Pronkstukken voor een nieuwe tijd

Een onderzoek naar de inclusiviteit van een televisieprogramma met de nationale culturele identiteit als onderwerp.

Masterscriptie Kunst, cultuur en politiek, Universiteit van Amsterdam Roeland van der Hoorn, 10515747 Begeleider: dr. Christine Delhaye Tweede lezer: dr. Dos Elshout 20 augustus 2019 Inhoudsopgave

Pronkstukken voor een nieuwe tijd ------1 Inhoudsopgave------2 Voorwoord ------3 Inleiding------4 1. Historische en maatschappelijke context ------6 1.1 Geschiedenis en nationalisme ------6 1.2 De constructie van een canon ------11 1.3 (Cultuur)geschiedenis voor iedereen ------17 2. Diversiteitsbeleid en de Nederlandse Publieke Omroep (NPO) ------21 2.1 De wettelijke taak van de Nederlandse publieke omroep ------21 2.2 Voor en van iedereen: de NPO vandaag ------25 2.3 De NPO verbindt ------29 2.4 Culturele diversiteit bij de publieke omroep in een tijd van post-multiculturalisme en ontzuiling ------32 2.5 Identiteitspolitiek, media en de canon ------35 3. Het pronkstuk van Nederland en zijn plek binnen het Nederlandse medialandschap en maatschappij van vandaag------43 3.1 Beschrijving van het Het pronkstuk van Nederland ------44 3.2 Het idee achter Het pronkstuk van Nederland ------52 3.3 Het doel en de impact van het programma ------55 3.4 Analyse van Het pronkstuk van Nederland ------57 3.5 Andere programma met de nationale identiteit als thema ------63 Conclusie ------66 Bibliografie ------68 Bijlagen ------71

!2 Voorwoord

Twee jaar geleden schreef ik mijn Bachelorsiptie. De proeve van bekwaamheid had als onderwerp de Portretten van Marten Soolmans en Oopjen Coppit door Rembrandt gedurende ver- en aankoop in 1877 door baron de Rothschild en in 2015 door het Rijksmuseum en het Louvre. In de scriptie trachtte ik de vraag te beantwoorden in hoeverre de kunstwerken in verbinding staan met de nationale identiteit. Het werd voor mij duidelijk hoe een enkel object een grote diepere betekenis kan hebben voor een grote groep mensen, maar bovenal hoe complex de discussie is omtrent nationale identiteit en nationaal erfgoed. De actualiteit van het onderwerp nationale identiteit is in de tussentijd niet verdwenen. Daarom vormt deze masterscriptie een voortzetting van mijn eerdere werk waarbij ik een belangrijk aspect inbreng dat ik bij mijn bachelorscriptie heb nagelaten: de diverse multiculturele samenleving. Met deze scriptie hoop ik een kleine bijdrage te kunnen leveren aan het duiden van een van de belangrijkste ontwikkelingen van het moment: het ontstaan van een inclusief nationaal cultureel erfgoed. Lang heb ik gedacht dat deze scriptie nooit de dag van voltooing zou zien. Ik ben daardoor erg dankbaar dat het toch zover gekomen is en dat ik met trots en voldoening kan terugkijken op de jaren die ik aan de Universiteit van Amsterdam heb doorgebracht. Overigens ben ik van mening dat het universitaire onderwijs in Nederland voornamelijk in het Nederlands gegeven moet te worden.

Roeland van der Hoorn Leimuiden, 20 augustus 2019

!3 Inleiding

Van 15 december 2017 tot en met 26 januari 2018 zond de omroep AVROTROS het televisieprogramma Het pronkstuk van Nederland uit. Het programma had als doel het vinden van een object dat als ‘pronkstuk’ van Nederland gezien kan worden, een object dat het meeste zegt over het Nederlandse volk, de Nederlandse geschiedenis, en waar het Nederlandse volk zich het meest verbonden mee voelt. Na een voorselectie door musea en archieven een een onderzoek uitgevoerd door NBTC-NIPO bleven er 30 objecten over verdeeld over de categorieën kunst, erfgoed en ontwerp. Het was vervolgens aan de kijker om ‘het pronkstuk van Nederland’ te kiezen. De Nederlandse samenleving, en dan vooral die in grote steden, is de afgelopen halve eeuw in snel tempo diverser geworden. Meer en meer mensen met een migratieachtergrond zijn onderdeel geworden van de Nederlandse samenleving en deze trend zal zich ook in de toekomst voort blijven zetten. Wie dan nogmaals met aandacht naar Het pronkstuk van Nederland kijkt, valt op dat Nederlanders met een migratieachtergrond en objecten die het product zijn van Nederlanders met een migratieachtergrond nauwelijks vertegenwoordigd zijn. Het programma pretendeert op zoek te zijn naar een object dat ‘ons Nederlanders’ bindt, maar bij slechts één genomineerd object, het boek Max Havelaar door Multatuli, is de verbinding met het koloniale verleden en het multiculturele heden te zien. Dit rechtvaardigt het stellen van de vraag om welk Nederland het in de uitzending van het Het pronkstuk van Nederland gaat: een monocultureel,- of een pluriform Nederland; een Nederland waarin de nationale identiteit enkel bestaat uit Rembrandt, klompen en Delfts blauw, of een Nederland waarin ook de culturele minderheden worden betrokken bij het zoeken naar de ‘Nederlandsheid’.

De, nog steeds, verzuilde Nederlandse publieke omroep is uniek in de wereld. Het Nederlandse publieke omroepbestel bestaat uit meerdere organisaties die van oudsher gezamenlijk een breed spectrum van televisie en radioprogramma’s brengen. Door het systeem van verschillende omroepen zou de hele samenleving gerepresenteerd moeten zijn. Dit model is echter onder druk komen te staan. Zo werd per 2016 de financiering voor de gezendmachtigde genootschappen beëindigd. Omroepen als de Boeddhistische Omroep Stichting (BOS), Interkerkelijke Omroep Nederland (IKON), Rooms-katholiek Kerkengenootschap (RKK), en de Joodse Omroep (JO) eindigden daarmee te bestaan. Ook werden verschillende omroepen gedwongen te fuseren.

!4 Naast het verdwijnen van verschillende omroepen, en daarmee geluiden, wordt er door beleidsmakers op verschillende momenten ook gestreefd naar één geluid dat de hele publieke omroep omvat; een geluid waarin alle Nederlanders zich in moeten kunnen herkennen. De verschillende omroepen die onderdeel zijn van de publieke omroep worden op deze manier uitgedaagd niet alleen programma’s te maken voor de groep die zij van oudsher representeren, maar ook inclusieve programma’s waarin ook Nederlanders met een migratieachtergrond zich herkennen. Het probleem dat zich zodoende aandient is complex en speelt zich af op verschillende niveau’s. De Mediawet heeft als doel de programmering van de landelijke publieke omroep te versterken door deze meer onderscheidend te laten zijn ten opzichte van het commerciële aanbod. Doordat de Nederlandse Publieke Omroep word betaald uit publieke middelen heeft het de plicht alle maatschappelijke lagen en groepen te representeren, en te betrekken in de programmering. Echter, Het Pronkstuk van Nederland lijkt een bewijs te zijn dat dat niet het geval is. Dit leidt tot de hoofdvraag die ik met mijn masterscriptie tracht te beantwoorden: Hoe is het televisieprogramma Het Pronkstuk van Nederland te plaatsen in het diversiteitsbeleid van de Nederlandse Publieke Omroep? Deze hoofdvraag beantwoord ik na het behandelen van de volgende deelvragen: Op welke manier wordt er bij de publieke omroep gestreefd naar een programmering die te bestempelen is als inclusief? en: Hoe is het televisieprogramma Het Pronkstuk van Nederland te omschrijven? Dit zal voorafgaand worden door een hoofdstuk waarin er een historische en maatschappelijke context wordt geschetst van nationalisme en de omgang van cultureel en historisch erfgoed.

!5 1. Historische en maatschappelijke context

Er wordt de laatste decennia meer terug dan vooruit gekeken. Onder invloed van de verschrikkelijke herinneringen aan de tweede wereldoorlog werd de blik nog naar voren gedwongen. Echter, vanaf het midden van de jaren zeventig heeft de historische belangstelling een nieuw publiek elan gekregen.1 Historische studies werden bestsellers en nieuwe onderzoeksprojecten kwamen van de grond. Sinds de jaren negentig kreeg de aanzwellende historische belangstelling als gevolg van de digitalisering snel een mondiale verspreiding.2 Het is deze historische belangstelling die in het afgelopen decennium in een nieuwe fase terecht is gekomen en onderdeel is geworden van een nieuw narratief, dat van het nationalisme.

1.1 Geschiedenis en nationalisme “Zo energiek als Nederland `de sociale kwestie' van weleer te lijf ging, zo gelaten wordt nu gereageerd op het achterblijven van hele generaties allochtonen en op de vorming van een etnische onderklasse” stelde publicist en hoogleraar Paul Scheffer in zijn essay ‘Het multiculturele drama’ begin 2000. In het essay, dat het integratiedebat deed openbreken, verwijt Scheffers de politiek en de maatschappelijke elite dat de problemen die grootschalige immigratie met zich meebrengt stelselmatig werden gebagatelliseerd en dat er veel te weinig werk werd gemaakt van de integratie van nieuwkomers. Hierdoor zouden grote groepen allochtonen maatschappelijk mislukken en de aansluiting met de maatschappij kwijtraken. Scheffer was niet de eerste die een dergelijk geluid liet horen. In 1991 was het VVD-leider Frits Bolkestein die zich in zijn beroemd geworden Luzern- lezing zijn zorgen uitte over de westerse liberale waarden die met de oprukkende islam onder druk kwamen te staan. De integratie van minderheden moest ‘met lef’ worden aangepakt, zo schreef hij in de Volkskrant. Bolkestein pleitte voor een krachtige verdediging van de Europese beschaving en haar belangrijkste waarden – zoals de universele waarden van de scheiding van kerk en staat, de vrijheid van meningsuiting en het beginsel van non-discriminatie tegenover een werelden waarin deze waarden niet tot bloei waren gekomen. Marchanderen met liberale principes, ‘ook niet een klein beetje’, was uitgesloten. Dus, concludeerde Bolkestein in 1991, hebben we geen andere keus dan de verworvenheden van onze eigen cultuur te verdedigen.3

1 P. den Boer. ‘Geschiedenis, herinneringen en ‘lieux de memoire.’’ In: R. van der Laarse red. Bezeten van vroeger, erfgoed, identiteit en musealisering. Amsterdam 2005: 40. 2 Idem: 42. 3 F. Bolkestein. Integratie van minderheden moet ‘met lef’ worden aangepakt. De Volkskrant. 12 september 1991. !6 Zowel Scheffers als Bolkestein worden door filosofe Baukje Prins in haar artikel Het lef om taboes te doorbreken. Nieuw realisme in het Nederlandse discours over multiculturalisme genoemd als voorbeelden van het nieuwe realisme, een genre dat volgens haar het Nederlandse publieke debat over de multiculturele samenleving is gaan overheersen.4 Kenmerkend aan nieuwe realisten is volgens Prins dat zij zich presenteren als woordvoerder van ‘de gewone mensen’, en als iemand die de feiten onder ogen durft te zien en ‘waarheden’ aankaart die binnen het heersende discours zouden worden verzwegen. Andere eigenschappen van nieuwe realisten zijn de suggestie dat realiteitszin een karakteristiek aspect is van de Nederlandse nationaliteit en het verzet tegen links. Maar het paraderen met het ‘typisch Nederlandse’ namens ‘de gewone Nederlander’ zou niet enkel aan de rechterkant van het politieke spectrum te zien zijn. Hoogleraar sociologie Jan Willem Duyvendak en docent Europese letterkunde Josip Kesic beschrijven in hun artikel To be Dutch or not to be hoe verschillende politieke partijen zich bedienen van het ‘typisch Nederlandse’ tijdens de campagne voor de tweede kamerverkiezingen begin 2017. Zo wijzen zij er op dat in het VVD programma wordt gesproken over ‘Optimistische en nuchtere Nederlanders die van aanpakken weten en waarde hechten aan onze typisch Nederlandse manier van leven’, en in het PVV programma over ‘het steunen van de gewone Nederlander in plaats van de mensen die wij hier niet willen’. ‘De gewone Nederlander’, beschreven in onverhuld Nederlands, staat centraal in de campagnes, waarbij de suggestie voortdurend is dat als je je niet identificeert met deze persoon je dus geen Nederlander bent. Het nieuwe realisme, zoals vijftien jaar eerder beschreven door Baukje Prins is vandaag de dag meer dan ooit op de voorgrond aanwezig; zelfs bij partijen aan de linkerkant van het politieke spectrum. De verschillende politiek leiders pretenderen voor ‘de gewone mensen’ te spreken. Ook dragen zij uit waarheden te verkondigen die in het huidige discours zouden worden verzwegen; je zou niet meer trots mogen zijn op Nederland of de Nederlandse tradities in ere mogen houden. Duyvendak en Kesic stellen dat er in Nederland geen gebrek is aan gedeelde waarden in Nederland en dat er ook geen acute crisis plaatsvindt in onze identiteit. Ook partijen die het hardst roepen dat ze typisch Nederlands zijn, komen niet per se op voor meeste Nederlanders. Wel worden linkse partijen gedwongen mee te bewegen met het dominantie frame van rechts waardoor ook zij de taal van het nationalisme beginnen te spreken. Zo draaide het gedurende de verkiezingscampagne in 2017 bij PvdA-leider Asscher ook om Nederland als natiestaat, de waarden die Nederland herbergt en de trots die men daarvoor zou moeten voelen. Hiermee wordt het speelveld tot nativistische proporties teruggebracht zo stellen Duyvendak en Kesic.

4 B. Prins. ’Het lef om taboes te doorbreken. Nieuw realisme in het Nederlandse discours over multiculturalisme.’ Migrantenstudies Vol. 4 (2002): 1-2. !7 Jan Marijnissen, van 1994 tot 2008 politiek leider van de Socialistische Partij (SP) zag de natiestaat bedreigd door globalisering, Europese integratie en immigratie. Een oplossing zag hij in een ‘herwaardering van historisch besef.’ In het opiniestuk Historisch besef verdient herwaardering, dat verscheen in verschillende bladen en dat hij uitsprak bij de VGN geschiedenisdagen, schetste Marijnissen de contouren van een nieuwe nationaal historisch museum: “In dit museum moet ‘...hét verhaal van de wordingsgeschiedenis van (de mensen die wonen in) de lage landen bij de zee’ worden verteld. En als dat verhaal er niet is, moet het alsnog gemaakt worden, want we hebben het nodig.”5 Marijnissen spreekt hier in enkelvoud; één nationaal historisch verhaal wat zou moeten gelden voor alle Nederlanders. Een jaar later, in mei 2006 presenteerde Marijnissen samen met historicus en partijleider van het Christen-Democratisch Appèl (CDA) in een opiniestuk in dagblad Trouw een voorstel voor een ‘Huis van de Geschiedenis’. Zij waren van mening “dat een Huis van de Nederlandse Geschiedenis, waarbinnen de culturele dialoog kan plaatsvinden, niet alleen een betere bijdrage zal kunnen leveren aan de verspreiding van historisch besef en historische kennis onder burgers maar ook aan het tot stand brengen van verbondenheid tussen de culturen hier aanwezig.”6 De regering besloot hierna tot de oprichting van een Nationaal Historisch Museum als vehikel om de complete geschiedenis van Nederland te presenteren. Na een hevige politieke strijd is het Nationaal Historisch Museum er nooit gekomen. Ook de rechterflank van het politieke spectrum maakte zich sterk voor aangescherpt geschiedenisonderwijs. Zo uitte Jozias van Aartsen, van 2003 tot 2006 fractievoorzitter van de Volkspartij voor Vrijheid en Democratie (VVD), zich op een mannier die neopatriottistisch genoemd zou kunnen worden met de uitspraak: ‘op school moet de grondtoon der natie worden onderwezen’.7 Dat de geschiedenis steeds meer als fundament van de samenleving wordt gezien, waarop huizen zeer verscheidend qua ontwerp gebouwd zijn, blijkt ook uit het laatste regeerakkoord dat in 2017 gesloten werd tussen VVD, CDA, D66 en ChristenUnie. Vooral de link tussen de geschiedenis en de waarden die bij het Nederlandschap zouden dienen te horen wordt in het regeerakkoord uitgelegd: “We [de regerende partijen] vinden het belangrijk de kennis over onze gedeelde geschiedenis, waarden en vrijheden te vergroten. Deze maken ons tot wat we samen zijn. (…) Het is van groot belang dat we die historie en waarden actief uitdragen. Het zijn ankers van de

5 J. Marijnissen. Waar historie huis houdt. Amsterdam 2005: 83. Zie ook: ‘Historisch besef verdient herwaardering.’ Kleio Vol. 2 (2005): 2. 6 J. Marijnissen en M. Verhagen. ‘Red ons historisch besef.’ Trouw, 13 mei 2006. 7 M. Peeperkorn en P. Remarque. ‘Je moet een samenleving vullen met emotie.’ De Volkskrant, 30 december 2004. !8 Nederlandse identiteit in tijden van globalisering en onzekerheid.”8 Met ‘we’ bedoelen de regeringspartijen het Nederlandse volk, maar wie volgens hen onderdeel uitmaakt van deze grote groep wordt in de tekst niet duidelijk. Een belangrijke rol in de voorgenomen toename van kennis over geschiedenis, waarden en vrijheden werd toebedeeld aan de in 2006 opgestelde nationale canon, die in de volgende paragraaf aan bod zal komen, en, onder invloed van het CDA het Wilhelmus. Het gebruiken van geschiedenis(onderwijs) als vehikel voor maatschappelijke doeleinden is een belangrijk verschil met het eerdere regeerakkoord dat in 2012 werd gesloten tussen VVD en PvdA. Hierin wordt met geen woord gesproken over geschiedenis(onderwijs) en de verbindende rol die deze al dan niet zou moeten hebben. De opkomst van populistische partijen als de Partij voor de Vrijheid (PVV) en het Forum voor Democratie (FvD), het overnemen van populistische standpunten door gevestigde partijen zoals het geval was bij het CDA, en de verrechtsing van de Nederlandse politiek in het algemeen is hiervan de oorzaak.

Niet alleen in Nederland is een ontwikkeling gaande waarbij de overheid cultuur als bindmiddel inzet. In Engeland organiseerde de Victoria County History tussen 2005 en 2010 het project ‘England’s Past for Everyone’ waarmee werd getracht lokale geschiedenis een grotere bekendheid te geven.9 Met dit project werd gehoor gegeven aan ‘the government’s new aim to use heritage and public history to promote a more cohesive sense of national identity among marginalized groups’.10 Een ander voorbeeld is de in 2006 in Denemarken opgestelde Kulturkanon. Deze canon moest ‘referentiepunten bieden voor wat typisch Deens is in een globaliserende wereld’ en ‘de samenleving versterken door gezamenlijke historische bagage te benoemen’11 en is zodoende te vergelijken met de Canon van Nederland die later in deze scriptie besproken wordt. Het zijn volgens fractievoorzitter van het CDA Sybrand van Haersma-Buma “verwarde tijden die om richting vragen”.12 De taal van politici vandaag de dag lijkt terug te grijpen op ideeën van negentiende-eeuwse nationalisten, die na de beide wereldoorlogen hun invloed verloren. Na de verwoesting van de de oorlogen was et vanaf de jaren 70 van de vorige eeuw ‘not done’ geworden om de geschiedenis in te zetten ter bevordering van een gezamenlijke nationale

8 Vertrouwen in de toekomst, regeerakkoord 2017-2021. 10 oktober 2017: 19. 9 ‘Englangd’s Past for Everyone.’ Victoria County History. Geraadpleegd op 22 mei 2019. . 10 M. Dresser, ‘Politics, populism, and professionalism: reflections on the role of the academic historian in the production of public history.’ The Public Historian 32/3 (2010): 42. 11 Commissie Ontwikkeling Nederlandse Canon. entoen.nu, De canon van Nederland. Deel A. Den Haag 2006: 21. 12 S. van Haersma Buma. Verwarde tijden! die om richting vragen, HJ Schoo-lezing 2017. Amsterdam 2017. !9 identiteit. De behoefte aan een gedeelde identiteit groeide echter rond de laatste eeuwwisseling onder invloed van, in de woorden van publicist Paul Scheffers, het ‘achterstallig onderhoud’ aan integratie.13 Om het ‘multiculturele drama’ te stoppen zag de politiek, evenals Scheffers, een rol weggelegd voor de nationale historie. Door nieuwkomers en jongeren een coherent verhaal van collectieve herinneringen te vertellen, ontstaat burgerschap en sociale cohesie, aldus de aanname, daarbij voorbijgaand aan het besef dat de negentiende eeuwse romantiek van de natiestaat niet meer aansluit bij de realiteit van vandaag.14

Geschiedenis leeft, zover is zeker. Dé geschiedenis is allesomvattend en iedereen maakt daar, of men nu wilt of niet deel van uit. “Geschiedenis”, zo sprak burgermeester van Rotterdam Achmed Aboutaleb “verbindt ons aan elkaar”.15 Het bezit van een goede kennis van de geschiedenis is nastrevenswaardig. Het is dan ook zo dat niemand tegen een verbetering van het geschiedenisonderwijs is, net zoals niemand tegen een verbetering van de gezondheidszorg is. De meningen verschillen vervolgens wel wanneer het doel van het geschiedenisonderwijs, en de manier waarop deze gebracht moet worden, ter sprake komt. Moet er een nationaal museum komen als tempel van de nationale geschiedenis? Een lijst met cultuurhistorische hoogtepunten die iedereen zou moeten kennen? Zou ieder schoolkind s’ ochtends staand uit volle borst het Wilhelmus moeten zingen? De belangrijkste vraag is echter: vraag: welke geschiedenis vormt de basis van deze campagne? De geschiedenis van een inclusief Nederland of de geschiedenis van een exclusief Nederland die de verschillende groepen nieuwe Nederlanders marginaliseert of zelfs buiten beschouwing laat? Duyvendak en Kesic hebben met hun korte analyse van de verkiezingsretoriek uit 2017 laten zien dat het speelveld tot nativistische proporties wordt teruggebracht en dat sommige partijen zelfs een harde vorm van uitsluitend nativisme aannemen. To be Dutch or not to be, je bent Nederlands of je bent het niet, consessies lijken niet mogelijk. Daarmee lijkt het risico te worden vergroot dat de toenemende interesse in- en drang tot herwaardering van de nationale geschiedenis en nationale identiteit, zoals hiervoor aangehaald in de voorbeelden van Marijnissen, Verhagen, van Haersma- Buma en Aboutaleb een uitsluitend karakter krijgt.

13 P. Scheffer. ‘Het multiculturele drama.’ NRC Handelsblad. 29-01-2000. Geraadpleegd op 22 mei 2019 via: . 14 S. Stuurman en M. Grever. Beyond the Canon, History for the Twenty-First Century. Basingstoke 2007: 2. 15 A. Aboutaleb. Toespraak bij de herdenking bij het slavernijmonument. 30 juni 2014. Geraadpleegd op 22 mei 2019 via: . !10 1.2 De constructie van een canon Bij het samenstellen van een lijst van verschillende werken die als belangrijk geacht worden is er sprake van canonvorming. Het woord ‘canon’ is afkomstig van het Griekse woord ‘kanon’ wat verwijst naar een houten meetinstrument, vergelijkbaar met een lineaal.16 In het Nederlands wordt door het Van Dale, Groot Woordenboek er Nederlandse Taal ‘regel, richtsnoer, maatstaf’ als belangrijkste betekenis gegeven alsmede de vaste verhouding, een norm, voor de afmetingen van delen van het menselijk lichaam. Ook staat het woord canon al sinds de vierde eeuw voor de verzameling geschriften die tot de Bijbel gerekend worden, in tegenstelling tot rivaliserende christelijke, maar niet als canoniek gedefinieerde teksten; hetgeen weergeeft dat het creëren van een ‘canon’ al lang gebaseerd is op een proces van actieve selectie, van insluiting en daarmee automatisch ook uitsluiting.17 De betekenis van het woord ‘canon’ die van belang is binnen de problematiek die ik wil behandelen is de volgende: ‘het geheel van de zaken, werken, personen enz. die in een vakgebied algemeen als belangrijk worden erkend, zodat iedereen ze eigenlijk zou moeten kennen’.18 De opkomst van de term canon, als verzameling van belangrijk geachte items, in een (kunst)historische context is, verbazingwekkend, van vrij recente datum.19 Vragen betreffende de canon en het gebruik van de canon in de kunsten zijn lang onderbelicht gebleven. Zowel kunsthistorici als historici zien het als hun primaire taak om vast te stellen en te duiden wat er in het verleden is gebeurd en niet om deze gebeurtenissen of voorwerpen die ermee verband houden te oordelen, te prijzen en uiteindelijk een selectieve lijst samen te stellen.20 Dankzij intensief gebruik en uitgebreide discussie in verschillende takken van de geesteswetenschappen heeft het begrip canon een vaste plek weten te bemachtigen. De algemene discussie omtrent canonvorming in de kunstwereld cirkelt rond de omschrijving van breed gedeelde waarderingen van het culturele verleden. De canon kan worden gezien als een verzameling of oeuvre dat is opgesteld als vertegenwoordiger van de beste voorbeelden van een bepaald genre. De kunstwerken die deel uitmaken van de canon worden beschouwd als meesterwerken en vormen een standaard waaruit andere kunstwerken, nieuw of oud, die niet zijn opgenomen in de canon, kunnen, of zelfs moeten worden beoordeeld. Het accent kan

16 G. Pollock. Differencing the Canon. Feminist Desire and the Writing of Art’s Histories. London 1999: 3. 17 Steve Edwards ed. Art and its Histories: A Reader. New Haven/London 1999: 9. 18 Betekenis zoals opgenomen in het Van Dale woordenboek der Nederlandse taal. 19 H. Locher. ‘The idea of te canon and canon formation in art history.’ Art History and Visual Studies in Intellectual History 212/4 (2012): 29. 20 Idem. !11 hierbij onder andere liggen op het didactische nut - de canon wordt dan gezien als een beredeneerde keuze van basiskennis, een shortlist van schoolvoorbeelden - of op de sociale waarde - de canon is dan een paklijst voor de gemeenschappelijke culturele bagage, een spiekbrief voor het collectieve geheugen. Zo kan volgens de Amerikaanse filosoof John Searle de Westerse canon als verzameling van boeken, muziek en kunst, gedefinieerd worden als “a certain Western intellectual tradition that goes from, say, Socrates to Wittgenstein in philosophy, and from Homer to James Joyce in literature”.21 Het is belangrijk te beseffen dat de selectie van de inhoud van de canon wordt gedaan door professionals op basis van inhoudelijke en interne criteria, die weer gefundeerd zijn op de waarde die een object in de loop der geschiedenis heeft ontwikkeld. Dit maakt dat de canon uiterst praktisch en waardevol is. Er wordt niet gekeken naar verkoopcijfers of populariteit van het publiek, er zou dan namelijk worden gesproken over een toptien, tophonderd of topduizend. Socioloog Paul Schnabel stelt dat de canon zodoende “een eenheid schept, orde creëert en opruimt. Het aanbod is zo groot en groeit zo hard dat er behoefte lijkt aan zowel selectie als ijkpunten”.22 Doormiddel van de spiekbrief die een canon is, is het mogelijk je met vertrouwen snel te oriënteren in een gebied waarin je niet thuis bent. Er is sinds de jaren zestig van de vorige eeuw, voornamelijk in de Verenigde Staten van Amerika, een voortdurend debat geweest over de aard en status van de canon. Van deze kritiek is een groot deel geworteld in de kritische theorie, het feminisme, de critical race theory en het marxisme.23 Centraal in de kritiek staat dat de canon niet in staat is om iedereen te vertegenwoordigen die het pretendeert te vertegenwoordigen. Met name postmoderne studies hebben betoogd dat het geheel van de wetenschap bevooroordeeld is omdat de traditionele focus van academische studies van de westerse cultuur en geschiedenis zich alleen op werken van westerse mannen heeft gericht. Desondanks hebben de werken in de canon een bijna onaantastbare status bereikt. Men zou kunnen stellen dat de westerse canon in een impasse zit, stevig gegoten in een vorm waar men niet aan kan of wil tornen. Kunsthistoricus Christopher Steiner omschreef het als volgt: “The canon of art history, like the caste system in India, is a rigid hierarchical system which excludes “impure” categories of art and reduces certain classes of objects to the status of untouchable. Recent attempts to overthrow the seemingly uncompromising stipulations of the canon

