Op Zoek Naar Papegemkapel
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Op zoek naar Papegemkapel De kapel in Papegem heeft een heel lange geschiedenis, en in die heel lange geschiedenis is er altijd al een zekere rivaliteit geweest tussen twee buren Vlierzele en Papegem. Altijd is er een twistpunt geweest wie was er eerst Papegem of Vlierzele? Was er eerst de kapel van Papegem of de kerk van Vlierzele? Is het juist dat met de ruïnestenen van de kapel de nieuwe kerk van Vlierzele gemaakt is? Als je oude kaarten bekijkt zie je steevast in het land van Aalst “Paepeghem Capelle” verschijnen, precies als een baken in de woestijn. Misschien was het wel zo omdat Papegem zowat in het midden ligt van de oude heerbaan tussen Gent (30 km) en Brussel (37km), juist gepast om een dag onderweg te zijn met kar en paard. Wat me vooral integreerde waar in feite de kapel vroeger gelegen was. De oude kapel geraakte in de 17de eeuw in verval. Ze werd pas 200 jaar later terug opgebouwd, zij het op een totaal andere plaats, nu aan de steenweg. 1. Geschiedenis van de kapel Vlierzele tezamen met Papegem waren een van de eerste en belangrijkste bezittingen van de Sint Baafsabdij van Gent. In een eerste charter van de St Pietersabdij wordt Vlierzele vermeld als Flitheritsele dit in 639 “Morbertus donavit Flitheritsele” . In een charter van 976 schenkt Keizer Otto II een aantal goederen terug aan de St Baafsabdij waaronder Papegem. “ …. villam Flithersele cum ecclesia et omnibus apendiciis et Papingehem, et Bavingehem, …. “ Tussen 1019 en 1030 schrijft Othelboldus, abt van de Sint-Baafsabdij te Gent een brief aan Otgiva, gravin van Vlaanderen, waarin hij eerst een lijst geeft van de lichamen in zijn abdij bewaard, vervolgens de goederen opsomt die door Arnulf I en anderen van de abdij werden afgenomen en eindelijk een overzicht verschaft van de bezittingen die door bemiddeling van keizer Otto II, door graaf Boudewijn IV of op één andere manier voor de abdij werden verworven, waarna hij zijn abdij in de gunst van de gravin aanbeveelt. “… et mansis XX; et Papengem uilla cum ecclesia et mansis XXX; et inter Rothen et Gisensela mansi VI cum ecclesia et dimidia …” Hier is er voor de eerste keer sprake van de “ecclesia” de kerk of kapel van Papegem. In een document van januari 1232 worden de rechten van de abt van de St Baafsabdij en van Walter, meijer van Papegem vastgelegd door de procureur van Arras heer van Bethune en Dendermonde. Op dat moment is Boudewijn abt van het Sint Baafsdorp ( 1224-1251) Te Vlierzele en ook in Bavegem oefenden de abten van St.-Baafs en hun opvolgers de bisschoppen van Gent ( na het afschaffen van de St Baafsabdij) de drie graden van het gerecht uit, dit noemde men de “waerheden van het swerteland” Aan het hoofd stond een baljuw, die tevens hun vertegenwoordiger was te St.-Lievens-Houtem. Er was ook nog een schout voor Vlierzele en Bavegem terwijl voor het beheer van de goederen te Papegem en het recht een meijer aangesteld werd. De wederzijdse rechten van de abdij en de meijer van Papegem ter voorkoming van verdere moeilijkheden werden vastgelegd door Robrecht van Bethune, voogd van Atrecht en heer van Dendermonde. In een akte van 1365 waarbij Jan van Roden baljuw en de schepenen van Vlierzele afkondigen dat Diederik van Papegem een afrente van 55 penningen per jaar kocht bestaande uit huis en landerijen te Vlierzele, te innen door de heilige geest (= armenzorg) van Vlierzele ten behoeve van de kapel . In een akte van 1368 is er de bekrachtiging van Petrus bisschop van Kamerijk van de stichting van Theodius de Papeghem van een kapelanij voor Sint Andreas in de kapel van Papegem begiftigd met renten te Vlierzele, Impe en Oordegem . In 1372 schenkt Pieter Faureel aan de abdij een weide te Papegem: de Nederste Bekemeersch genaamd. Pieter Pauwels schenkt aan de abdij een weide gelegen in het gehucht Papegem te Vlierzele. 7 mei 1378 Pieter, bisschop van Kamerijk, bevestigd de stichting en de giften gedaan door Diederik van Papegem voor een kapelanij ter ere van de H. Andreas in de kapel van Op zoek naar de kapel van Papegem VDDER Pagina 1 Papegem behorende tot het dorp Vlierzele op voorwaarde dat er drie missen per jaar gecelebreerd worden. Op 3 februari 1384 verkoopt Jan van Papegem aan de abdij een jaargeld van 12 pond parisis die hij van Pieter van Coutren geërfd heeft en welke de hypotheek is op de hoeve Hardinsdonc, eigendom van de abdij. Op 8 januari 1413 geeft Willem van Papegem aan de abdij ten voordele van de kapelanie van Sint Andreas te Papegem 5 dagwant en 60 roeden grond in Vlierzele op de Tomtkouter dicht tegen de weg van Ottergem naar Zonnegem. Op dezelfde 8 januari 1413 bestemt de abt speciaal voor de dienst en de verbetering van de kapel van de H. Andreas te Papegem de goederen die