De Weerliicke Liefden Tot Roose-Mond
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
De weerliicke liefden tot Roose-mond Justus de Harduwijn editie O. Dambre bron Justus de Harduwijn, De weerliicke liefden tot Roose-mond, 1613. (ed. Dr. O. Dambre.) Tweede herziene en bijgewerkte druk. Tjeenk Willink/Noorduijn, Culemborg 1978. Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/hard001weer01_01/colofon.htm © 2001 dbnl / erven O. Dambre 6 Dr. O. Dambre overleed te Gent op 23 juni 1972. Het was zijn hartewens de publicatie van deze herdruk nog te mogen beleven. Deze wens is helaas niet in vervulling gegaan. De tekst van deze uitgave heeft Dambre nog wel zelf klaargemaakt. De redactie Justus de Harduwijn, De weerliicke liefden tot Roose-mond 7 Woord vooraf bij de eerste druk Ongeveer een eeuw nadat J.M. Schrant, in zijn gentse intreerede 1 ‘Over het beoefenswaardige der Nederlandse Tale’, Justus de Harduwijns naam uit de vergetelheid opdiepte, ontdekte een ander gents professor, Dr. R. Foncke 2, het ‘Roose-mond’-unicum; hij beschreef het bibliografisch, situeerde het literair-historisch, gaf het met passend commentaar weer uit 3. Eveneens omtrent een eeuw nadat dezelfde Schrant zijn Harduwijn-bloemlezing 4 in het licht gaf, verscheen van onze hand een monografie over de dichter, weldra gevolgd door een nieuwe keur uit zijn poëzie 5 en een facsimile-druk 6. Onze belangstelling en onze bewondering voor de renaissancist de Harduwijn dankten wij overigens in de eerste plaats aan de colleges van een derde gents professor, wijlen Karel van de Woestijne. Dr. Foncke's en onze navorsingen en onthullingen wekten bij velen uit Zuid en Noord verrassing en vreugde. En zo werden de pijlers opgetrokken van de triomfboog, waaronder de zuidnederlandse dichter Justus de Harduwijn zijn blijde intrede zou houden in de huidige algemeen-nederlandse letterkundige geschiedenis. Hij werd opgenomen in een groeiende waardering. Alle nederlandse literair-historici van naam hebben zijn lof verkondigd en hebben door hun beschouwingen tot een juister inzicht in de betekenis van zijn oeuvre bijgedragen. Vooral mogen hier worden vermeld: Anton van Duinkerken, Gerard Knuvelder,W.J.C. Buitendijk, M. Brauns en Prof. Dr. E. Rombauts, die in zijn meesterlijk overzicht van de zeventiende-eeuwse letterkunde in Zuid-Nederland 7 de kroon zette op aller navorsingen en waardering. Onze hulde gaat echter bovenal naar Prof. Dr. R. Foncke, die ‘Roose-mond ’ uit haar honderdjarige slaap bevrijdde, en haar ‘gaeven rijck aen 1 ‘Gehouden ter aanvaarding van het hoogleeraarsambt in de Nederandsche Taal- en Letterkunde aan de Hoogeschool te Gend’ ‘den derden van Louwmaand 1818’, blz. 47. 2 Op de J. de Harduwijn-herdenking te Oudegem in juni 1954 onthulde Dr. R. Foncke hoe hij, door bemiddeling van zijn vriend, wijlen Dr. A. Jacob, het bundeltje in handen kreeg. 3 Zie achteraan de bibliografische aantekeningen A Ia (1922), B (1913, 1917). 4 Uitgelezene Dichtstukken van Justus De Harduyn (Zalt-Bommel, 1830). 5 Zie bibl. aant. B, 1926 en 1927. 6 Zie bibl. aant. A Ib (1942). 