cm dikke A-horizont. Onmiddellijk daaronder is er een oppervlakkige kleurvariatie (bleek tussen 15-35 en donkerder tussen 35-55 cm-mv) in de zware zandleem met rolkeitjes, houtskool- en baksteenfragmentjes. Het betreft hier wellicht een windval of omgewoelde grond bij het verwijderen van een boom. Dit is wellicht te wijten aan het verwijderen van een voormalige boomgaard (zie het microreliëf op het DTM, Figuur 34). Vanaf 55 cm-mv vervolgt de sequentie met zware zandleem zonder inclusies. Het betreft aldus opnieuw de weichseliane hellingsafzettingen of eolische afzettingen zoals die aangetroffen werd in de andere boringen. Op ca. 105 is er een slecht zichtbare overgang naar een zware zandleem met grotere zandkorrels. Deze grotere zandkorrels wijzen op andere sedimentatieomstandigheden – in dit geval wellicht marien – en zijn dus te relateren aan de tertiaire ondergrond. Volgens de ligging op de heuvel zou het hier het Lid van Merelbeke moeten betreffen, dewelke een zandige klei betreft. In dit diepte-interval is er echter geen klei waar te nemen, dus is het eveneens mogelijk dat het verspoeld Lid van Vlierzele betreft. Vanaf 120 cm-mv betreft de bodem wel kleiig zand tot zandige klei van het Lid van Merelbeke. Samenvatting De onderzoekslocatie, gelegen op een helling, kent een diachrone colluviale sequentie, gelegen bovenop de ondiep aanwezige tertiaire afzettingen van de Formatie van Gentbrugge op ca. 100 à 150 cm-mv. De dunne (15 cm dik) A-horizont die onderaan niet scherp is afgelijnd, wijst op een langdurig gebruik als weiland waarbij de bodemverstoring erg beperkt is gebleven. De diachrone colluviale sequentie bestaat oppervlakkig uit holoceen colluvium, maar gaat naar onderen ongetwijfeld over naar vroeg-holocene of laat-pleistocene hellingsafzettingen die herwerkt zijn uit eolische afzettingen. Het basisgrind ter hoogte van B3 is wellicht een lokale afwateringsgeul op het einde van de laatste ijstijd, waar de sedimenten zijn weggespoeld tot op de klei van het Lid van Merelbeke en waar de rolkeien zijn achtergebleven als ‘lag deposit’. Het aantreffen van in situ eolische afzettingen is niet uitgesloten, maar zullen wellicht grotendeels verspoeld geweest zijn op het einde van de laatste ijstijd. De overgangen tussen deze verschillende perioden vallen niet op basis van landschappelijke boringen en texturele kenmerken te identificeren, maar de recentste colluviale afzettingen kennen de aanwezigheid van baksteenspikkels en meer houtskool, waardoor diens ondergrens op 55 cm-mv kan aangewend worden als representatief niveau voor het potentieel aantreffen van archeologische vondsten of sporen.

RAAP-rapport 598 / versie 29-10-2020 [51] Archeologienota Verkaveling Hazenakkerstraat 20 te Zonnegem (Sint-Lievens-Houtem) (2020I87, 2020I390)

Figuur 34: Boorpunten aangeduid op het DTM. Merk de gealigneerde 'hobbeltjes' op (zone B2-B3-B4) die wijzen op een voormalige boomgaard (bron DTM: AGIV, 2015a).

