NIET-TECHNISCHE SAMENVATTING Project-MER 0351 Vanoverbeke Guido,

Opdrachtgever: Vanoverbeke Guido Galgestraat 14 8890 Moorslede

Projectlocatie: Galgestraat 14 8890 Moorslede

Uitvoerend studiebureau:

ABO NV Derbystraat 303 9051 Gent

Tel. 09/242.88.66 Fax 09/245.23.51

Niet-technische samenvatting MER Vanoverbeke, Moorslede 1 © ABO NV

Ter beschrijving van de niet-technische samenvatting van dit rapport wordt verwezen naar een aantal figuren opgenomen in bijlage.

Naar volgende figuren wordt verwezen: - figuur 2.1 (topografische situering) - figuur 2.3 (situering gewestplan) - figuur 3.1 (huidige bedrijfsinfrastructuur) - figuur 3.2 (toekomstige bedrijfsinfrastructuur)

1.1 Project

Beschrijving en doel project Het project omvat de hernieuwing en verandering van de milieuvergunning en de aanvraag van een stedenbouwkundige vergunning voor het bedrijf van Guido Vanoverbeke. Het betreft een varkenshouderij, gespecialiseerd in de productie van mestvarkens. Het bedrijf beschikt over een milieuvergunning voor het houden van 212 zeugen, 3 beren en 2.533 andere varkens. De initiatiefnemer wenst een uitbreiding aan te vragen voor het houden van 350 zeugen, 1 beer en 4.217 andere varkens. Op het bedrijf zijn eveneens niet-vergunningsplichtige biggen gehuisvest. In de huidige situatie zijn dit ongeveer 1.027 stuks; in de toekomstige situatie zal dit aantal 1.696 bedragen. In het kader van de uitbreiding zullen 3 nieuwe stallen gebouwd worden, aansluitend met de bestaande stallen. Het bedrijf wenst uit te breiden om concurrentiekrachtiger te zijn in de toekomst.

Situering project De ligging van het bedrijf aan de Galgestraat 14 te Moorslede wordt op de topografische kaart en volgens het gewestplan gesitueerd op figuur 2.1 en 2.3 (zie bijlage). Het bedrijf zelf is volledig gelegen in agrarisch gebied in de nabijheid van:

- Woongebied met landelijk karakter: komt voor in alle richtingen, het meest nabijgelegen is Beitem op 200 m in oostelijke richting; - Zone voor ambachtelijke bedrijven en KMO’s: in zuidoostelijke richting op ongeveer 133 meter; - Een klein groengebiedje: op ongeveer 195 meter ten zuidoosten van de meest nabijgelegen stal; - Woonuitbreidingsgebied: op ongeveer 385 meter ten oosten van de meest nabijgelegen stal.

Woongebied komt pas voor op een afstand verder dan 2 km ten noorden van het bedrijf ();

Bedrijfsinfrastructuur In de huidige situatie zijn er op het bedrijf drie stallen, een bedrijfswoning en een bedrijfsloods. Opslag van fossiele brandstoffen ten behoeve van de bedrijfsvoering gebeurt in 2 mazouttanks (10.000L mazout en 2000L mazout + verdeelslang). Deze tanks zijn uitgerust volgens de wettelijke voorschriften. Het bedrijf beschikt over een mestdrooginstallatie. Deze bevindt zich tussen stal 2 en stal 3. Als waterbevoorrading is er op het bedrijf een grondwaterwinning aanwezig met een vergund debiet van 3.192 m³/j. De grondwaterwinning bestaat uit een boorput die grondwater onttrekt op een diepte van 150 meter. Daarnaast wordt ook

Niet-technische samenvatting MER Vanoverbeke, Moorslede 2 © ABO NV

regenwater gebruikt (als reinigingswater en als drinkwater voor de mestvarkens). Hiervoor is een regenwateropvang van 600 m³ aanwezig tussen stal 2 en 3 onder de drooginstallatie.

In totaal zijn er op het bedrijfsterrein 14 voedersilo’s aanwezig voor opslag van maximaal 124 ton droogvoer. Voor de tijdelijke bewaring van kadavers is er op het bedrijf een kadaveropslag aanwezig.

Als terreinverharding is naast de aanwezige infrastructuren beton- en asfaltverharding aanwezig; meer bepaald een oprijlaan in asfalt tussen de woning en de zeugenstal en betonverharding vanaf de loods, tussen de zeugenstal en de mestvarkensstal en tussen de mestvarkensstal en de loods. Halverwege tussen de zeugenstal en de mestvarkensstal gaat de betonverharding over in grasland.

Een overzicht van de huidige bedrijfsinfrastructuur wordt weergegeven in figuur 3.1 (zie bijlage).

Voor de uitvoering van het project breidt het bedrijf uit met een nieuwe mestvarkensstal (stalgedeelten 2b en 3b), aansluitend aan stallen 2 en 3. Deze nieuwe stal wordt ammoniakemissiearm uitgevoerd (systeem V-4.7). Daarnaast wordt aansluitend aan stal 1 een nieuwe quarantainestal gebouwd, eveneens ammoniakemissiearm (systeem V-4.7).

