Zelkova – Sortimentsoverzicht

Ing. G. Fortgens

In 1970 behandelde F.J. Fontaine het sortiment in Dendroora nr. 7. Op twee en een halve pagina werd geschreven over respectievelijk de soorten Z. carpinifolia, Z. serrata, Z. sinica en Z. verscha eltii (althans zó vermeld). Tegenwoordig is er veel meer te schrijven over het sortiment Zelkova. Niet alleen zijn er meer soorten in omloop in tuinen, parken en op kwekerijen, er zijn ook cultivars beschikbaar gekomen én ook de kennis over de oorsprong

en verspreiding van het geslacht is enorm toegenomen. (: )

Zelkova blijkt een zeer lange en interessante Verspreiding dig alleen op Sicilië voorkomende soort Z. sicula men) met grotere, dieper ingesneden bladeren geschiedenis te hebben. Een op dit moment heikel Het geslacht Zelkova kan worden opgesplitst is wellicht de laatst overlevende nazaat. Gezien en fertiele takken (met bloemen) met kleinere onderwerp als klimaatverandering hee in het naar verspreiding in twee hoofdgroepen: een de mogelijke hybride oorsprong van deze soort bladeren en minder diep ingesneden bladranden. verre verleden grote invloed gehad op de versprei- ‘westelijke’ groep in het zuidwestelijk Euraziatisch- wordt aangenomen dat er toen (voorouders van de Bij oudere exemplaren van Z. carpinifolia kan dit ding, soortvorming én het overleven van Zelkova. gebied, met de soorten Z. abelicea, Z. carpinifolia huidige) Z. abelicea en Z. carpinifolia in dat gehele goed worden waargenomen. Het aantal zijnerven Het geslacht Zelkova is een klein geslacht uit de en Z. sicula, en een ‘oostelijke“ groep in Oost-Azië, gebied voorkwamen. Z. abelicea wordt nu alleen van de Oost-Aziatische soorten (meer dan 8 bij iepenfamilie (). Hiertoe behoren onder met de soorten Z. serrata, Z. schneideriana en op Kreta aangetroen, terwijl Z. carpinifolia verder Z. schneideriana, Z. serrata en Z. sinica) is groter meer ook Hemiptelea, Planera en Ulmus. De naam Z. sinica. oostwaarts groeit in Klein-Azië. dan dat bij de Mediterrane- en Centraal-Aziati- stamt van de volksnamen Selkwa, Zelkoua of Het oorspronkelijke groeigebied van Zelkova, In Oost-Azië beslaat het groeigebied grote delen sche soorten (tot 8 bij Z. abelicea, Z. carpinifolia Zelkua die allen duiden op de hardheid van het miljoenen jaren geleden bestaand uit grote delen van het vasteland (China) met daarnaast gebieden en Z. sicula). Bij het uitlopen is vooral bij de hout. De naamgever van het geslacht, Edouard van het noordelijk halfrond, is ten gevolge van op de eilanden van Japan en op Taiwan. Lange ‘oostelijke’ soorten het jonge blad rood getint, Spach (Frankrijk, 1801–1879), hee de naam klimaatveranderingen, waaronder de verschillende tijd stonden deze groeigebieden met elkaar in maar al snel kleurt het blad groen. De herfstkleur Zelkova mogelijk gebaseerd op een tekst (waarin ijstijden, thans beperkt tot voornoemde gebieden. verbinding, totdat, ten gevolge van de opwarming varieert van geelbruin bij de ‘westelijke’ soorten tot wordt gesproken van de volksnaam Selkwa voor De oorsprong van het geslacht Zelkova ligt waar- na de ijstijden populaties geïsoleerd raakten op geelbruin, oranjebruin en roodbruin bij de ‘ooste- een met als naam Rhamnus ulmoides) uit schijnlijk in Noord-Amerika, gezien de fossielen gebergten. Daarnaast speelde dat de zeespiegel lijke’ soorten. Het blad is afwisselend geplaatst en een publicatie (in het latijn) van L.B. Friderico van bladeren die daar zijn gevonden. Wat betre steeg waardoor populaties op eilanden achter- bij alle soorten hee het een enkelvoudig gezaagde Marschall a Bieberstein, uitgegeven in 1808: “Flora het voorkomen in Europa zijn fossiele afdrukken bleven. bladrand, in tegenstelling tot bijvoorbeeld Ulmus taurico-caucasica exhibens stirpes phaenogamas: in bekend uit Frankrijk en verder oostwaarts tot in (iep), waarvan de bladrand dubbel gezaagd is. Net Chersoneso Taurica et regionibus caucasicis sponte Zuidoost-Europa. Verder is uit pollenmonsters Morfologische en taxonomische kenmerken als de iep hee Zelkova weliswaar een scheve blad- crescentes”. gebleken dat Zelkova tot circa 31.000 jaar geleden De bladeren van alle soorten zijn nogal variabel in voet, maar aan één scheut verloopt dit van het eer- voorkwam op het Italiaans schiereiland en tot grootte, zelfs aan één enkele tak. Maar ook zijn er ste zijblaadje van duidelijk scheef naar veel minder circa 20.000 jaar geleden op Sicilië. De tegenwoor- verschillen tussen vegetatieve takken (zonder bloe- uitgesproken scheef aan de eindstandige bladeren.

98 99    [] Zelkova carpinifolia; fossiel Teylers Museum Haarlem Zelkova abelicea Zelkova abelicea (: ) (: ) (: )