3.2.2 Confrontatie met de resultaten van het bureauonderzoek Het landschappelijke bodemonderzoek bevestigde een aantal zaken van het bureauonderzoek en leverde een aantal bijkomende inzichten op:

 De bodemopbouw kent een dun quartair dek (tussen 100 en 150 cm dikte) en is opgebouwd uit (zware) zandleem met een variabel gehalte aan rolkeien en oppervlakkig baksteenfragmenten en houtskoolbrokjes. De quartaire afzettingen zijn een combinatie van weichseliane eolische afzettingen, weichseliaan-vroeg holocene hellingsafzettingen en recenter holoceen colluvium.  Er werd hogerop de helling (B1 en B2, minder in B3 en niet in B4) een zwak ontwikkelde B- horizont aangetroffen in het recentste colluvium. B-horizonten zijn doorgaans iets minder duidelijk in lemige bodems, dus de duidelijke zichtbaarheid wijst op een vrij onverstoord bodemprofiel die relatief stabiel is gebleven afgelopen eeuwen. Verder zijn er geen afgedekte bodemniveaus aangetroffen onder het colluvium.  De vrij dikke colluviumlaag (over het hele plangebied tot ca. 55 cm-mv voor het meest recente colluvium) wijst op een hoog erosiepotentieel waarbij oude archeologische niveaus mogelijks afgedekt zijn geraakt. Er zijn echter geen oude loopniveaus geïdentificeerd, maar het kan eveneens te wijten zijn aan een gebrek aan profielontwikkeling op de helling. 55 cm- mv wordt vooropgesteld als de diepte van het archeologische niveau voor zowel artefacten- als sporensites.

RAAP-rapport 598 / versie 29-10-2020 [52] Archeologienota Verkaveling Hazenakkerstraat 20 te Zonnegem (Sint-Lievens-Houtem) (2020I87, 2020I390)

 De bodemverstoring is relatief beperkt gebleven, hoewel er wel aanwijzingen zijn voor de aanwezigheid van een voormalige boomgaard ter hoogte van het zuidelijke perceel (B2, B3 en B4, op basis van DTM: Figuur 34). Desalniettemin lijkt de geobserveerde lokale verstoring (B4) zich te beperken tot het bovenste colluvium, waardoor het archeologisch niveau niet of erg beperkt is aangetast door deze activiteit.  Er zijn geen aanwijzingen voor enige andere soorten bodemverstoring ter hoogte van dit plangebied.

3.3 Assessment

3.3.1 Archeologisch verwachtingsmodel Op basis van het landschappelijk bodemonderzoek kan het archeologisch verwachtingsmodel als volgt worden bijgesteld. Jager-verzamelaars Voor het plangebied geldt er een matige kans op het aantreffen van vindplaatsen van jager- verzamelaars dankzij de gunstig bewaarde bodemtoestand op een landschappelijk gunstig gelegen plangebied, in een regio waar er weinig gekende waarden zijn gekend voor de periode jager- verzamelaars. Na het landschappelijk bodemonderzoek kon voldoende informatie verzameld worden omtrent de bodemgaafheid. De enige bodemverstoring die is aangetroffen betreft die van de voormalige boomgaard, en deze reikt enkel tot in het meest oppervlakkige colluvium (niet dieper dan 55 cm-mv). Er werden echter geen afgedekte bodems aangetroffen onder het colluvium, waaronder er rechtstreeks boven-weichseliane of onder-holocene afzettingen werden aangetroffen zonder bodemontwikkeling. Gezien het voornamelijk om hellingsafzettingen blijkt te gaan, valt het niet uit te sluiten dat potentieel aanwezige steentijdsites aangetast zijn door natuurlijke hellingsprocessen. De vindplaatsen worden onder het recente colluvium verwacht, dewelke overal doorloopt tot op ca. 55 cm-mv. Dit is tevens het potentieel archeologisch niveau. Het betreft resten daterend uit de periodes van het paleo-, meso- en neolithicum. Sporenvindplaatsen Voor het plangebied geldt een matige kans op het aantreffen van sporenvindplaatsen dankzij de goede bewaringstoestand van de bodem met bodemontwikkeling in een gebied waar weinig archeologische waarden gekend zijn. Na het landschappelijke bodemonderzoek kon voldoende informatie verzameld worden omtrent de bodemgaafheid. De enige bodemverstoring die is aangetroffen betreft die van de voormalige boomgaard op het zuidelijke deel van het plangebied, en deze reikt enkel tot in het meest oppervlakkige colluvium (niet dieper dan 55 cm-mv). Er werden geen afgedekte bodems aangetroffen onder het colluvium, waaronder er rechtstreeks boven-weichseliane of onder-holocene afzettingen werden aangetroffen zonder bodemontwikkeling. Het potentiele archeologische niveau wordt op 55 cm-mv verwacht, hoewel de meest recente sporen zich ook hoger in de bodem kunnen manifesteren.