Het regenwater van de daken van deze nieuwe stallen zal opgevangen worden in de regenwateropvang van 600 m³, aangezien deze hiervoor ruim voldoende is. Op termijn zal ook het dak van stal 1A hierop aangesloten worden, zodat alle staldaken opgevangen worden. Dan zou 4.020 m³ regenwater per jaar herbruikt kunnen worden.

Een overzicht van de toekomstige infrastructuur wordt weergegeven op figuur 3.2 (zie bijlage).

Bedrijfsexploitatie Het bedrijf is gespecialiseerd in het kweken en afmesten van varkens. Het is een gesloten bedrijf. Dit wil zeggen dat er geen biggen worden aangevoerd, maar dat deze worden geboren op het bedrijf zelf. Eén maal om de twee weken worden wel een aantal reforme zeugen (= afgeschreven zeugen die niet meer geschikt zijn voor verdere kweek) afgevoerd. Vanaf een leeftijd van minimaal 8 maanden worden de opfokzeugen kunstmatig geïnsemineerd. De totale cyclus van een zeug bedraagt 21 weken (16 weken dracht, 4 weken zogen en 1 week guste zeug). Na de drachtperiode worden de zeugen verplaatst naar de kraamhokken, waar zij in optimale omstandigheden (ruime, propere, verwarmde hokken) kunnen werpen. Een zeug werpt gemiddeld 2,4 keer per jaar.

Bij geboorte weegt een big ca. 1,2 kg en blijft bij de zeug in de kraamstal. Na 3 weken worden de biggen gespeend en naar de biggenbatterij gebracht. De zeugen worden na het spenen terug naar de afdeling voor de guste zeugen gebracht voor een volgende inseminatie. Op een leeftijd van 10 weken (vanuit biggenbatterijen) of 15 weken (vanuit voormestafdelingen) worden de dieren overgebracht naar de vleesvarkensstal, waar zij afgemest worden tot een gewicht van ongeveer 110 kg.

De mest geproduceerd door de vleesvarkens wordt op het bedrijf gedroogd met het Farmers Freedom mestdroogsysteem. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de stallucht van stal 2A en 3A. De gedroogde mest wordt opgeslagen in de loods en vervolgens afgevoerd naar het composteringsbedrijf Samagro te Leisele.

Niet-technische samenvatting MER Vanoverbeke, Moorslede 3 © ABO NV

De stallen worden door de exploitant zelf gereinigd en ontsmet. Na iedere ronde worden de stallen nat gereinigd door middel van een hoge druk reiniger. Voor deze reiniging wordt gebruik gemaakt van regenwater.

De voedering in de stallen vindt plaats via voederlijnen (met vijzel). Een multi-fasen voederingswijze (4 fasen), met een verlaagd ruw-eiwitgehalte en fosfaatarm voeder, wordt toegepast. In deze stallen zijn waterbesparende drinkbakjes met regelventielen aanwezig.

In de toekomstige situatie zal overgeschakeld worden van het twee-wekensysteem naar een vier-wekensysteem. Daarnaast is er een toename in dierenaantal waardoor er jaarlijks meer dieren geproduceerd zullen worden. Het aantal mestvarkens dat zo jaarlijks kan afgemest worden op het bedrijf zal toenemen.

1.2 Referentiesituatie studiegebied

Bij de beschrijving van de referentiesituatie voor het studiegebied werd aandacht besteed aan de verschillende elementen die relevant zijn voor het voorliggende project. Aandacht werd besteed aan de disciplines: bodem, water (grond- & oppervlaktewater), lucht, geluid, fauna & flora, landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie en mens. Onderstaand wordt een korte toelichting gegeven per discipline.

Bodem Het studiegebied wordt gekenmerkt door voornamelijk eerder natte zandleem- en licht zandleemgronden. Ter hoogte van het bedrijf bevindt zich een natte zandleembodem met sterk gevlekte, verbrokkelde textuur B horizont.

De geologische ondergrond wordt bepaald door het Quartair en de Tertiaire formaties van en . Het laatste lid van de Formatie van Kortrijk rust op de Groep van Landen.

Water De grondwaterkwetsbaarheidskaart van West-Vlaanderen geeft de zone ter hoogte van het studiegebied aan als zijnde ‘weinig kwetsbaar’. Het bedrijfsterrein watert af in noordelijke richting naar de ‘Babillebeek – Wulfholbeek’, een waterloop van 2 e categorie, gelegen op ca. 400 m van het bedrijf. De percelen aan de Rumbeeksestraat/Koekuitstraat liggen op zo’n 300 m van de ‘Babillebeek-Wulfholbeek’ en op ongeveer 400 m van de Wulfsholbeek. Het perceel aan de Driepikkelstraat (Rollegem-Kapelle) ligt op 1,2 km van de Godelievebeek en op 1 km van de Koolsdambeek.

Lucht Voor de discipline lucht werd in de referentiesituatie aandacht besteed aan de aspecten geur, stof, verzuring en broeikaseffect. Door zijn ligging in agrarisch gebied en de aanwezigheid van omliggende veeteeltbedrijven is er in het studiegebied mogelijke waarneming van geurhinder. Ook emissie van zwevend stof kan voortkomen uit deze veeteeltbedrijvigheid en de bewerking van akkerpecelen. Ook de andere industrieën leveren hun bijdrage aan de stofemissie. Voor de gemeente Moorslede wordt rekening gehouden met een jaargemiddelde PM10-achtergrond stofconcentratie van 30 µg/m³ (2006). Verzurende effecten door al de verschillende sectoren vinden eveneens plaats.

