Bestemmingsplanbeschrijving: toelichting op onderzochte onderwerpen voor het bestemmingsplan

Verkeer en parkeren

Bereikbaarheid Gemotoriseerd verkeer De ontsluiting van de ontwikkeling vindt plaats ten zuiden op de Polderboom. De bestaande Polderboom wordt hiertoe doorgetrokken naar het nieuwe woongebied. Dit is de belangrijkste entree naar het woongebied. De Polderboom sluit aan op de Nicolaas van Puttenstraat. Via deze route wordt het centrum van het dorp Goudswaard en de Molendijk richting en Nieuw-Beijerland bereikt. De Molendijk en de Vaartweg zijn binnen de bebouwde kom gecategoriseerd als gebiedsontsluitingswegen met een maximumsnelheid van 50 km/h. Buiten de bebouwde kom zijn deze wegen gecategoriseerd als erftoegangswegen waar een maximumsnelheid van 60 km/h geldt. De Polderboom is een erftoegangsweg met een maximumsnelheid van 30 km/h. Het gemotoriseerde verkeer van en naar het plan wordt goed ontsloten.

Langzaam verkeer Het fietsverkeer wordt in en rondom het plangebied gemengd afgewikkeld met het gemotoriseerd verkeer. Vanuit het plangebied wordt het fietsverkeer ontsloten naar de Polderboom en de Vaartweg. De ontsluiting voor het fietsverkeer is redelijk goed.

Aan de westzijde van het plangebied wordt een langzaamverkeersverbinding beoogd met een calamiteitenroute, zo wordt de verbinding voor voetgangers en fietsers verkort en is het plangebied via twee routes te bereiken voor hulpdiensten.

Ontsluiting openbaar vervoer Er is een bushalte gesitueerd aan de Nicolaas van Puttenstraat, welke op circa 350 m afstand van het plangebied is gelegen. Deze halte wordt bediend door bussen in de richting Oud-Beijerland/ met een frequentie van circa 2 keer per uur per richting. Tevens rijdt er een buurtbus via Zuid-Beijerland naar Oud-Beijerland met een frequentie van circa 1 keer per uur per richting. De ontsluiting per openbaar vervoer is redelijk.

Verkeersgeneratie en afwikkeling De verkeersgeneratie is berekend met de gemiddelde kencijfers van het CROW en met het programma weergegeven in tabel 1.

Tabel 1 Verkeersgeneratie Woningtype Hoeveelheid Motorvoertuigen Verkeersgeneratie Vrijstaand 5 8,2 per woning 41 Rijwoning (koop midden-duur 6 7,8 per woning 684, Rijwoning (sociaal) 4 7,4 per woning 29,6 Appartement (sociale huur) 8 4,1 per woning 32,8 Totaal 23 150,2

De ontwikkeling heeft een verkeersgeneratie van 150 (afgerond) mvt/etmaal. Het plangebied wordt via de Polderboom op de omliggende wegenstructuur aangesloten. De verkeerstoename zal op deze wegen niet leiden tot problemen in de verkeersafwikkeling.

Parkeren De parkeerbehoefte is berekend met de gemiddelde kencijfers van het CROW en met het programma weergegeven in tabel 2.

Tabel 2 parkeerbehoefte Woningtype Hoeveelheid Parkeerkencijfer Parkeerbehoefte Vrijstaand 5 2,3 per woning 11,5 Rijwoning (Midden duur) 6 2,2 per woning 13,2 Rijwoning (sociaal) 4 2,0 per woning 8 Appartement (sociale huur) 8 1,4 per woning 11,2 Totaal 23 43,9

In het plangebied is voldoende ruimte op zowel de openbare weg als bij vrijstaande en twee-onder-een kap woningen op eigen terrein om in de eigen parkeergelegenheid te voorzien.

Conclusie De bereikbaarheid van het plangebied is goed te noemen voor de diverse modaliteiten, de toename in verkeersbewegingen zal niet leiden tot problemen. Het plan biedt voldoende ruimte om in de eigen parkeerbehoefte te voorzien, het aspect verkeer en parkeren staat de ontwikkeling niet in de weg.

Wegverkeerslawaai

Onderzoek en conclusie Het plangebied is gelegen binnen de wettelijke geluidzone van de Noordweg en de Molendijk. Hiertoe is door Rho adviseurs voor leefruimte een akoestisch onderzoek uitgevoerd. De rapportage wordt ten tijden van ter visie legging nog opgesteld.