De bladsteel is (zeer) kort en behaard. De bloei een belangrijke bosboom voor houtproductie. top- en takstere kan dood hout in de kroon (na de bladontwikkeling) en vruchtzetting In Japan kunnen oude exemplaren worden aan- worden aangetroen. Dit dode hout, een invals- vallen respectievelijk in de periode maart-april getroen in productiebossen met een zeer rechte poort voor aantasting door meniezwam (Nectria en de periode september-oktober. De mannelijke en doorgaande stam. Het hout staat bekend om cinnabarina), kan beter worden verwijderd. bloemen staan in clusters bijeen in de bladoksels de hardheid en is geliefd voor stevige constructies. van overjarige twijgen, de vrouwelijke, soms twee- Het is zeer duurzaam en wordt in alle gebieden Sortiment slachtige, bloemen zijn alleenstaand of soms met hoog gewaardeerd als timmerhout, voor hout- Zelkova abelicea; op Kreta meer bijeen en verschijnen in de bladoksels van draaiwerk en voor het maken van kleine houten Z. abelicea (Lam.) Boiss. (: ) de nieuw gevormde scheuten. De bloeiwijzen zijn voorwerpen. Wereldwijd wordt Zelkova thans Syn.: Ulmus abelicea (Lam.) Sm. groenachtig van kleur. De vrucht is een ongelijk- vooral aangeplant als sierboom in parken, als Zelkova cretica (Sm.) Spach namelijk in vier aparte berggebieden (Lea Ori, rondachtig tot kommavormig steenvruchtje, straatboom in brede lanen en in mindere mate Onder gunstige omstandigheden kan deze soort Psiloritis, Dikti en rypti) die onderling 20-50 groen-groenbruin van kleur en – meestal – in (smallere) straten. tot een middelgrote boom van 10-15 m uitgroeien. kilometer uiteen liggen. Tussen de populaties zijn alleenstaand geplaatst in de bladoksels. In zijn natuurlijk verspreidingsgebied blij de genetische verschillen aangetroen. Dit kan er op Ziekten en plagen boom, door begrazingsdruk en droogte, meestal wijzen dat dit al heel oude populaties zijn, waar- Vermeerdering Verschillende soorten van de iepenspintkever een kleine sterk vertakte struik. Slechts af en tussen weinig of geen genetische (door onderlinge Vermeerdering is mogelijk door enten, stekken, kunnen in hun natuurlijke verspreidingsgebied toe zijn exemplaren te vinden die een stam met bestuiving) uitwisseling hee plaatsgevonden. zaaien en a eggen. Handveredeling wordt gedaan worden aangetroen op de daar voorkomende een kroon hebben. Het blad hee een zeer korte Feitelijk gaat het op Kreta om een relictpopulatie in februari, stekken in juni/juli, in medium 2:1, Zelkova-soorten. Er is dus een kans aanwezig dat bladsteel, is nagenoeg zittend, klein tot zeer klein van een groter, meer noordelijk gelegen, versprei- met 0.5% ibz. Zaad wordt gestraticeerd en in de schimmel ( en O. novo-ulmi)) (tot 3 x 1,5 cm) bij jonge (en veel aangevreten) dingsgebied van vóór de ijstijden. De topograe maart gezaaid bij 15 ° Celsius. Bij Z. carpinifolia die de iepziekte veroorzaakt wordt overgebracht. exemplaren. Het blad hee 4-7 paar zijnerven. van het eiland Kreta in combinatie met de regen- (soms ook bij de andere soorten) kunnen wortel- Maar over de gevoeligheid voor iepziekte bestaat De bladrand is gezaagd en hee 4-7 brede tanden rijke bergrug hee het overleven van deze popu- uitlopers worden uitgestoken en afzonderlijk er rond Zelkova onvoldoende duidelijkheid. per kant. De blaadjes zijn stevig, een beetje leer- laties mogelijk gemaakt. De groeiplaatsen liggen worden opgekweekt. Soms wordt de (tak-) stere toegeschreven aan achtig, de nerven liggen diep en de onderzijde van op de centrale bergrug en zijn vooral te vinden op Tijdens de opkweek tot een éénstammige boom- deze ziekte maar duidelijke bewijzen ontbreken. het blad is spaarzaam behaard op de bladnerven. noordhellingen en langs waterlopen die ’s zomers vorm is goede begeleidingssnoei en opbinden Er wordt aangenomen dat Z. carpinifolia (licht) Het bladoppervlak hee een heel jne witte, was- niet geheel opdrogen. De bomen komen voor van noodzakelijk. gevoelig is voor iepziekte en Z. serrata resistent. achtige beharing die op afstand een grijzige indruk een hoogte van 900 m tot (1.150 m -) 1.800 m In Kew Gardens liet men in de jaren zeventig een aan de plant gee. Deze eigenschap komt bij de boven zeeniveau. Sporadisch worden hier tot Standplaats en toepassing door iepziekte zware aangetaste Z. serrata nog lang andere Zelkova-soorten niet voor. De eenjarige bomen uitgegroeide exemplaren aangetroen, het Zelkova hee een voorkeur voor een vocht- staan. Uiteindelijk bezweek ook de Z. carpinifolia twijgen zijn bruin, aanvankelijk behaard, later merendeel is echter niet meer dan een door geiten houdende, voedzame bodem. Wind wordt goed die er naast stond. in het seizoen kaal. De overjarige twijgen zijn kortbegraasd, laag en zeer dicht struikgewas, vaak verdragen en de boom is ook redelijk zoutbesten- In Japan kan Zelkova serrata worden aangetroen donkerbruin en hebben lenticellen. samen Quercus coccifera en Acer sempervirens. dig. Tegenwoordig wordt Zelkova in Azië vooral met daarin een maretak: Viscum coloratum (Kom.) Z. abelicea, in het Grieks Ambelitsia genoemd, De eerste vermelding over Z. abelicea komt uit een gebruikt als sierboom. Voorheen was het daar ook Nakai (syn. V. album var. coloratum Ohwi) Door komt alleen voor op het eiland Kreta, voor- brief aan Clusius uit 1594. Hierin staat een korte