Niet-technische samenvatting MER Vanoverbeke, Moorslede 4 © ABO NV

De bijdrage van de veeteelt vindt voornamelijk plaats onder de vorm van ammoniakemissie. De totale ammoniakemissie door landbouwdieren te Moorslede bedraagt 217 ton/jaar. De klimaatsverandering is tegenwoordig alom aanvaard. De invloed van de veeteelt hierin wordt aldus beschouwd in dit dossier.

Geluid Het achtergrond geluid in het studiegebied wordt voornamelijk bepaald door agrarische activiteiten, de aanwezigheid van een gebied voor ambachtelijke bedrijven en KMO’s ten zuidoosten van het bedrijf en de Meensesteenweg (N32) ten oosten van het bedrijf.

Fauna & flora In de ruime omgeving van het bedrijf komen geen VEN-gebieden of SBZ-zones (speciale beschermingszones zijnde vogelrichtlijngebied of habitatrichtlijngebied) voor. De Biologische Waarderingskaart kenmerkt de directe omgeving van het bedrijf door minder waardevolle akker- en weilandpercelen. De meest nabijgelegen zeer waardevolle biologische eenheid bevindt zich op 650 meter ten zuidoosten van het bedrijfscentrum en betreft een ‘vochtig wilgenstruweel op voedselrijke bodem’ (sf). Daarnaast worden nog 2 bomenrijen binnen het studiegebied als waardevol aangeduid (op 915 m en 1 km ten noordwesten). Het perceel ter hoogte van de Driepikkelstraat (Rollegem-Kapelle) wordt aangeduid als biologisch minder waardevol met waardevolle tot zeer waardevolle elementen, nl. soortenarm permanent cultuurgrasland met een bomenrij en een houtkant of oude heg. Op 190 m van dit perceel komt een waardevolle veedrinkpoel + bomenrij voor en op 150 m eveneens een waardevolle veedrinkpoel.

Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie Het bedrijf is gelegen in het traditionele landschap ‘Rug van Westrozebeke’. Binnen een straal van 1 km bevinden zich geen elementen uit de Landschapsatlas. Voor een beschrijving van het bedrijf en de bedrijfsomgeving wordt verwezen naar een beschrijving aan de hand van een fotoreeks opgenomen in het MER.

Mens Als voornaamste antropogene elementen wordt aandacht besteed aan wonen, recreatie, landbouw, verkeer en industrie. Het meest nabijgelegen woongebied betreft woongebied met landelijk karakter ‘Beitem’ en bevindt zich op 200 meter ten oosten van de meest nabijgelegen stal. Woongebied vinden we pas terug op een afstand groter dan 2 km. Binnen het studiegebied bevinden er zich geen recreatiegebieden zoals bedoeld volgens de bepalingen van het gewestplan. Het studiegebied wordt vooral gekenmerkt door akkers en weiland. Verspreid over het gebied komen verschillende veeteeltbedrijven voor. Het bedrijf is gelegen aan de Galgestraat. Deze is een zijstraat van de N32 (Meensesteenweg: -Roeselare). Het Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan vermeldt dat de N32 als steenweg de verbinding tussen Roeselare en vormt en dat deze voor groot Moorslede als verkeersader een belangrijke ontsluiting is, in het bijzonder voor het zware vrachtverkeer dat komende is van de verschillende transportbedrijven te Moorslede. De N32 leidt in het noorden naar de Ring rond Roeselare (N36) op +/- 3 km. Deze laatste staat in verbinding met de E403 (Kortrijk – Brugge). Naar het zuiden loopt de N32 naar de A19 (Kortrijk – Ieper) op +/- 4 km. Op deze manier is het bedrijf ontsloten voor heel Vlaanderen. In de nabije omgeving van het bedrijf bevinden er zich geen industriegebieden, wel enkele gebieden voor ambachtelijke bedrijven en kmo’s (waarvan de dichtstbijgelegen op 133 m).

Niet-technische samenvatting MER Vanoverbeke, Moorslede 5 © ABO NV

1.3 Beschrijving effecten en milderende maatregelen per milieu- en natuurthema

In het MER werd vertrekkende vanuit een gedetailleerde beschrijving van het project en de referentiesituatie van het gebied een inschatting gemaakt van de huidige en toekomstige effecten die het project veroorzaakt en zal veroorzaken. Daar waar noodzakelijk en/of mogelijk werden milderende maatregelen voorgesteld om de begrote effecten te milderen tot een aanvaardbaar niveau.

De beoordeling in de het MER is gebeurd op basis van een 7-delige waardeschaal, gaande van negatieve, matig negatieve, gering negatieve, geen of verwaarloosbare, gering positieve, matig positieve tot positieve effectbeoordeling. In onderstaande punten wordt per milieu- en natuurthema bondig weergegeven wat de voornaamste beoordelingen zijn. Voor een gedetailleerde beschrijving van de methodologische werkwijze wordt verwezen naar het MER.