Water

Huidige situatie Het plangebied is gelegen aan de noordoostzijde van het dorp Goudswaard en bevindt zich tussen de Molendijk en de Rietakker. Het plangebied bestaat uit agrarisch grasland.

Bodem en grondwater Op de Bodemkaart is te zien dat de bodem van het plangebied uit zavel met homogeen profiel bestaat (figuur 1). Met betrekking tot het grondwater is ter plaatse van het plangebied sprake van grondwatertrap V= H <40 L >20 (figuur 2). Dit wil zeggen dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) op 40 centimeter onder maaiveld ligt. De gemiddelde laagste grondwaterstand (GLG) ligt op 20 centimeter onder maaiveld. De maaiveldhoogte ligt circa tussen NAP +0,1 en +0,4 m.

Figuur 1 Overige bodemsoorten plangebied (rood omcirkeld) (bron: Bodemkaart)

Figuur 2 Overzicht grondwatertrappen plangebied rood omcirkeld (bron: Bodemkaart)

Waterkwantiteit Conform de Legger van Waterschap Hollandse Delta (figuur 3 ) wordt het plangebied in het noorden begrensd door een watergang in de categorie 'dijksloot' en ten westen begrensd door een watergang behorende tot de categorie 'overig water'. De watergang behorende tot de categorie 'dijksloot' heeft een beschermingszone van 5 meter en een watergang in de categorie 'overig water' heeft een beschermingszone van 1 meter. Binnen deze beschermingszones gelden conform de Keur van het Waterschap Hollandse Delta beperkingen voor bouwen en aanleggen ter bescherming van en om onderhoud aan de watergang mogelijk te houden.

Figuur 3 Uitsnede Legger Waterschap Hollandse Delta

Watersysteemkwaliteit en ecologie Binnen het plangebied of in de nabije omgeving liggen geen oppervlaktewaterlichamen, die zijn aangewezen vanuit de Kaderrichtlijn Water. Er bevinden zich ook geen natte ecologische verbindingszones zoals opgenomen in het (provinciale) Natuurnetwerk Nederland binnen of in de nabijheid van het plangebied.

Veiligheid en waterkeringen Ten noorden van het plangebied loopt een waterkering. Het plangebied bevindt zich niet in de kernzone of beschermingszone van de waterkering.

Afvalwaterketen en riolering Het plangebied bestaat uit agrarisch grasland en is niet aangesloten op het rioolstelsel.

Toekomstige situatie Het plan is om een woonbuurt met 20 tot 27 woningen te realiseren. De bestaande waterstructuur wordt verbreed, hiervan wordt 60% natuurvriendelijk ingericht.

Bodem en grondwater De voorgenomen ontwikkeling heeft geen gevolgen voor bodem en grondwater.

Waterkwantiteit Met dit plan neemt het verhard oppervlak sterk toe, wat leidt tot minder infiltratie van regenwater in de bodem ter plaatsen. Derhalve is watercompensatie noodzakelijk. Door de flexibele aard van het plan is een exacte berekening van de compensatie niet praktisch. Het bestemmingsplan voorziet in de juridische borging van een aanzienlijk waterlichaam en staat uitbreiding van bestaande sloten niet in de weg. Watersysteemkwaliteit en ecologie Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet- uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.

Veiligheid en waterkeringen De in deze ruimtelijke onderbouwing mogelijk gemaakte ontwikkeling heeft geen negatieve invloed op de waterveiligheid in de omgeving.

Afvalwaterketen en riolering Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen, zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:  hemelwater vasthouden voor benutting,  (in-)filtratie van afstromend hemelwater,  afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater,  afstromend hemelwater afvoeren naar RWZI.

Conclusie Er is compensatie voor de toename aan verharding nodig omdat de toename van verharding boven de grenswaarde van 500 m2 komt. Dit wordt gedaan door het verbreden van bestaande watergangen van het plangebied. Ook grenzen aan het plangebied een waterkering en watergangen in de categorie 'dijksloot' en 'overig water' met een beschermingszone van respectievelijk 5 en 1 meter. Er vinden geen werkzaamheden plaats in de kern- of beschermingszone van de waterkering. Wanneer er werkzaamheden zullen plaatsvinden in de beschermingszone van de watergangen, wordt eerst een vergunning gevraagd. Hierdoor kunnen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse uitgesloten worden.