21 J. Searle. ‘The Storm Over the University’, The New York Review of Books. 6 december 1990. 22 A. Twaalfhoven. ‘De Canondiscussie’. Boekman. Vol.79. (2009): 3. 23 S. R. C. Hicks. Explaining Postmodernism: Skepticism and Socialism from Rousseau to Foucault. Tempe 2004: 18. !12 have resulted instead in “opening it up” and enabling certain hitherto marginalized art forms to slip inside (as if unnoticed), only then to be ranked according to well-entrenched criteria.”24 Er is wel gepoogd om nieuwe werken toe te voegen aan de canon, maar waneer het daadwerkelijk zover was dat een nieuwe werk werd toegelaten tot de Olympus werd het alsnog gerangschikt op basis van criteria die al eeuwen vastliggen en die vertegenwoordigd worden door de werken die al zeer lange tijd in de canon verankerd zijn. In de periode 2005-2006 werd het concept van de canon onderdeel van het publieke debat toen de commissie van Oostrom van de regering Balkenende II, dat bestond uit CDA en VVD en D66, de opdracht kreeg de Canon van Nederland samen te stellen; een lijst van vijftig thema’s die chronologisch een samenvatting geeft van de geschiedenis van Nederland. Volgens de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Maria van der Hoeven (CDA) vormden maatschappelijke ontwikkelingen van de laatste jaren aanleiding om opnieuw na te denken over de identiteit van Nederland en de wijze waarop deze tot uitdrukking komt in het onderwijs. In de brief waarin ze de taken omschrijft voor de nieuw op te richten commissie Ontwikkeling Nederlandse Canon schrijft ze dat “er in brede kringen behoefte lijkt te zijn aan een nieuw ‘verhaal Nederland’”.25 Op 16 oktober 2007 werd de canon aan de minister van OCW aangeboden. Het kabinet Balkendende IV stemde vervolgens begin oktober 2008 met het instellen van de canon in het onderwijs. De in essentie cultuurhistorische canon, bestaande uit vijftig verschillende vensters had als doel op een laagdrempelige manier de kunst, cultuur en geschiedenis van Nederland in trefwoorden van twitterlengte te vatten met als doel een overzicht te bieden van “wat iedereen in elk geval zou moeten weten van de geschiedenis en cultuur van Nederland”.26 Het begrip canon werd hierbij opgerekt van ‘het geheel van de zaken, werken, personen enz. die in één vakgebied - in dit geval dus de geschiedenis van Nederland - algemeen als belangrijk worden erkend’ tot 'het geheel van teksten, beelden, kunstwerken gebeurtenissen dat het referentiekader is van een gedeelde cultuur of religie’. De canon was daarbij niet meer een lijst schilderijen of boeken waarvan de kwaliteit algemeen erkend is, maar werd omgevormd tot een algemene pil van ‘Nederlandsheid’. Vensters in de canon van Van Oostrum zijn onder andere de hunebedden (venster nr. 1), de Beeldenstorm (venster nr. 10), de Atlas Maior van Blaeu (venster nr. 19), slavernij (venster nr. 23), Napoleon Bonaparte en de Franse tijd (venster nr. 27), Max Havelaar (venster nr. 31), Anne Frank (venster nr. 39), Suriname en de Nederlandse Antillen (venster nr. 46), de multiculturele

24 C. Steiner. ‘Can the Canon Burst?’ Art Bulletin Vol. 78 (1996): 213. 25 M. van der Hoeven. Taakopdracht voor de commissie ontwikkeling Nederlandse Canon. Den Haag 26 mei 2005: 1. 26 C. van der Heijden. ‘De zwarte canon.’ De Groene Amsterdammer 136/10. Maart 2010. !13 maatschappij (venster nr. 48) en Europa (venster nr. 50). De selectie is arbitrair en per definitie discutabel. Waar kunsthistorici bijvoorbeeld de Nederlandse schilderkunst zien als hetgeen geproduceerd in een bepaalde stijl in de lage landen is in de canon van de commissie van Oostrum Jan van Eyck niet opgenomen, misschien wel dé grootste schilder van de lage landen; maar wel de zonnebloemen van Vincent van Gogh en de Victory Boogie Woogie van Piet Mondriaan, schilderijen gemaakt in respectievelijk Zuid-Frankrijk en New-York.27 In eerste instantie was het doel van de Canon van Nederland het bevorderen van het geschiedenisonderwijs in het basisonderwijs en de eerste twee leerjaren van het voorgezet onderwijs. Docenten gebruikten in hun lessen de canon, die verspreid werd in lespakketten inclusief opvallende blauwe posters, als kapstok waarbij alle te behandelen ontwerpen in de lessen gekoppeld kon worden.28 Daarnaast zou canon gebruikt worden in een, zoals de minister dat noemt, tweede, wijdere cirkel die elementen omvat die scholen naast het geschiedenisonderwijs ook in hun programma opnemen. Een derde cirkel overstijgt het onderwijs en omvat onder meer ouders, programmamakers, maatschappelijke en culturele instellingen. Naast het eenvoudiger maken van de kennismaking met de geschiedenis van Nederland ziet de regering ook een taak voor de canon buiten het onderwijs, en wel als middel om democratische gezindheid en actief burgerschap te bevorderen.29 De Canon van Nederland leek daarbij te zijn geworden wat een Nederlander kennelijk moet weten om zijn plaats in Nederland te verdienen, de essentie van wat Nederland Nederland maakt. De commissie van Oostrom, die de Canon van Nederland zoals eerder gezegd samenstelde, was echter van mening dat de canon hier niet voor bedoeld was en vond dat de canon niet diende als vermeende oplossing van een bepaald probleem maar voornamelijk om de waarde van de canon in zichzelf als “de goudgerande basiskennis omtrent de cultuurgeschiedenis van Nederland”.30 Het probleem bij het creëren van de Canon van Nederland, en daarmee iedere canon, is dat kennis van het verleden nooit neutraal is en dat waarderingen historisch, cultureel en sociaal gekleurd en gevormd zijn. Het samenstellen van een canon raakt gevoelige snaren in de samenleving en zal dus onvermijdelijk altijd discussie opleveren. De vele vooronderstellingen op basis waarvan men zijn of haar standpunt ten aanzien van canonvorming bepaalt, vertroebelen die

27 P. Hecht. ‘Een wisselende lijst en een begrip dat onder druk staat.’ Boekman. Vol.79. (2009): 71-72. 28 J. van Haalen en M. Kieft. (Onderzoeksbureau Oberon in opdracht van entoen.nu. ) De canon in het basisonderwijs. Utrecht september 2012: 8-9. 29 J. M. van Bijsterveldt en S. A. M. Dijkstra. Brief minister over een canon van Nederland. 3 juli 2007. 30 M. J. A. van der Hoeven. Brief minister over het advies van de commissie Ontwikkeling Nederlandse Canon. 16 oktober 2006. !14 discussie. Wie ervan uitgaat dat een culturele canon per definitie exclusief ‘Nederlands’ dient te zijn, wijkt uit naar discussies rond nationale identiteit of nationalisme. Wie canoniseren bij voorbaat opvat als een poging om hoge kunst in brons te gieten, ziet het als een synoniem voor uitsluiting van populaire cultuur. En wie een canon als een dwingende handleiding ervaart, zet zich eerder schrap dan degenen die dit als een open handreiking benaderen. De fragmentatie van de menselijke leefwereld, die duidelijk te zien is in de discussie omtrent de canon, is één van de fundamentele kenmerken van postmoderniteit en bestaat uit het inzicht dat dezelfde realiteit op verschillende en misschien zelfs onvergelijkbare manieren kan worden waargenomen.31 Er is niet langer een groot verhaal dat alle perspectieven kan herbergen of als een scheidsrechter van buitenaf kan beslissen over goed en kwaad. De Vlaamse theoloog Lieven Boeve schreef in zijn stuk Tradition, (de)canonization, and the challenge of plurality:

“In such a context of radical plurality the notions of ‘canon’ or ‘tradition’, in their classical authoritative and exclusivist significance seem to be completely outdated, as remnant of hegemonic narratives. Henceforth, no canon, no tradition can claim to be the sole way to truth, to be identical with the truth, especially in view of the most different and incommensurable religious traditions in our world. Nowadays tradition stand in plural, and implies, next to historicity and contextuality, the consciousness of its own radical particularity and contingency.”32

In een tijd van radicale pluraliteit, met vele meningen en nog meer mensen die deze meningen kunnen en durven uit te spreken is het onmogelijk voor de canon om één waarheid, die voor iedereen toepasbaar is, te presenteren. De maatschappij is continu aan verandering onderhevig, zodoende ook de canon die deze maatschappij tracht te vatten in een beperkt aantal ‘vensters’. De Canon van Nederland probeert een selectie te maken van de Nederlandse kunst, cultuur en geschiedenis waarbij continu een mechanisme van uitsluiting aan de horizon dreigt. De paradox bij het construeren van een canon van de Nederlandse geschiedenis is zodoende dat belangrijke historische Nederlandse deugden zoals bespreekbaarheid en tolerantie met voeten lijkt te worden getreden. In september 2017 transformeerde de Canon van Nederland in een tastbare permanente tentoonstelling in het Openluchtmuseum in Arnhem om, volgens de opdracht van staatssecretaris Halbe Zijlstra “de historische canon in beeld te brengen’’. De taak van het tonen van de Nederlandse geschiedenis naar voorbeeld van het Duitse Haus der Geschichte in Bonn en Leipzieg

31 L. Boeve. ‘Tradition, (de)canonization, and the challenge of plurality.’ In: A. van der Kooij en K. van der Toorn red. Canonization and Decanonization. Leiden 1998: 374 32 Ibidem. !15 in Duitsland zou eerst toebedeeld zijn aan een nieuw Nationaal Historisch Museum. Maar, na het opheffen van het museum voordat er ook maar een paal was geslagen, volgens staatssecretariss Halbe Zijlstra als gevolg van grote bezuinigingen in de culturele sector, kreeg in 2011 het Nederlands Openluchtmuseum in Arnhem, samen met het Rijksmuseum in Amsterdam, de taak toebedeeld een historisch overzicht van de Nederlandse geschiedenis te verzorgen. In de uiteindelijk gerealiseerde vaste opstelling in het Openluchtmuseum in Arnhem wordt de geschiedenis van het dagelijks leven met de grote gebeurtenissen uit het verleden verbonden. De 50 vensters van de Canon van Nederland zijn in tien tijdvakken verdeeld die met historische objecten, interactieve en audiovisuele presentaties worden verbeeld.33 Directeur van het Openluchtmuseum Willem Bijleveld: “Wij combineren hier de gebeurtenissen uit de canon met hun gevolgen voor het dagelijks leven van gewone mensen.”34 De presentatie in Arnhem werd in mei 2018 geëerd met de International Award gewonnen bij de Museums + Heritage Awards for Excellence. In lijn met het regeerakkoord ‘vertrouwen in de toekomst’ dat in 2017 gesloten werd tussen VVD, CDA, D66 en ChristenUnie, waarin de partijen uitten dat ze in de toekomst willen “investeren in het beter zichtbaar maken en zo mogelijk toegankelijk maken van historische plaatsen in het land die het verhaal van onze geschiedenis vertellen”, werd er in oktober van dat jaar een samenwerkingsverband van twaalf verschillende Nederlandse musea gepresenteerd met als doel de canon ook buiten het Rijksmuseum in Amsterdam en het Openluchtmuseum in Arnhem, de ‘huiskamer en tuin van Nederland’,35 te laten zien. “We willen graag dat mensen naar een museum in de buurt gaan. Ze moeten weten dat onze geschiedenis ook daar te vinden is” aldus Willem Bijleveld directeur van het Openluchtmuseum.36 In de samenwerking krijgen topstukken, verspreid over verschillende musea in Nederland, met een speciale verbinding met de canon en de nationale geschiedenis een apart tentoonstellingsbordje waarbij wordt gewezen op de historische context van het object. Deze methode wordt vooral toegepast op topstukken die niet verplaatst kunnen worden naar Arnhem, zoals bij de kogelgaten in museum het prinsenhof in Den Haag, een hunebed en een steentijdhuis uit het Hunebedcentrum in Borger, of een pantservoertuig van de Nederlandse blauwhelmen in Bosnië uit het Nationaal Militair Museum, of waneer dat niet wenselijk is, zoals de

33 ‘Presentatie over Canon van Nederland in Openluchtmuseum Arnhem.’ Omroep Gelderland.7 april 2016. Geraadpleegd 23 mei 2019. . 34 G. Pama. ‘Eindelijk een museum met de héle Nederlandse geschiedenis.’ NRC. 21 september 2017. . 35 Ibidem. 36 G. Pama. ‘De Nederlandse Canon is óók in de eigen buurt.’ NRC. 25 oktober 2017. . !16 negen atlassen van cartograaf Joan Blaeu die thuishoren in het Scheepvaartmuseum. In totaal gaat het binnen het samenwerkingsverband om veertig gelabelde topstukken, waarvan negen betrekking hebben op de slavernij. Ook de vaste opstelling in het Openluchtmuseum besteedt extra aandacht aan dit venster.37 Vanuit de regering, maar ook vanuit de verschillende musea die belast zijn met het presenteren van, een deel van, de Nederlandse geschiedenis wordt er stevig ingezet op het verlagen van de drempel van de geschiedenis. De in 2007 opgestelde canon vervuld daarbij nog steeds een leidende rol.

1.3 (Cultuur)geschiedenis voor iedereen In de jaren zeventig van de vorige eeuw hebben de politieke en culturele reserves tegen historische canons en een gedeeld collectief geheugen hun vertaling gekregen in de postmodernistische theorie van individualisme en deconstructie. Beroemd geworden is het werk van Jean-François Lyotard waarin hij de postmoderne cultuur duidt als het einde van de grote verhalen: overkoepelende filosofische theorieën van wetenschap en geschiedenis die hij als kenmerkend beschouwt voor de moderniteit. Lyotard betoogt dat we niet langer geloven dat de grote verhalen voldoende zijn om ons allemaal te vertegenwoordigen en te bevatten. Hij wijst erop dat niemand het erover eens lijkt te zijn wat, als er iets was, echt was en dat iedereen zijn eigen perspectief en verhaal had.38 Lyotard beschrijft in zijn werk de opkomst van een diversiteit aan ‘kleine verhalen’ en ‘persoonlijke waarheden’ die naast elkaar bestaan en met elkaar kunnen concurreren, ter vervanging van de totaliserende grote verhalen. De mens is alert geworden op verschil, diversiteit, onverenigbaarheid van onze aspiraties, overtuigingen en verlangens, en daarom wordt postmoderniteit gekenmerkt door een overvloed aan micronarratieven. Lyotard werd zo één van de vaders van het pluralistische denken, een systeem dat het bestaan van verschillende overtuigingen naast elkaar als uitgangspunt neemt.39 Vanaf de jaren negentig werd er langzaam teruggekomen van het afbreken van de grote verhalen. Chantal Bax, als filosoof verbonden aan de Radboud Universiteit, stelt: “de afgelopen halve eeuw werd gedomineerd door de ondermijning van de grote verhalen als waarheid, autonomie en identiteit. Nu zoeken steeds meer denkers opnieuw aansluiting bij de grote verhalen van

37 Ibidem. 38 Charles C. Lemert. After Modern. Social theory: the multicultural and classic readings. Boulder 1993: 456. 39 L. Lyotard. The Postmodern Condition. A Report on Knowledge. Manchester 1984: 26-27, 44.. Zie ook: E. Jonker. De geesteswetenschappelijke carrousel. Een nieuwe ronde in het debat over wetenschap, cultuur en politiek. Amsterdam 2006: 121. !17 weleer”.40 Universele waarheden als vrijheid, democratie, rechtstaat en bestaanszekerheid worden gepresenteerd als de nieuwe grote verhalen. Dit wil niet zeggen dat de dood van de grote verhalen de wetenschap, en dan specifiek de geesteswetenschappen niets heeft opgebracht. Hoogleraar Koreastudies Remco Breuker stelt in een interview met De Groene Amsterdammer dat er, volgend op de postkoloniale debatten een brede ontwikkeling is geweest waarin voormalige gekoloniseerden (of gemarginaliseerden) langzaam maar zeker academisch geëmancipeerd zijn geraakt. “Door onvermoeibaar plaats te maken voor de stemmen van de gekoloniseerde/de onderdrukte/de marge hebben de geesteswetenschappen hieraan [de (academische) emancipatie van minderheden] op beslissende wijze bijgedragen” aldus Breuker.41 Deze ontwikkelingen zijn ook te zien binnen het domein geschiedenis. Historici beginnen met het opstellen van regels voor het op een ethisch en wetenschappelijk verantwoorde wijze vertellen van historisch gefundeerde én cultureel zinvolle verhalen.42 Een bekend voorbeeld is de gids van de Duitse geschiedfilosoof Jörn Rüsen waarin hij waarborgen probeert te zoeken tegen etnocentrische geschiedschrijving. Deze vorm van geschiedschrijving, dat veel traditionele historische voorstellingen kenmerkt, berust volgens Rüsen op drie uitgangspunten: de gewoonte om asymmetrische oordelen te vellen, de constructie van een teleologische continuïteit en monocentrisme.43 Maar wanneer men in de praktijk op zoek gaat naar een werkbare presentatie van de nationale cultuurgeschiedenis van Nederland die naar intentie, vorm en inhoud een goede representatie vormt blijkt hoe moeilijk deze opgave is. Hoewel het wellicht niet zonder waarheid is om te zeggen dat de discussie omtrent de nationale cultuurgeschiedenis, zoals de vorming van een nationale canon, zinvoller kan zijn dan de eregalerij zelf, moet men toch beseffen dat er een kans is dat het bereiken van een eindproduct waar iedereen blij en tevreden mee is een utopie is die nooit verwezenlijkt kan worden. Want “zelfs de inkt waarmee alle geschiedenis geschreven wordt, is louter vloeibaar vooroordeel”.44

40C. Thomas. ‘De terugkeer van de grote verhalen.’ De Groene Amsterdammer. 30 oktober 2013. . 41 R. Breuker. Onderzoek weekblad De Groene Amsterdammer. 31 januari 2013. Ter beschikking gesteld aan de auteur. 42 E. Jonker. De geesteswetenschappelijke carrousel. Een nieuwe ronde in het debat over wetenschap, cultuur en politiek. Amsterdam 2006: 121. 43 Rüsen, J. ‘How to overcome ethnocentrism: approaches to a culture of recognition by history in the twenty-first century.’ History and Theory. Vol. 43 December 2004: 118-129. 44 M. Twain. Following the Equator. A Journey Around the World. Hartfold/New York 1897: 699. !18 Het is te simpel te zeggen dat geschiedenis gaat over niet meer wijzigbare feiten in het verleden. De geschiedschrijving is gekleurd, beschreven vanuit een bepaald oogpunt - over het merendeel eurocentristisch - en vormt slechts bedoeld of onbedoeld een selectie van de feiten. Het probleem ligt dan ook bij de benadering en de presentatie van het verleden in de complexe maatschappij van vandaag, die bestaat uit een ontelbare hoeveelheid achtergronden; de een meer aanwezig dan de ander, maar allen in het bezit van een recht van bestaan in het Nederland van vandaag. Wanneer minderheidsgroepen in een dominante, opgelegde, canon niets van hun eigen cultuur herkennen worden zij de facto uitgesloten. Het uitsluiten van bepaalde groepen, door bijvoorbeeld door het gebruik van een eenzijdig gecreëerde cultuurhistorische canon, in een samenleving is ten alle tijde onwenselijk en zelfs gevaarlijk. De ontstane barrières en scheidslijnen tussen bepaalde groepen kunnen leiden tot taferelen waarvan men hoopte dat ze tot het verleden behoorden. Hoe is een cultuurhistorische canon samen te stellen die ook de minderheden binnen een multiculturele samenleving aan hun trekken laat komen? Lucas Catherine, pseudoniem van Lucas C.L. Vereertbrugghen, die voornamelijk publiceert over islam en kolonisatie, presenteert in zijn artikel Marokkaans gekruide hutspot twee mogelijkheden.45 Ten eerste noemt hij de mogelijkheid om elementen van onze nationale cultuur die afkomstig zijn uit andere culturen te incorporeren in de canon. Als voorbeeld noemt Vereertbrugghen de Arabische oorsprong van de Vlaamse en Nederlandse leeuw, de introductie van ziekenverzorging volgens Arabisch model die wij nu de eerste echte ziekenhuizen zouden noemen, de alliantie tussen de Verenigde Provincies, verdreven Andalusiërs en de Marokkaanse sultan die in het begin van de zeventiende eeuw vocht tegen de de Spaanse koning Filips II, en de Andalusische filosofen die een grote invloed hebben uitgeoefend op Nederlandse filosoof Baruch Spinoza. Het gevolg van deze optie is een dubbel resultaat: autochtone Nederlanders merken dat cultureel contact veel eerder plaatsvond dan het moment waarop er sprake was van een multiculturele samenleving, en leden van culturele minderheden merken dat hun nieuwe culturele omgeving onverwachte banden heeft met de eigen wortels. Hiermee bewijst Vereertbrugghen dat een canon niet per definitie staat voor uitsluiting maar dat deze ook bij uitstek de verwevenheid van de Nederlandse cultuur met andere culturen kan laten zien. Ten tweede noemt Vereertbrugghen de mogelijkheid om elementen uit vreemde culturen waarvan leden naar hier zijn geëmigreerd toe te voegen aan de canon. Deze oplossing is volgens Vereertbrugghen onwenselijk omdat deze artificieel zou zijn en geforceerd oogt. Echter zijn er

45 L. C.L. Vereertbrugghen. ‘Marokkaans gekruide hutspot.’ Boekman. Vol.79. (2009): 37-42. !19 vandaag de dag meerdere kunstenaars die hun stempel op het Nederlands kunstenlandschap hebben gezet en op basis daarvan wel degelijk een plek in de canon verdienen. Een recent voorbeeld is de Nederlandse inzending voor de 58ste Biënale van Venetië. Iris Kensmil en Remy Jungerman, twee beeldend kunstenaars van Surinaamse afkomst, presenteren op Biënale van Venetië werk waarin invloeden van verschillende achtergronden - De Stijl, de Russische avant-garde, traditionele Afrikaanse cultuur - samenkomen.46 Waarom zouden deze kunstenaars die kunst leveren op het hoogste niveau, de Biënale van Venetië, niet opgenomen kunnen worden in de canon van het collectieve geheugen? Wanneer enkel wordt gekeken naar kruisbestuivingen tussen verschillende culturen van eeuwen geleden om hiaten in de nationale cultuurhistorische canon op te vullen wordt tekort gedaan aan de Nederlandse kunstenaars met een migratieachtergrond en de interessante kunst die zij produceren.

46 ‘Biënnale van Venetië.’ Mondriaan fonds. Geraadpleegd 3 juni 2019. . !20 2. Diversiteitsbeleid en de Nederlandse Publieke Omroep

(NPO)

In het vorige hoofdstuk heb ik een historische en maatschappelijke context geschetst met betrekking geschiedenis, nationalisme, de constructie van een canon en de vraag of en hoe deze representatief kunnen zijn voor de Nederlandse samenleving. In dit hoofdstuk wordt een verdere stap gezet richting de casus van Het pronkstuk van Nederland door in te zoomen op de Nederlandse Publieke Omroep (NPO) en het diversiteitsbeleid dat zij hanteert. Allereerst zal ik de wettelijke taak van de NPO uiteenzetten waarna ik een historisch overzicht geef van de geschiedenis van de NPO. Daarna laat ik zien hoe de NPO altijd geworsteld heeft met de vraag hoe representatief te zijn voor de Nederlandse bevolking.

2.1 De wettelijke taak van de Nederlandse publieke omroep De taak van de NPO is wettelijk vastgelegd in de Mediawet 2008, die weer voortbouwde op wetten die eerder de publieke omroep regelden zoals de Mediawet uit 1988, de Omroepwet uit de jaren zestig en de Wet op de omroepbijdragen en Wet Voorziening Perswezen 1951. In artikel 2.1 van de Mediawet 2008 staan de volgende voorwaarden beschreven die door de Nederlandse staat aan de publieke omroep worden gesteld:

“Publieke mediadiensten voldoen aan democratische, sociale en culturele behoeften van de Nederlandse samenleving door het aanbieden van een media aanbod dat: a. evenwichtig, pluriform, gevarieerd en kwalitatief hoogstaand is en zich tevens kenmerkt door een grote verscheidenheid naar vorm en inhoud; b. op evenwichtige wijze een beeld van de samenleving geeft en de pluriformiteit van onder de bevolking levende overtuigingen, opvattingen en interesses op maatschappelijk, cultureel en levensbeschouwelijk gebied weerspiegelt; c. gericht is op en een relevant bereik heeft onder zowel een breed en algemeen publiek, als bevolkings- en leeftijdsgroepen van verschillende omvang en samenstelling met in het bijzonder aandacht voor kleine doelgroepen; d. onafhankelijk is van commerciële invloeden en, behoudens het bepaalde bij of krachtens de wet, van overheidsinvloeden; e. voldoet aan hoge journalistieke en professionele kwaliteitseisen; en f. voor iedereen toegankelijk is.”47

47 Mediawet 2008. Identificatienummer BWBR0025028. Artikel 2.1. Geraadpleegd op 3 mei 2019 via . !21 De Nederlandse samenleving wordt in bovenstaand artikel van de Mediawet omschreven één geheel waarbinnen verschillende opvattingen voorkomen. Er wordt in het artikel niet gesproken over Nederlanders als individuen maar over de Nederlandse samenleving als geheel. Er wordt niet gesproken over mensen maar over opvattingen en overtuigingen die divers van aard zijn. Om deze reden wordt de eis gesteld aan de publieke mediadiensten om representatief te zijn en een pluriform aanbod aan te bieden om zo aan te kunnen sluiten bij iedere groep. De genoemde pluriformiteit in de Mediawet is drieledig. Ten eerste moet er sprake zijn van pluriformiteit van perspectief (punt a in artikel 2.1 van de Mediawet), ten tweede moet er sprake zijn van pluriformiteit van aanbod (punt b) en ten derde moet er sprake zijn van pluriformiteit in bereik (punt c). Het grootste gedeelte van de zendtijd op de publieke omroep wordt gevuld door omroepverenigingen. Deze verenigingen hebben minimaal 150.000 leden en moeten conform de mediawet “een maatschappelijke, culturele, godsdienstige of geestelijke stroming vertegenwoordigen en een toegevoegde waarde leveren aan het (bestaande) Nederlandse omroepbestel en zich in het media-aanbod richten op de bevrediging van in de samenleving levende maatschappelijke, culturele of godsdienstige dan wel geestelijke behoeften”.48

De oudste omroepverenigingen, de NCRV (1924), de KRO (1925), de VARA (1925), en de VPRO (1926) vinden hun oorsprong in de jaren twintig, een tijd van verzuiling. Alle vier de omroepen wilden een opvoedende en culturele taak vervullen binnen de zuil waartoe zij behoorden. Elk van de zuilen “had zijn eigen media, modelleerde zijn identiteit, organiseerde zijn interne samenhang en verdedigde zijn positie binnen de Nederlandse samenleving”.49 Door de starre houding van de verschillende omroepen kwam een nationale radio- of televisiezender niet van de grond. Een poging om een dergelijke omroep op te richten werd er met de oprichting van de Algemene Vereniging Radio Omroep (AVRO) in 1927 wel gedaan. Deze omroep van de ‘algemenen’ pretendeerde alle geestelijke en maatschappelijke stromingen te bedienen en had als ambitie een nationale omroep te vormen die boven de andere omroepen, en dus boven de zuilen stond. De neutrale AVRO kon ook niet anders dan protesteren toen de christelijke regering in 1930 in het zendtijdbesluit de katholieke KRO, de protestants-christelijke NCRV, de socialistische VARA en de neutrale AVRO elk twintig procent van de zendtijd toebedeelde. Een petitie waarbij 400.000 handtekeningen werden opgehaald en een grootse demonstratie in Den Haag mochten niet baten en

48 Mediawet 2008. Identificatienummer BWBR0025028. Artikel 2.24 lid 1c. Geraadpleegd op 3 mei 2019 via . 49 F. Van Vree. ‘Media morality and popular culture. The case of the , 1870-1965.’ In: B. Moore en H. van Nierop red. Twentieth-century mass society. Oxford/New York 2006: 80. !22 het zendtijdbesluit werd effectief. Naast de zendtijd van de vier grote omroepen was er ook vijftien procent van de zendtijd gereserveerd voor een algemeen programma, wat beurtelings verzorgd werd door de NCRV, de KRO, de VARA of de VARA. De laatste vijf procent zendtijd was voor kleinere organisaties als de VPRO. De niet oneindige hoeveelheid zendtijd had als gevolg dat de regering keuzes moest maken wie wel en we niet toegang te verlenen tot de ether om zo de wel beschikbare zendtijd op een goede manier te verdelen. Het toekennen van zendtijd aan verschillende omroepen, en effectief aan verschillende bevolkingsgroepen met uiteenlopende levensovertuigingen werd als beste oplossing gezien.50 Op deze manier werd door de Nederlandse staat zorg gedragen voor een evenredige representatie van de bevolking in de media verzorgd door de publieke omroep, of in ieder geval getracht deze evenredige representatie te bereiken. De inhoud van de uitingen van de publieke omroep bleven de verantwoordelijkheid van de verschillende omroepen.