100 101    [] donkergroen aan de bovenzijde en lichtgroen aan de onderzijde. Aan de bladrand en op het blad- oppervlak aan de boven- en onderzijde zit spaar- zame beharing (kort naaldvormig), de nerven aan de onderzijde zijn behaard. De bladsteel is zeer kort (1-2 mm) en behaard. De eenjarige twijgen zijn groenbruin, behaard en spaarzaam bezet met lenticellen. De overjarige twijgen zijn groenbruin en zijn bezet met ronde lenticellen. Z. carpinifolia hee een groot, maar versnip- perd, verspreidingsgebied in het Trans-Kaukasus gebied van westelijk Azië: Azerbeidzjan, Georgië, Armenië, Iran en Turkije. Dit gehele gebied wordt beschouwd als een belangrijk refugiumgebied met relicten (nazaten die elders zijn verdwenen) van een ora van miljoenen jaren geleden. In dit grote verspreidingsgebied kunnen twee hoofd-versprei- dingsgebieden worden herkend: oostelijk gelegen in de landstreek Hyrcanië (Talysh en Alborz gebergten) en westelijk in het Colchis gebied in Zelkova carpinifolia Zelkova carpinifolia ‘Verschaeltii’ Georgië, alwaar de boom selkwa wordt genoemd. Zelkova carpinifolia (: ) (: ) Genetisch blijkt er veel diversiteit te zijn binnen (: ) de Zelkova’s uit dit gebied. Recent moleculair beschrijving van de boom en ook wordt vermeld spreidingsgebied gebeurt vooral door wortel- onderzoek wijst op een splitsing in de huidige is bekend uit 1780. Het duurde echter tot 1849 dat het hout en zaagsel dezelfde geur hebben als uitlopers. In cultuur kan de boom worden geënt groeigebieden die al miljoenen jaren geleden voordat Z. carpinifolia als aparte species werd sandelhout. Voordat duidelijk was dat deze boom (op Z. serrata) maar laat zich door wortelstek of plaatsvond. Naast deze twee hoofdgebieden beschreven. Het is een langzaam groeiende boom behoorde tot het geslacht Zelkova is hij ook aange- zomerstek (augustus) van jonge scheuten goed komen ook versnipperd in dit gehele gebied die een hoge leeijd kan bereiken. Het hout zien voor een eik en voor een iep (respectievelijk vermeerderen. De grote genetische variatie binnen nog andere populaties voor. Dit kan er op wijzen wordt in zijn natuurlijke verspreidingsgebied Quercus abelicea en Ulmus abelicea). Vervolgens deze soort zou mogelijkheden kunnen bieden voor dat er lang geleden uitgebreide Zelkova-bossen zeer hoog aangeslagen als sterk en zeer duurzaam duurt het tot 1879 voordat de soort beschreven selectie op groeivormen. Vermeende resistentie voorkwamen in het gehele Trans-Kaukasische constructie hout. De bomen die in het verleden wordt. De naam Zelkova cretica (1841) kon geen tegen iepziekte lijkt mogelijkheden te bieden gebied. Paleobotanische onderzoeken duiden zijn aangeplant op diverse plekken in parken en stand houden door de prioriteit van de soort- binnen het sortiment van de iepenfamilie. op een periode van rond de 6.000 jaar geleden. botanische tuinen in West-Europa zijn tamelijk aanduiding abelicea (1785). Veel daarvan is nu verdwenen. In het groeigebied uniform met een kenmerkende laag aangezette De verspreiding in cultuur is tegenwoordig Z. carpinifolia (Pall.) K.Koch komen naast Z. carpinifolia onder andere ook sterk opgaande vertakking en een bezemachtige, voornamelijk beperkt tot botanische tuinen Syn. Zelkova hyrcana Grossh. & Jarm. voor Quercus castaneifolia, Quercus hartwissiana, dichte kroon. Een verklaring hiervoor kan zijn dat (o.a. in Trompenburg Tuinen en Arboretum, Zelkova carpinifolia subsp. yamraensis Castanea sativa, Diospyros lotus, Pterocarya de boom gemakkelijk uitlopers maakt die, een- Rotterdam, Botanischer Garten Universität Ansin & Gercek fraxinifolia en Parrotia persica. maal uitgestoken, een snelle verspreiding mogelijk Zurich, Zwitserland, Jardins Botaniques de Grand Met een sterk opgaande groeiwijze kan deze Uit moleculair onderzoek is gebleken dat maken. Toch blijken er ook afwijkende typen te Nancy, Frankrijk, Royal Botanic Gardens Kew, boom tot 30 m hoog worden en zeker 10 m breed. Z. hyrcana Grossh. & Jarm., beschreven uit zijn die een uitstaande vertakking hebben met, Londen, en Yorkshire Arboretum, Castle Howard, Opvallend is de lage, al vrij zware takaanzet op de populaties in het Talysh gebergte, zuidelijk dien ten gevolge, een bredere kroon. Gezien de beiden in het Verenigd Koninkrijk). De boom is stam en de bezemachtige vertakking in de kroon. Azerbeidzjan en Z. carpinifolia subsp. yamraensis uit onderzoek aangetoonde grote genetische diver- winterhard gebleken op uiteenlopende groeiplaat- De bast van de boom is grijsachtig, vrij glad en Ansin & Gercek, aldus beschreven van populaties siteit van Z. carpinifolia in het natuurlijk groei- sen in West-Europa. Hier ontwikkelt Z. abelicea schilfert soms op latere leeijd met kleine plaatjes bij Trabzon, Noordoost-Turkije, niet afwijkend gebied is het dus zeker te verwachten dat er nog zich onder gunstiger omstandigheden dan in de af waardoor de onderliggende, lichter gekleurde, zijn van de soort en dus als synoniemen kunnen meer verschillen zijn. Herintroductie vanuit ver- bergen op Kreta tot een middelgrote boom met bast zichtbaar wordt. Het blad is stevig, eirond worden beschouwd. schillende groeiplaatsen uit het Trans-Kaukasisch een dicht vertakte kroon. Ofschoon de boom tot ovaal, 4-10 cm x 2,5-6 cm. De bladrand is De eerste introductie in Europa schijnt ongeveer gebied zou hier waardevol kunnen zijn. bloeit en zaad zet komen er zelden zaailingen gezaagd en hee tot 8 paar zijnerven eindigend in tegelijkertijd in Frankrijk en Engeland rond 1760 uit voort. Vermeerdering in zijn natuurlijk ver- even zoveel tanden aan de bladrand. Het blad is te hebben plaatsgevonden. Een latere introductie

102 103    [] Zelkova abelicea Zelkova carpinifolia Zelkova serrata Zelkova serrata ‘Goblin’ (: ) (: ) (: ) (: )

Zelkova carpinifolia ‘Verschaeltii’ Zelkova schneideriana Zelkova serrata ‘Ogon’ Zelkova serrata ‘Variegata’ (: ) (: ) (: ) (: )

104 105    [] Zelkova carpinifolia Zelkova schneideriana (: ) (: )