Ecologie

Gebiedsbescherming Het plangebied is geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. De locatie is gelegen op circa 860 meter van Natura 2000-gebied 'Haringvliet' en circa 13 kilometer van stikstofgevoelig Natura 2000-gebied 'Voornes Duin'. Het plangebied maakt ook geen deel uit van het Natuurnetwerk Nederland/Natuurnetwerk Zuid-Holland. Het dichtstbijzijnde onderdeel van het NNN betreft Natura 2000-gebied 'Haringvliet' (figuur 4).

Figuur 4 Ligging plangebied (rood omcirkeld) t.o.v. beschermde natuurgebieden (bron: Provincie Zuid-Holland)

Vanwege de afstand zijn directe effecten zoals areaalverlies, versnippering, verandering van de waterhuishouding en verstoring op voorhand uitgesloten. Voor het onderzoeken van de mogelijke effecten op het nabijgelegen stikstofgevoelige Natura 2000-gebied Voornes Duin zijn er voor de aanleg- en gebruiksfases AERIUS-berekeningen uitgevoerd. Uit de berekeningen blijkt dat geen sprake is van rekenresultaten die hoger zijn dan 0,00 mol N/ha/jr voor de aanleg- en gebruiksfase van de ontwikkeling.

Soortenbescherming Ten behoeve van de voorgenomen werkzaamheden in het kader van woningbouw bij Goudswaard is een quickscan in het kader van de Wet natuurbescherming uitgevoerd.

Uit deze quickscan komt het volgende naar voren:  Beschermde soorten die verwacht worden in het projectgebied zijn verschillende soorten vleermuizen, grondgebonden zoogdieren, algemene amfibieën, rugstreeppad, vogelsoorten met jaarrond beschermde voortplantings- of verblijfplaats en algemene broedvogels.  Beschermde vaatplanten, mossen en korstmossen, reptielen, vissen en ongewervelde diersoorten zijn niet aanwezig of worden in de huidige situatie niet verwacht op basis van het ontbreken van geschikt biotoop.  Voor algemene grondgebonden zoogdieren en algemene amfibieën geldt een provinciale vrijstelling van overtreding van verbodsbepalingen voor werkzaamheden die vallen onder ruimtelijke ingrepen. Voor deze soorten geldt wel een zorgplicht.  Broedvogels kunnen aanwezig zijn in het projectgebied. Om verstoring en vernietiging van broedvogels en nesten te voorkomen gelden voor broedvogels aanvullende maatregelen bovenop de algemene zorgplicht.  Om vestiging van rugstreeppad en daarmee een overtreding van verbodsbepaling van de Wet natuurbescherming. Indien rugstreeppad ten tijde van de uitvoering toch wordt aangetroffen, dienen de werkzaamheden stil te worden gelegd en dient de begeleidende ecoloog aan te geven welke vervolgstappen (met mogelijke ontheffingsaanvraag) moeten worden genomen.  Werkzaamheden dienen uitgevoerd te worden om negatieve effecten op algemene grondgebonden zoogdieren, vleermuizen, algemene amfibieën, rugstreeppad en broedende vogels te voorkomen.  Geconcludeerd wordt dat aanvullend onderzoek en een ontheffing ten aanzien van de Wet natuurbescherming niet aan de orde is voor het uitvoeren van de werkzaamheden, mits de voorzorgsmaatregelen worden opgevolgd.

Beoordeling onderzoek Het natuuronderzoek is beoordeeld door Omgevingsdienst Zuid-Holland-Zuid. Zij laten per e-mail van 17 maart 2020 weten dat het onderzoek van RPS is beoordeeld en er geen opmerkingen ten aanzien van methode en conclusies zijn.

Conclusie Het plangebied is geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Vanwege de afstand zijn directe effecten zoals areaalverlies, versnippering, verandering van de waterhuishouding en verstoring op voorhand uitgesloten. Uit de Aerius berekeningen blijkt dat er geen sprake is van rekenresultaten die hoger zijn dan 0,00 mol N/ha/jr voor de aanleg- en gebruiksfase van de ontwikkeling. Geconcludeerd wordt dat aanvullend onderzoek en een ontheffing ten aanzien van de Wet natuurbescherming niet aan de orde is voor het uitvoeren van de werkzaamheden, mits de voorzorgsmaatregelen worden opgevolgd.