RAAP-rapport 598 / versie 29-10-2020 [53] Archeologienota Verkaveling Hazenakkerstraat 20 te Zonnegem (Sint-Lievens-Houtem) (2020I87, 2020I390)

Vindplaatsen binnen historische dorps- en/of stadskernen Niet van toepassing. Vindplaatsen binnen beekdalen Niet van toepassing.

3.3.2 Impact van de geplande bodemingrepen en afweging verder onderzoek Op basis van het landschappelijk bodemonderzoek kan de eerder opgestelde impactanalyse als volgt bijgesteld worden: Gezien het potentieel archeologisch niveau zich op 55 cm-mv bevindt, zullen toekomstige bouwwerken (aanleggen funderingen, leidingen, etc.) het archeologisch niveau doorsnijden. Op basis van het onderzoek blijkt dat er nog onvoldoende gegevens bekend zijn omtrent de gaafheid en bijgevolg het archeologisch potentieel van het projectgebied. Er wordt verder archeologisch vooronderzoek geadviseerd in de vorm van een proefsleuvenonderzoek en een archeologisch booronderzoek.

Figuur 35. Overzicht van de boringen, aanduiding van twee verkavelingsontwerpen (beiden met transparatie weergegeven). Merk op dat deze ontwerpen niet finaal zijn, en slechts conceptversies zijn.

RAAP-rapport 598 / versie 29-10-2020 [54] Archeologienota Verkaveling Hazenakkerstraat 20 te Zonnegem (Sint-Lievens-Houtem) (2020I87, 2020I390)

3.4 Synthese

Samenvattend heeft het landschappelijk bodemonderzoek tot volgende resultaten geleid: Uit de resultaten van het landschappelijk bodemonderzoek blijkt dat de op een helling gelegen onderzoekslocatie een diachrone colluviale sequentie heeft, gelegen bovenop de ondiep aanwezige tertiaire afzettingen van de Formatie van Gentbrugge op ca. 100 à 150 cm-mv. De dunne (15 cm dik) A-horizont die onderaan niet scherp is afgelijnd, wijst op een langdurig gebruik als weiland waarbij de bodemverstoring erg beperkt is gebleven. Enkel het zuidelijke deel kent aanwijzingen van oppervlakkige (<55 cm-mv) verstoring door een voormalige boomgaard. De diachrone colluviale sequentie bestaat oppervlakkig uit holoceen colluvium (zware zandleem met rolkeien, houtskool, baksteen), maar gaat naar onderen ongetwijfeld over naar vroeg-holocene of laat-pleistocene hellingsafzettingen die herwerkt zijn uit eolische afzettingen. Het basisgrind ter hoogte van B3 is wellicht een lokale afwateringsgeul op het einde van de laatste ijstijd, waar de sedimenten zijn weggespoeld tot op de klei van het Lid van Merelbeke en waar de rolkeien zijn achtergebleven als ‘lag deposit’. Het aantreffen van in situ eolische afzettingen is niet uitgesloten, maar zullen wellicht grotendeels verspoeld geweest zijn. De overgangen tussen deze verschillende perioden vallen niet op basis van landschappelijke boringen en texturele kenmerken te identificeren, maar op basis van de aanwezigheid van houtskool en baksteen reikt de basis van de meest recente colluviale afzettingen tot ca. 55 cm-mv voor het hele plangebied, wat tevens het potentieel archeologisch niveau is voor sporensites en steentijdartefactensites. Het valt echter niet uit te sluiten dat er oppervlakkig meer recente periodes (bvb late middeleeuwen) bewaard gebleven zijn. De onderzoeksvragen kunnen als volgt beantwoord worden: Ondergrond en landschapsgeschiedenis: I. Hoe is de aardkundige opbouw van het onderzoeksgebied? a. Welke geomorfologische processen hebben hierbij een rol gespeeld? b. Is er sprake geweest van bodemvorming? De ondergrond bestaat uit een sequentie afzettingen die door hellingsprocessen zijn gekarakteriseerd: oppervlakkig relatief recente colluviale afzettingen, vervolgens vroeg-holocene of laat-weichseliane hellingsafzettingen of sporadisch nog eolische afzettingen, die rusten op tertiaire klei (Lid van Merelbeke) of siltig zand (Lid van Vlierzele). In het recentere colluvium is er op het hoger gelegen deel van het plangebied een B-horiznt bewaard, wat op een relatief stabiele bodemtoestand wijst gedurende enige eeuwen. II. Welke aardkundige eenheden zijn archeologisch relevant en wat is hun diepteligging? De enige archeologisch relevante eenheid zijn de hellingsafzettingen onder het colluvium, te vinden over het hele plangebied op ca. 55 cm-mv. Hogerop de helling van het plangebied, waar de B-horizont te vinden is, valt het niet uit te sluiten dat er oppervlakkig ook recentere sporen te vinden zijn.