De ontwikkeling van het medium televisie vroeg om nieuwe wetgeving. Het Televisiebesluit dat op 1 januari 1956 in werking trad zorgde voor een definitieve regeling van het omroepbestel. Alle vijf de omroepen kregen zendtijd, de Nederlandse Televisiestichting (NTS), opgericht door de NCRV, de KRO, de VARA en de AVRO, zou gezamenlijke uitzendingen verzorgen zoals het journaal. Ook werden kerkgenootschappen in de gelegenheid gesteld om kerkdiensten op televisie te vertonen, zij kregen 5% van de totale zendtijd. De jaren 60 werden gekenmerkt door ontzuiling. Ondanks dat de verschillende omroepen programma’s maakten om hun tegen achterban te behouden en te vergroten heeft de televisie een belangrijke rol gespeeld in de ontzuiling van de Nederlandse samenleving. De beschikbaarheid van slechts één televisienet had het gevolg dat de kijker gedwongen werd figuurlijk over de schutting te kijken en kennis te nemen van de wereld van de andere zuilen, een wereld die tot dan toe verboden terrein vormde. Nieuwe omroepen, zoals TV Noordzee, wat uitzond vanaf het REM-Eiland in de Noordzee, probeerde het omroepbestel open te breken, dit tot ongenoegen van de gevestigde omroepen. Uiteindelijk maakte de Omroepwet uit 1967 het voor nieuwe omroeporganisaties makkelijker om tot het bestel toe te treden. De Omroepwet introduceerde een omroepstatus die omroeppen toegekend kregen naargelang hun aantal leden. De NTS werd omgedoopt tot NOS. Een steen in de vijver betekende de toetreding van de Televisie Radio Omroep Stichting (TROS) tot het bestel, een omroep die niet uitging van godsdienstige of politieke beginselen en

50 J.L.H. Bardoel. ‘Tussen lering en vermaak. De ontwikkelingsgang van de Nederlandse omroep.’ In: J. Bardoel en J. Bierhoff red. Media in Nederland. Feiten en structuren. Amsterdam 1982: 13. !23 enkel en alleen programma’s wilde brengen die de kijkers wilde zien: amusement. De luchtige amusementsprogramma’s die de TROS uitzond waren een succes. De oude omroepen konden, uit lijfsbehoud, niets anders doen dan het voorbeeld volgen en ook eigen amusementsprogramma’s produceren; een verschijnsel wat bekend is geworden onder de naam ‘vertrossing’: een proces waarin populaire cultuur steeds meer op amusement en minder op educatie gericht is.51 De Mediawet uit 1987 betekende de opvolging van de verouderde Omroepwet en moest de creatie van Nederlandse commerciële televisie tegenhouden. Een belangrijk middel hierin vormden de gevestigde omroepen die zich volgens de nieuwe Mediawet niet langer onderling hoefden te profileren, een belangrijke regel ingesteld in de tijd van de verzuiling. Wel kregen de verschillende omroeporganisaties de opdracht zich te profileren als één publieke omroep. Door boven de verschillen in de samenleving te staan en als blok te opereren werd er getracht tegenwicht te bieden aan de concurrentie van buitenlandse, en vanaf 1989 binnenlandse, commerciële televisie die grotendeels gericht was op amusement en vermaak in plaats van educatie en verdieping. Een tegengestelde beweging vond plaats in 2008 met de invoering van de Mediawet 2008. Waar eerst de uitstraling van één publieke omroep het doel was, werd nu een pluriforme omroep het streven van de beleidsmakers. Door middel van gestelde eisen en regels aan omroepen werd er een veelzijdig medialandschap gegarandeerd wat beter zou aansluiten bij de steeds diverser wordende samenleving. Staatssecretaris Sander Dekker (VVD): “De opgave voor de publieke omroep is dan ook om mensen aan zich te binden met een uitgesproken publieke programmering. Een publieke omroep die niet werkt vanuit een gerichte taakopdracht loopt het risico dat kijkers en luisteraars het aanbod steeds vaker links laten liggen.”52 De verschillende omroepen werden geacht kleur bekennen. De Mediawet 2008 zorgde voor een geconstrueerde mediapluriformiteit waarin de overheid op bepaalde punten in de vrije markt van de media kan ingrijpen wanneer er een te lage mediapluriformiteit driegt te ontstaan. Volgens de Mediawet is het versterken van het media-aanbod synoniem met het bevorderen van de pluriformiteit van het media-aanbod. 53 De pluriformiteit van het bestel werd door de Mediawet op een aantal manieren gewaarborgd. De basisbehoeften voor mediadiensten werden verzorgd door wettelijk aangestelde taakorganisaties. Deze taakorganisaties waren onder andere de Nederlandse Omroep Stichting (NOS)8, de Nederlandse Programma Stichting (NPS)9 en de zogenaamde 2.42-omroepen,

51 L. van Zoonen. ‘De maatschappelijke betekenissen van populaire cultuur.’ In: J. van Cullenborg, P. Neijens en O. Scholten (red.). Media in overvloed. Amsterdam 1999: 68. 52 S. Dekker. Implementatie wijziging Mediawet 2008. 15 september 2017: 1. 53 Mediawet 2008. Identificatienummer BWBR0025028. Artikel 2.150 lid 2. Geraadpleegd op 3 mei 2019 via . !24 kerkgenootschappen of genootschappen op geestelijke grondslag. De NPS, in 1995 opgericht om culturele, informatieve, minderheden- en jeugdprogramma’s van de NOS over te nemen en een A omroep zonder leden, had als taak het aanbod van de andere omroepen aan te vullen zodat het totale aanbod op de publieke omroep “een evenwichtig beeld oplevert van de maatschappelijke, culturele, godsdienstige en geestelijke verscheidenheid in Nederland.”54 Per 1 september 2010 fuseerde de NPS samen met Teleac en RVU educatieve omroep tot de nieuwe taakomroep NTR (NPS-Teleac- RVU). Het Kabinet Rutte II bestaande uit VVD-PvdA werd gedwongen te snijden in de overheidsuitgaven en maakte de keuze te bezuinigen op de publieke omroep. Daarnaast was het nodig de publieke omroep te hervormen om deze toekomstbestendig te maken in een nieuw medialandschap waarbij een steeds groter geheel van het media-aanbod word geconsumeerd via telefoon of tablet in plaats van de traditionele televisie. Zo werd er met de publicatie van het regeerakkoord ‘bruggen slaan’ bekend dat er voor de verkenningsperiode vanaf 2016 maximaal zes omroeporganisaties, een zelfstandige omroep of een samenwerkingsomroep bestaande uit meerdere omroeppen, erkenning kregen. De 2.42-omroepen, IKON, RKK, HUMAN, OHM, ZvK, Joodse Omroep en BOS, die eerst ontvanger waren van een subsidie voor specifiek levensbeschouwelijke omroepen, verloren hun budget in zijn geheel en werden geacht op te gaan in een van de grotere omroeporganisaties om visie uit te blijven dragen. Uiteindelijk verdwenen de levensbeschouwelijke omroepen per 2016 van de televisie en bleven er zoals gezegd zes omroeporganisaties met een A status over; VPRO, MAX, en EO bleven zelfstandig, uit fusies ontstonden drie nieuwe omroepen: AVROTROS, BNN/VARA en KRO-NCRV. Naast de omroepen met een A status, omroepen met meer dan 4000.000 leden, zijn er ook drie aspirant-omroepen: Human, WNL en Powned, omroepen met een ondergrens van 50.000 leden en die na vijf jaar voldoende aanhang moeten hebben, zijnde 5% van het totaal aantal leden van de omroepen, om te mogen blijven bestaan. Samen met taakomroepen NTR en NOS vormen deze ledenomroepen het publieke besten van Nederland van vandaag.

2.2 Voor en van iedereen: de NPO vandaag De Publieke Omroep heeft de taak, zelfs de plicht, om de complete samenleving te bedienen. Representatie van de bevolking via de media vormt het bestaansrecht van de publieke omroep. In het rapport van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) wordt

54 Mediawet 2008. Identificatienummer BWBR0025028. Artikel 2.35. Geraadpleegd op 3 mei 2019 via . !25 gesproken over het belang van articulatiemacht:“het vermogen om in betekenisvolle arena’s, zoals de politiek en de media, normen te kunnen benoemen, bepleiten en verdedigen”.55 Het Nederlandse publieke bestel zou iedere groep binnen de Nederlandse samenleving moeten voorzien van deze macht. Echter, door de steeds groter wordende diversiteit en de de wisselende eisen van het publiek is het voor de publieke omroep als geheel steeds moeilijker geworden om deze taak te vervullen. op 22 april 2009 publiceerde de visitatiecommissie Landelijke Publieke Omroep het rapport De Publieke Omroep: Het spel, de spelers, het doel waarin de landelijke publieke omroep werd beoordeel over de periode september 2004 tot januari 2008. Uit dit rapport blijkt dat de NPO er in de periode 2000-2004 niet in geslaagd is de samenleving op een succesvolle manier te weerspiegelen. De belangrijkste oorzaak die hiervoor genoemd wordt door de commissie is het ontbreken van een overkoepelende visie en beleid. “Een toekomstgerichte, overkoepelende, strategie om de positie van publieke media in een veranderd medialandschap te bepalen, krijgt te weinig aandacht”.56 Dit is volgens de commissie vooral het geval op het kwalitatieve vlak van het aanbod. Want, zo zegt de commissie, “hoewel er duidelijk verbetering is gekomen in het kwantitatieve bereik van de publieke omroep, blijft een slag op kwalitatief terrein uit. Er moeten gezamenlijke doelstellingen komen voor belangrijke genres, innovatie en diversiteit.”57 Aan de huidige overkoepelende afspraken die gemaakt zijn tussen de omroeppen liggen ligt geen inhoudelijke visie ten grondslag volgens de commissie. De publieke omroep kan zodoende getypeerd worden als een schip waarbij de bemanningsleden hun verschillende taken uitvoeren om koers te houden maar waarbij een kapitein die de desbetreffende koers uitzet spoorloos is. Daarnaast vindt de commissie dat het grote aantal spelers tot ingewikkelde bestuurlijke processen en versnippering van zendtijd en middelen leidt waardoor het huidige bestel tegen zijn grenzen op loopt.58 De meer dan twintig verschillende partijen die samen één geheel zouden moeten vormen in de uitvoering van de publieke mediaopdracht staan elkaar in de weg omdat elk hun eigen belangen, bedrijfsvoering, besturen, raden van toezicht en ledenraden hebben. De uitvoering van die publieke mediaopdracht is daardoor niet alleen onnodig ingewikkeld en kostbaar gebleven; ook de slagkracht en daadkracht van de organisatie als geheel is eronder gaan lijden. Het schip dat de publieke omroep heet is dus niet alleen stuurloos, er zijn ook teveel bemanningsleden scheep met

55 Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid. Identificatie met Nederland. 2007: 206. . 56 Visitatiecommissie Landelijke Publieke Omroep 2004–2008. De Publieke Omroep: het spel, de spelers, het doel. 22 april 2009: 14. 57 Idem: 12. 58 Idem: 95. !26 ieder een eigen mening over de te volgen koers. De versnippering van de publieke omroep staat niet op zichzelf maar is de weerslag van maatschappelijke ontwikkelingen, zo stelt de Raad van State in het advies inzake de Wijziging van de Mediawet 2009 in 2013. “De toenemende individualisering heeft ertoe geleid dat een landschap dat voorheen bestond uit een paar grote stromingen is verworden tot een lappendeken van kleinere organisaties met een daarbij behorende kleinere achterban. De overzichtelijkheid van voorheen weerspiegelt de maatschappelijke verhoudingen an toen, de versnippering van nu de huidige maatschappelijke verhoudingen.”59 Een volgend punt van de visitatiecommissie is dat wanneer er uiteindelijk een overkoepelend beleid is gevormd, het beleid ook gevolgd en uitgevoerd moet worden. De onderlinge samenwerking in Hilversum is in de jaren voorafgaand aan het rapport wel verbeterd vindt de commissie, maar er blijft een zekere spanning bestaan tussen de profileringsdrang (en - dwang) van de omroepen en de belangen van het bestel als geheel. Deze spanning leidt tot te veel compromissen en staat de slagvaardigheid in de weg. In het rapport staat daarom als aanbeveling: “Omroepen maken hun missies en hun doelstellingen dienstbaar aan het beleid en de doelstellingen van de publieke omroep als geheel.”60 Hiermee worden door de commissie de belangen van het bestel als geheel boven die van de individuele omroepen geplaatst. Een middel om het overkoepelende beleid naar behoren uit te kunnen voeren is, zo schrijft de commissie, het kunnen optreden als ‘hoofdredacteuren’ door net- en zendermanagers. De net- en zendermanager moet, bijvoorbeeld bij het samenstellen van het aanbod, kunnen bijsturen en knopen door kunnen hakken. Een belangrijk punt voor deze scriptie dat door de visitatiecommissie in het rapport wordt aangehaald is de constatering dat de manier waarop in het publieke bestel de selectie van ledengebonden omroepen plaatsvindt, belangrijke tekortkomingen vertoont. Een van de belangrijkste tekortkomingen die de commissie constateert is het ontbreken van diversiteit in het bestel. De commissie noemt het bestel “onvoldoende representatief”. “Bepaalde bevolkingsgroepen of maatschappelijke stromingen”, zo schrijft de commissie, “worden niet of te weinig bediend. Het huidige systeem van toetreding gebaseerd op omroeplidmaatschap waarborgt niet ondermeer dat de beoogde representativiteit tot stand komt. Ook nieuwe spelers dragen daar niet per definitie aan bij.”61 Daarnaast is er sprake van overlap in het aanbod en bereik van doelgroepen van de omroepen terwijl er tegelijkertijd blinde vlekken ontstaan waardoor bepaalde doelgroepen helemaal niet bereikt worden terwijl dat wel het geval zou moeten zijn.

59 Raad van State. Advies inzake Wijziging van de Mediawet 2008 teneinde het stelsel van de landelijke publieke omroep te moderniseren. 2 november 2012: 2. 60 Visitatiecommissie Landelijke Publieke Omroep 2004–2008. De Publieke Omroep: het spel, de spelers, het doel. 22 april 2009: 14. 61 Idem: 17. !27 De situatie zoals die door de visitatiecommissie uiteen wordt gezet is zorgwekkend, vooral wanneer men als doel heeft de publiek omroep toekomstbestendig te maken. De belangrijkste oorzaak hiervoor is dat de tekortkomingen die door de visitatiecommissie worden genoemd zijn ingebed in de opzet van het systeem. Omroepen die volgens de geldende regels nieuw toetreden tot het bestel zijn niet in staat om groepen te bereiken die oorspronkelijk niet door de NPO bereikt werden terwijl dit juist wel de bedoeling was van de opzet van het systeem. De visitiatiecommissie concludeert dan ook: “De huidige constellatie garandeert vooralsnog onvoldoende dat de beoogde pluriformiteit en de diversiteit in het aanbod en het bereik daadwerkelijk tot stand komen.”62 Een groeiend aantal missiegedreven, ledengebonden omroepen zouden alleen maar zorgen voor een verdere toename van het risico van een toenemende selectieve blindheid. Dit lijkt een paradoxale uitkomst. Een systeem dat is opgezet om de pluriformiteit van de publieke omroep te waarborgen lijkt het tegenovergestelde effect te hebben. Het systeem van de publieke omroep, ontworpen in de tijd van verzuiling toen bevolkingsgroepen overzichtelijk en georganiseerd waren, is niet meer in staat de huidige multiculturele en uiterst diverse Nederlandse samenleving te representeren. Waar vroeger zes omroepen genoeg waren om het hele spectrum van de samenleving te bedienen is het nu onmogelijk geworden iedere groep met een aparte omroep te benaderen en daadwerkelijk te bereiken. Dit is niet enkel het gevolg van de toename van de absolute diversiteit in Nederland, maar ook de toenemende vocaliteit binnen minderheidsgroepen die altijd al in Nederland aanwezig zijn geweest. De roep van deze groepen voor herkenning, erkenning, en vervolgens deelname aan de culturele wisselwerking naast én als onderdeel van de heersende samenleving is een trend die wereldwijd duidelijk aanwezig is en die een van de grootste ontwikkelingen van de huidige generatie vormt. Om de tekortkomingen - de oneerlijke selectie van ledengebonden omroepen en de onrepresentatieviteit van het algehele bestel - aan te pakken zal de kern van het systeem dan ook aangepast moeten worden. Een eerste stap hierin is de wijziging van de Mediawet 2008 in 2013. De overheid dient continu bij te sturen in het beleid rond de Publieke Omroep waneer het aankomt op de pluriformiteit van het aanbod. Wanneer alleen wetten van de markt zouden gelden, zou het media-aanbod in rap tempo verschralen, zo betogen ook de Raad voor cultuur en de Wetenschappelijke Raad voor Regeringsbeleid.63 Bij de wijziging van de Mediawet 2008 teneinde het stelsel van de landelijke publieke omroep te moderniseren vormt het rapport van de visitatiecommissie een belangrijke leidraad, alsmede de drang van de regeringspartijen VVD en PvdA om verder te bezuinigen op de publieke omroep. De wijziging van de mediawet 2008 richt

62 Ibidem. 63 Wetenschappelijke raad voor het regeringsbeleid. Focus op Functies. Uitdagingen voor een toekomstbestendig mediabeleid. Amsterdam 2005: 127. En: Raad voor Cultuur. De tijd staat open. Advies voor een toekomstbestendige publieke omroep. Den Haag 2014: 8. !28 zich dan ook op een efficiëntere en effectievere inrichting van het bestaande bestel door middel van een bundeling van omroepverenigingen, betere samenwerking in het belang van de programmering als geheel en een daarbij passende budgetsystematiek. Hoewel het er op het eerste gezicht niet op lijkt raken deze wijzigingen aan de kern van de publieke omroep. Weliswaar kan de organisatie van de publiek omroep doelmatiger organiseren, maar tegelijkertijd bestaat het risico dat de publieke omroep aan maatschappelijk belang verliest. Voor omroepverenigingen die zijn gefuseerd zal het moeilijker worden om zich uitdrukkelijk te profileren. De hierboven uiteengezette veranderingen die zich voltrokken in enkel de afgelopen tien jaar toont aan hoe fragiel de opzet van de Nederlandse publieke omroep is. Door aanpassingen aan het systeem - dat is gebaseerd op representatie door middel van ledenomroepen gevolgd door taakomroepen die eventuele gaten in de reikwijdte opvullen - raakt diezelfde representatie in het gedrang. De politieke keuze om te bezuinigen en de opzet van de publieke omroep heeft er toe geleid dat de taak die de publieke omroep vanuit de wet heeft meegekregen steeds moeilijker kan uitvoeren en is het gedwongen te veranderen. En veranderen zal de publieke omroep dan ook blijven doen.

2.3 De NPO verbindt In 2010 presenteerde de NPO een huisstijl met oranje als leidende kleur; de kleur van het koninklijk huis, het nationale voetbalelftal, en “alle ogenblikken waarop de nationale identiteit te vieren is”.64 De nieuwe huisstijl was voor de NPO een mogelijkheid nogmaals uit te dragen waar het voor staat: het samenbrengen van verschillende groepen binnen de Nederlandse samenleving. De nationale identiteit omvat meer dan ooit tevoren en dus is de taak waar publieke omroep voor staat alsmaar moeilijker geworden. Waar in de vorige eeuw de bevolking makkelijker op te delen was in groepen op basis van religie of politieke overtuiging is de samenleving in de afgelopen decennia in hoog tempo complexer geworden. Om toch grip te blijven houden op het publiek introduceerde de NPO in 2010 de zogenaamde ‘leefstijlgroepen’. Door verder te kijken dan leeftijd en geslacht creëerde de NPO een indeling van de Nederlandse bevolking op basis van een groot aantal variabelen. Het product waren acht verschillende leefwerelden; een samenhangend patroon van gedrag, interesses, smaakvoorkeuren, waarden en behoeften.65 Door de creatie van het leefstijlmodel hoopte de NPO programmamakers, radio en televisiedirecties, marketeers en mediaplanners te helpen bij het

64 P. Schnabel. Land in zicht. Amsterdam 2007: 34. 65 Nederlandse Publieke Omroep. Verbinden, Verrijken, Verrassen. Concessiebeleidsplan 2010 - 2016. Houten 2010: 128. !29 inzichtelijk maken van de samenstelling van het publiek, het goed kunnen programmeren en het nog beter afstemmen van programma’s op het publiek. De volgende acht leefstijlgroepen kwamen naar voren: Ambitieuze Jongeren, Avontuurlijke Stadsbewoners, Zelfbewuste Familiemensen, Technische Doeners, Zorgzame Duizendpoten, Authentieke Gelovigen, Welgestelde Verdiepingszoekers en Behoedzame Senioren. Hoewel de samenleving gedurende het afgelopen decennium steeds meer een verzameling individuen lijkt te worden die verbonden zijn door fluïde overlappende identiteiten probeert de NPO alsnog de Nederlandse bevolking, het potentiële publiek, onder te verdelen in naast elkaar bestaande groepen. Dit model van doelgroepsegmentering draagt duidelijk de sporen van verzuiling - al is het minder herkenbaar. Socioloog Rogier van Reekum schetst in zijn artikel As nation, people and public collide: enacting Dutchness in public discourse in een paar treffende zinnen wat hij noemt ‘Dutchness’, de kern van wat Nederland Nederland maakt. Deze ‘Nederlandsheid’ bestaat volgens hem onder andere uit de manier waarop “de Nederlanders hebben afgezien van het ontwikkelen van een hegemonische publieke moraal waartoe iedereen zich inschrijft en onderwerpt.”.66 Kenmerken van de Nederlandse identiteit als verzuiling, religieuze tolerantie, ondernemerscultuur, pragmatische gevoeligheid, consensusdemocratie en multiculturalisme geven aan dat de ‘Nederlandsheid’ wel degelijk bestaat, maar tegelijkertijd paradoxaal het wegblijven van één nationaal narratief representeert. Daarnaast wordt de ‘Nederlandsheid’ niet groots gevierd. Nederlanders kunnen wel degelijk een oprecht ‘oranjegevoel’ opbrengen en zelfs hartstochtelijk zijn, maar alleen wanneer het niet serieus en ontspannen is zoals tijdens wedstrijden van het nationale voetbalteam of bij nationale feestdagen als Koningsdag. Alle kenmerken die Nederland Nederland maken contrasteert met een vorm van nationalisme dat een enkel beeld van het nationale subject idealiseert.67 Daarmee zou gezegd kunnen worden dat het afwijzen van één nationale identiteit juist de rode draad van de ‘Nederlandsheid’ vormt. Wanneer deze vorm van nationale identiteit begrepen wordt, wordt ook duidelijk waarom de Nederlandse Publieke Omroep het verbinden van de verschillende groepen uit de Nederlandse samenleving als een belangrijke taak ziet. Henk Hagoort, van juni 2008 tot medio 2016 voorzitter van de raad van bestuur van de NPO onderstreepte het verbinden in een publicatie getiteld Publieke Omroep ziet verbinden als kerntaak:

66 R. van Reekum. ‘As nation, people and public collide: enacting Dutchness in public discourse.’ Nations and Nationalism 18/4 (2012): 585. 67 Idem: 586. !30 “De unieke Nederlandse omroep met omroepverenigingen en taakomroepen waarborgt dat de publieke omroep kwaliteit en pluriformiteit kan bieden. Met de kleurrijkheid van de programma's, waarin zoveel mogelijk Nederlanders zich herkennen, is de publieke omroep altijd en overal aanwezig; het is van én voor iedereen.”68

Het is de verbindende factor die de Publieke omroep haar bestaansrecht geeft. Zo geeft ook televisieproducent Marc Pos aan:

“[De NPO] kan soms minder efficiënt zijn, maar soms is efficiency niet het enige argument. Het gaat ook om betrouwbaarheid, en zorgen dat je bepaalde culturen met elkaar verbindt. Dat gaat SBS niet doen, dat is hun missie niet. Kunst, en dan niet alleen ballet, maar ook series als Andere Tijden, dat zijn goede programma’s. Dan kan je je afvragen of de beeldtaal misschien naar jongere mensen vertaald kan worden. Dat gaan particuliere ondernemingen niet doen. Het is een te groot risico, het is te duur. Dus lang leve de publieke omroep.”69

De ontwikkeling van de leefstijlgroepen, en daarmee de continuering van de fragmentatie van het publiek, door de NPO kan vreemd overkomen. Men zou kunnen denken dat het samenkomen van verschillende groepen bij een van de nationale televisie- of radio kanalen het doel zou zijn van een publieke omroep - precies zoals Hagoort in 2008 al beschreef. De leefstijlgroepen, een verkapte vorm van de vroegere verzuiling, laat zien dat de NPO zich echter nog steeds richt op een publiek dat bestaat uit losse groepen en zich in mindere mate bezig houdt met één verbindend verhaal. Dit was ook al te lezen in de taakomschrijving van de NPO opgenomen in de mediawet: “[De NPO moet] op een evenwichtige wijze een beeld te geven van de samenleving en de pluriformiteit van onder de bevolking levende overtuigingen, opvattingen en interesses op maatschappelijk, cultureel en levensbeschouwelijk gebied te weerspiegelen”.70 Zolang de Nederlandse samenleving, en dus de politiek, vast blijft houden aan het huidige systeem van aparte omroepen die elk een eigen groep moeten aanspreken, zal men er mee moeten leven dat dat systeem beperkingen kent. Echter, beperkingen van een groter geheel betekent niet dat er niet de ruimte is om op kleinere schaal voor en achter de schermen verbeteringen door te voeren op het gebied van diversiteit. Niets houdt de omroepen tegen om een divers personeelsbeleid na te streven, of om voor

68 H. Hagoort. Publieke Omroep Ziet Verbinden als Kerntaak. 26 augustus 2010. . Versie van 16 februari 2011 geraadpleegd via . 69 Transcriptie van het volledige interview met Marc Pos is als bijlage A bijgevoegd. 70 Mediawet 2008. Identificatienummer BWBR0025028. Artikel 2.1.2B. Geraadpleegd op 3 mei 2019 via . !31 presentatoren of gasten met een migratieachtergrond te kiezen. In een recent onderzoek uitgevoerd door Jip Meijers onder toezicht van Margo Smit, ombudsman van de NPO, werd duidelijk dat vrouwen en mensen met een niet-westerse achtergrond in het televisieseizoen 2017/2018 ondervertegenwoordigd waren bij de vier grote talkshows van de publieke omroep, M, DWDD, Laat op één, en Pauw.71 Naast het meer uitnodigen van meer vrouwen en personen met een migratieachtergrond moedigt het rapport programma’s ook aan om deze groepen minder stereotiep – en dus diverser – in beeld te brengen. Het creëren van een meer inclusieve publieke omroep ligt dus zeker niet in de hand van enkel de beleidsmakers. Een belangrijke sleutel ligt ook bij de verschillende omroepen zelf, bij de redacties en studio’s.