Geurhinder Bij de beoordeling van de effecten ten gevolge van geurhinder gaat de voornaamste aandacht uit naar een bedrijfsspecifieke geursimulatie op basis van literatuurgegevens. Deze modellering, uitgevoerd op basis van het model IFDM (van VITO), laat toe een specifieke toetsing uit te voeren van de effecten op het studiegebied aan nieuw voorgestelde Vlaamse normen (visiedocument ‘Geur’). Bijkomend wordt eveneens nagegaan hoe het bedrijf zich verhoudt ten opzichte van Vlaamse afstandsregels.

Zowel in de huidige als in de toekomstige situatie voldoet het bedrijf aan de afstandsregels.

Een andere en meer bedrijfsspecifieke beoordeling van de geurhinder door het bedrijf werd doorgevoerd via de modellering van de cumulatieve geurconcentratie binnen het studiegebied (dit voor zowel de huidige als toekomstige situatie). De gevolgde benaderingswijze voor deze beoordeling kan beschouwd worden als een worstcase-benadering (inschatting effecten obv Vlaamse emissiecijfers). In de huidige situatie bedraagt de geuremissie door het bedrijf Vanoverbeke 84.188 OUE/s. Samen met de emissies veroorzaakt door omliggende veeteeltbedrijven ondervinden hierdoor 6 woningen een gering negatief effect, 44 woningen een matig negatief effect en 93 woningen een negatief effect..

Door uitvoering van het project met toepassing van stalsysteem V-4.7 wordt de toekomstige geuremissie door het bedrijf ingeschat op 133.103,8 OUE/s. Dit betekent een toename met 58%. Stalsysteem V-4.7 zorgt voor een reductie van geur uit deze stallen met 22,2%. In totaal wordt dan voor 5 woningen een gering negatief effect begroot, voor 39 woningen een matig negatief effect en voor 121 woningen een negatief effect.

Milderende maatregelen: - Het bedrijf neemt in de huidige situatie reeds verschillende maatregelen ter beperking van de geuremissie door het bedrijf. Hieronder vallen: aanwezigheid van antimorscups en drinknippels ter voorkoming van vermorsing van water en daaraan gekoppelde bijjkomende geuremissie, toepassing multifasenvoedering. - Naar de toekomst toe zijn volgende bijkomende maatregelen genomen: inplanting bijkomende stalgebouwen weggericht van bewoning, uitrusting stallen 1b, 2b en 3b volgens stalsysteem V-4.7 (22,2% geurreductie).

Niet-technische samenvatting MER Vanoverbeke, Moorslede 6 © ABO NV

Verzuring Bij de beoordeling van mogelijke verzuringseffecten gaat de voornaamste aandacht naar de verzurende ammoniakemissie die gepaard gaat met veeteeltexploitatie. Deze emissie leidt tot verzurende depositie met een verzurende invloed op omliggende verzuringskwetsbare eenheden.

In de huidige situatie bedraagt de totale ammoniakemissie door het bedrijf Vanoverbeke 9.049,15 kg NH3/jaar. In de toekomstige situatie stijgt dit aantal tot 11.860,1 kg NH3/jaar. Het project veroorzaakt aldus een stijging van de totale ammoniakemissie met 2.810,95 kg NH3/jaar, dit is 31%. Deze stijging is te verklaren door de toename van het aantal dieren gehuisvest op het bedrijf in de toekomst, dit hoewel het bedrijf een aanzienlijke inspanning levert door de nieuwe stallen ammoniakemissiearm op te richten volgens systeem V-4.7, dit is een stalsysteem voorzien van mestkelders met water- en mestkanaal. Voor de afvoer van de mest uit het mestkanaal is er een soort rioleringssysteem voorzien (afgesloten van de lucht), dat de mest frequent en restloos uit het mestkanaal naar de afgesloten mestkelder brengt.

De effecten inzake verzurende belasting ten gevolge van het bedrijf op zich blijven beperkt tot hooguit een gering negatief effect in de directe bedrijfsomgeving. Er treden geen negatieve effecten op ter hoogte van kwetsbare eenheden.

Rekening houdende met de cumulatieve verzuringsdepositie binnen de gemeente Moorslede wordt de kritische last voor niet-bosecosystemen overschreden. Ook bosecosystemen kunnen afhankelijk van hun ligging ten opzichte van grotere emissiebronnen een overschrijding van de kritische last ondervinden. Afhankelijk van de plaatselijk aanwezige ecotopen kan er sprake zijn van geringe tot negatieve verzurende effecten.

Milderende maatregelen: Zie maatregelen ‘Geurhinder’. De maatregelen die een geurreductie opleveren zijn eveneens gunstig inzake ammoniakreductie. Naar de toekomst toe worden de nieuwe stallen ammoniakemissiearm uitgerust volgens stalsysteem V-4.7.

Vermesting Voor de beoordeling van de effecten inzake vermesting wordt rekening gehouden met de verschillende vermestingsrisico’s die de bedrijfsuitbating met zich meebrengt: mestopslag, afzet op cultuurgrond en vermestende deposities afkomstig van de stalemissies.

