INVENTARISATIE JONGERE BOUWKUNST 1850 - 1940

Gebiedsbeschrijving Land van Vollenhove

HET OVERSTICHT Zwolle, oktober 1989. INHOUDSOPGAVE

PAGINA

Inleiding 1 1 Ligging, grenzen en 2 omvang 2 Landschappelijke 13 structuur 37 3 Infrastructuur 50 4 Nederzettingen 63 5 Bevolking 67 6 Middelen van bestaan 7 Sociale en culturele 83 voorzieningen

Bronnen 92 Inleiding

Het Land van Vollenhove is één van de drie inventarisatiegebieden, waarvoor in het kader van het landelijke Monumenten Inventarisatie Project (M.I.P.) een gebiedsbeschrijving is gemaakt. Tot het uitvoeren van dit project is in 1984 door het Rijk besloten vanwege de vele leemten die er bestaan in de algemene kennis over de stedebouw en bouwkunst uit de periode midden 19e eeuw - Tweede Wereldoorlog.

De gebiedsbeschrijving vormt de basis voor de stedebouwkundige en architectuur-historische inventarisaties. De beschrijving geeft daarvoor de voornaamste landschappelijke, historisch - geografische, sociaal-economische, stedebouwkundige en architectuur- historische karakteristieken.

Samen met de bijbehorende gemeentebeschrijvingen, die een nadere uitwerking van de gebiedsbeschrijving zijn en de inventarisaties van de objecten beoogt de "Gebiedsbeschrijving Land van Vollenhove" niet alleen een overzicht te geven van de jongere bouwkunst op zich, maar vooral van de in het landschap zichtbare resultaten van de wisselwerking tussen maatschappelijke ontwikkelingen in de ruimste zin en ontwikkelingen in de gebouwde omgeving. Kortom, wat zijn de ruimtelijke structuren en objecten uit de periode 1850 - 1940, die nu nog aanwezig zijn en als zodanig waard zijn om te worden behouden? 1 Ligging, grenzen en omvang

1.1. Ligging Van oudsher bestond het gewest uit drie bestuurlijke eenheden, die de naam drostambten droegen. Aan het hoofd stond een drost, die als huismeier, rentmeester of stadhouder de landsheer (in de late middeleeuwen de bisschop van Utrecht) vertegenwoordigde. De drie drostambten in Overijssel waren: Twenthe, en Vollenhove. De bestuurlijke eenheden werden ook wel kwartieren genoemd. Op kaart 1 is de ligging van de drie delen van Overijssel weergegeven.

In de middeleeuwen behoorde het huidige Overijssel tot het bisdom Utrecht. Samen met , stad Groningen en omgeving en de Stellingwerven (het zuidoostelijke deel van de huidige provincie ) werd Overijssel Oversticht genoemd, ter onderscheiding van het eigenlijke Utrecht of Nedersticht. In de dertiende eeuw maakte Drenthe zich los uit het Oversticht en in de veertiende eeuw werden de Stellingwerven zelfstandig. Toen ontstond het drostambt van Vollenhove, genoemd naar de plaats waar de bisschop van Utrecht omstreeks 1165 een burcht liet bouwen. Hier zetelde de drost van Vollenhove als vertegenwoordiger van het bisschoppelijk gezag.

1.2. Grenzen 1.2.1. Buitengrenzen De grenzen van het Land van Vollenhove hebben grotendeels een natuurlijke oorsprong. Net als in en Salland werden rivieren, beken en moerasgebieden vaak gebruikt als scheidslijnen tussen bestuurlijke eenheden. Ook nu zijn deze natuurlijke grenzen op vele Kaart 1

DE DROSTAMBTEN

c

Bron: De provincie en Overijsselse gemeenten in kaarl en aanzicht, p.11. plaatsen nog duidelijk Water en het Zwolsche Diep. Net waarneembaar, zoals blijkt uit als bij de Linde volgen de kaart 2. (gemeente)grenzen als gevolg van kanalisaties niet overal de In het noorden grenst het Land van huidige loop van het Meppelerdiep. Vollenhove aan de Friese gemeenten Lemsterland en Weststellingwerf. In het westen werd het drostambt De inmiddels gedempte Worstsloot van Vollenhove eeuwenlang begrensd vormde lange tijd de grens met door de Zuiderzee. Als gevolg van Lemsterland. De grens met stormvloeden uit het noordwesten Weststellingwerf bestaat uit de en westen verplaatste de grens rivieren Tussenlinde (van tussen water en land zich in de Schoterzijl tot Slijkenburg) en loop der tijden naar het oosten. Linde (van Slijkenburg tot het Ter hoogte van Vollenhove ontstond Wijde). Door de kanalisaties ten de keileemklif De Voorst, die het behoeve van de scheepvaart is de achterliggende veengebied loop van de rivier de Linde niet beschermde tegn overstromingen. Na overal gelijk aan de de drooglegging van de provinciegrens. Bij het Wijde (1937-1942) is springt de grens zuidoostwaarts deze natuurlijke grens verdwenen. over naar een zandrug die vroeger In het zuiden vormen Kadoeler met hoogveen bedekt was. Vanaf meer, Vollenhover kanaal en daar heeft de grens een Vollenhover meer nu de grens onregelmatig verloop tot aan het tussen het Land van Vollenhove en punt ten noorden van De Eese, waar , sinds 1896 de twaalfde de provinciegrenzen van Friesland, provincie van Nederland. Verder Drenthe en Overijssel samenkomen. naar het noorden zijn er geen randwateren en ligt de grens ten In het oosten grenst het Land van zuidwesten van de voormalige Vollenhove aan de provincie zeedijk in de polder. Drenthe. Vanaf de driesprong loopt de grens in zuidoostelijke De grenzen van het Land van richting, dwars door de laagte van Vollenhove vallen in het noorden, de Steen wij ker Aa naar een tweede oosten en westen samen met heuvelrug. Hier buigt de grens gemeentegrenzen. In het zuiden is naar het zuidwesten af. Aan het dit niet het geval: het einde van deze heuvelrug loopt de Meppelerdiep stroomt dwars door de grens verder in zuid- gemeente Zwartsluis heen. Deze zuidoostelijke richting, naar de gemeente valt historisch gezien laagte van het Meppelerdiep. De uiteen in twee delen. Het grens is hier de Driftlaken, een noordelijke deel met o.a. de nog bestaande dam of stouwe die kraggengebieden van de Landen vanaf de hoge gronden bij achter het Singel en het grootste Steenwijk in de richting van deel van het dorp Zwartsluis, liep. behoort tot het Land van Vollenhove. Het landschap en de De grens tussen de drostambten van historie van het gedeelte ten Salland en Vollenhove werd gevormd zuiden van het Meppelerdiep door het Meppelerdiep, het Zwarte sluiten aan bij die van de Kaart 2

DE GRENZEN VAN HET LAND VAN VOLLENHOVE

N

8km

Grenzen van het land van Vollenhove Gemeentegrenzen Grenzen tussen de omringende landsdelen Waterlopen Voormalige kustlijn (Rand) meren: I) Het Wijde, 2) Gicthoornsche Meer, 3) Bculakerwijde, 4) Bovenwijde. 5) Belterwijde, 6) Schutsloterwijde, 7) Vollenhovcrmecr, 8) Kadoelernieer, 9) Zwarte Meer

Bron: Grote Topografische Atlas van Nederland, 1987. omliggende Sallandse gemeenten. De telde het Land van Vollenhove de gemeente Zwartsluis is in de stadgerichten Steenwijk en gebiedsbeschrijving van het Land Vollenhove en de forteressen van Vollenhove opgenomen, omdat de en Zwartsluis. Een bestuurlijke kern Zwartsluis stadgericht bestond uit een stad ontstond binnen het dorpsgebied en de naaste omgeving. Een van Wanneperveen dat deel forteresse was een uit militaire uitmaakte van het drostambt van overwegingen versterkte en Vollenhove. Ook de historische omgrachte nederzetting. De ontwikkeling van Zwartsluis indeling van het Land van vertoont veel parallelen met die Vollenhove in schoutambten, van andere plaatsen in het Land stadgerichten en forteressen is van Vollenhove, met name Blokzijl. weergegeven op kaart 3.

1.2.2. Binnengrenzen In de Franse tijd voltrok zich de Het drostambt Vollenhove was tot scheiding tussen de rechterlijke het begin van de negentiende eew macht en het administratief onderverdeeld in schoutambten. Aan bestuur. In 1811, het jaar van de het hoofd stond de schout, die invoering van de Franse wetgeving, verantwoording schuldig was aan de werden in het Land van Vollenhove drost van Vollenhove. De negen gemeenten opgericht. In het bestuurlijke indeling kreeg noorden volgden de gemeentegrenzen gestalte in het begin van de de historisch gegroeide grenzen veertiende eeuw, toen de van de schoutambten, zij het dat bevolkingstoename leidde tot Kuinre en Blankenham werden vestiging in de voorheen samengevoegd tot de gemeente nauwelijks bewoonde veengebieden Kuinre. Rondom de stadgerichten en en de behoefte aan bestuurlijke forteressen werden deels nieuwe, afbakening van de dorpsgebieden niet-historische grenzen ontstond. getrokken. Zo werd het grondgebied van de nieuwe gemeenten Blokzijl, De oudste schoutambten waren: Vollenhove en Zwartsluis Vollenhove, Steenwijk, Kuinre, uitgebreid met delen van het IJsselham, en omliggende platteland. Het Wanneperveen. Na 1300 breidde het schoutambt Vollenhove werd aantal schoutambten zich uit tot verdeeld over de gemeenten elf. Scheerwolde, De Eese, Paaslo Blokzijl en Vollenhove en een deel en Steenwijkerwold maakten zich van het Sallandse schoutambt los uit het schoutambt Steenwijk, Hasselterkerspel werd toegevoegd terwijl Blankenham zich afscheidde aan de gemeente Zwartsluis. van IJsselham. Later werden Scheerwolde en De Eese weer bij In 1818 werd de oorspronkelijke het schoutambt Steenwijk gevoegd. gemeentelijke indeling gewijzigd. IJsselham werd in de zeventiende De gemeenten Vollenhove en eeuw opgenomen in het schoutambt Blokzijl werden verkleind; zij van Paaslo/Oldemarkt, dat voortaan verloren hun grondgebied buiten de Oldemarkt werd genoemd. stad. Deze landelijke delen werden samengevoegd tot de nieuwe Behalve de genoemde schoutambten gemeente Ambt Vollenhove. De Kaart 3

SCHOUTAMBTEN, STADGERICHTEN, FORTERESSEN EN MARKEN/RUURSCIIAPPEN

VOLLENHOVE I

LE X WANNEPERVEEN

Vollenhove

8km

Grenzen van de schoutambten Stadgerichten Forteressen Huidige gemeentegrenzen Grenzen van de marken en/of buurschappen:

Schoutambt Kuinre: Kuinre: Schoutamht Blankcnham: Blankcnham: Schoutambt Vollenhove: Barsbcck, Kuinderdijk en Baarlo, I.ceuwte; Schoutamht Ussclham: Hare. Kalenbcrg. Oldcmarkt. Paaslo: Schoutambt Steenwijk: F.esvcen. Ehze. Kallcnkotc. Muggenbcct. Onna. Schccrwolde. Steenwijkcrwold. Zuidvcen; Schoutambt Giethoorn: Giethoorn: Schoutainbt Wanncpcrvecn: Wannepcrvccn. Dinxtcrvccn; Schoutambt Hasselterkerspcl: Baarlo en Slouwc, De Velde.

Bron: Slichcr van Bath, 1957, p. 19. scheiding tussen stads- en Op 1 januari 1973 werd er in het plattelandsgemeenten werd Land van Vollenhove een doorgevoerd, omdat de overheid het ingrijpende gemeentelijke platteland niet wilde bezwaren met herindeling doorgevoerd. Negen de hogere uitgaven van de steden. gemeenten werden opgeheven en De forteresse Zwartsluis, sinds samengevoegd tot drie nieuwe 1795 een afzonderlijk schoutambt, gemeenten: Brederwiede, IJsselham ontving nooit stadsrechten, en Steenwijk. Alleen de gemeente vandaar dat het gemeentelijk Zwartsluis bleef buiten de grondgebied van Zwartsluis bij de gemeentelijke herindeling. In definitieve indeling van gemeenten grote lijnen werden Blokzijl, in 1818 nog werd uitgebreid. Giethoorn, Vollenhove en Wanneperveen samengevoegd tot Tevens werd de gemeente Kuinre Brederwiede, Blankenham, Kuinre en gesplitst in de gemeenten Oldemarkt tot IJsselham en Blankenham en Kuinre, waardoor de Steenwijk en Steenwijkerwold tot oude grenzen tussen deze beide Steenwijk. Van de oude schoutambten weer in ere werden gemeentegrenzen werd het meest hersteld. Blankenham en Kuinre afgeweken in het poldergebied waren tot 1973 afzonderlijke langs het Steenwijkerdiep, waar gemeenten met ieder hun eigen een groot deel van de voormalige gemeenteraad, maar met dezelfde gemeente Steenwijkerwold werd burgemeester. toegevoegd aan IJsselham.

Tussen 1818 en 1942 bestond het 1.3. Omvang Land van Vollenhove uit elf Het grondgebied van het Land van gemeenten: Ambt Vollenhove, Vollenhove ligt verspreid over Blankenham, Blokzijl, Giethoorn, vier gemeenten: Brederwiede, Kuinre, Oldemarkt, Stad IJsselham, Steenwijk en Zwartsluis Vollenhove, Steenwijk, (gedeeltelijk). Deze gemeenten Steenwijkerwold, Wanneperveen en hebben voor het grootste deel hun Zwartsluis. De enige historische buitengrenzen grenswijziging in deze periode behouden. De grenzen van de vond plaats in 1913, toen een deel gemeenten zijn aangegeven op kaart van Ambt Vollenhove werd 5. toegevoegd aan de gemeente Blokzijl dat behoefte had aan In Tabel 1 staan enkele ruimte voor een uitbreiding van de statistische gegevens over de vier bebouwing. In 1942 werden Ambt en gemeenten in het Land van Stad Vollenhove samengevoegd tot Vollenhove. De vier gemeenten de gemeente Vollenhove. Het beslaan in totaal 1/10 deel noordelijke deel van Ambt (9,95%) van het grondoppervlak van Vollenhove werd bij die de provincie Overijssel. Qua gelegenheid bij de gemeente oppervlakte is Brederwiede Blokzijl ingedeeld. De grootste gemeente en Zwartsluis de gemeentelijke indeling in de kleinste. Het aandeel van de periode 1913-1942 is weergegeven gemeenten Brederwiede, IJsselham, op kaart 4. Steenwijk en Zwartsluis in het grondgebied van de vier gemeenten

8 Kaart 4

DE VOORMALIGE GEMEENTEN IN HET LAND VAN VOLLENHOVE

\ Kuinre

N

6 8km

Grenzen van het Land van Vollenhove Voormalige gemeentegrenzen Huidige gemeentegrenzen

Bron: Atlas van Nederland, 1963 - 1977. Kaart 5

DE HUIDIGE GEMEENTEN IN HET LAND VAN VOIXENHOVE

/•

L .._.,

Steenwijk

IJsselham

i

Brederwiede \

'»Zwartsluis / 7"Ni i N

Okm

Grenzen van het Land van Vollenhove Gemeentegrenzen

Bron: Atlas van Nederland, 1984.

10 Tabel 1

OPPERVLAKTE, INWONERAANTAL, BEVOLKINGSDICHTHEID, WONINGVOORRAAD EN WONINGDICHTHEID PER 1 - 1 - 1988.

Gemeente Oppervlakte Inwoner- Bevol- Woning- Woning- aantal kings- voor- dicht- dicht- raad heid3) Land Water- Totaal

Brederwiede 116.02 24.69 140.71 11 962 103 4 249 37 IJsselham 101.00 2.00 103.00 5 272 52 1 986 20 Steenwijk 83.07 0.72 83.79 20 917 252 8 015 96 Zwartsluis 11.58 1.04 12.62 4 507 389 1 531 132

LandvanVoIlenhove 311.67 28.45 340.12 42 658 137 15 781 51

Overijssel 3 338.90 81.10 3 420.00 1009 997 302 355 969 107

Nederland 33 934.47 3 399.79 41 864.24 14 714 948 434 5 588 559 165

1) Binnenwater breder dan 6 meter. (Moerassen, rietlanden e.d. worden tot land gerekend.) 2) Oppervlakte in km- 3) Dichtheid per km2 land

Bron: CBS-statistieken, 1988.

11 samen bedraagt repectievelijk beroepsbevolking slechts een klein 41,4, 30,3, 24,6 en 3,7%. deel van de bevolking uitmaakt. De enige nederzetting met meer dan De gemeente met het hoogste 10.000 inwoners in het Land van inwoneraantal is Steenwijk, Vollenhove is de stad Steenwijk. gevolgd door Brederwiede, IJ&selham en Zwartsluis. Voor de In tegenstelling tot Salland komen woningvoorraad geldt dezelfde er in het Land van Vollenhove rangorde. De gemiddelde relatief weinig buurschappen voor. woningbezetting is het hoogst in Het kerkdorp met daaromheen een Zwartsluis (2,94) en het laagst in ring van buurschappen (bv. Steenwijk (2,61). De gemeenten Dalfsen) kent men hier niet. Onder IJsselham en Zwartsluis blijven invloed van het Friese systeem ver beneden de norm van 10.000 kreeg elke nederzetting van enige inwoners, die als richtlijn omvang zijn eigen kerk. De fungeerde bij veel gemeentelijke kerkdorpen liggen vooral in het herindelingen in Nederland. veengebied, de buurschappen op de hogere zandgronden. Het Land van Vollenhove is landelijk gezien dunbevolkt. Er wonen gemiddeld 137 mensen per km2, terwijl het landelijke gemiddelde 434 bedraagt. Ook in vergelijking met de cijfers van de provincie Overijssel blijven de bevolkings- en woningdichtheidscijfers van het Land van Vollenhove duidelijk achter. Binnen dit gebied zijn de gemeenten IJsselham en Brederwiede het dunst bevolkt. Grote delen van deze gemeenten bestaan uit drassige en nauwelijks bewoonbare kraggengebieden. Brederwiede bestaat daarnaast voor 17,5% uit (binnen)water (de "wieden").

Naar hun urbanisatiegraad kan er onderscheid worden gemaakt tussen de zuivere plattelandsgemeenten IJsselham en Brederwiede, waarin meer dan 20% van de beroepsbevolking in de landbouw werkzaam is, en de gemeenten met een stedelijk karakter Steenwijk en Zwartsluis. Bij Zwartsluis is deze typering het gevolg van de geringe omvang van de gemeente, waardoor de agrarische

12 2 Landschappelijke structuur

2.1. Geologie De periode die voor de vorming van het landschap in het Land van Vollenhove van belang is geweest, is relatief kort: ongeveer 200.000 jaar. Oudere geologische tijdperken zijn nauwelijks herkenbaar in het huidige landschapsbeeld. Een uitzondering hierop is de gaswinning, die in 1952 bij Wanneperveen op gang kwam. De olie- en gashoudende lagen in dit gebied zijn vele miljoenen jaren geleden ontstaan.

Het landschap kreeg zijn huidige vorm in de laatste twee geologische tijdperken: het pleistoceen en holoceen. In het Pleistoceen wisselden warme en koude perioden elkaar af. De ijstijden (glacialen), waarin grote ijsstromen vanuit Noord- en Midden-Europa zich over de rest van Europa uitbreidden, werden steeds gevolgd door tussenijstijden (interglacialen), waarin de ijsmassa's onder invloed van hogere temperaturen afsmolten.

De belangrijkste ijstijd voor Noord-Nederland was de voorlaatste, het Saalien. Onder extreem koude omstandigheden rukte een tientallen meters dik ijspakket vanuit Scandinavië op naar het zuiden. Het Saalien wordt onderverdeeld in een vijftal vergletsjeringsfasen, waarvan de vierde ("het Drentse stadium" genoemd) het landschap in het Land van Vollenhove in hoge mate bepaald heeft. Het ijs vormde in dit stadium enkele gletsjertongen, waarvan er één het dal van de Steenwijker Aa volgde. Aan de zijkanten werd het aanwezige materiaal opgestuwd tot stuwwallen

13 of eindmorenen. Zo ontstonden de dan in het westen. Langs de heuvels bij Paaslo/ Zuiderzeekust bij Blokzijl Steen wij kerwold, Onna en bereikte het veen plaatselijk een Vollenhove. Zij maken deel uit van dikte van vier tot zes meter. een hier en daar onderbroken heuvelrij, die loopt van Texel Het veen ontstond doordat over Wieringen, Gaasterland, Urk, afgestorven plantenresten Vollenhove, Steenwijk, Zuidwolde langzamerhand verrotten, maar door naar Coevorden. Toen de gebrek aan zuurstof niet geheel temperatuur weer ging stijgen en verteerden. Deze plantenresten het ijs afsmolt, bleef er op de ondergingen een verkolingsproces, stuwwallen een dikke, nauwelijks waardoor het gehalte aan koolstof waterdoorlatende keileemlaag toenam. Hoe meer koolstof zich in achter. Deze bestond uit een het veen bevindt, des te groter de mengsel van keien, grind, zand en waarde aan brandstof. Bovendien leem, die door het landijs waren wordt de kleur door het meegevoerd. verkolingsproces donkerder.

In de laatste ijstijd, het De groeiomstandigheden tijdens de Weichselien. werd Nederland niet vorming van het veenpakket met ijs bedekt. De temperaturen verschilden per lokatie, zodat waren in die tijd dermate laag dat niet overal dezelfde soort veen is vrijwel alle vegetatie verdween en ontstaan. In de nabijheid van de bodem tot op grote diepte riviertjes vormde zich door de de bevroren was. Hierdoor kregen de grotere voedselrijkdom van het poolwinden vat op de losse rivierwater zeggeveen en bodemdeeltjes en werden grote rietzegpeveen. terwijl in de hoeveelheden zand van elders hogere delen het voedselarme aangevoerd. Deze dekzanden hadden veenmosveen ontstond. De groei van een nivellerende werking op de riet- en zeggeveen is afhankelijk hoogteverschillen in het Land van van grondwater, terwijl Vollenhove. In de lage delen zijn veenmosveen groeit dankzij de dekzandlagen vier tot tien regenwater. Een derde veensoort is meter dik. veenslik dat voorkomt in enkele verlande riviergeulen en ten Op het Weichselien volgde ca. westen van het Giethoornse Meer. 10.000 jaar geleden een nieuw Veenslik is een mengsel van veen, geologisch tijdperk, het Holoceen. klei en zand, afgedekt met waarin we ons nu nog bevinden. Het kraggeveen. klimaat werd weer warmer, waardoor de ijskappen begonnen te smelten. Het onderscheid in veensoorten is De zeespiegel steeg, met als belangrijk, omdat het in hoge mate gevolg dat na enige tijd het het tijdstip van ontginning grondwaterpeil hoger werd. Onder bepaalde. De veenmoskussens in het deze vochtige omstandigheden zuidoosten en noordwesten werden ontwikkelde zich op het dekzand vanwege hun hogere ligging en tussen de hoogten van Vollenhove grotere geschiktheid als brandstof en Steenwijk een veenpakket. Het het eerst afgegraven. Ook na de veendek was in het oosten dunner ontginning bleef het verschil in

14 veenondergrond belangrijk, omdat voor de huidige landschappelijke riet beter groeit op veenmosveen variatie in het gebied. Op Kaart 7 dan op andere veensoorten. is de geologische driedeling Kaart 6 geeft aan waar de duidelijk zichtbaar. verschillende veensoorten in het Land van Vollenhove worden De geologische opbouw heeft op aangetroffen. verschillende manieren het grondgebruik (mede)bepaald. De Aanvankelijk hield de veengroei stuwwallen met hun zandgronden op gelijke tred met de stijging van een nauwelijks waterdoorlatende de grondwaterspiegel, maar vanaf keileemondergrond bleken een ca. 300 na Christus kreeg de geschikte plaats voor het uitoefen laatste de overhand. Hierdoor kwam van akkerbouw. De stenen aan het plaatselijk een einde aan de keileemoppervlak, die vooral in de veengroei en werden veengronden dalvernauwing tussen de hoogten door de zee weggeslagen of met van de Woldberg en de Steenwijker klei bedekt. Direkt langs de Kamp veelvuldig werden Zuiderzeekust bereikte dit kleidek aangetroffen, leverden een een dikte tot één meter; in de bloeiende handel in veldkeien en - nabijheid van het Giethoornse Meer stenen op. De veengronden waren is de kleilaag 15 a 25 centimeter door hun hoge waterstanden het dik. best te gebruiken als weide- en hooilanden. Bovenal stond het veen Vanaf de elfde eeuw drukte de mens aan de basis van de welvaart in een belangrijk stempel op het dit gebied door zijn grote waarde landschap. Aanvankelijk vestigde als brandstof. hij zich op de hogere keileemheuvels, bijvoorbeeld in 2.2. Bodemgesteldheid en landschap Barsbeek en Onna. Toen de Toen de mens overging van jagen en bevolkingdruk groter werd, streken verzamelen op de sedentaire de eerste kolonisten in het landbouw, kwam er een einde aan de veengebied neer. Zij vestigden allesoverheersende invloed van de zich op de kleine zandopduikingen. natuur op het landschap. Voortaan Voorbeelden van oude werd de vorming van verschillende nederzettingen op zandhoogten zijn bodemtypen bepaald door een Zandbelt (gemeente Brederwiede) en wisselwerking tussen mens en De Velde (gemeente Zwartsluis). natuur. Op de hogere keileem flanken ontstonden de Als de geologische opbouw tot enkeerdgronden. Door de uitgangspunt wordt genomen, kan geologische structuur, zandgronden het Land van Vollenhove worden bovenop een vrijwel onderverdeeld in drie gebieden: de ondoordringbare keileemlaag, waren met zand bedekte keileemhoogten zelfs de hogere delen geschikt als bij Steenwijk en Vollenhove, het bouwland. Als gevolg van centraal gelegen veengebied met eeuwenlange bemesting met wieden en kraggen en de strook heideplaggen werden deze klei-op veen gronden langs de zandgronden bedekt met een 30 tot voormalige Zuiderzee. Deze 50 centimeter dit cultuurdek. afwisseling vormt de grondslag Langs de hoogte van Paaslo-

15 Kaart 6

VEENSOORTEN

* .\ ,v> I I I >.

1 • • '', ,

N

2 4 6 8km

Zeggeveen en rictzeggeveen Vëenmosveen Veenslik Grens van de hogere gronden

Bron: Haans, 1983.

16 Kaart 7

GEOLOGIE

N

8km

| | Jongere kleien en zanden op veen H M II Gestuwde grondmorenen en gestuwde oudere afzettingen ( | Veen HUP Dekzand 11 | | | | Grondmorenen met dunne laag dekzand (:::::} Beekafzettigen

Bron: Atlas van Nederland, 1963 - 1977.

