Droge voeten in Noord-Holland Watertoppers

Docentenhandleiding

Groep 4 - 6 basisonderwijs Praktijkonderwijs, alle leerjaren

1 Inhoudsopgave Pagina:

1. Introductie 3

2. Doel en doelgroep programma 3

3. Opbouw lessen 4

4. Tijdsinvestering 4

5. Minimale inhoudelijke voorbereiding bezoek Zuiderzeemuseum 4

6. Praktische voorbereiding bezoek Zuiderzeemuseum 4

6.1 Begeleiding vanuit het museum en vanuit school 4

6.2 Kleding 4

6.3 Verdeling groepjes 5

6.4 Programma en begeleiding in het museum 5

7. Evaluatie van het museumbezoek 5

8. Lessen voor op school 8

Bijlagen 11 t/m 36

2 1. Introductie

Deze docentenhandleiding word je aangeboden in het kader van de educatiemodule Droge Voeten in Noord-Holland en sluit aan bij het educatieve programma in het Zuiderzeemuseum Watertoppers. Doelgroep zijn leerlingen van groep 4 tot en met 6 en alle leerjaren praktijkonderwijs. In deze docentenhandleiding vindt je lessen die je op school kunt uitvoeren wanneer je in de klas het thema water behandelt. Deze lessen kun je gebruiken als inhoudelijke voorbereiding op het museumbezoek, maar je kunt ze ook los hiervan inzetten, zonder het museum te bezoeken. Kom je met je klas naar het Zuiderzeemuseum dan raden wij je aan in ieder geval de hoofdstukken 5 en 6 te lezen.

Naast Watertoppers bestaat de watereducatiemodule Droge Voeten in Noord-Holland uit nog een drietal educatieve programma’s voor BO en VO. Meer over deze programma’s kun je vinden op de bijbehorende website www.zuiderzeemuseum.nl/drogevoeten.

Het Zuiderzeemuseum heeft de module ontwikkeld in opdracht van en samenwerking met het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK). Het Zuiderzeemuseum werkte voor de ontwikkeling van Watertoppers nauw samen met Belevenisonderwijs, OBD Noordwest en MEC De Witte Schuur. De activiteit ‘dijken bouwen’ in het museumprogramma is naar een idee van Belevenisonderwijs (www.belevenisonderwijs.nl).

Heb je na het lezen van deze handleiding en/of na het bezoek aan het Zuiderzeemuseum nog vragen, opmerkingen of tips, neem dan contact op met de afdeling Educatie Zuiderzeemuseum: [email protected], 0228-351 127.

Wij wensen je veel plezier en succes!

2. Doel en doelgroep programma

Uit onderzoek van het HHNK is gebleken dat kinderen en jongeren vaak geen idee hebben wie onze bescherming tegen het water waarborgt en hoe. Het hoofdthema van de watereducatiemodule Droge Voeten in Noord-Holland is daarom toegespitst op waterveiligheid. Hoe houden we droge voeten in Noord-Holland? Hoe deden we dit vroeger en hoe zal dit gaan in de toekomst?

Doel van het programma is leerlingen op speelse en actieve wijze kennis te laten maken met: -het feit dat Noord-Holland onder zeeniveau ligt -hoe we worden beschermd tegen het water en door wie (dijken, duinen, polder, waterschap) -wat er gebeurde tijdens de watersnood in 1916, de oorzaken en de gevolgen -wat de is en waarom deze is gebouwd -waarom bescherming tegen water nodig blijft, nu en in de toekomst

Overigens wordt het programma wat betreft groep 4 vooral geschikt geacht voor leerlingen die al aan het einde van groep 4 zitten. Ben je aan het begin van het schooljaar bezig met het thema water, dan kan het voor jou ook interessant zijn om te kijken naar het programma Het grote Waterexperiment voor groep 3-4. Natuurlijk bepaal je uiteindelijk zelf wat je geschikt en leuk vindt voor je leerlingen.

De lessen op school hebben als doel de voorkennis en eigen ervaringen die jonge kinderen hebben met water te activeren en om gezamenlijke ervaringen op te bouwen. 3. Opbouw lessen

De opbouw van de lessen bestaat uit een klassikaal gesprek of kringgesprek als inleiding, waarna suggesties worden gedaan voor vervolgactiviteiten. Dit kunnen klassikale activiteiten zijn, maar ook activiteiten die de leerlingen in groepjes doen of individueel.

3 4. Tijdsinvestering

Voor de kringgesprekken kan worden uitgegaan van maximaal 20 minuten. De vervolgactiviteiten zijn zelf in te plannen en kunnen langer of korter duren al naar gelang de beschikbare tijd en de organisatie.

5. Minimale inhoudelijke voorbereiding bezoek Zuiderzeemuseum Indien je naar het museum komt en weinig ruimte in je onderwijsprogramma heeft om voorbereidende lessen uit te voeren, vragen wij minimaal de volgende voorbereiding:

Oriënteer met de leerlingen op: -het feit dat Noord-Holland onder zeeniveau ligt -hoe we worden beschermd tegen het water en door wie (dijken, duinen, polder, waterschap)

Bereid hen ook voor op wat er gaat gebeuren in het museum: In het museum zullen jullie worden opgeleid tot Watertoppers. Je komt van alles te weten over de strijd tegen het water. Let dus goed op, dan krijg je aan het einde van het bezoek een echt Watertopper diploma uitgereikt!

6. Praktische voorbereiding bezoek Zuiderzeemuseum

6.1 Begeleiding vanuit het museum en vanuit school

Vanuit het museum gaat er per klas 1 museumdocent mee. Zij vertelt op een heldere manier over bescherming tegen het water vroeger en nu. Op verschillende plekken zal zij de leerlingen uitnodigen om iets te ontdekken en uit te proberen. Bij deze activiteiten geeft de museumdocent duidelijke instructies over de wijze waarop de activiteit wordt uitgevoerd en heeft hierbij de veiligheid van de kinderen voor ogen. Daarnaast heeft de museumdocent bij het uitvoeren van de activiteiten ondersteuning nodig van schoolbegeleiders. Het is daarom belangrijk dat er voldoende begeleiding vanuit school geregeld wordt. Het gewenste aantal begeleiders vanuit school is bij dit programma minimaal drie.

