VRIJE UNIVERSITEIT AMSTERDAM Faculteit Der Letteren Subfaculteit Nederlands De Boelelaan 1105, 1081 HV Amsterdam Colophon
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Jaarboek voor de Neerlandistiek IV, 1983 VRIJE UNIVERSITEIT AMSTERDAM Faculteit der Letteren subfaculteit Nederlands De Boelelaan 1105, 1081 HV Amsterdam Colophon YOORTGANG,jaarboek voor de Neerlandistiek IV, 1983 uitgave: subfaculteit Nederlands V.U. redactie: Prof.dr. D.M. Bakker (V.U.) Dr. G. W. Dibbets (K.U.N.) Prof. K. Fens (K.U.N.) Prof.dr. Margaretha H. Schenkeveld (V.U.) Dr. Johanna Stouten (UvA) Prof.dr. L. Strengholt (V.U.) redactie-secretariaat: drs. W. F.G. Breekveldt drs. J. Noordegraaf adres der redactie: pia subfaculteit Nederlands V.U. Postbus 7161, 1007 Me Amsterdam prijs van deze aflevering: f. 15,- (studenten f 10,-) men bestelt door over te maken op postgiro 4578980 t.n.v. W.F.G. Breekveldt, subfac. Ned. V.U.;De Boelelaan 1105, 1081 HV Amsterdam abonnement op aanvraag mogelijk Foto omslag: uit A. Verhuell, Vier boeken in het leven, Arnhem, D.A. Thieme, z.j. Jaarboek voor de Neerlandistiek IV, 1983 Inhoud Vooraf 3 Margaretha H. Schenkeveld: De negentiende eeuw in 5 De Waterman van Arthur van Schendel L. Strengholt: Commentaar van Cats(?) op een gedicht 33 van Huygens Tineke ter Meer: Guilielmus de Meij (Willem de Mey), 73 "bij verspelding " Emilius Elmeguidi J. Bosch: Mr. W. Bilderdijk's briefwisseling dl II 85 Bericht Willem Breekveldt: Bilderdijk en Uylenbroek 109 B.P.M. Dongelmans: Johannes Immerzeel Junior, een 141 veelzijdige negentiende-eeuwer J.D.F. van Halsema: Dit eerie brein 165 De dichter Leopold en zijn bronnen 1 J. Noordegraaf: Nog eens Hedendaagsch fetischisme 193 Alie Blokhuis: Het leger en de liefde 231 Kanttekeningen bij De generaaZ, een groteske van Paul van Ostayen Jan ter Wee: Kouwenaars medewerking aan het dagblad 273 De Waarheid 2 Vooraf De redactie van VOORTGANG is met ingang van 1 september 1983 uitge- breid. Ze bestaat nu uit: Prof. dr. D.M.Bakker (taalkunde, Vrije Universiteit) Dr. G.R.W. Dibbets (taalkunde, Katholieke Universiteit Nijmegen Prof. K. Fens (letterkunde, Katholieke Universiteit Nijmegen) Prof. dr. Margaretha H. Schenkeveld (letterkunde, Vrije Universiteit) Dr. Johanna Stouten (letterkunde, Universiteit van Amsterdam) Prof. dr. L. Strengholt (letterkunde, Vrije Universiteiti. Dit is een belangrijke ontwikkeling, die, dunkt ons, het voortbestaan van ons jaarboek voor de Neerlandistiek garandeert. De eerste, enigs- zins experimentele fase (1980-1982) kan nu worden afgesloten. De titel van ons jaarboek is verkort: niet meer VOORTGANG van het onderzoek in de subfaculteit Nederland's VU, maar kortweg VOORTGANG. Deze verandering impliceert dat vanaf nu uitdrukkelijk ook bijdragen van buiten de kring van de Vrije Universiteit verwelkomd worden. leder- een die ons vak beoefent kan kopij inzenden, en als die de kritiek van de redactie kan doorstaan, wordt ze afgedrukt, op de eenvoudige manier waarop ook deze aflevering weer werd uitgevoerd. Het veld dat VOORTGANG bestrijkt, blijft als voorheen de Nederlandse taal- en letterkunde, de bibliografie en de ALW en ALT, de laatste drie in een zo onmiddellijk mogelijk verband met de Neerlandistiek. Onze opzet is, bij de groeiende behoefte aan publikatiemogelijkheden daartoe een snelle en goedkope mogelijkheid to bieden. De kopijdatum is jaarlijks 1 september, en voor het einde van het