RAAP-rapport 598 / versie 29-10-2020 [55] Archeologienota Verkaveling Hazenakkerstraat 20 te Zonnegem (Sint-Lievens-Houtem) (2020I87, 2020I390)

Archeologische resten: III. Hoe kunnen ongekende archeologische resten zich manifesteren (sporen, vondstenconcentraties, etc.) en op welke diepte kunnen deze worden aangetroffen? a. Wat is de gespecificeerde verwachting (alsmede de verwachte conservering en gaafheid) ten aanzien van nog onbekende archeologische waarden in het gebied? b. Wat was het historisch landgebruik van het plangebied en wat is het landgebruik nu en wat is de invloed daarvan op de (verwachtte) archeologie en (bodem)gaafheid? Het plangebied heeft geen gespecificeerde verwachting gezien het gebrek aan gekende waarden in de ruime omgeving. Potentieel aanwezige sporensites zullen echter goed bewaard gebleven zijn onder het aanwezige colluvium (tot op 55 cm-mv). Dit colluvium is diachroon, zodus valt er niet uit te sluiten dat er oppervlakkiger ook nog restanten te vinden zijn. Onderaan de helling van het plangebied kan er lokale verstoring zijn door een voormalige boomgaard. Deze verstoring is bepekrt tot het oppervlakkige colluvium en zou dus een minimale impact moeten betekenen voor het bodemarchief. De bodemopbouw valideert de veronderstelling dat de onderzoekslocatie laatste eeuwen uitsluitend is aangewend voor weiland, maar heeft op het zuidelijke deel op een ongekend moment ook een boomgaard gekend. Impact van geplande bodemingrepen: IV. Wat is de invloed van de toekomstige inrichting op eventuele archeologische resten? Gezien het potentieel archeologisch niveau zich op 55 cm -mv bevindt, zullen toekomstige bouwwerken (aanleggen funderingen, leidingen, etc.) het archeologisch niveau doorsnijden. Er dringt zich verder onderzoek op in de vorm van proefsleuven en archeologische boringen. V. Op welke manier kan bij de planvorming met archeologische resten worden omgegaan? Vooralsnog niet van toepassing.