Z. carpinifolia ‘Pyramidalis’ Augustin Henry dacht aan een mogelijke hybride Deze naam circuleert in voorraadlijsten en catalogi van Z. abelicea met Z. carpinifolia. Deze gedachte van kwekerijen maar het betre hier zeer waar- van een hybride-oorsprong werd later onderzocht schijnlijk de meest gangbare vorm van Z. carpinifo- door Santamour (1983). Hij concludeerde dat lia, dus bomen met een smal opgaande groeiwijze. ‘Verschaeltii’ een hybride is op basis van avo- noïden die worden aangetroen in ‘Verschaeltii’ Z. carpinifolia ‘Verscha‚eltii’ en die ook aantoonbaar zijn in de soorten Zelkova schneideriana Syn.: Ulmus campestris var. verschaeltii Z. serrata en Z. carpinifolia. Door Ben Zonneveld, (: ) Dippel Universiteit Leiden, uitgevoerde wegingen van Zelkova ×verschaeltii (Dippel)Nicholson DNA per celkern gee een vrijwel identieke zijn grijs tot grijsbruin (bij Z. serrata roodbruin naar Zuidoost-China. Ten gevolge van groot- Over de status en herkomst van deze cultivar is al hoeveelheid voor Z. carpinifolia en voor tot bruin en dicht grijswit zacht behaard, (bij schalige kap (onder andere voor het zeer lange tijd veel te doen. In het wild komt de boom ‘Verschaeltii’. Met dat van Z. serrata kwam dat Z. serrata: kaal tot spaarzaam). De bladeren zijn gewaardeerde hout) zijn er nog maar sporadisch niet voor, althans is deze tot op heden nooit aan- minder overeen. Op basis hiervan én op uiterlijke ovaal tot langwerpig en lang toegespitst, tot 10 cm restanten aanwezig. Alleen in Zhejiang, Hunan, getroen. Waar is de boom gevonden (was dat op kenmerken wordt ‘Verschaeltii’ hier beschouwd x 4 cm. De bladsteel is kort, 2-5 mm. De bladrand Hubei en Guizhou komt de boom nog in aanzien- de kwekerij Van Houtte in Gent rond 1885?) en is als behorend tot de soort Z. carpinifolia. Wél wordt is gezaagd en hee (8-) 10 paar zijnerven. Het blad lijke hoeveelheden voor. De boomsoort hee des- het nu wél of níet een hybride (en zo ja: wat zijn uitgekeken naar onderzoek dat kan leiden tot beter en de bladsteel zijn dicht en zacht behaard aan de ondanks toch de status van bedreigd gekregen. dan de ouders)? gefundeerde inzichten. onderzijde. De bovenzijde van het blad is dofgroen In Hilversum staat een forse Z. schneideriana op De Vos beschreef deze boom in ieder geval in 1877 ‘Verschaeltii’ groeit uit tot een grote struik tot en voelt ruw (schuurpapier) aan door de vrij lange, de Noorderbegraafplaats. Deze boom is midden (als Ulmus), waarschijnlijk ook al eerder. Lavallée kleine boom met een hoogte van 8-10 (-13) m. naar de bladpunt gerichte, haren. jaren ’80 van de vorige eeuw in Duitsland aan- beschrij al Ulmus campestris var. werschaeltii Kenmerkend is de diep ingesneden bladrand. De boom is ontdekt door de Oostenrijkse botani- gekocht. Destijds in een maat 35-40. Mooie (syn. Z. ×verschaeltii (Dippel) Nicholson) in Kew Bean vermeldt dat de boom al sinds 1886 in cus en reiziger Heinrich Handel-Mazzetti. Hij exemplaren zijn ook bekend uit het Arboretum Handlist 2:145 (1896). Dippel was de eerste die de cultuur is, winterhard is, langzaam groeit en hee deze soort in 1929 beschreven en vernoemd National Des Barres, Nogent-sur-Vernisson, boom rangschikte onder Zelkova, met een a„eel- een bossige kroon vormt. Grote exemplaren van naar zijn reisgenoot Camillo Schneider. De ver- Frankrijk, Von Gimborn Arboretum, Doorn. ding in zijn Handbuch der Laubholzkunde, Vol. II, ‘Verschaeltii’ staan in Hilversum, onder andere moedelijke eerste introductie was in 1934 als g. 14, 1892. Tot die tijd werd gedacht dat het een op de Buisweg en Johan Gerardsweg. Deze bomen geschenk uit China aan het U.S. Department of Z. serrata (unb.) Makino iep was, Ulmus pendula laciniata Pitteursii Hort., zijn beperkt opgekroond en hebben een specieke Agriculture (weliswaar onder de naam Z. serrata). syn. Z. serrata var. tarokoensis (Hayata) Li maar een bloeiende boom in 1908 in Parijs leidde kroonvorm en afschilferende schors op de forse In Europa wordt de eerste introductie pas vermeld Z. tarokoensis Hayata naar de juiste conclusie dat het een Zelkova betre. stammen en de zware zijtakken. in 1965. Pas aan het eind van de jaren ’70 van de Grote boom tot 30 m in het wild, vaak al laag Dippel veronderstelde dat de boom uit Oost-Azië vorige eeuw komen er meer vermeldingen voor. vertakkend, met een dicht vertakte kroon en aomstig was. Maar de uiterlijke kenmerken Z. schneideriana Hand.-Mazz. In 2016 is deze boom beperkt verspreid aanwezig een stamomtrek van meer dan 3 m. In cultuur komen meer overeen met Z. carpinifolia dan met Forse bomen met een hoogte tot 35 m. De schors op kwekerijen in Nederland. in Nederland tot 15 (-20) m hoog wordend. de Aziatische soorten. Hieruit valt eerder een is (donker-) grijs tot grijsbruin en is bij oudere Z. schneideriana hee een groot maar versnipperd De schors is (licht-) grijs en afschilferend met Kaukasische herkomst te verwachten. bomen gegroefd en afschilferend. De twijgen verspreidingsgebied lopend van Zuidwest-China afgeronde plaatjes, vaak in een mooi patroon.