Belangrijk: Het blijft ten alle tijden de verantwoordelijkheid van de school om te letten op de kinderen en hen te corrigeren als zij zich niet aan de algemeen in een museum geldende gedragsregels houden.

6.2 Kleding

Vraag aan de ouders ervoor te zorgen dat de leerlingen kleding dragen die vies mag worden en dat ze regenlaarzen dragen!

Het programma in het Zuiderzeemuseum zal zich geregeld in de buurt van water afspelen (ondiepe sloten en strandje bij IJsselmeer). Tijdens het onderdeel dijken bouwen zullen de leerlingen zelfs even met de voeten in het water moeten staan. Daarnaast zullen de leerlingen soms door gras of stukjes weiland lopen waar het modderig kan zijn en zullen ze met water spelen. Het museum heeft een beperkte voorraad regenlaarzen. Daarom is het belangrijk dat de leerlingen zoveel mogelijk deze zelf al aan hebben of meenemen naar het museum.

6.3 Verdeling groepjes

Tijdens de activiteit ‘dijken bouwen’ zullen de leerlingen werken in groepjes van drie. Verdeel de klas van tevoren op school al in groepjes. Dat scheelt tijd in het museum.

4 6.4 Programma en begeleiding in het museum

Totale duur programma: circa 1 ½ uur

Maximaal aantal leerlingen per programma: 25

Bij aankomst in het buitenmuseum van het Zuiderzeemuseum (bij de stadsingang of met de boot via het entreepaviljoen) word je opgevangen door de museumdocent. Na een introductie starten de leerlingen met hun opleiding tot Watertoppers. Samen met de museumdocent gaan de leerlingen op pad door het buitenmuseum en voeren allerlei activiteiten uit voor hun Watertopper examen. De route eindigt bij een strandje aan het IJsselmeer voor de ultieme test: het praktijkgedeelte waarbij leerlingen zelf een dijk gaan bouwen en in het IJsselmeer testen. Ze krijgen een bepaald budget waarvan ze verschillende materialen kunnen kopen voor het bouwen van hun dijk. Ten slotte krijgen ze hun Watertopper certificaat uitgereikt. Schematisch ziet het programma er als volgt uit:

Aankomst en introductie circa 15 min.

Activiteitenroute circa 30 min.

Dijken bouwen circa 30 min.

Afsluiting circa 15 min.

7. Evaluatie van het museumbezoek

Na het museumbezoek hebben alle leerlingen een gezamenlijke ervaring opgedaan met water.

Veel van de lessen die in hoofdstuk 8 staan beschreven kun je ook naderhand doen. Waterbeheer heeft dan verschillende betekenissen gekregen voor de leerlingen.

Bied leerlingen na afloop van het museumbezoek in ieder geval de gelegenheid om op het bezoek terug te kijken. Dit kan bijvoorbeeld door:

- Een kringgesprek of tweetalgesprekken waarin kinderen hun meest bijzondere ervaring uit het museum vertellen. - Een verwerkingsvorm als tekenen of schilderen over het museum, voorzien van een onderschrift over hun bezoek.

5 8. Lessen voor op school

Tip! Alle afbeeldingen die in deze docentenhandleiding staan en die je kunt gebruiken voor je lessen, kunt je ook terugvinden in de fotogalerij op www.zuiderzeemuseum.nl/drogevoeten.

Les 1: Leven lager dan de zee

Doel: -leerlingen leren wat het betekent om onder zeeniveau te leven en hoe en door wie we beschermd worden tegen het water.

Benodigdheden: -kaart van Nederland -hoogtekaart van Nederland -eventueel digibord -computer met internetverbinding -afbeeldingen uit bijlage 2

Klassikaal gesprek of kringgesprek: Laat de leerlingen de kaart van Nederland bekijken. Je kunt ze dit laten doen door gebruik te maken van de kinderatlas of je hangt de grote kaart voor het bord of je toont hem op het digibord.

Opmerking vooraf: onderstaande vragen zijn gericht op de situatie in Noord-Holland. Pas ze eventueel aan aan de provincie waar je school staat en de situatie aldaar. Je kunt deze ook vergelijken met de situatie in Noord-Holland.

Kijk samen met de leerlingen naar de kaart en stel de vraag: In welke provincie staat onze school?

Laat een leerling de provincie Noord-Holland aanwijzen.

Stel vervolgens de vraag: En in welke plaats staat onze school?

Laat een leerling de plaats weer aanwijzen.

Bespreek daarna met de leerlingen: Noord-Holland is aan drie kanten omgeven door water. Benoem samen met de leerlingen welk water dit is: Noordzee, Waddenzee, IJsselmeer, Markermeer.

Bekijk met de kinderen nu een ander soort kaart van Nederland: de hoogtekaart (in de kinderatlas maar ook vele voorbeelden van te vinden op internet). Stel hen de volgende vragen: -Wat valt hen op? -Wat betekenen de verschillende kleuren? -Wat zien we dan bij de plaats waar wij wonen?

Een groot deel van Noord-Holland (en Nederland) ligt onder zeeniveau. Test de voorkennis van de kinderen en vraag of zij weten wat dit betekent. En wat merken zij daar eventueel van in de plaats waar ze wonen?

Bespreek daarna verder: Het grootste deel van het land in Noord-Holland ligt lager dan de zee en het andere water er omheen zoals het IJsselmeer en het Markermeer.

6 Hoe komt het dat het water van de zee en de meren dan toch niet over het land stroomt?/Hoe komt het dat we thuis en op school toch droge voeten houden?

Kijk weer samen met de leerlingen naar de kaart van Nederland: Welk water wonen jullie het dichtst bij?

Volgorde afhankelijk van de plaats van de school: -Wat houdt de Noordzee/de Waddenzee tegen? De duinen. -Aan de andere kant van Noord-Holland ligt ook water: het IJsselmeer en Markermeer. Maar liggen daar ook duinen? Hoe wordt het water daar dan tegengehouden? Door dijken.

De eerste dijken werden in Nederland al bijna 1000 jaar geleden gebouwd! De dijken en duinen liggen er natuurlijk niet zomaar; ze moeten worden gebouwd en/of onderhouden. Vertel de leerlingen dat er in Nederland een organisatie is die ervoor zorgt dat we droge voeten hebben en houden: het waterschap. In Noord-Holland heet deze organisatie Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.