2.4 Culturele diversiteit bij de publieke omroep in een tijd van post- multiculturalisme en ontzuiling Nederland kent een publiek omroepbestel dat het geheel is van organisaties die tezamen zorg dragen voor het aanbod van en op de publiek gefinancierde Nederlandse radio- en televisiezenders. Het landelijke omroepbestel bestaat uit de overkoepelde stichting Nederlandse Publieke Omroep (NPO) en publieke omroeporganisaties als AVROTROS, BNNVARA, KRO-NCRV, VPRO en EO aangevuld door kleinere aspirant-omroepen en taakomroepen. De zendgemachtigde omroepverenigingen maken aanspraak op zendtijd bij voldoende leden. Daarnaast moeten ze volgens voorwaarden gesteld in de Mediawet een maatschappelijke, culturele, godsdienstige of geestelijke stroming vertegenwoordigen en een toegevoegde waarde leveren aan het (bestaande) Nederlandse omroepbestel. De hoeveelheid zendtijd wordt toegewezen naar omroepstatus die is bepaald naar het aantal leden. Formeel hebben de raad van bestuur van de NPO, noch de omroepverenigingen, algehele zeggenschap over de gehele Nederlandse landelijke publieke omroep. Dit systeem, waarbij de verantwoordelijkheid wordt gespreid en een groot deel terechtkomt bij de leden van de verschillende omroeporganisaties is uniek in de wereld. De aan de Erasmus Universiteit verbonden communicatiewetenschappers Jiska Engelbert en Isabel Awad laten in hun artikelen Securitizing cultural diversity: Dutch public broadcasting in post-multicultural and de-pillarized times en Between diversity and pluriformity: The ‘new style’ of Dutch public broadcasting zien in hoeverre het huidige diversiteitsbeleid van de Nederlandse publieke omroep wordt gevormd door een “specific national social history of social difference and

71 J. Meijers. Aan tafel! Over het al dan niet problematische gebrek aan diversiteit onder talkshowgasten. Februari 2019. . !32 pillarization, as well as a tradition of pluriformity”. Vervolgens laten zij zien dat er in het diversiteitsbeleid van de publieke omroep een innerlijke tegenstelling verborgen zit. In een poging een publieke omroep te zijn waarin iedereen zichzelf kan herkennen en waarin iedereen kan deelnemen, zoals door Minister Plasterk uitgesproken in 2008, wordt juist de hiërarchie van culturele verschillen versterkt. Deze hiërarchie is het gevolg van het feit dat integratiebeleid, waar diversiteitsbeleid op gebaseerd is, paradoxaal genoeg uitgaat van categorisering, verdeling en sociale stratificatie, de indeling van de bevolking in verschillende lagen, zo laat Gavan Titley zien in zijn artikel After the end of multiculturalism: Public service media and integrationist imaginaries for the governance of difference.72 Om het diversiteitsbeleid uit te voeren worden 'aanvaardbare' vormen van verschil - die zonder veel problemen kunnen worden geïntegreerd in de nationale cultuur van het land - ingezet tegen andere vormen van verschil - die worden beschouwd als een bedreiging van de nationale cohesie. Deze 'aanvaardbare' vormen van verschil zijn niet-structureel van aard en zijn voornamelijk gebaseerd op levensstijl en persoonlijke voorkeuren. In de woorden van Engelbert en Awad, impliceert het cultureel diversiteitsbeleid van de NPO ‘zowel de bescherming van sommige verschillen als de bescherming tegen anderen’.73 Uiteindelijk zijn in de kunstmatig gecreëerde hiërarchie “only those groups in society whose differences can be reduced to non-structural and hegemonic convictions entitled to representation and recognition by the public broadcaster” zo stellen Engelbert en Awad. Dit wordt door de wetenschappers securitisatie van culturele diversiteit wordt genoemd. Hiermee wordt niet verwezen naar de term uit de financiële sector, ook wel effectisering genoemd, maar naar een vorm van beschermen, behouden, verwijzend naar het engelse woord security. Onder ‘securitization of cultural diversity’ verstaan de wetenschappers het beschermen van culturele diversiteit en het behouden van de pluriforme uitgestrekte waaier van meningen, opvattingen en achtergronden. Tegenover securitisatie van het diverse aanbod van de publieke omroep staat mainstreaming. Hierbij worden programma's aangeboden die minderheden en mainstream doelgroepen kunnen samenbrengen door het laten horen van één geluid gericht aan iedereen.74 Het beleid van mainstreaming ontwikkelde zich als antwoord op de 'gereciteerde waarheid' van het falen van

72 G. Titley. ‘After the end of multiculturalism: Public service media and integrationist imaginaries for the governance of difference.’ Global Media and Communication 10/3 (2014): 251. 73 J. Engelbert en I. Awad. ‘Securitizing cultural diversity: Dutch public broadcasting in post-multicultural and de- pillarized times.’ Global Media and Communication 10/3 (2014): 265. Zie ook: T. Mattelart en L. d’Haenens. ‘Cultural diversity policies in Europe: Between integration and security.’ Global Media and Communication 10/3 (2014): 231-245. 74 A. Leurdijk. Van marge naar mainstream: Essay over mediabeleid en culturele diversiteit 1999-2008. Den Haag 2008. !33 multiculturalisme en was bedoeld om een dominant model van nationaal bewustzijn te versterken en groepsverschillen in het algemeen te ondermijnen.75 Volgens Awad en Englebert staat de NPO, als overblijfsel van de verzuiling een schoolvoorbeeld van de securitisatiebenadering, verbinding tussen meerder en minderheidsgroepen in de Nederlandse samenleving in de weg.76 Er is bij de publieke omroep zodoende sprake van een tegenstelling: hoewel het pleidooi voor het belang van diversiteit als inclusief en potentieel vooruitstrevend kan worden geïnterpreteerd, is de realiteit dat niet. Terwijl de securitisatiebenadering van de NPO - lees: de verzuilde opzet van het systeem - tegemoet lijkt te komen aan de noodzaak om daadwerkelijk met diversiteit om te gaan - doormiddel van het creëren van een publieke omroep waarin alle groepen van onze samenleving zich zouden kunnen herkennen én waarin zij kunnen participeren - worden er tegelijkertijd groepen uitgesloten en etnische verschillen gereduceerd tot bijzaak, terwijl het legitieme (traditionele, witte) verschillen ondersteunt en zelfs aanmoedigt.77 Op deze manier wordt de afstand tussen etnische groepen die deelnemen aan de publieke omroep eerder groter dan kleiner.

De hierboven uiteengezette benadering van Engelbert en Awad van de manier waarop het beleid omtrent culturele diversiteit bij de publieke omroep geïmplementeerd wordt in een tijd van post-multiculturalisme en ontzuiling komt goed naar voren in een brief met als thema media en diversiteit die minister (PvdA) in november 2008, ten tijde van de behandeling van een vernieuwde mediawet, naar de Tweede Kamer stuurde. In de brief zette de minister zijn visie uiteen betreffende de rol die de publieke omroep speelt in het “bevorderen van een evenwichtige representatie van verschillende bevolkingsgroepen in het algemene media-aanbod en het versterken van specifiek aanbod voor minderheden”.78 In de brief verving de minister de term ‘media en minderheden’, in 1999 geïntroduceerd door staatssecretaris Rick van der Ploeg (PvdA), door de term ‘media en diversiteit’, een term die, zo meende Plasterk beter afgestemd was op de Nederlandse samenleving en het Nederlandse integratiebeleid. Hij schreef in zijn brief aan de kamer:

75 A. Lentin en G. Titley. The Crises of Multiculturalism: Racism in a Neoliberal Age. London 2011: 11, 13. 76 J. Engelbert en I. Awad. ‘Securitizing cultural diversity: Dutch public broadcasting in post-multicultural and de- pillarized times.’ Global Media and Communication 10/3 (2014): 271. 77 Ibidem. 78 R. Plasterk. Brief van de minister van onderwijs, cultuur en onderwijs. Kamerstuk 31 700 VIII nr. 44. 21 november 2008: 1. !34 “We leven immers in een diverse en kleurrijke samenleving, in vele opzichten. Zonder voorbij te willen gaan aan de terechte specifieke aandacht voor (vaak etnische) minderheden in de media gaat het uiteindelijk om de diversiteit van het media-aanbod. Aanbod waarin alle groepen van onze samenleving zich moeten kunnen herkennen én waarin zij kunnen participeren.”79

Plasterk verwijst naar 'alle groepen', maar suggereert niet dat ze allemaal bij elkaar moeten worden geplaatst. Zijn nadruk op diversiteit verwijst naar een herwaardering van het culturele verschil. Anders dan mainstreaming, pleit Plasterk ervoor om verschillen serieus te nemen. Het gevolg was niet enkel een verschuiving van terminologie. Het rechtvaardigde ook een verplaatsing van de aandacht van de publieke van etnische minderheden naar alle - inclusief meerderheids en reeds gevestigde - groepen in de samenleving. Het is veelbetekenend dat Plasterk benadrukte dat speciale inspanningen om de diversiteit binnen de publiek omroep veilig te stellen nog steeds nodig waren, maar dat het belangrijkste doelwit van deze inspanningen niet langer (of althans niet alleen) minderheidsdoelgroepen was, maar de samenleving in zijn algemeen en de verschillende groepen die deel uitmaken van deze samenleving in het bijzonder.

2.5 Identiteitspolitiek, media en de canon Deze paragraaf zal een korte analyse en evaluatie zijn van het begrip ‘identiteitspolitiek’, alsmede de plek die dit begrip inneemt in het politieke en maatschappelijke debat van de laatste jaren. Belangrijke aandacht gaat hierbij uit naar de media. Het doel van deze analyse is om een beter inzicht te verwerven in de betekenis van het begrip en hoe er wordt omgegaan met het begrip in de maatschappelijke en politieke arena. Pas daarna kan het begrip met succes gebruikt worden om de aangedragen casus van deze scriptie, het televisieprogramma Het pronkstuk van Nederland, en de discussie die daaromheen is ontstaan te duiden.

De Nederlandse literatuurwetenschapper, cultuurcriticus en videokunstenaar Mieke Bal stelt in haar artikel Becoming the world versus identity politics de lezer voor aan Vera, een driejarig meisje met een gemengde achtergrond. Bal beschrijft uitgebreid hoe de peuter, die een gedeelde Russische, Kameroense en Franse achtergrond heeft, omgaat met haar complexe identiteit. Bal laat de lezer zien dat het concept identiteit dat Vera hanteert veel meer fluïde is dan dat we gewend zijn.

79 Idem: 2. !35 Grenzen zijn volgens Vera geen ondoordringbare muren maar verschuiven naar gelang tijd plaats en welbevinden. Bal: “Vera’s canny address to the viewer tells us that such mixtures are not naïve or romantic, but a savvy way of dealing with confinement by treating borders (in gender, class, or culture) as spaces to navigate, thus constituting, or “becoming”, oneself.”80 Het doelbewust negeren van grenzen is geen product van naïviteit, aldus Bal, maar een slimme, pragmatische manier om om te gaan met begrenzingen. Iets wat wel bij kinderen voorkomt, maar niet of nauwelijks bij volwassenen. Een groot gemis volgens Bal.

In een poging de term identiteitspolitiek uiteen te zetten en te duiden is een eerste stap het raadplegen van het Stanford Encyclopedia of Philosophy, een encyclopedie geschreven door experts in het desbetreffende onderwerp. De Stanford encyclopedie beschrijft identiteitspolitiek als een verzameling politiek activiteiten en theorieën gesticht in de gedeelde ervaringen van onrechtvaardigheid van leden van bepaalde sociale groepen. In plaats van zich alleen te organiseren rond geloofsystemen, programmatische manifesten of partijaangelegenheden, streven politieke identiteitsformaties er doorgaans naar om de politieke vrijheid van een specifieke sociale groep te waarborgen, die gemarginaliseerd zijn binnen een bredere context. Op deze manier proberen leden van die sociale groep manieren te herwinnen om hun onderscheidend vermogen beter te begrijpen, met als doel een grotere zelfbeschikking. Wat identiteitspolitiek moeilijk te hanteren maakt is het feit dat het begrip een breed containerbegrip is, waaronder bewegingen vallen die etniciteit, seksuele geaardheid, genderidentiteit, regionale identiteit of religieuze identiteit voorop stellen.

In het verleden zijn vele verschillende identiteitsgroepen de straat opgegaan om ongelijkheden en discriminatie in een samenleving met betrekking tot hun groep aan de kaak te stellen, en met succes. Belangrijke voorbeelden hiervan zijn de homobeweging, de tweede feministische golf, en bovenal de burgerrechtenbeweging in de Verenigde Staten in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw. Het uiteindelijke doel van deze protesten was het bestrijden van racisme, het betrekken van een achtergestelde demografische groep bij de samenleving, en het creëren van een eenheid binnen een volk gebaseerd op gelijken.

Het terugbrengen van een politieke discussie tot uiterlijke of persoonlijkheidskenmerken, het denken in hokjes, stuit mensen tegen de borst. Zijn we immers niet allemaal juist op zoek naar

80 M. Bal. ‘Becoming the world versus identity politics.’ Nordlit 13/1 (2009): 26. Zie ook J. Schimanski en S. Wolfe red. Border Poetics De-limited. Hannover 2007: 26. !36 een samenleving waar iedereen gelijk is en waar iemand wordt afgerekend op zijn of haar individuele kwaliteiten in plaats van afkomst of geslacht? Of zoals Martin Luther King het in zijn beroemde toespraak op de trappen van het Lincoln Monument verwoorde : “Ik heb een droom dat mijn vier kinderen op een dag zullen leven in een land waar zij niet beoordeeld zullen worden op hun huidskleur, maar naar de inhoud van hun karakter”. Het klinkt dan volkomen onlogisch iemand voorrang te geven op een huurwoning puur en alleen op basis van zijn afkomst,81 of het instellen van een vrouwenquotum voor de top van het bedrijfsleven. Maar feit is dat de samenleving oneerlijk verdeeld is. Ruim 94 procent van de journalisten op grote redacties is wit,82 89 procent van de raden van bestuur van grote bedrijven bestaat uit mannen,83 en 81 procent van onderwijzers op het basisonderwijs is vrouw;84 ongelijkheid die diep in de maatschappij geworteld zit en zonder ingrijpen nog lang blijft bestaan. Als het uiteindelijke doel van iedereen een eerlijke, gelijke maatschappij is, en laten we daar voor het gemak van uitgaan, is het ten aller eerste noodzakelijk te erkennen dat er heden ten dage nog steeds tegenstellingen zijn en dat er sprake is van ongelijkheid en een oneerlijke maatschappij, iets waarvan met statistische gegevens aangetoond kan worden dat dat zo is. Met het bestaan van deze ongelijkheid moge het niet verbazen dat groepen zich verenigen onder de vlag van de gedeelde ervaring van maatschappelijk onrecht om vervolgens zich hoorbaar te maken en verandering af te dwingen bij de cultureel dominante groep zonder in te hoeven boeten op wie of wat zij zijn. Dit is dan ook de motor achter het ontstaan van identiteitspolitiek.

De term identiteitspolitiek raakte aan het begin van de 21e eeuw in Nederland ingeburgerd en wordt heden te dag te pas en te onpas gebruikt door politici en commentatoren in hun poging het politieke klimaat en spanningen in de maatschappij te duiden en te verklaren. De betekenis van de term heeft daarbij flink aan scherpte ingeboet, want nieuw is het begrip zeker niet. Vooral in Nederland kent de identiteitspolitiek in de vorm van de verzuiling een lange geschiedenis. Al eind negentiende eeuw werden er door gereformeerden en katholieken partijen maatschappelijke organisaties opgebouwd rond het begrip ‘soevereiniteit in eigen kring’, de situatie waarbij elke levenskring zijn eigen onafhankelijke gezag heeft en niet onder dat van een andere levenskring

81 ‘Vluchtelingen houden voorrang bij huurwoning.’ RTL Nieuws. 3 maart 2016. Geraadpleegd 20 maart 2019. . 82 W. Takken en M. Geels. ‘Kranten- en tv-redacties iets minder wit.’ NRC Handelsblad. 21 mei 2018. Geraadpleegd 20 maart 2019. . 83 ‘Wel iets meer vrouwen in top bedrijfsleven, maar nog veel te weinig.’ NOS. 6 maart 2018. Geraadpleegd 20 maart 2019. . 84 ‘Percentage mannen in het onderwijs.’ onderwijsincijfers.nl. Geraadpleegd 20 maart 2019. . !37 staat. Dit leidde uiteindelijk tot de verzuiling waarvan vandaag de dag nog steeds de sporen te zien zijn. Het was de theoloog, predikant, staatsman en journalist Abraham Kuyper die in die periode als een van de eerste de kracht van de media in een verticaal georganiseerde samenleving ten volste begreep. Kuyper is te zien als een vooruitziende geest, die niet alleen de eerste politieke partij. De ARP, maar ook een van de eerste moderne kranten oprichtte een halve eeuw voor dat de verzuiling daadwerkelijk op gang kwam als gevolg van de uitbreiding van het kiesrecht en het einde van de schoolstrijd. De constructie van gemeenschappen, het samenbrengen van mensen die elkaar niet persoonlijk kennen onder een gemeenschappelijke noemer door politieke partijen, naties of regionale bewegingen, zoals dat gebeurde in tijde van de verzuiling, is in de eerste plaats identiteitspolitiek, en de media speelt daarin een belangrijke rol. Via media die enkel één groep vertegenwoordigt wordt een groepsidentiteit gevormd en in stand gehouden. Abraham Kuyper wist hier succesvol gebruik van te maken. Als hoofdredacteur van De Standaard, het klankbord van de Anti-Revolutionaire partij en de Gereformeerde kerken in Nederland, sprak hij in 1897: “Wie een dagblad leest, weet, hoe op datzelfde ogenblik door duizenden anderen op diezelfde avond of op diezelfde morgen in hetzelfde vaderland gelijke toespraak van het blad wordt afgelezen.”.85

De jaren zestig en zeventig van de twintigste eeuw betekende nieuwe sociale verbanden en groepen als reactie op het ontsnappen van het volk aan de ijzeren greep van de verschillende groepen waartoe zij, als gevolg van plaats en tijd van hun geboorte, zouden moeten behoren. Men was niet meer gebonden aan de dwingende autoriteit van staat en kerk en mocht zich als individu uiten. Ontzuiling als een afname van sociale controle en een verzwakking van de banden met ideologische en confessionele organisaties was het gevolg. Er ontstonden protestgroepen tegen de conventionele samenleving, bestaande uit vrouwen, zwarten, homoseksuelen en jongeren die anders wilden zijn, en zij maakten hun identiteit - hun sekse, handicap, kleur, leeftijd, seksuele voorkeur - tot inzet van politieke strijd met gelijke toegang tot de publieke sfeer als belangrijkste eis.86 De ontmanteling van de tot dan toe vaststaande maatschappelijke verhoudingen ging hand in hand met het luidruchtig naar buiten treden van de boze burger. Het persoonlijke werd politiek.87 Publicist en historicus Henk Hofland sprak in dit verband van ‘dekolonisatie van de burger', wat suggereert dat

85 Gedenkboek opgedragen door het feestcomité aan Prof. Dr. Abraham Kuyper bij zijn vijf en twintigjarig jubileum als hoofdredacteur van “De Standaard”. Amsterdam 1897: 64. 86 Henk Hofland. Tegels lichten, of ware verhalen over de autoriteiten in het land van de voldongen feiten. 1972: 165. 87 Vrij naar: H. d’Ancona. Het persoonlijke is politiek. Amsterdam 2003. !38 Nederlandse burgers zich hadden bevrijd van de sociale controle, net zoals mensen in Afrika, Azië en Amerika zich hadden bevrijd van de koloniale heerschappij.88

De laatste jaren is de term identiteitspolitiek steeds meer aan kritiek onderhevig. De uit Amerika overgewaaide trend zou ons land splijten door mensen met groepsdenken te definiëren middels religie, achtergrond, geslacht, geaardheid of ras,89 en zou ervoor zorgen dat mensen niet meer beoordeeld mogen worden op hun talent, maar in plaats daarvan alleen nog maar op hun afkomst.90 Identiteitspolitiek zou niet emancipatie door opname in een groter maatschappelijk geheel als doel nastreven, maar juist emancipatie met behoud van verschil en groepsidentiteit; de kloven die in de samenleving zijn ontstaan tussen verschillende groepen in stand latend en verder uitdiepend. Blank tegenover gekleurd, homo tegenover hetero, conservatief tegenover progressief, vrouw tegenover man, enzovoort. Leden van verschillende groepen verenigen zich, trekken naar elkaar toe en graven zich in. Volgens critici hebben de ingegraven stellingen van de identiteitspolitiek tot gevolg gehad dat het niet meer mogelijk is een vrij open debat te voeren.91 “Ooit ging het politieke debat tussen liberalen en conservatieven, tussen tegengestelde opvattingen over de markt, de staat, of over waarden” schrijft columnist David Brooks in The New York Times.92 Een vreedzame strijd van ideeën waarbij het beste idee steeds aan invloed wint - een van de kenmerken van een open samenleving - is niet meer mogelijk in een gespleten samenleving waar men geen geen gehoor geeft aan de argumenten van de tegenpartij. Volgens Brooks gaat het er niet meer om wat je denkt, maar wie je bent. Hierdoor wordt identiteitspolitiek gezien als een giffabriek,93 een vluchtheuvel voor gekwetsten van heel verschillende signatuur,94 of een virus dat als een ware intrigant de

88 H. Hofland. Tegels lichten. Of ware verhalen over de autoriteiten in het land der voldongen feiten. Amsterdam 1986. 212-224. 89 A. Aynan, F. Lakerveld, E. Terstall en K. Yücel. ‘Vrij Links moet trouw zijn aan zijn vrijzinnige, seculiere wortels.’ De Volkskrant. 17 mei 2018. . 90 T. J. Meeus. ‘Pijnlijk misverstand: identiteitspolitiek.’ NRC. 24 mei 2018. . 91 A. Aynan, F. Lakerveld, E. Terstall en K. Yücel. ‘Vrij Links moet trouw zijn aan zijn vrijzinnige, seculiere wortels.’ De Volkskrant. 17 mei 2018. . 92 D. Brooks. ‘Identity Politics Run Amok.’ The New York Times. 2 september 2016. . 93 E. Drayer. ‘Hallo witte mensen is te zeer product uit het giffabriekje ‘identiteitspolitiek’.’ De Volkskrant. 28 april 2017. . 94 F. Halsema. ‘Wie is het meest gekwetst?’ De Groene Amsterdammer. 17 mei 2017. . !39 samenleving, die al bijna drie generaties geen oorlog meer met eigen ogen gezien heeft, tegen elkaar opzet en de meest venijnige en diep kwetsende reacties uitlokt. Een auteur die al vroeg zijn zorgen uitte over de gevolgen van identiteitspolitiek is de Amerikaanse historicus Arthur Schlesinger jr. In zijn boek The Disuniting of America uit 1991 beargumenteert hij dat een liberale democratie een gemeenschappelijke basis vereist voor het functioneren van cultuur en samenleving. Het baseren van de politiek op aparte groepen breekt de samenhang binnen een samenleving en werkt daarom tegen in het proces van het creëren van reële kansen om een eind te maken aan marginalisatie. Schlesinger schrijft: “movements for civil rights should aim toward full acceptance and integration of marginalized groups into the mainstream culture, rather than (…) perpetuating that marginalization through affirmations of difference”, iets wat identiteitspolitiek volgens hem niet zou doen. Ook voorspelt Schlesinger dat het beeld van de smeltkroes - een klassiek beeld in met name de Verenigde Staten -, waarin verschillen samengaan in een democratie, zal verdwijnen en plaats zal maken voor een nieuwe houding die juist het verschil viert.95 Eerdergenoemde Mieke Bal heeft soortgelijke kritiek op het fenomeen identiteitspolitiek. De huidige focus op identiteit in de wereld begint een negatieve impact te hebben zo stelt Bal. Het te exclusief vasthouden aan culturele, etnische, raciale en andere identiteiten werpt meer grenzen op dan dat het zorgt voor gelijkheid. Identiteit, en dan met name de identiteit die van buiten af wordt opgelegd, is volgens Bal een instrument van onderdrukkende en uitsluitende praktijken “(…) which is precisely why, in the end, its reversal in identity politics inevitably remains in collusion with such practices.”96 Een lossere omgang met het begrip identiteit is volgens haar de oplossing,

Het wettelijk recht op gelijke mogelijkheden betekent zelden gelijkheid in de praktijk. Tot op de dag van vandaag zijn onderliggende systemen van discriminatie en ongelijkheid te zien in termen van massa-opsluiting, kindersterfte en afstudeercijfers. Homo’s worden in vele landen gediscrimineerd ondanks de wettelijke status van hun relatie. Vrouwen in de raden van bestuur van grote bedrijven zijn een zeldzaamheid. Verandering blijft nodig, ook al zijn wettelijke barrières geslecht en is er in theorie sprake van gelijkheid. Waar bij wet de segregatie in de Verenigde Staten in 1964 werd afgeschaft bleef de onderliggende raciale ongelijkheden op het gebied van gezondheid, onderwijs, huisvesting, werkgelegenheid en sociale toegang bestaan, en als dit niet

95 A. Schlesinger. The Disuniting of America: Reflections on a Multicultural Society. New York 1991. 96 M. Bal. ‘Becoming the world versus identity poliics.’ Nordlit 13/1 (2009): 26. Zie ook J. Schimanski en S. Wolfe red. Border Poetics De-limited. Hannover 2007: 12. !40 werd aangekaart door politici en activisten is de kans groot dat deze leemtes zouden blijven voorkomen dat zwarten volledige kansen in Amerika zouden krijgen. Het moge duidelijk zijn dat identiteitspolitiek geen doel is maar een middel op zich. Een middel dat uiteindelijk moet leiden tot het verdwijnen van de politieke impact van identiteiten, tot de opheffing van identiteitspolitiek zelf. Want alleen als de muur die de grens vormt tussen verschillende identiteit is afgebroken, pas dan zijn we in staat mensen als individuen te benaderen in plaats als leden van een bepaalde groep. Daarom, zo stelt Mieke Bal in haar observatie van de kleine Vera, dienen we van kinderen als Vera te leren. We moeten leren dat grenzen niet voor de eeuwigheid vast staan. We moeten leren dat identiteit niet vaststaat, fluïde is, en kan veranderen naar gelang tijd, plaats en omgeving. We moeten leren dat alle vormen van identiteit eerder behulpzaam kunnen zijn dan beperkend en dat een rommelige mix van identiteiten niet alleen versterkt maar zelfs de levendigheid van het culturele leven vormt.97 We moeten leren dat, zoals journalist Hendrik Jan Schoo schreef, identiteit, net als de geschiedenis zelf, een gesprek zonder end is in plaats van een onveranderlijke harder kern.98 Het doel om dit te bereiken zal nooit uit het oog verloren mogen worden, want identiteitspolitiek is een zeer sterk wapen wat snel aan draagkracht kan inleveren.

De muren tussen de zuilen zijn in de loop der jaren sterk afgebrokkeld en consociationalisme, waarbij er door verschillende partijen die normaliter ver uit elkaar liggen wordt gestreefd naar een consensus, lijkt vandaag de dag het nieuwe normaal te zijn geworden. Verschillen tussen personen met een verschillende overtuiging hoeft in de seculiere samenleving van vandaag voor een succesvolle samenwerking geen struikelblok meer te vormen zoals dat gedurende de hoogtijdagen van de verzuiling wel het geval was. Hiermee lijkt de signatuur, die bij de oprichting van organisaties en instellingen een belangrijk onderdeel van de identiteit vormde, steeds meer op de achtergrond te raken of zelfs helemaal te verdwijnen. De ontkerkelijking van Nederland en de komst van vele immigranten met een niet westerse achtergrond, waarbij duidelijk de verschuiving is te zien van een christelijk-protestante samenleving naar een meer a-kerkelijk en vooral meer diffusere en samenleving, lijkt hier een belangrijke bijdrage aan te hebben geleverd.99

97 M. Bal. ‘Becoming the world versus identity poliics.’ Nordlit 13/1 (2009): 26. Zie ook J. Schimanski en S. Wolfe red. Border Poetics De-limited. Hannover 2007: 11-12. 98 H. J. Schoo. ‘Nationale identiteit. Een noodzakelijk kwaad.’ De Helling. Kwartaalblad voor linkse politiek. September 2006. Geraadpleegd op 13 april 2019 via . . 99 ‘Meer van de helft Nederlanders niet religieus.’ Centraal bureau voor de statistiek. 22 oktober 2018. Geraadpleegd op 4 maart 2019. . !41 Er is echter een sector waar de verzuiling nog steeds een belangrijke rol van betekenis speelt en waar de verschillende zuilen nog steeds voor ons aller ogen gescheiden van elkaar hun rol vervullen voor hun eigen achterban. Het gaat hier om de omroepen. In het algemeen organisaties met een lange geschiedenis en opgericht een specifieke groep in de maatschappij te vertegenwoordigen. Hoewel het bestel van de publieke omroep is opengebroken door de komst van nieuwe omroepen die niet gebouwd zijn op een levensovertuiging bestaat de publiek omroep nog steeds grotendeels uit deze oude organisaties, en dat in een maatschappij die, zo is gebleken uit dit hoofdstuk, grote veranderingen heeft doorgemaakt en nog steeds aan veranderingen onderhevig is.

!42 3. Het pronkstuk van Nederland en zijn plek binnen het

Nederlandse medialandschap en maatschappij van vandaag

In een serie over Nederland en Europa die verscheen in de Volkskrant in 1995 - de Europese Unie had nog maar net het levenslicht gezien - heeft emiritus hoogleraar geschiedenis na de middeleeuwen E.H. Kossmann op 15 april het woord. Hij schrijft in zijn artikel ‘De vergeefse zoektocht naar onze identiteit’: “Wij zouden minder dan onze buren met onzekerheid over onze identiteit behoeven te worstelen. Al proberen sommigen het Nederlandse volk ervan te overtuigen dat het lijdt aan schuldcomplexen met betrekking tot de bezettingstijd en zijn koloniale geschiedenis, steeds weer blijkt het nationale debat daarover bij gebrek aan belangstelling te worden opgeschort.”100 Weinig kon Kossmann vermoeden dat hij het aan het verkeerde eind had. Het debat omtrent de Nederlandse identiteit, wat daar wel of juist niet onder te verstaan is, is twintig jaar later alom vertegenwoordigd. Van een gebrek aan belangstelling is absoluut geen sprake. Gedurende de Tweede Kamerverkiezingen van 2017 was de kwestie rond de zorg belangrijk, het betaalbaar houden van de AOW een probleem, nationale veiligheid een heet hangijzer; maar naarmate de verkiezingsdag van 15 maart naderde spitste het gesprek tussen de partijen in debatten en daarbuiten zich vooral toe op de Nederlandse identiteit en dan met name op de vraag welke partij het best in staat zou zijn om de ‘typische Nederlander’ te beschermen. Duyvendak en Kesic hebben in het eerdergenoemde artikel To be Dutch, or not to be, laten zien dat dit niet alleen gebeurde door rechtse partijen, maar dat dit over het gehele politieke spectrum het geval was.101 Meer recentelijk, bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2018 lijkt de storm eerder harder te zijn gaan waaien dan te zijn afgenomen. Toen Leefbaar Rotterdam op 17 november het verkiezingsprogramma presenteerde, bombardeerde lijsttrekker Eerdmans de verkiezingen tot “een referendum over de Nederlandse cultuur en onze Rotterdamse waarden”.102 Nourdin el Ouali van partij NIDA had al eerder in een raadsdebat gezegd dat “Leefbaar Rotterdam bezig [is] met het witten van de stad”.103 Polarisatie is het gevolg. Polarisatie in het parlement, op nationaal maar zeker ook op lokaal niveau, in de politiek en in de samenleving.