hem zijn gegeven door Willem van Papegem op conditie van 2 meukens haver en 8 denieren Ook nog om iemand te benoemen, tot zijn dood ,van wie de abt 4 meukens haver en 16 denieren kan eisen voor het recht op vruchtgebruik. Op 1 augustus 1414 is er een akte opgesteld waarbij Willem van Papegem voor zijn zielenheil landerijen te Vlierzele schenkt aan Joris abt van Sint Baafs te behoeve van de Sint Andries kapel te Papegem. De abt ( Willem Van Bossuyt 1418-1478) verleent op 15 oktober 1423 de dienst van koster van de parochiale kerk van Papegem aan Lambert Sterreman, priester van het bisdom Doornik. In 1483 verlenen de schepenen als rechters van “de keure” van Gent in een zaak behandeld door de schepenen van Impe , tussen Nikolaas Van den Berghe en de abdij, het genot van een bos in Papegem aan Nikolaas Van den Berghe. Er is een beneficieruil op 26 april 1508 tussen Nicasius van der Truden kapelaan van de kapel en Petrus van der Heyden koster van de St Denyskerk te Serskamp. Op 30 juni 1513 wordt de kapelanij door Egidius Baele verleend aan Petrus van der Heyden. In februari 1510 wordt de kapelanij verleend aan Egidius Couterman. Dan breken er sombere tijden aan voor de Sint Baafsabdij, Keizer Karel maakt ze met de grond gelijk. Alle bezittingen worden overgedragen aan het bisdom Gent. Na het afschaffen van de Sint Baafsabdij door Keizer Karel verviel de kapel te Papegem door verwaarlozing meer en meer, ze werd in 1610 toch hersteld. Doch achteraf kwam de kapel opnieuw in verval in 1624 en stortte helemaal in dit in het jaar 1626. Het materiaal werd verkocht ten voordele van de kerk van Vlierzele in 1627. De kapelanij werd naar de kerk van Vlierzele overgebracht in 1628. Alhoewel er in feite geen kapel meer is wordt ze toch nog getekend op de kaarten van Visscher , Sanderus en Cie Het is maar in 1888 dat er weer sprake is van een kapel in Papegem In 1888 werd Papegem getroffen door een tyfusepidemie, met heel wat slachtoffers. Mgr. Lambrecht, bisschop van Gent, kwam in Mei 1889, naar Burst voor het vormsel. Bij zijn doortocht te Papegem heeft hij de zieken van de wijk gezegend. Hij beloofde bij zijn volgende bezoek een relikwie van de H Macarius. De mensen uit Papegem dachten eraan een nieuwe kapel te bouwen maar nu ter ere van de H Macharius. Macharius werd aangeroepen tegen de pest, toentertijd maakte men geen onderscheid tussen besmettelijke dodelijke ziekten. De bisschop zelf stierf aan de gevolgen van dezelfde ziekte. Op p 10 mei 1891 werd de nieuwe kapel ingezegend. Op zoek naar de kapel van Papegem VDDER Pagina 2 2. Papegem kapel in oude kaarten 1. Sanderus Uit verheerlijkt Vlaandre van Anthoni Sanderus deel twee 1735 Antoon Sanders (Antwerpen, 15 september 1586 – Affligem, 16 of 10 januari 1664) was historicus, filosoof en theoloog uit de Zuidelijke Nederlanden. Sanders studeerde theologie te Leuven en Dowaai en werd priester gewijd in Gent. Hij was onder meer pastoor van Oost- Eeklo van 1615 tot 1618 en pastoor van Sleidinge in de periode van 1611 tot 1622. Zijn magnum opus is het rijk met tekeningen en gravures geïllustreerde Flandria illustrata, sive Descriptio comitatus istius per totum terrarum orbem celeberrimi; vertaling: Geïllustreerd Vlaanderen of een beschrijving van de beroemdste mensen van het hele gebied (eerste uitgave in 1641-1644 volgens titelblad in Keulen bij Cornelius ab Egmond, in werkelijkheid uitgegeven te Amsterdam bij Cornelis en Joan Blaeu). Dit omvangrijke werk verscheen in twee delen; het derde deel (met Frans Vlaanderen) bleef onafgewerkt. Dit werk is een historische beschrijving van tal van Vlaamse steden en gemeenten. Dit boek werd in 1725 vertaald in het Nederlands onder de titel "Verheerlykt Vlaandre; vertaling in het Nederduytsch" (Leiden, 1725). Op zoek naar de kapel van Papegem VDDER Pagina 3 40 Flandriae Partes duae quarum altera Proprietaria, altera Imperialis 2. Jacobus Wiits vulgo dicitur Rijks en Eigenlijk Vlaanderen de twee delen van Vlaanderen, waarvan het een in de volksmond het Eigene, en het ander het Keizerlijke genoemd wordt. 'Vlaenderen was eertijts, uyt oorsaeck van sijn heerschappy, gedeelt in dit deel, ’t welck der Franschen was, in Keyserlijck, 't welck onder de macht der Keysers stont, en eyndelijck in Eyge Vlaenderen, 't welckgeen ander, dan de Graef van Vlaenderen, erkende. Dat deel, 't welck onder 't opperste gebiedt der Franschen stont, wort gedeelt in Duyts-Vlaenderen, dat eygentlijck Vlaenderen wort genoemt, en in West-Vlaenderen, door de rivier de Leye, en de verandering van spraeck onderscheyden, en de naem van Graeffschap voerende. Het Eygen-Vlaenderen deê den eedt, nocht aen de Koning van Vranckrijck, nocht aen de Keyser, maer aen de Graef van Vlaenderen, en begrijpt in sich Dendermonde, Geersberge, Bornhem, met hun toebehoorige landen.