Je kunt ter illustratie de afbeeldingen gebruiken uit bijlage 2 van deze docentenhandleiding (kopieer ze voor de leerlingen).

Tips: -meer informatie over het werk van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier vind je op www.hhnk.nl.

-op de website www.waterschappen.nl kun je onder ‘zoek waterschap’ het waterschap vinden van het gebied waar je school staat en kunt doorklikken naar de websites van alle waterschappen in Nederland. Op deze site vind je ook nog veel meer informatie voor uzelf en je leerlingen over het werk van de waterschappen.

Vervolgactiviteit: Kijk samen met je leerlingen op de website www.overstroomik.nl. Door de postcode van de school in te vullen kun je uitvinden of de school in een risicogebied ligt als er toch eens een overstroming zou voorkomen. Ook staat erbij wat je dan kunt doen. Als je denkt dat de leerlingen er aan toe zijn kun je de betekenis uitleggen van N.A.P. Illustreer je het resultaat op zo’n manier dat het begrijpelijk is voor de leerlingen. Bv. door middel van een liniaal of door te vergelijken met een ander object. Ook kun je je eigen lengte of de lengte van je leerlingen gebruiken om aan te geven hoe hoog of hoe laag de school staat t.o.v. zeeniveau.

Tip voor extra activiteit: -Laat de leerlingen zelf informatie opzoeken over het werk van de waterschappen op www.droppiewater.nl.

Les 2: De polder in

Doel: -leerlingen leren wat een polder is

Benodigdheden: -computer met internet/digibord -afbeeldingen uit bijlage 3

Klassikaal gesprek of kringgesprek: Vind eerst uit wat de leerlingen al weten van het begrip polder. Dit kun je eventueel doen aan de hand van een woordspin. Wat weet je al van een polder? Welke woorden komen er allemaal bij je op? Hoe weet je dat je in een polder bent? wat zie je dan?

7 Een polder is een gebied waar mensen een dijk omheen hebben gelegd. Binnen deze dijk kan het waterpeil (de hoogte van het water) precies worden geregeld. Dat is het water in de sloten, kanalen, grachten, maar ook de hoogte van het water in de grond. Waterschappen zorgen ervoor dat het waterpeil in een polder niet te hoog, maar ook niet te laag is. Soms is een polder een gebied dat eerst een meer of zelfs een zee was. Daar hebben mensen land van gemaakt. Polders liggen vooral in laag Nederland, dat gedeelte van Nederland dat onder zeeniveau ligt, want daar is vaak te veel water. Het water stroomt daar niet goed weg als het regent, of er stroomt zelfs water naartoe! Zonder polders zou een groot deel van Nederland onder water staan, of onbewoonbaar zijn omdat het te moerassig is.

Bron: www.waterschappen.nl

Tip: Op internet zijn veel afbeeldingen te vinden van polderlandschappen. Die kun je gebruiken om je verhaal te illustreren of om samen met de leerlingen de woordspin te maken. Ook kun je gebruik maken van de afbeeldingen uit de bijlage.

Vervolgactiviteit: Ga samen met de leerlingen op excursie naar een polder in de buurt. Wat herkennen ze allemaal in het landschap? Ga kijken bij een echte dijk. Hoe ziet een dijk eruit? Is er hier goed te zien dat het land van de polder lager ligt dan het land en/of het water er omheen? Ga kijken bij een gemaal als dit mogelijk is. Misschien staat er zelfs nog wel een molen in de polder. Laat de leerlingen eventueel tekeningen of foto’s maken.

Les 3: Natte voeten

Doel: -leerlingen maken kennis met wat er gebeurt als de dijken niet sterk genoeg zijn en er een overstroming plaatsvindt -leerlingen maken kennis met de gebeurtenissen rond de watersnood in 1916

Benodigdheden: -achtergrondinformatie watersnood 1916 -opdrachtenblad bijlage 4 -afbeeldingen bijlage 5 -Optioneel: De stem van het water, Lydia Rood

Klassikaal gesprek/activiteit: Deel je het opdrachtenblad (bijlage 4) uit aan de leerlingen. Hierop staat een foto van Purmerend tijdens de watersnood in 1916. Laat de leerlingen in groepjes de foto bekijken en de vragen beantwoorden of doe dit klassikaal. Vertel de leerlingen nog niet waar deze afbeelding over gaat, maar laat hen dit stap voor stap zelf ontdekken. Stel vragen via de geografische vierslag:

1. Wat zie je? Laat kinderen objectief beschrijven wat ze zien. (waarnemen) 2. Waar zie je dat nog meer? (vergelijken) 3. Waarom is het dààr? (verklaren) 4. Wat vind je er van? (waarderen)

Doel van werken met de geografische vierslag is het stimuleren van het denkvermogen van kinderen en oefenen van de vaardigheid om te kunnen verklaren en verbanden te leggen tussen zaken op verschillende plekken in de wereld.

8 Nadat de leerlingen naar bovenstaande foto hebben gekeken en er vragen over hebben beantwoord kun je het verhaal over de watersnood verder illustreren door de afbeeldingen te laten zien (bijlage 5) en met behulp van de achtergrondinformatie over de watersnood (bijlage 1).

Hieronder volgen nog een aantal suggesties voor activiteiten:

1. Opdrachten bij de afbeeldingen (bijlage 5):

1. Maak tekstballonnen bij de mensen die je op de foto ziet. Waar zouden hun gesprekken over gaan? Of als er maar één persoon op de foto staat: wat zou hij/zij denken? 2. Wij zijn hulpverleners! Bekijk de situatie op de foto. Hoe zou jij die mensen kunnen helpen? Wat en wie heb je daarbij nodig? 3. De volgende dag staat er in de krant….: schrijf een berichtje voor in de krant over de watersnood in 1916.

2. Voorlezen: De stem van het water, Lydia Rood:

Lees een stuk voor uit het boek van Lydia Rood: De stem van het water. Dit boek gaat over het leven van Tijne, een meisje dat rond 1916 op woont. Hoofdstuk 8 gaat over de overstroming.

In haar boek heeft Lydia Rood enkele scènes verwerkt die zijn gebaseerd op gebeurtenissen die echt plaatsvonden tijdens de watersnood. Hiervan kun je afbeeldingen terugvinden in bijlage 5 (laatste 3 afbeeldingen).