100 E. H. Kossmann. ‘De vergeefse zoektocht naar onze identiteit.’ De Volkskrant. 15 april 1995. . 101 J.W. Duyvendak en J. Kesic. ‘To be Dutch, or not to be.’ De Groene Amsterdammer 141/7. Februari 2017. 102 G. van Eijck en S. Naafs. ‘Identiteitsvuurtje.’ De Groene Amsterdammer. 14 februari 2018. . 103 Idem. !43 Culturele identiteit speelt in de samenleving. Waar het bij de vertegenwoordigers van de extremen van het politieke spectrum om een strijd op leven en dood lijkt te gaan, is het niet te ontkennen dat eenieder die kennis heeft genomen van het publieke debat op zijn minst bij zichzelf te rade is gegaan; zichzelf vragen heeft gesteld over zijn of haar culturele identiteit gevolgd door de vraag wat daar dan vervolgens mee te moeten. Ook tijdens verkiezingen is identiteit en identiteitspolitiek een terugkerend thema. Gedurende de tweede kamer verkiezingen die maart vorig jaar gehouden werden kwam het thema meermalen voorbij; tot genoegen van partijen die meer voor een specifieke etnische doelgroep stonden, en tot afgrijzen van partijen die in hun campagnes meer hadden gericht op sociaal-economische thema's. Ook tijdens de gemeenteraadsverkiezingen begin dit jaar was het de Haagse identiteitspolitiek die de belangrijke lokale thema’s overschaduwde.104 De kwestie rond culturele identiteit is terug te zien in het aanbod op de Nederlandse televisie. Meerdere programma’s van verschillende omroepen hebben duiding proberen te geven aan de vraag wat de Nederlandse identiteit is, of juist niet is. Een voorbeeld hiervan is het televisieprogramma Holland! van rockzangeres Ryanne van Dorst uitgezonden door BNNVARA in januari 2018. Gedurende zes afleveringen stelt van Dors politici, BN'ers en andere Nederlanders hardop kritische vragen over de Nederlandse identiteit om uiteindelijk vast te kunnen stellen hoe onze Nederlandse identiteit er op dit moment uitziet. Een tweede voorbeeld is Groeten uit Holland, eveneens in januari 2018 uitgezonden door BNNVARA, waarin vijf eerste generatie Marokkaanse vrouwen met elkaar op stap gaan om Nederlanders te ontmoeten en Nederland te ontdekken. Nog geen maand later trapte de nieuwe EO-BNNVARA documentaireserie Typisch…! af waarin de levens van gewone mensen in een buurt ergens in Nederland gevolgd worden in een poging het gezicht van ‘de gewone Nederlander’ te schetsen. Het laatste programma in deze rij is Het pronkstuk van Nederland dat is uitgezonden van 15 december 2017 tot en met 26 januari 2018 op NPO2 door AVROTROS en werd geproduceerd door POSVIDEO. Dit televisieprogramma zal de belangrijkste casus van deze scriptie vormen.

3.1 Beschrijving van het Het pronkstuk van Nederland Op 20 november 2017 kondigde omroep AVROTROS in een persbericht met de niets verhullende titel ‘Jort Kelder in nationale verkiezing op zoek naar het pronkstuk van Nederland’, het nieuwe televisieprogramma Het pronkstuk van Nederland aan dat gepresenteerd zou worden door Jort Kelder. In het nieuwe programma gaat Kelder “op zoek naar dat wat ons definieert, dat wat het

104 L. Oomkes ‘De Haagse identiteitspolitiek blaast belangrijke lokale thema’s weg.’ Trouw. 17 februari 2018. . !44 meest zegt over onze historie en dat wat ons het meest verbindt.” Het persbericht gaat verder: “In de categorieën erfgoed, ontwerp en kunst bepaalt Nederland wat ons ideale visitekaartje is.”105 Het programma werd duidelijk gepresenteerd als een verkiezing waarbij de kijkers het laatste woord zouden hebben. Producent van het programma is Marc Pos, hoofd van het productiebedrijf POSVIDEO, dat ook verantwoordelijk is voor programma’s als Het geheim van de meester, De nieuwe Stradivarius, De Curling quiz - allen AVROTROS - en Stelletje Pottenbakkers!, uitgezonden op SBS6. Al deze programma’s hebben gemeen amusement te willen verbinden met een educatief element. Verder heeft Pos veel ervaring als regisseur van liveshows als Het Televizier-Ring Gala, Het Prinsengrachtconcert en de Nationale IQ test. In het persbericht waarmee Het pronkstuk van Nederland door omroep AVROTROS werd aangekondigd wordt er duidelijk verwezen naar de publieke discussie omtrent nationale identiteit:

“Er is de laatste maanden veel gezegd en geschreven over het belang van het kennen van onze geschiedenis. Rutte III nam in het regeerakkoord op dat het voor alle scholieren mogelijk gemaakt moet worden om het Rijksmuseum te bezoeken. In Arnhem opende onlangs de Canon van Nederland, een verzameling topstukken uit diverse museale collecties die bezoekers in een mum van tijd door onze geschiedenis leidt. Waarom? Door te kijken naar de briljante creaties die wij in de loop van de geschiedenis hebben voortgebracht, begrijpen we beter waar we vandaan komen en waar wij heen gaan. En het creëert een gezamenlijke basis, een gevoel van verbondenheid.”106

Omroep AVROTROS zegt in het aangehaalde persbericht duidelijk aan te willen haken bij de actualiteit en deel uit te willen maken van een nationale publieke discussie; de discussie omtrent de vraag: wat, maar vooral van wie, is nationaal erfgoed? In het persbericht wordt er verwezen naar het in het regeerakkoord van Rutte III opgenomen voornemen om “het alle kinderen tijdens hun schooltijd mogelijk te maken het Rijksmuseum te bezoeken” - dit als onderdeel van een breed 'Hollands Schoolpakket' waar ook een bezoek aan de Tweede Kamer en kennis van het Wilhelmus onder vallen - en de opening van de vaste tentoonstelling Het canon van Nederland in het Openluchtmuseum in Arnhem, aangehaald in de vorige paragraaf.107

105 ‘Jort Kelder in nationale verkiezing op zoek naar het pronkstuk van Nederland.’ Avrotros. 20 november 2017. Geraadpleegd op 10 februari 2019. . 106 ‘Jort Kelder in nationale verkiezing op zoek naar het pronkstuk van Nederland.’ Avrotros. 20 november 2017. Geraadpleegd op 10 februari 2019. . 107 Vertrouwen in de toekomst. Regeerakkoord 2017-2021, VVD, CDA, D66 en Christenunie. 10 oktober 2017: 19. !45 Vervolgens wordt in het persbericht gesteld dat door te kijken naar “creaties die wij in de loop van de geschiedenis hebben voortgebracht” we beter begrijpen waar we vandaan komen. Wie de groep is die met wij wordt aangeduid wordt niet duidelijk gemaakt in het persbericht. Het is uiteraard aannemelijk dat met wij een vorm van ‘de Nederlandse bevolking’ wordt bedoeld, maar wat precies de afbakening vormt en hoe inclusief de aanduiding ‘Nederlander’ is blijft onbeantwoord. Deze onduidelijkheid lijdt tot vele vragen. wie is een Nederlander? wat maakt je een Nederlander? Zijn nieuwe-Nederlanders ook echte Nederlanders? De - hoogdravende - pretentie te spreken voor een heel volk, wat dat dan ook moge zijn, dreigt daarmee de legitimiteit van het programma direct te ondergraven.

Welke ‘pronkstukken’ verkiesbaar waren en zodoende in aanmerking kwamen voor de titel ‘pronkstuk van Nederland’ was het gevolg van een aantal keuzes gemaakt door de programmamakers. De ‘pronkstukken’ moesten materieel van aard zijn en in een museum of andere instelling voor het publiek te zien zijn. Deze eisen hebben het gevolg dat heel veel objecten al direct uitgesloten zijn. Het vele immaterieel erfgoed dat Nederland rijk is, zoals het sinterklaasfeest, het bloemencorso in Zundert, of de Nijmeegse Vierdaagse, bekende gebouwen die de titel pronkstuk niet zouden mistaan als het Paleis op de Dam in Amsterdam of de Van Nellefabriek in Rotterdam, en verschillende personen die in de geschiedenis van Nederland een grote rol hebben gespeeld als Willem van Oranje en Hugo de Groot zijn daardoor direct gediskwalificeerd. Daarnaast zijn er, doordat de vijver waar uit gevist kan worden versmald wordt tot enkel de publieke collecties van musea of andere instellingen zoals bibliotheken of archieven, veel objecten die buiten de boot vallen. Daarnaast is het zo dat deze collecties zijn opgebouwd gedurende een lange tijd en niet per se representatief zijn voor de huidige Nederlandse samenleving. Kunst gemaakt door vrouwelijke kunstenaars of kunstenaars met een migratieachtergrond is traditioneel ondervertegenwoordigd. Ook het cultuurhistorische verhaal van minderheidsgroepen wordt onderbelicht, zo wordt er pas in de afgelopen twee jaar werk gemaakt van de bouw van een Nationaal Slavernijmuseum in Amsterdam.108 Voor het programma, en de selectie van de pronkstukken waaruit gekozen kon worden, werd gekozen voor de volgende opzet. Allereerst werden er door alle musea in Nederland, deskundigen, en publiek 150 verschillende objecten aangedragen verdeeld over drie categorieën: ontwerp, erfgoed, en kunst. Vervolgens werd het aantal van 150 op basis van een publieksonderzoek van

108 P. Meershoek. ‘Slavernijmuseum een stap dichterbij’. Het Parool. 30 januari 2019. . !46 onderzoeksbureau NBTC-NIPO onder vijftienhonderd ‘gewone’ Nederlanders teruggebracht naar 90 objecten, dertig per categorie, waaruit er na ‘een gedegen onderzoek’ 30 resteerden,109 tien per categorie. De 30 kanshebbers werden op 15 december 2017 in een televisie uitzending, uitgezonden op NPO 2, door Kelder aan het publiek gepresenteerd vergezeld met de vraag waar de Nederlander nu zelf het meest trots op is en wat het meest zegt over ‘onze’ volksaard. De stemmer had de keus uit de volgende objecten:

Categorie ontwerp • Delfts Blauw Bloemenpiramide – 1692-1700 • Nijntje - 1955, Dick Bruna • De klomp • Jip en Janneke – 1952, Fiep Westendorp • DAF 600 – 1958, Hub van Doorne • ANWB Paddenstoel - 1919 • Spyker 60 HP - 1903 • Het Droste cacaoblik - 1904 • De microscoop - ca. 1670, A. van Leeuwenhoek • De gulden – 1980, Bruno Ninaber van Eyben

Categorie erfgoed • Dagboek van Anne Frank 1942-1944 • Grondwetsherziening 1848 • Delfts Blauw - 17de eeuw • De Vrede van Münster - 1648, • Het Plakkaat van Verlatinghe – 1581 • Het Wilhelmus - rond 1570 • De Unie van Utrecht – 1579 • Brieven van Vincent van Gogh - 1872-1890 • Boekenkist van Hugo de Groot • Max Havelaar - 1859, Multatuli

109 J. Kelder en M. Pos. ‘Het pronkstuk van Nederland.’ De Volkskrant. 13 januari 2018. . !47 Categorie kunst • De Nachtwacht - 1642, Rembrandt van Rijn • Het melkmeisje - ca. 1660, Johannes Vermeer • Meisje met de parel - 1665, Johannes Vermeer • De aardappeleters - 1885, Vincent van Gogh • Het vrolijke huisgezin - 1668, Jan Steen • Zonnebloemen - 1889, Vincent van Gogh • Panorama Mesdag - 1881, Hendrik Willem Mesdag • De vrolijke drinker - ca. 1628-1630, Frans Hals • Winterlandschap met schaatsers - 1608, Hendrick Avercamp • Lucht en Water I - 1938, Maurits Cornelis Escher

Na de bekendmaking van de dertig genomineerden voor de titel ‘pronkstuk van Nederland’ op 15 december was het aan de kijker om ‘het ideale visitekaartje’ van Nederland te kiezen. Van maandag 18 december tot en met 19 januari werden er in een korte korte items, uitzendingen van vijf minuten elk, uitgezonden op NPO 2 aansluitend aan Nieuwsuur, steeds twee genomineerden gepresenteerd. Gedurende de uitzendingen werden de verschillende objecten ingeleid door drie experts; hoogleraar Catelijne van Middelkoop voor de categorie ontwerp, emeritus hoogleraar historische Nederlandse letterkunde Herman Pleij voor de categorie erfgoed en kunsthistoricus Paul Rem voor de categorie kunst. Met de input van deze experts wordt, zo zegt AVROTROS “historisch belang, kwaliteit en populariteit inzichtelijk gemaakt en gewogen”. In de korte uitzendingen is ook plaats voor de gewone Nederlander in de persoon van een liefhebber die aan de kijker uitlegt waarom juist het object dat hij of zij een warm hart toedraagt het pronkstuk van Nederland moet worden. Jort Kelder presenteerde de korte uitzendingen vanuit de de Keizersgrachtkerk in Amsterdam.

Op 22 januari maakte Kelder in de eerste van vijf live-uitzendingen de negen finalisten bekend die door het publiek gekozen waren. In de uitzending werden ook negen zogenaamde ‘ambassadeurs’ geïntroduceerd. Deze ambassadeurs zijn bekende Nederlanders die één van de genomineerde objecten een warm hart toedraagt en zich inzetten om het object dat zij onder hun hoede hebben tot pronkstuk van Nederland uit te laten roepen.

Categorie ontwerp !48 • DAF 600 – 1958, Hub van Doorne; met als ambassadeur autocoureur Jan Lammers • Nijntje - 1955, Dick Bruna; met als ambassadeur radiodiskjockey en televisiepresentator Gijs Staverman • De microscoop - ca. 1670, A. van Leeuwenhoek; met als ambassadeur televisiepersoonlijkheid Wilfred de Bruijn

Categorie erfgoed • Delfts Blauw - 17de eeuw; met als ambassadeur voormalig nieuwslezer Noraly Beyer • Het Plakkaat van Verlatinghe – 1581; met als ambassadeur hoogleraar neuropsychologie Erik Scherder • Dagboek van Anne Frank 1942-1944; met als ambassadeur schrijfster Jessica Durlacher

Categorie kunst • Meisje met de parel - 1665, Johannes Vermeer; met als ambassadeur culinair publiciste Janny van der Heijden • Lucht en Water I - 1938, Maurits Cornelis Escher; met als ambassadeur advocate Inez Weski • De Nachtwacht - 1642, Rembrandt van Rijn; met als ambassadeur rapper Akwasi

Na de eerste live-uitzending op maandag 22 januari volgde een uitzending betreffende de categorie ontwerp op dinsdag 23 januari, een uitzending betreffende de categorie erfgoed op woensdag 24 januari en een uitzending betreffende de categorie kunst op donderdag 25 januari. Tijdens deze uitzendingen was het aan de ambassadeurs om het publiek te overtuigen dat hun object de titel pronkstuk van Nederland waardig was. Dit deden zij door middel van een ‘preek’ gegeven vanaf de kansel van de Keizersgrachtkerk, in het middelpunt van de grachtengordel. Het pleidooi van de ambassadeurs duurde telkens niet meer dan vijf minuten en werd onderbroken door verschillende clips waarin bekende en onbekende Nederlanders zich sterk maakten voor het object. Na het pleidooi werd het optreden van de ambassadeur van commentaar voorzien door de drie experts; hoogleraar Catelijne van Middelkoop, emeritus hoogleraar historische Nederlandse letterkunde Herman Pleij en kunsthistoricus Paul Rem. De drie experts probeerden in hun commentaar, dat vrij veel weg had van een talentenjacht, een aantal cruciale vragen betreffende de verkiezing en het object te beantwoorden. In hoeverre is het object typisch Nederlands? In hoeverre moeten wij Nederlanders trots zijn op dit object? In hoeverre is het gepresenteerde object de titel ‘Het pronkstuk van Nederland’ waardig? Na de drie pleidooien werd, in afwachting op de de resultaten !49 van de stemming, werd er door Kelder reacties gevraagd van het publiek in de kerk. Dit waren personen die nauw betrokken waren bij de objecten, zoals conservatoren en andere museummedewerkers, of personen die simpelweg een grote liefde voor het object met zich meedragen. De uiteindelijke beslissing lag bij de kijker thuis die door middel van bellen, sms’en of via de website zijn of haar stem kon uitbrengen op een van de drie gepresenteerde objecten van de avond. De stemmen uitgebracht in de eerste ronde werden daarbij niet meegerekend. In de eerste aflevering, waarbij de categorie ontwerp aan bod kwam, eindigde de Daf 600 op de derde plek met 28 procent van de stemmen. Op de tweede plaats eindigde Nijntje met 30 procent van de stemmen met wat maakte dat met 42 procent van de stemmen de microscoop van Anthoni van Leeuwenhoek de aflevering wist te winnen. In de tweede aflevering, die zich focuste op de categorie erfgoed wist het Plakkaat van Verlatinghe met 49 procent de meeste stemmen te verzamelen. Het dagboek van Anne Frank werd tweede met 27 procent van de stemmen; Delfts Blauw werd derde met 24 procent van de stemmen. In de derde aflevering, die zich toespitste op de categorie kunst kwam De Nachtwacht met 42 procent van de stemmen als winnaar uit de bus. Tweede werd Meisje met de Parel met 31 procent van de stemmen; derde werd Lucht en Water I met 27 procent van de stemmen. Na de derde aflevering op 25 januari opende de stemming voor de finale die zodoende zou gaan tussen de microscoop van Anthoni van Leeuwenhoek, het Plakkaat van Verlatinghe en De Nachtwacht. De apotheose van het televisieprogramma vond plaats tijdens de live-uitzending van vrijdag 26 januari; in de communicatie van omroep AVROTROS en presentator Kelder zelf consequent ‘grande finale’ genoemd. In de finale kreeg de expert, na een korte introductie van het object, de mogelijkheid om in anderhalve minuut een lans te breken. Vervolgens was het aan de ambassadeurs om, net als in de drie voorgaande afleveringen, vanaf de kansel het evangelie van zijn object te verkondingen. Bekende Nederlanders in de zaal, astronaut Andre Kuipers, comedian Greg Shapiro en fotograaf Patricia Steur, wierpen zich gedurende de pleidooien op als pleitbezorgers voor respectievelijk de microscoop, het Plakkaat van Verlatinghe en De Nachtwacht. In afwachting op het resultaat van de stemming bracht Lange Frans een rap, gebaseerd op zijn nummer Het land van, een bescheiden hit uit 2016 ontstaan uit een samenwerking met Deetox, waarin hij alle dertig genomineerde objecten verzamelde en samenbracht. Uiteindelijk was het aan de minster voor onderwijs,- cultuur en wetenschap Ingrid van Engelshoven (D66) om de uiteindelijke uitslag bekend te maken. Met 43 procent van de stemmen haalde het Plakkaat van Verlatinghe de titel ‘Het Pronkstuk van Nederland’ binnen. Op de tweede !50 plaats eindige de microscoop van Anthoni van Leeuwenhoek met 34 procent van de stemmen. Derde werd De Nachtwacht met 23 procent van de stemmen. De algemeen directeur en directrice collectie & publiek van het Nationaal Archief Marens Engelhard en Irene Gerrits namen de prijs uit handen van de minister in ontvangst. Naast de prestigieuze titel van ‘Het Pronkstuk van Nederland’ voor Het Plakkaat van Verlatinghe ontving het Nationaal Archief een handgemaakt bronzen schild. Daarnaast werd er door PostNL in beperkte oplage een speciaal postzegelvel uitgegeven waarop het Plakkaat van Verlatinghe staat afgebeeld. Het Plakkaat van Verlatinghe is een plakkaat dat op 26 juli 1581 door acht van de Zeventien Provinciën, waaruit de Habsburgse Nederlanden indertijd bestonden, ondertekend werd in Den Haag. In het document zetten de ondertekenaars Filips II af als hun heerser. Met deze daad verwierp men voor het eerst officieel het gezag van de koning met als argument dat een volk het recht van opstand heeft wanneer een koning zijn plichten jegens zijn volk niet nakomt en zich als een tiran gedraagt. Het plakkaat kan zodoende als de onafhankelijkheidsverklaring van Nederland gezien worden. Het document verankerde daarnaast op een fundamentele en revolutionaire manier de natuurlijke vrijheid van burgers en het recht van burgers om deze natuurlijke vrijheid ten alle tijden veilig te stellen. De keuze van het publiek voor het Plakkaat is er een beargumenteerd vanuit het nationalisme, dat alsmaar inniger omhelsd wordt stelt Belgische historicus Marc Reynebeau in het NRC van 31 januari 2018. “Het Plakkaat van Verlatinghe is een tekst die zonder inspanning vrijwel onleesbaar en amper te begrijpen is. Maar dat deed er niet toe in het tv-referendum. Alleen de toegeschreven symboolwaarde telt, en die is nationalistisch.”110 Voor het publiek zou de symbolische bruikbaarheid van vandaag de dag belangrijker zijn dan de feitelijke historische betekenis van de tekst. De uitverkiezing van het Plakkaat van Verlatinghe als ‘pronkstuk van Nederland’ was voor de Tweede Kamer reden om de replica van het Plakkaat een prominente plek te geven in het Kamergebouw. Samen met een replica van de Unie van Utrecht uit 1579, die wordt beschouwd als de eerste Grondwet van Nederland, heeft het Plakkaat van Verlatinghe vanaf 6 februari 2018 een plek gekregen in de plenaire zaal.111 Kamervoorzitter Khadija Arib sprak over het nieuwgekozen pronkstuk dat “het Plakkaat ons vertelt wie wij zijn”.

110 M. Reynebeau. ‘Het pronkstuk van Nederland walmt van het nationalisme.’ NRC. 31 januari 2018. . 111 ‘‘Plakkaat van Verlatinghe’ tentoongesteld in de Kamer.’ Tweede Kamer der staten-generaal. 8 februari 2018. Geraadpleegd op 20 februari 2019. . !51 3.2 Het idee achter Het pronkstuk van Nederland De persberichten die de aankondiging van Het pronkstuk van Nederland in november van 2017 begeleide gaven de indruk dat het televisieprogramma in staat zou zijn tot het antwoorden van grote vragen; wie zijn wij? waar komen we vandaan? wat is typisch Nederlands? Het beantwoorden van deze vragen zijn niet te beantwoorden door middel van een op televisie uitgezonden verkiezing, zegt ook producent Marc Pos, die ook het programma bedacht.

“Het antwoord op deze vragen is te vinden bij de toeschouwer. […] Het gaat erom dat je zelf iets gaat vinden. Identiteit is niet - en dat heeft dit programma ook niet uitgestraald: wie zijn wij. Het antwoord wordt door individuen gegeven op verschillende manieren. Je mag naar Nederland of de Nederlandse cultuur kijken zoals je wilt, zolang het maar duidelijk is dat we het over hetzelfde Nederland hebben en dat de historie van dat Nederland belangrijk is.”

Het programma creëerde volgens Pos een kader waarbinnen een debat gevoerd kon worden. Niet alleen een debat over de vraag wat dan toch dat pronkstuk moet worden, maar ook over de methodiek die gebruikt is door het televisieprogramma. Werken van de schilder Piet Mondriaan werden in de voorselectie niet geselecteerd, voor veel mensen een vreemde keuze. Is De vrolijke drinker van Frans Hals echt een betere representatie van Nederland dan de Victory Boogie Woogie? Volgens Pos zou de reactie niet moeten zijn “Dat klopt niet”, maar een meer vragende houding en een daarbijbehorende behoefte om met de ander in gesprek te gaan. Gewone mensen, zonder kunst,- of cultuuropleiding worden door Pos aangezet om na te denken over kunst zonder de aanwezigheid van een dwingend narratief. Dit komt duidelijk naar voren in het programma Het geheim van de Meester, een kunstprogramma met een detectiveachtige vorm gericht op personen met, maar vooral ook zonder kunst- of cultuuropleidng. Waar in de overgrote meerderheid van de kunstdocumentaires het publiek in de schoolbanken plaatsneemt en wordt toegesproken door experts die preken voor eigen parochie, wordt in Het geheim van de meester de kijker als gelijkwaardige betrokken bij een onderzoek naar een schilderij of kunstschilder. Met deze vorm probeerde Pos een kunstvorm die dreigt vast te roesten in musea te brengen bij een groter publiek zonder dat dat publiek op een minderwaardige manier wordt toegesproken. Het geheim van de meester probeert daarmee kunstliefhebbers te bereiken die nog niet voldoende bereikt worden door kunstprogramma’s. Ook Het pronkstuk van Nederland, zo zegt Pos, komt uit dit idee voort: het laten zien dat denken, praten en discussiëren over kunst en cultuur iets is wat door iedereen, ongeacht opleiding of afkomst, zonder excuses of schaamte gedaan kan

!52 worden. In tegenstelling tot de uitverkiezing en het uiteindelijk verheffen van één kunstobject boven al het andere was het initiëren van een discussie over de waarde van kunst en cultuur voor een nationale identiteit door een divers publiek het belangrijkste doel van het programma. Producent Marc Pos omschrijft het als volgt:

“Laten we eens gaan stemmen over wat wij het pronkstuk van Nederland vinden. Dat is natuurlijk ongelofelijk arbitrair, maar dat is prima. Zolang je het maar onderkent dat het arbitrair is is er geen probleem, want dan hebben we daar een discussie over. (…) Dat debat moet gevoerd worden op gelijke wijze, niet door specialisten - waar ik voyeur dan bij ben - die er met elkaar over debatteren; nee, door jij en ik. (…) Het maakt niet uit wat je opleiding is, je moet het er gewoon zo over kunnen hebben. In welke taal of vocabulaire je ook wilt. Dat is wat ik wilde. En dat kan je met en wedstrijdje doen, dan zit er een soort spanning op, want anders hebben we geen reden om daarover te debatteren.”

Marc Pos beschrijft hoe men afstand houdt van het vormen van een mening over kunst om cultuur omdat ze, zo zeggen ze zelf, daar geen verstand van zouden hebben. Onterecht volgens Pos. “Waarom zeg ik dan. Waarom moet je er verstand van hebben? Dat hebben de anderen dus kennelijk bewerkstelligd. De kenners. Als ik het meisje met de parel zie kan ik er toch iets van vinden, daar hoef je toch helemaal geen verstand van te hebben?” Pos wil kunst en cultuur uit de ivoren toren halen en duidelijk maken aan mensen die normaal gesproken geen museum bezoeken dat ook zij een schilderij mooi of niet mooi mogen vinden zonder zich daarvoor te schamen. Door Het geheim van de meester en Het pronkstuk van Nederland werden kijkers aangespoord na te denken over welke kunst- of erfgoedobjecten zij belangrijk vonden en in discussie te gaan met personen die een andere mening hebben daaromtrent. Daarmee past Het pronkstuk van Nederland volgens Pos precies binnen de eisen van de mediawet waarin wordt gesteld dat publieke media producten moeten aanbieden die evenwichtig, pluriform, gevarieerd en kwalitatief hoogstaand zijn en die zijn gericht op een breed publiek.112 Naast het debat onder het algemene publiek ontstond er ook debat onder experts. Zij lieten zich onder andere horen door ingezonden brieven in kranten. Zo scheef de Vlaamse historicus Marc Reynebeau in een artikel in het NRC dat de verkiezing in het algemeen en de de keuze voor het Plakkaat van verlatinghe in het bijzonder “walmt van het nationalisme”. Volgens hem is de verkiezing oppervlakkig en telt de de historische betekenis van het Plakkaat, die uiteraard ook in de Belgische geschiedenis een grote rol speelt, voor ons Nederlanders niet, maar “alleen de

112 Mediawet 2008. Identificatienummer BWBR0025028. Artikel 2.1.2A, B en C. Geraadpleegd op 3 mei 2019 via . !53 symbolische bruikbaarheid ervan vandaag”. Hij besluit met de stelling dat “voor ironie bij een zo bestofte titel als ‘pronkstuk’ waarschijnlijk al evenmin veel tolerantie bestaat”.113 Ontwerper Marc Vlemmings trok in de Volkskrant fel van leer tegen de opzet van de verkiezing alsmede de uitverkozen objecten. Hij hekelt bijvoorbeeld het ontbreken van een categorie architectuur, de nominatie van de ANWB-paddenstoel boven de bewegwijzering op luchthaven Schiphol, de keuze om de microscoop van Anthoni van Leeuwenhoek als technische innovatie onder te brengen in de categorie ontwerp en het totaal ontbreken van ballet, toneel, nieuwe media. Vlemmings lijkt met zijn bijdrage te zeggen dat zowel de makers van het programma als de kijkers, die mogen stemmen, niet weten waar ze mee bezig zijn en dat er met logisch redeneren, zijn logisch redeneren welteverstaan, er een aantal objecten aan te wijzen zijn die met kop en schouders boven de rest uitsteken.114 Tv-recensent Renate van der Bas had al eerder in haar artikel in dagblad Trouw de keuzelijst “archaïsch en weinig gevarieerd” genoemd.115 Zo miste zij bijvoorbeeld de de Deltawerken, het werk van Spinoza en Erasmus, het homohuwelijk, de valken van Mondriaan en uitvindingen als de CD, WiFi en Bluetooth. Producent Marc Pos en presentator Jort Kelder reageerden in de Volkskrant op de kritiek van Marc Vlemmings. In hun reactie lichtte zij de selectieprocedure toe en lieten zij weten dat “Nederland heeft deze lijst samengesteld, niet wij, de makers. En dat de lijst niet voor iedereen bevredigend is, heb je bij elke verkiezing. Architectuur valt erbuiten, erfgoed overlapt deels andere categorieën en dat Mondriaans Victory Boogie Woogie niet bij de laatste dertig zat, verbaasde ook ons.” De kritiek van Vlemmings bevestigde volgens de makers het succes van het programma. Zo lieten zij weten: “[de kritiek van Vlemmings] is precies wat we willen bewerkstelligen met het programma: een discussie over waar wij Nederlanders trots op zijn. Wat bindt ons? Welk object verbeeldt het beste onze identiteit? Het beantwoorden van die vragen culmineert in de uitverkiezing van 'het pronkstuk van Nederland’.”116 Ook de makers waren verbaasd dat werken van Mondriaan de short-list niet haalde, maar, zo zegt hij, daar is ook iets van te leren. “We staan open voor het feit hoe we dit doen, mensen

113 M. Reynebeau. ‘Het pronkstuk van Nederland walmt van het nationalisme.’ NRC. 31 januari 2018. . 114 M. Vlemmings. ‘Laat Nijntje blijven, maar Jip en Janneke niet’. De Volkskrant. 5 januari 2018. . 115 R. van der Bas. ‘‘Het Pronkstuk van Nederland’ had wel iets hipper gekund.’ Trouw. 17 december 2017. . 116 J. Kelder en M. Pos. ‘Het pronkstuk van Nederland.’ De Volkskrant. 13 januari 2018. . !54 mochten online verbeteringen aandragen met betrekking tot de methodiek, maar ga niet zeggen dat het publiek niets te zeggen heeft.”