Luchtkwaliteit

Onderzoek en conclusie De beoogde ontwikkeling heeft betrekking op de realisatie van 20 tot 25 woningen. Een dergelijke ontwikkeling valt onder het Besluit niet in betekenende mate onder de categorie woningbouw tot 1.500 woningen aan één ontsluitingsweg. Dit betekent dat de ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit ter plaatse en dat nader onderzoek niet noodzakelijk wordt geacht.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2017 (http://www.nsl- monitoring.nl/viewer/) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde maatgevende weg betreft de Krommedijk, ten noorden van het plangebied. Uit de NSL-monitoringstool blijkt dat in 2017 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijnstof langs deze weg ruimschoots onder de grenswaarden lagen. De concentraties luchtverontreinigende stoffen bedroegen in 2017; 14,8 µg/m³ voor NO2,

16,4 µg/m³ voor PM10 en 9,5 µg/m³ voor PM2,5. Het aantal overschrijdingsdagen van de 24-uur gemiddelde concentratie PM10 bedroeg 6 dagen. Hierdoor is er ter plaatste van het plangebied sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling in het plangebied. Ter plaatse van het plangebied is er sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Bedrijven en milieuhinder

Onderzoek en conclusie In de beoogde situatie worden 20 tot 27 woningen gerealiseerd. Hiermee worden milieugevoelige functies opgericht en moet worden getoetst aan de richtafstanden zoals vermeld in de VNG-brochure. In het gebied zijn voornamelijk woningen gevestigd, waardoor de omgeving getypeerd kan worden als 'rustige woonwijk'.

Ten westen van het plangebied bevindt zich de bestemming 'maatschappelijk'. Het betreft een kerk zonder klokkentoren en valt volgens de VNG-brochure onder milieucategorie 2. Het maatgevende aspect betreft geluid met een richtafstand van 30 meter in een rustige woonwijk. Hier wordt niet aan voldaan. Gezien het formaat en de passende functie van een kerk in een woongebied, wordt geen geluidhinder verwacht. Daarnaast bevinden zich reeds woningen op korte afstand van de kerk. Omdat de nieuwe woningen op een gelijke afstand van de kerk worden gebouwd als de bestaande woning wordt de kerk niet belemmerd in het uitvoeren van haar activiteiten. Ten zuiden van het plangebied bevindt zich een bedrijfsbestemming waar een bedrijf uit ten hoogste categorie 3.1 zich er kan vestigen. De richtafstand betreft 50 meter in een rustige woonwijk. Met een afstand van circa 300 meter tussen plangebied en bedrijfsbestemming wordt hieraan voldaan.

Het plangebied is op voldoende afstand van de bedrijventerreinen van Pernis en Moerwijk. De geluidzones van deze bedrijventerreinen reiken niet tot het plangebied. Ook andere milieucirkels zoals de invloedsgebieden wat betreft externe veiligheid reiken niet over het plangebied. Hiervan wordt er geen hinder verwacht.

Conclusie Als gevolg van de beoogde ontwikkeling worden geen bedrijven belemmerd en ter plaatse van het plangebied is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Duurzaamheid

Toetsingskader Energieneutraal 2040 De ambitie van de Hoeksche Waard is om in 2040 100% energieneutraal te zijn. Hiermee legt de Hoeksche Waard de lat hoger dan de landelijke ambitie (in 2050 energieneutraal). Om gericht stappen in deze richting te zetten is de ‘Energievisie Hoeksche Waard 2016-2020’ opgesteld in nauwe samenwerking met ondernemers en maatschappelijke organisaties in de Hoeksche Waard.

De Energievisie gaat uit van de Trias Energetica. Waarbij in eerste instantie wordt ingezet op het beperken van de energiebehoefte. Dit uit zich in 3 pijlers:

1. Energie besparen in de bebouwde omgeving (o.a. isolatie) 2. Opwekken van duurzame energie (o.a. wind, zon, biomassa, getijdenenergie) 3. Duurzame mobiliteit (o.a. elektrische auto's en fietsen, openbaar vervoer)

Er zijn twee belangrijke neven effecten. Het gezamenlijk inzetten op besparing en opwekking van energie biedt volop kansen voor de lokale economie (bouwsector, agrarische sector en biobased economy) om daarvoor met oplossingen te komen. Het sturen op innovatie is daarbij belangrijk. Daarnaast wordt met Marketing & Educatie de Hoeksche Waard meer op de kaart gezet als duurzame regio. Beginnen bij de jeugd draagt bij aan bewustwording bij ouders en zorgt tevens voor een ander handelen door deze jeugd over 10 jaar.

