<<

EXECUTIES IN SPIER

HET VERHAAL VAN DE DODEN VAN DE WIJSTERSEWEG EN SPIER

©Albert Metselaar, 2015 [email protected]

De Franse stelling op het kruispunt in Spier. Het café staat er nog. Er werd de 10e april 1945 flink gevochten. Dicht in de buurt werden burgers geëxecuteerd. Dit is in het kort hun verhaal. Het verhaal van de doden van Spier.

“Amherst” was de codenaam voor de actie van Franse parachutisten in . Het waren mannen van het 3e en 4e Franse Parachutisten Regiment SAS. Ze moesten achter de Duitse linies zoveel onrust scheppen, dat de Duitsers Drenthe niet goed konden verdedigen. Doordat diverse groepen niet op de goede plaats neerkwamen, wisten ze niet goed raad met de opdracht. en Spier zijn er op twee manieren bij betrokken geraakt: 1. Er kwamen groepen parachutisten neer ten noorden van de plaats, met in de naweeën ervan de executie bij Spier van een groep mannen van de Wijsterseweg. 2. door de dood van majoor Jean Salomon Simon te Hoogeveen, nadat hij te Spier dodelijk werd gewond.

De parachutisten.

Het verhaal begint in Engeland. Op 7 april stonden omgebouwde viermotorige bommenwerpers van het type Stirling met afgezette motoren gereed op de vliegvelden Shepherds Grove, Great Dunmow en Rivenhall. Ze waren geschikt gemaakt voor troepentransport, en zouden die nacht para’s boven Drenthe droppen. Simon stapte in het 19de toestel dat opsteeg van Shepherds Grove. Simon maakte deel uit van de strafcompagnie. Zijn groep zou leiding moeten geven aan de in Drenthe gedropte para’s. Tegen middernacht stegen de vliegtuigen op. De para’s sprongen omstreeks 02.30 uur boven Drenthe in een duistere nacht, niet wetend wat ze precies op de grond aan zouden treffen. Majoor Jean Salomon Simon kwam goed aan de grond, evenals de rest van zijn groep.

Een andere groep kwam neer bij wat in de oude gemeente Ruinen de streek ‘Toldijk’ heette, in de buurt van de Wijsterseweg. Nu is dit gemeente Hoogeveen. Ze zochten contact met de bevolking en werden goed verzorgd. Ze bleven waar ze waren, bleven gebruik maken van de woningen en bleven hulp ontvangen van de bevolking. Daardoor werden burgerwoningen militaire objecten en werden de burgers onbedoeld in gevaar gebracht. Maandag de 9e april was het afgelopen met hun vreedzame wachten. De Duitsers waren op de hoogte van hun aanwezigheid en wisten waar ze moesten zijn. Een onbekend gebleven vrouw was enige tijd door de Fransen vastgehouden en weer losgelaten. Toen ze enkele Landwachters passeerde, vertelde ze dat er in en achter het bos parachutisten zaten. De Landwachters tipten de Duitsers en deze trokken met een groot aantal manschappen samen om de strijd met de para’s aan te binden.’s Middags tegen half vier werd de aanval met mortieren ingezet. Vanuit het Spaarbankbos drongen de Duitsers hevig vurend op in de richting van de Wijsterseweg. De Fransen verdedigden zich fel. Omdat de Duitsers vermoedden dat er para’s zaten in de woning van de familie Scholing, werd ook die aangevallen. Arend Scholing (55) en zijn zonen Dirk (26) en Gezienus (14) stierven ter plaatse. Moeder Margje Scholing-Duinkerken (55) was zwaar gewond aan hals en schouders. Ze stierf 14 april in het ziekenhuis.

Represailles.