17 Steenwijkerwold en langs de dijkdoorbraken. Kaart 8 geeft een flanken van het dal van de overzicht van de bodemsoorten in Steenwijker Aa wisselen zand- en het Land van Vollenhove. veenlagen elkaar af. Op grond van bodemgesteldheid, Ook in het centrale veengebied is wijze van ontginning, de rol van de mens op de huidige waterhuishouding en hoogteligging bodemgesteldheid onmiskenbaar. kunnen in het Land van Vollenhove Grote delen werden gedeeltelijk zeven landschapstypen worden uitgeveend, waarna trekgaten en onderscheiden, waarvan er drie in zetwallen overbleven. De trekgaten het hoge deel en vier in het lage groeiden naderhand geleidelijk deel voorkomen. De zeven dicht, waardoor de kraggebodems landschapstypen zijn: bos- en ontstonden. De bodem bestaat in landgoederenlandschap (1), dit gebied uit veen met daaronder houtwallenlandschap (2), heide- een van west naar oost oplopende ontginningslandschap (3), zandlaag. Bij Giethoorn is het kraggenlandschap (4), landschap drijvende laagveen (de kraggen) van de graslandpolders (5), jong grotendeels bezand met de veenontginningslandschap (6) en pleistocene ondergrond. Een deel uiterwaardenlandschap (7). Zie van de veengronden is niet voor de ligging van deze uitgeveend, deels omdat de dikte landschapstypen kaart 9. van de veenlaag te gering was (bv. ten zuiden van het Meppelerdiep in Het bos- en landgoederenlandschap de gemeente Zwartsluis), deels wordt aangetroffen ten noorden van omdat er een verveningsverbod was de stad Steenwijk. In dit (bv. de gronden langs de reliëfrijke gebied waren al in de Zuiderzeedijk in verband met de vijftiende en zestiende eeuw veiligheid). landgoederen aanwezig (o.a. De Eese). Het landschap wordt Een deel van de kraggegronden werd gekenmerkt door loof- en in de twintigste eeuw opnieuw naaldbossen met ontgonnen. De bodems in deze cultuurlandenclaves en enige "domeinpolders" hebben een heidevelden. De verblijfsrecreatie zandondergrond en worden vervult hier een belangrijke laagveenontginningsgronden functie. Aan de oostzijde vormt genoemd. het dal van de Steenwijker Aa een scherpe grens met het landschap Langs de voormalige Zuiderzee van de graslandpolders. In wordt een derde categorie bodems zuidwestelijke richting gaat het aangetroffen, de klei- en klei-op- gebied geleidelijk over in het veengronden. Dichtbij de kust zijn houtwallenlandschap. de kleigronden zandig en dik, verder landinwaarts worden ze Het houtwallenlandschap komt voor dunner en zwaarder (knippiger). op de keileembulten van Paaslo en Deze gronden worden hier en daar Vollenhove. Kenmerkend is het afgewisseld door zandige netwerk van betrekkelijk lage, zeekleigronden (overslaggronden), smalle houtwallen en heggen. Na de die het gevolg zijn van verdeling van de

18 Kaart 8

BODEMGESTELDHEID

N

8km

Humusarme Zuiderzeebodems, overwegend kalkloze zandgronden Jonge zware zeekleigronden, overwegend humus- en kalkarm Jonge zeeklei op veenbodems, overwegend humus- en kalkarm Venige klei- en dunne klei-op-veen-gronden Petgaten, kraggeland, resten van zetwallen en open water Laagveenontginningsgronden Kleiarme veengronden Venige beekdalgronden Laaggelegen schrale zandgronden Hooggelegcn schrale zandgronden Zandgronden met keileem in de ondergrond

Bron: Atlas van Nederland, 1963 - 1977 en Bodem kaart van Nederland, 1985.

19 Kaart 9

LANDSCHAPSTYPEN

N

8km

R$3$$S$^ Bos- en landgoederenlandschap IIHHII Houtwallenlandschap Y/////X Heideontginningslandschap (%^%%j Kraggenlandschap | | Polders langs de voormalige Zuiderzee | | Polders in voormalige Zuiderzee ];;:;::[ Polders langs Linde en Steenwijker Aa || | | || Gong) Veenontginningslandschap IHH Uiterwaardenlandschap

Bron: Streekplan Noordwest-Overijssel, 1987, p. 45.

20 gemeenschappelijke gronden werden langzamerhand dicht. In dit de perceelsgrenzen beplant, verlandingsproces kunnen de waardoor de houtwallenstructuur - volgende stadia worden oorspronkelijk bedoeld als onderscheiden: open water, jong veekering - zich verdichtte. De verlandingsgebied, moeras, laatste tijd zijn veel houtwallen rietland, grasland, veenheide, verdwenen vanwege de behoefte aan struweel en moerasbos. grotere weidepercelen en het gebruik van andere vormen van Ieder stadium heeft zijn eigen veekering (onder andere vegetatie. In het eerste stadium schrikdraadafrastering). groeien er allerlerlei waterplanten, waaronder de Het heide-ontginningslandschap krabbescheer. Na enige tijd bevindt zich aan de randen van de verschijnen planten als lisdodde keileemhoogten en op plaatsen met en riet. Geleidelijk beginnen zich een dik dekzandpakket op de dan "kraggen" te vormen: dikke keileemlaag. Dit landschapstype pakketten van wortels en wordt aangetroffen bij Willemsoord plantenresten die op het water en bij Kallenkote. Het gebied bij drijven. De kraggen zijn alleen Willemsoord kenmerkt zich door door wortels (onder andere van rechte blokvormige percelen, een riet) met de bodem van de veenplas aantal wallen en enkele kleinere verbonden. De kragge kan, zolang bosjes. Kallenkote heeft een de verlanding ongestoord doorgaat, lintvormige bebouwing langs de wel een meter dik worden en wordt weg. Daarachter liggen enige daardoor aan de oppervlakte houtwallen en bosjes die overgaan droger. Als gevolg van dit laatste in het boscomplex Havelterberg. De verdwijnt dan het riet om plaats bodem wordt gekenmerkt door een te maken voor grassen en heide en afwisseling van keileem en na enige tijd zelfs voor struiken opduikingen van fijn zand. De en bomen, zoals els, berk, wilg en heide is ontgonnen en deels gagel. Na verloop van tijd is de bebost. kragge zo dik dat de gronden weer gebruikt kunnen worden als Het meest karakteristieke hooiland. landschap in het Land van Vollenhove is het In het Land van Vollenhove komen kraggenlandschap. Het door verschillen in tijdstip van kraggengebied kenmerkt zich door ontginning vrijwel alle een grote variatie van water en verlandingsstadia voor. Het land. Na de vervening trad er in noordelijke deel bestaat uit de petgaten (of trekgaten) een veenstroken (ribben) en verlandingsproces op, waarbij uitgeveende stukken (trekgaten). verschillende verlandingsstadia Ook in het zuidelijke deel komen elkaar opvolgden. Zelfs de grotere ribben en trekgaten voor, maar in plassen, ontstaan doordat te dit gebied worden tevens grote smalle legakkers (andere waterplassen aangetroffen. In het benamingen zijn "ribben" of kraggengebied liggen twee grote "zetwallen") door stormen werden natuurgebieden: in het zuiden "De weggeslagen, groeiden Wieden" (4.474 ha), eigendom van

21 de Vereniging tot Behoud van het verleden zwaar te verduren Natuurmonumenten, en in het hebben gehad blijkt uit de noorden "De Weerribben" (3.445 talrijke doorbraakkolken langs de ha), eigendom van Staatsbosbeheer oude Zuiderzeedijk. en in 1986 aangewezen als "Nationaal Park in oprichting". Van recente datum is het jonge veenontginningslandschap in de Bij een natuurlijk verloop polders Giethoorn, Halfweg, verdwijnt op den duur de Gelderingen en Wetering. Deze diversiteit van het inpolderingen zijn het werk van de kraggenlandschap en verandert het NV Ontginningsmaatschappij "Land gebied in één groot moerasbos. van Vollenhove", die tussen 1928 Zowel uit natuurwetenschappelijke en 1968 een deel van het als economische overwegingen wordt kraggengebied (opnieuw) ontgon. De getracht de diversiteit van het polders kenmerken zich door een gebied in stand te houden. Vooral rechtlijnig verkavelingspatroon en de rietteelt heeft hier voordeel worden doorsneden door wegen en van. Riet plant zich voort in watergangen. Aan de wegen liggen tamelijk ondiep water, zoals dat de ontginningsboerderijen, veelal voorkomt tijdens één van de schuin op de weg gesitueerd. Te verlandingsstadia van het midden van dit rationeel kraggenland. Deze verkavelde gebied ligt het groeiomstandigheden worden nu Woldlakebos, een rudiment van het kunstmatig in stand gehouden. ontveende gebied. In de polder Landschappelijk gezien kenmerkt de Wetering ligt het in 1952 rietcultuur zich door uitgestrekte gestichte plandorp Scheerwolde. rietvelden, opslagplaatsen voor riet, rieten daken en metalen 2.3. Bodembeheer en ontginningen windmolentjes. 2.3.1. Sociale aspecten De rol van de adel was in het Langs de oude Zuiderzeedijk, de drostambt Vollenhove veel geringer Linde en de Steen wij ker Aa liggen dan in Twente en Salland. Volgens graslandpolders. Kenmerkend voor een opgave in de deze graslandpolders is het open verpondingskohieren (een soort karakter en het dichte grondbelasting) van 1601 bedroeg slotenpatroon. De het adellijke bezit in het slootwaterstanden worden kwartier van Vollenhove in dat kunstmatig in stand gehouden, jaar 1,9% van het totale areaal waardoor bijna elke polder een cultuurgrond. Hierbij moet afzonderlijke waterstaatkundige aangetekend worden dat de meeste eenheid vormt. Met de aanleg van adellijke goederen in of nabij de de dijken ontstond binnendijks en stad Vollenhove lagen en dat de buitendijks land. Van Zwartsluis gegevens hierover in het tot de noordzijde van het verpondingskohier ontbraken. Een Vollenhovermeer zijn de tweede concentratie van adellijke buitendijkse landen nog aanwezig, bezittingen lag in het schoutambt noordelijk ervan zijn ze Steenwijk, waar onder andere het nauwelijks meer als zodanig landgoed De Eese lag. herkenbaar. Dat de dijken het in

22 De geestelijke goederen waren anno bijgedragen aan de ontginningen in 1601 omvangrijker: 3,9% van het het Land van Vollenhove. Ten totale areaal cultuurgrond in het noorden van Steenwijk hebben de kwartier van Vollenhove. De meeste eigenaren van de De Eese en De bezittingen lagen ten zuiden van Bult delen van hun landgoederen Zwartsluis (het omgezet in cultuurland. Lange tijd Zwartewaterklooster) en in Ambt beperkten hun activiteiten zich Vollenhove (Claarenberchklooster tot bebossing en kleinschalige en St. Janskamp). ontginning van heidevelden, pas in het begin van de twintigste eeuw De volkstelling van 1795 verschaft vond op grotere schaal omzetting meer informatie over de sociale in landbouwgrond plaats. stratificatie van de bevolking. Het beeld in het Land van De adel van Vollenhove woonde, in Vollenhove wijkt duidelijk af van tegenstelling tot de Sallandse en dat in Salland en Twente. Op het Twentse adel, voor het grootse platteland van Vollenhove was de deel in de stad zelf. Binnen de agrarische bevolking tot minder stad was de adellijke bebouwing dan de helft gedaald (39,4%). Een geconcentreerd langs de groot deel van de bevolking had Bissschopsstraat, de Groenestraat als beroep turfgraver of schipper. en de Bentstraat. De nadruk lag Opvallend is ook het ontbreken van hier niet zozeer op adellijk keuters, kleine, "ongewaarde" grootgrondbezit en vestiging op boeren die elders in Overijssel een riante buitenplaats, alswel op illegaal of half-legaal een het wonen in de directe nabijheid bedrijfje opbouwden op de van de bisschoppelijke en (later) onverdeelde gronden. De oorzaak stadhouderlijke residentie. De voor hun afwezigheid ligt voor de adel bemoeide zich weinig met de hand: in Vollenhove waren ontginningen en verliet nauwelijks onverdeelde gronden. Vollenhove, toen de bestuurlijke functies naar Zwolle werden Omdat de tussenlaag van keuters overgebracht. ontbrak, was er een scherpe tegenstelling tussen de twee 2.3.2. Ontginningen andere belangengroepen op het De eerste ontginningsactiviteiten platteland: de boeren, vaak grote werden ondernomen door de oudste boeren met een uitgebreide dorpsgemeenschappen in het Land veestapel, aan de ene kant en de van Vollenhove, zoals Onna, dagloners en arbeiders aan de Leeuwte en Barsbeek. De bewoners andere kant. Het overschot aan voorzagen in hun bestaan door het arbeidskrachten in de agrarische uitoefenen van een gemengd sector werd weggezogen door de bedrijf. Een belangrijke component turfgraverij. Deze in de bedrijfsvoering waren de beroepsdifferentiatie was het woeste heidegronden, die gebruikt gevolg van de welvaart die dit werden voor de bereiding van kwartier tot en met de achttiende potstalmest (heideplaggen) en de eeuw heeft gekenmerkt. brandstofvoorziening (turf). Tot de opkomst van steenkool als De adel heeft relatief weinig brandstof (ca. 1860) en de

23 introductie en adoptie van ruil voor de bewerking van de kunstmest (omstreeks 1900) en de "bisschopsgronden" een jaarlijkse hadden de woeste gronden een vergoeding in natura aan hem belangrijke functie en bleven zij afstaan. Deze belasting (tins) onontgonnen. maakte deel uit van een uitgebreid systeem van horigheidsplichten en De ontginning van de centraal -rechten, zoals dat in de gelegen venen begon aan de randen, middeleeuwen gold. Voor de Sint vanuit de dorpsgemeenschappen op Maartensluiden, die zich vooral in de flanken van de keileemheuvels. de veertiende eeuw in Giethoorn, Later hebben zich in dit drassige Onna, Westwij k en Oost wijk gebied kolonisten gevestigd, die vestigden, golden echter speciale vanuit de ontginningbasis, een eigendomsrechten, de "Sint watertje of een dijk, het veen Maartensrechten". Deze vielen ontwaterden en bewerkten. De gunstig uit voor de bevolking; zo ontginning verliep op vele was bijvoorbeeld het deel dat de plaatsen volgens een vast patroon: heer kreeg, als een Sint de oorspronkelijke bouwlanden Maartensman stierf, geringer dan lagen in een smalle strook achter elders. Een ander konsekwentie van de ontginningsbasis. Wanneer deze deze eigendomsrechten was de landerijen te nat werden als versnippering van het grondbezit, gevolg van ontwatering en omdat alle kinderen erfgenaam intensieve bewerking, werden de waren. Hoewel de rechten officieel kavelsloten naar achteren in 1634 werden opgeheven, bleven doorgetrokken en werd een nieuwe ze nadien nog lange tijd van stuk grond in cultuur gebracht. kracht. Deze situatie herhaalde zich, totdat de grenzen van het De bewoners van het veengebied dorpsgebied bereikt werden. Dit oefenden aanvankelijk een gemengd verkavelingsprincipe heet het bedrijf uit. Later ontdekten de "recht van opstrek" en de daaruit landbouwers dat veen ook geschikt voortvloeiende verkaveling met was als brandstof. Zo ontstond de smalle, kilometers lange percelen "droge verveningswijze". De wordt "opstrekkende verkaveling" bovenste laag "bonkveen" werd genoemd. Wanneer de afstand tot de verwijderd, waarna in het nieuwe cultuurgronden vanuit de onderliggende veen turf gestoken basis te groot werd, gebeurde het werd. Later werd het bonkveen met niet zelden dat het hele dorp de overgebleven aarde vermengd om verplaatst werd. Dit gebeurde de bodemstructuur te verbeteren. onder meer in Giethoorn, Wanneperveen en IJsselham. Aan het eind van de vijftiende eeuw was er een nieuwe Onder de kolonisten bevonden zich verveningswijze in opkomst, de relatief veel Friezen, maar ook "natte vervening". Door gebruik te een groep elders vervolgde Sint maken van de baggerbeugel kon nu Maartensluiden. De bisschop van ook het veen onder de waterspiegel Utrecht beschouwde zich als afgegraven worden. De nieuwe eigenaar van de woeste gronden en methode bracht enorme daarom moesten de kolonisten in veranderingen in het landschap met

24 zich mee. Na de turfafgravingen Brederwiede heeft een resteerde een patroon van toepasselijke naam. In dit ten rechthoekige petgaten, van elkaar tijde van de wilde vervening gescheiden door ribben. De ribben uitgeveende gebied werd er minder fungeerden als legakkers waarop streng op de regels gelet, voor het veen te drogen werd gelegd en zover die aanwezig waren. De als bescherming tegen ribben waren in de beginperiode stormvloeden. vaak zo smal dat ze bij hevige storm werden weggeslagen. Zo Aanvankelijk lag het centrum van ontstonden de grote plassen de natte vervening rondom ("wieden") in dit gebied. Giethoorn, Wanneperveen en Ambt Vollenhove. Omstreeks het midden In het begin van de negentiende van de achttiende eeuw bereikte de eeuw was het hoogtepunt van de turfwinning haar hoogtepunt. In de turfgraverij voorbij. In 1826 was tweede helft van deze eeuw van de 30.352 ha, die het Land van verschoof het centrum van de Vollenhove groot was, 11.262 turfgraverij in noordelijke verveend en 5.152 nog onverveend. richting, naar Kalenberg en Als gevolg van de Wetering. verlandingsprocessen in de verveende gebieden was 5.500 ha Er bestond een duidelijk verschil verland rietland geworden. tussen de vroege veenderijen in het zuiden en de latere De laatste grootschalige veenderijen in het noorden. Tot in veenafgravingen vonden plaats in de achttiende eeuw was vervening de Landen achter het Singel bij een individuele, weinig Zwartsluis (ca. 1840-1880), langs gereglementeerde aangelegenheid. de Hoogeweg tussen Ossenzijl en In de loop van de achttiende en Kalenberg (ca. 1860-1900) en langs vooral in de negentiende eeuw de Wetering (idem). Aan het einde kregen de ontginningen een van de negentiende eeuw liep de systematischer karakter, onder turfgraverij snel terug en andere doordat er nieuwe verplaatsten de activiteiten zich baggertechnieken werden gebruikt. naar andere regio's (o.a. in Bovendien werd de turfgraverij Friesland en Drenthe). strenger gereglementeerd. Als gevolg hiervan is het De jaren twintig van de twintigste oorspronkelij ke verveningspatroon eeuw waren een roerige periode in in het noorden nog duidelijk te de geschiedenis van het Land van zien. De kavelgrenzen van de Vollenhove. Het begin van een "weren" werden nauwkeurig in acht nieuw tijdperk werd ingeluid met genomen, waardoor een regelmatig de officiële opening van het landschapsbeeld ontstond. De gemaal A.F. Stroïnk bij de ribben zijn minimaal drie meter en Ettenlandse kolk op 9 juni 1920. de petgaten maximaal dertig meter Nu de waterhuishouding verbeterd breed. "De Weerribben" is dan ook was, liet het waterschapsbestuur een veelzeggende naam voor dit plannen maken tot inpoldering van gebied. Ook het natuurreservaat het achterliggende gebied. Het "De Wieden" in de huidige gemeente doel was: land terugwinnen op het

25 water. In 1925 kwam de commissie graven van de kanalen vonden Stroïnk met een uitgewerkt plan plaats in het kader van de tot partiële bemaling en werkverschaffing. Bij de herontginning, dat in hoofdlijnen werkverschaffingsprojecten werden gebaseerd was op een in 1921 drie categorieën werklozen verschenen rapport van ingezet: "streekwerklozen", ingenieursbureau J. van Hasselt en "gedupeerden" en De Koning. In dit plan werd "grotestadswerklozen". De uitgegaan van twee grote polders, stedelingen werden gehuisvest in één van 7.906 ha ten westen van de grote, geïsoleerde barakkenkampen. provinciale weg door Giethoorn met In 1941 waren er vijf: De vier afdelingen en één van 1.338 Kikkerij, Eind van 't Diep, ha ten oosten van de provinciale Pikbroek, Beenderribben en weg (polderafdeling V). Langs de Lakeweg. polders werden twee ringvaarten gepland: een kanaal Steenwijk - Om financiële risico's te Giethoorn-Beulakerwijde en een vermijden werd in 1928 begonnen kanaal Steenwijk-Ossenzijl. Kaart met een zogeheten proefpolder. 10 toont het oorspronkelijke plan Gekozen werd voor polderafdeling van de commisie Stroïnk. IV ten zuiden van het Steen wij kerdiep met een Voor de uitvoering van het oppervlakte van 1.440 ha. In 1932 inpolderingsplan werd in 1928 de waren de werkzaamheden in NV Ontginningsmaatschappij "Land proefpolder (polder Giethoorn) van Vollenhove" opgericht. zover gevorderd dat begonnen werd Aandeelhouders waren het rijk met het werk in polderfadeling II: (voor vierzevende), de provincie eerst in het gebied ten noorden (voor tweezevende) en het van het Steen wij kerdiep (polder waterschap (voor eenzevende). De Gelderingen, 760 ha) en vanaf 1938 Maatschappij had volgens de in het gedeelte ten zuiden van het oprichtingsakte ten doel: Diep (polder Halfweg, 930 ha). "...werkzaam te zijn in het belang Door de massale inzet van van verhoging van de opbrengst van werklozen vorderden de de gronden in het waterschap werkzaamheden in de jaren dertig Vollenhove". Dit doel moest worden snel. Ook tijdens de eerste bereikt door "... het in cultuur oorlogsjaren werd het werk of verhoogde cultuur brengen van krachtig voortgezet. In 1942 werd de in het waterschap Vollenhove nog begonnen met de polder gelegen gronden". Wetering-Oost (980 ha), maar in de volgende twee jaren kwam het Het grote aandeel van het Rijk ontginningswerk vrijwel geheel laat zich verklaren door de grote stil te liggen. In 1944 waren 30 omvang van het project, die de mannen (op jaarbasis) betrokken draagkracht van regionale en bij de ontginningswerkzaamheden, provinciale instanties te boven tegen 730 in het topjaar 1931 en ging. Tevens betekende het project 690 in 1938. een (tijdelijke) verlichting van de werkloosheidsproblemen. Zowel Na de oorlog werden de de aanleg van de polders als het ontginningswerkzaamheden

26 Kaart 10

ALGEMEEN PLAN TOT VERBETERING VAN DE UITGEVEENOE GRONDEN (1925)

\ '\ ,

/ '\ N

IJ 8km

Grenzen van de poldersecties Wegen Afwateringskanalen

Bron: Van der Boon, 1989, p. 62.

27 voortgezet, maar het tempo liep welzijn van de plaatselijke sterk terug. In het midden van de bevolking. Zo zagen veel boeren in jaren vijftig werd begonnen met de polder Giethoorn hun bedrijfje polder Wetering-West (730 ha). verloren gaan, terwijl van de Tegen 1960 liep het aantal eerste 23 bedrijven, die in 1937 beschikbare arbeidskrachten als in pacht werden uitgegeven, er gevolg van de verbeterde slechts twee aan Gieterse boeren economische omstandigheden zover toevielen. terug dat alleen de lopende werkzaamheden nog uitgevoerd 2.4. Waterbeheersing konden worden. In 1961 besloot het De strijd tegen het water begon kabinet om de ontginning van alle voor de bewoners van het Land van woeste gronden in eigendom van de Vollenhove al in de middeleeuwen. staat stop te zetten. De geplande Door de stijging van de zeespiegel ontginningen bij Dwarsgracht en breidde het Flevomeer zich steeds Kalenberg werden afgeblazen. De verder uit en kreeg het een open werkzaamheden in polder Wetering- verbinding met de Noordzee. Het West werden gedeeltelijk afgerond Land van Vollenhove werd een en in 1968 werd de NV streek gelegen aan de kust van wat Ontginningsmaatschappij "Land van in het begin van de middeleeuwen Vollenhove" ontbonden. Almere en later (voor het eerst genoemd in 1340) Zuiderzee zou Volgens het oorspronkelijke plan gaan heten. De regelmatig van de commissie Stroïnk zou in terugkerende stormvloeden (o.a. in totaal 9.244 ha grond 1170 en 1196) hadden veel (her)ontgonnen worden, maar in de landverlies tot gevolg. De loop der tijd werd de omvang van grootste middeleeuwse overstroming het inpolderingsgebied vond plaats in 1375, toen grote teruggebracht tot circa 4.840 ha. stukken land bij Urk, Schokland en In 1931 werd besloten om Kuinre en de dorpen Nagele en polderafdeling V, ten oosten van Espel werden weggevaagd. Giethoorn, buiten de ontginning te houden. In 1942 werden grote delen De zeespiegelstijging, bepaald van het Land van Vollenhove als door de afsmelting van het natuurreservaat aangewezen, poolijs, de bodemdaling en de waaronder de Schut- en Grafkampen, inklinking van het grondpakket, de Weerribben, Dwarsgracht en bedraagt, berekend over de laatste Giethoorn. Hierdoor werd de 10.000 jaar, gemiddeld 20 cm. per zelfstandigheid van de ontginners eeuw. Dit betekent dat de bodem verder ingeperkt. Vastgesteld werd vanaf het begin van de jaartelling dat deze gebieden een grote relatief ca. twee meter gedaald natuurwetenschappelij ke, is. Vanaf de twaalfde eeuw werd de landschappelijke en recreatieve bodemdaling versterkt door waarde hadden, waarvoor het menselijke activiteiten als agrarische belang diende te ontwatering, verbranding van de wijken. Deze heroriëntatie van het bovenste veenlaag en vervening. beleid was mede ingegeven door de teleurstellende resultaten van de Als bescherming tegen de ontginningen voor het economisch oprukkende zee werd in het Land

28 van Vollenhove de Zuiderzeedijk regelingen en kreeg in 1583 aangelegd. De dijken in het afzonderlijk dijkrechten. noorden van het Oversticht zijn in een laat stadium tot stand De dijken hadden een tweeledige gekomen, later dan in Friesland en functie: bescherming tegen de Holland. Collectieve dijkaanleg aanvallen van de zee, maar ook bleef lange tijd achterwege, omdat tegen te hoge waterstanden op de de grens tussen zee en land een rivieren. Voor de afwatering van stuk verder in westelijke richting het binnendijks gebied werden op lag, de bevolkingsdichtheid gering plaatsen, waar bestaande was en het centraal gezag weinig waterlopen de dijk kruisten, betekende. Pas onder het bewind uitwateringssluisjes (zijlen) van bisschop Jan van Arkel (1342- gebouwd. Zo werd aan het einde van 1364) kwam hierin verandering. Het de (Steenwij ker) Aa bij Baarlo de oudste dijkrecht van het Groote Zijl aangelegd. Iets schoutambt Vollenhove dateert uit zuidelijker, ter hoogte van het 1363. In die tijd werd de latere Blokzijl werden twee zijlen waterkerende functie van de aangelegd, de Vollenhoofse en de Zuiderzeedijk in overeenstemming Steenwijker Blokzijl. Alleen op de gebracht met die van de andere plaats van de Vollenhoofse zijl dijken in het Oversticht. Deze bevindt zich nu nog een sluis, dijk, vermoedelijk een gebouwd in 1913. De andere sluizen aaneenschakeling van lokale zijn in de loop der tijd waterkeringen van oudere datum, verdwenen. had tevens een belangrijke verkeersfunctie. Toen vanaf het eind van de vijftiende eeuw de natte vervening In het dijkrecht van 1363 werd het op gang kwam, werd de natuurlijke dijkbeheer geregeld voor De afwatering een steeds groter Leeuwte en Barsbeek. Het toezicht probleem. De Steenwijker Aa, de op het onderhoud van de zeedijken, belangrijkste afvoerweg naar de de watergangen en de wegen kwam Zuiderzee, was smal, kronkelig en spoedig daarna in handen van het ondiep. De problemen waren van College van de Grote Schouw. Het tweeërlei aard: ten eerste kreeg onderhoud zelf bleef echter een de Aa onder invloed van zaak van de verschillende ontwatering en natte vervening buurschappen. Naast het College steeds meer water te verwerken, van de Grote Schouw was er het waardoor de lage landerijen College van de Smalle Verdeling, regelmatig overstroomden en ten dat belast was met de paalwerken tweede was de slechte langs de zeedijken en de Voorst. bevaarbaarheid van de Aa een grote Beide colleges werden voorgezeten belemmering voor de scheepvaart. door de drost van Vollenhove. In De problemen werden grotendeels 1411 werden de rechten en plichten ondervangen door de aanleg van het van belanghebbenden in een Nieuwe Diep of Steenwijkerdiep overeenkomst tussen Vollenhove, tussen 1626 en 1632. Dit kanaal Wanneperveen en IJsselham liep van Steenwijk naar vastgelegd. Het schoutambt Kuinder Muggenbeet, waar het aansloot op (of Kuinre) viel buiten deze het omstreeks 1550 gegraven kanaal