Naast de Energievisie is er ook een ‘Regionaal Uitvoeringsprogramma Energievisie 2016-2020’ opgesteld. De Energievisie is in dit Uitvoeringsprogramma uitgewerkt tot concrete activiteiten voor de jaren 2016-2020. Een aantal van deze activiteiten is het afgelopen jaar en begin 2017 al in gang gezet. Met dit Uitvoeringsprogramma worden deze activiteiten gestructureerd en zichtbaar gemaakt. Daarnaast starten wij op basis van dit uitvoeringsprogramma diverse nieuwe activiteiten. Voor het Uitvoeringsprogramma en de Energievisie is input verzameld van het maatschappelijk middenveld en vanuit het Regionale Raadsledenoverleg (ROHW). Het Uitvoeringsprogramma wordt elk jaar opnieuw bekeken of het nodig is om het te actualiseren om op deze manier per jaar projecten uit te voeren die actueel, (financieel) haalbaar en marktgericht zijn. Elke activiteit wordt in dit uitvoeringsprogramma toegelicht en bestaat uit de onderdelen; resultaat, planning, kosten en status.

Aanpasbaar bouwen Dit is bepaald in de Regionale Woonvisie 2030. In de Hoeksche Waard groeit het aantal seniorenhuishoudens bovengemiddeld sterk. Het aantal 75+ huishoudens verdubbelt de komende jaren. Van de bevolking wordt verwacht een leven lang zelfstandig te wonen. Daarnaast is de financiering voor de zorg en het wonen ontkoppeld. Hierdoor stijgt de vraag naar eenvoudig aanpasbare woningen op de woningmarkt. Een aanpasbaar gebouwde woning is geschikt te maken voor meerdere doelgroepen Van belang hierbij zijn de relaties tussen ruimten en bedieningsgemak van bijvoorbeeld ramen en deuren. Ook gaat het om veiligheid. In feite kan een aanpasbaar gebouwde woning op verschillende manieren en door verschillende soorten huishoudens worden bewoond. Het gaat niet zozeer om bouwen voor een bepaalde doelgroep, maar om het bouwen van een woning die door verschillende doelgroepen kan worden bewoond en daarmee zijn toekomstwaarde behoudt. Voor de vergrijzing van de nabije toekomst én de demografische ontwikkeling die daarna volgt. Hiermee behoudt de woning zijn toekomstwaarde.

SKW Certificatie WoonKeur is een eis De woonvisie verwijst naar het kwaliteitskeurmerk WoonKeur voor het aanpasbaar bouwen. Een woning met een WoonKeur certificaat kan eenvoudig en tegen beperkte kosten worden aangepast als de levensomstandigheden daar om vragen. Dit houdt in dat een bewoner in zijn woning moet kunnen blijven wonen. Ook als de gezondheid om aanpassingen aan de woning vraagt. Hiermee wordt verplicht verhuizen om een reden van een beperking voorkomen. De gemeente adviseert om SKW Certificatie in een vroeg stadium bij een nieuwbouwproject te betrekken. In dit keurmerk zijn de bouwtechnische eisen teruggebracht tot een overzichtelijk en goed toepasbaar pakket aan maatregelen. Op www.woonkeur.nl vindt u meer informatie.

Onderzoek Met de verkaveling wordt gelet op de mogelijke toepassing van zonnepanelen op de gebouwen. De woningen worden conform de wet gebouwd zonder gasaansluiting.

Externe veiligheid

Onderzoek

Figuur 5 Uitsnede professionele risicokaart met plangebied geel omkaderd

Overeenkomstig de professionele risicokaart (figuur 5) waarin relevante risicobronnen getoond worden, vindt er in de omgeving van het plangebied geen vervoer plaats van gevaarlijke stoffen via het spoor, het water of door buisleidingen.

De risicovolle inrichting Coorndijck Exploitatiemaatschappij B.V. bevindt zich ten noorden van het plangebied. Het betreft een bovengrondse propaantank met een inhoud van 5 m3. De dodelijke effectafstand bedraagt 235 meter en valt een klein gedeelte ten noorden in het plangebied. In dit gedeelte van het plangebied worden geen woning gerealiseerd. Hierdoor heeft de risicovolle inrichting geen externe werking op het plangebied.

Conclusie Het plangebied ligt voor een klein gedeelte in de effectafstand van de risicovolle inrichting Coorndijck Exploitatiemaatschappij B.V. waar een bovengrondse propaantank is gelegen. Hier worden geen woningen mogelijk gemaakt. Er hoeft geen verantwoording voor het groepsrisico opgesteld te worden. Verder zijn in de directe omgeving van het plangebied geen risicovolle bronnen aanwezig. Het aspect externe veiligheid vormt dan ook geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

Kabels en leidingen

Onderzoek en conclusie Binnen het plangebied en in de directe omgeving zijn geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig. Het aspect kabels en leidingen staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

Bodemkwaliteit

Onderzoek en conclusie Op verzoek van de gemeente is door Koenders & Partners adviseurs en procesmanagers bv een actualiserend verkennend grond- en waterbodemonderzoek uitgevoerd ter plaatse van het plangebied. De onderzoeks- resultaten en conclusies worden hieronder benoemd.