Opdracht: laat de leerlingen, geïnspireerd door het verhaal en door de afbeeldingen, nu zelf een kort verhaal schrijven over de/ een overstroming.

Les 4: Streep door de zee

Doel: -leerlingen maken kennis met de Afsluitdijk en vinden uit waarom deze dijk gebouwd is

Benodigdheden: -kaart van Nederland -digibord/computer met internetverbinding -achtergrondinformatie bijlage 1 -afbeeldingen bijlage 6

9 Klassikaal gesprek of kringgesprek: Bespreek de vorige les nog even na. Wat hebben de kinderen geleerd over de overstroming in 1916? Dijken en duinen waren vroeger dus toch niet altijd genoeg om ons te beschermen. Hoe kwam dit? Het IJsselmeer en het Markermeer (zie les 1) bestonden in 1916 nog niet. Er lag een zee: de . Laat hier de oude kaart van Nederland zien. Je kunt de kaart uit de bijlage laten zien of een kaart op internet zoeken en via het digibord tonen. De Zuiderzee zorgde voor veel overstromingen. Men liep al langer met plannen rond, maar na de overstroming van 1916 hakte de Nederlandse regering de knoop door: de Zuiderzee zou worden afgesloten en ingepolderd. Hoe hebben ze dit gedaan? Laat de kinderen weer kijken naar de kaart van Nederland nu en proberen het te ontdekken. Wat is het verschil met de oude kaart? Zien ze die rechte streep bovenaan het IJsselmeer? Probeer eerst de voorkennis te testen van de leerlingen. Is iemand wel eens op de Afsluitdijk geweest? Wat zag je toen?

Vervolgactiviteit: Vertel het verhaal van de Afsluitdijk aan de hand van de afbeeldingen (bijlage 6)en de achtergrondinformatie in deze handleiding (bijlage 1). Op de beeldbank van Schooltv is dit filmpje te zien over de Afsluitdijk: http://www.schooltv.nl/beeldbank/clip/20050607_afsluitdijk01

Bekijk de filmbeelden klassikaal of laat de leerlingen ze zelfstandig in groepjes bekijken. Je kunt hierbij vragen stellen als:

-Waarom is de Afsluitdijk gebouwd? -Waarom heeft de dijk deze naam gekregen? -Waar werd de dijk van gemaakt? -Hoe was het om dijkwerker te zijn denk je? -Werkten er veel dijkwerkers aan de Afsluitdijk? Hoe weet je dat? -Voor wie was het niet zo leuk dat de Zuiderzee een meer werd? -In welk jaar begonnen ze met de bouw van de dijk? En wanneer was hij klaar? Hoe lang hebben ze dus aan deze dijk gebouwd?

In de bijlage vind je afbeeldingen van werkzaamheden aan de dijk (o.a. Afsluitdijk) vroeger en werkzaamheden aan de dijk nu. Laat de leerlingen de afbeeldingen vergelijken. Wat zijn de overeenkomsten en verschillen? Je kunt hierbij eventueel werken met het Venn diagram. Een Venn diagram bestaat uit twee cirkels die elkaar voor een deel overlappen. In dat deel komen de overeenkomsten te staan. Daarbuiten de verschillen. Teken het diagram op het bord.

Les 5: nog hogere dijken?

Doel: -leerlingen worden bewust van het feit dat leven onder de zeespiegel nog altijd geen vanzelfsprekendheid is, ook niet in de toekomst, en dat het waterschap er hard aan moet blijven werken om Noord-Holland te beschermen tegen het water.

Benodigdheden: -digibord/computer met internetverbinding

Klassikaal gesprek of kringgesprek: Na de overstroming van 1916 werden de dijken hoger en steviger gemaakt. In 1932 was de Afsluitdijk klaar. Na de stormvloed van 1953 werden de Deltawerken gebouwd. Betekent dat nu dat we voorgoed beschermd zijn tegen het water? Kijk naar dit filmpje waarin Emmelie vertelt over de provincie waar zij woont: Zeeland. Zeeland is, net als Noord-Holland, een provincie die omgeven wordt door water. https://schooltv.nl/video/emmelie-leeft-onder-de-zeespiegel-in-een-polder-in-nederland/#q=zeeland%20emmelie

10 Discussie in de klas: Emmelie zegt dat ze niet bang is voor een overstroming. Ze staat er eigenlijk nooit zo bij stil dat ze onder de zeespiegel woont. Wat vinden de leerlingen hiervan? Zijn ze het met Emmelie eens en heeft ze gelijk dat ze zich geen zorgen maakt? Of hebben ze een andere mening? Wat weten ze al van klimaatverandering en stijging van de zeespiegel?

Bijlage 1 Achtergrondinformatie

1. Een korte geschiedenis van Nederland en het water

Er wordt in Nederland veel geld, tijd en aandacht besteed aan het droog houden van het land. Als dat niet gedaan wordt, staat meer dan de helft van Nederland onder water. Overstromingen, stormvloeden en dijkdoorbraken hebben vroeger vaak grote rampen veroorzaakt. Hieronder volgen een aantal belangrijke momenten in de Nederlandse watergeschiedenis.

900: terpen Rond het jaar 100 kan het zeewater Friesland vrij in- en uitstromen. Dijken zijn er niet. Al heel lang geleden zijn er mensen op het lage land gaan wonen. Dichtbij het water en de handelsroutes over zee. De mensen bouwen hun huizen op steeds hogere plaatsen, want het zeewater stijgt langzaam. Dit doen ze door de plek steeds met klei en afval op te hogen. Zo ontstaan er terpen. Eerst met een huis en later zelfs met een heel dorp erop gebouwd.

1000: eerste dijkaanleg Na 1000 worden de eerste dijken aangelegd. Achter de dijk blijft het land droog. Het wordt gebruikt voor de akkerbouw. Daarom moet het beschermd worden tegen het buitenwater. Rondom West-Friesland wordt omstreeks 1250 een dijk gebouwd. De Westfriese Omringdijk is de oudste dijk die nog bestaat. Deze dijk heet een gesloten dijkring. Ook in Friesland worden deze lage en smalle dijken aangelegd. De dijken worden nog met de hand gebouwd.