29 Muggenbeet-Blokzijl. Hiermee kreeg werd geheel van de kaart geveegd. Steenwijk een goede afvoerweg naar De smalle stroken veenland werden zee. weggeslagen en zo ontstonden o.a. het Beulaker- en Belterwijde. In Ook de Linde en het Meppelerdiep latere jaren werden deze plassen vervulden een belangrijke door oeverafslag verder vergroot. waterstaatkundige functie. Het Alleen het Giethoornse meer en het Meppelerdiep was van groot belang Duinigermeer waren al in de voor de afvoer van water uit middeleeuwen aanwezig. Zuidwest-Drenthe. De gemiddelde waterstand werd in de zeventiende De grootste watersnoodramp in de eeuw zo hoog, dat natuurlijke geschiedenis van het Land van lozing vanuit het dorpsgebied van Vollenhove (voor zover bekend) Wanneperveen onmogelijk werd. In vond plaats in februari 1825. de loop der eeuwen werden vele Tijdens zware stormen braken de verbeteringen aangebracht, maar dijken langs de Zuiderzee en het pas na 1859, toen het Rijk het Zwarte Water op vele plaatsen beheer overnam, werden grote door. Het grootste deel van het verbeteringen mogelijk. De Linde Land van Vollenhove alsmede de voorzag in de natuurlijke aangrenzende gronden in Zuidwest- afwatering van het noordelijke Drenthe kwamen onder water te deel van het Land van Vollenhove staan. Langs de Zuiderzeedijk en een deel van Zuidoost- ontstonden tientallen Friesland. Tot 1702 kwamen de doorbraakkolken. Linde en Tjonger (of Kuinder) bij Slijkenburg samen om vervolgens De overstromingsrampen van bij Kuinre in zee uit te stromen. 1775/1776 en 1825 onderstreepten In dat jaar werd de Zuiderzeedijk de noodzaak tot vorming van een doorgetrokken van Kuinre naar krachtig centraal Slijkenburg, waardoor de waterschapsbestuur. De vorming van stroomgebieden van Linde en grotere samenwerkingsverbanden Tjonger van elkaar gescheiden (waterschappen), zoals die in werden. Holland al vanaf de dertiende eeuw op gang was gekomen, liet tot in De wateroverlast nam in de de negentiende eeuw op zich achttiende eeuw als gevolg van wachten. Uitgangspunt bleef tot grootschalige vervening, . die tijd dat iedere lokale bodemdaling en inklinking steeds gemeenschap de ongunstige gevolgen grotere vormen aan. Mensen trokken van de slecht geregelde weg naar nieuwe veengebieden waterhuishouding moest opvangen. buiten de regio en dorpen als De gebrekkige samenwerking is de Scheerwolde, IJsselham en Beulake welvaartsontwikkeling niet ten raakten ontvolkt. Hoe kwetsbaar goede gekomen; vooral de landbouw het verveende land was bleek uit ondervond er veel hinder van. een aantal zware stormen in de winter van 1775/1776.In het Een belangrijke stap was de zuiden richtte het door de storm oprichting van het "Heemraadschap opgezweepte water grote des Kwartiers van Vollenhove" in vernielingen aan. Het dorp Beulake 1804. Deze organisatie werd belast

30 met het beheer van en de zorg voor Linde, Meppelerdiep en Zwarte de zeedijken. De dijken van Water. De uitwatering op de Linde Zwartsluis en de kade langs het vond plaats via de sluis in Meppelerdiep vielen buiten de Ossenzijl. Op het Meppelerdiep "Heemraadschap" en werden beheerd werd uitgewaterd door de sluisjes door het dijksbestuur van de marke bij Doosje en Beukers. Daarnaast Zwartsluis. De ramp van 1825 was werd door de Arembergerschutsluis voor het provinciaal bestuur van het water geloosd op het Zwarte Overijssel aanleiding om de Water. De voortgaande ontginningen organisatie van de dijkscolleges in Drenthe en Friesland zorgden in dit gewest te herzien en voor een toenemende waterafvoer opnieuw te reglementeren. Een en via Meppelerdiep en Linde. De hoge ander resulteerde in 1835 in het waterstanden maakten lozing van "reglement op het beheer der het overtollige water uit het Land dijken, polders en waterleidingen van Vollenhove nauwelijks in de provincie Overijssel". De mogelijk. Eigenlijk functioneerde bedijkte delen van Overijssel alleen de uitwatering via de sluis werden verdeeld in negen van Blokzijl goed. Voor de dijksdistricten, waarvan het afwatering van een gebied van ruim eerste het gebied ten noorden van 47.000 hectare was één sluis Meppelerdiep en Zwarte Water echter volstrekt onvoldoende. omvatte. Niet alleen de bevolking in de direkte omgeving van de dijk Ten zuiden van het Meppelerdiep viel onder het dijksdistrict, was de situatie nauwelijks beter. zoals voorheen het geval was, maar Het overtollige water werd allen die belang hadden bij afgevoerd naar het Zwarte Water instandhouding van de dijken. via de afwateringskanalen Pogingen om de belanghebbenden in Kloosterzijlstreng en het aangrenzende deel van Drenthe Kostverlorenstreng en de mee te laten betalen aan het gelijknamige uitwateringssluizen onderhoud van de dijken hadden in de Sluizerdijk. Ook de geen resultaat. Het gebied ten Stadswijk op de grens met de zuiden van het Meppelerdiep viel gemeente had een onder het tweede dijksdistrict, belangrijke afwateringsfunctie. De Hasselt en Zwartsluis. afwatering op het Meppelerdiep geschiedde via duikers in de in Het eerste dijksdistrict had tot 1780 aangelegde Staphorster Groote taak om de lage landen te Stouwe. beschermen tegen het buitenwater. De zorg voor de interne Sommige grondeigenaren gingen in waterhuishouding bleef voorlopig een poging de interne een lokale aangelegenheid. Het waterhuishouding te verbeteren uitwateringssysteem van Noordwest- over tot inpoldering van hun Overijssel werkte in het midden gronden. Kort na de van de negentiende eeuw als volgt. overstromingsramp van 1825 werd Het overtollige water werd een groot deel van de landen langs afgevoerd naar de Zuiderzee. Dit de Zuiderzee ingepolderd, gebeurde direct via de schutsluis waaronder de gehele gemeente van Blokzijl en indirect via Blankenham. De uitwatering van al

31 deze polders geschiedde in afwateringseenheden gesplitst zou oostelijke richting op de worden. Bij Blankenham en Blokzijl boezemwateren van het eerste zouden nieuwe schutsluizen moeten dijksdistrict. komen. Voor de realisatie van de voorgestelde werken leek de In de meeste gemeenten was het oprichting van waterschappen de versnipperde grondbezit een beste oplossing. Door de belangrijke hindernis bij de aarzelende houding van het inpoldering van stukken land. In provinciaal bestuur duurde het tot Ambt Vollenhove, Giethoorn en 1879, voordat het grondreglement Wanneperveen bleef daarom het voor de waterschappen in grootste gedeelte niet Overijssel van kracht werd. Tussen ingepolderd. In 1887 bedroeg de 1880 en 1890 werden op vele oppervlakte ingepolderde gronden plaatsen in Overijssel in Giethoorn 261 ha; het ging waterschappen opgericht, waaronder daarbij, met uitzondering van de het waterschap Vollenhove in 1889. "Giethoornse Polder" (omstreeks 1830 drooggelegd) om 35 poldertjes Binnen het waterschap Vollenhove van slechts enkele hectaren. ontstond een groot aantal Steen wij kerwold had in datzelfde secundaire waterschappen. Deze jaar 112 polders met een werden belast met "de zorg voor en gezamenlijke oppervlakte van 1.357 het toezicht op de ontwatering in hectare. Het waterpeil werd met hun gebied, voor zover die niet behulp van kleine windmolens beter van algemeen belang waren beheersbaar. Onder de wind- en verklaard". Door de instelling van watermolens was de tjasker in de zo'n waterschap kon een onwillige negentiende eeuw de meeste minderheid van grondeigenaren voorkomende. Een tjasker bestaat worden gedwongen mee te werken aan uit een hellende as, aan de de verbetering van de bovenzijde voorzien van een stel waterhuishouding in de polders. wieken en aan de onderzijde eindigend in een gesloten Ondanks de institutionele schroefvijzel. verbeteringen en incidentele dijkverhogingen werd het probleem Op provinciaal niveau werd in het van wateroverlast in de midden van de negentiende eeuw een negentiende eeuw niet opgelost. onderzoek uitgevoerd naar de Wel werd er in 1892 begonnen met toestand van de waterleidingen en de aanleg van een nieuwe de waterlossingen (sluizen en uitwateringssluis bij de gemalen) en naar de middelen om Ettenlandse Kolk tussen Blokzijl daarin verbetering te brengen. Het en Vollenhove. In 1894 was de betreffende rapport van de nieuwe uitwatering via ingenieurs Staring en Stieltjes Binnenkanaal, sluis en verscheen in 1848. Eén van de Buitenkanaal gereed. Hoewel de belangrijkste aanbevelingen uit uitwateringssluis goed voldeed, dit rapport was de aanleg van bleek al snel dat meer maatregelen dijken langs het Steenwijkerdiep, nodig waren, omdat afwatering via waardoor het Land van Vollenhove de sluis bij harde westenwinden in feite in twee onmogelijk was vanwege de hoge

32 buitenwaterstand. in die tijd werden vervangen door electrische gemalen werd in Hoge waterstanden waren vooral in Vollenhove besloten tot het nadeel van de verveners, die stoombemaling, in verband met de hierdoor pas laat in het voorjaar lagere kosten en een grotere met hun werkzaamheden konden flexibliteit. Aanvankelijk had het beginnen. De verveners wierpen gemaal twee stoommachines. In 1928 zich dan ook op als grote werd er een derde aan toegevoegd. voorstanders van (boezem)bemaling. Inmiddels zijn de stoommachines Een ander deel van de bevolking, vervangen door dieselmotoren en in waaronder veel landbouwers, 1982 werd de eerste electromotor riettelers en vissers, was gekant in gebruik genomen. De pijp, een tegen de komst van een gemaal. De herinnering aan het stoomtijdperk, boeren vreesden voor hoge werd in 1980 gesloopt. waterschapslasten en het verdwijnen van de Door de overgang van stoom naar winterbevloeiingen. De riettelers electriciteit nam het benodigde voorspelden dat het riet door een personeel sterk af. Aanvankelijk voortdurend lage waterstand als waren bij continu malen zo'n 30 gevolg van bemaling geleidelijk man in touw. Daarom werden naast zou verdwijnen. De vissers waren het gemaal twee dubbele bang voor een afname van de dienstwoningen gebouwd, oppervlakte viswater. Het grote geflankeerd door aantal tegenstanders verklaart de opzichterswoningen. Tevens werd er late komst van het stoomgemaal in een werkplaatsje gemaakt. het Land van Vollenhove. Terwijl elders in Overijssel al ruim voor Naast het gemaal Stroïnk staat een 1900 de eerste stoomgemalen hoogwaterkanon. Deze werd gebruikt verschenen (o.a. gemaal om de bevolking te waarschuwen Mastenbroek aan de Kamperzeedijk tegen hoog water. Twee schoten in 1856), duurde het tot 1920, betekende: "het water staat voordat het eerste stoomgemaal ten gevaarlijk hoog", drie schoten: noorden van het Meppelerdiep in "het water staat tot de kruin van gebruik werd genomen. de dijk" en vier schoten: "de dijk is doorgebroken". Ook in Na 1900 nam het aantal Blankenham en Blokzijl staan voorstanders van bemaling van het dergelijke hoogwaterkanonen. In waterschap Vollenhove snel toe. In 1930 werden ze in verband met de 1916 werd een stemming onder de afsluiting van de Zuiderzee buiten ingelanden gehouden en de uitslag werking gesteld. was overduidelijk: 6.184 voorstanders van bemaling en 66 De komst van het stoomgemaal tegenstanders. In de jaren 1919- opende nieuwe perspectieven in het 1920 werd bij de sluis aan de Land van Vollenhove. Spoedig Ettenlandse Kolk gemaal daarna werden plannen tot A.F.Stroïnk gebouwd, genoemd naar inpoldering gelanceerd, waarbij de dijkgraaf die zich jarenlang opnieuw dijkgraaf A.F. Stroïnk het had ingezte voor de komst van het voortouw nam. In 1924 werd gemaal. Hoewel veel stoomgemalen begonnen met de aanleg van het

33 kanaal Steenwijk-Blauwe Hand, dat samengevoegd tot grotere eenheden één van de ringvaarten van de nog of toegevoegd aan bestaande aan te leggen polders zou worden. waterschappen. Sinds 1964 behoort Het kanaal sloot aan op de het deel ten noorden van verbinding tussen Blauwe Hand en Meppelerdiep en Zwarte Water in het Meppelerdiep bij Beukers. Als zijn geheel tot het waterschap onderdeel van dit Vollenhove. Alle kleine scheepvaartkanaal werd in 1928 bij waterschappen in dit gebied werden Beukers een nieuwe schutsluis in dat jaar opgeheven. De gebouwd, terwijl het oude waterschappen "Het Meppelerdiep" Beukersschut geschikt werd gemaakt en "Hasselt en Zwartsluis" zijn in voor het inlaten van water bij 1962 opgegaan in het hoge waterstanden op het interprovinciale waterschap Meppelerdiep. Op deze manier werd "Benoorden de Dedemsvaart". Kaart in de zomerperiode een vast 11 geeft een overzicht van de waterpeil gehandhaafd. Controle waterschappen in het Land van hierop werd uitgeoefend door het Vollenhove voor de in 1929 opgerichte waterschap het waterschapsconcentratie. Meppelerdiep. In het noorden werd in 1928 de sluis bij Ossenzijl Na 1945 is de waterhuishouding op afgebroken, waardoor de langs de talrijke punten verbeterd. Zo werd Linde gelegen Broeklanden deel in de jaren vijftig de afstroming gingen uitmaken van het door het van de Steen wij ker Aa verbeterd en waterschap Vollenhove bemalen de capaciteit van de Beukersschut gebied. vergroot. Omdat de afwatering van het Meppelerdiep nog altijd Ook ten zuiden van het problemen opleverde werd tussen Meppelerdiep werden tussen 1910 en 1969 en 1974 bij Zwartsluis gemaal 1930 waterstaatkundige Zedemuden gebouwd, dat korte tijd veranderingen doorgevoerd. In 1916 het grootste gemaal van Nederland en 1917 werden in de gemeente was. Zwartsluis de gemalen Kloosterzijl, resp. Na eeuwenlang gestreden te hebben Kostverlorenzijl gebouwd. Al tegen wateroverlast, heeft het spoedig bleek dat deze waterschap Vollenhove nu te kampen stoomgemalen niet aan de met verdroging. Later werd de verwachtingen voldeden en daarom daling versterkt door de werden in 1927 de gelijknamige drooglegging van de dieselgemalen in gebruik genomen. Noordoostpolder (1937-1942). Door Tevens werd er in de jaren twintig de lage ligging van deze polder gewerkt aan de verbetering van de wordt veel water weggezogen uit afvoerkanalen, waaronder de het hoger gelegen oude land. Met Stadswijk op de grens met de name in de omgeving van Blankenham gemeente Staphorst. en Kuinre zijn de problemen groot. Dit gebied wordt niet door een De periode na de Tweede randkanaal van het nieuwe land Wereldoorlog stond in het teken gescheiden, in tegenstelling tot van de waterschapsconcentratie. het zuidelijke deel. Ter Kleine waterschappen werden bestrijding van de indroging werd

34 Kaart 11

DE HUIDIGE EN VOORMALIGE WATERSCHAPPEN

/BENOORDEN DE \ DEDEMSVAART N

0 2 4 6 8km

Gemeentegrenzen Grenzen van de huidige waterschappen Grenzen van de voormalige waterschappen:

1) De Buitenpolder achter Kuinre, 2) Het Bedijkte Rondebroek, 3), 4) en 5) De Brocklandcn, 6) De Hooge en lage Wheeën, 7) Het Hagenbroek. 8) De Binnenpolder aan het noordeinde van Blankenham, 9) De Noorderpolder, 10) De Binnenpolder in het zuideinde van Blankenham, 11) De Baarlingcr- en Noorderpolder, 12) Vollcnhove, 13) De Zuidcrpolder nabij Blokzijl, 14) Het Lceuwterveld, 15) De Blokzijler Uiterdijken, 16) De Barsbekcr Uiterdijkcn, 17) De Bentpolder, 18) De Wendelinger- weiden, 19) De Barsbekcr Binnenpolder, 20) De N'oorde, 21) De Zwarte Water en Vechtdijken, 22), 23 en 24) Het Meppelerdiep en Hasselt en Zwartsluis, 25) De Gicthoornsche Polder, 26), 27) en 28) De Eesveensche Hooilanden en de Steenwijker Laagveenontginning.

Bron: Waterstaat in Overijssel, 1983, pp. 31 en 32.

35 er in 1952 op kosten van het Rijk een electrisch gemaal gebouwd. Sinds 1971 wordt in droge tijden via de Linde water ingelaten vanuit de provincie Friesland.

Ook de rietteelt had onder de verdroging te lijden. De tjaskers en andere windmolens verloren hun oorspronkelijke functie (=waterafvoer) en verdwenen uit het landschap. Nu ontstond er behoefte aan molens ter bevloeiing van de rietvelden. Hiertoe werden in de jaren vijftig in het kraggengebied ten zuidwesten van Oldemarkt een paar honderd metalen windmolentjes gebouwd, die water op het rietland brengen. Thans komen in dit gebied nog ca. 300 van deze molentjes voor. Het voordeel van de metalen windmolens is dat ze "zelfzwichtend" zijn, in tegenstelling tot tjaskers die met de hand op de wind gezet moeten worden. Vanaf de jaren zestig worden er uit nostalgische overwegingen weer houten paaltjaskers gebouwd. Momenteel staan er in het Land van Vollenhove vier: achter de bezoekerscentra "De Weerribben" (gebouwd in 1963) en "De Foeke" in St. Jansklooster (1968), aan de Beulakerweg in Giethoorn (1970) en aan de Hoogeweg (1976).

36 3 Infrastructuur

3.1. Waterwegen Het Land van Vollenhove werd in het midden van de negentiende eeuw aan drie kanten begrensd door waterwegen: de Linde in het noorden, het Meppelerdiep, Zwarte Water en Zwolse Diep in het zuiden en de Zuiderzee in het westen. Vrijwel alle belangrijke verbindingen liepen over het water. De belangrijkste waterweg in het middengebied was het Steenwijkerdiep dat evenals de Linde en het Mepplerdiep in zuidwestelijke richting afstroomde.

De economie van dit gebied was op allerlei manieren verbonden met het water. Handel en scheepvaart waren tot bloei gekomen dankzij de goede waterverbindingen. De handelsplaatsen Blokzijl, Kuinre en Zwartsluis hadden hun opkomst voor een groot deel te danken aan hun strategische ligging op een knooppunt (overslagpunt) van waterwegen. Ook Oldemarkt en Steenwijk zagen het belang van goede waterverbindingen in en lieten respectievelijk de Marcsloot (het Mallegat) en het Steenwijkerdiep graven. Vanaf de zestiende eeuw was turf het handelsprodukt bij uitstek. De meeste waterwegen kregen een dubbele functie: de afvoer van overtollig water en het verschepen van de afgegraven turf. Soms werden bestaande veenstroompjes hiervoor verbreed tot afvoerkanalen. Voorbeelden hiervan zijn het Meppelerdiep (de vroegere Sethe) en de Kalenbergergracht (de vroegere Oudewegsloot). In andere gevallen werden nieuwe kanalen gegraven, zoals de Arembergergracht (rond 1560) en het Steenwijkerdiep (1626-1632).

37 Behalve turf werd er ook handel beurtdiensten. Het veer werd zowel gedreven in boter (in Oldemarkt en voor goederen- als personenvervoer Kuinre) en stenen (in Steenwijk). gebruikt. Eind achttiende eeuw (vanaf 1772) voltrok zich de De meeste handel richtte zich op ontwikkeling van dienstregelingen. de grote steden in het westen des Twee steden sloten, bijna altijd lands. Onder deze steden nam op aandringen van kooplieden, een Amsterdam de belangrijkste plaats overeenkomst om op vaste dagen en in. Om hier te komen moest de vaste tijden een dienst te Zuiderzee overgestoken worden. Als onderhouden. Rechten en plichten oriëntatiepunt voor de schippers van schippers en passagiers werden diende de vuurtoren op Schokland. vastgelegd in reglementen, evenals Om het onderhoud van de de toegestane scheepslading. Alle zeeweringen en de vuurtoren te plaatsen van enige importantie kunnen bekostigen, werd in 1634 hadden beurtdiensten op de het "Enser geld" ingevoerd: een belangrijkste handelspartners geldelijke bijdrage die betaald (o.a. Amsterdam, Zwolle, Meppel en moest worden wanneer een schipper Sneek). Vooral op het Zwarte de Zuiderzee opvoer. Het Enser Water, het Meppelerdiep en de geld werd geheven in de Zuiderzee waren de beurtschepen belangrijkste havenplaatsen langs een vertrouwd gezicht. de Zuiderzee, onder meer in Kuinre, Blokzijl en, op enige Tot het midden van de negentiende afstand van de zee, in Zwartsluis. eeuw maakten de beurtveren De laatste twee waren op het uitsluitend gebruik van terrein van de scheepvaart eikaars trekschuiten en zeilschepen. In grote concurrenten. In het midden 1858 werd de eerste boot met van de zeventiende eeuw was stoomaandrijving in Noordwest- Blokzijl het grootste Overijssel in de vaart gebracht. scheepvaartcentrum in de regio. Op Het betrof de schroefstoomboot het Beursgebouw prijkte de spreuk: "Jacoba", die een dienst tussen "Blokzijl heeft meer schepen in Zwolle en Meppel onderhield. Op getal dan Overijssel heel en al". het Meppelerdiep tussen Meppel en In de tweede helft van de Zwartsluis voeren spoedig daarna zeventiende eeuw werd Blokzijl meerdere stoomboten, onder meer voorbijgestreefd door Zwartsluis. van de Zwolsche Stoomboot- De belangrijkste oorzaken waren de Maatschappij en de Drentsche verzanding van de haven van Stoomboot Maatschappij. De eerste Blokzijl en de snel groeiende vergunning om het Steen wij kerdiep turfgraverijen in het achterland met een stoomboot te mogen bevaren van Zwartsluis (o.a. de Echtener werd in 1867 afgegeven. Ook hier venen in Drenthe). In 1800 beleefde de stoomboot een grote betaalden circa 7.000 schepen in opmars. In 1905 waren er zestien Zwartsluis het Enser geld en bijna met stoom uitgeruste vrachtboten, 2.500 in Blokzijl. die op-Steenwijk voeren. Bekende stoomboten in de noordwesthoek van Het personenvervoer vond in de Overijssel waren o.a. de "Major" negentiende eeuw plaats door en de "Minor" uit Blokzijl, de middel van scheepsveren of "Pelikaan" uit Kuinre en de

38 "Steenwijk I" uit Steenwijk. turfwinning. Bovendien dienden zich in de jaren twintig nieuwe Terwijl de beurtvaart zich tot de concurrenten aan: de vrachtauto jaren twintig van de twintigste voor het goederentransport en de eeuw gunstig ontwikkelde, was de autobus voor het personenvervoer. turfvaart al in de negentiende In een eerder stadium hadden trein eeuw op haar retour. De turf werd en tram al een aanval gedaan op de op uiteenlopende wijze vervoerd, alleenheerschappij van het schip afhankelijk van diepte en breedte als vervoersmiddel. Veel van het afvoerkanaal en de beurtschippers schakelden tussen gewoonten van de plaatselijke 1920 en 1940 over op het turfvaarders. Zo werd de turf van vrachtwagentransport. Een Giethoorn per punter naar voorbeeld hiervan is de Steenwijk vervoerd en daar transportonderneming Roeles, die overgeladen in grotere schepen. vanaf 1845 een beurtdienst Andere vervoersmiddelen waren het onderhield op Sneek en in de jaren zeilschip, de bok, het turfvlot en dertig overschakelde op het (vanaf ca. 1870) de stoomboot. vrachtwagentransport.