Landbodem:  Tijdens de uitvoering van de veldwerkzaamheden zijn aan het maaiveld en in de opgeboorde grond zintuiglijk geen bijzonderheden waargenomen.  In de bovengrond zijn (plaatselijk) ten hoogste lichte verontreinigingen aangetoond met enkele zware metalen.  In de bovengrond zijn licht verhoogde PFAS-gehaltes aangetoond ten opzichte van de detectiegrenzen, doch ruimschoots beneden de hergebruiksnorm (tijdelijk handelingskader).  Er is geen aanleiding tot het uitvoeren van een nader landbodemonderzoek.

Waterbodem:  Tijdens de uitvoering van de veldwerkzaamheden zijn langs de waterkanten en in het opgeboorde materiaal zintuiglijk geen bijzonderheden waargenomen. Opgemerkt wordt dat in watergang WTG1 (noordzijde perceel) geen slib is waargenomen.  De circa 45 m3 slib in watergang WTG2 (zuidwestzijde perceel) is ten hoogste licht verontreinigd en kan over de aangrenzende percelen worden verspreid.  In de steekvaste waterbodems van de beide watergangen zijn ten hoogste lichte verontreinigingen aangetoond met de standaard chemische waterbodemparameters. Er is geen PFAS aangetoond in de steekvaste waterbodems.  Het uitvoeren van een nader waterbodemonderzoek wordt niet noodzakelijk geacht.

Aanbevelingen Op basis van bovenstaande conclusies worden de volgende aanbevelingen gedaan:  Geadviseerd wordt om de resultaten van onderhavig onderzoek mee te nemen in de overwegingen ten aanzien van de planvorming.  Wij adviseren om het bij baggerwerkzaamheden vrijkomende slib van watergang WTG2 te verspreiden over de aangrenzende percelen.  Voorafgaand aan eventuele demping van de watergangen adviseren wij om in overleg te treden met bevoegd gezag BBK omtrent de kwaliteit van de toe te passen dempingsgrond ten aanzien van PFAS.  Het rapport kan worden gebruikt voor het hergebruiken van de bij werkzaamheden vrijkomende grond op de locatie of ten behoeve van eventuele afvoer naar een erkende verwerkingslocatie. Indien grond wordt afgevoerd naar een toepassingslocatie elders adviseren wij om een AP04 partijkeuring conform het Besluit bodemkwaliteit (BBK) onder het certificaat van de BRL 1000 te laten uitvoeren ter bepaling van de kwaliteit en mogelijke bestemmingen van de partij.  Tot slot wordt geadviseerd om tijdens vervolgwerkzaamheden alert te zijn op eventuele onvoorziene bodemverontreiniging.

Cultuurhistorie en archeologie

Cultuurhistorie De uitbreiding van Goudswaard ligt direct ten oosten van het bestaande dorp grenzend aan het Zeekleipolderlandschap van de Hoeksche Waard. Juist deze ligging vraagt erom de uitbreiding dusdanig vorm te geven dat deze op een zorgvuldige wijze inspeelt op de kwaliteiten van dit landschap.

Zeekleipolderlandschap

Ontwikkelingsgeschiedenis van het landschap Van groot belang voor de vorming van het huidige landschap van de Hoeksche Waard is de ontwikkeling van een schoorwallensysteem langs de kust geweest. Door een aanzienlijke stijging van de zeespiegel verdween de kustvlakte onder water en werden vanuit zee onder invloed van de golfbewegingen en stromingen van het getij, langgerekte barrières opgeworpen.

In de lager gelegen gebieden achter deze zogeheten schoorwallen (elders strandwallen genaamd) ontstonden afwisselend onder water en droogstaande wadden en moerasachtige gebieden. Dit leidde uiteindelijk, mede door een stijging van het grondwater en de verdere afname van de invloed van de zee op dit gebied, tot de vorming van een zich tot ver achter de schoorwallen uitstrekkend veengebied.