1544: waterschappen Het onderhoud van de dijk is de taak van de eigenaar van het land waarop de dijk ligt. De boeren zijn echter vaak niet in staat de dijk te onderhouden. In 1544 wordt in West-Friesland besloten een organisatie op te richten: het waterschap “de Uitwaterde Sluizen”. Alle boeren moeten daar geld aan betalen. De oudste en belangrijkste taak van het waterschap is het onderhouden van de dijken. En dat gebeurt nog steeds.

1600: windmolens Windwatermolens bestaan nog niet zo lang. Omstreeks 1400 is er de eerste molen op windkracht. De molen maalt de laaggelegen polder droog. Het scheprad in de molen schept het water omhoog en laat het achter de dijk weglopen. Dit heet bemaling. De oudste windwatermolen heeft een vaste kap. Later wordt het een draaibare kap, die de wieken naar alle windrichtingen kan laten draaien.

1640: droogmakerijen Meren en delen van de zee worden al sinds de 16de eeuw drooggelegd. Men noemt ze droogmakerijen. Om een meer droog te maken worden eerst een dijk en een kanaal rond dit meer gemaakt. Deze ringdijk is de bescherming tegen het buitenwater. Op de ringdijk komt een weg en daar langs staan de molens. Vaak staan er meerdere molens achter elkaar. Iedere molen pompt het water hoger. Dit wordt een molengang genoemd. Het water komt uiteindelijk in de ringvaart. De ringvaart heeft een verbinding met een rivier of kanaal om het water verder te lozen. In droge tijden kan het water door de sluizen ingelaten worden in de droogmakerij.

11 In de 17de eeuw is de handel op zijn hoogtepunt. Hollandse kooplieden verdienen veel geld. Ze drijven handel op Afrika, Amerika en Azië. Het plan ontstaat om van de grote meren in Noord-Holland nieuw land te maken. Meer land levert ook meer producten op voor de handel. Rijke kooplieden steken geld in de droogmakerijen om er nog rijker van te worden. Later blijkt dat het land niet geschikt is voor de landbouw; het is te drassig.

1651: stormvloeden In de 16de en de 17de eeuw zijn langs de kusten van de Zuiderzee veel overstromingen. Dijken zijn niet hoog genoeg of worden niet goed onderhouden. De natuur kan ook overstromingen veroorzaken. De hoogte van de zeespiegel bij eb en vloed is niet altijd hetzelfde. Bij springvloed staat het water op zijn hoogst. Komt er ook nog een zware noordwesterstorm dan is de kans op overstromingen groot.

1684: NAP Om te bepalen hoe hoog of hoe laag land of water ligt, gaan we meestal uit van de ligging ten opzichte van de stand van de zeespiegel. Deze is niet altijd en overal gelijk bij eb en vloed. Ruim driehonderd jaar geleden is de gemiddelde hoogte van de vloed in de haven van opgemeten. Deze waterhoogte wordt Amsterdams Peil (AP) genoemd. Eind 19de eeuw heeft men de waterstand nog eens nagerekend en bijgesteld. Sindsdien heet het Normaal Amsterdams Peil (NAP). Op veel plaatsen in Nederland is aan gebouwen een peilschaal te zien die aangeeft hoe hoog of laag land of water ligt ten opzichte van NAP.

1730: paalworm De allereerste dijken worden gemaakt van klei en zand en zijn begroeid met gras. Later worden de dijken versterkt met wier en houten palen. In 1731 ontstaat er een grote ramp. De houten halen worden aangevreten door paalwormen. De paalworm is een soort mossel die naar ons land gekomen is als passagier op de VOC schepen uit Nederlands-Indië. De beste oplossing is de aanleg van schuine hellingen met keien. Duizenden en duizenden keien moeten worden aangevoerd.

1825: stormvloeden In februari van het jaar 1825 teistert een zware storm de kusten van de Zuiderzee. Op vele plaatsen breken de dijken door en komen grote delen van het land onder water te staan.

1891: plannen drooglegging Zuiderzee Vanaf 1600 zijn een groot aantal meren in Noord-Holland drooggemaakt. In deze eeuw is er ook belangstelling voor meer grond. Het nieuwe land is noodzakelijk voor de landbouw. Vele hebben plannen gemaakt om de Zuiderzee droog te leggen. Het eerste plan is van Hendrick Stevin. Al in 1667 stelt hij voor om de Zuiderzee van de Noordzee te scheiden. Dit zou gebeuren door dammen en sluizen te leggen tussen de Waddeneilanden en de Friese kust. Het plan is pas weer in 1920 ontdekt. In 1886 is de Zuiderzeevereniging opgericht om een onderzoek in te stellen naar het beste plan. Uiteindelijk wordt besloten een plan van Cornelis Lely, opgesteld in 1891, uit te voeren.

1916: stormvloeden Op 13 en 14 januari 1916 voltrekt er zich in Nederland een watersnood rond de Zuiderzee. Een stormvloed valt samen met een hoge afvoer op de rivieren. Als gevolg breken op tientallen plaatsen de dijken en is daarnaast op veel plaatsen sprake van schade aan binnenbeloop en bekleding van de dijken. In de provincie Noord-Holland vallen 19 doden, terwijl er bij diverse scheepsrampen op zee nog eens 32 mensen omkomen. De afsluiting van de Zuiderzee wordt hierdoor versneld uitgevoerd.

1932: Afsluitdijk In 1920 wordt begonnen met de aanleg van de Afsluitdijk. Het laatste gat is in 1932 gedicht. Belangrijk is dat de veiligheid is vergroot. Eb en vloed komen achter de dijk niet meer voor. Het zoute water van de Zuiderzee wordt zoet en het IJsselmeer ontstaat. Voor de boeren en de drinkwaterbedrijven is dit zoete water voordelig. Minder gunstig is het voor de vissers. Zij moeten ander werk zoeken of in het zoete water op paling gaan vissen. Door de afsluiting is het mogelijk om polders droog te leggen. Niet alleen voor landbouwgrond, maar ook voor woonruimte en recreatie.