106 107    [] De vrijkomende onderliggende schors is oranje- dat laag vertakte, vrijstaande bomen maar er bruin en verkleurt spoedig naar grijsachtige tinten. worden met regelmaat bomen gezien met een De twijgen zijn bruin tot bruinrood en bijna altijd hoge, niet vertakte stam, als gevolg van regelmatig kaal, soms spaarzaam behaard (in tegenstelling opkronen. Ook in productiebossen was dit gebrui- tot Z. schneideriana waar ze dicht grijswit zacht kelijk om lang en recht stamhout te verkrijgen. In behaard zijn). Het blad is ovaal tot langwerpig West-Europa verdraagt de boom diverse grond- en lang toegespitst, tot 9 x 3 cm. De bladsteel is soorten, liefst voedselrijk, mits niet te droog en 5-10 mm. Aan de voet van de bladsteel zit een goed ontwaterd. Z. serrata is goed windbestendig; duidelijk zichtbare, grotere donkerbruine knop ook tegen zeewind. Op een niet juiste standplaats met een klein nevenkopje (bij Z. schneideriana toch tamelijk gevoelig, hetgeen blijkt uit dood en Z. sinica minder zichtbaar). Het blad hee hout in de kroon. Ook in de teelt is het niet altijd 8-10 (-12) paar zijnerven. De bladrand is gezaagd een gemakkelijke boom gebleken. Nieuwere selec- en de tanden hebben een versmalde punt, Het ties lijken wat dat betre een verbetering. Ook blad is spaarzaam tot niet behaard aan de boven- de laatste jaren, door de zachtere winters, is er zijde, de onderzijde hee een jne beharing op minder takstere en daardoor minder aantasting de hoofdnerf. De herfstkleur kan uiteenlopen van door meniezwam (Nectria cinnabarina) opgetre- nauwelijks bladverkleuring tot geel of oranjebruin den. Door de lage kroonaanzet en breed uitgaande tot roodbruin. Naast genetische verschillen lijken vertakking is de soort voor gebruik als straatboom ook standplaats en klimaat hierop van invloed. niet geschikt, maar als parkboom of in brede Z. serrata is ingevoerd in Nederland (naar de groenstroken wordt ze wél uitermate gewaardeerd. Hortus Botanicus te Leiden) rond 1830 door De selecties met een smallere kroon komen eerder Von Siebold als Ulmus keaki. Twee bomen staan in aanmerking voor gebruik in straatbeplantingen. nog steeds in de Leidse Hortus en zijn daarmee de Z. serrata wordt ook veel gebruikt in de bonsai- Zelkova serrata ‘Flekova’ (G V ) Zelkova serrata ‘Goblin’ oudste exemplaren van deze soort buiten Japan. cultuur. (: ) (: ) In Engeland werd de boom pas ingevoerd in 1861 door J.G. Veitch. In Japan groeit Z. serrata in laag- Z. serrata ‘Allgold’: ‘Ogon’ Z. serrata D W : ‘JSCKingsthree’ Z. serrata ‘Fuiri Keaki’: ‘Goshiki’ land en berggebieden van Honshu en mogelijk ook nog op de noordelijker gelegen eilanden, Z. serrata ‘Aurea’: ‘Ogon’ Z. serrata ‘Fastigiata’ Z. serrata ‘Goblin’ de Koerilen, tot in het zuiden op het eiland Deze naam komt in de literatuur en op internet op (Pieter Zwijnenburg Jr., Boskoop, 1984) Kyushu. In Japan wordt de boom Keaki of Keyaki Z. serrata ‘Autumn Glow’ diverse plaatsen voor. Waarschijnlijk gaat het hier Dicht vertakte ronde struik. Bladeren ovaal, toe- genoemd, wat zoveel betekent als: opgeheven Goed gevormde boom, donker bruinrode herfst- om ‘Musashino’ (zie aldaar). gespitst, breder dan bij de soort, tot 14 x 7 cm, met hand; een grote boom die groeit als een opgeheven kleur. (8-) 10 (-12) paar zijnerven, bladsteel 5 – 10 mm. hand, een duidelijke verwijzing naar de kroon- Z. serrata ‘Flavescens’: ‘Ogon’ vorm. Ook op het nog zuidelijker gelegen eiland Z. serrata B P: ‘Ogon’ Z. serrata G  F : ‘C Creek 1’ Taiwan, op het vasteland in Noord- en Zuid Korea, Z. serrata ‘Flekova’ (G V) en in China komt Z. serrata voor in een groot Z. serrata ‘Burgundy Fall’ (Princeton Nurseries, Kingston, New Jersey, Z. serrata ‘Goshiki’ gebied. Makino was de eerste die deze soort in het (Boomkwekerij Pavia, Deerlijk, België, 2017) Verenigde Staten, 1983) (Shibamichi Nursery, Saitama, Japan) geslacht Zelkova plaatste (1903). Langs de oostkust Vaasvormige boom met paarsrode herfstkleur. (Zeer) snelle groeier; hee als jonge boom een Syn.: Z. serrata ‘Fuiri’ van Taiwan groeit een geheel onbehaarde, klein- meer opgaande takstand en een smallere kroon Z. serrata ‘Fuiri Keaki’ bladige vorm met minder zijnerven. Door Hayata Z. serrata ‘C Creek 1’ (G  F) dan de soort en dan ‘Village Green’. Door de breed Z. serrata ‘Tukuma Keaki’ (wellicht) is deze in 1920 beschreven als een aparte soort, (Charlies Creek Nursery, Inc, Iva, South Carolina, waaiervormige kroon geschikt voor toepassing in Z. serrata ‘Variegata’ maar later (in 1952) beschouwd als lokale variëteit. Verenigde Staten) parken en brede lanen. Wordt zowel in Nederland Bontbladige cultivar; blad jn tot grof gespikkeld Uiteindelijk wordt deze nu gezien als behorend tot Boom met een vaasvormige kroon met aan en in Duitsland gewaardeerd om betere winter- lichtgroen, donkergroen tot wit gerand met licht- de variatie binnen de soort Z. serrata en is de aan- de takeinden overhangende toppen. Het blad hardheid als jonge boom. Gele tot oranjerode groene en donkergroene vlekken. Blad en jonge duiding tarokoensis vervallen. is donkergroen en verkleurt in de herfst naar herfstkleur. scheuten bij uitlopen roze. Goshiki betekent ‘vijf In het gehele natuurlijk verspreidingsgebied is goudgeel. kleuren’ in het Japans. Werd door Barry Yinger in deze boom al sedert lang veel aangeplant bij Z. serrata ‘Fuiri’: ‘Goshiki’ de Verenigde Staten geïntroduceerd en daarvan- tempels, bij huizen en in parken. Meestal zijn Z. serrata C€ S: ‘JFS-KW1’ daan verder verspreid.