Het televisieprogramma Het pronkstuk van Nederland is volgens producent Marc Pos een succes. “Het is mooi dat er zoveel mensen betrokken raakten, dat er zoveel mensen hebben willen stemmen, dat er stukken in de krant zijn terechtgekomen als wel online - van wetenschappers tot gewone mensen. Er waren liefhebbers die verbaasd waren dat Mondriaan niet in de lijst stond. Dat is perfect, want wanneer maak je je daar nou druk over?” Het enige waar Pos kanttekeningen plaatst is het bereik van het programma. Hij had graag gezien dat het programma een grotere, maar vooral ook bredere groep kijkers bereikt had. Zo waren jongeren bij de stemmers bijvoorbeeld zwaar ondervertegenwoordigd. Dit is iets wat Pos in eventuele komende edities, waar andere vormen van erfgoed zoals architectuur, waterbouwkunde en muziek centraal zouden kunnen staan, graag zou willen uitbouwen, maar de kans dat de NPO investeert in een nieuw seizoen is klein.

3.3 Het doel en de impact van het programma Het programma haalde, ondanks de grootste bombarie die het omringde, niet het aantal kijkers waar het op hoopte. Zelfs de grote finale op vrijdagavond presteerde zeer teleurstellend. Waar de finaleweek van het populaire quizprogramma De Slimste Mens gemiddeld bijna 1,5 miljoen kijkers scoorde, trok de finaleweek van Het Pronkstuk van Nederland aansluitend gemiddeld 364.000 kijkers, niet meer dan 6 procent van het totaal. Op 13 december, voorafgaand aan de televisieuitzendingen van Het Pronkstuk van Nederland was presentator Jort Kelder te gast bij de late-night talkshow Jinek. Presentatrice Eva Jinek legde aan Kelder de vraag voor of wij, Nederlanders, te weinig trots zijn op onze pronkstukken. Kelder antwoordde dat “we het niet zo goed weten”. Hij vervolgde: “In landen als Engeland en Frankrijk weten ze precies waar ze vandaan komen; alle oorlogen die er gevoerd zijn, de grote schilders, de grote schrijvers, die kennen ze. In Nederland is dat veel minder. Iedereen kent de Nachtwacht, iedereen kent Nijntje, maar er is nog zoveel meer.”117 Het doel van het programma was zodoende voor Kelder in eerste instantie om mensen meer bewust te maken van de cultuurhistorische bagage van Nederland, want, zo stelt hij, “Wij weten de ballen van onze eigen geschiedenis”.118 En wat erger is, zo vertelt hij in een interview met Televizier, is dat wij praten met

117 Jinek. KRO-NCRV. 13 december 2017. 118 G. Tienhoven. ‘Jort Kelder: Wij weten de ballen van onze geschiedenis.’ Algemeen Dagblad. 15 december 2017. . !55 dedain over onze geschiedenis: “Als iemand wat roept over onze VOC-mentaliteit, komt daar tegenwoordig onmiddellijk het slavernijverleden bij. Kijk, grote landen hebben grote oorlogen gevoerd. Afgezien van de Tweede Wereldoorlog heeft Nederlands sinds de zeventiende eeuw nooit meer een oorlog van nationaal belang gevoerd. Daardoor dringt de geschiedenis zich minder aan ons op. Loop door Londen, Parijs of Berlijn en je wordt meteen geconfronteerd met de geschiedenis aldaar. Bij ons is die beperkt tot leuke oude grachtenpandjes, maar het verhaal erachter kennen we niet. Ik merk dagelijks dat de kennis van onze vaderlandse geschiedenis vrij beperkt is.”119 De educatieve taak die het programma pretendeerde te hebben en die presentator en omroep vanaf het begin voor ogen hadden staat zodoende als een paal boven water. Ten tweede hadden de programmamakers als doel met Het pronktuk van Nederland het aanwakkeren van een discussie. In de eerste plaats ging die discussie over de selectie van de verschillende objecten. Kelder typeert deze discussie als volgt: “Rijp en groen, je ziet alles door elkaar. ‘Maar Nijntje kan je toch niet vergelijken met een Vermeer?’ Dat ga je dan krijgen. En dat is prima. En neem het dagboek van Anne Frank. Ja, dat is geschiedkundig gezien van grote waarde, maar kan je het een pronkstuk noemen? Zijn we beretrots dat zij in dat Achterhuis zat?” Het is de diversiteit van de geselecteerde objecten die de kijker dwingt om appels met peren te vergelijken en zodoende meer na te denken over welke waarde hij of zij toedicht aan een object met een belangrijke symbolische waarde voor Nederland. ‘Het ideale visitekaartje van Nederland’ is voor iedereen wat anders en het programma nodigt iedereen die zich verbonden voelt met Nederland, maar in eerste instantie uiteraard de kijker, om daarover mee te denken en te discussiëren. Minister Van Engelshoven, te gast tijdens de finaleuitzending, prees deze aanpak. “De discussie die door deze verkiezing in gang is gezet, en waarin de relatie tussen wetenschap, verbeelding en visuele communicatie centraal zijn komen te staan is in mijn ogen in elk geval meer dan de moeite waard.” Een tweede discussie die bewust door de programmamakers werd aangewakkerd is een discussie die zich op een veel hoger niveau afspeelde, namelijk de discussie met als belangrijkste vragen “wat is van ons? wie zijn wij? wat is typisch Hollands?”120 Het zijn vragen die, zo stelt het persbericht van omroep AVROTROS, “belangrijk zijn om vandaag de dag te beantwoorden”. Kelder, in het eerder genoemde interview met Televizier, zegt dat Nederlanders hun geschiedenis bewust uit de weg gaan. Nederlanders zouden gebukt gaan onder “een mentaliteit dat we niets kunnen, omdat we een klein landje zijn.” Naast dat het niet in de aard van de Nederlander zou

119 V. Vunderink. ‘Jort Kelder over het Pronkstuk van Nederland.’ Televizier. Geraadpleegd 13 mei 2019. . 120 Jinek. KRO-NCRV. 13 december 2017. !56 liggen om met de geschiedenis te pochen zouden Nederlanders ook bang zijn om te roepen dat je trots bent op het land waar je je thuisvoelt omdat er gelijk een nationalistische connotatie aan zou hangen en het al snel tot wapengekletter zou leiden. “Onzin” zo zegt Kelder, “want het gaat ook over begrijpen wie we zijn en waarom sommige dingen in Nederland werken zoals ze werken. Een volksaard wordt gevormd door grote gebeurtenissen. Afgezien van de Tweede Wereldoorlog hebben we die grote gebeurtenissen vakkundig weggemoffeld.”121 Het programma heeft volgens hem niets van doen met plat patriottisme; het domweg roepen dat het land waar je toevallig bent geboren het beste is, en het verheerlijken van de geschiedenis die het het land getekend heeft. Kelder typeert het programma eerder als “een stijlvolle en intelligente manier [om te] laten zien wie wij zijn en waar we vandaan komen.”122 Het pronkstuk van Nederland noemt hij daarom in ieder geval heel nuttig. Het moet echter niet vergeten worden dat de objecten geselecteerd voor de verkiezing meer representeren dan alleen zichzelf, iets wat Kelder zelf kort aanhaalde bij Jinek: “De pronkstukken zijn geweldig, maar geweldiger zijn de verhalen daar om heen”. In de geest van cultuurhistoricus en filosoof Krzysztof Pomian zijn een ieder van de genomineerde objecten te duiden als betekenisdragers. Pomian was van mening dat de waarde en betekenis van een voorwerp mede worden bepaald door de geschiedenis die eraan verbonden is. Zo zijn schilderijen, documenten of gebruiksvoorwerpen veel meer waard dan hun materiële waarde. De historische of kunsthistorische waarde die eraan wordt gegeven is meestal minstens zo belangrijk.123 Objecten als het Plakkaat van Verlatinghe, de microscoop van Antoni van Leeuwenhoek of Max Havelaar van Multatuli staan allemaal symbool voor een groter geheel, als een venster of doorkijkje richting een significante ontwikkeling in de Nederlandse geschiedenis en kunsten of als representatie van de Nederlandse samenleving vandaag de dag.

3.4 Analyse van Het pronkstuk van Nederland Contact met erfgoed zijn geen spontane incidenten, zo stelt Rodney Harrison in zijn boek Heritage: Critical Approaches, maar geënsceneerd ervaringen die steeds vaker een onderdeel vormen van het dagelijks leven.124 Erfgoed is volgens hem niet meer dat ene historische object in een museum of dat ene oude gebouw, maar een alles doordringend aspect dat we continu in het dagelijks leven

121 V. Vunderink. ‘Jort Kelder over het Pronkstuk van Nederland.’ Televizier. Geraadpleegd 13 mei 2019. . 122 Idem. 123 K. Pomian. ' Naar een geschiedenis van semioforen. De vazen van de Médicis.’ In: De oorsprong van het museum. Over het verzamelen. Heerlen 1990: 72. 124 R. Harisson. Heritage: Critical Approaches. New York 2013: 1. !57 tegen komen. Bovendien is erfgoed te definiëren als proces, als iets dat constant gecreëerd en herschapen wordt in plaats van geërfde materiële en immateriële entiteiten die aan ons zijn overgedragen door vorige generaties. Erfgoed staat daardoor niet vast, maar kan continu heroverwogen worden, als iets in beweging en aanpasbaar aan een steeds veranderend heden. Met deze waardevolle definitie dient gekeken te worden naar Het pronkstuk van Nederland; de keuzes die zijn gemaakt gedurende de creatie, maar ook het eindproduct. Bij de creatie van Het pronkstuk van Nederland zijn keuzes gemaakt. Keuzes die impact hadden op de inhoud, maar ook op de stijl van het programma. In deze paragraaf wordt er een analyse gegeven van deze keuzes en de gevolgen die deze keuzes hebben gehad.

Belangrijk zijn de keuzes die gemaakt zijn betreffende de selectie van de objecten. Basis van de selectie voor Het pronkstuk van Nederland vormt de Collectie Nederland. Bij deze collectie, onderdeel van de Rijksdienst van het Cultureel erfgoed zijn meer dan honderd collecties van musea, archieven en andere cultuurinstellingen aangesloten; van het Mauritshuis tot Historische Vereniging Tweestromenland, van Archief Eemland tot NOC*NSF, van Nationaal Openluchtmuseum tot Afrikamuseum.125 Al deze instellingen mochten één object insturen. Ook experts en publiek hebben de mogelijkheid gehad via een website objecten aan te dragen in één van de vooraf bepaalde categorieën: ontwerp, erfgoed en kunst. Zo ontstond er een longlist van 150 objecten. Na een onderzoek met focusgroepen en een publieksonderzoek door Nbtc-Nipo bleven er 30 objecten over verdeeld over de drie categorieën. De basis van de lijst is dus gemaakt door experts, verder selectie geschiedde door een relatief kleine groep mensen. Opvallend is dat de 30 overgebleven objecten in de eerste uitzending op 15 december al gepresenteerd werden als de keuze door het volk. Na de presentatie van een categorie ging presentator Kelder op bezoek bij de desbetreffende expert, van Middelkoop voor de categorie ontwerp, Pleij voor de categorie erfgoed en Rem voor de categorie kunst, met de vraag wat deze ‘keuze’ zegt over het Nederlandse volk. “Het volk heeft gesproken, goede lijst hè?” zei Kelder na de presentatie van de categorie erfgoed tegen Pleij nog voordat er ook maar één stem door ‘het volk’ was uitgebracht.126 De lijst van meer dan honderd instellingen geeft een goed beeld van kunst- en erfgoedcollecties in Nederland, maar levert echter ook beperkingen op. Objecten die niet opgenomen zijn in de Collectie Nederland, bijvoorbeeld objecten in privécollecties of objecten die slechts onderdeel zijn van een tijdelijke tentoonstelling, zijn namelijk uitgesloten van deelname.

125 Zie voor de complete lijst: . 126 Het pronkstuk van Nederland. AVROTROS. 17 december 2017. !58 Verder moeten er vraagtekens geplaatst worden bij de representativiteit van de groep collecties die samen de Collectie Nederland vormen. Hoewel de omvang groot is stamt de overgrote meerderheid van de collecties in Nederlandse musea uit tijden waarin zwarte mensen nog onbekommerd ‘negers’ werden genoemd, ‘primitieve kunst’ het equivalent was van ‘Afrikaanse kunst’, kolonialisme een bron van trots was, en homoseksualiteit een vorm van sodomie. Kunst van witte mannelijke kunstenaars is oververtegenwoordigd waar kunst van vrouwen en kunstenaars van kleur zijn ondervertegenwoordigd. De cijfers achter deze scheve verhouding zijn schrikbarend. Zo toonde een recente studie in de Verenigde Staten aan dat 85% van de kunst in achttien grote musea aldaar het product was van witte kunstenaars.127 Met deze valse representativiteit is direct de basis van de selectie van Het Pronkstuk van Nederland problematisch te noemen en komt de hele verdere verkiezing op losse schroeven te staan.

Het uiterlijk van het programma valt samen te vatten in de woorden stijlvol, klassiek, hier en daar pompeus, misschien hautain. De leidende kleuren die gebruikt werden in de vormgeving van het programma waren oranje en (donker)blauw, waarbij oranje uiteraard verwijst naar Nederland. De gebruikte kleur blauw is nassaublauw, een kleur die, naast oranje, veelvuldig gebruikt wordt in Nederlandse onderscheidingen en in de Nederlandse heraldiek. Het logo van Het Pronkstuk van Nederland werd gevormd door een in oranje uitgevoerd gekroond wapenschild met een vraagteken, met als schildhouders twee klimmende leeuwen en een lint. Dit wapen is een gestileerde versie van het wapen van het Koninkrijk der Nederlanden.128 De beeldtaal die hier uit voorkomt zegt veel. Met de gekozen vormgeving lijkt het programma continu te verwijzen naar Nederland als natiestaat. Daarnaast straalt het programma autoriteit uit. Tegelijkertijd levert het gebruik van heraldiek en koninklijke kleuren een hautaine bijsmaak op. De met adel geassocieerde kleuren en symbolen geven overwicht aan het programma, maar geven ook het gevoel dat het programma neerkijkt op de kijkers zoals een koning neerkijkt op zijn volk. Dit word versterkt door de muziek die het programma begeleidt; een orkestrale compositie in majeur die met koorzang en trompetgeschal in een korte tijd toewerkt naar een climax. De muziek, die voornamelijk te horen was bij de opening en de sluiting van het progamma, is pompeus te noemen en draagt bij aan de autoriteit die het wil uitstralen.

127 C.M. Topaz ea. ‘Diversity of artists in major U.S. museums.’ PLoS ONE 14/3 (2019): 8. 128 Zie voor een impressie van de vormgeving bijlage B. !59 Een ander belangrijk onderdeel dat bijgedragen heeft aan hoe het programma eruit is komen te zien is de opnamelocatie die gebruikt werd bij de afleveringen in de finaleweek. Gekozen werd voor de Keizersgrachtkerk, een van oorsprong gereformeerde kerk uit 1888 aan de Amsterdamse Keizersgracht. De keuze voor de locatie was het resultaat van een zoektocht door producent Marc Pos naar een Nederlandse locatie in Amsterdam of Den Haag die origineel was en een statige uitstraling bezat. Opnemen in een studio was voor Pos geen optie want hij vond “dat het met enige importantie moest komen.” Het Tropenmuseum stond hoog op het verlanglijstje van de producent, maar was financieel niet haalbaar. Voor filmen in de Ridderzaal of de Burgerzaal van het Paleis op de Dam werd geen toestemming verleend. Vervolgens stond debatcentrum de Rode Hoed op de lijst, maar Pos vond dat een platgetreden pad. Door een tip werd Pos geattendeerd op de Keizersgrachtkerk. Het gebouw heeft, als kerk zijnde, een sacrale uitstraling. Het schip wordt omringt door balkons over twee verdiepingen. Aan het uiteinde van het gebouw, onder het roosvenster, bevindt zich het orgel met daaronder de preekstoel, een blikvanger van het interieur. Vanaf deze kansel werd gedurende finaleweek door de verschillende ambassadeurs gepleit voor hun pronkstuk, op dezelfde manier waarop de dominee dat doet op de zondag. Dit ‘preken’ werd door Pos gezien als een “goede knipoog”. De keuze voor de Keizersgrachtkerk als opnamelocatie draagt verder bij aan de toon van het programma. Door de keuze voor de kerk kreeg het programma nog meer gewicht dan het al had. De pronkstukken werden door de plechtige setting en de bijbehorende preek bijna verheven tot relieken waar de kijker zich achter moest scharen.

De volgende belangrijke schakel in het programma is presentator Jort Kelder. Kelder presenteerde eerder programma’s als Hoe heurt het eigenlijk (AVRO), Bij ons de PC (KRO), Het snelle geld (VPRO), Ten Strijde! (AVROTROS) en Topverkopers (KRO). De programma’s kenmerken zich door de interesse in de bovenlaag van de samenleving, kapitalisme, het (snel) verdienen van veel geld, en de Nederlandse geschiedenis. Kelder zelf is te typeren als een dandy. Dit is te zien aan de manier hoe zij zich kleedt - maatpakken, bretels en dure schoenen - alsmede de taal die hij gebruikt in woordkeuze als accent. Producent Pos licht de keuze voor Kelder toe als een keuze voor een presentator die niet op zijn mond is gevallen. “Het is geen veilige keuze om het zo maar te noemen, die alleen maar in het dienst van het format staat. Hij zocht wel bepaalde grenzen op, maar ook wel dat iedereen het gevoel had van “ik heb gelukkig mijn eigen mening nog.” Het was ook de enige en de beste die ik kon bedenken die dit kon doen.” !60 Kelder stopt zijn eigen mening gedurende de presentatie niet onder stoelen en banken. Door verschillende opmerkingen laat hij zijn voorkeur voor sommige genomineerde objecten merken alsmede de minachting voor andere (volkse) objecten. Daarnaast doet Kelder enkele uitspraken, vaak snel en in een bijzin, die zelfs als beledigend kunnen worden ervaren. Zo prijst Kelder in een gesprek met Van Middelkoop de Nederlandse bewegwijzering aan die van een hoge kwaliteit zou zijn. Hij vervolgt: “Vroeger kon je in Nederland meteen de wc vinden; ja, tegenwoordig met de genderdiscussie wordt het wat ingewikkelder, maar daar waren we ook goed in.” In de gehele presentatie is een vorm van dedain richting de kijker te bespeuren. Dit zit zowel in de tekst zelf als de manier van uitspreken. De uitzending van 29 december opent Kelder met de tekst: “Nou ja, noem het democratie, maar u gaat bepalen welk bijzonder object de titel pronkstuk van Nederland verdient.” En even later in diezelfde uitzending: “Lieve kijkers, excuus dat we u met zulke lastige keuzes confronteren.”129 Met deze teksten lijkt Kelder te zeggen dat hij weinig waarde hecht aan de stem van de kijker, en wekt hij zelfs de indruk dat de kijker niet in staat zou zijn om een gefundeerde keuze te maken. Kelder representeert door zijn voorkomen, taalgebruik en zijn eerdere programma’s de rijke elitaire bovenlaag van de Nederlandse samenleving. Dit straalt af op het programma. Leden van minderheidsgroepen hebben alle reden om zich niet verbonden te voelen met de presentator. Er zou zelfs gezegd kunnen worden dat zij afgeschrikt kunnen worden.

De experts en bekende Nederlanders die werden opgevoerd in het programma drukten ook een belangrijke stempel op de vorm en inhoud. Emiritus hoogleraar historische Nederlandse letterkunde Herman Pleij, professor visuele communicatie en ontwerp Catelijne van Middelkoop en kunsthistoricus en conservator Paul Rem leverden als ‘connaiseurs’ commentaar en duiding bij de keuzes die door het publiek gemaakt werden. Dit deden zij meestal naar aanleiding van vragen die door presentator Kelder gesteld werden. Pleij, maar vooral Rem hebben een uitstraling die in het verlengde ligt van Kelder. De uitstraling van een elitaire witte man. Het beeld dat vervolgens ontstond was uiterst ongelukkig: een witte man op leeftijd die op een elitaire manier praatte over kunst of erfgoed met op de achtergrond vele gevulde boekenkasten (Pleij), of het interieur van het Paleis het Loo (Rem). Dit kwam over als een expert die maar even aan ‘het volk’ zou gaan vertellen hoe de vork en de steel zat, welke keuzes van de stemmer ‘goed’ waren en welke niet. Daarnaast werden alle drie de experts aangekondigd

129 Het pronkstuk van Nederland. AVROTROS. 29 december 2017. !61 met hun titel, professor of doctor, door zowel een titelkaart in beeld als door Kelder zelf, hierdoor werd de afstand tot de kijker alleen maar vergroot. Gedurende de finale week werden er negen bekende Nederlanders gekoppeld aan een genomineerd object om deze te verdedigen op de kansel van de Keizersgrachtkerk. Het gezelschap bestond uit vijf mannen en vier vrouwen, twee personen waren aanwezig met een migratieachtergrond: rapper Akwasi en journaliste Noraley Beyer. De aanwezigheid van Akwasi en Beyer is positief, maar zij zijn niet in staat het tij te keren. Het was een vreemde gewaarwording om bekende Nederlanders op de bres te zien staan voor objecten waar ze eigenlijk niet zo veel mee te maken hadden. De link tussen Jan Lammers en de DAF 600 is nog te begrijpen, maar de verbinding tussen Janny van der Heijden en het Meisje met de parel leidt tot vraagtekens. De ambassadeurs zijn duidelijk bij het programma betrokken enkel en alleen vanwege hun bekendheid. De vreemde combinaties komen geknutseld, niet oprecht, over. Naast de bekende Nederlanders in de studio was er ook een comité van aanbeveling bestaande uit oud-politicus Ed Nijpels, neuropsycholoog Margriet Sitskoorn, kunsthistoricus Robert de Haas, voorzitter van de Raad voor Cultuur Marijke van Hees, en schrijver en oud-politicus Jan Terlouw.130 Geen Nederlander met een migratieachtergrond maakt dus deel uit van dit comité.

Als laatste in deze analyse zal ik kijken naar het taalgebruik in de teksten die het programma omringde. In het persbericht dat de komst van het programma aankondigde is het opvallend hoe erg er wordt verwezen naar ‘wij’ en ‘ons’. Er is te lezen: “[Jort Kelder] gaat op zoek naar dat wat ons definieert, dat wat het meest zegt over onze historie en dat wat ons het meest verbindt. (…) Maar waar is de Nederlander nu zelf het meest trots op? Wat zegt het meest over onze volksaard?”131 Dezelfde soort woorden kwamen ook in het programma zelf voorbij: “Wat is nou typisch Hollands, waar staan wij voor? Waar zijn wij trots op, wat bindt ons?”132 Het gebruiken van de woorden ‘wij’ en ‘ons’ om de Nederlandse samenleving aan te duiden lijkt op het eerste gezicht inclusief. Onder ‘wij’ worden namelijk alle Nederlanders bedoeld. Echter, met het gebruik van de woorden ‘wij’ en ‘ons’ wordt er ook een ‘zij’ gecreëerd. Zij, degenen die er niet bijhoren. De anderen. Mensen die wel Nederlander zijn, maar zich niet aangesproken voelen door een programma dat het heeft over ‘onze Nederlandse cultuur’ zullen gaan denken: ‘Het gaat niet over mij, dit gaat niet over een

130 Zie voor de video van het comité van aanbeveling: Het pronkstuk van Nederland - Comité van Aanbeveling. AVROTROS Kunst op Youtube. 14 december 2017.. 131 ‘Jort Kelder in nationale verkiezing op zoek naar het pronkstuk van Nederland.’ Avrotros. 20 november 2017. Geraadpleegd op 10 februari 2019. . 132 Het pronkstuk van Nederland. AVROTROS. 15 december 2017. !62 samenleving waar ik in pas.’ Zij worden vervolgens uitgesloten van een groep waar ze wel bij zouden moeten horen. Op het eerste gezicht lijkt het gebruikte narratief van ‘wij die gaan besluiten wat ons pronkstuk is’ te verwijzen naar een inclusieve samenleving - ‘wij’ zou immers alle Nederlanders moeten kunnen omvatten - maar wanneer het programma goed geanalyseerd wordt is te zien dat er sprake is van een exclusief Nederland waarbij groepen uitgesloten worden van een discussie die voor iedereen zou moeten zijn. Het gevolg van deze opstelling is te zien bij de discussie die gevoerd werd naar aanleiding van Het pronkstuk van Nederland, en de discussie die juist niet gevoerd werd. Zo schrijft ontwerper Marc Vlemmings in de Volkskrant dat hij verontwaardigd is dat de de ANWB-paddenstoel genomineerd is boven de bewegwijzering op luchthaven Schiphol, dat het jammer is dat Mondriaan ontbreekt, en dat de nominatie van Jip en Janneke in de categorie ontwerp maar vervangen moet worden door de Fokker F27.133 Ook producent Marc Pos geeft aan verrast te zijn dat Mondriaan de lijst niet haalde. Maar nergens, nergens wordt de in het publieke debat tijdens of na afloop van het programma de discussie gevoerd, of ook maar de vraag gesteld, waar het pronkstuk was dat verwees naar het slavernijverleden, of welk werk van een kunstenaar met een migratie achtergrond opgenomen had moeten worden in de lijst.

Als aan het einde van de analyse van de verschillende onderdelen van de vorm en inhoud van Het pronkstuk van Nederland een conclusie moet worden gemaakt is dat de volgende. De selectie van de objecten, de vormgeving, de muziek, de presentator Jort Kelder, de experts en andere bekende Nederlanders die fungeerden als ambassadeurs, en het gekozen ‘wij’ narratief verwijzen allemaal naar een monocultureel Nederland. Een Nederland waarbij maar één groep mag bepalen hoe de nationale identiteit, of in dit geval één pronkstuk die deze identiteit representeert, eruit dient te zien.

