Een Nieuwe Toekomst Met Nieuwe Én Oude Iepen Het Geslacht Ulmus: Een Comeback
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Een nieuwe toekomst met nieuwe én oude iepen Het geslacht Ulmus: een comeback Iepen behoren tot de sterkste bomen voor stedelijke omstandigheden en open landschappen. Door de iepenziekte is het iepenbestand in de vorige eeuw enorm achteruitgegaan, maar nu is het sortiment met beschikbare resistente cultivars sterk toegenomen en er komen steeds nieuwe bij: het iepensortiment is constant in beweging. In deze special zijn de Europese soorten en de belangrijke cultivars beschreven. Het zijn de Wageningse cultivars die in Nederland het meest worden aangeplant, maar de inheemse fladderiep en een aantal Amerikaanse hybriden zijn sterk in opkomst. Auteur: Leo Goudzwaard 4 www.boomzorg.nl www. boom-in-business.nl Special Iepen Historie Zeker al vanaf de veertiende eeuw werden iepen gekweekt en aangeplant in bossen voor houtproductie. Vanaf de zestiende eeuw plantte men iepen op openbare plaatsen en vanaf de zeventiende eeuw in rijen langs akkers voor hout- productie. In die eeuwen waren iepen in omloop met namen als ‘rode iep’, ‘witte iep’ en ‘steen- olm’, geselecteerd naar de houteigenschappen, en ‘vette olm’, naar de snelle groei. Pas vanaf ca. 1750 werden aan sommige iepenklonen Latijnse namen toegekend1. Er verschenen meer gekweekte vormen met afwijkende bladkleur, kroonvorm en groei. Een chaos aan namen en synoniemen ontstond doordat er geen eendui- digheid was in het onderscheiden van soorten, ondersoorten, variëteiten, vormen en geculti- veerde klonen. De Manual of Cultivated Trees and Shrubs van A. Rehder zorgde in 1927 voor De karakteristieke scheve bladvoet van de iep. een eerste ordening. In de International Code of Nomenclature of Cultivated Plants (ICNCP) werden regels voor de naamgeving vastgelegd, waarna het Arnold Arboretum autoriteit kreeg om de juiste cultivarnamen voor iepen vast te stellen. Dat leidde tot de eerste registratie van cultivarnamen van iepen door Green in 1964, gevolgd door een aanvulling door Santamour & Bentz in 1995. Flora Europaea zorgde vanaf 1964 voor voorlopige duidelijkheid voor de Europese iepen op soortniveau. De recente invoering van handelsnamen naast de cultivarnaam zorgt weer voor nieuwe verwarring; het is een stap terug. Beschrijving Ulmus Iepen zijn meestal middelgrote tot grote bomen met een vaasvormige kroon. De groei is plagio- troop, dat wil zeggen dat op iedere twijg twee De vruchten van de fladderiep (U. laevis). rijen knoppen zitten, waaruit takken worden gevormd die in aanleg horizontaal groeien. De de zaadverspreiding. Het zijn doorgaans soorten bladeren vertonen de kenmerkende ‘scheve die groeien in gemengd loofbos, op vochtige en bladvoet’, hoewel dit niet bij alle soorten en cul- voedselrijke bodems. tivars even duidelijk zichtbaar is. Al in het vroege voorjaar, vóór de bladontplooiing, bloeien de Toepassingen meeste iepen, behalve de in september bloeiende Iepen zijn in veel gevallen de sterkste bomen voor U. crassifolia, U. parvifolia en U. serotina. De stedelijke omstandigheden en open landschap- bloeiwijze is eenhuizig, met kleine tweeslachtige pen, onmisbaar in de kustprovincies, en de klei- bloemen in trossen, bestaande uit een groene tot nere cultivars zijn gewild in tuinen. Ze verdragen Iepen behoren tot de oudste gecultiveerde rode bloembodem, vier tot negen meeldraden zowel natte als tijdelijk droge omstandigheden, bomen op aarde. Er zijn aanwijzingen dat (meestal vijf) met rode tot paarse helmknoppen weerstaan flink wat strooizout en herstellen snel de Grieken al omstreeks 600 v. Chr. iepen in en een tweedelige stempel. Na de bloei ontwik- van grove snoei en wortelbeschadigingen. Ziekten Frankrijk invoerden voor ondersteuning van wijn- kelt het vruchtbeginsel twee vleugels, die het vormen bij nieuwe aanplant geen problemen ranken voor veevoer. Iepen zijn belangrijke hei- nootje omsluiten, wat samen een samara wordt meer, nu er een ruim aanbod van hoogresistente lige bomen in de Himalaya en waren dat ook in genoemd. Bestuiving gebeurt hoofdzakelijk door cultivars beschikbaar is. Ook de laagblijvende Noordwest-Europa; de oudst bekende schriftelijke wind, bij sommige soorten gedeeltelijk ook door variëteiten verdienen meer aandacht; ze zijn vermeldingen stammen uit de zesde eeuw. insecten. Wind en water zorgen vervolgens voor interessant voor tuinen en ontsnappen vaak aan www.boomzorg.nl www. boom-in-business.nl 5 Special Iepen iepenziekte doordat de iepenspintkevers (Scolytus iepenpage, die in Europa dreigt te verdwijnen. veldiep (U. minor) zijn de bekende Europese spp.) gewoonlijk op grotere hoogte vliegen. iepen, alle met een groot verspreidingsgebied. Met het verdwijnen van veel iepen in de afgelo- Veredeling Onbekendere soorten zijn de grijze iep (U. canes- pen honderd jaar verdwenen