RAAP-rapport 598 / versie 29-10-2020 [56] Archeologienota Verkaveling Hazenakkerstraat 20 te Zonnegem (Sint-Lievens-Houtem) (2020I87, 2020I390)

4 Bibliografie

4.1 Uitgegeven bronnen

BOGEMANS, F. (2008) Legende overzichtskaart Quartairgeologie Vlaanderen, Vrije Universiteit Brussel, Vakgroep Geografie: Brussel.

DECKERS, J., DE KONINCK, R., BOS, S., BROOTHERAES, M., DIRIX, K., HAMBSCH, L., LAGROU, D., LANCKACKER, T., MATTHIJS, J., ROMBAUT, B., VAN BAELEN, K. & VAN HAREN, T. (2018) Geologisch (G3Dv3) en hydrogeologisch (H3D) 3D-lagenmodel van Vlaanderen – versie 3. Studie uitgevoerd in opdracht van: Vlaams Planbureau voor Omgeving (Departement Omgeving) en Vlaamse Milieumaatschappij 2018/RMA/R/1569. 2018/RMA/R/1569. Vlaams Planbureau voor Omgeving (departement omgeving). Beschikbaar op: https://www.dov.vlaanderen.be/index.php/page/geologisch-3d-model- g3dv3.

Ecodistricten en ecoregio’s (2002). Brussel: Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek.

GYSSELING, M. (1960) Bouwstoffen en studiën voor de geschiedenis en lexicografie van het Nederlands VI 1, Toponymisch Woordenboek van België, Nederland, Luxemburg, Noord-Frankrijk en West- Duitsland (vóór 1226).

JACOBS, P., DE CEUKELAIRE M., DE BREUCK W., D. M. G. (1996) Toelichtingen bij de geologische Kaart van België, Vlaams Gewest. Kaartblad 22: Gent, schaal 1:50.000, Belgische Geologische Dienst: Brussel. Brussel: Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Afdeling Natuurlijke Rijkdommen en Energie.

JANSEGERS, N. (1988) Archeologisch onderzoek van de gemeente Mere. Prospectie-analyse-synthese (onuitgegeven licentiaatsverhandeling Universiteit Gent).

MARÉCHAL, LAGA & DE MEUTER (1988) Lithostratigrafie van het Neogeen en Paleogeen (Tertiair) in Vlaanderen.

SERGANT, J. (1994) Een onderzoek naar de steentijd in het Aalsterse (onuitgegeven licentiaatsverhandeling Universiteit Gent).

VAN RANST, E. & SYS, C. (2000) Eenduidige legende voor de digitale bodemkaart van Vlaanderen (Schaal 1:20 000), p. 361. Beschikbaar op: https://www.milieuinfo.be/dms/d/d/workspace/SpacesStore/417aadac-822a-4401-965e- ea9a4119f0a6/eenduidige legende_bodemkaart.pdf.

AGENTSCHAP ONROEREND ERFGOED (2019) ‘Beslissingsboom voor verplicht archeologisch vooronderzoek (versie 19)’. Agentschap Onroerend Erfgoed. Beschikbaar op: https://www.onroerenderfgoed.be/een-archeologisch-onderzoek-nodig.

DOV (2018a) DOV Verkenner. Beschikbaar op: https://www.dov.vlaanderen.be/portaal/?module=verkenner#ModulePage (Bezocht op: 1 januari, 2018).

GEOPUNT (2018) Geopunt Vlaanderen. Beschikbaar op: http://www.geopunt.be.

RAAP-rapport 598 / versie 29-10-2020 [57] Archeologienota Verkaveling Hazenakkerstraat 20 te Zonnegem (Sint-Lievens-Houtem) (2020I87, 2020I390)

ICS (2017) International Commission on Stratigraphy: Chart/Time Scale. Beschikbaar op: http://www.stratigraphy.org/index.php/ics-chart-timescale.

NGI (2018) Cartesius. Beschikbaar op: https://www.cartesius.be/CartesiusPortal/#.