In de huidige situatie bezit het bedrijf een mestopslagcapaciteit van 5.960 m³ mengmest. Voor de mestverwerking is 200 m³ vaste mestopslag voorzien in de loods. Het project voorziet in de bouw van drie nieuwe stallen (stal 1b, 2b en 3b) waaronder bijkomende mestopslag van 2190 m³ mengmest wordt voorzien. Deze opslagcapaciteiten volstaan ruim om te voldoen aan de wettelijk verplichte opslagcapaciteiten en zijn mestdicht uitgerust. Ook de nieuw te plaatsen voorzieningen zullen opgericht worden volgens de Vlarem II voorschriften (bijlage 5.9). Peilputten zijn nog niet aanwezig, deze dienen geplaatst te worden en de grondwaterkwaliteit moet opgevolgd worden. Aan de opslag van mengmest wordt zowel voor de huidige als toekomstige situatie een gering negatief effect gekoppeld, aan de opslag van droge mest geen of verwaarloosbaar effect.

Niet-technische samenvatting MER Vanoverbeke, Moorslede 7 © ABO NV

Een deel van de mest wordt oordeelkundig verwerkt via stalluchtdroging en een deel wordt uitgereden op eigen percelen of afgevoerd via burenregeling, volgends de Best Beschikbare Technieken. Het risico op vermesting van het oppervlaktewater wordt als gering negatief effect ingeschat.

Het risico op vermesting van het oppervlaktewater dat voortkomt ten gevolge van het uitrijden van mest op bedrijfseigen cultuurgronden wordt gezien de algemene problematiek van verhoogde nitraatconcentraties in het oppervlaktewater als een matig negatief effect op het milieu ingeschat. Alhoewel de exploitant aangeeft de mest op oordeelkundige wijze af te zetten (volgens de regels van het Mestdecreet), kan dit toch aanleiding geven tot te hoge nitraatconcentraties.

Op minder waardevolle eenheden in de directe bedrijfsomgeving zorgt de vermestende depositie voor gering negatieve effecten. In de huidige en toekomstige situatie veroorzaakt het bedrijf geen overschrijding van de kritische last. Bijgevolg is er geen of verwaarloosbaar effect.

Rekening houdende met de totale ammoniakdepositie in de gemeente Moorslede treedt cumulatief gezien gemiddeld genomen voor al de ecosystemen een overschrijding van de kritische last voor vermesting op. Deze overschrijding wordt als een negatief effect beoordeeld.

Milderende maatregelen: - Het bedrijf neemt in de huidige situatie reeds verschillende maatregelen ter beperking van vermestingsinvloeden door het bedrijf. Hieronder vallen: beperking van de hoeveelheid geproduceerde mest door toepassing van aangepast voeder en voedering volgens voedercurve; mestdichte uitrusting van mestopslagplaatsen; stal 3a reeds ammoniakemissiearm uitgevoerd…; - Naar de toekomst toe zijn volgende bijkomende maatregelen genomen: ammoniakemissiearme uitrusting nieuwe stallen 1b, 2b en 3b; blijvend voorzien in voldoende mestopslagcapaciteit; - Peilputten dienen aangelegd te worden, zodat de grondwaterkwaliteit kan opgevolgd worden.

Landschappelijke aspecten Bij de beoordeling van de landschappelijke aspecten door het bedrijf wordt voornamelijk rekening gehouden met volgende als relevant te beschouwen elementen: verlies van erfgoedwaarde (landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie) en wijziging van de perceptieve kenmerken.

Door de bouw van de bijkomende infrastructuren veroorzaakt het project een beperkt waarneembare wijziging in de bestaande landschapsstructuur (gering negatief effect). Integratie van het bedrijf door verdere uitbouw van het groenscherm dient op termijn voor een goede landschappelijke integratie van het bedrijf te zorgen.

De grondwerken kunnen steeds ongekende archeologische erfgoedwaarden aan het licht brengen. De initiatiefnemer dient eventuele toevalsvondsten binnen de drie dagen te melden aan het Agentschap R-O.

Het bedrijf vormt een verzorgd uitziend onderdeel van het agrarische landschap, maar kan nog beter geïntegreerd worden door uitbreiding van de huidige groenaanplantingen rondom het bedrijf. Aan de achterzijde van de mestvarkensstallen zullen na de bouw nieuwe aanplantingen moeten gebeuren. Daarnaast dient zeker aan de noordwestelijke zijde nog voor een betere integratie gezorgd te worden (o.a. van de voedersilo’s).

Niet-technische samenvatting MER Vanoverbeke, Moorslede 8 © ABO NV

Milderende maatregelen: - Het bedrijf betreft een verzorgd en homogeen geheel; - Geplande maatregelen voor het project zijn: aanplanting bijkomend groen om het bedrijf landschappelijk te integreren; gebruik maken van een verantwoorde materiaalkeuze voor de nieuwe stalgebouwen; - Aan de noordwestelijke zijde zou de aanplant van enkele hoogstammige bomen in de aanpalende weide kunnen zorgen voor een betere integratie.

Geluidshinder In gevolge de geluidshinder problematiek werd voor het bedrijf nagegaan welk de voornaamste geluidsproducerende bronnen zijn en in welke mate deze voldoen aan de geldende geluidsnormen. Volgende bedrijfsvoeringsfases werden in beschouwing genomen: afbraak- en aanlegfase, stalventilatie, levering voeder, transporten, mestverwerking, dieren zelf en laden en lossen dieren.