7 Dl. V der Geschiedenis van de Letterkunde der Nederlanden, onder redaktie van Prof. Dr. F. Baur (Antwerpen, Brussel, 's-Hertogenbosch) blz. 379-482. Justus de Harduwijn, De weerliicke liefden tot Roose-mond 8 elcken-een ontbond’ 1. Hem dragen wij eerbiedig deze heruitgave op. Moge ons nieuw commentaar hem welkom zijn! Dat de Redactie van de Zwolse Drukken en Herdrukken ons de gelegenheid bood de ‘Roose-mond ’-bundel aan een nieuw onderzoek te onderwerpen, en ons daarbij raadgevend te hulp stond, stemt ons tot oprechte erkentelijkheid. Vooral ten opzichte van Prof. Dr. E. Rombauts voelen wij ons verplicht: zijn vriendschap is ons in jaren van beproeving een hechte steun en een bestendige aanmoediging geweest; en zijn op- en aanmerkingen zijn onze ‘ Roose-mond ’-aantekeningen zeer ten goede gekomen. Gent, 1955 Bij de herziene tweede druk Het gunstig onthaal dat de eerste heruitgave te beurt is gevallen, alsmede de in literair-historische en in onderwijskringen verhoogde belangstelling voor de eerste voldragen sonnettenkrans uit de nederlandse literatuur heeft ons met vreugde vervuld. Vooral hen zijn wij erkentelijk die er aanleiding in vonden tot verder vorsen of tot uitwerken van aanvullende gegevens: in het bijzonder litt. neerl. doctª M.A.F. Ostendorf voor haar inzichtrijke studie over de cyclische bouw van de bundel, Dr. L.C. Michels en Dr. C.F.P. Stutterheim voor hun terechtwijzende annotaties, F.J. Couwenbergh voor zijn acrostichon-vondst, Lic. F.A.J. Dambre voor zijn marginalia i.z. creatieve imitatie, alsmede de redactieleden en vooral dan Prof. Dr. E. Rombauts voor hun wenken en suggesties. Bij de voorbereiding van de tweede druk hebben wij steun gehad aan hun adviezen en commentaren; anderzijds hebben wij aan de hand van persoonlijke nieuwverworven inzichten inleiding en aantekeningen bij- of omgewerkt. Zo hebben wij opnieuw genoten van de veelzijdige schoonheid van de Harduwijns innemende poëzie en dankbaar teruggedacht aan onze promotor wijlen Prof. Karel van de Woestijne, wiens ‘Roose-mond ’-bewondering ons gedurende nu een halve eeuw in ontelbare uren van toegespitste studie is blijven bezielen. Oprechte erkentelijkheid zijn wij nog verschuldigd aan alwie ons op die lange weg hebben aangemoedigd; in het bijzonder aan F.A.J. Dambre en W. Waterschoot die welwillend de drukproeven hebben nagelezen en helpen verbeteren. Gent, 1972 DR. O. DAMBRE 1 Roose-mond, Sonnet II. Justus de Harduwijn, De weerliicke liefden tot Roose-mond 9 Inleiding A - Biografie Justus de Harduwijn 1 werd 11 april 1582 - onder de calvinistische republiek - te Gent geboren, als zoon van François en Livina Tayaert. Voor zijn geboortestad, brandpunt van handel en humanisme, was het een noodlottig decennium. Tijdens een verbeten, uitputtend duel wisselden de kansen van voor- en tegenstanders van de Hervorming herhaaldelijk; plundering van kerken en kloosters, wederzijdse verdachtmakingen en arrestaties, uitwijking op grote schaal - nu van de roomsen, dan van de geuzen - ontwrichtten en verlamden alle burgerlijk en geestelijk leven. De families de Harduwijn en Tayaert waren roomsgezind gebleven, en zo gebeurde dat ook François de Harduwijn, die deurwaarder was bij de Raad van Vlaanderen, op 23 juni 1584, samen met andere geloofsgenoten, door de calvinisten in hechtenis werd genomen en in een interneringskamp opgesloten; zij bleven er voor hun