1953: De watersnoodramp

12 De Watersnood van 1953 (kortweg ook de Ramp van 1953) voltrekt zich in de nacht van 31 januari op 1 februari 1953. Springtij en een noordwesterstorm stuwen het water in de trechtervormige Noordzee op tot recordhoogte. In Nederland overstroomt een groot deel van de provincies Zeeland en West-Brabant en de Zuid-Hollandse eilanden. Hierbij verdrinken meer dan 1800 mensen en veel dieren; 100.000 mensen verliezen hun huis en bezittingen. De Ramp van 1953 veroorzaakt, behalve het enorme verlies aan mensenlevens, grote schade aan de veestapel, gebouwen en infrastructuur.

1997: Deltawerken De Deltawerken zijn een verdedigingssysteem tegen hoog water uit zee in Zeeland en zuidelijk Zuid-Holland. De bescherming van de Zeeuwse kust komt voort uit het Deltaplan: het afdammen van de riviermondingen. Dit plan bestaat al voor de watersnoodramp van 1953, maar krijgt door de ramp een extra impuls, waardoor de werken versneld uitgevoerd werden. Hoewel veiligheid voorop staat, heeft het economisch belang van de haven van Antwerpen ervoor gezorgd dat de Westerschelde een open verbinding is gebleven. De afdamming van de Botlek in 1950 markeert de start van de Deltawerken die in totaal 18 bouwwerken in Zeeland en Zuid-Holland kent. Met de oplevering van de Maeslantkering in 1997 zijn de Deltawerken nu compleet. Door de realisatie van de Deltawerken is de kustlijn met ongeveer 700 kilometer verkort.

2. De overstroming van 1916

Voor 14 januari 1916 had het al enkele dagen gestormd. Maar op die dag wakkerde storm aan tot ruim 100 km/u. Normaal gesproken zou dit niet direct aanleiding zijn tot bezorgdheid, maar door de aanhoudende storm had het water al een zeer hoog peil bereikt. Er ontstonden hier en daar al kleine overstromingen. De dijken, die al zwak waren, werden van twee kanten uitgehold. De Waterlandschen Zeedijk, die ten zuid westen van het toenmalige eiland Marken lag, werd over een lengte van 1,5 kilometer weggeslagen. Ook bij Edam brak een dijk door. Het hele gebied rond Edam, Purmerend, Broek in Waterland en Durgerdam stond volledig blank. Ook bij de Anna Paulownapolder braken de dijken door.

Niet alleen daar, maar ook benedengedeelte van de Gelderse Vallei werden getroffen. Men name in de streek tussen Eemnes, Spakenburg en Bunschoten. Ook in Amersfoort stond het blank. De ramp veroorzaakte vooral materiële schade, maar er vielen ook zestien doden op het eiland Marken. Vanwege de slappe grond was Marken alleen beschermd door lage dijken en kades, waar het water overheen stroomde. Verscheidene vissersschepen werden op de wal gegooid en aan aantal eilandbewoners kon niet meer vluchten. Maar ook buiten Noord- Holland ondervond men wateroverlast. In Friesland braken dijken door in de buurt van het Tjeukemeer en de omgeving rond Wolvega stond onder water.

De betekenis van deze ramp ligt niet alleen in het aantal slachtoffers en de materiële schade, maar ligt juist in het feit dat door deze ramp de besluitvorming over de afsluiting van de Zuiderzee versneld werd genomen. Niet iedereen was het trouwens eens met de afsluiting van de Zuiderzee. Voor veel vissers betekende het een einde aan hun broodwinning en een manier van leven. Door de afsluiting zou de zee immers een meer worden en veranderen in zoet water. Vele vissoorten zouden verdwijnen. Het plan tot afsluiting van de Zuiderzee en inpoldering van de zee was afkomstig van Ir. C. Lely. Op aandringen van Lely, die een aantal keren Minister van Waterstaat was, deelde koningin Wilhelmina in de troonrede van 1913 mede dat de tijd gekomen was om de afsluiting en droogmaking van de Zuiderzee te ondernemen. De Eerste Wereldoorlog gooide echter roet in het eten. Maar op 13 juni 1918 werd het wetsontwerp aangenomen om de Zuiderzee droog te maken.

Bron: www.deltawerken.com

3. De Afsluitdijk

Afsluiting van de Zuiderzee Het is zaterdag 28 mei 1932. Zo’n driehonderd schepen liggen te wachten tot de laatste zeven meter van de Afsluitdijk zullen worden gesloten. Om half 1 geeft een stoom¬fluit het signaal. Er wordt een korte toespraak gehouden. Daarna is het zover. De kranen met de grijpers komen in beweging.

13 ‘De grijpers werpen de taaie keileem in de bruisende stroom. Nog zes, nog vier, nog twee meter… Als de laatste keileem het gat sluit, kijkt iedereen op zijn horloge en loeien de stoomfluiten: 13.02 uur, de strijd is gestreden.’ Zuiderzee is IJsselmeer geworden.

De Zuiderzee De oude Zuiderzee was een zoute binnenzee, al was het water veel minder zout in het zuidelijke gedeelte omdat daar het zoete water van de IJssel en andere rivieren de Zuiderzee instroomde. Ook was er eb en vloed: het opkomen en zakken van het water. Langs de kust lagen verschillende soorten dijken om het land te beschermen. Zoals wierdijken, gemaakt van rijen stevige palen en zeegras.

De Zuiderzee kon flink tekeer gaan en gevaarlijk zijn. Soms braken dijken door en overstroomden dorpen en land. Mensen verdronken of raakten hun huizen en oogst kwijt. Ook zijn er op de Zuiderzee veel schepen vergaan.

Plan van Lely Ingenieur Lely (later Minister van Waterstaat) maakte al in 1891 een plan om de overstromingen tegen te gaan. Hij wilde de Zuiderzee afsluiten met een lange dijk van Noord-Holland naar Friesland: de Afsluitdijk. Door het plan van Lely zou de zoute Zuiderzee veranderen in het zoete IJsselmeer.

Lely was niet de eerste man die het plan bedacht om de Zuiderzee af te sluiten. Al in 1667 dacht de geleerde Hendric Stevin na over een dam. Maar in die tijd had men nog niet de technische middelen om deze te maken.

Het plan van Lely om de Zuiderzee af te sluiten had veel voordelen:

• Er stroomde niet langer zout water uit de Noordzee naar het IJsselmeer, alleen zoet water uit de IJssel en andere rivieren. Het zoete water kon worden gebruikt als drinkwater.