Tussen 1850 en 1940 werd het De jaren twintig waren ook op het Meppelerdiep een steeds gebied van de infrastructuur een belangrijkere vaarroute als gevolg tijdperk van grote veranderingen. van twee ontwikkelingen in het In dit decennium werd een Drentse achterland: industriële inpolderingsplan gelanceerd, ontwikkeling van Meppel en waarin de Kalenbergergracht moest Hoogeveen en grootschalige verdwijnen en het Steenwijkerdiep veenafgravingen in zuid-Drenthc. een binnenwater werd. Tevens werd Teneinde de groeiende stroom een begin gemaakt met de schepen te kunnen opvangen, werd uitvoering van een vooral door de het kanaal diverse malen verruimd stad Steenwijk gekoesterd plan: en gekanaliseerd. Nadat een vaarweg tussen het Rijkswaterstaat in 1859 belast Steenwijkerdiep en het werd met het beheer van het Meppelerdiep. De nieuwe waterweg Meppelerdiep, werd de lengte van leverde drie voordelen op: een het kanaal aanzienlijk ingekort en goede scheepvaartverbinding tussen de bevaarbaarheid verbeterd, onder Steenwijk en Zwartsluis, een goed andere door de bouw van de Grote boezem- en afwateringskanaal voor Kolksluis in 1877/1878. Door de de toekomstige polderafdelingen en beide sluizen van Zwartsluis (de een (tijdelijke) oplossing voor de Grote Kolksluis en de oudere grote werkloosheid in deze regio. Staphorstersluis) passeerden in de Vooral de laatste factor jaren dertig van de twintigste verklaarde de interesse van het eeuw zo'n 17.000 schepen per jaar. Rijk. Zowel het kanaal Beukers- Steenwijk (1924-1929) als het kanaal Ossenzijl-Steenwijk (1927- De meeste andere waterwegen in het 1934) werden gegraven in het kader Land van Vollenhove verloren een van de "werkverschaffing". deel van hun vervoersfunctie door de achteruitgang van de De nieuwe kanalen zouden deel gaan

39 uitmaken van een nieuwe randkanaal met het Zwarte Meer en scheepvaartroute van en naar het IJsselmeer verbonden. Kuinre Friesland. Deze verbinding zou kreeg deze verbinding niet en vanaf het Meppelerdiep over de verloor alle havenfuncties. beide nieuwe kanalen naar Vollenhove en Blokzijl verloren Ossenzijl en vervolgens via de hun functie met betrekking tot de Ossenzijlersloot naar de Linde beroepsvaart, maar hier stond een lopen. De omlegging maakte de oude snelle groei van de pleziervaart verbinding langs de tegenover. De oude binnenhaven van Arembergergracht overbodig. Vollenhove werd in 1969 ingericht Vandaar dat de provincie van plan als passantenhaven. Ook de was om de Arembergersluis in havenkolk van Blokzijl wordt als Zwartsluis te slopen. Hiertegen zodanig gebruikt. kwam fel verzet en in plaats van sloop werd de sluis in 1931 Noordwest-Overijssel werd na de verbeterd. Ossenzijl versterkte Tweede Wereldoorlog het grootste zijn functie als watersportgebied van Overijssel. scheepvaartcentrum, doordat de Het Beulaker en Belter Wijde Kalenbergergracht en het kanaal werden overstelpt met zeilers, Ossenzijl-Steenwijk in Ossenzijl surfers, zwemmers etc. Kleine samenkwamen. gehuchten als Ronduite en Belt- Schutsloot kwamen voor een groot De grootste achteruitgang in deel in het teken van het scheepvaartpassages vond plaats op watertoerisme te staan. Giethoorn het Steenwijkerdiep en in het kreeg grote bekendheid vanwege de verlengde daarvan het Noorderdiep. dorpsgrachten en het Toen de vervening, die in de buurt puntervervoer. De van dit kanaal relatief lang stand Arembergergracht, de Wetering en hield (onder meer in Wetering) de Kalenbergergracht maken thans omstreeks 1920 op haar einde liep, deel uit van een druk bevaren nam het aantal schepen snel af. In scheepvaartverbinding met 1936 bedroeg het aantal Friesland. Kaart 12 geeft een scheepvaartpassages bij de sluis overzicht van de belangrijkste van Blokzijl nog 914. In dat jaar waterlopen omstreeks 1984. werden er bij de Arembergersluis en de sluis bij Beukers 3.2. Wegen respectievelijk 4.556 en 7.052 Het wegvervoer was in het midden schepen werden geschut, terwijl van de negentiende eeuw duidelijk 7.231 schepen de brug bij ondergeschikt aan het vervoer over Ossenzijl passeerden. water. De belangrijkste landverbindingen liepen over de Tussen 1937 en 1942 werd de hogere randen van het gebied. In Noordoostpolder als onderdeel van het natte middengebied waren veel de Zuiderzeewerken drooggelegd. dorpen en buurschappen zelfs niet Dit betekende dat de havenplaatsen over land bereikbaar. De vier Vollenhove, Blokzijl en Kuinre hun belangrijkste landwegen van het ligging aan zee verloren zagen Land van Vollenhove vormden samen gaan. Vollenhove en Blokzijl een "vierkante" begrenzing van het werden door middel van een water- en veengebied. Beginnend

40 Kaart 12

WATERLOPEN OMSTREEKS 1984

8km

Van oorsprong natuurlijke waterweg Kanaal of gracht Meer

Bron: Waterstaat in Overijssel, 1983. p. 71.

41 bij de Zuiderzeedijk bij Kuinre Vledder (Drenthe) op deze wijze liep deze verkeersas over de dijk verhard. via Blokzijl en Vollenhove naar Zwartsluis, via de Zomerdijk naar Teneinde de investeringen die met Meppel, vervolgens in noordelijke wegverharding gemoeid waren terug richting naar Steenwijk en vandaar te verdienen, werd op via Oldemarkt terug naar de verschillende plaatsen tol Zuiderzeedijk. ' geheven. Met de komst van het systeem van wegenbelasting werd De vier hoofdverbindingen werden deze manier van financiering tussen 1830 en 1850 verhard. De overbodig, evenals de daarvoor wijze van wegverharding was, benodigde infrastructuur als verschillend. De meest belangrijke tolhuisjes en slagbomen. De naam wegen in de provincie werden van het zwembad "'t Tolhekke", op bestraat met straatklinkers. De de grens van de gemeenten eerste staatweg in het noordwesten Steenwijk en IJsselham, herinnert van Overijssel was die over Onna, nog aan de tijd dat hier tol Steenwijk en Willemsoord, die als geheven werd. onderdeel van de oude hoofdweg van Zwolle naar Leeuwarden in 1833 Na 1850 werden de belangrijkste gereed kwam. Veel andere wégen, grindwegen vervangen door waaronder de Zuiderzeedijk en de klinkerwegen. Tevens werd op de Zomerdijk langs het Meppelerdiep, hogere zandgronden rond Steenwijk, werden aanvankelijk uitgevoerd als Oldemarkt en Vollenhove een grindwegen. In het midden van de relatief dicht net van verharde weg werd een 0,80 a 1 meter brede wegen aangelegd. Het contrast bestrating gemaakt waar het paard tussen de goed ontsloten kon lopen. Aan de zijkant werden randgebieden en het slecht de grindwegen spoedig stuk ontsloten middengebied werd gereden. De hierdoor ontstane hierdoor vergroot. In het drassige kuilen werden dichtgegooid met veengebied bleef de bevolking tot grind en leemzand. het begin van de twintigste eeuw aangewezen op de waterwegen, die De introductie van de "MacAdamweg" hier goedkoper in aanleg en betekende een grote verbetering. onderhoud waren. In 1900 werd de De Schotse ingenieur MacAdam weg van Steenwijk naar Giethoorn ontwikkelde rond 1800 een methode bestraat. Later werd ook de weg waarbij steenslag van gelijkmatige van Vollenhove naar Wanneperveen grootte met leemzand werd verhard en werd de weg langs vastgewalst. In de twintigste eeuw Giethoorn doorgetrokken naar ontstond een verbeterde versie, Blauwe Hand. Door de grotere waarbij het wegdek werd besproeid bereikbaarheid werd de weg met teer en onmiddelijk daarna vrijgemaakt voor toeristen, die bestrooid met fijn steenslag ter vanaf de jaren twintig in dikte van 7 è 10 millimeter. De toenemende mate in de omgeving van eerste Macadamweg in de regio was Giethoorn neerstreken. de weg van Steenwijk naar Oldemarkt. Enige tijd later werd Wat hun functie betreft kon er in ook de weg van Steenwijk naar de negentiende eeuw onderscheid

42 worden gemaakt in twee soorten tussen Amsterdam en Groningen. wegen: lokale en bovenlokale Deze diensten zijn vroeg (eind 19e wegen. De lokale wegen dienden in eeuw) of laat (begin 20e eeuw) vroeger tijd ter verbinding van de verdwenen door de concurrentie van verschillende onderdelen van het andere middelen van vervoer: de boerenbedrijf. Tevens vormden zij trein, de omnibus, de tram en de de verbinding tussen de woning en vrachtauto. het lokale centrum (bv. de kerk of de school). Deze lokale In 1872 werd op het traject verbindingsfunctie werd in het Steenwijk-Meppel een nieuw veengebied vervuld door waterwegen vervoermiddel geïntroduceerd: de en op de zandgronden door omnibus, een door paarden landweggetjes. getrokken kar, voorzien van ramen, met ongeveer zestien zitplaatsen. De bovenlokale wegen verbonden het De keuze van het traject was gebied met belangrijke steden ongelukkig, omdat hier in 1868 een buiten de regio, zoals Zwolle, spoorlijn was geopend. Deze Meppel en Leeuwarden. De omnibusdienst werd korte tijd belangrijkste schakel tussen de later opgeheven. Rond de dorpen en steden was in die tijd eeuwwisseling werden er in het de diligence. De diligence Land van Vollenhove nieuwe fungeerde in eerste instantie als omnibusdiensten geopend, zoals de postkoets, maar vaak werden er ook diensten op Giethoorn en passagiers meegenomen. Al in de Frederiksoord. Ook deze vorm van achttiende eeuw reed er elke dag vervoer verdween in 1918 onder een postkoets van Zwolle via invloed van de opkomst van een Zwartsluis en Meppel naar andere: de fiets. Steenwijk en van daar verder naar Heerenveen. Bij de Woldpoort in Ondanks de aanwezigheid van een Steenwijk werd zo nodig van spoorlijn (sinds 1868) en twee paarden gewisseld en konden de tramlijnen (beide geopend in 1914) passagiers op verhaal komen in bleef een groot deel van het Land herberg "Corps de garde". Kort van Vollenhove voorlopig verstoken vóór 1900 verdween de postkoets van openbaar vervoer. Kaart 13 door de concurrentie van de trein. geeft een beeld van de Een deel van het goederenvervoer infrastructuur kort na de opening was inmiddels overgenomen door Van van de tramlijn langs de Gend en Loos. Ook langs de Zuiderzeekust. Voor zover de Zuiderzeekust, tussen Zwolle en plaatsen aan de tramlijn lagen, Lemmer, liep in de negentiende werden ze alleen verbonden met de eeuw een postkar. provinciale hoofdstad Zwolle en niet met andere handelsplaatsen Zwartsluis was in de vorige eeuw als Kampen, Steenwijk en Meppel. een knooppunt van post-, goederen - Vandaar dat in de jaren twintig op en personenvervoer. Van hieruit allerlei plaatsen autobusdiensten werden diligencediensten ontstonden. De grootste was de onderhouden met o.a. Vollenhove, Eerste Kuindersche Bus Onderneming Zwolle en Meppel en een (E.K.B.O.) met in 1929 lijnen op postwagenverbinding over water o.a. Blokzijl, Vollenhove, Meppel,

43 Kaart 13

INFRASTRUCTUUR IN 1915

\teer Genei N

8km

Hoofdweg Waterweg Spoorlijn Tramweg D Opgeheven halteplaats aan tram-/spoorlijn (na 1934)

Bron: Topografische kaarten van Nederland, 1850 en 1935.

44 Oldemarkt en Steenwijk. In de aangelegd om Zwartsluis (in 1949) jaren dertig braken slechtere en Steenwijk (in 1959). tijden aan. Het aantal buslijnen liep terug en in 1937 werd het 3.3. Spoor- en tramwegen bedrijf verkocht aan de Spoorweg- In het midden van de negentiende Maatschappij "Zwolle-Blokzijl" eeuw werd in Nederland een begin (Z.B.). Omstreeks dezelfde tijd gemaakt met de aanleg van gingen ook de autobusdiensten in spoorlijnen. In 1860 werd een Zwartsluis en Oldemarkt over naar wetsontwerp van het kabinet Van de Z.B.. Hall aangenomen, waarin de Nederlandse Staat zich verplichtte De Spoorweg-Maatschappij "Zwolle- ruim 900 kilometer spoorlijn aan Blokzijl" richtte zich vanaf 1934 te leggen. De Maatschappij tot geheel op de autobusexploitatie. Exploitatie van de In 1939 werd de naam veranderd in Staatsspoorwegen werd belast met N.V. Vervoersmaatschappij "De de aanleg. Eén van de trajecten Noord-Westhoek", meestal afgekort liep van Arnhem over Zwolle naar tot N.W.H.. Het busnet breidde Leeuwarden. Aanvankelijk zou deze zich snel uit, mede door de spoorlijn van Zwolle via Hasselt overname van andere buslijnen. Het en Zwartsluis naar Meppel lopen, aantal passagiers steeg van maar uiteindelijk werd gekozen 171.000 in 1938 tot 835.535 in voor een oostelijker gelegen tracé 1948. De standplaats van de door de gemeente Staphorst. De busmaatschappij bleef Zwartsluis, spoorlijn ontsloot alleen het hoge waar tussen 1949 en 1954 een nieuw noordoosten van het Land van complex werd gebouwd, bestaande Vollenhove. Verder westwaarts uit een reparatiewerkplaats, een werden geen spoorlijnen gepland, stallingsgarage en een deels omdat dit te kostbaar was kantoorgebouw. vanwege de drassige ondergrond, deels omdat de bloeiperiode voor Na de Tweede Wereldoorlog kreeg de de plaatsen langs de Zuiderzeekust autobus concurrentie van de al voorbij was. personenauto. Het wegennet onderging een aantal belangrijke In 1865 werd begonnen met de uitbreidingen. Tussen 1948 en 1951 aanleg van het baanvak Meppel - werd de weg van de Noordoostpolder Heerenveen. In verband met de via Blokzijl naar Steenwijk ondoordringbare keileemlaag van de aangelegd. Later volgden de Woldberg werd de spoorbaan Flevoweg tussen Vollenhove en enigszins verplaatst in westelijke Blauwe Hand en de Blauwe Handse richting en werd de doorgraving weg tussen Blauwe Hand en Beukers. gerealiseerd in het lager gelegen Veel andere wegen werden in deze Bergstein. In december 1867 reed periode verhard of verbeterd. Door de eerste trein tussen Meppel en de grote toename van het Heerenveen. Een jaar later werd de personenvervoer achtte men het spoorlijn Arnhem-Zwolle-Leeuwarden wenselijk het doorgaande verkeer officieel in gebruik genomen. In zo veel mogelijk buiten de datzelfde jaar kwam het bebouwde kom om te leiden. Steen wij ker station gereed. Dit "Rondwegen" werden bijvoorbeeld gebouw werd in 1973 afgebroken en

45 vervangen door een nieuwe. Blokzijl" opgericht (meestal afgekort als Z.B.). In het eerste jaar maakten 20.934 Door moeilijkheden van velerlei reizigers gebruik van het station aard duurde het tot 1912, voor in Steenwijk. Vanaf 1894 was er begonnen werd met de feitelijke een tweede halte bij Willemsoord. aanleg. In 1914 werd de tramlijn Dit station bleef tot de jaren geopend. De exploitatie was in dertig in gebruik. In 1927 werd handen van de Nederlandsche het baanvak Meppel-Heerenveen van Centraal-Spoorweg-Maatschappij dubbel spoor voorzien. Tijdens de (N.C.S.). Voor de plaats van de Duitse bezetting werd één van de dienstgebouwen werd een keuze twee banen van het gedeelte gemaakt tussen Blokzijl en Steenwijk-Wolvega opgebroken. Het Zwartsluis. Op aandrang van de materiaal werd voor de N.C.S. werd gekozen voor oorlogsvoering gebruikt. Pas in Zwartsluis. Hier werden de 1975 werd opnieuw een dubbel spoor lokomotief- en rijtuigloods en de in gebruik genomen, nadat in 1952 remise gebouwd. het gehele baanvak was geëlectrificeerd. De tramlijn telde vanaf De Velde (gemeente Zwartsluis) tot het In de buurt van het Steenwijker eindpunt Blokzijl achttien station stond in het begin alleen stopplaatsen. In de meeste het "Stationskoffijhuis". In de gevallen betrof het een regel ontwikkelde zich langs de personenhalte, soms in combinatie verbindingswegen tussen station en met een goederenlos- en centrum vaak bijzondere bebouwing. laadplaats. In Blokzijl, In Steenwijk duurde het dertig Vollenhove en Zwartsluis verrees jaar voor er een korte verbinding een stationsgebouw met een tussen het station en het stad tot goederenloods. Een tweetal stand kwam. Rond de eeuwwisseling bedrijven kreeg een speciale werd deze straat, de Nieuwe spooraansluiting: de Coöperatieve Stationsstraat (de latere Tromp Zuivelfabriek "De Eendracht" in Meestersstraat), een straat van Vollenhove en de Stoomhoutzagerij fabrieksgebouwen, villa's en "Gebr. Loos" in Blokzijl. Op het andere grote woningen. voormalige stationsgebouw van Vollenhove bevindt zich nog het In 1881 werden de eerste plannen kleurige tegeltableau met de tekst voor een stoomtram langs de "Vollenhove". Vanaf dit station Zuiderzeekust gelanceerd. In de reed een zij lijntje door naar de oorspronkelijke plannen werd binnenhaven. uitgegaan van een tramlijn tussen Zwolle en het Friese Stavoren. In de jaren twintig werden de Niet alle betrokken gemeenten autobus en de vrachtauto geduchte toonden interesse en de concurrenten voor de stoomtram. De financiering kwam niet rond. Vanaf autobus richtte zich op het 1898 spitsten de plannen zich toe personenvervoer en de vrachtauto op het traject tussen Zwolle en trok een groot deel van het Blokzijl. In 1904 werd de N.V. goederenvervoer, speciaal het Spoorweg-Maatschappij "Zwolle- veevervoer, naar zich toe.

46 Bovendien brak er eind 1924 een was hierop een uitzondering en was staking uit bij de firma Loos, één één van de eerste gemeenten van van de belangrijkste klanten van Nederland waar het stadsgas zijn de tram, die uiteindelijk leidde intrede deed. Aan de Tukseweg werd tot het vertrek van de firma uit in 1859 op particulier initiatief Blokzijl. Aan het eind van de een gasfabriek gesticht. Het hier jaren twintig was er een kleine geproduceerde steenkoolgas werd opleving, maar korte tijd later gebruikt voor verlichting en werd duidelijk dat het einde van verwarming. In de stad werden 32 de tramlijn in zicht was. In 1934 grote en 22 kleine lantaarns werd de tramlijn opgeheven. geplaatst. Nadat omstreeks 1950 in Sindsdien legt de Z.B. (sinds 1939 de buurt van Wanneperveen en De N.V. Vervoersmaatschappij "Noord- Wijk aardgas was aangeboord, werd Westhoek" geheten) zich toe op de in 1952 de gasproduktie uit kolen autobusexploitatie. gestopt. De gasfabriek met zijn grote pijp en de bijbehorende In het jaar waarin de tramlijn cylindrische gashouder werden tussen Zwolle en Blokzijl werd afgebroken. geopend (1914), werd ook aan de andere kant van het Land van Voor de huisverlichting gebruikte Vollenhove een tramlijn in gebruik de bevolking van oudsher de genomen. Deze verbond Steenwijk olielamp. Na de bouw van de met het Friese Noordwolde. In gasfabriek in 1859 was het in Steenwijk werd in de buurt van het Steenwijk mogelijk om treinstation een apart tramstation gasverlichting aan te brengen. In gebouwd. De tram kende op maandag 1921 werd Steenwijk aangesloten op een topdag, wanneer het vee voor het electriciteitsnet van de N.V. de markt werd aan- of afgevoerd. Electriciteitsmaatschappij Na de Tweede Werldoorlog werden IJsselcentrale. Twee jaar later het personenvervoer en (later) het hadden vrijwel alle woningen in de goederenvervoer gestaakt. Alle stad electrisch licht. Vanuit relicten (station, rails) zijn Steenwijk breidde het verdwenen. Alleen de straatnaam electiciteitsnet zich uit over de "Tramlaan" herinnert nog aan de gehele Noordwesthoek. Na de Tweede stoomtram. Kaart 14 toont het Wereldoorlog verschenen er als spoorlijnen- en wegennet omstreeks gevolg van de sterke opmars van de 1984. electriciteit verdeelstations (bv. bij Zwartsluis), distributielijnen 3.4. Nutsvoorzieningen en hoogspanningsleidingen. Straatverlichting was eeuwenlang een voorrecht voor de steden en Hoewel het Land van Vollenhove grotere dorpen. De rijk aan water is, was het met de lantaarnopsteker bleef op veel drinkwatervoorziening in de plaatsen tot het begin van de negentiende eeuw slecht gesteld. twintigste eeuw een vertrouwd Het drinkwater was over het gezicht. De kaars- en later algemeen ijzerhoudend en had een olielantaarns stonden op houten goudgele kleur. De bevolking was palen en werden iedere avond aangewezen op drinkwaterpompen, aangestoken en gedoofd. Steenwijk die verspreid over het gehele

47 Kaart 14

SPOORLIJNEN- EN WEGENNET OMSTREEKS 1984

N

8km

Spoorlijn Autoweg zonder gescheiden rijbanen Hoofdweg breder dan 4 meter Overige verharde wegen Bebouwing

Bron: Grote Topografische Atlas van Nederland, 1987.

48 gebied voorkwamen. Buiten de In 1850 werd door middel van de bebouwde kom had vrijwel iedere Postwet de basis gelegd voor de boerderij of woning zijn eigen huidige P.T.T. Postkantoren, waterput. In 1907 kreeg Steenwijk brievenbussen en (later) een eigen drinkwaterleidingnet. telefooncellen verschenen in het Het water werd aangevoerd vanuit straatbeeld. De bouw van een pompstation in Havelte, waar postkantoren werd toevertrouwd aan het water zuiverder was dan in de ingenieurs van Rijkswaterstaat Steenwijk. In de toren van de St. en enige decennia later aan de Clemenskerk werd op een hoogte van rijksbouwmeester voor post-, 25 meter een waterreservoir telegraaf- en rijksgebouwen. aangebracht om druk op de Voorbeelden van de hieruit waterleiding te krijgen. voortvloeiende "Postkantorengotiek" zijn niet In 1930 werd de N.V. meer aanwezig. Een van de eerste Waterleidingmaatschappij Rijkstelegraafkantoren in dit Overijssel opgericht, die belast gebied was die op het Oude Verlaat werd met zorg voor de in Blokzijl, gebouwd in 1873. drinkwatervoorziening in grote delen van Overijssel. In de jaren dertig werden in het Land van Vollenhove buizen ten behoeve van de waterleiding gelegd. Tevens werden er watertorens gebouwd in Thij of Steenwijkerwold (1931), Sint Jansklooster (1931) en Kuinre (1933). Deze drie torens hebben alle een soortelijke, enigszins hoekige vorm met kenmerken van de Amsterdamse school. Gelegen op een natuurlijk hoogte steken zij ver boven de omgeving uit. Bij de watertoren van Sint Jansklooster werd in 1936 een pompstation gebouwd. Toen vanaf 1946 ook de Noordoostpolder van water moest worden voorzien, werd dit pompstation uitgebreid. Eind vijftiger jaren werd in Havelterberg een nieuw pompstation geopend en werd het waterreservoir in de St. Clemenskerk buiten werking gesteld. Omstreeks 1960 werden de laatste plaatsen in het land van Vollenhove op het waterleidingnet aangesloten. Hieronder was de buurschap Hoogeweg tussen Ossenzijl en Kalenberg.

49 4 Nederzettingen

4.1. Structuur en spreiding omstreeks 1850 In het midden van de negentiende eeuw kon er in het Land van Vollenhove onderscheid gemaakt worden tussen vijf soorten nederzettingen: 1. steden en handelsdorpen: geconcentreerde bebouwing met stedelijke elementen. 2. streekdorpen: langgerekte bebouwingsrij(en) langs weg, dijk of water. 3. esdorpen: geconcentreerde of meer verspreide bebouwing op de hogere zandgronden. 4. landgoederen: grootgrondbezit met weinig bebouwing. 5. kolonienederzettingen: planmatige bebouwing. Sommige nederzettingen hadden kenmerken uit meer dan één categorie, bv. Oldemarkt dat zowel elementen van het wegstreekdorp als van het handelsdorp had. Bij de indeling is de morfologische structuur van de nederzetting als uitgangspunt genomen. De ontstaansgeschiedenis wordt alleen behandeld, voor zover die zichtbaar is in de morfologische structuur anno 1850. Zo is Steenwijk waarschijnlijk ontstaan uit de esdorpen Oost- en Westwijk, maar omdat dit in de negentiende eeuw niet meer zichtbaar is in de ruimtelijke opbouw van Steenwijk, wordt dit buiten beschouwing gelaten. Op kaart 15 is de spreiding van de verschillende nederzettingscategorieën over het Land van Vollenhove weergegeven.

4.1.1. Steden en handelsdorpen Tot de categorie nederzettingen met een geconcentreerde bebouwing en stedelijke elementen behoorden Steenwijk, Vollenhove, Blokzijl, Kuinre, Zwartsluis en Oldemarkt.

50 Kaart 15

DE SPREIDING VAN DE NEDERZETTINC.STYPEN OMSTREEKS 1850

- ' *"

t.*., _.,% .-•'• N

•N...... \ •*"•'"

N Z,.-,..,i..,>'c..V..L«J

8km

Steden en handelsdorpen Streekdorpen Esdorpen Landgoederen Kolonienederzetting

Bron: Hol, T. en J. Kroes, 1979.