kalenderjaar moet 3 het jaarboek dan verschenen zijn. Voor wie op het goede moment inzendt, is de tijdsspanne tussen het afsluiten van de kopij en het in druk verschijnen dus vrij kort. Nadere instructies voor het inzenden van kopij worden op verzoek toegestuurd. De ondergetekenden zullen ook in de toekomst optreden als bemidde- laars tussen auteurs en redactie, tussen het tijdschrift en degenen die het willen aanschaffen. Willem Breekveldt Jan Noordegraaf Subfaculteit Nederlands V.U., Postbus 7161, 1007 MC Amsterdam 4 De negentiende eeuw in De Waterman van Arthur van Schendel Tekst van het openingscollege van de subfaculteit der Neder- landse taal- en letterkunde op 29 augustus 1983.* Margaretha H. Schenkeveld De afspraak is dat wie het openingscollege geeft, met iets persoon- lijks voor de dag komt en zo mogelijk iets laat zien van wat hem of haar beweegt bij de beoefening van het vak. Mijn persoonlijke keus van vandaag betreft De waterman. Die keus wil ik eerst verantwoorden. De waterman is een klassiek werk uit de Nederlandse literatuur, die er niet zo veel rijk is. Aandacht voor een classic is wellicht niet te veel gevraagd bij de opening van de cursus. Waarom een classic? Om meer- dere redenen, maar vooral om de hoofdfiguur Maarten Rossaart, de water- man. Van Schendel heeft de lezer op overtuigende wijze een figuur voor ogen weten te stellen die zijn onpretentieus idealisme tot zijn dood toe heeft volgehouden. Geestelijk kenmerken hem een zich volstrekt onder- worpen weten aan God, de God van hemel en aarde, en consequente gehoor- zaamheid aan het gebod van de naastenliefde, zoals Christus dat in prak- tijk heeft gebracht. Wat zijn totale zijn betreft kenmerkt hem de ver- bondenheid - aanvankelijk in een haat-liefdeverhouding - met het water van de Hollandse rivieren. Deze kenmerken betekenen voor hem een zwaar lijden, culminerend in haast ondraaglijke eenzaamheid. Hij lijdt door- dat zijn vrouw Marie niet bij hem kan blijven op het water: zoals het water zijn element is, zo kan deze Rooms-Katholieke vrouw niet buiten haar kerk. Hij lijdt als hun kind verdrinkt, maar tegen God mort hij niet. Zijn houding tegenover God wordt steeds meer die van Job, nadat Job Gods almacht aanschouwd had (Job 39 en 42). Hij lijdt ook door toe- t) Met dank aan Dr.P.A.Holtrop, die mij waardevolle aanwijzingen heeft gegeven op het terrein van de vaderlandse kerkgeschiedenis. 5 doen van de mensen, die zijn nonconformisme niet verdragen en zelfs zijn goedheid wantrouwen, maar hij verdedigt zich niet. Ten slotte: hij lijdt door het water, waarin voor zijn ogen zijn moeder en jongste zusje ver- dronken zijn toen hij nog een kind was, waarin zijn eigen kind verdrinkt, dat scheiding brengt tussen hem en zijn vrouw, waarop hij de grootste eenzaamheid ervaart. Weinig minder indrukwekkend is Marie, even een stralend jong meisje in het enige 'lichte' hoofdstuk van het boek: Lr. zij had een takje meidoorn in de hand en zij lachte nog toen zij het hoofd wendde en hem aankeek.' (1), later een tragische figuur, die zonder klacht haar lot aanvaardt. De tweede reden voor mijn keus is mijn belangstelling voor het pro- bleem van de werkelijkheid in de literatuur. Een auteur kan zich nimmer uit de werkelijkheid losmaken, maar op zeer verschillende manieren kan hij zich ertoe verhouden. Om maar enkele mogelijkheden aan te duiden: als in de negentiende eeuw het realisme, als reactie op