ONROEREND ERFGOED (2018a) Agentschap Onroerend Erfgoed: Centraal Archeologische Inventaris. Beschikbaar op: http://cai.onroerenderfgoed.be.

ONROEREND ERFGOED (2018b) Agentschap Onroerend Erfgoed: Inventaris Onroerend Erfgoed. Beschikbaar op: https://inventaris.onroerenderfgoed.be.

AGIV (2010) ‘Agentschap voor Geografische Informatie Vlaanderen: Popp, Atlas cadastrale parcellaire de la Belgique 1842-1879.’ agentschap Informatie Vlaanderen. Beschikbaar op: http://www.geopunt.be.

AGIV (2015a) ‘Agentschap voor Geografische Informatie Vlaanderen: Digitaal Hoogtemodel Vlaanderen II, DTM, raster, 1 m.’ agentschap Informatie Vlaanderen. Beschikbaar op: https://download.agiv.be.

AGIV (2015b) ‘Agentschap voor Geografische Informatie Vlaanderen: Orthofotomozaïek, kleinschalig, zomeropnamen, panchromatisch, 1971, Vlaanderen.’ agentschap Informatie Vlaanderen. Beschikbaar op: http://www.geopunt.be.

AGIV (2015c) ‘Agentschap voor Geografische Informatie Vlaanderen: Orthofotomozaïek, middenschalig, winteropnamen, kleur, 2000-2003, Vlaanderen’. agentschap Informatie Vlaanderen. Beschikbaar op: http://www.geopunt.be.

AGIV (2016) ‘Agentschap voor Geografische Informatie Vlaanderen: Orthofotomozaïek, grootschalig, winteropnamen, kleur, 2013-2015, Vlaanderen’. agentschap Informatie Vlaanderen. Beschikbaar op: http://www.geopunt.be.

AGIV (2018a) ‘Agentschap voor Geografische Informatie Vlaanderen: Orthofotomozaïek, kleinschalig, zomeropnamen, kleur, 1979-1990, Vlaanderen.’ Beschikbaar op: http://www.geopunt.be.

AGIV (2018b) ‘Agentschap voor Geografische Informatie Vlaanderen: Orthofotomozaïek, middenschalig, winteropnamen, kleur, meest recent, Vlaanderen. 2018.03’. agentschap Informatie Vlaanderen. Beschikbaar op: http://www.geopunt.be.

AGIV (2019) ‘Agentschap voor Geografische Informatie Vlaanderen: Grootschalig Referentiebestand (GRB)’. Beschikbaar op: http://www.geopunt.be/catalogus/datasetfolder/7c823055-7bbf-4d62-b55e- f85c30d53162.

DOV (2002) ‘Databank Ondergrond Vlaanderen: Tertiair geologische kaart (1/50.000)’. Databank Ondergrond Vlaanderen. Beschikbaar op: http://dov.vlaanderen.be.

DOV (2018b) ‘Databank Ondergrond Vlaanderen: Bodemkaart: bodemtypes, substraten, fasen en varianten van het moedermateriaal en de profielontwikkeling.’ Beschikbaar op: https://dov.vlaanderen.be.

DOV (2018c) ‘Databank Ondergrond Vlaanderen: Potentiële bodemerosiekaart per perceel (2017).’ Databank Ondergrond Vlaanderen. Beschikbaar op: http://dov.vlaanderen.be.

RAAP-rapport 598 / versie 29-10-2020 [58] Archeologienota Verkaveling Hazenakkerstraat 20 te Zonnegem (Sint-Lievens-Houtem) (2020I87, 2020I390)

DOV (2019a) ‘Databank Ondergrond Vlaanderen: Quartairgeologische kaart 1/50.000’. Databank Ondergrond Vlaanderen. Beschikbaar op: https://www.dov.vlaanderen.be/page/quartairgeologische-kaart-150000.

DOV (2019b) ‘DOV|quartair|1/50.000’. Beschikbaar op: https://dov.vlaanderen.be/dovweb/html/3quartair50000.html#inleiding.