51 Deze nederzettingen onderscheidden (dichte bebouwing en een zich door een concentratie van concentratie van niet-agrarische niet-agrarische functies (vooral functies) om stad of handelsdorp handel), een relatief sterk te onderscheiden van andere geconcentreerde en verscheiden nederzettingen. bebouwing en soms het exclusieve karakter ten opzichte van het De steden en handelsdorpen lagen omringende platteland (bv. niet regelmatig verspreid over het stadsrecht). Land van Vollenhove. Ze lagen aan de randen van het gebied: op een Steenwijk, Vollenhove en Blokzijl strategische plaats aan zee hadden officieel stadsrechten. (Kuinre, Blokzijl en Vollenhove), Steenwijk kreeg als eerste op een knooppunt van waterwegen nederzetting in het Land van (Zwartsluis), op een hoger gelegen Vollenhove stadsrecht; wanneer stuwwal (Oldemarkt) of bij een precies is niet bekend, maar in nauwe doorgang tussen twee ieder geval tussen 1255 en 1295. stuwwallen (Steenwijk). Belangrijk Later werden ook het stadsrecht was de aanwezigheid van een goede verleend aan Vollenhove (in 1354) infrastructuur, wat tot 1850 en Blokzijl (in 1672). Het vrijwel gelijk stond aan goed stadsrecht van Blokzijl dat bevaarbare waterwegen. verleend werd door Prins Willem III is betwist, omdat het drie Een gemeenschappelijk kenmerk van jaar later weer werd ingetrokken de steden en handelsdorpen was de door de Staten van Overijssel. concentratie van bebouwing op een relatief geringe oppervlakte. De Het belang van stadsrechten school verzorgende functie strekte zich in de (voor)rechten die er voor de in deze plaatsen uit over een betreffende plaats uit groter gebied dan de nederzetting voortvloeiden. Zo had een stad het zelf. De mate waarin deze recht om schepenen te kiezen voor verzorgende functie werd de rechtspraak. Aan het eind van uitgeoefend verschilde per kern. de veertiende eeuw had ook Kuinre Zo had Steenwijk een groot zijn eigen schepenen, waardoor verzorgingsgebied, dat ruwweg deze nederzetting juridisch een samenviel met het gebied dat nu de stad was. Omstreeks 1600 waren er gemeente Steenwijk vormt. De geen schepenen meer aanwezig bij marktfunctie strekte zich echter de rechtspraak en was Kuinre weer over een veel groter gebied uit. gedegradeerd tot de status van Een voorbeeld van een kern met een dorp. In de Franse tijd werd de klein verzorgingsgebied was forteresse Zwartsluis Blokzijl. De gemeente Blokzijl was staatsrechtelijk als stad van 1864 tot 1913 de kleinste beschouwd, hoewel het dorp nooit gemeente van Nederland. De andere stadsrechten kreeg. De indeling in kernen zaten, wat betreft de steden en dorpen is vanwege de omvang van hun verzorgingsgebied, bovengenoemde complicaties tussen Steenwijk en Blokzijl in. achterwege gebleven. In plaats daarvan is gekozen voor een Ook morfologisch waren er morfologisch- functioneel criterium belangrijke verschillen tussen de

52 zes onderscheiden kernen. Deze stratenpatroon bestond uit hingen voor een belangrijk deel evenwijdige oost-west lopende samen met hun hoofdstraten, die met elkaar ontstaansgeschiedenis. Zo was de verbonden waren door smalle structuur van Vollenhove voor een stegen. Het planmatige karakter groot deel terug te voeren op de van de bebouwing was een gevolg voormalige functie als van de geleide stadsvorming, die bisschoppelijk steunpunt en die vanuit de bisschoppelijke burcht van Zwartsluis op de militaire "Het Oldehuys" werd bepaald. De functie als forteresse. In ruime aanleg is te verklaren door Blokzijl weerspiegelde de de vele vanouds binnen de stad morfologische structuur het belang gelegen adellijke huizen van de scheepvaart in de (havezaten). De stadspoorten waren ontstaansgeschiedenis. kort voor 1850 afgebroken, de stadsgrachten waren nog aanwezig. Nu volgt een beschrijving van de morfologische structuur van de Blokzijl was een omveste havenstad steden en handelsdorpen in het met een vrij onregelmatige Land van Vollenhove omstreeks het radioconcentrische structuur en midden van de negentiende eeuw. een plaatselijk dichte bebouwing. Het centrale element in het Steenwijk was typologisch een stratenpatroon was de 16e eeuwse omveste marktstad met een havenkolk. De stadsplattegrond regelmatige, min of meer bestond uit een zeshoekige, met radioconcentrische structuur. bastions voorziene vesting (een Onder een radioconcentrische forteresse). Op de westelijk wal structuur wordt verstaan een na, waren alle wallen bij de geconcentreerde nederzettingsvorm, overstroming van 1825 verdwenen. waarvan de straten vanaf de rand Rondom de Nederlands Hervormde van de nederzetting in het centrum kerk was de bebouwing zeer samenkomen. Het centrale geconcentreerd. Langs de haven was structuurelement van Steenwijk was de bouwing ruimer. de markt. Het regelmatige stratenpatroon laat zich verklaren Kuinre was een dicht bebouwd door de verwoesting in 1523, tweerijig havendorp tussen de waarna de stad opnieuw werd Linde (hier ook wel Kuinderdiep opgebouwd. Kort vóór 1850 waren de genoemd) en Het Nieuwe Kanaal vier stadspoorten afgebroken en (aansluitend op de Tussenlinde). vervangen door hekwerken. De De bewoningsas was een dijk. De stadswallen waren in 1850 nog wel bebouwing aan de oostzijde was aanwezig. Tot de aanvaarding van kort daarvoor tot stand gekomen; de Vestingwet in 1874 mocht de oorspronkelijk was Kuinre een omwalling rond de stad niet worden eenrijig streekdorp. verwijderd. Oldemarkt was een relatief dicht Vollenhove was een kasteelstad met bebouwd tweerijig havenwegdorp met een regelmatige rastervormige secundaire bewoning langs de weg structuur en een weinig dichte naar de kerk. De bewoningsas lag bebouwing. Het rastervormige in het verlengde van het Mallegat,

53 de verbinding net de rivier de vond op planmatige wijze plaats Linde. Nabij de haven was de weg vanuit een vaste ontginningsas, breder in verband met de handel meestal een weg. De kolonisten (vooral in boter) die hier hadden bij deze ontginningswijze gedreven werd. het recht van opstrek, d.w.z. zij mochten hun kavels naar achteren Zwartsluis bestond uit drie delen: doortrekken, totdat de grens van de Schans, het Buitenkwartier een ander dorpsgebied bereikt langs de zeedijk en de werd. Zo ontstond er in sommige Nieuwesluis. Uitgaande van het gevallen een onregelmatige belangrijkste onderdeel van de zaagtandvormige grens van de nederzetting (de Schans) kon verkavelingsgebieden, bij voorbeeld Zwartsluis getypeerd worden als op de grens van Giethoorn en een omvest, vrij onregelmatig Wanneperveen. Het voordeel van geconcentreerd havendorp met deze wijze van ontginning was dat secundaire uitbreidingen langs het iedere boer stukken land van Buitenkwartier, de Zomerdijk en de verschillende kwaliteit kreeg. Dit dijk bij de Nieuwesluis. In de verdelingsprincipe was bij uitstek zestiende eeuw werd Zwartsluis geschikt in een gebied met een een versterkte, vijf hoekige regelmatig, vrij vlak reliëf. vesting (een forteresse). De schans werd ver vóór 1850 Waar wel duidelijke geslecht, maar de stadsgrachten reliëfverschillen aanwezig waren waren nog aanwezig. lag de bebouwing meer in het midden van de kavels, op de 4.1.2. Streekdorpen gradiënt van hoog naar laag. De De meeste nederzettingen in het akkers en woeste gronden lagen lage veengebied van het Land van vaak op de hogere delen, de wei- Vollenhove behoren tot de en hooilanden op de lagere. Bij categorie van de streekdorpen. deze vorm van opstrek werd de Deze worden gekenmerkt door een eindgrens van de kavels bepaald langgerekte lintbebouwing aan één door het fysische milieu. of twee zijden van de occupatieas Voorbeelden zijn Eesveen, (=bewoningsas). De occupatieas is Kallenkote en De Leeuwte, een weg, een dijk of een water. wegstreekdorpen met es- en kampachtige kenmerken Het ontstaan van het streekdorp (gemeenschappelijke weide- en hing samen met het aanwezige veldgronden). milieu, het tijdstip van de ontginningen en de invloed van het In de oudste streekdorpen lag de landsheerlijke gezag. Deze laatste bebouwing aan een weg. Dit type factor was in het Land van streekdorp met het bijbehorende Vollenhove zeer belangrijk. De landschapstype komt ook elders in woeste gronden behoorden in de Nederland voor: o.a. in middeleeuwen tot de bezittingen Staphorst/Rouveen, Vriezenveen en van de bisschop van Utrecht. Deze in het Fries en het Hollands- gaf de gronden uit aan kolonisten Utrechts laagveengebied. in ruil voor een bepaalde belasting (tins). De kolonisatie In en na de vijftiende eeuw kwam

54 een categorie streekdorpen op, meer bruggen dan in de andere waar de bewoning geen directe dorpen. relatie had met de verkaveling. De Meer aan de rand van het bewoning concentreerde zich langs veengebied, op de grens met de een dijk bij een sluis (bv. hogere zandgronden en langs de Ossenzijl), langs een belangrijke Zuiderzeedijk, lagen de weg-en verbindingsweg (bv. Tuk en Thij) dijk(streek)dorpen. De onderlinge of bij een herberg en tol (bv. De verschillen waren in deze Moespot, Blauwe Hand en Witte categorie groter dan bij de Paarden). waterstreekdorpen. Zo was Blankenham een onregelmatig, Omstreeks 1600 ontstonden als éénrijig streekdorp met gevolg van de turfgraverij de boerderijen op terpen langs of op waterstreekdorpen. Voor een deel enige afstand van de dijk, terwijl betrof het oude agrarische Wanneperveen en Dinxterveen streekdorpen met een opstrekkende tweerijige, relatief dicht verkaveling, zoals Kalenberg en bebouwde streekdorpen waren. Het Giethoorn. De boerderijen stonden onderscheid tussen weg- en aanvankelijk langs wegen, maar na dijkdorpen was in veel gevallen de opkomst van de vervening werden overbodig, omdat de de woningen verplaatst naar een vervoersfunctie meestal samenviel plaats langs het water (Giethoorn) met de beschermingsfunctie tegen of verdween de weg ten gunste van het water. Dit was onder meer het een gracht (Kalenberg). Voor een geval bij de Veneweg in ander deel waren het jonge Wanneperveen/Dinxterveen en de nederzettingen, die ten tijde van Zuidwendedijk in Ossenzijl. de turfgraverij ontstonden langs verbrede of nieuw gegraven De meeste wegdorpen lagen op de grachten. Voorbeelden hiervan zijn flanken van de keileemheuvels. Ten Wetering, Dwarsgracht en oosten van Vollenhove lag St. Schutsloot. Jansklooster, een tweerijig, relatief dicht bebouwd wegdorp op In 1850 lagen er negen de grens van keileem en veen. Ten waterstreekdorpen in het Land van noordoosten van de stad Steenwijk. Vollenhove. De meeste dorpen Hier lag onder andere het hadden een tweerij ig tweerijige wegdorp Tuk. In Sint bewoningspatroon langs een vaart Jansklooster was de relatie tussen of een gracht. Alleen Jonen en het bewoningspatroon en de Muggenbeet waren eenrijige verkaveling nog aanwezig, zij het waterstreekdorpen. De woningen minder sterk dan bij de oudere lagen op eilandjes, van elkaar wegdorpen Barsbeek en De Leeuwte. gescheiden door sloten. Slechts Tuk was een jongere nederzetting een voetpad met vonders zonder relatie tussen (uitneembare loopplanken) verbond bewoningspatroon en verkaveling. de woningen met elkaar. Over de grachten lagen hoge bruggen. Hun Een aantal streekdorpen lag niet aantal hing af van de breedte van meer langs de oorspronkelijke de gracht. Vanwege de smalle ontginningsbasis. Toen de gronden dorpsgracht lagen er in Giethoorn in de omgeving van de woningen

55 door ontwatering en intensieve Ook de wijze van ontginning bewerking te drassig werden, speelde hierbij een rol. Het verplaatste het dorp zich naar de hoevenlandschap is vaak het hogere gronden binnen het resultaat van een individuele dorpsgebied. Binnen het Land van ontginningswijze vanuit een ouder Vollenhove hebben de dorpen esdorp (bv. Steenwijk). De meer IJsselham, Wanneperveen, Giethoorn geconcentreerde esdorpen met grote en Scheerwolde zich in de loop der bouwlandcomplexen zijn vaak eeuwen verplaatst. Het dorp ontstaan als gevolg van IJsselham lag oorspronkelijk aan collectieve ontginningen. de Oudeweg (nu Kalenbergergracht), verplaatste zich eerst naar de Kern- en kransesdorpen kwamen in Hoge Weg en later (eind het Land van Vollenhove niet voor. zeventiende eeuw) naar de Onna, het oudste nog bestaande IJsselhammerweg, "het Pat". In esdorp in dit gebied, was een Scheerwolde was de wateroverlast flankesdorp. De bebouwing lag zo groot dat veel inwoners vanaf rijvormig op de noordelijke flank de zestiende eeuw naar elders van het escomplex. Ten zuiden van vertrokken. Het achtergebleven de es lagen de weilanden en in het deel van de bevolking vestigde zuidoosten de heidegronden. Deze zich langs de Wetering. werden in het begin van de negentiende eeuw verdeeld, waarna 4.1.3. Esdorpen de Onnase marke werd opgeheven. Het verspreidingsgebied van de in Ook was gedeeltelijk een Twente en Salland veel voorkomende flankesdorp. Dit dorp bestond uit esnederzettingen beperkte zich in twee bewoningsrijen: één langs de het Land van Vollenhove tot de Hoevendijk op de grens van keileem hogere randgebieden. Kenmerkend en veen (flankesdorp) en één langs voor esdorpen zijn de de Langesloot (waterstreekdorp). aaneengesloten stukken bouwland zonder perceelscheidingen. De Ten noordoosten van de stad nederzetting lag meestal tussen Steenwijk lagen de kamphoeven en het individueel bewerkte bouwland hoevenzwermen. Het sterk (ook wel es of enk genoemd) en het verbrokkelde reliëf leidde hier gemeenschappelijk gebruikte tot de aanleg van kleine essen of weiland en veld in. kampen (afgeperkte stukken land). Deze kampen en essen waren meestal De vorm van de esnederzetting kan onregelmatige blokkavels. Soms variëren van geconcentreerde beperkte de bebouwing zich tot één bebouwing (kernesdorp) naar kamphoeve, (bv. Rondebles, dicht rijvormige bebouwing langs de es bij de Friese grens). In andere (kransesdorp en flankesdorp) tot gevallen was uit één kamphoeve een verspreide hoeven (essenzwermen, gehucht voortgekomen en ontstonden hoevenzwermen en kamphoeven). De hoevenzwerm(dorp)en (bv. Basse en mate van concentratie van Gelderingen). Op de keileembult bebouwing is sterk afhankelijk van van Steenwijkerwold/Paaslo lagen de verbrokkeling van het reliëf. omstreeks 1850 veertien kamphoeven Hoe verbrokkelder het reliëf, des en hoevenzwermen. Ook de te meer verspreid de bebouwing. buurschappen in de gemeente

56 Zwartsluis (Baarlo, De Velde en herenhuis of een kasteeltje met Zwartewaterklooster) behoorden tot enkele boerderijen te midden van de hoevenzwermen. een bosrijke omgeving. Het landgoed De Oldenhof lag ten 4.1.4. Landgoederen zuidoosten van de stad Vollenhove. In het midden van de negentiende Het bestond uit een rechthoekig eeuw telde het Land van Vollenhove achttiende eeuws huis, omgeven drie landgoederen: De Eese, De door bos. Aan Zwollingerkamp Oldenhof en De Bult. Een vierde herinnerde de wegnederzetting landgoed, Zwollingerkamp, was in Roekebosch in het dorpsgebied van 1839 uiteengevallen. Deze Dinxterveen. Het landgoed De Bult landgoederen lagen op de hoge strekte zich uit van de zandgronden aan de rand van het Steenwijker Aa tot het bosgebied gebied, meestal op de grens van rond de Woldberg. Het middelpunt verschillende dorpsgebieden. was een achttiende eeuws landhuis Waarschijnlijk waren het aan de Bultweg. restgebieden die door de oudste bewoners niet gebruikt werden. Op 4.1.5. Kolonienederzettingen een landgoed bevond zich meestal In het noorden van de gemeente een buitenplaats, "een herenhuis Steenwijkerwold lag de vrije met bijgebouwen gelegen in een kolonie Willemsoord, in 1820 formele aanleg of park in gesticht door de Maatschappij van landschappelijke stijl". Weldadigheid. Eigenlijk bestond de kolonie uit twee planmatig De zandgronden boden voldoende opgezette delen: Willemsoord en De draagkracht voor de vaak grote Pol. De bebouwing van Willemsoord bouwwerken en waren ook geschikt bestond uit twee dubbelrijige voor de aanleg van bossen en bewoningassen, die elkaar kruisten parken. In de drassige in het centrum van het dorp. Op veengebieden was de bouw van het kruispunt van de wegen "buitens" een te kostbare, zo niet Paasloregel, Kon. Wilhelminalaan onmogelijke zaak. Waar toch en de Rijksweg Steenwijk-Wolvega landhuizen te midden van het veen stonden de grotere gebouwen (o.a. gebouwd werden, gebeurde dit op een school en een spinzaal). De zandige opduikingen. Een voorbeeld Pol, ten zuidwesten van hiervan is het landhuis Willemsoord, was een tweerijig "Havezathe" in Zandbelt. wegdorp, qua morfologie vergelijkbaar met een streekdorp. De oudste landgoederen, De Eese, De Oldenhof en Zwollingerkamp, Willemsoord was de enige kolonie ontstonden als leengoed van de in het Land van Vollenhove. Net bisschop van Utrecht. De Bult was over de grens van de provincie een jonger landgoed dat in de Drenthe werden door de achttiende eeuw uit Maatschappij van Weldadigheid nog grootgrondbezit voorkwam. De Eese twee kolonieën gesticht: was vanaf de late middeleeuwen tot Frederiksoord en Wilhelminaoord. 1795 een heerlijkheid en een zelfstandig schoutambt. Het landgoed bestond in 1850 uit een

57 4.2. Ruimtelijke ontwikkeling Beitel" en "'t Rooie Dorp" (nu 1850-1940 Bloemenbuurt genoemd). Binnen de stadsgrachten werd het noordelijk 4.2.1. Steden en handelsdorpen deel aan het eind van de jaren In 1849 telden de zes steden en twintig gesaneerd. De oude handelsdorpen in totaal 11.346 eenkamerwoningen werden, net als inwoners. Bij de Volkstelling in op andere plaatsen in de stad, 1947 hadden deze nederzettingen in afgebroken en vervangen door een totaal 16.096 inwoners. In de ruimere bebouwing. Tegelijkertijd tussenliggende periode van bijna werd de infrastructuur verbeterd. honderd jaar nam het aantal In de jaren twintig en dertig inwoners toe met 6.521. De werden langs de uitvalswegen ruimtelijke ontwikkeling was Tukseweg (in 1850 nog nauwelijks echter per kern zeer verschillend. bebouwd) en Meppelerweg woningen voor de meer welgestelde bevolking Steenwijk breidde zich vanaf de gebouwd. jaren zestig van de negentiende eeuw uit buiten de stadswallen. De Anno 1940 was het verleden als eerste woningen buiten de wallen vestingstad in Steenwijk nog werden gebouwd langs de stadgracht duidelijk zichtbaar. De bij de voormalige Gasthuispoort. stadsgracht vormde ruimtelijk en Vooruitlopend op de Vestingwet van visueel een scheiding tussen de 1874 werd een begin gemaakt met oude stad en de nieuwe het afgraven van de stadswal stadsuitbreidingen. De stadswallen tussen de Wold- en de waren op verschillende punten Gasthuispoort. Op deze plaats werd afgegraven in verband met omstreeks 1870 de Kornputsingel uitbreiding van de bebouwing en aangelegd met statige, grote aanleg van nieuwe wegen; alleen in huizen. Rond de eeuwwisseling het zuidoosten bleef de stadswal breidde de stad zich uit in de staan. In het centrum waren veel richting van het station, ten gesloten huizen verbouwd tot noorden van de stad. Langs de winkelpanden. Tussen de straat tussen station en stad, de Paardemarkt en de Oosterpoort was huidige Jan Hendrik Tromp er als gevolg van de sanering veel Meestersstraat, verschenen villa's veranderd. Dit stadsdeel en andere grote woningen. Langs de onderscheidde zich door een ruime haven van het Steen wij kerdiep aanleg met een weinig dichte concentreerde zich de industrie, bebouwing en een goede die voor een deel voortkwam uit de infrastructuur. Een opvallend al rond 1850 aanwezige element in de stadsplattegrond was houtzaagmolens. het in 1898/1899 aangelegde park "Rams Woerthe" achter de Vanaf de eeuwwisseling drukten de gelijknamige villa ten oosten van woningstichtingen een belangrijk de oude stad. stempel op de kwalitatieve en kwantitatieve toename van de Steenwijk is de enige plaats in woningvoorraad. Ten zuiden en het Land van Vollenhove, waar één oosten van de stad verscheen een of meer voorbeelden van de tussen aantal arbeidersbuurten, zoals "De 1850 en 1940 in Nederland gangbare

58 bouwstijlen aanwezig zijn. Vooral nederzetting. De Vollenhover sluis "art nouveau", ook wel werd omstreeks 1910 vervangen en "Jugendstil" genoemd, zijn in iets verplaatst in zuidwestelijke Steenwijk ruim aanwezig. Het richting. Op enkele plaatsen bekendste voorbeeld van art werden nieuwe villa's gebouwd, nouveau is de de villa Rams onder andere aan de Zuiderstraat Woerthe, sinds 1919 gemeentehuis. en de Domineeswal. Het aantal Andere representanten van deze inwoners daalde aanzienlijk: van bouwstijlen worden aangetroffen 1.547 in 1849 tot 1.231 in 1947. langs de Meppelerweg en de Tromp Meestersstraat (onder andere villa Kuinre behield in de periode 1850- "Frisia"). 1940 de structuur van een tweerijig dijkdorp. De bebouwing Het aantal inwoners van Steenwijk aan de oostzijde van de dijk steeg tussen 1849 en 1947 van verdichtte zich. Een aantal 3.682 tot 8.136. Steenwijk was belangrijke gebouwen, zoals de daarmee verreweg de snelst zuivelfabriek en de school, werd gegroeide plaats in het Land van ten oosten van de Linde gebouwd. Vollenhove. Het inwonertal was in Het aantal inwoners nam af van 919 bijna honderd jaar meer dan in 1849 tot 791 in 1947. verdubbeld. Deze bevolkingsvermeerdering (4.454 Oldemarkt was in 1940 een personen) was bijna gelijk aan die tweerijig dijkdorp langs de van alle steden en handelsdorpen Hoofdstraat met enige secundaire in het Land van Vollenhove samen bebouwing aan de Kruisstraat. De (4.750 personen) bebouwing langs de beide hoofdassen had zich verdicht en Vollenhove behield tussen 1850 en uitgebreid. Bij de haven in het 1940 het rastervormige verlengde van de Hoofdstraat stratenpatroon met een weinig stonden onder andere een dichte bebouwing. De stadsgrachten zuivelfabriek en een korenmolen. werden in die periode gedempt, de Het aantal inwoners nam tussen laatste in 1921. Langs de oude 1849 en 1947 toe van 894 naar zeedijk tussen stad en haven was 1.080. op de achtererven van de Visserstraat een water front van Zwartsluis breidde zich tussen vissershuizen ontstaan. Ten 1850 en 1940 uit ten noordoosten noorden van de Grote Kerk werd van de Schans en langs de omstreeks 1890 een buitenhaven Zomerdijk. De Zomerdijk kende een aangelegd. Deze ruimtelijke afwisseling van fabrieken, ontwikkelingen illustreren het scheepswerven en woningen (deels belang van de visserij. Het aantal dienstwoningen). Belangrijke inwoners steeg van 1.405 in 1849 infrastructurele veranderingen tot 1.918 in 1947. waren de aanleg van de Havendij k (1868) en de Grote Kolksluis De structuur van Blokzijl bleef (1877/1878). Zwartsluis had in tussen 1850 en 1940 vrijwel 1849 2.899 inwoners. In 1947 ongewijzigd. De havenkolk bleef bedroeg het aantal inwoners 2.940. het centrale element van de

59 4.2.2. Overige nederzettingen nam hier tussen 1849 en 1947 toe De meeste van 1.468 tot 1.994. De grootste plattelandsnederzettingen in het uitbreidingen van de bebouwing Laad van Vollenhove kenden tussen vonden plaats in Zuid- en 1850 en 1947 nauwelijks tot geen Noordeinde; Middenbuurt, het groei. Het inwonertal van alle gedeelte daar tussenin, bleef streekdorpen, esdorpen, vrijwel onbebouwd. In Zuideinde landgoederen en werden nieuwe woningen in veel kolonienederzettingen samen steeg gevallen achter de bestaande in deze periode van 12.231 tot geplaatst. In Noordeinde kreeg de 13.977. De bevolkingsvermeerdering bebouwing, mede als gevolg van het bedroeg derhalve in bijna honderd bochtige verloop van de jaar tijd 1.746 personen. Kaart 16 Dorpsgracht, een enigszins geeft een beeld van het Land van onregelmatig karakter. De Vollenhove omstreeks 1890. dorpsuitbreidingen werden vooral na de eeuwwisseling gerealiseerd, In veel wegstreekdorpen vond toen Giethoorn een toeristische tussen 1850 en 1940 enige trekpleister werd. Vanaf die tijd verdichting van de bebouwing werden er ook woningen gebouwd plaats, maar vrijwel nergens langs de huidige Beulakerweg, in maakte de langgerekte vorm plaats de buurt van de Nederlands voor een meer geconcentreerde Hervormde kerk. morfologische structuur. Een uitzondering vormt Ossenzijl dat De bebouwing van de in de negentiende eeuw tussen de esnederzettingen breidde zich Sasdijk en de Zuidwendedijk een nauwelijks uit. De eeuwenlange kleine kern kreeg. Andere stabiliteit van deze streekdorpen die zich tussen 1850 dorpsgemeenschappen werd tussen en 1940 uitbreidden waren St. 1850 en 1940 niet doorbroken. Jansklooster en, in het verlengde Gelderingen vormt hierop een daarvan, Heetveld. St. uitzondering. Vooral door de Jansklooster breidde zich uit in aanwezigheid van de westelijke richting, langs de "Voorzienigheid", een instelling huidige Molenstraat. Oude gebouwen die in 1893 door pastoor Muiteman komt men hier niet tegen, omdat werd opgericht, breidde dit het dorp in de negentiende eeuw hoevenzwermdorp zich uit. Deze geteisterd werd door grote instelling bouwde onder andere branden. Heetveld is een relatief woningen, tehuizen voor bejaarden jonge nederzetting, die in de en kinderen en scholen. achttiende eeuw ontstond op de Langzamerhand groeiden Gelderingen voormalige Barsbeker heidevelden. en Kerkbuurt, in de tweede helft Een vierde wegstreekdorp dat van de negentiende eeuw ontstaan tussen 1850 en 1940 aanzienlijk rond de kerk van Thij, aan elkaar. groeide was Eesveen, waar de Later, in 1973, werd de naam van bebouwing langs de Eesveenseweg deze nederzettingen gewijzigd in zich verdichtte. Steen wij kerwold.

Van de waterstreekdorpen groeide Het landgoed De Bult werd in 1908 Giethoorn het snelst. De bevolking verkocht en viel in een groot

60 Kaart 16

LAND VAN VOLLENHOVE OMSTREEKS 1890

Stad, groot dorp Kerkdorp (bij de gemeenten is de bevolking vermeld) Buurschap, gehucht Buitenplaats, afzonderlijk gebouw Spoorlijn met station Straat- en macadamwegen Dijken, binnenwegen Rivieren, beken Kanalen, vaarten Rivierovergangen: B) Vaste brug, S) Schipbrug, P) Voetveer, V) Voetveer

Bron: Overijssel, de provincie in kaart en aanzicht, p. 11.

61 aantal percelen uiteen. Langs de Bultweg verrezen vanaf de jaren twintig recreatiewoningen, bungalows en campings. Het landgoed De Eese veranderde tussen 1850 en 1940 een aantal malen van eigenaar. Soms drukten de eigenaren hun stempel op het landgoed door nieuwe gebouwen te plaatsen. Voorbeelden daarvan zijn het jachthuis "St. Hubert", compleet met hondehokken en paardestallen (gebouwd in 1881) en een in Scandinavische stijl gebouwd houten landhuis (gebouwd in 1917). De boerderijen op het landgoed kregen geelzwart beschilderde luiken, kleuren die in het wapen van De Eese zijn terug te vinden. De Eese en een deel van De Bult vormen thans een aaneengesloten boscomplex, waarvan de familie Van Karnebeek eigenaar is.

De kolonienederzetting Willemsoord ontwikkelde zich tussen 1850 en 1940 tot een zelfstandige dorpsgemeenschap. In 1859 kwam de exploitatie van de Maatschappij van Weldadigheid onder toezicht van de Nederlandse Staat. Om de leefbaarheid te bevorderen werd een drietal grote boerderijen gebouwd: hoeve Generaal van den Bosch, hoeve Amsterdam en hoeve Utrecht. Het effect bleef beperkt, want het aantal inwoners liep terug. Vooral de Joden vertrokken naar elders. In het begin van de twintigste eeuw werden de bezittingen van de Maatschappij langzamerhand van de hand gedaan. Omstreeks 1925 waren de meeste gebouwen in particuliere handen. Nadien werden veel koloniehuisjes vergroot en aangepast aan nieuwe wooneisen.

62 5 Bevolking

5.1. Regionale ontwikkelingen Overijssel behoorde in het midden van de negentiende eeuw tot de dun bevolkte provincies van Nederland. Gemiddeld woonden er in Nederland ruim 80 inwoners per km2, in Overijssel 53. Honderd jaar (ater was de verdeling van de bevolking over Nederland en Overijssel vrijwel ongewijzigd. Overijssel bleef betrekkelijk dun bevolkt met 205 inwoners per km2 tegen ruim 309 in Nederland.

De groei van de bevolking in Overijssel was in de periode 1850- 1940 niet gelijk verdeeld over de verschillende delen van de provincie. Twente, Salland en het Land van Vollenhove hadden elk hun eigen bevolkingsontwikkeling. In 1849 woonde het grootste deel in Salland: 114.246 inwoners (53,1%). Daarna volgde Twente met 77.289 inwoners (35,9%). De resterende 23.577 inwoners (11,0%) woonden in het Land van Vollenhove. Hiermee was het aandeel van Vollenhove in de bevolking al aanzienlijk gedaald in vergelijking met de bloeiperiode in het begin van de achttiende eeuw, toen het ongeveer 14% was.