108 109    [] Van de destijds in Arboretum Kalmthout, België, aanwezige planten onder de namen ‘Fuiri’ en ‘Fuiri Keaki’ is aannemelijk dat het om ‘Goshiki’ ging. De Japanse naam fuiri keaki betekent ‘bonte Zelkova’. Omstreeks 1980 introduceerde Harry van de Laar, na een verzamelreis door Japan, de cultivar ‘Variegata’. Deze komt sterk overeen met, of is iden- tiek aan, ‘Goshiki’. De auteur hee niet kunnen vaststellen of er inderdaad verschillen zijn tussen alle genoemde bonte Zelkova. Daarvoor is meer onderzoek nodig. Voorgesteld wordt daarom om de naam ‘Goshiki’ aan te houden voor de bonte Zelkova. Zelkova serrata ‘Goshiki’ Zelkova serrata ‘Goshiki’ Zelkova serrata ‘Ogon’ (: ) (: ) (: ) Z. serrata ‘Green Mansions’ (Bill Schwartz Nurseries, Lancaster, Pennsylvania, De boom hee een opvallend afwijkende habitus Z. serrata ‘Nire’ (‘Nire Keaki’?) Verenigde Staten) Z. serrata ‘Iruma Sango’ door de opgaande maar aan de toppen over- Een exemplaar van deze cultivar hee ooit in Groeikrachtige cultivar met witbont blad. In Nederland is onder deze naam een dwergvorm hangende takken, de bladeren zijn gekroesd en Arboretum Kalmthout, België, gestaan. Het zou Wellicht identiek aan ‘Goshiki’. in omloop; een dicht vertakte struik, blaadjes hebben een sterk behaarde bladsteel. gaan om een compacte vorm, waarschijnlijk meer 3-8 cm x 1,5-4 cm. Volgens sommigen, daaren- gedrongen dan ‘Goblin’. De naam is raadsel achtig: Z. serrata ‘Green Veil’ tegen, zou dit een opgaande vorm moeten zijn, Z. serrata ‘Kiwi Sunset’ nire is de Japanse naam voor Ulmus, keaki de (Japan) wellicht gelijk aan ‘Musashino’. De boom staat (Allenton Nurseries Ltd, Ashburton, NZ, 1996) Japanse naam voor Zelkova. Syn.; Z. serrata ‘Pendula’ onder andere in het J.C. Raulston Arboretum, Een geelbladige selectie die ontstond in Nieuw- Z. serrata ‘Shidare keaki’ Raleigh, North Carolina, Verenigde Staten. Het IDS Zeeland. Groeiwijze opgaand met overhangende Z. serrata ‘Ogon’ Deze cultivarnaam werd in 1983 gegeven door Yearbook 1993 beschouwd ‘Iruma Sango’ als syno- takken. Het jonge blad is oranje, verkleurend naar Syn.: Z. serrata B P Carl Hahn aan een bestaande en in Japan gangbare niem van ‘Musashino’. In Arboretum Wespelaar, geel. Grote struik tot middelgrote boom met oranje- selectie genaamd shidare keaki, hetgeen niet anders Haacht, België, staat een exemplaar met eveneens geel tot geel uitlopend blad en oranjegeel tot betekent dan ‘treurvorm Zelkova’. Een boom met een smal opgaande groeiwijze, maar langzaam Z. serrata ‘Low Weeper’ oranje gekleurde twijgen. De stam hee een licht- een smalle kroon door de opgaande takken maar groeiend (pers. comm. Koen Camelbeke, 2016). (Arborvillage Farm Nursery, Holt, Missouri, gekleurde, gladde oranjebruine bast. In de zomer waarvan de toppen sterk overhangen. Een mar- Overigens lijkt de betekenis van de Japanse naam Verenigde Staten) wordt het blad fris geelgroen. De groeiwijze is kante verschijningsvorm. niet overeen te komen met de kenmerken van deze Breed uitgroeiende treurvorm, lager dan breed vaasvormig. Ōgon is Japans voor ‘goud’. cultivar. Iruma kan het beste worden vertaald als ‘Green Veil’. Planten onder de naam ‘Allgold’, ‘Aurea’, Z. serrata G V : ‘Flekova’ ‘de ruimte in gaan’, terwijl sango ‘koraal’ betekent, ‘Flavescens’ en ‘Luminifera’ zijn waarschijnlijk wat zou duiden op een cultivar met rood(achtig) Z. serrata ‘Luminifera’: ‘Ogon’ niet afwijkend van ‘Ogon’. Ook wordt ‘Ogon’ Z. serrata ‘Halka’ gekleurde twijgen. soms onder de handelsaanduiding B P (J. Frank Schmidt & Son Co., Boring Oregon, Z. serrata ‘Musashino’ . verhandeld. Verenigde Staten) Z. serrata ‘JFS-KW1’ (C  S ) (J. Frank Schmidt & Son Co., Boring, Oregon, (Zeer) snelle groeier met een doorgaande hart- (J. Frank Schmidt & Son Co., Boring Oregon, Verenigde Staten, 2000) Z. serrata ‘Parkview’ tak en sierlijke lange takken. In vergelijking met Verenigde Staten, 2008) Opvallende habitus binnen het sortiment Zelkova: (Verenigde Staten) ‘Flekova’ (G V ) en ‘Village Green’ is de Ovale tot vaasvormige kroon. Dicht vertakt en boom met opgaande takken en zeer smalle kroon. Vaasvormige kroon. Volgens de beschrijving lijkt kroon losser en meer open. Herfstkleur geel tot compact groeiend. Wordt aangeprezen als kleine Deze boom is vernoemd naar een voorstad van deze cultivar sterk op ‘Village Green’. oranje. (straat)boom. Tokyo, Japan. De Society of Municipal Arborists (SMA) verkoos ‘Musashino’ in 2016 tot “Urban Z. serrata ‘Pendula’: ‘Green Veil’ Z. serrata ‘Illinois Hardy’ Z. serrata ‘JSC Kingsthree’ (D ’ of the Year”. Planten die in de handel zijn (Princeton Nurseries, Kingston, New Jersey, W ) als ‘Fastigiata’ en ‘Pyramidalis’ zijn waarschijnlijk Z. serrata ‘Pulverulenta’ Verenigde Staten, circa 1993) (James D. Cavett, Estill Springs, Tennessee, ‘Musashino’. (Japan) Selectie die in Illinois beter de winters doorstond Verenigde Staten, 2005). Werd door Lefeber Kwekerijen, Boskoop uit Japan dan andere Z. serrata. Z. serrata M€: ‘ZSFKF’ geïmporteerd en geïntroduceerd. Blad zeer klein