Dit veengebied werd door het schoorwallensysteem beschermd tegen de zee. Toen vervolgens de invloed van de zee echter weer toenam werden de schoorwallen aangetast. Er ontstonden diepe erosiegeulen waardoor de zee het achtergelegen veengebied kon binnendringen. Aanvankelijk trad vooral in de directe omgeving van de grote riviermondingen erosie van het veen op. Gaandeweg drong het door het zeewater ontwikkelende systeem van kreken echter steeds verder het veengebied binnen en ontstonden in het veen geulen, die later met zand en klei werden opgevuld. De hiermee gepaard gaande erosie leidde tot de afbraak van grote delen van het veenlandschap. Als gevolg hiervan ontstonden veel, door getijdengeulen gescheiden en met zavel- en kleilagen bedekte veeneilanden (opwassen).

Het toenmalige door vele kreken en andere stromen doorsneden gebied bestond uit een stelsel van zandplaten, slikken, gorzen en schorren. Doordat de diverse stromen zich vaak verlegden was enerzijds sprake van een sterke afbraak, anderzijds van de vorming van nieuwe opwassen en ontstond er een groot estuarium.

De in het huidige landschap nog aanwezige resterende opwassen zijn ontstaan als platen te midden van snel stromende getijdengeulen en hebben veelal een zekere ronde vorm. Van een wezenlijke beïnvloeding door de mens was pas sprake aan het einde van de 10e eeuw toen men door het opwerpen van dijken overging tot het stelselmatig beveiligen van de reeds bewoonde eilanden (de zogeheten 'opwassen'). Bewoning vond niet uitsluitend plaats op de bedijkte opwassen maar ook op de onbedijkte platen. In dat geval was echter sprake van een niet-permanente bewoning door vissers, schapenhouders en veendelvers en zocht men bescherming tegen hoog water door het opwerpen van 'stellen' (vluchtheuvels).

Tot de oudste polders (opwassen) behoort onder andere de Polder het Oudeland van Strijen. Door de eb- en vloedbewegingen werden geleidelijk nieuwe platen afgezet, tegen de opwassen aan. Deze meer langgerekte aanwassen werden nadien eveneens ingepolderd en in cultuur gebracht.

Aanvankelijk vond de bedijking op kleine schaal plaats. In de loop van de 15e eeuw vond een meer grootschalige landaanwinning plaats door het systematisch bedijken van de vele nieuwe op- en aanwassen. Bij de inpoldering van de op- en aanwassen werden de 'bovenlopen' van de kreken veelal binnen de dijkringen opgenomen.

Ordeningsprincipes en kenmerken Voor het plangebied is van belang dat het is gelegen in het zeekleipolderlandschap, waarvan de kenmerken in de provinciale omgevingsvisie worden beschreven: 'Het zeekleipolderlandschap wordt gekenmerkt door een opeenvolgend patroon van (ronde) opwaspolders en (langgerekte) aanwaspolders, met een kleinschalig dijkenpatroon. Kreken en beplante dijken zijn belangrijke structurerende elementen. Er is een grote mate van openheid met contrasten tussen buitendijkse natuur en strak verkavelde agrarische polders met overwegend akkerbouw. Dorpen liggen als compacte kernen in het open landschap, veelal op het kruispunt van een dijk en een kreek.'

Kernkwaliteiten Voor het Nationaal landschap Hoeksche Waard zijn drie kernkwaliteiten benoemd:  Het polderpatroon: een mozaïek van polders die vanaf het einde van de Middeleeuwen zijn bedijkt. Per regio is de ontstaansgeschiedenis van het landschap afleesbaar.  Het reliëf van kreken en dijken: het dijken- en krekenpatroon is in zijn geheel waardevol. Daarbinnen zijn er gave en minder gave delen, maar juist de samenhang is kenmerkend voor het landschap.  De openheid: de open ruimten vormen de tegenhanger van de dijklinten en dorpen en zijn daar onlosmakelijk mee verbonden.

Goudswaard

Ontstaansgeschiedenis van Goudswaard Het ontstaan en de locatie van Goudswaard is direct gekoppeld aan het ontstaan van de omdijking van de polder de Oude in 1439. Bij de keuze van de vestingsplaats vormde de ligging aan open water (het Spui) en verbindingswater (het Sandee) een zeer belangrijk motief. Goudswaard werd ter hoogte van de afdamming van de kreek het Sandee gesticht. De eerste bebouwing in Goudswaard werd voornamelijk aan de noordzijde (zeezijde) van de dijk neergezet. Aan deze zijde was het talud veel flauwer dan aan de ingepolderde zijde. De bebouwing aan de noordzijde staat daarom in het talud van de dijk tegen de weg aan. De latere bebouwing aan de polderzijde van de dijk (zuidzijde) is op enige afstand van de dijk aan de zogenaamde benedendijk gesitueerd. Oorspronkelijk werden in het dorp overwegend boerderijen gebouwd. Later werden er ook woningen, enkele winkels en bedrijfjes in de dorpskern gesitueerd. Veel van deze dicht op elkaar gesitueerde panden hebben een karakteristieke gevel en zijn daarom op de rijksmonumentenlijst geplaatst.