In 1930 was het Twentse aandeel in de bevolking van Overijssel tot meer dan de helft (50,4%) gestegen. In tachtig jaar tijd was het aantal inwoners in Twente toegenomen van 77.289 tot 262.686. In Salland was de bevolking in dezelfde periode ongeveer verdubbeld: van 114.246 tot 228.049 inwoners. Het Land van Vollenhove bleef duidelijk achter. Het aantal inwoners nam weliswaar toe van 23.577 tot 30.073, maar het aandeel in de bevolking van Overijssel liep terug tot 5,8%.

63 Waar Twente zich ontwikkelde tot 5.2. Gemeentelijke ontwikkelingen een echt industriegewest en Het Land van Vollenhove bestond Salland als geheel, ondanks grote tussen 1850 en 1940 uit elf groeiverschillen tussen bv. de gemeenten: Ambt Vollenhove, grote steden, de "zand'gemeenten Blankenham, Blokzijl, Giethoorn, en de veenkoloniën, continu Kuinre, Oldemarkt, Stad groeide, waren er in het Land van Vollenhove, Steenwijk, Vollenhove nauwelijks groei- Steenwijkerwold, Wanneperveen en impulsen. Zwartsluis. De bevolkingsontwikkeling per De economie van het Land van gemeente is aangegeven in Vollenhove dreef op de tabel 2. turfgraverij en de handel, vaak in combinatie met elkaar. Deze twee Op grond van de bestaansbronnen hadden het gebied bevolkingsontwikkeling tussen 1850 in de zeventiende en achttiende en 1940 kunnen de gemeenten in eeuw omhooggestuwd. Omstreeks 1850 vier categorieën worden ingedeeld: was het hoogtepunt reeds voorbij. 1. gemeenten met een min of meer De turfgraverij was een aflopende constante bevolkingsgroei zaak. Veel veenarbeiders (soms met een kleine vertrokken naar nieuwe inzinking rond de veenkoloniën in Friesland en eeuwwisseling). Drenthe om daar hun beroep voort 2. gemeenten waarvan de te zetten. Ook de handel had bevolking aanvankelijk toenam hieronder te lijden. Veel en later afnam. handelaren verdwenen uit dit 3. gemeenten waarvan de gebied en vestigden zich in meer bevolking eerst afnam en ''dynamische" regio's als Twente en later toenam. West-Nederland. 4. gemeenten die aan het begin van de periode aanzienlijk Na 1930 nam het aandeel van het meer inwoners hadden dan aan Land van Vollenhove in de het eind. bevolking van Overijssel verder af. In 1988 was dit aandeel 4,5%. De eerste categorie is de Tussen 1930 en 1988 steeg de grootste. Zij bestaat uit de bevolking van 30.073 tot 42.658, gemeenten Ambt Vollenhove, een bevolkingsvermeerdering van Giethoorn, Oldemarkt, Steenwijk en 12.585 inwoners. De verschillen in Steenwijkerwold. Steenwijk kende groeitempo waren na 1945 de grootste bevolkingstoename. aanmerkelijk geringer dan in de Steenwijk was de enige gemeente in periode 1850-1940. Door de de regio met een vrij constante toegenomen welvaart, de economische ontwikkeling, suburbanisatie en de opkomst van gebaseerd op industrie en de recreatie verspreidde de markthandel. De overige gemeenten bevolkingsgroei zich over een in deze categorie waren groter gebied uit dan voorheen. plattelandsgemeenten, die voor een Daarnaast zorgde de crisis in de belangrijk deel teerden op de Twentse textielindustrie voor een inkomsten uit de turfgraverij. lager groeitempo aldaar. Toen deze bedrijfstak rond de

64 Tabel 2

DE BEVOLKINGSONTWIKKELING IN HET LAND VAN VOLLENHOVE VANAF 18501)

Gemeente 1850" 1860 1870 1880 1890 1900 1910 1920 1930 1940

Ambt-Vollenhove 1.787 1.948 2.083 2.190 2.309 2.212 2.430 2.451 2.471 2.790 100 109 117 123 129 124 136 137 138 156 Blankenham 313 362 455 510 527 548 581 541 527 569 100 116 145 163 168 175 186 173 168 182 Blokzijl 1.825 1.689 1.658 1.643 1.560 1.448 1.444 1.358 961 1.049 100 93 91 90 85 79 79 74 53 57 Giethoorn 1.677 1.658 1.734 1.895 1.990 2.023 2.082 2.196 2.119 2.396 100 99 103 113 119 121 124 131 126 143 Kuinre 952 959 996 928 871 816 748 692 668 657 100 11 105 97 91 86 79 73 70 69 Oldemarkt 2.376 2.607 2.720 2.792 2.878 2.580 2.603 2.697 2.762 2.853 100 110 114 118 121 109 110 114 116 120 Stad Vollenhove 1.388 1.592 1.543 1.622 1.724 1.722 1.675 1.707 1.485 1.524 100 115 111 117 124 124 121 123 107 110 Steenwijk 3.708 4.152 4.414 4.928 5.352 5.640 6.134 6.808 7.261 7.881 100 112 119 133 144 152 165 184 196 213 Steenwijkerwold 5.153 5.581 5.663 5.899 6.129 5.861 5.960 6.256 6.723 7.053 100 108 110 114 119 114 116 121 130 137 Wanneperveen 1.517 1.431 1.308 1.463 1.500 1.383 1.412 1.514 1.570 1.636 100 94 86 96 99 91 93 100 103 108 Zwartsluis 3.771 3.898 4.344 4.352 3.971 3.702 3.691 3.498 3.571 3.472 100 103 115 115 105 98 98 93 95 92

Land van Vollenhove 24.467 25.877 26.918 28.222 28.811 27.935 28.760 29.718 30.118 31.880 100 106 110 115 118 114 118 121 123 130

1) Cijfers per 31 december 2) Index: 1850 = 100

Bron: Databank Universiteit van Amsterdam, vakgroep Sociale Geografie, 1988.

65 eeuwwisseling snel aparte categorie. Hier had de achteruitging,trad er een bevolkingsontwikkeling een tijdelijke afname van de bevolking onregelmatig verloop. De op, te meer omdat er nauwelijks aanvankelijke daling was een vervangende werkgelegenheid was. gevolg van de grote Ook de gevolgen van de afhankelijkheid van de veenderij, landbouwcrisis zijn van invloed die hier al vanaf het einde van de geweest op de tijdelijke afname achttiende eeuw in omvang afnam. van de bevolking, die zich kort Na 1870 nam de bevolking toe, met voor of na de eeuwwisseling uitzondering van een periode kort voordeed. Naderhand nam de voor de eeuwwisseling, toen de bevolking weer toe. gevolgen van de landbouwcrisis zich deden voelen. De categorie gemeenten waarvan de bevolking aanvankelijk toenam en In het Land van Vollenhove waren later afnam omvat Blankenham, Stad twee gemeenten, waarvan het aantal Vollenhove en Zwartsluis. inwoners tussen 1850 en 1940 Opmerkelijk is dat deze drie aanzienlijk terugliep: Blokzijl en kleine gemeenten alle aan het Kuinre. Het betrof in beide water gelegen zijn. Toch zijn de gevallen kleine oorzaken voor de ommekeer in de handelsnederzettingen met een rijk bevolkingsontwikkeling handelsverleden. Kuinre kende in verschillend. In het stadje het begin van de negentiende eeuw Vollenhove zette de daling pas in nog een behoorlijke doorvoerhandel de jaren twintig in, toen in boter en turf, maar had in de duidelijk werd dat de tweede helft van die eeuw te belangrijkste bestaansbron, de lijden onder de verzanding van de visserij, als gevolg van de haven, waardoor de handel snel Zuiderzeewerken zou opdrogen. Veel terugliep. Blokzijl had door bewoners van Vollenhove vestigden dezelfde problemen al in de zich in deze periode in Twente. In zeventiende eeuw zijn belangrijke de gemeente Zwartsluis was er tot handelspositie verspeeld aan circa 1880 volop Zwartsluis. De bevolking liep tot handelsactiviteit, gebaseerd op de in de jaren twintig van de gunstige ligging aan het twintigste eeuw geleidelijk terug. Meppelerdiep en het Zwarte Water. Toen zorgde het vertrek van de Daarna kreeg ook Zwartsluis te houtzagerij Loos voor een ware maken met de aflopende verveningen uittocht. Tussen 1920 en 1930 in het achterland. Vooral tussen daalde het aantal inwoners van 1880 en 1900 was de 1.358 tot 961. In het daarop bevolkingsteruggang aanzienlijk. volgende decennium steeg de In de gemeente Blankenham steeg de bevolking licht. bevolking aanvankelijk zeer snel. Later nam het groeitempo af en vanaf 1910 is het aantal inwoners licht gedaald. Een duidelijke oorzaak is hier niet aan te geven.

De gemeente Wanneperveen vormt een

66 6 Middelen van bestaan

Uit de Volkstelling van 1795 bleek dat de bevolking in het kwartier van Vollenhove over het algemeen een welvarend bestaan leidde. De bewoners hadden gemiddeld de beschikking over meer geld dan in de andere Overijsselse kwartieren. Opmerkelijk waren de grote beroepsdifferentiatie en het geringe percentage landbouwers (minder dan 40%). De welvaart was voor een groot deel te danken aan het vermogen van de turfgraverij en de daarmee samenhangende activiteiten om het overschot aan landbouwers op te nemen.

In de negentiende eeuw ging het in economisch opzicht bergafwaarts met het Land van Vollenhove. Op veel plaatsen in dit gebied liep de turfwinning terug, zonder dat er andere bedrijfstakken tot bloei kwamen. De ontwikkelingen van de belangrijkste bestaansmiddelen in het Land van Vollenhove worden in het vervolg per sector behandeld. Hierbij wordt de volgende indeling gehanteerd: 6.1. Landbouw (veeteelt, akkerbouw en tuinbouw) 6.2. Turfwinning 6.3. Visserij (inclusief eendenvangst) 6.4. Rietteelt 6.5. Ambacht en industrie 6.6. Handel 6.7. Recreatie

6.1. Landbouw In 1795 waren 862 van de 2.187 gezinnen in het Land van Vollenhove aangewezen op de landbouw. Het percentage landbouwers op de totale bevolking bedroeg 39,4%. De meeste boeren hadden een veestapel van meer dan tien runderen. De grootste veebezitters kwamen in dit deel

67 van Overijssel voor; er waren weilanden, maar door hun lage zelfs acht boeren met meer dan 40 gebruikswaarde was slechts runderen. extensieve benutting mogelijk. De weideboeren in het noordoosten De akkerbouw was in 1795 van (Blankenham, Oldemarkt en Kuinre) ondergeschikte betekenis. Door de maakten goede tijden door. Boter goede handelsbetrekkingen was het en hooi waren hier winstgevende zelfvoorzienende karakter van de handelsprodukten. In het landbouw verdwenen. De noordoosten werden na de verdeling handelsprodukten (turf) konden van de woeste gronden stukken immers worden geruild voor heideveld in cultuur gebracht, akkerbouwprodukten (voedsel). waardoor het bouwlandareaal licht Alleen op de overgangsgebieden toenam. tussen de hogere en daardoor drogere gronden en de lagere, Tabel 3 geeft een overzicht van nattere gronden werd nog het het grondgebruik per gemeente in gemengde bedrijf uitgeoefend. Op het Land van Vollenhove omstreeks de hoge zandgronden teelde men 1885. Hieruit blijkt dat Kuinre en rogge, boekweit, gerst en later Blankenham zuivere ook aardappelen. De lagere gronden veeteeltgemeenten waren. Gemeenten dienden als hooi- en weilanden. De met een aanzienlijk areaal derde categorie van bouwland waren Steenwijkerwold, gebruiksgronden werd gevormd door Ambt Vollenhove en Steenwijk. de woeste gronden (vaak heide) en bossen. Omstreeks 1890 voltrokken zich enkele belangrijke ontwikkelingen. Op kaart 17 zijn de verschillende Zo had de akkerbouw kort voor de gebruiksgronden anno 1850 eeuwwisseling zwaar te lijden duidelijk te herkennen. Rondom de onder de gevolgen van de voor landbouw vrijwel ongeschikte "landbouwcrisis" (ca. 1875-1895). kraggengronden lagen uitgestrekte Onder invloed van de buitenlandse wei- en hooilanden. Op de hogere concurrentie, met name van delen met een voor de goedkoper producerende landen als waterhuishouding belangrijke de Verenigde Staten en Rusland, keileemondergrond werd akkerbouw kelderden de binnenlandse bedreven, bv. bij Paaslo, ten graanprijzen. Tegelijkertijd werd westen van Sint Jansklooster en op grote schaal kunstmest bij Steenwijk en Onna. De ingevoerd, wat een extra aanslag heidevelden lagen in de op de portemonnaie van de boer dorpsgebieden van Onna en betekende. In het Land van Steen wij kerwold, niet toevallig de Vollenhove werd de situatie nog twee enige marke-organisaties die verslechterd door de gebrekkige pas in de negentiende eeuw werden afwatering. ontbonden. In een poging de levenssstandaard Na 1850 veranderde er aanvankelijk van de landbouwers te verbeteren weinig in de landbouw. Deels werd in 1901 in Steenwijkerwold de uitgeveende gronden werden weer Coöperatieve Landbouwbank gebruikt als hooi- en (soms) opgericht. Deze bezat in de

68 Kaart 17

GRONDGEBRUIK IN 1850

N

8km

II I I I II Grasland |; ; ; : il Kraggenland

| | Bouwland WÊÊÊÊÊ Bos nilllll Water

Bron: Huisman, E.A., 1962.

69 Tabel 3

GRONDGEBRUIK PER GEMEENTE IN LAND VAN VOLLENHOVE ROND 18851).

Gemeente 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12

Blankenham 1.500 l 16 176 14 1.708 Giethoorn 52 2.330 4 35 437 l 745 43 3.648 Kuinre 760 1 9 2 25 5 802 Oldemarkt 178 2.559 6 123 4 576 1 41 47 1.105 41 4.681 Steenwijk 276 496 7 8 26 8 23 843 Steenwijkerwold 1.197 6.477 17 451 97 75 1.007 102 217 104 9.745 Stad Vollenhove 2 3 2 2 1 9 18 Ambt Vollenhove 450 3.438 38 89 148 17 6 2.131 40 6.358 Wanneperveen 131 1.813 2 17 649 6 1.769 35 4.423 Zwartsluis 25 840 8 9 13 1 262 26 1.184

Totaal 2.311 20.216 86 732 101 1.923 20 1.051 191 6.439 340 33.410

1) Oppervlakten in hectaren

Verklaring van de cijfers 1 t/m 12:

1) Bouwland 2) Wei- en hooiland 3) Tuin, moestuin, boomgaard, bloemisterij en boomkwekerij 4) Hakhout en bos 5) Dennenbos 6) Rietland, kwelders, gorzen, schollen, aanwassen en slikken 7) Dijken en bermen 8) Heide, veengrond, duinen en zand 9) Veld- en spoorwegen 10) Vergraven grond, moeras, strand en water 11) Erven van gebouwen en lustplaatsen 12) Totaal areaal belastbare grond

Bron: Verslagen van de hoofdcommissie voor herziening der belastbare opbrengst van de ongebouwde eigendommen, 1890.

70 omgeving onder andere pakhuizen, de overschakeling op een vorm van een veevoederfabriek, een intensieve grondbewerking, de constructiebedrijf en een tuinbouw. Deze bedrijfstak bleef boerenleenbank. Ook in andere van een bescheiden omvang. De plaatsen verschenen soortgelijke grootste concentraties van coöperatieve instellingen. Zij tuinbouwgronden lagen op de hogere konden echter niet verhinderen dat gronden van Ambt Vollenhove en de de omvang van de akkerbouw afnam Steenwijker Kamp. ten gunste van de veeteelt. Na de instelling van De uitbreiding van de veeteelt boezembemaling in 1920 behoorde kreeg kort voor de eeuwwisseling ook in de voorheen te natte een extra stimulans door de kraggegebieden veeteelt tot de opkomst van de fabrieksmatige mogelijkheden. Rondom Kalenberg zuivelverwerking. Voor 1880 vond werden in de jaren dertig veel vrijwel de gehele zuivelproduktie drassige, vrijwel ongebruikte op de boerderij zelf plaats, gronden omgezet in hooi-en waardoor de kwaliteit van de weilanden. In de omgeving van zuivelbereiding sterk achterbleef Giethoorn gebeurde dit al langer. bij het buitenland. In een poging Hier gebruikte men de methode van de zuivelbereiding uit het slop te "land aanmaken": stukken kragge halen werd in de laatste decennia werden losgesneden en met punters van de negentiende eeuw de naar een trekgat gesleept, waar ze melkverwerking verplaatst van de vermengd werden met veen en zand boerderij naar de fabriek. In uit de sloten. Het op deze wijze korte tijd werden in vrijwel alle aangemaakte land was weer geschikt gemeenten zuivelfabriekjes om er vee te laten weiden. opgericht. De eerste fabriekjes waren over het algemeen Vanaf 1928 werd een groot deel van particulier eigendom, maar kort na de kraggengronden van het Land van de eeuwwisseling kregen de Vollenhove op de schop genomen. Er zuivelfabrieken op coöperatieve werden nieuwe polders aangelegd grondslag de overhand. Naast waarin de akkerbouw een fabrieksgebouwen verschenen er op belangrijke plaats moest krijgen. diverse plaatsen boterpakhuizen. De aldus ontstane poldersecties werden domeinpolders genoemd, De opkomst van de zuivelfabrieken omdat de staat eigenaar van de betekende het einde van de gronden bleef en deze verpachtte botermarkten. Tot die tijd werd de aan de landbouwers. eigengemaakte boter door de boeren op de botermarkt verhandeld. In de domeinpolders verscheen een Bekende botermarkten waren speciaal type boerderij: de Oldemarkt, Kuinre en Blokzijl, aan ontginningsboerderij. Deze de rand van het Friese verschilt in omvang en vorm van de weidegebied. andere boerderijtypen in de omgeving. De boerderijen staan op Een andere oplossing voor de vrij grote afstand van elkaar, problemen in de akkerbouw aan het onder een hoek van minder dan 90 eind van de negentiende eeuw was graden op de ontsluitingsweg. De

71 ontginningsboerderijen kregen en 2.751 ha als bouwland. namen die ontleend zijn aan figuren uit de Tachtigjarige 6.2. Turfwinning Oorlog (bv. Aremberg). De oudere De turfwinning ontstond in de late boerderijen in de omgeving zijn middeleeuwen, toen de landbouwers, voor een deel uitgebouwde tussen de normale werkzaamheden kolonistenhuizen. Het betreft hier door, ondekten dat veen geschikt voormalige plaggenhutten en was als brandstof. Aanvankelijk keetjes van veenarbeiders of werd de vervening verricht als huisjes van praamschippers, die nevenarbeid, maar met het bij het vestigen van een voortschrijden der boerenbedrijf uitgebreid werden verveningstechnieken werd de met een stal of een schuur. Zo turfgraverij een specialistisch ontstonden tweedelige huizen, beroep. waarvan de dromedarisvormen in Wanneperveen en Giethoorn De zeventiende en achttiende eeuw voorbeelden zijn. Dit type waren de gouden eeuwen van de boerderij wordt ook wel kameelrug turfgraverij. Aanvankelijk lag het genoemd. centrum van de turfwinning in het zuiden, in de omgeving van De ontginningswerkzaamheden in het Wanneperveen. In de tweede helft Land van Vollenhove vormden in van de achttiende eeuw wezen één van de eerste verplaatsten de activiteiten zich ruilverkavelingen in Overijssel. in noordelijke richting. In 1795 Na de Tweede Wereldoorlog werden waren in totaal 468 gezinshoofden ook in landbouwgebieden die buiten werkzaam in de turfgraverij. De de ontginning vielen op grote belangrijkste produktiegebieden schaal ruilverkavelingen lagen in de schoutambten (de uitgevoerd. Momenteel zijn alle latere gemeenten) Oldemarkt en landbouwgronden die buiten de Wanneperveen. Het aantal natuurreservaten "De Wieden" en turfgravers was het grootst in "De Weerribben" liggen Giethoorn, maar zij waren voor een herverkaveld en/of heringericht. deel werkzaam buiten hun eigen De ruilverkaveling in Giethoorn en dorpsgebied. Uit de Volkstelling Wanneperveen is nog in uitvoering. bleek dat 29,5% van de bevolking in het kwartier van Vollenhove Ook na de ontginningen en betrokken was bij de turfgraverij. ruilverkavelingen bleef de Hierbij is het gedeelte van rundveehouderij de belangrijkste Zwartsluis ten zuiden van het produktietak, met in 1982 86% van Meppelerdiep niet inbegrepen; dit de totale produktie-omvang van de deel behoorde tot Salland. landbouw. Akkerbouw wordt alleen beoefend op de oude In de eerste helft van de akkerbouwgronden (kampen), zij het negentiende eeuw nam het aantal in steeds mindere mate, en hier en turfgravers in de oude daar in de ontginningspolders. In turf produktiegebieden af. Nieuwe 1987 was 14.722 ha van de produktiegebieden kwamen op, zoals cultuurgrond in het Land van de veengebieden langs de Wetering Vollenhove in gebruik als grasland in het noorden en de Landen achter

72 het Singel in het zuiden. In 1853 turfmakers en de veenbazen. waren er 1.518 personen werkzaam Aanleiding waren de geringe in de veenderijen van het Land van verdiensten van de veenarbeiders. Vollenhove. Onder hen waren 47 In 1888 en 1902 kwam het tot buitenlanders in de gemeente uitbarstingen en gingen de Oldemarkt. De gemeente met de veenarbeiders in staking. 1902 was grootste turfproduktie was in dit opzicht een belangrijk Steen wij kerwold met 341.000 ton jaar: in dat jaar werd de algemene turf "eerste soort en eerste turfmaat ingevoerd, waardoor aan klasse". De belangrijkste de willekeur van veel veenbazen produktiegebieden lagen in het een einde kwam. zuidwesten van deze gemeente: Scheerwolde, Wetering, Muggenbeet Na 1920 had de turfwinning nog en Zuidveen. In 1853 bedroeg de maar weinig betekenis. In vrijwel totale turfproduktie in het Land alle gemeenten werd nog turf van Vollenhove 765.000 ton. gewonnen, maar steeds meer in combinatie met andere Vanaf 1855 ontwikkelde zich langs werkzaamheden, zoals visserij in de Hoogeweg, tussen Ossenzijl en de petgaten, het snijden van riet Kalenberg, een echte langs de oevers en extensieve turfgraverskolonie. De Hoogeweg veeteelt op de ribben. In de werd het domein van de verveners Tweede Wereldoorlog was er nog een (zowel bazen als arbeiders). De kleine opleving als gevolg van het veenarbeiders woonden vaak in gebrek aan brandstoffen. Daarna eenvoudige turfmakershutten of ging het snel bergafwaarts; in de vervenershuisjes. Ook in plaatsen jaren vijftig werden de laatste als Kalenberg, Wetering, Nederland turfgraverijen beëindigd. en Wanneperveen was de veenderij het belangrijkste bestaansmiddel. De herinnering aan het In de gemeenteverslagen werd turfgraversverleden wordt levend onderscheid gemaakt tussen gehouden in de natuureservaten "De "trekkers" en "turfmakers". De Weerribben" van Staatsbosbeheer en "trekkers" zorgden er voor dat er "De Wieden" van Natuurmonumenten. een langgerekte sloot werd In de bezoekerscentra bij gegraven en de veenbagger op de Ossenzijl en St. Jansklooster wal werd gedeponeerd. Vervolgens staan talrijke attributen werd de bagger door de opgesteld, die de turfgraver nodig "turfmakers" aangestampt en later had bij zijn werkzaamheden. In de tot turven verstoken. reservaten bevinden zich nog enkele oorspronkelijke Tegen het einde van de negentiende vervenershuisjes en eeuw liep de vervening sterk veenschuurtjes. terug. De achteruitgang van de turfproduktie werd versterkt door 6.3. Visserij de opkomst van steenkool als In verschillende plaatsen in het brandstof. Omdat het merendeel van Land van Vollenhove werd in de bevolking was aangewezen op de vroegere tijden de visserij inkomsten van de turfwinning, beoefend. Zo werd er in de ontstonden er spanningen tussen de vijftiende en zestiende eeuw

73 vanuit Vollenhove en Blankenham op vissers was gegroeid tot circa steur gevist, in die tijd een 250. De meeste vissers woonden in kostbare vis. In Blokzijl zochten het noorden van de stad, aan de de vissers het in de zeventiende Visserstraat. Na de eeuwwisseling eeuw verder van huis: zij gingen ging het achteruit met de op walvisvaart. De naam Groene-of visserij. Vanaf 1920 kwamen er in Groenlandsche straat herinnert nog Vollenhove en omgeving aan deze expedities. In de werkverschaffingsprojecten van de achttiende eeuw ging de grond om de vissers en knechten zoetwatervisserij op de Zuiderzee economisch te ondersteunen. In de achteruit. Als gevolg van periode 1920-1940 verlieten 279 verzilting maakte de zoetwatervis personen die direkt of indirekt (steur) plaats voor de bij de visserij betrokken waren zoutwatervis (met name haring). In Vollenhove. het begin van de negentiende eeuw deed de visserij op ansjovis zijn Aan het einde van de negentiende intrede, waardoor het aantal eeuw ontwikkelde ook Kuinre zich vissers steeg. Ook andere tot een vissersplaats. Toen de ontwikkelingen speelden de handel, omstreeks 1850 nog de visserij in de kaart, zoals de belangrijkste bestaansbron, ontwikkeling van een letterlijk dreigde te verzanden, verkoopapparaat (visventerij) en, schakelden veel bewoners over op iets later, de introductie van de de visserij. Na de afsluiting van stoomvaart en de spoorwegen, de Zuiderzee (1932) werd er door waardoor de vis in betrekkelijk de IJsselmeervissers veel gevist korte tijd naar de afzetgebieden op paling. Kuinre had in die tijd (o.a. Duitsland) getransporteerd drie palingrokerijen. Maar deze kon worden. welvaart was slechts van korte duur; tijdens of kort na de Rond 1850 waren Vollenhove en drooglegging van de Zwartsluis de belangrijkste Noordoostpolder verdwenen de vissersplaatsen in de regio. In palingrokerijen. Zwartsluis stond de vissersvloot in de schaduw van de handelsvloot, Naast de visserij op de Zuiderzee maar in de stad Vollenhove was de werd er ook gevist in de door de visserij tussen 1850 en 1940 de turfwinning ontstane petgaten. belangrijkste bestaansbron. In Deze vorm van visserij werd in 1850 telde Vollenhove 30 schepen vrijwel het gehele kraggegebied en 70 vissers. De omvang van de uitgeoefend, meestal als vissersvloot nam in de volgende bijverdienste. In Wanneperveen, decennia snel toe, onder andere Kalenberg en Oldemarkt was deze door de komst van 34 vissers van vorm van visserij in de tweede het eiland Schokland in 1859. De helft van de negentiende eeuw een Schoklanders moesten op last van niet onbelangrijke bron van de regering het eiland verlaten inkomsten. Na de instelling van vanwege het voortdurende boezembemaling in 1920 en het overstromingsgevaar. In het begin van de topjaar 1893 had Vollenhove een ontginningswerkzaamheden in 1928 vloot van 114 schepen. Het aantal liep de oppervlakte viswater sterk