110 111    [] Z. serrata Shidare Keaki: ‘Green Veil’ Slechts enkele exemplaren bereiken een hoogte van 6-8 m. Onder gunstige omstandigheden, aan- Z. serrata ‘Urban Ruby’ geplant in cultuur, wordt het al snel een boom met (Hanno Hardijzer, Boskoop, voor 1993) een dicht vertakte kroon. Een in 1993 geplante Geselecteerd vanwege de opvallend donker rode boom in een tuin op Sicilië hee in bijna 20 jaar groeischeuten, hee verder dezelfde eigenschap- een hoogte van 7 m bereikt. Aangezien deze soort pen als Z. serrata. pas in 1991 werd ontdekt (en in 1992 beschreven), zijn er nog geen oudere exemplaren in cultuur Z. serrata var. tarokoensis: Z. serrata bekend om afmetingen bij te kunnen geven. De schors is grijzig en aanvankelijk glad. Het blad is Z. serrata ‘Tukuma Keaki’ ovaal tot 3-4,5 x 2-3 cm, de bladsteel is behaard en (Japan, voor 1959) 2-3 mm lang, de bladbovenzijde is donkergroen en Werd door het U.S. Plant Introduction Station, spaarzaam behaard. Het blad van de populaties op Glenn Dale, Maryland, Verenigde Staten in 1959 de twee enig bekende groeiplaatsen is verschillend. vanuit Japan geïmporteerd en geïntroduceerd. Het Op de westelijke groeiplaats is het blad wat ronder, is een bontbladige selectie met een opvallend licht het blad van planten op de oostelijke groeiplaats is grijze bast. Vraag is of dit exemplaar afwijkend is wat meer ovaal. Uniek ten opzichte van de andere van ‘Goshiki’ (zie aldaar). soorten is dat de bladharen bij Z. sicula een ver- dikking hebben aan de voet. De bladonderzijde is Z. serrata ‘Variegata’: ‘Goshiki’ meer behaard en lichter groen. De bladrand is grof gezaagd met 4-6 paar zijnerven eindigend in een Z. serrata ‘Village Green’ brede zaagtand. Zelkova serrata (Princeton Nurseries, Kingston, New Jersey, (: ) Verenigde Staten, 1960) Z. sicula is alleen bekend van het Italiaanse eiland Boom met een doorgaande harttak en een Sicilië. Het is de meest westelijk voorkomende geelbont. Wellicht is deze cultivar identiek aan Dit is in de Verenigde Staten van belang omdat vaasvormige kroon, breder dan ‘Flekova’(G soort van het geslacht Zelkova. Deze soort is in ‘Goshiki’. de boom hierdoor geschikt is om in straten onder V  ). Gee een roestbruine tot wijnrode herfst- 1991 ontdekt aan de zuidoostkant van het eiland elektriciteitskabels toe te passen. Herfstkleur rood. kleur. Van origine van Koreaanse herkomst, maar in het Iblei-gebergte. Destijds ontdekte men een Z. serrata ‘Pygmaea Angustifolia’ benaamd en in de handel gebracht door Princeton populatie bestaande uit zo’n 230 exemplaren Zeer smalbladige en kleinblijvende selectie. Zou Z. serrata ‘Sentier Lumineux n°1’ Nurseries. op een oppervlakte van slechts 4.000 m2. Later in Engeland in cultuur zijn gekomen vanuit Japan. Naam uit Frankrijk, opgaand met geel blad, gelijk (in 2009) werd in de omgeving van Ciranna een Wellicht zijn geen exemplaren meer van deze aan of vergelijkbaar met ‘Ogon’. Verdere gegevens Z. serrata ‘Vulkan’, nog iets oostelijker gelegen tweede populatie aan- cultivar aanwezig. ontbreken. (Praskac P anzenland, Tulln, Oostenrijk, 2016) getroen, circa 1.500 exemplaren op 8.000 m2. Breed uitzakkende trechtervormige kroon, herfst- De populaties liggen zo’n 17 km uit elkaar. Het Z. serrata ‘Pyramidalis’ Z. serrata ‘Sentier Lumineux n°2’ kleur opvallend vuurrood. betre hier twee klonen die genetisch en morfolo- Deze naam komt in de literatuur en op internet op Naam uit Frankrijk, opgaand met geel blad, gelijk gisch onderscheidbaar van elkaar zijn. De beide diverse plaatsen voor. Waarschijnlijk gaat het hier aan of vergelijkbaar met ‘Ogon’. Verdere gegevens Z. serrata W  : ‘Schmidtlow’ populaties zijn nu omheind om verdere vraat en om ‘Musashino’ (zie aldaar). ontbreken. aakeling te voorkomen. De vegetatie bestaat Z. serrata ‘ZSFKF’ (M€) hier verder onder meer uit Quercus suber, Z. serrata ‘Scarlet Cesar’ Z. serrata ‘Spring Grove’ (Pritchard’s Nursery, Madison, Georgia, Olea europaea en Pyrus amygdaliformis. (Boomkwekerij Pavia, Deerlijk, België, 2016) (Verenigde Staten, circa 1988) Verenigde Staten) Z. sicula is triploïd gebleken, in tegenstelling tot Van een boom bij particulieren in Deerlijk, België, Middelgrote boom met een opgaande, vaas- Breed opgaande, snelle groei, goed warmte ver- de andere soorten die allen diploïd zijn. Dit kan die elk najaar vrij vroeg mooi rood verkleurt. vormige kroon. Zomerblad diep donkergroen, dragende selectie. Bladeren dikker en leerachtig. duiden op een zeer oude hybride oorsprong. gevolgd door opvallend rode herfstkleur. Mogelijke ouders zijn (voorlopers van) Z. abelicea Z. serrata ‘Schmidtlow’ (W ) Gevonden als afwijkende, opvallende vorm op Z. sicula Di Pasq., Gar & Quézel en Z. carpinifolia. Aangezien de beide populaties (J. Frank Schmidt & Son Co., Boring, Oregon, de Spring Grove Cemetery, Cincinnati, Ohio, In het natuurlijk verspreidingsgebied meestal een steriel zijn gebleken, hee natuurlijke verjonging Verenigde Staten) Verenigde Staten. struik van 2-3 m, ten gevolge van vraat, droogte alleen plaatsgevonden door worteluitlopers. Selectie met een lage, breed spreidende kroon. en andere niet optimale groeiomstandigheden.