classicistische ten- denzen, in het Nederlandse verhalend proza belangrijk wordt, neemt de Nederlandse 'realist' een behoedzame houding tegenover de werkelijkheid aan, hij is al gauw bang dat te veel realiteit zijn werk bederft. Maar de moderne auteur van omstreeks 1885 kent die vrees niet. Hij onderwerpt zich aan de werkelijkheid, die wordt zijn richtsnoer als hij gaat uit- beelden. Van Schendel is een van de vroege prozaisten die deze onder- worpenheid afwijst en voor weer een andere houding kiest. Ik kom er straks op terug. In de derde plaats: in de literaire kritiek is het beeld dat Van Schendel van de calvinistische gelovigen in verschillende romans heeft gegeven, vaak opgevat als een getrouw beeld van hat Nederlands calvi- nisme. (2) Het is een calvinisme zonder genade en zonder de liefde van Christus, waarvan ik, zelf geboren en getogen in een calvinistisch mi- lieu, vrijwel niets herken. Ik heb mij daarom afgevraagd of er bronnen te vinden zouden zijn waaraan Van Schendel zijn specifieke voorstelling kan hebben ontleend. Dat bronnenonderzoek heb ik vervolgens uitgebreid. Ik breng verslag uit van een onderzoek naar een aantal bronnen die Van Schendel gebruikt moet hebben met betrekking tot enkele bijzondere on- derwerpen uit de vaderlandse geschiedenis van de negentiende eeuw en 6 van de wijze waarop hij er gebruik van heeft gemaakt. Toen dit onder- zoek uitgevoerd was is mij gebleken.dat twee van de drie door mij be- handelde bronnen - de werken van De Graaff en van Anagrapheus - zich in Van Schendels bibliotheek bevinden (3) en dat de derde - het boekje van De Koning - voorkomt op een lijst van titels die hij in verband met De waterman genoteerd heeft. (4) Van Schendel heeft aan het levensverhaal van zijn held een duidelijk herkenbare historische achtergrond gegeven, al is De waterman daarmee niet een 'realistische' historische roman geworden. (5) Even onrechtstreeks als de lezer allerlei feiten uit het leven van Rossaart leert kennen, even onrechtstreeks ook als het gesproken woord in vele gevallen tot hem komt - in de indirecte rede of als Redebericht - even onrechtstreeks krijgt hij de historische tijdsaanduidingen. Ze worden alle uit het perspectief van Rossaart gegeven en het is aan de lezer om, als hij dat wil, daar preciezere dateringen van to waken. (6) Ik doe dat op de hoofdpunten. Het verhaal begint in de winter van 1811/ 1812, de aanwijzing daarvoor is de mededeling in de vorm van een retro- versie dat 'in de herfst' de keizer en keizerin gekomen waren (p.185): in de herfst van 1811 hebben Napoleon en Marie-Louise Gorkum en omstre- ken bezocht. Het laatste precieze jaartal waarmee zich gebeurtenissen uit De waterman laten verbinden is 1861 (hoofdstuk XIV), toen de Bommelerwaard door een grote watersnood geteisterd werd en de koning die streken be- zocht (p.303). Daartussen zijn er aanwijzingen voor 1813/1814, de bele- gering van Gorkum, hoofdstuk III; 1820, watersnood in de Baamelerwaard (IV,213) ; 1825, watersnood in Noord-Holland(V,222); 1830,Belgische op- stand (VI,223); 1831,tiendaagse veldtocht (VI,235); 1832/1833,cholera- epidemie (VI,240); 1834,Afscheiding (VIII,243); 1841, verzet tegen gro- tere godsdienstvrijheid voor de Roamsen, door Willem II bewerkstelligd (X,261); 1845,begin van de 'zwarte jaren' in economisch opzicht (XI,273); 1847, de tijd van de relletjes in de grote steden in verband met voed- selgebrek (XII,281).