De Fransen wisten weg te komen. De Duitsers hadden het hele gebied heroverd. Sommige burgers wisten ook weg te komen, anderen werden gevangen genomen. Wat moesten de Duitsers met al deze gevangenen? Vijandelijke soldaten zouden krijgsgevangen gemaakt moeten worden, maar dit was anders. Burgers met wapens en burgers die soldaten hadden geholpen, werden toen nogal eens zonder proces doodgeschoten. Binnen het oorlogsrecht waren ze vergelijkbaar met spionnen. De Duitse commandant probeerde echter mensen te schiften en was blijkbaar niet van plan wie dan ook zomaar dood te schieten. Een 18-jarige leerling-verpleegster van NSB-afkomst verbleef tijdelijk aan de Wijsterseweg. Ze steunde de Duitse commandant in het selecteren. Ze is wel als verraadster gekenmerkt, maar ze heeft daardoor ook mensen het leven gered. Een deel van de mensen mocht direct weg. Over drie groepen mensen moest echter apart worden gepraat. De eerste groep mocht vervolgens ook weg, want hen kon niets worden aangerekend.

Een andere groep zou wel gewapend verzet hebben gepleegd. Het waren Hayo Wubs (27) en Roelof Veldman (24) uit Hoogeveen, Gerrit Coelingh (26) uit Baarn, Pieter Strijker (24) uit Meppel, Matthijs Erkens (24) uit Den Haag en Hendrik Markveld (27) uit Den Haag. De laatsten verbleven tijdelijk in de omgeving van Hoogeveen, zoals daar zoveel mensen woonden als onderduiker, etenhaler, vluchteling of wat dan ook. Wie wat precies had gedaan en of ze allen daadwerkelijk hebben meegevochten, is nooit duidelijk geworden, maar dat deed er niet toe. Ze waren schuldig, was de eerste inschatting en mochten dus niet weg. Een derde groep bestond uit negen personen. Men wist niet of ze daadwerkelijk hadden meegevochten. Omdat het tegendeel niet vast stond, namen de Duitsers aan dat ze wel aan de strijd hadden deelgenomen. Het waren Reinder Lunenborg (52), Egbert Lunenborg (16), Johannes Lunenborg (49), Willem Lunenborg (17), Ate le Duc (26) uit Pijnacker, Marinus Voerman (39), Jan Rotmensen (25), Mintinus Pol (28), en Arend Jan Scholing (17). Vijftien mannen moesten mee. Later onderzoek wees uit dat diverse personen inderdaad de Fransen hadden geholpen. De vijftien mannen werden onder bewaking te voet en met hun handen in de nek langs de straat in noordelijke richting afgevoerd. Ze moesten naar kamp . Ze sliepen die nacht in de schuur van landbouwer Geert Moes in Eursinge. Korte tijd nadat de groep daar was aangekomen, hoorde de bevolking van Pesse een aantal harde schoten. Hayo Wubs had geprobeerd om via een zandweggetje te vluchten. Hij is daarbij ontdekt en dood geschoten. 10 April 1945.

Op de 10e april 1945 liepen 14 mannen met hun handen in hun nek naar Spier. Voor hen liepen Duitsers, achter hen liepen Duitsers en naast hen liepen Duitsers. Ze konden geen kant op. Voor de gevangenen was het duidelijk dat het de Duitsers menens was. Ze verzetten zich niet en er werd geen vluchtpoging meer ondernomen. Ze verwachtten in een kamp opgesloten te worden. Bij Nuil werden de mannen op de fiets ingehaald door Henny Lunenborg, dochter van Reinder en haar tante Hilly, de vrouw van Johannes Lunenborg. Zij waren naar Pesse gefietst en kregen te horen dat ze inmiddels in noordelijke richting waren vertrokken. Ze fietsen hen na en mochten met de gevangenen praten, terwijl ze met hen mee liepen.

De mannen vertelden dat ze op transport waren gesteld naar kamp Westerbork. Ze hadden honger en dorst. De dames fietsten teug, naar Peter Fieten, die ze goed kenden. Daar kregen ze eten en drinken mee. Ze reden weer naar de gevangenen. Ze kwamen te laat. De mannen waren al in Spier. Spier was afgezet, zodat ze niet verder konden. Een Duitse soldaat snauwde hen toe dat de mannen geen eten meer nodig hadden. Onverrichter zake zijn ze terug gegaan en hebben het eten bij Peter Fieten terug gebracht. De vrouwen waren net buiten Spier, toen ze op de achtergrond hevig hoorden schieten. Ze werden ongerust over het lot van de mannen. Er zou hen toch niets overkomen zijn? Het was te laat. De mannen waren allemaal dood. Ze wisten het toen nog niet.

