Archeologienota Verkaveling Hazenakkerstraat 20 Te Zonnegem (Sint-Lievens-Houtem) Archeologisch Vooronderzoek
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
RAAP België – Rapport 598 Archeologienota Verkaveling Hazenakkerstraat 20 te Zonnegem (Sint-Lievens-Houtem) Archeologisch Vooronderzoek Verslag van Resultaten Bureauonderzoek – 2020I87 Landschappelijk bodemonderzoek – 2020I390 Archeologienota Verkaveling Hazenakkerstraat 20 te Zonnegem (Sint-Lievens-Houtem) (2020I87, 2020I390) Colofon Titel: Archeologienota Verkaveling Hazenakkerstraat 20 te Zonnegem (gemeente Sint-Lievens-Houtem) (Archeologisch Vooronderzoek) Verslag van Resultaten Bureauonderzoek – 2020I87 Landschappelijk bodemonderzoek – 2020I390 Versie: 29-10-2020 Auteur(s): B. Vermeulen, J. Velleman Projectleider: M. Van de Vijver Projectmedewerkers: B. Vermeulen, J. Velleman Raapproject: ZOHA01 Erkend archeoloog: RAAP België (OE/ERK/Archeoloog/2016/00154) Bewaarplaats documentatie: RAAP België BV, Begoniastraat 13, 9810 Eke Bevoegd gezag: Agentschap Onroerend Erfgoed RAAP België BV Begoniastraat 13 9810 Eke Telefoon 09/311 56 20 E-mail: [email protected] Website: www.raap.be © RAAP België BV, 2020 RAAP België aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit het gebruik van de resultaten van dit onderzoek of de toepassing van de adviezen. RAAP-rapport 598 / versie 29-10-2020 [2] Archeologienota Verkaveling Hazenakkerstraat 20 te Zonnegem (Sint-Lievens-Houtem) (2020I87, 2020I390) Samenvatting RAAP België voerde in september 2020 een archeologisch vooronderzoek uit in het plangebied aan de Hazenakkerstraat 20 te Zonnegem (gemeente Sint-Lievens-Houtem). Dit gebeurde in functie van het verkrijgen van een omgevingsvergunning voor het verkavelen van gronden. Het archeologisch vooronderzoek had tot doel na te gaan of er kans is op aanwezigheid van waardevolle archeologische resten. Er zijn gegevens verzameld over de aardkundige, archeologische en historische context van het plangebied. Op basis daarvan werd een archeologische verwachting opgesteld en werd nagegaan wat de invloed is van de werken zal zijn op het archeologisch erfgoed. Deze onderzoekstappen hebben geleid tot een advies. Het plangebied situeert zich in het oosten van de dorpskern van Zonnegem, een deelgemeente van Sint-Lievens-Houtem, gelegen in het zuidoosten van de provincie Oost-Vlaanderen. Ter hoogte van de Hazenakkerstraat 20 worden zeven nieuwe woonkavels ingericht op een terrein dat momenteel in gebruik is als weiland. Landschappelijk gezien situeert het plangebied zich op een heuvelrug, bovenaan de noordelijke flank van het beekdal van de Smoorbeek, waarvan de loop zich op 148 m zuidelijk van het plangebied situeert, en die zich ingesneden heeft in dit landschap. Verder oostelijk van het plangebied zal de Smoorbeek samenvloeien met de Molenbeek, die via Bambrugge de zuidelijke beekdalflank naar beneden vloeit, om nadien verder in noordoostelijke richting te stromen, naar de Schelde. Het betrokken terrein bestaat uit eolisch aangebrachte zandleem, met een vochtige (bovenaan) tot natte (onderaan) drainering en sporadische aanwezigheid van bodemvorming. Ten gevolge van erosieprocessen is het quartair dek is dun. Het rust rechtstreeks op tertiaire mariene afzettingen (zand, klei). Het reliëf is uitgesproken. Het terrein overbrugt een hoogteverschil van 6 meter over een lengte van ca. 120 m (+42 tot +36 m TAW). De oevers van de Smoorbeek situeren zich op rond +26 m TAW. De aanwezigheid van een dergelijke helling heeft invloed op het erosiepotentieel van het terrein (en dus de potentiële aanwezigheid van oud colluvium en afgedekte bodemniveaus). Archeologisch gezien is er weinig data voor de omgeving van het plangebied. De meeste dorpskernen rondom worden voor het eerst historisch vermeld in de volle middeleeuwen, al wordt verwacht dat de vroegste kerken eerder in de vroege middeleeuwen te dateren zijn. In het ruime landschap is er vooralsnog voornamelijk prospectieve kennis. Ter hoogte van Vlierzele werden via luchtfotografie verschillende indicatoren vastgesteld voor potentiële bewoning of landgebruik uit de metaaltijden. Naar Mere toe, werd een groot deel van de Molenbeek-vallei geprospecteerd, waarbij talloze artefacten uit de Steentijd en Romeinse periode aangetroffen werden, in een soortgelijke landschappelijke context zoals de locatie van het plangebied. Aan de Heerbaan (Heirbaan) in Burst werd Romeinse bewoning via een opgraving vastgesteld. Vanaf de volle middeleeuwen zal de dorpsontwikkeling in de omgeving toenemen en wordt het landschap steeds verder geëxploiteerd, waarbij nu ook de voorheen minder toegankelijke gebieden ontgonnen werden. Zo wijst ook de site met walgracht aan de Smoorbeek in Zonnegem aan. Op basis van alle geïnventariseerde vindplaatsen kunnen we vaststellen dat het landschap sinds de Steentijd duchtig gebruikt en bewoond werd. De aanwezigheid van talloze vruchtbare beekvalleien