Goudswaard heeft, zoals uit de ontstaansgeschiedenis blijkt, een overzichtelijke, eenduidige ruimtelijke opbouw met een voor een dorp kenmerkende menging van functies. Binnen het dorp kunnen twee deelgebieden worden onderscheiden met eigen specifieke ruimtelijke kenmerken, te weten de oude kern en de dorpsuitbreiding.

1. Oude kern: De oude kern wordt in hoofdzaak gevormd door de bebouwing langs de Molendijk, de Beneden Molendijk, de Dorpsstraat en de Havenkade. Binnen de oude kern wordt in functioneel opzicht het centrumgebied onderscheiden. In dit gebied komen naast de woonfunctie en de twee kerken op bescheiden schaal ook winkels en plaatselijk verzorgende bedrijfjes voor.

2. Dorpsuitbreiding vorige eeuw: In de vorige eeuw heeft Goudswaard zich in oostelijke richting uitgebreid. De dorpsuitbreiding bestaat voor het grootste deel uit woonbebouwing. In het gebied zijn tevens het Hervormde verenigingsgebouw, de twee basisscholen van het dorp, het dorpshuis met bibliotheek en peuterspeelzaal, het kruisgebouw, een sporthal en enkele winkels gevestigd. Deze dorpsuitbreiding wordt gekenmerkt door een vrijwel rechthoekige stratenpatroon dat de oorspronkelijke kavelrichting van de polder Oude Korendijk volgt.

Archeologie Op verzoek van gemeente Hoeksche Waard heeft SOB Research / Instituut voor Archeologisch en Aardkundig Onderzoek het eerder uitgevoerde onderzoek herzien. Op basis daarvan kwam SOB Research tot de conclusie dat er op dit moment geen aanvullend archeologisch onderzoek hoeft te worden uitgevoerd.

De top van het Hollandveen, waarin archeologische resten uit de periode van de IJzertijd tot en met het begin van de Late Middeleeuwen aanwezig zouden kunnen zijn, ligt ter plaatse van het nog niet bebouwde en onderzochte deel van het plangebied op een diepte van circa 2.0 meter beneden het maaiveld en wordt dus alleen verstoord als gevolg van het aanbrengen van de heipalen. Wanneer de heipalen met een voor nieuwbouw gebruikelijke dichtheid worden aangebracht beslaan deze een zeer kleine oppervlakte en kan later tussen de heipalen altijd nog archeologisch onderzoek worden uitgevoerd. Het aanbrengen van de heipalen kan dan ook worden aangemerkt als een niet significante bodemverstoring.

Ter plaatse van het noordoostelijke deel van het plangebied kunnen direct beneden de bouw de resten aanwezig zijn van een erf en bebouwing die daar op de kaart van Jan Symonsen uit 1575 wordt weergegeven (zie Ras, 2011: 31). Tijdens het uitgevoerde booronderzoek zijn daar op het maaiveld veel aardewerkfragmenten aangetroffen uit de 16de/ 17de eeuw (zie Ras, 2011: 40 en. Ter plaatse van deze zone moet dus wel een proefsleuvenonderzoek worden uitgevoerd wanneer daar (ondiepe) bodemverstoringen worden voorzien. Op basis van het ontwerp wordt die zone vooralsnog niet ingericht of bebouwd.

Het aanvullend proefsleuvenonderzoek hoeft dan ook pas te worden uitgevoerd wanneer er sprake is van concrete inrichtingsplannen voor deze zone. Dit advies is ook besproken met de archeologisch adviseur van de gemeente.

Vormvrije m.e.r.- beoordeling In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2.000 of meer woningen omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2). De beoogde ontwikkeling bestaat uit de realisatie van 20 tot 27 woningen. De beoogde ontwikkeling blijft daarmee ruim onder de drempelwaarde. Dit betekent wel dat een zogenaamde 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' noodzakelijk is. Voorafgaand aan de ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan beslist het bevoegd gezag zijnde gemeente Hoeksche Waard op basis van een vormvrije m.e.r. aanmeldnotitie of een m.e.r. procedure gevolgd dient te worden.