Gramineeën Van Frieslands
De Gramineeën van Frieslands Zuidelik Kustgebied. (Mededeling van de Zuiderzee-Commissie No. 18) DOOR D. Koopmans-Forstmann en A.N. Koopmans. (Ingekomen 8 Maart 1932). Het doel van dit opstel is, de in de jaren 1927 tot 1931 in het aan de Zuiderzee grenzend zuidwestelik deel van Friesland verzamelde de welke grassen en aantekeningen, we de exkursies in het licht In bij talrijke maakten, te geven. samenwerking met de heer P. Jansen werd het voorkomen van tal van vormen vastgesteld en het aantal dezer ver- scheidenheden leek ons groot genoeg om ze in een overzicht samen te vatten. het naslaan der schaarse literatuur bleek het dat Bij ons, de gramineeën van dit gebied zeer onvoldoende onderzocht waren. Meese noemt in zijn Flora Frisica alleen het vrouwen- koren van het Roode Klif en Bruinsma gewaagt in de zijne slechts enkele malen van grassen van het Roode Klif, het strand achter Rijs, Lemmer, Schoterzijl, Slijkenburg en Huis ter Heide. De wie eerste, de verdienste toekomt, uitvoeriger gegevens te hebben verzameld is C. Brakman. In de jaren 1884—1905 toen hij leraar aan het gymnasium te Sneek was, tekende vele tochten aantal hij op zijn een groot planten op, waarvan hij de groeiplaatsen verzamelde in een lijst, die wegens haar wel derde flora frisica uitgebreidheid stellig een ge- 407 noemd kan worden, en waarin ook vele vindplaatsen van het zuiden Friesland vermeld grassen van van staan. Ook Dr L. Vuyck, somtijds vergezeld van anderen, heeft in 1904 bij zijn exkursies in de Zuidwesthoek niet aandacht de schenken. verzuimd zijn aan grassen te Hij bezocht de omgeving van Koudum, Hemelum, Bakhuizen, Laaxum, de gemeente Gaasterland, de omgeving van O.
[Show full text]