3.5 Andere programma met de nationale identiteit als thema Zoals eerder gezegd is onder invloed van verregaande globalisering en versnelling van de maatschappij de kwestie rond nationale identiteit hoog op de politieke en maatschappelijke agenda komen te staan. Dit is terug te zien in het aanbod op de Nederlandse televisie. Meerdere programma’s van verschillende omroepen hebben duiding proberen te geven aan de vraag wat de

133 M. Vlemmings. ‘Laat Nijntje blijven, maar Jip en Janneke niet’. De Volkskrant. 5 januari 2018. . !63 Nederlandse identiteit is, of juist niet is. Een voorbeeld hiervan is het televisieprogramma Holland! van rockzangeres Ryanne van Dorst uitgezonden door BNNVARA in januari 2018. De serie bestond uit zeven afleveringen. In de eerste zes afleveringen eerder werd er aan de hand van thema’s ingegaan op het abstracte begrip identiteit: nationale symbolen, tolerantie, normen en waarden, tradities, en gelijkgestemden. Gedurende deze afleveringen ging van Dorst het land in op zoek naar spontane, ongedwongen gesprekken. Meer dan 5000 kijkers van Holland! vulden vervolgens een enquete in waarin zij via het reageren op stellingen hun mening gaven over de nationale identiteit. Voorbeelden van deze stellingen zijn: “De Hollandse recht-voorz’n-raap mentaliteit is een goede eigenschap” en “De Nederlandse vlag is mooi en moet vaker te zien zijn in het straatbeeld”. In een afsluitende studio-aflevering onderwierp van Dorst, doormiddel van een quizvorm, de gasten presentator Kaj Gorgels, goochelaar en televisiepresentator Hans Kazan, Rapper Donnie, burgermeester van Arnhem Ahmed Markouch, actrice en model Fajah Lourens en voormalig pornoactrice Bobbi Eden aan de bevindingen van de enquete. Het doel van de kandidaten was om, via meerkeuze vragen, de uitkomsten van de enquete te raden. De winnaar van de quiz, en daarmee ook diegene die het meest bij de mening van de kijker kwam, Fajah Laurens, werd uitgeroepen tot ‘de meest Nederlandse Nederlander’. Een tweede voorbeeld is Groeten uit Holland, eveneens BNNVARA, waarvan het eerste seizoen van tien afleveringen werd uitgezonden in november en begin december van 2017. Een tweede seizoen van tien afleveringen was te zien vanaf 7 januari 2018. In de serie krijgen vijf eerste generatie Marokkaanse vrouwen Nederlandse les. Om deze lessen in praktijk te brengen, trekken Habiba, Farida, Fatima, Khadija en Aicha door het land om zich onder te dompelen in de Hollandse gebruiken en tradities. Zo ontdekken ze onder andere de wandelvierdaagse, bootje varen, moderne kunst, de hond uitlaten en Sinterklaas. Ondertussen hebben ze verrassende en vrolijke ontmoetingen met Nederlanders waarbij iedereen een spiegel voorgehouden krijgt. De regisseur, Jalal Bouzamour, noemde Groeten uit Holland “een vrolijke, confronterende en soms emotionele serie”.134 Nog geen maand later trapte EO-BNNVARA af met een nieuw seizoen van de reportageserie Typisch…! waarin de levens van gewone mensen in een buurt ergens in Nederland gevolgd worden in een poging het gezicht van ‘de gewone Nederlander’ te schetsen. Elke drie weken staat van maandag tot en met vrijdag een andere wijk of plaats centraal: Zeewolde, Marken, Heemstede, Thorn, Katwijk etcetera.

134 ‘Over Groeten uit Holland.’ BNNVARA. Geraadpleegd 10 mei 2019. . !64 Alle drie de programma’s, die werden uitgezonden in dezelfde periode, willen hetzelfde: ontkrachten dat Nederland bestaat uit kloven en tegenstellingen, zo stelde televisiecolumnist Maaike Bos in dagblad Trouw.135 De programma’s hebben de drang te willen aantonen dat er iets is wat de Nederlanders bindt, en dat dat iets groter is dan hetgeen de Nederlanders uit elkaar drijft. Wat dat dan precies is, symbolen, gebruiken, omgangsvormen, kunst of cultuur wordt over het algemeen in het midden gelaten of enkel oppervlakkig aangehaald. Het pronkstuk van Nederland onderscheid zich van de eerder genoemde programma’s door actief contact te zoeken met het publiek. Kijkers worden gedwongen na te denken en een eigen mening te vormen betreffende nationale identiteit en het object wat dat voor hen representeert. Ook bij Holland! is er input van kijkers in het programma verwerkt door middel van een enquete, maar bij Het pronkstuk van Nederland vormt de interactie met het publiek de essentiële kern van het programma.

135 M. Bos. ‘Al deze programma’s willen hetzelfde: ontkrachten dat Nederland bestaat uit kloven en tegenstellingen.’ Trouw. 9 januari 2018. . !65 Conclusie

Een canon is altijd problematisch. Op onvermijdelijk manier worden op een arbitraire wijze items gekozen en uitgesloten. Keuzes gemaakt bij de creatie van een canon raken aan gevoelige snaren in de samenleving. Een canon, gebruikt als leidraad, is dan ook meer dan een simpel lijstje; zie bijvoorbeeld de Canon van de Nederlandse geschiedenis die nu gebruikt wordt als basis voor het geschiedenisonderwijs in Nederland. Een canon, zeker als het raakt aan identiteit, raakt mensen in het diepste van hun zijn. Het televisieprogramma Het pronkstuk van Nederland zocht door middel van een verkiezing naar een object dat Nederland representeert. Een object dat vertelt wat Nederland is en staat voor wat Nederlanders zijn. Dat één object dit zou kunnen is een utopie, daarvoor is de geschiedenis alsmede de huidige samenleving van Nederland te complex. Het vinden van dat ene object was dan ook niet het ultieme doel van het programma. De kijker moest aan het denken gezet worden. Het aanwakkeren van een nationale discussie over de identiteit van Nederland en welk object dat dan vertegenwoordigd was het doel. De verkiezing vormde enkel het vehikel. Het programma trok in de periode dat het op televisie te zien was gemiddeld 364.000 kijkers, niet meer dan 6 procent van het totaal. Wat precies de samenstelling van het publiek is geweest is moeilijk te zeggen, maar producent Marc Pos gaf zelf aan dat bij het publiek dat stemde de groep jonger dan dertig zwaar ondervertegenwoordigd was. Hoewel de producent de ambitie had om zoveel mogelijk doelgroepen aan te spreken is het niet gelukt verder te reiken dan het standaard NPO2 publiek. Hoewel het doel van de makers was een discussie aan te wakkeren over nationaal erfgoed onder een zo breed mogelijke doelgroep - een grote nationale vergadering met als vraag welk object de Nederlandse samenleving bindt - is de uiteindelijke discussie rond nationale identiteit gevoerd door een zeer smal publiek. Op deze manier is het debat een bepaalde kant opgeduwd, de kant van het oudere, hoogopgeleide witte NPO2 publiek. Daarnaast is ten zeerste te betwijfelen of een verkiezing waarbij een object met de meeste stemmen verheven wordt boven andere deelnemende objecten de juiste discussie oplevert. Objecten met grote betekenis voor groepen minderheden binnen de Nederlandse samenleving worden op deze manier namelijk volledig gepasseerd. Waneer de keuzes die gemaakt worden door de makers van het programma op het gebied van toon, vormgeving, presentator, opnamelocatie, muziek, selectie van objecten en keuzes van experts analyseert wordt duidelijk dat alles verwijst naar een monocultureel Nederland. Een land met een ‘wij’ en een ‘zij’.

!66 Het pronkstuk van Nederland zocht naar de antwoorden op de vraag waar ‘wij’ Nederlanders trots op zijn en wat ‘ons’ bindt. Maar wat het programma consequent, en met grote gevolgen, onderbelicht heeft gelaten is de vraag wie precies die wij is. Door deze vraag niet aan te kaarten is nagelaten duidelijk te maken dat de Nederlandse samenleving complex is en veel meer behelst dan op het eerste oog duidelijk is. Hierdoor zijn minderheden die deel uitmaken van de Nederlandse samenleving onterecht buiten de discussie geplaatst. Op een hoger niveau, namelijk de organisatie van de publieke omroep, is eenzelfde tegenstelling te zien. De verschillende omroepen die het publieke bestel vormen dienen elk andere doelgroepen en vormen zo gezamenlijk een afspiegeling van de Nederlandse samenleving, althans, dat was het idee ten tijde van de verzuiling. Door het aan de ene kant steeds diverser worden van Nederland en het onder invloed van bezuinigingen verdwijnen van - voornamelijk kleine - omroepen is er van een afspiegeling van de Nederlandse samenleving geen sprake meer. Sterker: het vasthouden aan omroepen met elk zijn doelgroep staat een mainstreambenadering door de NPO in de weg. Daarmee ligt er een innerlijke tegenstelling verborgen binnen de publieke omroep. Echter, de opzet van het systeem voor honderd procent aansprakelijk stellen voor de tekortkoming van de omroepen zou te kort door de bocht zijn. Binnen de verschillende omroepen is een cultuuromslag nodig waarbij een goede representativiteit en diversiteit het doel zou moeten zijn. Waneer er meer vrouwen of personen met een migratieachtergrond in het hogere management, redacties, aan tafel bij late night talkshows etc. zouden plaatsnemen zal dat direct gevolgen hebben voor de mate van inclusiviteit van de publieke omroep. Nederland bezit een a-typisch publiek bestel dat verre van ideaal te noemen is, zeker naarmate de de Nederlandse samenleving, die zij dient en representeert, steeds complexer wordt. Men zal dan ook ten alle tijden kritisch moeten blijven om een echt inclusief bestel te creëren met inclusieve programma’s. Het pronkstuk van Nederland is daarbinnen een poging om culturele ervaringen met elkaar te delen, te bevragen en te bediscussiëren en in het verlengde daarvan de sociale cohesie te versterken, maar slaagt daar niet in.

!67 Bibliografie

Bal, M. ‘Becoming the world versus identity politics.’ Nordlit 13/1 (2009): 9-30. Bardoel, J. L. H. Tussen lering en vermaak. De ontwikkelingsgang van de Nederlandse omroep.’ In: J. Bardoel en J. Bierhoff red. Media in Nederland. Feiten en structuren. Amsterdam 1982. Boer, P. den. ‘Geschiedenis, herinneringen en ‘lieux de memoire.’’ In: R. van der Laarse (red.) Bezeten van vroeger, erfgoed, identiteit en musealisering. Amsterdam 2005. Boeve, L. ‘Tradition, (de)canonization, and the challenge of plurality.’ In: A. van der Kooij en K. van der Toorn (red.) Canonization and Decanonization. Leiden 1998. Bolkestein, F. Integratie van minderheden moet ‘met lef’ worden aangepakt. De Volkskrant. 12 september 1991. Brooks, D. ‘Identity Politics Run Amok.’ The New York Times. 2 september 2016. Buma, S. ‘Verwarde tijden!’ die om richting vragen. Amsterdam 2017. Drayer, E. ‘Hallo witte mensen is te zeer product uit het giffabriekje ‘identiteitspolitiek’.’ De Volkskrant. 28 april 2017. Dresser, M. ‘Politics, populism, and professionalism: reflections on the role of the academic historian in the production of public history.’ The Public Historian 32/3 (2010): 39-63. Duyvendak, J. W., en Kesic, J. ‘To be Dutch, or not to be.’ De Groene Amsterdammer 141/7 (2017). Geraadpleegd via: . Edwards, S. red. Art and its Histories: A Reader. New Haven/London 1999. Eijck, G. van., en Naafs, S. ‘Identiteitsvuurtje.’ De Groene Amsterdammer. 14 februari 2018. Geraadpleegd 20 april via: . Engelbert, J. en Awad, I. ‘Between diversity and pluriformity: The “New Style” of Dutch Public Broadcasting.’ In: G. Titley, K. Horsti & G. Hultén (red.) National Conversations: Public service media and cultural diversity in Europe. Bristol 2004: 85-104. Engelbert, J. en Awad, I. ‘Securitizing cultural diversity: Dutch public broadcasting in post- multicultural and de-pillarized times.’ Global Media and Communication 10/3 (2014): 261-274. Grever, M., en Stuurman, S. Beyond the Canon. History for the Twenty-first Century. Basingstoke 2007. Hagoort, H. Publieke Omroep Ziet Verbinden als Kerntaak. 26 augustus 2010. . Versie van 16 februari 2011 geraadpleegd via .

!68 Halsema, F. ‘Wie is het meest gekwetst?’ De Groene Amsterdammer. 141/2 (2017). Geraadpleegd via: . Harrison, R. Heritage: Critical Approaches. New York 2013. Hecht. P. ‘Een wisselende lijst en een begrip dat onder druk staat.’ Boekman. Vol.79. (2009): 69-73. Jonker. E. De geesteswetenschappelijke carrousel. Een nieuwe ronde in het debat over wetenschap, cultuur en politiek. Amsterdam 2006. Kossmann, E. H. ‘De vergeefse zoektocht naar onze identiteit.’ De Volkskrant. 15 april 1995. Lentin, A. en Titey, G. The Crises of Multiculturalism: Racism in a Neoliberal Age. London 2011. Leurdijk, A. Van marge naar mainstream: Essay over mediabeleid en culturele diversiteit 1999-2008. Den Haag 2008. Lochner, H. ‘The idea of te canon and canon formation in art history.’ Art History and Visual Studies in Intellectual History 212/4 (2012): 29-40. Marijnissen, J. Waar historie huis houdt. Amsterdam 2005. Marijnissen, J. en M. Verhagen. ‘Red ons historisch besef.’ Trouw, 13 mei 2006. Mattelart, T. en d’Haenens, D. ‘Securitizing cultural diversity: Dutch public broadcasting in post- multicultural and de- pillarized times.’ Global Media and Communication 10/3 (2014). Oomkes, L. ‘De Haagse identiteitspolitiek blaast belangrijke lokale thema’s weg.’ Trouw. 17 februari 2018. Pama, G. ‘De Nederlandse Canon is óók in de eigen buurt.’ NRC Handelsblad. 25 oktober 2017. Pama, G. ‘Eindelijk een museum met de héle Nederlandse geschiedenis.’ NRC Handelsblad. 21 september 2017. Pollock, G. Differencing the Canon. Feminist Desire and the Writing of Art’s Histories. London 1999. Pomian. K. ‘Naar een geschiedenis van semioforen. De vazen van de Médicis.’ In: De oorsprong van het museum. Over het verzamelen. Heerlen 1990. Prins, B. ‘Het lef om taboes te doorbreken. Nieuw realisme in het Nederlandse discours over multiculturalisme.’ Migrantenstudies Vol. 4 (2002): 241 - 254. Het Pronkstuk van Nederland. AVROTROS. 15 december 2017 - 26 januari 2018. Reekum, R. van. ‘As nation, people and public collide: enacting Dutchness in public discourse.’ Nations and Nationalism 18/4 (2012): 583-602. Rüsen, J. ‘How to overcome ethnocentrism: approaches to a culture of recognition by history in the twenty-first century.’ History and Theory. Vol. 43 December 2004: 118-129.

!69 Scheffer, P. ‘Het multiculturele drama.’ NRC Handelsblad. 29 januari 2000. Schlesinger, A. The Disuniting of America: Reflections on a Multicultural Society. New York 1991. Schoo, H. J. ‘Nationale identiteit. Een noodzakelijk kwaad.’ De Helling. Kwartaalblad voor linkse politiek. Wetenschappelijk Bureau Groen Links. September 2016. Geraadpleegd 13 april 2019. . Steiner, C. ‘Can the Canon Burst?’ Art Bulletin Vol. 78 (1996): 213-217. Titley, G. ‘After the end of multiculturalism: Public service media and integrationist imaginaries for the governance of difference.’ Global Media and Communication 10/3 (2014): 247-260. Topaz, C. M. ea. ‘Diversity of artists in major U.S. museums.’ PLoS ONE 14/3 (2019): e0212852. Vereertbrugghen. L. C. Marokkaans gekruide hutspot.’ Boekman. Vol.79. (2009): 37-42. Vree, F. van. ‘Media morality and popular culture. The case of the Netherlands, 1870-1965.’ In: B. Moore en H. van Nierop red. Twentieth-century mass society. Oxford/New York 2006.

!70 Bijlagen

!71 Bijlage A

Transcriptie interview met televisieproducent Marc Pos 12 november 2018 13:00 Kantoor Posvideo, Amsterdam

Waar komt het idee vandaan? Waar vind het programma zijn oorsprong? Ik ben een producent met een idealisme en die probeer ik vorm te geven. Ik maak ook wel commerciële programma’s, maar heel weinig, die moeten het andere eigenlijk bewerkstelligen. Er zijn maar heel weinig idealistische producenten merk ik, ik zet mijzelf niet als heilige op een voetstuk - het is trouwens logisch met alle bezuinigingen bij de publieke omroep dat het moeilijk is je hoofd boven water te houden - maar toch wil ik die weg ingaan. Ik zeg het altijd op deze manier: In het buitenland hebben ze het woord société, sociedad, of society. In het Nederlands hebben we daarvoor een prachtig woord daarvoor, dat is het woord samenleving. Dat woord ken je in geen andere taal behalve volgens mij de Scandinavische talen, waarin samen-leving het woord is voor society. In dat woord zit niks arrogants, daar zit niks van boven naar beneden in, daar zit iets van samen in - ik klink bijna als een dominee maar dat ben ik niet - maar ik geloof wel in samen leven, en dat een samenleving sterk is als je je identiteit kent. En dat is niet op een rechts-populistische manier wat ik er tegenwoordig bij moet zeggen, dat wil niet zeggen dat het daarmee links moet zijn. Je woont ergens, en als je daar happy bent deel je met elkaar tradities. Of het nu carnaval is of het meisje met de parel. En ik roep altijd: Het meisje met de parel is van iedereen of je nu een paar jaar geleden uit Syrië bent gekomen of al 400 jaar de familie Six heet. Dat is van ons. En ons is als je hier leeft. Daar zit helemaal niets eigenheimerig in of per se een christelijke natie in de achtergrond, dat maakt mij helemaal niets uit. Het is een persoonlijk iets, ik heb geen commercieel idee gehad met Het pronkstuk van Nederland. Ik had iets van: hoe kunnen we, en op verschillende vlakken ben ik daar mee bezig geweest, cultuur, en cultuur is wat je verenigd, nogmaals: of dat nu carnaval is of de Victory Boogie Woogie, verenigen? Hoe kunnen we dat vertellen, die cultuur? Zeker nadat de kerken zijn leeggelopen en het verenigingsleven minder sterk lijkt te zijn. Hoe kan je zorgen dat wat je in ieder geval sowieso nog kan verbinden, namelijk dat soort cultuur, hoe kan je dat brengen? Dat heb ik gedaan met Het geheim van de meester, een serie die in feite een detective achtige vorm heeft om kunst te brengen. Niet Jip en Janneke taal, het is niet makkelijk, maar daar gaat het ook helemaal niet om, maar het is misschien nu een andere taal van vertellen. Dat is namelijk de volgende stap naar vertellingen, of naar de narratieve structuur als je wilt. Laat ik dit voorbeeld geven: als je een kunstdocumentaire neemt - of dat die nu internationaal is, of op YouTube staat of bij de NPO, dat maakt niet uit - dat zijn veel mensen die ergens specialist in zijn die spreken eigenlijk niet het publiek aan maar hun collega. Want als ze namelijk het publiek zouden aanspreken moeten ze een ander idioom aannemen en dat staat zo lullig naar je collega. Ze denken dan: ik maak het nu makkelijker. Maar vaak gaat het erom dat we feiten heel veel nuanceren, wat zorgt dat je verstikt raakt als je geen of weinig kennis van zaken hebt. Maar dat doen specialisten altijd. En in een kunstdocumentaire waar ik persoonlijk van zelf van hou vind ik dat prima. Dan ga ik dingen opzoeken, prima. Maar daarmee zit je ook weer in die ene bubbel van kunstliefhebbers. Dat vind ik ook arrogant, want er zijn misschien wel heel veel kunstliefhebbers, maar die worden niet aangesproken. Dat is het verschil. En het is ontegenzeggelijk zo, en ik acht het zeer bewezen, en ik heb 55 voorbeelden indien gewenst, dat nog steeds iedereen vanuit de kunstwereld - het veranderd wel iets - tegen hun collega’s praten. Of tegen de liefhebbers die ieder jaar al bij de Mattheus Passion zitten met de partituur in hun hand. Waarom zou daar niet een vader met z’n dochter van vijftien kunnen gaan zitten? Misschien heb je daar iets anders voor nodig? De muziek blijft de muziek hoor. Dat is de vraag. Wat heb je dan nodig? Daar komt Het geheim van de Bijlage A - !1 meester uit, dat is eigenlijk daarmee begonnen. Dat vind ik eigenlijk ontzettend belangrijk hierin, ook in dit verhaal. Het pronkstuk van Nederland komt eigenlijk ook uit die oorsprong. Dat is namelijk: laten we eens gaan stemmen over wat wij het pronkstuk van Nederland vinden. Dat is natuurlijk ongelofelijk arbitrair, maar dat is prima. Zolang je het maar onderkent dat het arbitrair is is er geen probleem, want dan hebben we daar een discussie over. Daar hebben we een gesprek over. Ik vind het heel leuk om het daarover te hebben. Het meisje met de parel dat kijkt mij op zo een manier aan, ik vind het zo meesterlijk hoe het licht daar op haar valt, en kijkt ze mij op zo een manier aan dat ze lijkt te zeggen ga met me mee of kijkt ze verbaast aan zo van wie ben jij nu eigenlijk. Dat grijpt mij enorm. Dat zeg ik nu tegen jou bijvoorbeeld. Maar jij zegt: nee joh, Mondriaan, dat was gewoon revolutionair. Wat die man daar deed etcetera. Dat debat moet gevoerd worden op gelijke wijze, niet door specialisten - waar ik voyeur dan bij ben - die er met elkaar over debatteren; nee, door jij en ik. Ik ben geen kunsthistoricus, ik heb geen kunstgeschiedenis gestudeerd, ik weet er niks van. Het maakt niet uit wat je opleiding is, je moet het er gewoon zo over kunnen hebben. In welke taal of vocabulaire je ook wilt. Dat is wat ik wilde. En dat kan je met en wedstrijdje doen, dan zit er een soort spanning op, want anders hebben we geen reden om daarover te debatteren. En ik vond het ook heel fijn dat mensen zich daaraan storen. Dat is het fijne van sociale media, de mensen die zich daaraan storen laten zich horen. Maar ook een professor, ik dacht van de UvA in de Volkskrant, die stoort zich dan en wat je dan zag bijvoorbeeld is precies waarom ik het wilde maken. Hoe komen deze mensen aan hun lijst? Hebben ze dat zelf uitgekozen? Tunnelvisie [van de professor]. Hij was niet naar de website gegaan. “O ze gaan een wedstrijdje houden, en dan hebben ze zelf natuurlijk en top 10 neergezet, maar dat kan natuurlijk niet, want dit stuk is natuurlijk veel belangrijker.” He! Dieper onderzoek. Dubbele steekproef. Er hebben tienduizend mensen op gestemd. Who are you professor? Vast veel werk verricht en veel onderzoek gedaan, maar ga niet zegen dat er iets niet bij die top vijftig hoort, want daar gaan wij niet over. Ik ook niet.Ik heb het aan heel veel mensen gevraagd, meer dan aan jij ooit hebt kunnen vragen. En had even naar de website gegaan. Dat vond ik het bewijs waarom ik het moest maken toen dit gebeurde. Ga naar de website en hoe we dit doen, dan had je dit argument nooit in de volkskrant geschreven, want het argument klopt niet. Want wij hebben niets bedacht. Dan kan je wel zeggen: waarom laten we het publiek dan überhaupt kiezen? Maar dat durven ze niet te schrijven. Dat vinden veel mensen mogelijk in de wetenschappelijke wereld, of mensen die daar kijk op hebben op een manier, en daar maak ik een diepe buiging voor. Maar je hoort vaak dat het publiek daar de keuzes niet moet maken, want die hebben daar geen verstand van. En ik heb het omgedraaid. Het is gemaakt voor publiek. Als je dan Het pronkstuk van Nederland niet tof vind, of vind dat de mensen daar niet over kunnen oordelen - dat stond niet in de Volkskrant hoor, hij had gewoon de website niet goed gelezen en eigenlijk zet hij tienduizend mensen te kakken over hoe dat gegaan is. Maar het andere wat ik nog wel eens terug hoorde: ja, maar laat die mensen er niet op stemmen. Dan zei ik: ga dan zelf zo iets doen. Maak dan zelf je canon. Die wordt toch ook gemaakt? Ja, prima, dan bestaat het al. Dus sommige mensen vonden dat die canon voor een deel al bestond, andere zeiden: nou, zoals jullie het aanpakken niet. Ga dat anders met de professionals zelf dan doen. Maar hier, bij Het pronkstuk van Nederland, laten we het publiek kiezen. En wat is het probleem? We zaten op twee niveau’s. Mensen vinden de Mondriaan interessanter -Mondriaan haalde de top tien niet.

Verbazingwekkend dat de werken van Mondriaan de short-list niet haalden.

Ja, verbazingwekkend, dat vond ik ook. Maar daar kan je toch van leren? Dat wisten jij en ik toch niet? En het was echt een serieuze enquete, en door het TNS-NIPO gecertificeerd allemaal, en ook voorgelegd aan specialisten, wetenschappers. “Vinden dat jullie dat wij dat zo kunnen onderzoeken? Bijlage A - !2 Zo aan het publiek kunnen vragen?” Ook nog gedaan. En ook nog gevraagd, ook op de website trouwens, “als u nog een verbetering ziet in onze methodiek, laat het dan weten.” Heeft niemand gedaan. Als in: ik sta open voor het feit hoe we dit doen. Maar ga niet zeggen dat het publiek niets te zeggen heeft. Of dat ik het gestoken heb, dan zit je in die tunnelvisie. Nogmaals: dat is één laag. De tweede laag is: Mondriaan, als voorbeeld, zit er niet tussen. Ja, dan moet je niet zeggen: “dat klopt niet”. Dan moet je zeggen: “ik kan het met niet voorstellen”. Ik kon het me namelijk ook niet voorstellen, ik had dat echt nooit verwacht. Hij stond op elf. Maar hij zat dus niet in de top tien. Dus dat is dan maar zo, en daar moeten we maar van leren. Dat betekend dus dat ons deel van het publiek dat hier op gestemd heeft, en dan wil ik er nog wel bij zeggen: er zaten niet heel veel negentienjarige tussen, daar zou ik naar toe hebben willen groeien. Dat we het jaren lang om de twee jaar, of ieder jaar, mogen doen; maar dat gebeurt nu niet. Dan kan je misschien je bereik nog gaan vergroten en het nog een grote dwarsdoorsnede laat zijn. Het is iets wat je laat groeien dan. Die jongeren zaten er niet tussen, dus het gaat om dit NPO2-achtige publiek. Maar dan nog steeds dan had de Victory Boogie Boogie naar mijn stellige overtuiging - het gaat om geloof en niet om wetenschap - maar dan was de Victory Boogie Boogie ook niet bij negentienjarige opgekomen. Want dit waren gemiddeld op z’n minst 35 plus als grotere groep, en die hebben de Mondriaan er niet bij gezet. Dus dit betekent waarom je dit doet: om het debat aan te gaan. Het gaat om het debat en niet per se om de uitslag. En dan is het heel leuk om te zien dat er toch iemand gaat winnen, en op dat moment - op die vrijdagavond geloof ik dat het was - live-uitzending, dat op dat moment het plakkaat toch het sentiment weet te pakken van dat moment. En ik heb altijd gezegd: de winnaar pakt het sentiment van dat jaar of dat moment. Want over twee jaar staan we er weer anders voor en dan wint het Plakkaat van verlatinghe niet.

Zou u nog een tweede seizoen van het Pronkstuk van Nederland willen maken?

Ja, ik zou dat wel willen, maar de NPO investeert daar niet in. Er zijn nog heel veel andere stukken die we nog niet gedaan hebben. Dit waren objecten, die je kan oppakken en meenemen. Je hebt ook nog de onroerende variant. Die wilde ik ook maken, als tweede serie. Met dijken, etcetera. Maar de keuze is daar niet op gevallen.

Hoe werkt een aanvraag? waar gaat u heen met uw ideeën voor een programma?

Ik ga met mijn idee naar de omroep en het net. Uiteindelijk is bij de publieke omroep besloten om hier niet in te investeren, en dat vind ik heel jammer. Want als je dit uitbouwt krijg je een wat meer democratische verkiezing. Nu was het groots aangepakt, maar het was nog niet groot bekeken. Ook niet weinig - vind ik - een half miljoen mensen is nog steeds een half miljoen mensen. Dat is nog steeds tien keer de Arena. Moet je eens voorstellen hoeveel mensen dat zijn, daarom zeg ik dat erbij. Maar voor mij was het iets om door te laten groeien. Niet alleen in kijkcijfers maar ook in betrokkenheid van het Nederlandse publiek. En we hebben hier natuurlijk ook veel geleerd. Want als je kijkt naar de finale, hoe onze wetenschappers de objecten daar met verve staan te verdedigen - niet alleen wetenschappers trouwens - dat is een hele leuke manier. Er was echt competitie over een erfgoedstuk. Dat is heel amusant en leuk om naar te kijken, en je leert er wat van. Ik heb er heel veel van geleerd, veel dingen gehoord die ik niet wist. Ik wist dat er een deel van de Nachtwacht miste, maar ik heb dat deel nooit gevisualiseerd gezien. Dat werd uitgerold, het ligt daar in de hoek trouwens, en je zag wat er miste. Dan maak je heel visueel.

Bijlage A - !3 Het persbericht van AVROTROS moest het programma antwoord geven op vragen als “wat is van ons? wie zijn wij? wat is typisch Hollands?”. Dat zijn grote vragen. Kunnen die beantwoord worden met een simpele verkiezing?