Relevante geluidshinder ten gevolge van de bedrijfsuitbating treedt zowel in de huidige als toekomstige situatie niet op. Verder kan eventueel geluidshinder optreden tijdens de geplande werkzaamheden ter uitvoering van het voorliggende project. Er werd uitgegaan van een worst-case benadering. Voor woningen waar de richtwaarde met meer dan 10 dB(A) wordt overschreden, wordt uitgegaan van een negatief effect. Overdag wordt geen negatief effect veroorzaakt ter hoogte van omliggende woningen, ’s nachts ter hoogte van een 8-tal woningen. Een matig negatief effect (overschrijding richtwaarde met 5 tot 10 dB(A)) wordt begroot voor 6 woningen overdag en voor 10 woningen tijdens de nacht. Een gering negatief effect (overschrijding richtwaarde met minder dan 5 dB(A)) wordt verwacht voor 12 woningen overdag en voor 28 woningen tijdens de nacht.

Milderende maatregelen: - Voedersilo’s worden overdag gevuld, de dieren worden op regelmatige basis gevoerd hetgeen ‘schreeuwen’ van de varkens voorkomt; optimale sturing van de ventilatoren via regelkasten; voor de opening van de luchtinlaat van de mestdrooginstallatie werd een geluidswering geplaatst; - Naar de toekomst voorzien de initiatiefnemer volgende bijkomende maatregelen: toepassing van geluidsarme ventilatoren voor de nieuwe stalgebouwen; - Verder dient de initiatiefnemer er tijdens de werkzaamheden op te letten dat de aannemer de geluidshinder ten gevolge van de werken zo goed mogelijk beperkt. Het onnodig laten draaien van machines en motoren dient voorkomen te worden, er moet rekening gehouden worden met een schappelijke start- en einduur van de bouwwerken enz.; dit opdat de hinder naar omwonenden zoveel mogelijk beperkt wordt.

Verspreiding van zwevend stof Voor de effectbespreking van het thema zwevend stof wordt rekening gehouden met de stofemissiebronnen aanwezig op het bedrijf. Een belangrijke emissiebron betreft de emissie vanuit de stallen.

Het bedrijf levert een bijdrage aan de stofemissie in de omgeving. Door de uitvoering van het voorliggende project stijgt de totale PM10-emissie van 608,6 kg in de huidige situatie tot 1.118,8 kg in de toekomstige situatie en de PM2,5- emissie van 150,6 naar 280,8 kg. Dit betekent een stijging met 84% voor PM10 en 86% voor PM2,5.

De hoogste PM10-concentraties veroorzaakt door het bedrijf situeren zich ter hoogte van het eigen bedrijfsterrein, waar er sprake is van lokale concentraties van 4,6 (huidig) en 8,5 (toekomstig) µg PM10/m³. Toetsing aan de benaderde grenswaarde van 31,2 µg PM10/m³ wijst op een negatief effect (bijdrage > 5% van de grenswaarde) ter

Niet-technische samenvatting MER Vanoverbeke, Moorslede 9 © ABO NV

hoogte van 2 woningen in de huidige en 3 in de toekomstige situatie, een matig negatief effect (bijdrage van 3-5% van de grenswaarde) ter hoogte van 1 woning in de huidige en 4 in de toekomstige situatie en een gering negatief effect (bijdrage van 1-3% van de grenswaarde) ter hoogte van 9 woningen in de huidige situatie en 13 in de toekomstige situatie.

Cumulatief gezien bedraagt de achtergrondconcentratie binnen het studiegebied reeds benaderend 30 µg PM10/m³. Uitgaande van deze concentratie betekent een beperkte bijdrage van het bedrijf met 1,2 µg PM10/m³ reeds het bereiken van de benaderde grenswaarde van 31,2 µg PM10/m³ (35 x overschrijding 50µg PM10/m³). Op basis van deze redenering is er cumulatief gezien sprake van een negatief effect ter hoogte van 2 woningen in de huidige situatie en 3 woningen in de toekomstige situatie.

Milderende maatregelen: - Voor het vullen van de voedersilo’s wordt gebruik gemaakt van stofzakken hetgeen de tijdelijke stofemissie sterk beperkt; het aantal transporten door het bedrijf wordt geoptimaliseerd waardoor ook stofopwaaiing beperkt wordt door deze transporten; het bedrijfsterrein wordt zo goed als kan proper en stofvrij gehouden; doordat de stallucht van de mestvarkensstallen 2A en 3A aangewend wordt voor de vloeistofindikkers, wordt een reductie van 70% in stofuitstoot gerealiseerd;

Verstoring waterhuishouding Bij het thema waterhuishouding wordt aandacht besteed aan de bedrijfsvoeringsaspecten en inrichtingen die een invloed (kunnen) hebben op de waterhuishouding. Als voornaamste punten hierin wordt gekeken naar de bedrijfseigen grondwaterwinning, het waterverbruik en de infiltratiecapaciteit.

Ten gevolge van de grondwaterwinning aanwezig op het bedrijf worden geen relevante verdrogingseffecten of beïnvloeding van omliggende grondwaterwinningen verwacht.

Het waterverbruik op het bedrijf ligt in de lijn van de waterverbruiken aangegeven volgens de BBT-studie van het VITO. Dit zal in de toekomstige situatie normalerwijze zo blijven. Het bedrijf voorziet door de toename in dierenaantal een uitbreiding van de opvang van regenwater om te hergebruiken.