• De waterstand kon goed op peil worden gehouden zodat de kans op overstromingen afnam.

• De kustlijn van de oude Zuiderzee was wel 300 kilometer lang. Het onderhoud van de zee-dijken kostte veel tijd en geld. Door de afslui¬ting van de Zuiderzee werd de Nederlandse kustlijn in één klap een stuk korter.

• In het IJsselmeer werden polders droogge¬legd voor landbouw en nieuw woongebied. • De bouw van de dijk en het aanleggen van de nieuwe polders leverden veel werkgelegenheid op.

14 Tegenstand en nadelen De meeste vissers van de havens aan de Zuiderzee vonden de plannen maar niks. Ze zouden hun werk verliezen. Wel zouden ze geld krijgen van de regering voor het verlies van hun inkomen. En ze konden gaan vissen op de Noordzee of ander werk zoeken. Maar tegenstanders van de afsluiting hadden meer twijfels: was de afsluiting technisch wel mogelijk? Zou het niet te veel geld gaan kosten? Zou de economie er door verbeteren?

Vertraging De regering werkte lange tijd niet erg mee aan het plan Lely. Tussen 1901 en 1907 werden wetsvoorstellen ingediend om een deel van het plan uit te voeren. Maar bij het aantreden van nieuwe regeringen werden ze weer ingetrokken. Het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog in 1914 gooide verder roet in het eten. Ook had het Ministerie van Oorlog (nu Ministerie van Defensie) bezwaren tegen de Afsluitdijk: via de dijk kon de vijand heel gemakkelijk naar Noord-Holland komen. En omdat er al lange tijd geen overstromingen hadden plaatsgevonden, was afsluiting van de Zuiderzee volgens sommigen niet echt nodig.

Maar in de nacht van 13 op 14 januari 1916… …raasde een storm over de Zuiderzee die het water opzwiepte tot wel drie meter boven NAP (Normaal Amsterdams Peil). De dijken begaven het. Het eiland Marken en het dorp Spakenburg werden zwaar getroffen. De gehele Spakenburgse visservloot sloeg los en op Marken ramden losgeslagen schepen de houten huizen in de haven. De enorme schade en het verlies van mensenlevens zorgden ervoor dat de regering besloot het plan Lely uit te voeren.

Zuiderzeewet Het plan-Lely werd in 1918 door de Tweede en Eerste Kamer aanvaard en opgenomen in de Zuiderzeewet. Daarin stond ook dat er een aparte wet zou komen over de Afsluitdijk als verdediginglinie. De Zuiderzeewet stelde dat de Afsluitdijk belangrijk was voor de verbinding tussen het westen en noorden van Nederland. Op de dijk zouden een spoorlijn, een fietspad en een autoweg worden aangelegd.

Aan de slag Het Zuiderzeeproject begon met de aanleg van een dijk tussen Noord-Holand en het eiland Wieringen. Op 29 juni 1920 werd de eerste grond voor deze dijk in het Amsteldiep gestort. Begin jaren twintig liep de uitvoering van de Zuiderzeewet vertraging op omdat er een economische crisis was. De bouw van de dijk door het Amsteldiep ging wel gewoon door en was in 1924 klaar. De inpoldering van de Zuiderzee liep ook vertraging op. Wel werd in 1926 alvast een proef-polder bij Andijk aangelegd om te kijken hoe je zo’n polder nu het beste kon maken en inrichten. Een jaar later begon de aanleg van de Wieringermeerpolder. Deze polder viel in augustus 1930 droog. De Afsluitdijk was toen nog niet af.

In 1927 werd begonnen met de bouw van de Afsluitdijk. Die was in 1932 klaar, veel sneller dan verwacht. Alles wat de ingenieurs en dijkbouwers geleerd hadden bij het bouwen van de Amsteldiepdijk, gebruikten ze voor het bouwen van de Afsluitdijk. Op verschillende plaatsen werd tegelijkertijd aan de Afsluitdijk gewerkt. Vanaf de oevers van Friesland en Noord-Holland en vanaf speciaal gemaakte eilanden daartussenin: Breezand en Kornwerderzand.

Bouwen van de dijk Onder het water werden slappe klei- of veenlagen weggebaggerd. Er kwam zand voor in de plaats. Dit vormde een stevige ondergrond. Op de bodem kwamen matten van gevlochten wilgentakken met daarop grote steenblokken (zinkstukken). Daaroverheen werd keileem gestort en er werden twee dammen gebouwd. De tussenruimte vulde men op met zand. Daaroverheen werd opnieuw keileem gestort. Op de schuine kant van de dijk werden grote stenen gelegd op een onderlaag van stro om de dijk tegen golfslag te beschermen. In de dijk plaatste men houten schotten om de stenen te ondersteunen. Bovenop werd de dijk afgedekt met klei waarop later gras zou groeien.

15 Keileem Tijdens het baggeren van klei in de Zuiderzee werd ontdekt dat in de bodem veel keileem zat. Keileem is veel steviger dan gewone klei en daardoor beter bestand tegen water en sterke stromingen. De keileem werd gebruikt voor de aanleg van de Afsluitdijk. Het werken ging hierdoor ook een stuk sneller. Het laatste stuk was moeilijk omdat de kracht van het water dat het open gedeelte in- en uitstroomde sterker was dan men had gedacht. Er werden 27 baggerschuiten, 13 kranen en 130 drijfbakken ingezet. Dag en nacht werkten de arbeiders door.

Over de dijk Grietje Bosker tilde haar rokken op, tot hoger dan haar onderbroek, en samen met een paar dijkwerkers ging zij als eerste van Noord-Holland naar Friesland. Het was een vreemde gebeurtenis. De stoomkranen hadden het laatste gat dichtgestort, de stoomfluiten bliezen en het Wilhelmus was net ingezet. Onder het oog van veel belangrijke gasten en de camera’s ploeterde opeens een jonge vrouw met bemodderde kuiten door de klei. Grietje uit Hippolytushoef was dertig jaar oud en zus van ondernemer en aannemer Okko Bosker. Ze was de eerste vrouw die over de dijk liep en ze is daarom nog steeds beroemd.