geloofsovertuiging boeten, totdat de katholieke hertog van Parma in de herfst van hetzelfde jaar de stad weer veroverd had. De voorvaderlijke roomse trouw van de ouders, nu door beproeving en lijden gestaald, werd aldus de eerste hechte stempel die in het gemoed van Justus onuitwisbaar zou worden geprent. Overigens waren, naar het getuigenis van de tijdgenoot-historiograaf Antonius Sanderus 2 beide families van adel, en ze behoorden tot een wijdere kring van zelfbewuste gentse geestesaristocraten, wier humanistisch ideaal in de leus ‘semper ad ardua’ 3kernachtig tot uitdrukking 1 Voor aanvullende gegevens raadplege men vroegere publikaties (zie achteraan, de bibliografische aantekeningen). Wat de spelling van de familienaam van de auteur betreft, moge op het volgende worden gewezen: in 17de-eeuwse oorkonden ontmoet men de fonetische drielettergrepige varianten ‘Harduwijn. Hard(e)wijn, Harduijn, Harduyn, Lat. Hardewinus, Harduin(i)us’; de auteur zelf spelde steeds ‘Harduyn’, uit te spreken ‘Hardu(w)ijn’, zoals o.a. blijkt uit de ermee overeenstemmende rijmwoorden in de lofgedichten. Ten einde een foutieve tweelettergrepige uitspraak op ‘uin’ te voorkomen, gebruikten wij in onze eerste publikaties de vorm ‘Harduijn’, zoals die o.a. voorkomt in de approbatie en het privilegie van de ‘Goddelicke Lof-Sanghen’ (1620). Daar dit niettemin nog aanleiding gegeven heeft tot vergissingen in de uitspraak, hebben wij later de voorkeur gegeven aan de fonetische drielettergrepige schrijfwijze ‘Harduwijn’. 2 Flandria Illustrata (Hagae Comitum, Brux., 1735, I 365). 3 Maximilianus Vrientius (De Vriendt), Epigrammatum libri IX (Antv., 1603), blz. 50. Justus de Harduwijn, De weerliicke liefden tot Roose-mond 10 komt. Hun idealisme oefende vanzelfsprekend weldoende invloed op Justus uit: zij allen, die ijverden voor de heropstanding van het zo gehavende Gent, en de roem hunner stad in een wedijver van latijnse lofdichten bezongen, zij boezemden ook hem een gentse trots in, die hij tot aan zijn levenseinde trouw zou blijven belijden; en zij wakkerden hem tot een hoger geestesleven aan. Vooral twee persoonlijkheden hebben daartoe bijgedragen. Allereerst de dichterlijk begaafde vader († 1609): jaren lang had hij in Frankrijk in Plejadekringen vertoefd 1; in eigen land teruggekeerd, had hij enige tijd als corrector bij Plantijn teAntwerpen gefungeerd en hij was er de vriend geworden van Jonker Jan van der Noot; te Gent, waar hij zich later vestigde en omstreeks 1580 in het huwelijk trad met Livina Tayaert, stond hij na het luwen van de godsdiensttwisten, bij het gloren van een betere tijd, in hoge achting: men begroette hem als de verkondiger van een nieuw poëtisch credo. Bij zulk een vader vond de jonge Justus al heel vroeg een gunstige atmosfeer voor studie, en ongetwijfeld ook een keur van boeken waaruit de nieuwe geest woei. En wellicht is een nog grotere stuwkracht uitgegaan van zijn oom Maximiliaan de Vriendt († 1614). Die geestdriftige, vrome humanist beschouwde zich als Justus' tweede vader en nam hem onder zijn bijzondere hoede. Mede onder zijn impuls ging Justus de humanistische weg op. Het eerste taalonderwijs genoot hij bij Simon van de Kerckhove († 1626), bestuurder van de gentse ‘schola