Door de uitvoering van het project en de daar aan gekoppelde bijkomende verhardingen worden geen negatieve effecten verwacht. Dit vermits er in de huidige situatie geen problemen voorkomen en het bedrijf voorzieningen neemt voor opvang en hergebruik van hemelwater.

De aanlegfase kan tijdelijk een grondwatertafeldaling van enkele 10-tallen centimeter veroorzaken ter hoogte van niet verdrogingskwetsbare ecotopen. Dit veroorzaakt geen relevante milieueffecten. Milderende maatregelen: - Het bedrijf zorgt voor een gerationaliseerd waterverbruik door toepassing van drinknippels en antimorscups; - Regenwater wordt reeds gebruikt als drinkwater voor de mestvarkens en als reinigingswater; - Het regenwater van de daken van de nieuw te bouwen stallen zal opgevangen worden in de bestaande regenwateropvang van 600 m³. Op termijn zullen alle staldaken hierop aangesloten worden. Het regenwater zal benut worden voor als drinkwater voor de mestvarkens en als reinigingswater; - De mogelijkheid tot ondiepe grondwaterwinning kan nog worden onderzocht (bvb. (via ondiepe boorput of vijver); - Voor het huishouden wordt het gebruik van leidingwater en regenwater aangeraden i.p.v. diep grondwater.

Niet-technische samenvatting MER Vanoverbeke, Moorslede 10 © ABO NV

Verstoring bodem Bij de beoordeling van bodemverontreiniging door het bedrijf wordt rekening gehouden met effecten door opslag van gevaarlijke producten, aanwezigheid van fossiele brandstoffen en verdeelinstallaties.

De aanwezigheid van een aantal risicoactiviteiten zoals de opslag van brandstoffen, het bevoorraden van bedrijfsvoertuigen d.m.v. de verdeelinstallatie en de opslag van mest, wijst op de noodzaak tot een goede opvolging van de opslagwijze en toepassingswijze. Op het bedrijf zijn de wettelijk voorgeschreven veiligheidsmaatregelen genomen zodat de potentiële risico’s tot een uiterst minimum beperkt worden. Er wordt uitgegaan van een gering negatief effect. Milderende maatregelen: - Het bedrijf ziet er op toe dat al de risicostoffen optimaal beveiligd zijn en blijven; - Rekening houdende met een grondverzet van meer dan 250 m³ dient de initiatiefnemer volgens Vlarebo (hoofdstuk XIII) een technisch verslag te laten uitvoeren ter bepaling van de kwaliteit van de te verzetten grond. Er dient voldaan te worden aan de Vlarebo-regelgeving en de voorwaarden van Vlarea.

Oppervlaktewaterverontreiniging Bij de beoordeling van de verontreiniging van het oppervlaktewater door de bedrijven wordt rekening gehouden met effecten ten gevolge van de lozing van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater.

Het huishoudelijke afvalwater wordt geloosd op het oppervlaktewater na voorbezinking in een septische put. Hiervoor wordt een gering negatief effect begroot. In de toekomst wordt volgens het zoneringsplan riolering voorzien, vanaf dan zal kunnen gesproken worden van geen of verwaarloosbaar effect.

Lozing van bedrijfsafvalwater vindt niet plaats. Het reinigingswater van de stallen komt terecht in de mestkelders en wordt samen met de mest verwerkt of afgevoerd.

Milderende maatregelen: - Lozing van huishoudelijk afvalwater vindt plaats na voorbezinking in een septische put. Lozing van bedrijfsafvalwater vindt niet plaats. Reinigingswater wordt samen met de mest verwerkt of afgevoerd; - In de toekomst zal volgens het zoneringsplan aansluiting op de riolering voorzien worden.

Verstoring biodiversiteit Het project heeft naast de reeds eerder besproken verzurende en vermestende invloed geen bijkomende relevante invloed op de biotiek. Enkel het verlies van een stuk grasland kan als een gering negatief effect beschouwd worden.

Klimaatsverandering Bij de beoordeling van het effect aangaande klimaatsverandering wordt rekening gehouden met de productie van stalgassen en de verbranding van fossiele brandstoffen. Een kwantitatieve inschatting van de bijdrage van het bedrijf aan een (mogelijke) opwarming van de aarde door de broeikasgassen geproduceerd door het bedrijf, is moeilijk te maken. De bijdrage van een veeteeltbedrijf op zich aan de totale broeikasemissie in Vlaanderen wordt als gering beschouwd (gering negatief effect). Het bedrijf zorgt door het gebruik van PPO (Pure Plantaardige Olie) reeds voor een reductie van zijn netto CO 2-uitstoot.

Niet-technische samenvatting MER Vanoverbeke, Moorslede 11 © ABO NV

Verspreiding bestrijdingsmiddelen De initiatiefnemer gebruikt erkende ontsmettings- en ongediertebestrijdingsmiddelen op oordeelkundige wijze. Er wordt uitgegaan van een gering negatief effect in gevolge van de bestrijding van ongedierte of de ontsmetting van de stallen. De exploitant zal de huidige bedrijfsvoering met betrekking tot de ontsmettingen van de stallen en de bestrijding van ongedierte naar de toekomst toe op dezelfde manier blijven uitvoeren.