Vanaf 1932 mochten ook andere mensen - automobilisten, fietsers en wandelaars - over de dijk rijden of lopen. Maar pas in 1933 werd de weg over de Afsluitdijk officieel voor het verkeer geopend. De hoogte van de dijk is 7,5 meter boven NAP (Normaal Amsterdams Peil). De breedte onder water is 90 meter en de lengte 32 kilometer. De Afsluitdijk kostte 120 miljoen gulden.

Wonen en werken De duizenden arbeiders van de Afsluitdijk woonden bij hun werk. Ze sliepen in oude boten en barakken. Het was een hard en zwaar leven, maar de dijkwerkers verdienden meer dan andere arbeiders. In plaats van 14 gulden per week verdienden de dijkwerkers soms wel 45 gulden. De schippers die materiaal vervoerden, werkten lang door. Voor de dijkwerkers was het zwaar lichamelijk werk.

Veel werkers woonden in een keet. Dit waren een soort houten noodlokalen waar plaats was om te slapen en een ruimte voor het drogen van natte kleren. Ook kon je er eten. Vaak woonden er meer gezinnen in een keet en was er een keetbaas. Hij zorgde ook voor gezelligheid en drank. Alcohol was vaak een probleem want na het werk verveelden veel arbeiders zich en velen werden dronken. Er werd geprobeerd om alcoholmisbruik tegen te gaan. Avonden met lezingen werden georganiseerd om de mensen bezig te houden. Ook waren er boeken en tijdschriften verkrijgbaar.

Bruggen en sluizen In de Afsluitdijk waren sluizen nodig om het teveel aan water in het IJsselmeer naar de Waddenzee te lozen. Dit wordt spuien genoemd. Spuisluizen zijn openingen in de dijk die met schuiven open en dicht kunnen. Met deze sluizen kan men de waterstand van het IJsselmeer regelen. Bij de Afsluitdijk kan er alleen geloosd worden als het water in de Waddenzee lager is dan in het IJsselmeer.

Ook werden in de Afsluitdijk schutsluizen aangelegd. Dit zijn sluizen die ervoor zorgen dat schepen van de Waddenzee naar het IJsselmeer en terug kunnen varen. Bij Den Oever in Noord- Holland werden drie maal vijf spuisluizen en één schutsluis aangelegd. Die heten de Stevinsluizen, vernoemd naar Hendric Stevin, de geleerde die als eerste in 1667 een plan voor een dam bedacht. Kornwerderzand (Friesland) telt twee maal vijf spuisluizen en twee schutsluizen, de Lorentzsluizen. Hendrik Lorentz was een belangrijke professor die de waterhoogtes en stromingen en dijkhoogtes berekende en voorspelde. Hij zorgde er ook voor dat de Afsluitdijk iets noordelijker kwam te liggen. De dijk zou eerst recht lopen naar het dorpje Piaam. Maar daar lagen zachte veengronden onder het water. Het was gevaarlijk om de zware sluizen daarop te bouwen. Het onderzoek van Lorentz was toen heel belangrijk en is nu nog steeds belangrijk voor de toekomstige waterwerken in Nederland. In de schutsluizen zijn draaibruggen aangelegd voor het autoverkeer. Als er schepen door de sluizen varen, moeten de automobilisten even wachten.

Monument Op de plek waar de laatste keileem de dijk sloot, is een monument gekomen van de beroemde architect Willem Dudok. Het is gemaakt van beton en heel licht van kleur. Het bestaat uit een toren die 25 meter boven de zeespiegel ligt. Vanaf deze toren kun je op 6 meter hoogte over het IJsselmeer kijken. Op 18 meter hoogte boven de zeespiegel kan je pas de Waddenzee zien.

16 Bijlage 2 Afbeeldingen les 1

Bijlage 2

Dijken en duinen beschermen ons land tegen het water. Het waterschap is een organisatie die ervoor zorgt dat de dijken en duinen sterk blijven en dat ze worden gerepareerd als er schade aan is, zoals bij de duinen op deze foto.

17 Bijlage 3 Afbeeldingen les 2

Het waterschap regelt het waterpeil in een polder door het omhoog te malen of pompen met een elektrisch gemaal.

Vroeger werden hier windmolens voor gebruikt.

18 Eerst gebruikte men een molen met een scheprad. Later een molen met een ingebouwde vijzel. Deze vijzel heeft de vorm van een kurkentrekker en schroeft het water omhoog. Lastig bij een windmolen is dat je natuurlijk afhankelijk bent van de wind. Als er geen wind is, wordt er ook niet gemalen. Vroeger liepen polder dan wel eens onder water.

19 Bijlage 4 Opdrachtenblad les 3

20 Opdrachtenblad les 3 vervolg

Kijk samen goed naar de foto en beantwoord de vragen.

1. Wat zie je? Beschrijf samen wat je ziet op de foto.

2. Waar zie je dit nog meer?

3. Waarom is het dáár?

4. Wat vind je er van?

21 Bijlage 5 Afbeeldingen les 3: watersnood 1916

22 23 24 25 26 Bijlage 6 Afbeeldingen les 4

Dijkenbouw inde Middeleeuwen.

Dijkwerkers herstellen de schade aan de dijk na de overstroming, 1916.

27 Ook in deze tijd zorgt het waterschap voor stevige dijken.

28 Dijkwerkers in 1916, Andijk

Dijkwerkers maken matten van gevlochten wilgentakken voor de bodem van de Afsluitdijk.

29 Vrijwilligers bouwen een nooddam, 1916.

Het waterschap is ook verantwoordelijk voor het onderhoud van wegen op en langs de dijk.

30 Het waterschap is ook verantwoordelijk voor het onderhoud van wegen op en langs de dijk.

Dit werk deden ze ook al in 1926….

31 …en in 1930.

Materiaal voor de bouw van de Afsluitdijk wordt aangevoerd per trein.

32 Slappe veen- of kleilagen worden weggebaggerd om een stevige ondergrond te maken voor de Afsluitdijk.

Bouw van de schutsluizen bij de Afsluitdijk.

33 Keileem wordt gestort voor de Afsluitdijk.

Het laatste gat in de Afsluitdijk is bijna gedicht, 1932.

34 Dijkwerkers Afsluitdijk: even bijkomen tussen het werk door.

Dijkwerkers Afsluitdijk: een ploeg voor hun keet.

35 Dijkwerkers Afsluitdijk: mengers van cement.

36