112 113    [] De bast is glad en grijzig en bladdert af met kleine Literatuur conservation action. Natural History Museum afgeronde plaatjes. De vrijkomende onderliggende A S. (1994): Tree of the year: Zelkova. Fribourg, Switzerland. bast is oranjebruin van kleur. Het blad is eirond International Dendrology Yearbook 1993: L H.L. (1963): Woody Flora of Taiwan. tot ellipsvormig 6 x 3 cm, met uitzondering van de p. 11-30. Morris Arboretum Monograph, University of hoofdnerven aan de bladonderzijde overwegend C , C., G. K  , D. F€, S. Bˆ €, Pennsylvania. Plantsman 11 (1989) p. 89. onbehaard. De bladsteel is 5-10 mm lang. De blad- E. M, G. G‰, S. P  ­ S , F. S. (1983): Flavonoid distribution voet is afgerond en voor een deel gaafrandig, Y. N  (2014): Footprints of past intensive in Zelkova. Journal of Arboriculture 9 (7): naar de top toe is de bladrand gezaagd en hee diversication and structuring in the genus Zelkova p. 190-192. 6-10 paar zijnerven. De vruchtjes zijn gladder (Ulmaceae) in south-western Eurasia. Journal of SŠ, P. ­ B.R. E  (2006): en groter dan bij de andere soorten (5-7 mm Biogeography, Vol. 41, Issue 6: Zelkova abelicea (Ulmaceae) in Crete: Floristics, tegenover 2,5-3,5 mm). p. 1081-1093. Ecology, Propagation and reats. Willdenowia 36 Het natuurlijk verspreidingsgebied ligt in D, T. ­ G. G (2005): Phylogeny and (Special Issue): p. 317-322 Centraal- en Oost-China. Van de drie Oost-Aziati- biogeography of Zelkova (Ulmaceae sensu stricto) S   P. . (1994): Zelkova: more sche soorten hee deze soort het kleinste versprei- as inferred from morphology, ITS sequence questions than answers! International Dendrology dingsgebied. Daarbij is de verspreiding tamelijk data and the fossil record. Botanical Journal of the Yearbook 1993: p. 30-33. versnipperd in kleine, geïsoleerde populaties. Linnean Society of London, 2005, 147, 129-157. Y B. ­ C. H (1983) Cultivars of Er is een overlap met zowel Z. schneideriana als D P ƒ  , G., G. G ­ P. Q ˆ (1992): Japanese at Brookside Gardens, Arnoldia, met Z. serrata, maar de soorten worden niet of Sur la présence d ‘un Zelkova nouveau en Sicile Vol. 43, No. 4, p. 3-19. zelden samen aangetroen in bosverband. sudorientale (Ulmaceae). - Biocosme Mésogéen 8 Ernest Wilson introduceerde deze soort in het (4)-9(1): 401-409. Websites Arnold Arboretum, Jamaica Plain, Massachusetts, D, M  A. (1998): Manual of Woody www.beanstreesandshrubs.org Verenigde Staten in 1908. Een latere introduc- Landscape Plants. Stipes Publishing, Champaign, www.biodiversitylibrary.org Zelkova serrata tie volgde in Kew Gardens, Londen, Verenigd Illinois, Verenigde Staten. www.biome-explorer.net/Montane%20Forest/ (: ) Koninkrijk in 1920, via zaden gezonden door F F.J. (1970): Zelkova, Dendro ora nr. 7, Hyrcanian%20Montane%20Forest.html Messrs. Vilmorin van Les Barres, Nogent-sur- p. 82-84. www.cabi.org/isc/datasheet/12165 Vruchtjes ontwikkelen zich wel maar bevatten Vernisson, Frankrijk. De zaden waren hen F G. (2008): Zelkova. Onze Eigen Tuin, 15. www.e oras.org/ orataxon.aspx? ora_ geen kiemkrachtige zaden. Fossiele Zelkova- gestuurd door de Belgische plantkundige Joseph G   L. (2013): Laanbomen in Nederland id=2&taxon (Zelkova in Flora of China) bladeren van drie miljoen jaar oud uit Zuid-Italië Hers, die in China leefde en werkte. Aanvankelijk en Vlaanderen. KNNV, Zeist. www.straatbomen.nl en ook uit lagen in Frankrijk, daterend uit het werd gedacht dat om Z. serrata ging, tot in 1916 de G  J. ­ R. B€ (2009): www.zelkova.ch Mioceen-Plioceen die aanvankelijk werden boom als aparte soort werd erkend en als zodanig New - Recent Introductions to Cultivation. www.zelkovazione.eu toe geschreven aan Z. carpinifolia zijn later, na werd gepubliceerd door C.K. Schneider. Royal Botanic Gardens, Kew, Verenigd Koninkrijk. www.theplantlist.org de ontdekking van Z. sicula, als behorend tot Ofschoon een sierlijke middelgrote tot grote boom H  L   C. (2017): Cultivars of Woody www.volkoomen.nl die soort beschouwd. Dit zou kunnen betekenen wordt hij slechts sporadisch aangetroen in Plants: Genera V to Z (ebook). dat deze hybride in het verleden algemener parken. Deze soort is niet erg gangbaar in het H  D. (1994): Beware of the Zelkova, Dank aan: is voorgekomen in een groter groeigebied. handelssortiment, de boom is bij enkele kweke- International Dendrology Yearbook 1993: Dirk Benoit, Mark Bulk, Koen Camelbeke, Genetisch is Z. sicula ten opzichte van Z. abelicea rijen in productie. p. 33 - 41. Hennie Kolster, Piet van Leijden, Raf Lenaerts, en Z. carpinifolia zeer arm gebleken. Dit kan het K   G. ­ J. G  (2013): Jan Mauritz, Mart van den Oever, Abraham gevolg zijn van een enorm lange periode van Z. tarokoensis: Z. serrata Zelkova – an ancient tree. Global status and Rammeloo, Bram Versprille en Ben Zonneveld. isolatie waarin geen uitwisseling van genen hee kunnen plaatsvinden. Z. sicula is opgenomen onder Critically Endanger ed in de IUCN Red List  of reatened Species. e author gives an overview of the species and cultivars of Eurasian and East-Asian genus Zelkova. Z. sinica C.K. Schneid. With their attractively shaped crown and nely peeling bark most species and cultivars make attractive Boom, in het wild tot circa 30 m, in cultuur lager, street trees and park trees. Several yellow-leaved and variegated forms have been introduced. e article tot circa 18 m. De kroon is laag aangezet, dicht attempts to give a complete overview of this genus, including description and discussion of the recently vertakt en hee een breed opgaande takstand. introduced Z. sicula from Sicily. Several cultivars make promising street trees. Closely related to Ulmus, but less prone to Dutch Elm Disease Zelkova can make an excellent substitute for Ulmus.

114 115    []