die zich in het landschap ingesneden hebben zal hier een belangrijke factor in gespeeld hebben. Het laag aantal vindplaatsen is hoogstwaarschijnlijk eerder te wijten aan de lage onderzoeksstand. RAAP-rapport 598 / versie 29-10-2020 [3] Archeologienota Verkaveling Hazenakkerstraat 20 te Zonnegem (Sint-Lievens-Houtem) (2020I87, 2020I390) Louter op basis van een bureau-onderzoek was het niet mogelijk om een definitieve inschatting te maken van het archeologisch potentieel van het terrein. Daarvoor is verder archeologisch vooronderzoek noodzakelijk. Dat werd in eerste instantie uitgevoerd onder de vorm van een landschappelijk bodemonderzoek, zodoende gegevens te verkregen omtrent de bodemopbouw en – gaafheid van het terrein. Uit de resultaten van het landschappelijk bodemonderzoek blijkt dat de op een helling gelegen onderzoekslocatie een diachrone colluviale sequentie heeft, gelegen bovenop de ondiep aanwezige tertiaire afzettingen van de Formatie van Gentbrugge op ca. 100 à 150 cm-mv. De dunne (15 cm dik) A-horizont die onderaan niet scherp is afgelijnd, wijst op een langdurig gebruik als weiland waarbij de bodemverstoring erg beperkt is gebleven. Enkel het zuidelijke deel kent aanwijzingen van oppervlakkige (<55 cm-mv) verstoring door een voormalige boomgaard. De diachrone colluviale sequentie bestaat oppervlakkig uit holoceen colluvium (zware zandleem met rolkeien, houtskool, baksteen), maar gaat naar onderen ongetwijfeld over naar vroeg-holocene of laat-pleistocene hellingsafzettingen die herwerkt zijn uit eolische afzettingen. Het basisgrind ter hoogte van B3 is wellicht een lokale afwateringsgeul op het einde van de laatste ijstijd, waar de sedimenten zijn weggespoeld tot op de klei van het Lid van Merelbeke en waar de rolkeien zijn achtergebleven als ‘lag deposit’. Het aantreffen van in situ eolische afzettingen is niet uitgesloten, maar zullen wellicht grotendeels verspoeld geweest zijn. De overgangen tussen deze verschillende perioden vallen niet op basis van landschappelijke boringen en texturele kenmerken te identificeren, maar op basis van de aanwezigheid van houtskool en baksteen reikt de basis van de meest recente colluviale afzettingen tot ca. 55 cm-mv voor het hele plangebied, wat tevens het potentiele archeologisch niveau is voor sporensites en steentijdartefactensites. Het valt echter niet uit te sluiten dat er oppervlakkig meer recente periodes (bijvoorbeeld uit de late middeleeuwen) bewaard gebleven zijn. Na afloop van het landschappelijk bodemonderzoek bleef het gunstige archeologisch verwachtingspotentieel dus van kracht. Verder archeologisch vooronderzoek is gezien het wetenschappelijk potentieel, de openstaande vraagstellingen en de geplande verstoringsgraad noodzakelijk. RAAP-rapport 598 / versie 29-10-2020 [4] Archeologienota Verkaveling Hazenakkerstraat 20 te Zonnegem (Sint-Lievens-Houtem) (2020I87, 2020I390) Inhoudsopgave Samenvatting ............................................................................................................................................ 3 Inhoudsopgave ......................................................................................................................................... 5 1 Inleiding ............................................................................................................................................ 7 1.1 Administratieve gegevens ........................................................................................................... 7 1.2 Kader en aanleiding ..................................................................................................................... 9 1.2.1 Aanleiding ................................................................................................................................. 9 1.2.2 Geografische situering .............................................................................................................. 9 1.2.3 Huidige situatie van het plangebied ......................................................................................... 9 1.2.4 Juridische context ...................................................................................................................11 1.2.5 Geplande werken ....................................................................................................................12 1.3 Opzet en onderzoeksopdracht ..................................................................................................14 1.3.1 Opdracht .................................................................................................................................14 1.3.2 Afwegingskader.......................................................................................................................14 1.4 Leeswijzer ..................................................................................................................................14