74 terug, evenals het aantal vissers. Staatsbosbeheer de Kloosterskooi en de Kooi van Pen beheert. In de waterrijke gebieden van het Land van Vollenhove werd ook aan 6.4. Rietteelt eendenvangst gedaan. Al in de Eén van de stadia in de zestiende eeuw kwamen in dit verlandingsreeks van open water gebied eendenkooien voor. Een naar moerasbos kenmerkt zich door eendenkooi is een met netten de aanwezigheid van uitgestrekte overspannen en in fuiken rietlanden. Het riet bleek door eindigende inrichting voor het zijn isolerende werking voor vangen van wilde eenden. De kooien allerlei doeleinden geschikt (o.a. omvatten meestal meerdere plassen dakbedekking). In de negentiende ("kolken") met daaromheen oude eeuw was het snijden van riet voor moerasbossen van wilgen en elzen veel boeren, vissers en ("kooibossen"). In deze rustige veenwerkers een bijverdienste. omgeving wordt het waterwild met Toen de turfgraverij omstreeks behulp van tamme lokeenden, een 1920 op haar einde liep, nam het fluitje en soms een hond naar de aantal rietsnijders toe. kooi toe gelokt en vervolgens door de kooiker gevangen. Er worden twee soorten riet geoogst: bladriet en dekriet. In het midden van de negentiende Bladriet (in het Land van eeuw waren nog tal van Vollenhove "ruigte" genoemd) eendenkooien in het noordwesten bestaat uit een mengsel van riet, van Overijssel in bedrijf. De lisdodden, onkruid en grassen. Het meeste eenden werden verkocht aan wordt in de herfst, terwijl het welgestelde stedelingen. nog groen is, geoogst. Tot voor Tegenwoordig worden de gevangen kort was dit produkt voor eenden meestal ten behoeve van bloembollentelers een belangrijk wetenschappelijk onderzoek geringd middel om de bollen op het land te en daarna weer losgelaten. Op dit bedekken en zo tegen wind en kou moment zijn er ten noorden van het te beschermen. Tegenwoordig wordt Meppelerdiep nog zeven het dure riet vaak vervangen door geregistreerde kooien. Ten zuiden stro. Dekriet bestaat uit zuiver daarvan zijn er een paar riet, waarvan de stengel niet eendenkooien in de buurschap langer is dan 1,8 meter. Het wordt Zwartewaterklooster. Vijf kooien in de wintermaanden gesneden, zijn in handen van waarna door schudden en kammen het natuurorganisaties. De bescherming onkruid uit de afgesneden van de natuurwaarden begon in dit rietbossen wordt verwijderd. Door gebied met de aankoop van de de harde, rechte en buigzame Bakkerskooi door de Vereniging tot stengel is dit riet uitstekend Behoud van Natuurmonumenten in geschikt als dakbedekking. De 1934. In 1939 werd de Grote kwaliteit van het riet is sterk Otterskooi aangekocht, die toen afhankelijk van de gold als de grootste eendenkooi bodemgesteldheid. Op veenmosveen van Europa. Nu heeft is de kwaliteit over het algemeen Natuurmonumenten ook de Kierse veel beter dan op zeggeveen. Wijdekooi in bezit, terwijl

75 De instelling van boezembemaling was een natuurprodukt dat gewonnen had een tweeledig effect op de werd via de methode van de rietgroei: de in gebruik zijnde roofbouw. Omstreeks 1955 kwam hier rietlanden verdwenen voor een deel verandering in. Op veel plaatsen of gingen in kwaliteit achteruit, werden kleine dijkjes om de maar daar stond tegenover dat de rietlanden aangelegd, zodat zij rietopbrengsten in de voorheen te bevloeid konden worden. Hiervoor diepe trekgaten aanzienlijk werden metalen windmolentjes toenamen. Van het riet in het land geplaatst die nog steeds in van Vollenhove kon in 1923 104.699 gebruik zijn. Op deze wijze kon m2 dak worden bedekt: genoeg voor het verdrogend effect dat uitging ongeveer 210 grote boerderijen. van de instelling van Het riet werd verhandeld in boezembemaling en de aanleg van de vimmen. Een vim had geen uniforme Noordoostpolder worden afmetingen: in Kalenberg e.o. tegengegaan. bevatte een vim 100 bossen riet van 46 cm, in de Wieden 20 bossen 6.5. Ambacht en industrie van 55 cm of 25 bossen van 46 cm. Omdat de met vervening In de jaren dertig daalden de samenhangende activiteiten (met rietprijzen als gevolg van de name de handel) in de eerste helft economische depressie. De van de negentiende eeuw op hun vooruitzichten voor de riettelers retour waren, daalde het in Wetering, Muggenbeet en welvaartspeil in het Land van Nederland waren slecht, aangezien Vollenhove. Het overschot aan dit gebied op de nominatie stond arbeidskrachten en de lage lonen om ingepolderd te worden. Ook het waren voor sommige Twentse rietland van Kalenberg zou volgens calicotfabrikanten aanleiding om de toenmalige plannen verdwijnen. uit te wijken naar dit gebied. Op Hier werd in 1938 circa 15.000 vim verschillende plaatsen in West- riet geoogst. Overijssel werden zogeheten armenfabrieken opgericht, onder Op kaart 18 zijn de andere in Vollenhove (1837), rietproduktiegebieden in 1949 Kuinre (1839) en St. Jansklooster. weergegeven. De belangrijkste centra van rietproduktie lagen Het geschetste beeld van stagnatie rond Kalenberg (Schut- en en achteruitgang in de jaren rond Grafkampen) en Belt-Schutsloot. De 1850 gold niet voor Zwartsluis en vraag naar dekriet groeide na de Steenwijk. In Zwartsluis was de Tweede Wereldoorlog snel als welvaart gebaseerd op scheepvaart gevolg van de schaarste aan en turfhandel. Hier waren 5 dakpannen. Na een periode van scheepstimmerwerven en 26 stabilisatie en lichte teruggang kalkovens gevestigd. Omstreeks volgde in de jaren zeventig een 1880 stagneerde de economische tweede opleving in de ontwikkeling van Zwartsluis. rietproduktie als gevolg van de Nadien moesten veel bedrijven hun toegenomen welvaart. poorten sluiten, waaronder veel kalkovens en een aantal Tot in de jaren vijftig was er scheepswerven. Momenteel staat er eigenlijk geen rietcultuur. Riet nog één kalkoven aan de Zomerdijk

76 Kaart 18

RIETPRODUKTIEGEBIEDEN IN 1949

\

N

8km

Rietproduktiegebieden: 1) Schut en Grafkampen, 2) Kalenberg-Oost, 3) Wetering-West, 4) Beulaker Turf- en Rietlanden, 5) Gebied ten oosten van de Walengracht, 6) Bovenwijde, 7) Zuideindiger Wijde, 8) Gebied ten oosten van de Beukersgracht, 9) Landen achter de Singel, 10) Belt en Schutsloot, 11) Schinkelland, 12) Kluitenberg, 13) Achter Wieden, 14) Ronduite

Bron: Bakker, F.A.W., 1979, pp. 56 en 58.

77 waar fabrieksgebouwen en grote en handelsdorpen was de crisis woningen elkaar van oudsher duidelijk voelbaar. afwisselen. Hier is sinds 1918 de "Koninklijke Fabriek van gebrande Een industriële ontwikkeling, suiker Buisman" gevestigd zoals die in een groot deel van (opgericht in 1867). Twente en in de grote steden van Salland tot stand kwam, heeft het In Steenwijk stonden de Land van Vollenhove niet gekend. leerlooierijen, de houtzagerijen De eerste stoommachine stond in de en de tabaksfabrieken (in 1853 houtzagerij van de familie Loos in acht in getal) en talrijke andere Blokzijl. Dit bedrijf kreeg in ambachten aan de basis van de 1853 een vergunning "tot het industriële ontwikkeling. In de oprichten van een stoomwerktuig". twintigste eeuw groeide één van de Een paar jaar volgde de leerlooierijen uit tot de Eerste houtzagerij van Tromp Meesters te Nederlandse Looiextract Fabriek Steenwijk. Deze beide houthandels (1917) en later tot de hebben een belangrijk stempel kunstharsfabriek van Kornelis gedrukt op het economische en (1934). Uit de houthandel kwam de sociale leven. Rond de nu zo belangrijke meubelindustrie eeuwwisseling lagen de grachten en voort. Pioniers op dit terrein kolken in Blokzijl vol met balken waren de gebroeders Monsieur die en stammen van de firma Loos. Een in 1840 met de fabricage van groot deel van de bevolking was meubelen begonnen. De werkzaam in de houtzagerij. Toen tabaksfabrikanten waren rond de het bedrijf in 1926 na een eeuwwisseling de grootste langdurige staking uit Blokzijl werkgevers van Steenwijk. In 1894 verdween, trad er een ware had de sigarenfabriek van Rijkmans ontvolking op. In Steenwijk liet meer dan 100 sigarenmakers in Jan Hendrik Tromp Meesters met het dienst. Ook de houtzagerijen in de houthandel verdiende voeren hier wel bij: zij kapitaal in 1898/1899 villa "Rams produceerden in hoofdzaak Woerthe" bouwen. Later was hij de sigarenkistjeshout. grootste geldschieter bij de bouw van de Rijks HBS. Beide gebouwen In 1930 telde Steenwijk vier zijn nog aanwezig. Rams Woerthe is bedrijven met meer dan 50 sinds 1919 in gebruik als werknemers: een houtzagerij en gemeentehuis, de voormalige HBS als medisch centrum/wooncentrum schaverij (55 personen), een "De Noordwalhof". margarinefabriek (61 personen), een meubelfabriek (128 personen) en een exportslachterij (126 De meeste gemeenten hadden of personen). In de jaren dertig had kregen in de tweede helft van de de industriële bedrijvigheid zwaar negentiende eeuw één of meer te lijden onder de economische scheepswerven. Afhankelijk van de crisis. De margarinefabriek en de plaats waar zij gevestigd waren exportslachterij werden in 1939 werden er handelsschepen overgenomen door het Unilever (Zwartsluis en Blokzijl), concern en spoedig daarna vissersschepen (Vollenhove en gesloten. Ook in de andere steden later ook Kuinre) of punters

78 (Giethoorn en Wanneperveen) eeuwwisseling rijk was, verdwenen gebouwd. Giethoorn telde rond de tussen 1910 en 1940. Vrijwel alle eeuwisseling ongeveer twintig gemeenten hadden in deze periode puntermakerijen. Door de hun eigen zuivelfabriek, concurrentie van de stoomschepen uitgezonderd Blankenham, kregen veel kleine bedrijven het Zwartsluis en Steenwijk. De moeilijk. Een fors aantal werd fabrieken waren gezichtsbepalende tijdens of kort na de afsluiting elementen in het landschap door de van de Zuiderzee opgeheven. De aanwezigheid van grote resterende scheepswerven legden schoorstenen ten behoeve van de zich, soms gedwongen door de stoomaandrij ving. omstandigheden, toe op de bouw van grotere schepen. Zo werd op de Na 1945 kwam er in de scheepwerven van Appelo en Van zuivelverwerking een proces van Goor/Spiekman in de jaren dertig schaalvergroting en concentratie met steeds minder personeel een op gang, waardoor de één na de aantal grote kustvaarders gebouwd. andere zuivelfabriek werd Later werden de beide werven stilgelegd en afgebroken. Tussen samengevoegd tot scheepswerf 1953 en 1973 daalde het aantal Poppen. Een andere werf die zich zuivelfabrieken in het Land van in de loop der tijd aanzienlijk Vollenhove van acht naar twee. uitbreidde is de in 1884 aan de Momenteel staan alleen in Tuk en Ronduite gestichte punterwerf van Vollenhove nog zuivelfabrieken. Huisman. Na de verhuizing naar Vollenhove in 1971 kreeg de werf Steenwijk was de enige plaats in internationale bekendheid onder de het Land van Vollenhove, waar al naam "Royal Huisman Shipyard". vóór 1940 duidelijke concentraties van industriële bebouwing Kort voor de eeuwwisseling leidden ontstonden. Het oudste ontwikkelingen in de veeteelt tot industrieterrein ligt aan het de opkomst van fabrieksmatige Steenwijkerdiep, waar rond de zuivelbereiding. Tussen 1890 en eeuwisseling een groot deel van de 1905 werden in het Land van industriële activiteiten Vollenhove zo'n 15 geconcentreerd was. lag. In de zuivelfabriekjes opgericht. Een jaren twintig ontstond op de weloverwogen plan ontbrak in deze drassige gronden tussen de beginfase: soms stonden de spoorlijn en de Tukseweg een fabriekjes op slechte enkele tweede industrieterrein: Het kilometers afstand van elkaar. Na Dolderkanaal. Een groot deel van 1905 werden er geen nieuwe dit terrein is tegenwoordig in fabrieken opgericht, met gebruik bij "Dijka", een bedrijf uitzondering van de coöperatieve dat kunststof leidingsystemen zuivelfabriek "Ons Belang" in Tuk produceert. in 1911. Deze grote, nieuwe zuivelfabriek maakte de andere De industriële ontwikkelingen na fabriekjes in de gemeente 1940 vallen buiten het bestek van Steen wij kerwold overbodig. De dit onderzoek. In het algemeen kan zeven kleine zuivelfabriekjes, die gesteld worden dat de industriële deze gemeente omstreeks de ontwikkeling nog steeds

79 achterbleef bij de andere delen had de verlenging van de havenmond van Overijssel. Steenwijk is in 1743 voor een opleving van de momenteel het belangrijkste handel gezorgd. Rond 1850 nam de industriecentrum in het Land van doorvoerhandel in boter en turf, Vollenhove. Kleinere meestal met de bestemming industriecentra in dit gebied zijn Amsterdam, een belangrijke plaats Zwartsluis, Vollenhove en in. Oldemarkt was bekend om zijn Oldemarkt, waar zich mede op grond botermarkt aan het Mallegat. Deze van hun funktie als bestuurlijk markt kon rekenen op veel centrum enige nieuwe industrieën klandizie vanuit het aangrenzende gevestigd hebben. De Friese weidegebied. In Kuinre en bedrij fsklassen die na de Tweede Oldemarkt werd een deel van het Wereldoorlog het snelst groeiden gemeentehuis gebruikt als waag. waren de textiel- en kledingindustrie en de Steenwijk slaagde erin om zijn metaalindustrie. marktfuncties gedurende de periode 1850-1940 te behouden, c.q. te 6.6. Handel versterken. Eén van de oorzaken Aan het begin van de "MIP-periode" hiervoor was de gunstige ligging (1850-1940) waren er in het Land van de stad aan de verkeersweg en van Vollenhove vijf plaatsen met tussen Zwolle en Leeuwarden en de een zekere handelstraditie: komst van de spoorlijn in 1868. Blokzijl, Kuinre, Oldemarkt, Maar ook door de industriële Steenwijk en Zwartsluis. Hun ontwikkeling en de daarmee uitgangspositie was echter geheel samenhangende bevolkingsgroei werd verschillend. Steenwijk is van de marktpositie van Steenwijk oudsher een marktcentrum voor de verstevigd. De Sacramentsmarkt of wijde omgeving. De ligging van de meimarkt, één van de vier Markt in het centrum van de stad, jaarmarkten, fungeerde tot 1920 op de plaats waar alle straten als een soort arbeidsmarkt, waarop vanaf de stadspoorten samenkomen, werkzoekenden zich voor de zomer geeft aan hoe belangrijk in het verhuurden als boerenknecht of verleden de marktfunctie was. Er veenarbeider. Wekelijks was er op waren zowel jaarmarkten als maandagmorgen een vee-, koren- en weekmarkten. In Zwartsluis waren botermarkt op het Marktplein. Het handel en scheepvaart hoogtepunt van deze weekmarkten onlosmakelijk met elkaar lag tussen 1875 en 1914. In 1933 verbonden. Beide waren een werd een deel van de markt naar afgeleide van de turfwinning in zaterdag verplaatst. Momenteel het achterland. Hetzelfde gold heeft Steenwijk nog twee voor Blokzijl. met dit verschil jaarmarkten (de "Zendemarkt" in dat de handel hier al sinds de april en de Elfduizendmarkt in tweede helft van de zeventiende oktober/november) en één weekmarkt eeuw op zijn retour was. De (op zaterdag). verzanding van de haven, in de hand gewerkt door de aanleg van Zwartsluis behield een deel van pieren, was de belangrijkste zijn handelsfuncties dankzij de oorzaak. Ook de haven van Kuinre ligging op het knooppunt van drie dreigde te verzanden, maar hier waterwegen (Meppelerdiep, Zwarte

80 Water en Arembergergracht), maar de buurschap Muggenbeet, beide nu zag een ander deel verdwijnen door nog aanwezig. het verdwijnen van de turfgraverij in het achterland. De scheepvaart De opkomst van de recreatie is te bleef van belang, zoals blijkt uit danken aan de toegenomen welvaart, het feit dat veel schippers gekoppeld aan een grotere Zwartsluis als thuishaven kozen. hoeveelheid vrije tijd. Recreatie In 1942 was Zwartsluis, na Zwolle, als massaverschijnsel dateert van de tweede havenplaats van na de Tweede Wereldoorlog. Voor Overijssel: 142 schepen waren hier die tijd vormden de recreanten een gedomiliceerd. kleine groep van welgestelde burgers met een voorkeur voor In Blokzijl, Kuinre en Oldemarkt beboste, heuvelachtige gebieden. speelde de handel omstreeks 1940 Eén van de eerste recreatieve geen rol van betekenis meer. voorzieningen was een uitspanning Kuinre kreeg in de tweede helft op de Woldberg, waaraan tevens een van de negentiende eeuw opnieuw te speeltuin verbonden was. Deze maken met verzanding van de haven. uitspanning werd in 1857 geopend. Ditmaal ontbraken de financiën om hier wat aan te doen. In Oldemarkt In het begin van de twintigste werden tussen 1865 en 1925 alle eeuw werden er in de omgeving van markten opgeheven. Vooral de Giethoorn en het Beulaker Wijde slechte landverbindingen deden veel kunstschilders gesignaleerd. zich hier gelden. Zo werd de Spoedig daarna kwam een steeds varkensmarkt verplaatst naar grote stroom natuurliefhebbers Wolvega vanwege de gunstige naar Giethoorn. Vanaf circa 1920 ligging aan de spoorlijn. breidde de selecte groep van recreanten zich uit en kwam de 6.7. Recreatie recreatie binnen het bereik van Herbergen en uitspanningen kunnen een grotere groep mensen. In het gezien worden als de eerste dorp Giethoorn verschenen recreatieve voorzieningen in het herbergen en souvenirwinkeltjes. Land van Vollenhove. Sommige In de jaren dertig werden door het herbergen vervulden door hun beurtschip "Ora et Labora" veel ligging aan een belangrijke toeristen aangevoerd, die verkeersverbinding de functie van vervolgens per punter door de pleisterplaats. Een voorbeeld Giethoornse grachten voeren hiervan is café "De Witte Paarden" aan de Tukseweg (de Op het voormalige landgoed De Bult hoofdverbinding naar het noorden). werd in 1925 de eerste aanzet voor Deze horecavoorziening was zo een toeristische ontwikkeling bekend dat de naam van de gegeven. In dat jaar opende de nederzetting er om heen in 1954 eerste camping zijn poorten. Vier gewijzigd werd van "Achterbuurt" jaar later later werd een tweede in "Witte Paarden". Andere camping geopend. Nog vóór 1940 voorbeelden van pleisterplaatsen werden er veel vakantiewoningen en zijn café "De Moespot" aan de bungalows aan de Bultweg gebouwd. Zuiderzeedijk ten noorden van Vollenhove en café "Geertien" in Met de opkomst van de recreatie

81 werden ook de eerste Verenigingen voor Vreemdelingenverkeer (V.V.V.) opgericht. De oudste V.V.V. is die van Steenwijk, opgericht in 1908. Nog voor de Tweede Wereldoorlog breidde dit aantal zich sterk uit. In 1947 waren er in het Land van Vollenhove zes V.V.V.'s: in Blokzijl, Giethoorn, Kuinre, Steenwijk, Vollenhove en Zwartsluis [Haverkamp,p.2].

Na de Tweede Wereldoorlog en met name vanaf de jaren zestig hebben recreatie en toerisme in het Land van Vollenhove een hoge vlucht genomen. Giethoorn bleef de grootste trekpleister met in de jaren tachtig 800.000 a 1.000.000 toeristen per jaar. Maar ook talrijke andere nederzettingen werden meegezogen in de toeristische ontwikkelingen, zoals de tot omstreeks 1960 niet per auto bereikbare dorpen Belt- Schutsloot en Kalenberg. Een grote opmars beleefden de watersport en de pleziervaart. De watersport concentreerde zich op de grote wieden, de pleziervaart groeide het snelst langs de vaarroute van het Zwarte Water (bij Zwartsluis) naar de Linde (op de grens met Friesland). Ook de havenstadjes Blokzijl en Vollenhove kregen een groeiende stroom toeristen te verwerken. In het bosrijke zandgebied ten noorden van Steenwijk breidde zich het aantal recreatieve voorzieningen in De Bult snel uit.

82 7 Sociale en culturele voorzieningen

7.1. Kerken In 1571 ontstond te Emden in Duitsland de Nederlands Hervormde kerk, die vóór 1816 echter werd aangeduid met het predikaat gereformeerd. Hoewel deze kerk nooit staatskerk werd, verwierf zij een bevoorrechte positie in de Republiek. In ruil daarvoor kreeg de overheid grote invloed op het kerkelijke leven. De andere kerken mochten wel erediensten uitoefenen, maar alleen in kerkgebouwen die uitwendig niet als zodanig herkenbaar waren. In het Land van Vollenhove verloren de katholieken als gevolg van de Reformatie al hun kerken. Sinds die tijd kwamen zij samen op het slot Croevinge in Gelderingen. Gelderingen (nu: Steenwijkerwold) vormt tot op de dag van vandaag een katholieke enclave in het Land van Vollenhove.

Door de ondergang van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden in 1795 veranderde de positie van de Nederlands Hervormde kerk. In 1798 werd namelijk de scheiding van kerk en staat afgekondigd. Tevens werd in de grondwet vastgelegd dat alle godsdiensten gelijk werden gesteld en dat de oude kerken en pastorieën op basis van evenredigheid naar het aantal belijders van de kerkgenootschappen zouden worden (her)verdeeld. In de praktijk werden er in het Land van Vollenhove geen kerken aan de katholieken teruggegeven, ook niet die van Thij in de nabije omgeving van slot Croevinge. In Vollenhove werd de oude Heilige Geestkapel, die na de Reformatie een tijdlang niet gebruikt werd, in 1799 opnieuw in gebruik genomen. In de stad Steenwijk werd in 1802 een

83 "schuurkerk" aan de Markt gebouwd de Vereniging plaats tussen de (afgebroken in 1882). In Christelijk Gereformeerde kerk en Gelderingen werden in 1830 de de kerk van de Doleantie. Door restanten van het slot Croevinge verdere afscheidingen en verwijderd om plaats te maken voor verenigingen is vooral in de een nieuwe kerk. twintigste eeuw een groot aantal gereformeerde kerkgenootschappen De eerste kerken waren ontstaan. schuurkerken of waterstaatskerken (gebouwd onder toezicht van de In het Land van Vollenhove waren ingenieurs van Rijkswaterstaat). er twee gemeenten waar het aantal Later werden er door de gereformeerden een aanzienlijk katholieken vooral neo-gotische deel van de bevolking vormden: kerken gebouwd. Voorbeelden Zwartsluis en.Ambt Vollenhove. Zij hiervan zijn de rooms-katholieke behoorden met een aantal kerken van Oldemarkt en Steenwijk, omliggende Sallandse gemeenten die beide gebouwd werden in (o.a. Genemuiden, Hasselt en 1882/1883. De architect was Alfred Staphorst) tot een streek mei Tepe, die veel neo-gotische kerken verwante, orthodox-religieuze in Overijssel bouwde. opvattingen. In Zwartsluis ontstonden meerdere gereformeerde Ondanks de scheiding van kerk en kerkgenootschappen, waarvan de staat bleef de medezeggenschap van Gereformeerde kerk (in Nederland) de staat in kerkelijke de grootste werd. In 1893 betrok aangelegenheden gehandhaafd. In dit kerkgenootschap een nieuw 1816 werd bij koninklijk besluit kerkgebouw aan het Singel, op een een Algemeen Reglement ingevoerd opvallende plaats net buiten de met een nieuwe Schans. Voordien hadden de organisatiestructuur en een Afgescheidenen en de Kruisgezinden grotere leervrijheid. Hierdoor had gekerkt in kleine gebouwtjes op het hoofdbestuur van de Nederlands afgelegen plekken, voornamelijk Hervormde kerk voortaan geen als gevolg van de weinig bevoegdheid meer tot het oefenen welwillende houding van de van leertucht. Felle protesten autoriteiten. hiertegen leidden in 1834 tot de Afscheiding en later in 1886 tot De plaats van de nieuwe kerk de Doleantie. Koning Willem I weerspiegelde de veranderde wenste echter geen vrijheid van positie van de gereformeerde godsdienstoefening toe te staan. kerkgenootschappen in de Door harde overheidsdwang samenleving. De nieuwe (inkwartiering, boete, kerkgebouwen kregen een dominante gevangenschap) werden de kerken plaats in de bebouwde kom. Ze van de Afscheiding gedwongen de werden in toenemende mate in neo- naam Christelijk Afgescheiden renaissancestijl gebouwd en gemeente te aanvaarden, hoewel ze uitgerust met torens en zich liever gereformeerden dakruitertjes. De kerk aan het noemden. In 1869 werd de naam Singel in Zwartsluis bevat gewijzigd in Christelijk elementen van de neo-renaissance Gereformeerde kerk. In 1892 vond en van het eclecticisme. Na de

84 eeuwwisseling versoberde de stijl, geval was. terwijl tevens een door Berlage beïnvloede vormgeving haar intrede Opvallend is het grote aantal deed. Een voorbeeld van een doopsgezinde gemeenten dat in het kerkgebouw met Amsterdamse School Land van Vollenhove gesticht werd. invloeden is de Gereformeerde kerk In 1860 woonden 821 van de 1519 in Oldemarkt. Overijsselse doopsgezinden in dit gebied. De gemeente Giethoorn was De getalsmatig kleine Joodse het grootste doopsgezinde bolwerk gemeenschap vervulde een in de provincie; ongeveer de helft belangrijke economische functie in van de volwassenen (468 personen) de plaatsen waar zij aanwezig was, was hier doopsgezind. Ook in met name op het terrein van handel Blokzijl, Steenwijk en Zwartsluis en nijverheid. In het Land van waren de doopsgezinden relatief Vollenhove werden zij vooral ruim vertegenwoordigd. aangetroffen in de handelsnederzettingen Steenwijk, Lange tijd heerste er grote Zwartsluis en Blokzijl en in de verdeeldheid tussen verschillende kolonie Willemsoord. In Steenwijk stromingen onder de doopsgezinden. was het aantal Israëlieten het Het belangrijkste onderscheid was grootst: vanaf het midden van de dat tussen de "Dantziger Oude negentiende eeuw tot omstreeks Vlamingen" en de "Zonsche 1930 schommelde hun aantal tussen Sociëteit". De eerste groep was de 200 en 250. meest behoudende en werd wel aangeduid als de "Fijne Na 1930 liep het aantal Joden snel Mennisten", terwijl de leden van terug, onder meer door vertrek de tweede groep de "Grove naar West-Nederland en later door Mennonieten" waren. Deze namen de jodenvervolging tijdens de verwezen naar Menno Simonsz, de in Tweede Wereldoorlog. Daarna was de 1536 bekeerde pastoor van Joodse gemeenschap in Steenwijk te Witmarsum. In Giethoorn bestonden klein om het onderhoud van de in de twee Doopsgezinde gemeenten tot 1870 gebouwde synagoge te kunnen 1890 naast elkaar. In dat jaar bekostigen. Het gebouw werd werden de beide gemeenten verkocht, waarna het enige tijd samengevoegd. In Blokzijl waren als garage dienst deed. In 1984 lange tijd drie doopsgezinde viel het ten prooi aan de gemeenten en evenzovele slopershamer. De synagoges van kerkgebouwen. De drie gebouwen Willemsoord (1885), Blokzijl zijn er nog, zij het dat alleen (jaren twintig) en Zwartsluis "Het Lam" aan de Breestraat nog in (1960) ondergingen al eerder dit bezit is van de Doopsgezinde lot. In Willemsoord woonden de gemeente. Joden in een aparte buurt, de Pol genaamd. In de buurt van de In de jaren zestig van de synagoge werd een Israëlitische negentiende eeuw neigden alle begraafplaats ingericht. De Doopsgezinde gemeenten in synagoge verdween, maar de Overijssel tot het modernisme, met begraafplaats bleef, zoals dat ook uitzondering van Blokzijl dat zijn in Steenwijk en Zwartsluis het behoudende gezindheid handhaafde.