Locatie executie

Spier.

Wat was er tussentijds in Spier gebeurd? Het was voor de bevolking van Spier een bizar gezicht, te zien hoe de 14 gevangenen met hun handen op het hoofd binnen wandelden, omringd door de Duitse soldaten. Ze liepen het dorp door. Vanuit het noorden – van de kant van - kwam een vrachtwagen aangereden. De plannen werden gewijzigd. De Duitse commandant moest de gevangen overdragen aan deze manschappen, leden van de Grüne Polizei. Hun commandant heette Jung. Ze liepen terug, het dorp in. Moesten ze niet wat te eten? Dorpelingen vroegen of ze wat voor de gevangen konden doen. Nee, daar zorgden de Duitsers wel voor. De Duitsers zetten hen op een rijtje tegen de muur van café Ten Buur met hun gezicht naar de muur. Een groepje Duitsers ging voor enige rust en voor overleg naar binnen. Daar, in café Ten Buur, werd beslist over dood en leven. Er was toentertijd nog geen telefoon in het café. Schuin er tegenover, bij de smid (smederij Hummel), daar was wel telefoon. Voor zover bekend is daar geen gebruik van gemaakt.

Op enige afstand waren de schoten van de oprukkende geallieerde troepen te horen. Dat gaf de doorslag. Jung en zijn officieren besloten dat ze zich van de gevangenen zouden ontdoen.

Vermoedelijk omdat de weg naar Westerbork te lang en te ver was en de eenheid van Jung snel wilde kunnen opereren, werd gekozen voor executie. De 14 mannen werden weer aan het lopen gezet. Even ten noorden van het dorp liep een pad het bos in. Het pad heette de Eerste Lange Maatseweg. Dit was de weg naar het natte land bij de Beilerstroom, waar de boeren uit Spier hun vee lieten weiden. Zo’n 50 meter van de weg af werden ze alle 14 tussen 12.00 en 13.00 uur met een nekschot vermoord. Dit door zes Duitsers, onder commando van Jung. Volgens inwoners van Spier riep één van de gevangenen vlak voor het dodelijke schot nog “Leve de Koningin!” De plaats is nu niet meer te bereiken, want deze ligt tussen de beide weghelften van de A-28. Zodra de Duitsers weg waren haalden Willem Kremer en andere mannen uit Spier de lichamen weg. Deze werden op een platte boerenwagen vervoerd en in een schuur vlak tegen de boerderij Oude Postweg 4, achter hotel de Woudzoom, neeergelegd. De schuur staat er nu niet meer.

11 April.

De 11de april waren de verhoudingen in het dorp totaal veranderd. Bij café Ten Buur hadden de Franse parachutisten een stelling aangelegd, en daarmee de doorgaande route geblokkeerd. Pauli, een van de Franse parachutisten, vertelde: “Dit verdedigingswerk bestond uit een cirkelvormig gat met een diameter van ongeveer vier meter. Daaromheen stond een muur van anderhalve meter hoogte, gemaakt van hout en aarde, die dekking moest bieden aan een stuk antitankgeschut. Maar om te kunnen vuren moest het z’n bovenkant blootgeven, die een mooi doelwit vormde. Overal langs de weg waren mangaten. De Duitsers kwamen vanuit het noorden, liepen rechtop, zonder speciale voorzorgsmaatregelen te treffen. Campan lag in stelling met de Bren. Bollo zei: ‘Je schiet op mijn bevel. Chemin en ik geven de Brenschutter dekking’. Toen de eerste Duitsers op 50 meter afstand waren zei Bollo: ‘Vuur.’ Het wapen blokkeerde, Campan herlaadde, maar de Duitsers die hem gezien hadden sloegen terug. Het waren kennelijk para’s. Ze droegen pistoolmitrailleurs van het type Schmeisser dat een buitengewoon hoge vuursnelheid heeft. Een kogel trof de Brenschutter vol in z’n hoofd. Majoor Simon die zijn wapen overnam onderging hetzelfde lot. Daarna arriveerden de Canadezen, tegelijkertijd met Duitse versterkingen die vanuit het westen het bos uitkwamen, maar die snel weer vertrokken toen zij de Canadezen zagen.” Campan was dood, Simon leefde nog, maar overleed die avond in Hoogeveen. De Canadezen noteerde in hun logboek:

Op de foto’s: links monument in Spier en rechts majoor Jean Salomon Simon

“In een schuur, op zo’n 150 meter van onze locatie, lagen 14 lichamen, allemaal Nederlanders. Hun hoofden waren tot moes geslagen en bij sommigen waren de polsen verbrand, en het leek erop dat ze van achteren door de nek waren geschoten, nadat ze voldoende gemarteld waren om de klootzakken tevreden te stellen die dit hadden gedaan”.

Kort daarop werden de lichamen weer op de platte wagen van Willem Kremer gelegd en naar Hoogeveen vervoerd. Het bevrijdingsfeest van die plaats werd gedempt door een vreselijke waarheid. Op de plaats waar de 14 mannen gedood werden is op 10 april 1948 een kruis onthuldt, met erop een tekst, die herinnert aan 21 doden.

Samen met de familie Scholing en Hayo Wubs kwam men op 19 en er waren ook nog mensen gedood bij het Noorderhuis. Dat waren er 2, dacht men, vandaar het getal 21. Later bleken het 3 personen te zijn. In april 2011 kwam een steen met 19 namen aan de Wijsterseweg. Het gedenkteken bij Spier is wat naar voren verplaatst, toen de A 28 de executieplaats ontoegankelijk maakte.

Op initiatief van de vereniging van dorpsbelangen Spier is er in april 2015 het kruis (monument) opgenomen in een nieuwe, passender gedenkplaats. Tegelijkertijd is er ook een informatiebord bij geplaatst, zodat bezoekers het verhaal kunnen lezen. Ook is er een plaquette bij het monument geplaatst met daarop de namen van de slachtoffers, die op deze plaats zijn omgekomen.

“Zolang je naam voortleeft, ben je niet vergeten.”

In april 2011 werd aan de Wijsterseweg bij Hoogeveen een gedenkteken onthuld, in het voormalige Ruinense gebied ‘Toldijk’. We lezen op de steen over ‘onschuldige mensen’ en ‘een vergeldingsactie’. Zo werd het drama herinnerd, door de bevolking van Hoogeveen.

Mathijs Erkens, een verhaal achter een naam. Een rapport van 31 juli 1945

Hieronder: twee citaten van uit het rapport uit 1946 van Simon Schoon, van de Stichting 40-45. Hij deed onderzoek ter plaatse en was zeer kritisch over de Franse parachutisten, die van burgerwoningen militaire objecten maken.

De eerste officiële boom is geplant tijdens de boomplantdag 25 februari 2015, waarop kinderen van Spier samen met wethouder Loohuis en vrijwilligers uit Spier de beplanting in orde maakten voor de nieuwe gedenkplaats. Zo was de Moraineweg ter hoogte van het monument tot april 2015. Deze zandweg (Eerste Langemaatseweg) loopt dood tegen de A-28 aan en aan het eind links in de berm staat het monument zonder uitleg.

De nieuwe situatie.

Voor het monument is nu een plaquette geplaatst waarop de namen van de slachtoffers te lezen zijn. Ook is er een informatiebord geplaatst waarop in het kort dit verhaal wordt verteld.

Foto’s herdenking 10 april 2015.

Dit project is tot stand gekomen dank zij de medewerking van:  Vereniging van dorpsbelangen Spier en vele vrijwilligers  Gemeente Midden-Drenthe  Albert Metselaar (historicus)  Historische Vereniging Gemeente Beilen  Kadaster (topografische dienst)