Nee. Het antwoord is te vinden bij de toeschouwer. Jij gaat iets anders vinden dan ik. Wij hebben Jort Kelder, dat is een scherpe presentator, hij vindt zelf snel ook al iets. Dus als hij die items maakte - in de serie over de DAF bijvoorbeeld - dan vond jij echt al iets van die DAF. Hij probeerde dan niet te zeggen of dat terecht of niet terecht was, dat is aan degene die gestemd heeft, maar hij vond het een lelijk ding, of hij vond het een mooi ding. En daar kan je thuis iets van vinden. “Nou, ik vond het eigenlijk wel een mooi ding”. Ik weet niet meer wat hij precies vond, maar daar gaat het nu ook niet om. Het gaat erom dat je zelf iets gaat vinden. Identiteit is niet - en dat heeft dit programma ook niet uitgestraald: wie zijn wij. Het antwoord wordt door individuen gegeven op verschillende manieren. Als je dit verder zou trekken is dat op het moment dat ik een telefoon in mijn handen houd zeggen we allebei dat is een telefoon. Dat is op z’n minst goede communicatie, anders hebben we een probleem. Maar ik zeg: “ik zie een Whatsapp-bericht van mijn dochter”. En dan zeg jij: “nee dat zie ik helemaal niet, ik zie een Apple tekentje. En ik zeg: “he, dat is gek, dat zie ik helemaal niet”. Maar we zij het er in ieder geval over eens dat dit een iPhone is. Dat is, beeldend gesproken, wat ik wilde bereiken. Het is in ieder geval Nederland, en je mag naar Nederland kijken zoals je wilt, of wat die cultuur is. Als je maar in ieder geval zegt dat dit Nederland is, of Nederlands is, of bij de historie hoort, en dat het belangrijk is. Hoe belangrijk is die discussie he? Het meisje met de parel / Mondriaan, Dat mag jij weten. Voor dat je het weet gaan we allemaal hetzelfde vinden, dat zou echt absurd zijn.

Dus het debat, de maatschappelijk gevoerd discussie was het uiteindelijk doel van het programma.

Het debat is waar het om ging. En debat krijg je wanneer er iets op het spel staat. Dat je ermee kan vereenzelvigen of ergeren. Dus dat is waar het over gaat. Nogmaals: er zijn twee niveaus. Het ene niveau is waar het mij echt om ging: het publiek. “Hé, gaan eens wat vinden joh”. Dat is leuk. Ik merkte ook in mijn praktijk dat mensen heel snel moeilijk wat vinden. Die zeiden ook heel vaak over kunst: “ja, ik durf hier niets van te vinden”. Heel vaak. Ik maak al jaren dat kunstprogramma - wat ik dus een detective noem en met kunst als aanleiding - Het geheim van de meester. En heel veel mensen zeggen “ja, maar daar heb ik geen verstand van”. Allemaal mensen in mijn omgeving ook. Het is niet eens ver weg, of arbeiders gelieerd, helemaal niet, gewoon mensen om mij heen. Dus ik werd vaak aangesproken op dat programma, ze hebben het gezien, of ze vroegen wat ik maakte en dat vertelde ik dan, of ze hebben het wel gezien of ze zijn een keer gaan kijken. En dan zeiden ze “ja, ik vond het hartstikke mooi, maar ik heb er geen verstand van hoor”. Waarom zeg ik dan. Waarom moet je er verstand van hebben? Dat hebben de anderen dus kennelijk bewerkstelligd. De kenners. Als ik het meisje met de parel zie kan ik er toch iets van vinden, daar hoef je toch helemaal gen verstand van te hebben? Dus daar zat iets voor mij wat ik wilde tackelen. En nogmaals: die twee laag is die wetenschapper waarvan ik verwachtte dat hij vast op een bepaalde manier ging reageren, wat soms ook gebeurde.

Hoe is het selectieproces van de verschillende objecten tot stand gekomen?

We hebben grote lijsten aangemaakt met, longlists, in overleg met TNS-NIPO, vanuit diverse wetenschappers die we kenden, geschiedkundigen, kunstwetenschappers, kunsthistorici, dat soort dingen, studenten, gewone mensen die daar niet mee te maken hebben, dat had een bepaalde Bijlage A - !4 verhouding die we met NIPO hebben besproken. Daar kwamen grote lijsten uit en die lijsten zijn uiteindelijk door onderzoek gereduceerd en uiteindelijk zijn daar drie keer een top dertig uitgekomen wat we weer aan panels hebben voorgelegd, ik dacht duizend, en uiteindelijk is daar per categorie een top tien uit voorgekomen. En die top tien is vervolgens gepubliceerd, online en via het programma. En toen kon iedereen met de korte programma’s, er werd heel veel uitgelegd, en niet te vergeten de grote kick-off uitzending waarin alles iets langer werd uitgelegd. En dan in de finaleweek streden drie keer drie, de top drie van iedere categorie tegen elkaar en als laatste de winnaars van de verschillende categorieën. Wat dat betreft een hele lange en uitstekende weg denk ik. Het is dat zowel de wetenschap als wel het NIPO vond dat - en dat is belangrijkste, want ik vond altijd “we beginnen ergens, mag je zo beginnen als dat we begonnen ben?”, met een lijst van honderd en verschillende categorieën. Het interessante was is dat uiteindelijk bleek dat hoe je het ook ging vragen dat in zo een top 30 per categorie altijd dezelfde werken zaten. Sommige mensen kwamen niet eens reder dan twintig. Dat was wel interessant om te zien. Of het nu een wetenschapper is of iemand die zegt geen verstand te hebben van kunst of geschiedenis. Toch komen de mensen op dezelfde dingen uit, in verschillende volgordes. Dat vond ik interessant. Zo rijk is het misschien ook niet in icoon-achtige stukken. Hoeveel iconen in e schilderkunst hebben we nu eigenlijk? Dat moet je jezelf maar eens afvragen: tot welk rijtje kom je, wat ken je eigenlijk? Dat valt nog best tegen. Moet je eens doen voor jezelf, een top tien maken. Dat is nog best een opgave.

Hoe is de keuze voor de opnamelocatie, de Keizersgrachtkerk in Amsterdam tot stand gekomen?

Dat was een keuze tussen geld en ik vond dat ik niet in een strakke witte of zwarte studio of zo wilde zitten. Ik vond dat het met enige importantie moest komen, ik vond dat het ook Nederlands moet zijn. Ik vond het ook wel grappig dat we die kansel namen om te prediken. Dat is toch met een knipoog, het is bedoeld als knipoog. Als mensen dat serieus namen moeten ze dat vooral lekker doen. Voor mij was het vooral een knipoog van hoe je dat erfgoudstuk verdedigt. Dat was een combinatie van de financiële middelen die we hadden; de grote mooie zaal van het Tropenmuseum had ook gekund, maar dat hadden we nooit kunnen betalen. Daar zou ik best naar toe willen groeien. En dat je daar met vijfduizend mensen zit, en dat je daar die grote trap hebt en dat je daar iets heel koninklijks van maakt. Dat lijkt me toch wel leuk. Daar kan je naar toe groeien. Maar ik vond dit ook wat. Het was een leuke, calvinistische en elegante locatie, zo zie ik dat. Ik wilde een keer niet naar de Rode Hoed. Je kijkt dan naar locaties, het hoeft niet per se Amsterdam te zijn, maar ik vond wel dat het in de residentiestad of in de hoofdstad moest zijn op een een of ander manier als je het pronkstuk van Nederland doet, die uitstraling vond ik dan wel. De Ridderzaal leek mij een uitstekende plek, maar dat is niet zo en heel democratische zaal want daar gaat de koning over. Hij beslist dan samen met de ministers of je mag komen, maar dan moet de minister aanwezig zijn. Het kan wel wel, maar moeilijk. De Burgerzaal in het Paleis op de Dam is helemaal moeilijk want daar gaat het Koninklijk huis over. We mochten daar niet eens een filmpje draaien. We wilden namelijk graag de kaart van Blaau met Jort daar op zo van: wij zijn het centrum van de wereld, knipoog. Dat waren we even, maar dat moet je natuurlijk allemaal relatieveren. Zo ga naar de Rode Hoed, debatcentrum, maar ja, daar is al heel veel gedaan. Toen tipte iemand van de AVROTROS mij van ken die? En dat vond ik ook belangrijk, het is een originele plek. Niemand heeft daar ooit televisie gemaakt. Dus we kende die plek niet. En toen zag ik de kansel en toen dacht ik: “ja, dat is een goede knipoog”. Dus het niet conceptueel bedacht van: zo een plek moeten we vinden. Het is meer op weg gaan en geïnspireerd raken van plekken en ook de praktische kant bekijken en dan kies je iets. Zo gaat het eigenlijk altijd. Bijlage A - !5 Hoe is de keuze van Jort Kelder als presentator tot stand gekomen? Hoe is hij bij het programma betrokken geraakt? Het past hem gewoon heel goed. Ik dacht meteen aan Jort toen ik dit bedacht had. Hij is ook goed voor het debat, hij is niet op z’n mondje gevallen. Hij is geen veilige presentator om het maar zo te noemen. Of die alleen maar in het dienst van het format staat, de formule staat. Hij zocht wel bepaalde grenzen op, maar ook wel dat iedereen het gevoel had van “ik heb gelukkig mijn eigen mening nog”. Het was ook de enige en de beste die ik kon bedenken die het kon doen. Dat vind ik.

Was er een specifieke doelgroep in gedachte gedurende de ontwikkeling van het programma?

Mijn ambitie is in ieder geval om zo veel mogelijk doelgroepen aan te spreken. Direct realiserend dat je dat pas in jaren kan opbouwen. Geef maar een ander programma, maar Wie is de Mol? moest ook de eerste vijf, zes jaar opbouwen. Heel veel projecten moeten bouwen. De Televizierring was er ook niet in het derde jaar, over verkiezing gesproken. Ik persoonlijk realiseerde me dat we zo breed mogelijk moeten gaan, maar hoe breed kunnen we in het eerste jaar zijn? Ik had best gehoopt dat het wat breder zou zijn, want je ambitie is natuurlijk groot, maar zo breed was het niet. Ook online is er veel aan gedaan, er daar zijn relatief wat meer jongere mensen. We hebben dus wel een aardig brede doelgroep gehaald, maar het gevoel van: ‘iedereen’…., dan zou op een gegeven moment iedereen moeten weten van Het pronkstuk van Nederland. Dat bouw je niet in één serie, daar geloof ik ook niet in. Dat gaat niet. Daarnaast moet je ook heel goed de wegen bewandelen richting de jongeren zal ik maar zeggen. Dus ja, het was breed. Het accent ligt op dertig plus. Mocht er ooit een volgende keer komen moeten we vooral daaronder gaan aansporen, en in investeren. Dat is denk ik wat het moet zijn.

Maar dat is zeker iets voor lange termijn?

Als er een volgende komt ga je daar dan naar kijken. Die doelgroep weet wat het pronkstuk van Nederland is. Dat merk begint een beetje te leven, Jort Kelder hangt er aan vast. Als je er over drie jaar pas mee doorgaat is dat weer weg. Omdat we nu vooralsnog geen nieuwe versie op korte termijn krijgen heb ik daar geen antwoord op. Nee wacht, onzin antwoord dit. De doelgroep is: 30+ en dat heel breed ook in opleidingen. Onder de 30 weinig en als de volgende keer komt dan moeten we daar heel hard aan gaan werken. Want dan krijg je iets wat televisie is en wat mensen vooral op platforms en online willen kijken en daar moet je misschien wat meer aandacht voor hebben. Dat is het antwoord.

Is, volgens u, door de gekozen manier van selecteren, het ware pronkstuk van Nederland naar voren gekomen?

Daar kan je toch een waardeoordeel over hebben? Het publiek heeft gekozen. Tienduizenden mensen-Nog meer dan dat trouwens. Je kan het mij persoonlijk vragen, als Marc Pos, of wat mijn voorkeur had gehad. Maar dat is mijn persoonlijke voorkeur. Als je mij aanspreekt als bedenker en maker van dit project dat is mijn oordeel niet van belang. Dat is arrogant. Dat is arrogant naar al die mensen die hebben gestemd. De meeste mensen waren dan voor het plakkaat van verlatinghe, en dan is dat de winnaar. Als persoon heb ik ook een mening, die wil ik best geven, maar die doet er niet toe. Dat is het gevolg als je het aan het publiek vraagt. De mensen die gekozen hebben vonden dat het pronkstuk-en het was nogal grote groep die gestemd heeft. Sterker nog: er is nog nooit zo'n grote groep geweest die over erfgoed stukken of kunst heeft gestemd in Nederland. Dus ja, dan zegt Bijlage A - !6 het in ieder geval iets. Dat heel veel mensen het daarmee niet eens zijn is ook uitstekend. Want dan ga je in een keer iets vinden, dan werd het in één keer belangrijk. Voor het archief, voor veel mensen is het nog onduidelijk wat jij kan doen en wat je kan zien, heeft heel veel betekend - en dat is een bijkomend voordeel. Dat is wat er persoonlijk leuk aan vind. Want zij zijn geen Rijksmuseum, zij zijn geen heel herkenbaar instituut of museum. Dat vind ik er dan leuk aan, en het is ook interessant voor hen. Het heeft voor hen ook veel betekent. Maar je zag ook tegelijkertijd dat het Rijksmuseum er ook heel competitief ik zat. In de voorprogramma's hadden ze er een Facebook post aan gewijd, maar toen ze eenmaal in de finale zaten zaten ze daar met twee directeuren en wilden ze ook heel graag winnen. Dat vind ik dan toch leuk. Kennelijk roept het dan toch iets op. Het is niet meer dan het glimlach maar het is toch leuk? Je kan altijd weer zwaar kijken en over is het over isotopenonderzoek hebben, maar dit is ook een manier om over kunst te praten.

En is zodoende het programma volgens u gelukt?

Ik vind het programma erg gelukt ja. Ja, alleen de breedte van de doelgroep zeg maar, wat je zelf ook aangeeft, dat is iets wat ik de volgende keer zou willen, moeten, verbeteren. Maar verder mooi dat er zoveel mensen betrokken raakten, dat er zoveel mensen hebben willen stemmen, dat er stukken in de krant zijn terechtgekomen als wel online - van wetenschappers tot gewone mensen, liefhebbers, die verbaasd waren dat Mondriaan niet in de lijst stond. Dat is perfect wanneer maak je je daar nou druk over? En dat is wat ons verbindt. Het is één van de elementen in een cultuur wat je verbindt. De natuur doet het ook, maar daar ga ik geen programma over maken.

Publieke media diensten moeten volgens de mediawet voldoende democratische, sociale en culturele behoeften van de Nederlandse samenleving door het aanbieden van een media- aanbod dat evenwichtig, pluriform, gevarieerd en kwalitatief hoogstaand is en dat gericht is op een breed publiek. Hoe komt dat volgens u tot uitdrukking bij het pronkstuk van Nederland?

Perfect toch? Lijkt mij, vraag maar aan de publieke omroep, maar volgens mij kan niemand zeggen dat het niet spot on was. Het is kwalitatief gemaakt, een beetje gek om het over je eigen product te zeggen maar ik denk het wel namelijk- ik heb ook van anderen gehoord hoe mooi en zorgvuldig het gemaakt is - dus dat lijkt mij vanuit mijn beperkte point of view gelukt. Het past perfect in de doelstelling die jij net zei en je hebt de kijkers betrokken. Je hebt kijkers bij je gehaald, en gevraagd: wat vind jij nou eigenlijk? Of ze nu letterlijk stemmen of niet. Het programma stelt een vraag aan je als kijker. Hoef niet per se naar je app te gaan om te gaan stemmen maar dat is wat het doet. Spot on zou ik zeggen.

Wat is volgens u de taak van de publieke omroep en hoe past het programma het pronkstuk van Nederland hierin?

Video is het krachtigste medium om iets te vertellen naar mijn mening. Je vertelde verhaal van A naar B. Dat mag in een uur, dat mag in 3 minuten, maar dat mag ook drie uur duren, daar gaat het mij niet om. Maar je hebt iets te vertellen, Of je nu journalist bent of dat je een draak gemaakt, of dat je van kunsten houdt, je hebt iets te vertellen en dat wil je brengen naar je publiek. En daar is video het sterkste in. Er zijn mensen die het boek het sterkste vinden maar over het algemeen, en zeker jonge mensen vinden video - ik zeg bewust televisie omdat het mij niet uitmaakt hoe het gedistribueerd wordt, video is beeld en geluid met een begin en eind - erg krachtig. Sidestep overigens: Netflix schijnt het heel moeilijk te vinden dat video beeld en geluid is met een begin en Bijlage A - !7 eind, maar iedereen trapt erin, daar zou je onderzoek over moeten doen. Dat een plot niet wordt afgewikkeld, dus zeg maar de laatste tien pagina's van een boek worden weg gescheurd waarna je weer aan een nieuw boek begint waar weer de laatste 10 pagina's uitgescheurd worden en de plot niet wordt afgewikkeld: dat is Netflix. En als ik nu zeg tegen mensen omheen “Netflix is over het algemeen slechte kwaliteit narratief” dan worden mensen boos, dat is een onderzoek waard. Terwijl ik denk “waarom word je nu boos?”. Dit geheel terzijde. Maar video is een sterk medium. Video is audiovisueel, het heeft een hoog impactniveau, in goed verhaal vertellen. Je kan mensen echt meenemen in het verhaal. Of er nu een kernonderzeeër is gezonken en je moet een onderzoek naar doen, of je maakt documentaire naar het meisje met de parel. De Publieke Omroep heeft daarin een belangrijke taak, wat als je het aan de commerciële overlaat - zij hebben ook hun taak, maar die willen alleen het publiek verleiden. Die zitten niet in op - het is niet dat ze tegen zijn - samenleven, om maar even terug te komen op dat woord. Ik denk dat de publieke omroep, ook voor de toekomst, een belangrijke taak heeft voor de samenleving omdat je dingen kan laten zien die we met elkaar delen. Het pronkstuk is daar een goed voorbeeld van, er zijn andere programma die daar een goed voorbeeld van zijn. Misschien, maar dat is een ander debat, is Boer Zoekt Vrouw daar ook wel een goed voorbeeld van. En ander debat: misschien zette ik het scherp neer maar het is iets wat we delen, iets wat gemeenschap zin geeft. Iets wat zeker in deze periode veel belangrijker is dan 30 jaar geleden terwijl de impact van televisie toen groter was. Het is nu belangrijk omdat het heel erg versnipperd en we steeds meer, dat zien we toch, in onze eigen bubbel leven. En ik weet zeker dat we al duizenden jaren in onze eigen bubbel leven wat als je vroeger in Abcoude woonde kwam je misschien niet eens maandelijks in Amstelveen. Dat was ook een eigen bubbel. Misschien is het een goed idee om naar de omroeper te luisteren die van het ene dorp naar het andere gaat om te horen wat er zo'n beetje om je heen leeft, zodat je ook acceptatie hebt van wat er om je heen leeft. Nou, die omroeper kan je ook zien in de publieke omroep. En die omroep heeft een zeer te vertrouwen uitgangspunt, die omroep is namelijk van ons. Dus ja, als je tegen je kinderen wil zeggen welk nieuws ze het beste kunnen vertrouwen ga je toch de NOS zeggen - je gaat ook zeggen: “ze hebben het ook niet altijd bij het rechte end hoor, er zijn ook mensen die een individuele carrière willen, die net even slechte vragen stellen, of het net even anders opschrijven, maar als je iemand moet vertrouwen zou ik toch de NOS vertrouwen. Want er zijn geen aandeelhouders, geen andere belangen dan het nieuws. Er zijn wel individuele carrières maar die heb je overal. Aandeelhouders heb je bij RTL wel. Ik zeg niet dat je het nieuws niet mag vertrouwen, maar het is anders. En op het moment dat er geld tekort is, wat misschien in de toekomst gaat gebeuren, is de vraag hoeveel ze gaan investeren in het nieuws, en hoe goed dat nieuws dan wordt. Dus laten wij in vredesnaam ervoor zorgen dat de publieke omroep er is. Dat geld op meerdere vlakken dan alleen de documentaires en nieuws. Boer Zoekt Vrouw weet ik niet, dat is een andere discussie. Maar het is wel iets wat ons samen bindt. En ik noem het video omdat het een beetje gek is dat op een één of andere manier nog steeds hangen aan televisie - en dat ook zo benoemen - en dat de jonge mensen vooral zeggen: televisie is van vroeger. Iedereen kijkt heel veel video, en het aparte is: de twintigers en de tieners kijken video van lagere kwaliteit - wat prima is want ik was ook de Hitkrant, een blaadje van lage kwaliteit. Op een gegeven moment is het van belang dat je naar iets hogere kwaliteit gaat, dat hebben we allemaal. Misschien wil jij op je 15e enorm moeilijke boeken lezen, maar de meeste mensen niet. Dan op een gegeven moment word je wat ouder en je had wel wat interesses, of je bent door je ouders ergens mee naar toe genomen en op een gegeven moment krijg je inhoud. Die video moet ook nog inhoud krijgen. Dus we moeten oppassen hoe hysterisch we denken over de jonge generatie, hoe en vooral wat zij consumeren qua video. Dat is niet zorgwekkend, er zijn gewoon nieuwe genres ontstaan en het is de nieuwe Hitkrant. Waarop gegeven moment willen zij ook, en ik zich geen kunst, andere dingen ervaren. En de mens, en dat is ook al duizenden jaren zo, is in Bijlage A - !8 principe lui. Als iemand je een verhaal vertelt hoef niet lezen, dat doe je liever in het algemeen. En video is een hele lekkere manier. Dus de publieke oproep heeft daar straks ook weer een verbindende rol in om kwalitatieve inhoud, die kunnen de commerciëlen nu nog niet borgen en zeker niet de komende jaren omdat het business model van televisie- de ouderwetse kabels, een heel gek idee eigenlijk, gek concept, en nu al een gek concept. En dan al die commercials waar je meestal weg zapt- niemand wil laten zien dat gebeurt want dat gaan we vooral niet meten. Dus die gaan een probleem krijgen de komende jaren, die moeten veranderen. Zie Videoland, heel goed dat RTL dat wil, we kijken er wel heel argwanend naar maar het is heel goed dat ze daar in investeren. Dat is voor het hele landschap heel goed dat ze dat doen. Dus: die platforms komen, er komt zeker een platform in het Nederlands - mensen zoals jij en ik uit de Randstad zullen het niet erg vinden om de hele dag Engels te praten, maar geloof me, 96 procent van Nederland vindt het wel erg. Dus je krijgt een platform in een Nederlandse taal en daar moet de publieke omroepen een rol in hebben. Misschien ik niet als enige, misschien moeten er commerciële bij, dat maakt mij niet uit, daar ga ik niet over. Maar daar heeft de publieke omroep een rol in om te verbinden met de jongere groep je op een gegeven moment ook 30 en 40 is en 50.

Het is de verbindende rol die de publieke omroep haar bestaansrecht geeft.

Ja, en dat kan soms minder efficiënt zijn, maar soms is efficiency niet het enige argument. En het is populistisch om te zeggen: “allemaal grote gebouwen”, maar ja, misschien moet je daar wat aan doen. Maar het gaat niet alleen om efficiency, het gaat ook om betrouwbaarheid, en zorgen dat je bepaalde culturen met elkaar verbindt. Dat gaat SBS niet doen, dat is hun missie niet. En daarnaast: als je ook niet in platformen doet dan kunnen mensen wel zeggen dat de markt het wel gaat oppakken, maar luister, ik kan hier voor mezelf spreken, het geheim van de meester is gewoon een dure serie. Dan kan je je afvragen of dat wel zo duur moet zijn, dat mag iedereen aan mij vragen. Maar kunst, niet alleen ballet, maar ook series als Andere Tijden, even los van bezuinigingen, dat zijn goede programma’s. Dan kan je afvragen of de beeldtaal misschien wat naar jongere mensen vertaald kan worden, het heeft een heel erg tv-ritme. Maar goed, dat gaat particuliere ondernemingen niet doen. Het is een te groot risico, het is te duur. Dus lang leve de publieke omroep. En laten we discussiëren hoe het beter kan in plaats van te luisteren naar de Telegraaf en het te ver doordrijven van het liberalisme.

Wat is volgens u de toekomst van de publieke omroep? Hoe ziet de NPO er over 10, 20 jaar uit?

Geen idee. Nou, het is wel zorgwekkend. Het is wel een zorg omdat in Den Haag bij diverse partijen er betrekkelijk weinig kennis is over wat de publieke omroep betekent ofwel afhoudendheid omdat het slecht naar de kiezer is. Dat is ook mijn overtuiging hierin. Dat is een beetje moeilijk om te uiten omdat ik in dezelfde industrie zit, ik ben ook de verkeerde omdat te zeggen. Waarom zou je mij vertrouwen hierin? Daar ben ik altijd een beetje terughoudend in. Als je nu naar het politieke landschap kijkt gaat het niet goed. Het is een enorme fuck-up. Joop van de Ende zei op een gegeven moment, en dat is een mooi voorbeeld, in 1980 was de komst van commerciële televisie en hij was met zijn kanaal aan het komen. RTL wilde komen en van de Ende wilde komen met TV10. Joop van der Ende zei in een speech niet zo lang geleden, en daar had ik nooit zo over nagedacht, het toenmalige kabinet Lubbers heeft om de publieke omroep te verdedigen, hartstikke lief hoor de publieke omroep beschermen maar dat is het verkeerde, en om andere overtuigingen die ik nu even niet meer weet, een kordon om Nederland gelegd zodat er in Nederland geen commerciële omroepen konden ontstaan. In België hebben ze het tegenovergestelde gedaan. In België, rond Bijlage A - !9 dezelfde tijd, hebben ze gezegd: laten we de uitgeverijen een andere mensen uitnodigen om te kijken hoe we hier commerciële omroepen kunnen laten ontstaan. Want dan hebben ze er wat aan. Als je dan bijna 30 jaar later terugkijkt zegt hij, en ik had ook weinig twijfels om het anders te zien, toen zijn TV10 nog niet mocht komen was er wel een wetgeving dat je vanuit het buitenland wel kon komen. Dus, bedankt kabinet, goed gedaan door de politiek. Nu maakt het buitenland het, namelijk RTL, met Hei Elei Kuck Elei als trucje ’s ochtends om zes uur met een een Luxemburgs programmaatje waar niemand naar kijkt. Met zo een truc konden ze hier gaan uitzenden. Sterker nog: boven onze mediawet langs. Sterker nog: al het geld gaat ook nog eens naar buitenland, en naar buitenlandse aandeelhouders. Maar misschien zit de grootste fuck-up wel in het volgende, en dat had ik mij nooit gerealiseerd. In België is een heel gezond medialandschap ontstaan van uitgevers die aandeelhouder of mede eigenaar zijn van succesvolle commerciële zenders. Zij geven dus ook kranten uit als de gazet van Antwerpen. In Nederland is dat is niet gebeurd. In Nederland zijn niet die uitnodigingen gegaan naar uitgevers want dat werd verboden, want het ging allemaal naar RTL en later naar SBS, ook geen Nederlands bedrijf. Nu zie in België dat uitgeverijen veel beter de storm van dat papier niet meer door de bus komt veel beter doorstaan omdat ze ook nog een ander verdienmodel hadden namelijk de zenders. En je ziet dat de journalistiek elkaar niet kapot maakt op het publiek niveau als wel bij de kanten. In Nederland zal elke krant bijna slecht schrijven over een televisiezender en zeker de publieke omroep. De Telegraaf is het meest belachelijke voorbeeld. Dat kan je terugvoeren naar ’89. Als de Telegraaf wel een zender had mogen opzetten, of de Volkskrant, waren dat gezondere bedrijven geweest. Was de Volkskrant ook misschien nog wel Nederlands geweest. Ik ben niet tegen een Belg hoor, daar gaat het mij niet om, maar hij heeft een gezond bedrijf weten op te bouwen. Er is een gezondere arena ontstaan België. Dus toen van de Endemol daarmee kwam dacht ik jeetje, dat heeft de politiek wel een hele grote fout gemaakt. Wat nu zitten journalisten, waar we allemaal een beetje van moeten hebben, zeker in een wereld waar je niet meer weet wat de waarheid is als je goed uitkijkt, een beetje tegen elkaar in te klooien. En als de publieke omroep een scoop heeft in dat online wil zetten kan vinden alle kranten dat klote wat die mogen dat dan niet doen. In plaats van elkaar sterker te maken maken ze elkaar kleiner. Dat vond ik wel aardig inzicht.

Is het Nederlandse medialandschap, en dan vooral het televisielandschap, zoals we dat nu kennen houdbaar?

Er komt altijd wel wat anders. De consumptie is er, daar maak ik mij nooit zo druk over. Als je evolutie aan een kind uitlegt gaat het over een stap achterwaarts om er twee vooruit te kunnen zetten. Ik zou het jammer vinden als Nederland de enige is die nu een stap achteruit zet terwijl iedereen om ons heen vooruit gaat. Dan gaan we wel weer twee stappen vooruit hoor. In een wereld waarin taalgebied, journalistiek, het bedenken met elkaar, waarin je zegt van: hoe kom je aan je media consumptie?- mensen realiseren ook dat ze in een tijdlijn zitten. Social media- ik heb nog nooit een krampachtiger woord gehoord. Er is niets social aan. Het hangt aan het limbisch systeem van je hersenen, dat is het meest primitieve deel. Liken is niets socials, er gaat gewoon endorfine door je lichaam heen. Dat is één, dit is een geautomatiseerde verslaving. Het tweede ding is: ik zit in een tijdlijn en iemand anders bepaalt wat ik zie. Dan heb je nogal een rol als media, denk ik, om te verbinden. Ook publiek, maar ook de RTL en mensen die daarmee te maken hebben. Als laatste: als je niet commercieel bent dan kan je een onafhankelijkere hulpbron zijn voor de maatschappij.

Bijlage A - !10 Bijlage B Huisstijl Het pronkstuk van Nederland

AVROTROS. Het pronkstuk van Nederland. 18 december 2017. .

No Candy. Het pronkstuk van Nederland. 23 januari. .