85 In Twente speelden de de leden van adel en clerus hun doopsgezinden een belangrijke rol laatste rustplaats vonden in de bij de opbouw van de industrie. In kerk. De burgers en de boeren Giethoorn en Steenwijk hebben zij werden op het kerkhof begraven. vooral de ontwikkeling van het Vanuit de kring van predikanten en toerisme gestimuleerd. De artsen gingen in de loop van de doopsgezinde dominee Hylkema achttiende eeuw steeds meer beijverde zich voor de stemmen op om buiten de stad ontwikkeling van de recreatie in begraafplaatsen aan te leggen. Giethoorn, onder andere Vooral hygiënische overwegingen resulterend in de opening van het lagen hieraan ten grondslag. In Kraggehuis op het Bovenwijde in 1829 werd het begraven in de kerk 1920. In 1929 werd op het definitief verboden. Steden en voormalige landgoed De Bult het dorpen met meer dan 1.000 inwoners Doopsgezinde bezinningsoord moesten begraafplaatsen buiten de Fredeshiem gebouwd. Toch nam het bebouwde kom aanleggen. Als gevolg aantal doopsgezinden in het Land van deze verordening werd in van Vollenhove na een lichte Steenwijk aan de Meppelerweg een stijging in de tweede helft van de algemene begraafplaats gesticht. negentiende eeuw na 1900 af: tot Er was reeds een begraafplaats in 1930 langzaam, daarna sneller. Het Steenwijk aan de Kallenkoterallee. aandeel van de doopsgezinden in de provincie Overijssel was in 1930 7.2. Scholen gedaald tot 31%. Tot in de achttiende eeuw waren onderwijs en opvoeding nauw In tabel 4 wordt een overzicht verbonden met de kerk. Vóór de gegeven van het aantal leden van Reformatie werd het onderwijs de grootste kerkgenootschappen in verzorgd door de katholieke kerk, het Land van Vollenhove anno 1947. daarna door de Hervormde kerk. Hieruit blijkt dat: Daar waar de hervormden de in de meeste gemeenten de overhand kregen, verlangden ze Nederlands Hervormden in de "duytsche" scholen, waar de meerderheid waren, moedertaal de voertaal zou zijn. het aandeel van de rooms- De duytsche school werd de katholieken alleen in de voorbereiding op de Latijnse gemeente Steenwijkerwold meer school, die op haar beurt weer dan 20% bedroeg, opleidde voor de universiteit. In het percentage gereformeerden het Land van Vollenhove werden het hoogst was in de gemeenten twee Latijnse scholen opgericht: Zwartsluis en Vollenhove. in Vollenhove en Steenwijk. De de gemeente Giethoorn in Latijnse school in Vollenhove werd kerkelijk opzicht afweek van de in 1627 gebouwd. In 1791 werd in andere gemeenten door een dit gebouw een Franse kostschool groter aandeel van de gevestigd. Kennis van het Frans doopsgezinden en een groter werd in die tijd als een noodzaak percentage niet kerkelijk voor de beschaafde mens beschouwd. gebonden inwoners. De leerlingen werden onderwezen in "alles, wat het hart en de geest Eeuwenlang was het de gewoonte dat kan vormen, in de gronden der

86 Tabel 4

KERKELIJKE GEZINDTEN IN LAND VAN VOLLENHOVE OP 31 MEI 19471\

Gemeente 1 2 3 4 5 6 7 8 9

Blankenham 9.1 82.6 1.4 1.3 0.5 0.9 4.1 Blokzijl 3.4 46.0 14.1 3.4 6.9 1.9 17.3 Giethoorn 0.9 28.8 4.0 1.6 0.3 18.6 0.7 45.1 Kuinre 10.7 67.2 4.9 0.8 3.1 11.9 Oldemarkt 13.4 68.0 7.1 0.2 4.7 6.8 Steenwijk 5.0 46.3 8.4 4.0 1.2 0.5 2.0 7.0 25.5 Steenwijkerwold 20.1 54.4 5.1 2.8 1.2 0.7 1.4 2.1 12.1 Vollenhove 8.6 55.8 19.5 12.1 0.4 0.3 0.4 2.9 Wanneperveen 0.1 78.2 11.4 1.7 0.9 1.1 6.7 Zwartsluis 1.0 41.5 44.1 2.9 1.8 0.5 1.2 0.5 6.1

1) Aandeel van de kerkgenootschappen in percentages van de totale gemeentelijke bevolking.

Verklaring van de cijfers 1 t/m 9

1) Rooms-katholieke kerk 2) Nederlands Hervormde kerk 3) Gereformeerde kerken in Nederland (synodaal) 4) Gereformeerde kerken vrijgemaakt (artikel 31) 5) Christelijk gereformeerde kerken 6) Gereformeerde gemeente 7) Doopsgezinde broederschap 8) Overige kerkgenootschappen 9) Niet kerkelijk gebondenen

Bron: Volkstelling op 31 mei 1947.

87 godsdienst, goede zeden, openbaar en bijzonder onderwijs. welgemanierdheid, in de Franse, Deze gelijkstelling werd Engelse en Hoogduitse talen, bewerkstelligd onder minister De rekenkunde en wiskunde, de Visser in 1920, nadat in 1889 al natuurlijke geschiedenis en de was bepaald dat de bijzondere proefondervindelijke natuurkunde scholen een rijksbijdrage kregen en verder wat tot een goede in de salariskosten van de educatie vereist wordt". leerkrachten.

Aan het einde van de achttiende De zorg voor de schoolgebouwen eeuw werd de schooltaak geplaatst werd in de Franse tijd opgedragen onder de "agent van nationale aan de gemeenten. Vanwege het opvoeding". Het onderwijs werd een tekort aan financiële middelen rijksaangelegenheid. Bij de duurde het tot het midden van de inrichting van het onderwijs vorige eeuw, voor er voldoende werden de verdiensten van de in behoorlijke gebouwen stonden. In 1784 opgerichte Maatschappij tot tabel 5 wordt een overzicht Nut van 't Algemeen (Het Nut) als gegeven van het scholenbestand in uitgangspunt genomen. Deze het Land van Vollenhove anno 1852. maatschappij beijverde zich in het In totaal waren er 28 openbare bijzonder voor verbetering van (lagere) scholen en één Franse onderwijs en opvoeding. dag- en kostschool (in Vollenhove). In 1801 kwam de eerste Nederlandse schoolwet tot stand en in 1806 de De eerste vergunning tot het tweede. Naast openbare werden nu oprichten van een bijzondere ook bijzondere scholen toegestaan. school der eerste klasse werd Dit betekende niet dat er vrijheid verleend in 1855. Het betrof een van onderwijs was, want geen school in Steenwijk. Nadien werden school mocht worden opgericht op verschillende plaatsen zonder de machtiging van de bijzondere scholen opgericht, overheid. Het onderwijs moest zowel protestantse (bv. in neutraal zijn, hoewel er wel Zwartsluis in 1858) als rooms- gebeden en uit de bijbel gelezen katholieke (bv. in Gelderingen in werd. Hiertegen verrees verzet, 1877). In de twintigste eeuw vooral vauit protestantse kringen. gebeurde het ook regelmatig dat Onder leiding van mannen als Groen openbare scholen werden omgezet in van Prinsterer werd de eerste fase bijzondere (bv. de school in van de schoolstrijd ingeluid, Kalenberg, sinds 1913 op waarin de onderwijsvrijheid protestants - christelij ke centraal stond. In 1857 werd deze grondslag). Na 1920 brak er een fase afgesloten met de wijziging tijd van grote bloei aan voor de van de onderwijswet, waarin de bijzondere scholen. Ze werden in vrijheid van onderwijs werd bijna elke plaats opgericht. In vastgelegd. het Land van Vollenhove hadden alleen de gemeenten Kuinre en De tweede fase van de schoolstrijd Blankenham geen bijzonder had als inzet de volledige onderwijs. Kerkelijke splitsingen financiële gelijkstelling tussen zorgden in sommige gemeenten voor

88 Tabel 5

SCHOLEN IN LAND VAN VOLLENHOVE IN HET JAAR 1852.

Gemeente Plaats van de school Aantal leerlingen

Blankenham Blankenham 50 Blokzijl Blokzijl 310 Giethoorn Giethoorn - Noorderschool 80 Giethoorn - Zuiderschool 150 Dwarsgracht 147 Kuinre Kuinre 155 Oldemarkt Oldemarkt (twee lokalen) 295 Paaslo 59 Ossenzijl 80 Kalenberg 76 Steenwijk Steenwijk - Gasthuisstraat 125 Steenwijk - Gasthuisstraat 127 Steenwijk - Scholestraat 290 Steen wij kerwold Steenwijkerwold 210 Zuidveen 124 Onna 65 Kallenkote 38 Eesveen 70 Muggenbeet 95 Nederland 50 Vollenhove (Stad) Vollenhove - Franse dag- en kostschool 12 Vollenhove - hoek Bentstraat/Kerkstraat 268 Vollenhove (Ambt) St. Jansklooster 204 Wanneperveen Wanneperveen -Middenkluft 142 Schutsloot/Zandbelt 50 Zwartsluis Zwartsluis - De Schans 235 Zwartsluis - Buitenkwartier 155 Zwartsluis - Nieuwesluis 186

Land van Vollenhove 28 scholen 3.848

Bron: Rijksarchief Overijssel.

89 een extra groei van het aantal en slechts op enkele plaatsen van hervormde en gereformeerde de grond. Gelderingen werd, mede bijzondere scholen. door de impulsen van de in 1893 opgerichte instelling "De In Nederland en Muggenbeet werden Voorzienigheid", het rooms- de (laatste) schoolvoorzieningen katholieke onderwijscentrum voor tussen 1850 en 1940 opgeheven. Het Noordwest-Overijssel. Tot de aantal inwoners liep in deze onderwijsvoorzieningen behoorden buurschappen aan het eind van de een Kweekschool (1904-1984), een negentiende eeuw snel terug, U.L.O. en een terwijl het naburige Wetering zich Landbouwhuishoudschool. Ook in aanzienlijk uitbreidde. Vandaar Steenwijk kwamen in het begin van dat de scholen in Muggenbeet en de twintigste eeuw middelbare Nederland werden gesloten en langs scholen. In 1909 werd de Rijks de Wetering in 1881 een nieuwe H.B.S. aan de latere Tromp .school werd gebouwd. Na 1940 is Meestersstraat in gebruik genomen. ook deze school weer verdwenen als Later kreeg Steenwijk een U.L.O. gevolg van overplaatsing naar het en een Landbouwhuishoudschool. De nieuwe plandorp Scheerwolde. Franse kostschool in Vollenhove verdween in de tweede helft van de In de negentiende eeuw werden er negentiende eeuw. Het door de gegoede burgers steeds schoolgebouw, de voormalige meer eisen aan het onderwijs Latijnse school, werd in 1958 gesteld. Er ontstond behoefte aan ingericht als bibliotheek. onderwijs dat uitging boven het elementaire onderwijs, maar dat 7.3. Welzijn niet voorbereidde op een In de steden Vollenhove, Blokzijl wetenschappelijke loopbaan. Dit en Steenwijk werden al in de leidde in 1863 tot het middeleeuwen voorzieningen uitvaardigen van de wet op het getroffen voor zieken, middelbare onderwijs. Voortbouwend vreemdelingen, ouden van dagen en op de Franse scholen werd in veel wezen. In Vollenhove herinnert de steden scholen voor Uitgebreid vijftiende eeuwsè Heilige Lager Onderwijs (U.L.O.) en Hogere Geestkapel nog aan het Burgerscholen (H.B.S.) opgericht. gelijknamige gasthuis. Vaak werden Het onderwijs richtte zich, gast- en weeshuizen gesticht op voornamelijk uit initiatief van de kerk. Zo liet de handelsoverwegingen, op diaconie van de Hervormde Gemeente natuurkundige verschijnselen, van Steenwijk in 1868 een nieuwe land- en volkenkunde en vreemde "armhuus" aan de Kornputsingel talen. Omstreeks de eeuwwisseling bouwen. Om in het onderhoud te begon zich ook het vakonderwijs te voorzien, exploiteerde men tevens ontplooien, resulterend in de een boerderij. Later werd het pand oprichting van onder meer aan de Kornputsingel een rusthuis ambachtsscholen (voor jongens) en voor bejaarden. In 1965 werd het huishoudscholen (voor meisjes) rusthuis verlaten en werden de bewoners ondergebracht in het In het Land van Vollenhove kwam nieuwe bejaardencentrum het middelbare onderwijs pas laat Nijenstede, genoemd naar de in de

90 jaren dertig afgebroken villa aan Meppelerweg voor het eerst door de Meppelerweg. Nederlandse soldaten gebruikt. Later werd ten zuiden van Blokzijl kende vanaf 1676 het Kallenkote, op de grens met de Prins Mauritsweeshuis. In 1873 provincie Drenthe, een tweede werden de twee panden waarin het kazerne gebouwd, de Johannes Weeshuis gevestigd was afgebroken Postkazerne. en werd op dezelfde plaats een nieuw Weeshuis gebouwd. De laatste wees verliet in 1928 het Weeshuis. Het pand aan de Brouwersstraat is sinds 1980 in gebruik als restaurant.

Vroeger had de stad Steenwijk een gasthuis aan de huidige Gasthuistraat. Aanvankelijk werden dit gebouw ook wel aangeduid als "hospitaal" (hospes betekent vreemdeling), omdat hierin tijdens jaarmarkten en hoogtijdagen veel vreemdelingen gehuisvest werden. Omstreeks 1830 was het een hospitaal in de betekenis, zoals wij die kennen. In die tijd werden er in dit pand choleralijders ondergebracht. Korte tijd later werd het Gasthuiscomplex publiekelijk verkocht en afgebroken. Sindsdien bleef het Land van Vollenhove verstoken van ziekenhuizen. De bevolking is in dit opzicht aangewezen op voorzieningen in naburige plaatsen als Meppel, Zwolle, Emmeloord en Heerenveen.

In 1939 werd Steenwijk door de bouw van de Johan van den Kornputkazerne garnizoensstad. Toen de Duitse dreiging de mobilisatie van het Nederlandse leger noodzakelijk maakte, konden de militairen nog niet worden gehuisvest. De soldaten werden ondergebracht in de gebouwen van Pasman aan de Parallelweg (nu Kornelis Kunstharsfabriek). Na de oorlog werd de kazerne aan de

91 Bronnen

Literatuur *Aa, Van der, Aardrijkskundig woordenboek der Nederlanden, deel 1-12. Gorinchem, 1839-1848. *A.B.C. van oud-Zwartsluis, z.j. •Atlas van Nederland. 's-Gravenhage, 1963-1977. •Atlas van Nederland. Deel 2: bewoningsgeschiedenis; deel 12: infrastructuur; deel 13: geologie; deel 14: bodem; deel 15: water; deel 16: landschap; deel 20: landinrichting, 's-Gravenhage, 1984. •Bakker, F.A.W., Een bestaanswijze: de rietcultuur in noord west-Overijssel. Marknesse, 1979. •Bestaansbronnen in Noord-West Overijssel. (E.T.I.O.), Zwolle, 1971. •Bevolking der Gemeenten van Nederland op 1 januari 1988. 's- Gravenhage, 1987. •Bijkerk, L., H. Brouwer, en J.H.S.M. Veen, Trams en tramlijnen: de stoomtrams van Friesland en N.W. Overijssel. Rotterdam, 1972. •Bloemhof, J., e.a. Wanneperveen 700 jaar. Kampen, 1984. •Boers, F. en R. van der Veen, Een kunstenaar zag Noordwest- Overijssel. Laren, 1988. •Boon, H. van der, Waterrijk Noordwest-Overijssel: een hele zorg. Kampen, 1989. •Bos, J., A van der Ploeg en H. Wiersma (red.), Onderweg in Overijssel: verkeer en vervoer in verleden en heden. Jaarboek Overijssel 1989, Zwolle, 1988. •Broer, A.L., Overijssels Noordwesthoek. Zaltbommel, 1984. •Bruinenberg, H., De tijd vertelt, over het leven in de Noordwesthoek. Steenwijk, 1959. •Bruinenberg, H., Noordwest- Overijssel, gisteren en vandaag.

92 Steenwijk, 1963. 1850. Overdruk uit Versl. en •Bruinenberg, H., Wij in Medede. v.d. Ver. tot Beoefening Steenwijkerwold. Steenwijk, 1964. van Overijsselsch Regt en •Bruinenberg, H., Duizend jaar Geschiedenis, 55ste stuk, z.p., Steenwijk. Steenwijk, 1965. 1939. •Bruinenberg, H., Steenwijk in •Formsma, W.J., Kuinre van oude ansichten. Zaltbommel, 1971. heerlijkheid tot gemeente. VORG 49 •Bruinenberg, H., Vollenhove in (1932) p.56-70. oude ansichten. Zaltbommel, 1971. •Gemaal aan het Meppelerdiep te •Demoed, H.B., Mandegoed Zwartsluis. Zwolle, 1971. schandegoed. Zutphen, 1987. •Greveling, S., Zwartsluis in oude •Dekker, G. (Red.), e.a., Oude ansichten. Zaltbommel, 1975. fabrieks- en bedrijfsgebouwen in •Grote Topografische Atlas van Overijssel. Serie jaarboeken Nederland, deel 3, Oost Nederland, Overijssel, Zwolle, 1986. Groningen, 1987. •Dekker, K., De betekenis van de •Haverkamp, O., Het Land van industrie in de gemeenten Vollenhove: "De Noordwesthoek". Steenwijk. Meppel. Kampen. Naarden, 1947. IJsselmuiden. Hasselt. Zwartsluis. •Hendriks, F.M., De grenzen van Genemuiden. Stad-Vollenhove en Overijssel en van de Overijsselse Blokzijl. 1942. gemeenten van 1807 (1811-1842). •Dieleman, F.M., Een landschaps- Overdruk uit Versl. en Medede. geografische studie over de v.d. Ver. tot Beoefening van gemeente Vollenhove. Amsterdam, Overijsselsch Regt en Geschiedenis 1964. 75e stuk, 1960. •Dijkhuizen, S. en K. Scherer, •Heuff, J., N.W.Overiissel Kijk op het groene Overijssel. vaargids. Houten, 1986. Amsterdam, 1984. •Huisman, E.A., Onderzoek naar de •Dijkstra, K. (red) e.a., Uit de ontwikkeling van de buurtschap geschiedenis van Brederwiede. Kalenberg. gemeente Oldemarkt Meppel, 1986. (P.P.D.), Zwolle, 1962. •Dorpsgezicht Giethoorn. (RDMZ), •Kroes, J. en Hol, T., Het Land 1983. van Vollenhove: een historisch- •Een bezoek aan den Noordwesthoek geografische studie van het van Overijssel. Dordrecht, z.j. Noordwest-Overijsselse (ca. 1912). kultuurlandschap. Zwolle, 1979. •Egberts, E., Wie water deert, die •Kuyper, J., Gemeente-atlas van water keert. Zwolle, 1985. Nederland. Zaltbommel, (herdruk), •Engelen van der Veen, G.A.J. van, 1971. 'Marken in Overijssel', in: •Laar, G.M., Het verleden Geschiedkundige atlas van herleeft. Steenwijk, 1974. Nederland. Den Haag, 1924. •Laar, G.M., Rond de poorten van •Engelen van der Veen, G.A.J. van, Steenwijk. Steenwijk, 1980. G.J. ter Kuile en R. Schuiling, •Laar, G.M., Steenwijk bewaar 't: Overijssel. Deventer, 1931. de historie van een oude landstad •Fischer, E.J., Stroomopwaarts. met haar buurtschappen. Steenwijk, Zwolle, 1986. 1987. •Fockema Andrea, S.J., Het •Meene, J.G.C, van de en P. kaartbeeld van Overijssel 1550- Nijhof, Spoorwegmonumenten in

93 Nederland. Amsterdam, 1985. 1922-1942. •Meindersma, H. en K. de Jong •Romers, H., De (red.), Jongere bouwkunst in spoorwegarchitectuur in Nederland Overijssel. 1840-1940.. Zwolle, 1841-1938. Zutphen, 1981. 1985. •Rosenbcrg, H.P.R., De 19de-eeuwse •Middag, H., Inventarisatie kerkelijke bouwkunst in Nederland. Jongere Bouwkunst 1850-1940: 's-Gravenhage, 1972. Gebiedsbeschrijving Salland. •Schelhaas, H. en B. Molenaar Zwolle, 1988. (red.), Graven en begraven in •Mulder, G.J.A., Handboek der Overijssel. Serie jaarboeken geografie van Nederland. Deel VI, Overijssel, Zwolle, 1981. Zwolle, 1959. •Schelhaas, H. (Red.) e.a., •Nawijn, K.E., Een Historische kerken in Overijssel. nederzettingsgeografische scriptie Serie jaarboeken Overijssel, over Kuinre. Blankenham en Zwolle, 1974. Blokzijl. Amsterdam, ca. 1965. •Schelhaas, H. (Red.) e.a., Molens •Nijhof, P., Oude fabrieksgebouwen in Overijssel. Serie jaarboeken in Nederland. Amsterdam, 1987. Overijssel, Zwolle, 1972. •Nijhof, P., Watermolens in •Schelhaas, H., Langs wieden en Nederland. Zwolle, 1982. grachten van Noordwest Overijssel. •Nijhof, P., Windmolens in Zwolle, 1984. Nederland. Zwolle, 1983. •Schelhaas, H. (Red.) e.a., •Onderzoek naar de Schipvaart en schepen in welvaartsbronnen van de gemeente Overijssel. Serie jaarboeken Zwartsluis. E.T.I.O., Zwolle, Overijssel, Zwolle, 1985. 1950. •Schreur, E:, Oldemarkt vroeger en •Overijssel, de provincie en nu_, Steenwijk, 1978. •Schuiling, Overijsselse gemeenten in kaart en R., Nederland, handboek der aanzicht. Zwolle, 1983. aardrijkskunde, deel 1 en 2, •Overijssel, Aspecten en Zwolle, 1936. Perspectieven. Amsterdam, 1951. •Slicher van Bath, B.H., Een •Post, K., De . samenleving onder spanning. Haren, 1970. Geschiedenis van het platteland in •Postema, J., Tussen graaf en Overijssel. Assen, 1957. maire. Kampen, 1987. •Slicher van Bath, B.H., (red.), •Posthumus-Menger, L., Blokzijl in Geschiedenis van Overijssel. oude ansichten. Zaltbommel, 1972. Deventer, 1970. •Proefgebied Nationaal •Sociaal-economisch onderzoek ten Landschapspark Noordwest - behoeve van het streekplan Overijssel: inventariserend N.W.Overijssel (deel 4: onderzoek cultuurhistorische rietcultuur en visserij, deel 6: waarden van het gemaakte milieu. handel, deel 7: verkeer en deel 8: Monumentencommissie van Het industrie, handel en scheepvaart), Oversticht, 1979, Zwolle. 1942. •Punter, E. en A. Hafkamp, "Ik heb •Sociale kaart van de gemeenten in het toch zeker zelf gezien". Noordwest Overijssel. Stichting Steenwijk, 1986. Overijssel, Zwolle, 1967. •Pvttersen's Nederlandse almanak •Stadsgezicht Vollenhove (RDMZ), voor iedereen. Zaltbommel, 1983.^Steegh, A., Monumentenatlas

94 van Nederland. Zutphen, 1985. in Overijssel. Zwolle, 1983. •Steensma, R. (Red.) en CA. van •Woud, A. van der, Het lege land. Swichem (Red.), honderdvijftig De ruimtelijke orde van Nederland jaar gereformeerde kerkbouw. 1798-1848. Amsterdam, 1987. Kampen, 1986. •Zanden, J.L., De economische •Stegeman, T.R., Giethoorn en de ontwikkeling van de Nederlandse werkverschaffing 1928-1940: landbouw in de negentiende eeuw. werklozen veranderen een "morsig" 1800-1914. Utrecht, 1985. gebied in landbouwgrond. Kampen, •Zonneveld, J.L.S., Levend land. 1987. De geografie van het Nederlandse •Stiksma, K., Spiegel van steden, landschap. Utrecht, 1985. dorpen en landschappen in Oost- Nederland. Overijssel. Gelderland Kaarten: en het rivieren gebied. •Bodemkaart van Nederland. Ridderkerk, 1986. Stiboka, Wageningen, 1985. •Streekplan Noordwest-Overijssel •Kadastrale minuutkaart 1832, vastgesteld bij besluit van Rijksarchief Overijssel, Zwolle. provinciale staten van Overijssel •Topografische kaart van van 25 februari 1987. nr.5. Nederland, ca. 1850, 1900, 1935, (Beschrijving van de gewenste 1950, 1960, 1976 en 1985. ontwikkeling en Toelichting), Topografische Dienst Delft/Emmen. 1987. •Timmerman, G.W., De gemeente Archieven: Zwartsluis: een milieugeografische •Databank Universiteit van scriptie. Amsterdam, 1974. Amsterdam, Vakgroep Sociale •Tuin, J.D. van der, De geografie, 1988. Steenwijker Aa. een historisch- •Gemeenteverslagen 1850-1940, hvdrografisch overzicht. Rijksarchief Overijssel, Zwolle Steenwijk, 1985. •Verslagen van Gedeputeerde Staten •Veen, J. H.S.M., Van tram, boot 1850-1940, Rijksarchief en bus. De geschiedenis van het Overijssel, Zwolle. streekvervoer in het noordwesten van Overijssel. Kampen, 1978. •Verslagen van de hoofdcommissie voor herziening der belastbare opbrengst van de ongebouwde eigendommen. Overijssel. 's-Gravenhage, 1890. •Wester, J.B. en Willemsen, W., Tussen Duin en Hellevenen: St. Jansklooster en Ambt-Vollenhove na 1850. Blokzijl, 1988. •Westra van Holthe, J., Vollenhove 1354-1954 en haar havezathen. Assen, 1958 •Wiedijk, Fr. M., Blokzijl: een wandeling door de eeuwen. Blokzijl, 1980. •Wieringa, H. (red.), Waterstaat

95