KBR & AGIV (2010) ‘Koninklijke Bibliotheek van België & Agentschap voor Geografische Informatie Vlaanderen: Ferraris kaart - Kabinetskaart der Oostenrijkse Nederlanden en het Prinsbisdom Luik, 1771-1778.’ agentschap Informatie Vlaanderen. Beschikbaar op: http://www.geopunt.be.

KBR & AGIV (2018) ‘Koninklijke Bibliotheek van België & Agentschap voor Geografische Informatie Vlaanderen: Vandermaelen kaart, Cartes topographiques de la Belgique, 1846-1854.’ Beschikbaar op: http://www.geopunt.be.

ONROEREND ERFGOED & AGIV (2017) ‘Agentschap Onroerend Erfgoed: Villaretkaart (1745-48)’. agentschap Informatie Vlaanderen. Beschikbaar op: http://www.geopunt.be.

OPENSTREETMAP (2020) ‘OpenStreetMap’. Beschikbaar op: https://www.openstreetmap.org/copyright.

VMM (2020) ‘Vlaamse Milieumaatschappij: Vlaamse Hydrografische Atlas - Waterlopen’. AGIV. Beschikbaar op: http://www.geopunt.be.

RAAP-rapport 598 / versie 29-10-2020 [59] Archeologienota Verkaveling Hazenakkerstraat 20 te Zonnegem (Sint-Lievens-Houtem) (2020I87, 2020I390)

5 Lijst van opgenomen figuren en tabellen

Figuren:

Figuur 1. Topografische kaart met projectie van het plangebied (bron: OPENSTREETMAP, 2020). 8 Figuur 2. GRB kaart met projectie van het plangebied en de betrokken percelen (bron: AGIV, 2019). 8 Figuur 3. Projectie van het plangebied op een ruime weergave van de topografische kaart (bron: OPENSTREETMAP, 2020). 10 Figuur 4. Orthofoto uit 2019 met projectie van het plangebied (bron: AGIV, 2018b). 10 Figuur 5. Beslissingsboom, criteria bij omgevingsvergunning voor het verkavelen van gronden. (bron: AGENTSCHAP ONROEREND ERFGOED, 2019). 11 Figuur 6. Ontwerpplan van de geplande verkaveling (bron: opdrachtgever). 12 Figuur 7. Projectie van het ontwerpplan op een luchtfoto uit 2019, met indicatie van de begrenzing van het plangebied (bron: opdrachtgever ; AGIV, 2018b). 13 Figuur 8. Chronologisch kader met de geologische en archeologische perioden. 15 Figuur 9. Tertiair-geologische kaart. Het plangebied is rood omlijnd. (bron: DOV, 2002; AGIV, 2019). 20 Figuur 10. Quartair-geologische kaart met aanduiding van het plangebied geprojecteerd op de GRB (bron: AGIV, 2019; DOV, 2019a). 21 Figuur 11. Bodemkaart met projectie van het plangebied op de GRB (bron: DOV, 2018b; AGIV, 2019). 22 Figuur 12. Weergave van de ligging van het plangebied op de kaart met ecoregio’s en –districten (bron: Ecodistricten en ecoregio’s, 2002). 23 Figuur 13. Digitaal Terreinmodel Vlaanderen (ruim) met achterliggende hillshade en aanduiding van het plangebied (rood) en de waterlopen (bron: AGIV, 2015a; VMM, 2020). 24 Figuur 14. Digitaal Terreinmodel Vlaanderen (detailweergave) met achterliggende hillshade, geprojecteerd op de GRB-kaart en met weergave van het plangebied, de waterlopen en het uitgezette NW-ZO hoogteprofiel (bron: AGIV, 2015a, 2019). 25 Figuur 15. Doorsnede van het noordwest-zuidoost uitgezette hoogteprofiel. 25 Figuur 16. Kaart met weergave van de waterlopen en hydrografische bekkens (bron: AGIV, 2015a, 2019; VMM, 2020). 26 Figuur 17. Potentiële bodemerosiekaart uit 2017 met projectie van het plangebied (bron: DOV, 2018c; AGIV, 2019; VMM, 2020). 27 Figuur 18. Projectie van de CAI-geregistreerde vindplaatsen, het projectgebied en de naburige waterlopen op het digitaal terreinmodel en onderliggende GRB-kaart (bron: AGIV, 2015a; ONROEREND ERFGOED, 2018a; AGIV, 2019; VMM, 2020). 30 Figuur 19. Villaret-kaart (1745-1748) met projectie van het projectgebied (groen: gecorrigeerd) (bron: ONROEREND ERFGOED & AGIV, 2017). 33 Figuur 20. Kaart van Ferraris (1771-1777) met projectie van het projectgebied (groen: gecorrigeerd) (bron: KBR & AGIV, 2010). 33 Figuur 21. Atlas der Buurtwegen (1841) met projectie van het plangebied (bron: ZOTERO juiste provincie selecteren). 35