Milderende maatregelen: - Door het bedrijf zo zuiver mogelijk te houden, wordt het aantrekken van ongedierte geminimaliseerd. Bij ontsmetting van de stallen en bestrijding van ongedierte worden erkende producten gebruikt. De producten worden volgens de voorgeschreven dosering toegepast. Opslag van ontsmettings- en bestrijdingsmiddelen gebeurt volgens de Vlarem-II voorschriften. - Er worden geen bijkomende maatregelen gepland in kader van voorliggend project.

1.4 Eindconclusie

De initiatiefnemer, Guido Vanoverbeke, wenst zijn bedrijf uit te breiden. Om deze uitbreiding te realiseren bouwt de initiatiefnemer 2 nieuwe mestvarkensstallen (2B en 3B) en een nieuwe quarantainestal. Ook in de bestaande stallen zal de beschikbare ruimte beter benut worden. De voornaamste effecten van de bedrijfsexploitatie zijn de bijdrage van het bedrijf aan geurhinder, verzuring, vermesting en stofhinder. Om de milieuhinder zoveel mogelijk te beperken voorziet de initiatiefnemer de bouw van de nieuwe varkensstallen volgens het AEA systeem V-4.7. Dit is een stalsysteem voorzien van mestkelders met water- en mestkanaal. Voor de afvoer van de mest uit het mestkanaal is een soort rioleringssysteem voorzien (afgesloten van de lucht), dat de mest frequent en restloos uit het mestkanaal naar de afgesloten mestkelder brengt. Bestaande stal 3A is ook reeds volgens dit systeem gebouwd. Door dit stalsysteem reduceren de emissies uit deze stallen met 22,2% inzake geuremissie en met minimaal 70% inzake ammoniakemissie. Een deel van de bedrijfseigen mest wordt op het bedrijf verwerkt via een mestdroogsysteem. De droge mest wordt opgeslagen in de loods en uiteindelijk afgevoerd naar een composteringsbedrijf. Voor het mestdroogsysteem wordt de lucht uit de mestvarkensstallen 2A en 3A aangewend. Dit resulteert in een daling van de stofuitstoot uit deze stallen met 70%. Dit type mestdroogsysteem is door VITO gecontroleerd en erkend. De uitgaande proceslucht mag gewoon naar buiten, er zijn geen luchtwassers nodig. Het bedrijf en de woning van Vanoverbeke zijn volledig afgekoppeld van het elektriciteitsnet. De exploitant wekt zelf elektriciteit op (ook voor het mestdroogsysteem). Dit gebeurt door een stroomgenerator aangedreven door plantaardige olie. De exploitant heeft hiervoor sinds 19 juni 2007 groenestroomcertificaten toegekend gekregen. Door het gebruik van plantaardige olie wordt de netto CO2-uitstoot van het bedrijf sterk beperkt, aangezien de planten waaruit de olie geperst wordt, tijdens hun groei CO2 opgenomen hebben. Niettegenstaande deze maatregel stijgen de emissies van het bedrijf door de geplande uitbreiding. Aanpassing van de bestaande stalsystemen is volgens de BREF ‘Intensive Livestock Farming’ en de BBT ‘Veeteelt’ geen best beschikbare techniek. Concluderend kan gesteld worden dat het bedrijf aldus al het mogelijke doet om zijn emissies te beperken en dat de enige bijkomende maatregelen die het bedrijf nog kan nemen maatregelen betreffen die verder gaan dan de op dit ogenblik als Best Beschikbaar aangegeven technieken.

Niet-technische samenvatting MER Vanoverbeke, Moorslede 12 © ABO NV

Door uitbreiding van het groenscherm zal het bedrijf nog beter landschappelijk geïntegreerd worden. Voor de overige milieuaspecten voorziet het bedrijf eveneens in de beperking van hinder.

Tenslotte worden nog een aantal aandachtspunten aangehaald: • Om de vermestende invloed van het bedrijf op te volgen, is de plaatsing van peilputten noodzakelijk. Om de 3 maanden dient de exploitant het grondwater te controleren op de aanwezigheid van mengmest afkomstig van mogelijk plots ontstane lekken. Bovendien dient hij op zijn kosten ten minste om de 3 jaar een grondwateronderzoek te laten uitvoeren door een erkend laboratorium voor grondwateronderzoek. Het afschrift van de analyseresultaten dient de exploitant over te maken aan de Afdeling Milieu-inspectie; • Het gebruik van diep grondwater dient zoveel mogelijk beperkt te worden. Voor het huishouden wordt het gebruik van leidingwater en regenwater aangeraden. Er dienen eventueel nog bijkomende alternatieven gezocht te worden (ondiepe boorput, vijver…); • Geluidshinder tijdens de aanlegfase dient beperkt te worden, aangezien anders ter hoogte van een aantal woningen negatieve effecten kunnen optreden; • Voor het groenscherm dient geopteerd te worden voor inheemse soorten, waarbij ook voor variatie gezorgd moet worden. Aan de noordwestelijke zijde zouden een aantal hoogstammige bomen aangeplant kunnen worden in de aanpalende weide, zodat de voedersilo’s en de stallen beter in de omgeving geïntegreerd worden. Eventueel kan voor de opmaak van een beplantingsplan beroep gedaan worden op het POVLT.

Niet-technische samenvatting MER Vanoverbeke, Moorslede 13 © ABO NV

BIJLAGE: FIGUREN

Niet-technische samenvatting MER Vanoverbeke, Moorslede 14 © ABO NV