RAAP-rapport 598 / versie 29-10-2020 [60] Archeologienota Verkaveling Hazenakkerstraat 20 te Zonnegem (Sint-Lievens-Houtem) (2020I87, 2020I390)

Figuur 22. Kaart van Vandermaelen (1846-1854) met projectie van het plangebied (bron: KBR & AGIV, 2018). 35 Figuur 23. Popp-kaart (1842-1879) met projectie van het plangebied (bron: AGIV, 2010). 36 Figuur 24. Luchtfoto (1971) met projectie van het plangebied (bron: AGIV, 2015b). 37 Figuur 25. Luchtfoto (1979-1990) met projectie van het plangebied (bron: AGIV, 2018a). 37 Figuur 26. Luchtfoto (2000-2003) met projectie van het plangebied (bron: AGIV, 2015c). 38 Figuur 27. Luchtfoto (2013-2015) met projectie van het plangebied (bron: AGIV, 2016). 38 Figuur 28. Topografische kaart met projectie van het plangebied en aanduiding van de zone van het landschappelijk bodemonderzoek (bron: AGIV, 2019). 46 Figuur 29. Overzicht van de locaties van de landschappelijke boringen.(Bron luchtfoto: AGIV, 2018a). 49 Figuur 30: Boring in B1. 49 Figuur 31: Boring B2. 50 Figuur 32: B3: Boring B3. 50 Figuur 33: Boring B4. 51 Figuur 34: Boorpunten aangeduid op het DTM. Merk de gealigneerde 'hobbeltjes' op (zone B2-B3- B4) die wijzen op een voormalige boomgaard (bron DTM: AGIV, 2015a). 52 Figuur 35. Overzicht van de boringen, aanduiding van twee verkavelingsontwerpen (beiden met transparatie weergegeven). Merk op dat deze ontwerpen niet finaal zijn, en slechts conceptversies zijn. 54

Tabellen: Tabel 1. Administratieve gegevens 7 Tabel 2. CAI items in een straal van 2 km rondom het plangebied. 29

RAAP-rapport 598 / versie 29-10-2020 [61] Archeologienota Verkaveling Hazenakkerstraat 20 te Zonnegem (Sint-Lievens-Houtem) (2020I87, 2020I390)

6 Bijlages

Bijlages bureauonderzoek 2020I87 Bijlage 1. afbakening van het plangebied (shp-bestand) Bijlage 2. plannen van de bouwheer (pdf-bestand) Bijlages landschappelijk bodemonderzoek 2020I389 Bijlage 3. Fotolijst boringen Bijlage 4. Uitgebreide boorbeschrijvingen en eenvoudige visualisatie Bijlage 5. Gevisualiseerde doorsnede van uitgevoerde boringen

RAAP-rapport 598 / versie 29-10-2020 [62]