lokaal ook tientallen De veredeling van iepen is een Nederlands ini- cens 'Melville') en de Engelse iep (U. procera strikt aan iepen gebonden organismen. Hieraan tiatief, opgestart in 1927 tijdens de decimering 'Salisbury'), beide van nature groeiend in het wordt maar zelden aandacht besteed. Enkele van de iepenbestanden door iepenziekte. In 1957 Middelandse Zeegebied en U. procera eveneens sprekende voorbeelden zijn iepenpage (Satyrium werd dit gevolgd door kruisingsprogramma’s op de Balkan. Beide soorten zijn mogelijk nauw w-album), iepenuil (Cosmia diffinis), grote vos in de VS en in Italië aan het eind van de jaren verwant aan elkaar en ook aan de veldiep. (Nymphalis polychlorus), hanenkamgal (Colopha zeventig. Deze veredelingsprogramma’s waren Heybroek stelt zelfs dat U. canescens een vorm compressa) en iepenzwam (Hypsizygus ulma- vooral gericht op het verkrijgen van resistentie van U. procera kan zijn1. In Arboretum Belmonte rius)1. Hernieuwde iepenaanplant en uitbreiding tegen de iepenziekte. Er ontstonden vele nieuwe staat een iep onder de naam U. canescens, maar van iepenbestanden kunnen in de toekomst cru- selecties, die getoetst werden op resistentie die behoort vermoedelijk tot U. × hollandica. ciaal zijn voor het behoud in Nederland van vele tegen Ophiostoma (twee invasieve soorten van zeldzame organismen. de schimmel O. ulmi en O. novo-ulmi). Een hoge De populaties van Engelse iep die voorkomen in Goed resistente iepen die genetisch dicht staan mate van resistentie tegen iepenziekte is tegen- Groot Brittannië, Spanje, Frankrijk, Duitsland en bij de inheemse iepen, zijn geschikt voor aanplant woordig de belangrijkste eigenschap die een iep Zwitserland blijken na genetisch onderzoek tot U. in bossen en landschappelijke beplantingen. Een dient te bezitten. Uiteraard eist de praktijk ook procera ‘Atinia’ te behoren, een kloon die twee- menging van eiken, essen en iepen op daarvoor een goede kroonvorm, een goed doorgaande duizend jaar geleden al bij Rome werd gekweekt. geschikte bodems is goed mogelijk uit oogpunt stam en niet te zware takken bij laanbomen. Misschien is er in Zuid-Limburg nog een popu- van herstel van inheemse bostypen. Nieuwe selecties moeten ook een goede weer- latie met U. procera. Hans Heybroek vond er in De iepen ‘Clusius’, ‘Lobel’ en ‘Plantijn’ heb- stand hebben tegen andere algemene infectie- 1958 enkele bomen van de Engelse iep. “In het ben voor driekwart inheems ‘bloed’ en voor ziekten, zoals Nectria cinnabarina. Savelsbos konden enkele bomen gedetermineerd een kwart Aziatisch ‘bloed’. Ze hebben zich in Succesvol was de veredeling waarbij de Aziatische worden als U. procera, de Engelse iep. Deze stedelijke beplantingen bewezen en kunnen iep U. wallichiana was gekruist met de bergiep U. waren ongetwijfeld geïmporteerd en aangeplant. ook in landschappelijke beplantingen en bos- glabra. Dit bleek een gouden greep van Christine De bomen waren soms sterk aangetast door sen een belangrijke rol vervullen. De grotendeels Buisman, werkzaam bij het Phytopathologisch Taphrina ulmi, een iepenparasiet die ik tot dusver Europese iepen ‘Wanoux’ en ’Nanguen’ worden Laboratorium Willie Commelin Scholten, die noch in de kwekerij, noch elders had kunnen in Engeland al op praktijkschaal aangeplant in daar in 1936 mee begon. Ook in het verede- vinden. Op andere iepen in het Savelsbos was er bossen, voornamelijk in reddingsplannen van de lingsprogramma van ‘De Dorschkamp’ (tegen- evenmin een spoor van te vinden.”2 woordig deel van Alterra), uitgevoerd door Hans Heybroek, werd deze formule gebruikt en hieruit De Engelse iep, U. procera ‘Atinia’, werd vanaf ontstonden de eerste drie iepencultivars met een 1550 in meidoornhagen geplant en heeft het goede iepenziekteresistentie, uitgegeven in 1973. Engelse landschap eeuwenlang gedomineerd1. Ze bleken ook bestand tegen de meest agressieve Deze iepenkloon is al beschreven door Columella iepenziekteschimmel, die vanaf 1970 toesloeg. omstreeks 50 na Chr. Er zijn zelfs aanwijzingen Het selecteren en testen van nieuwe iepen nam dat hij al door de Grieken was geselecteerd en in tientallen jaren in beslag voordat ze werden uit- Frankrijk werd ingevoerd omstreeks 600 v. Chr. gegeven. Van recenter datum zijn de veredelingspro- U. elliptica is in de Flora Europaea als aparte gramma’s in de VS, Canada en Italië. De daaruit soort beschreven, nauw verwant aan de bergiep, ontstane goed resistente iepen komen pas de maar daarvan afwijkend door smallere bladeren laatste jaren in Nederland op de markt, voor en behaarde vruchten. Andere auteurs, zoals veel cultivars slechts in kleine aantallen. De US Andronov, 1955, en Richens, 1983, houden het National Elm Trial van Colorado State University op een variëteit van de bergiep, onder de naam toetst zeventien cultivars op gebruikswaarde. U. glabra var. trautvetteri 3,4. In 2007 is het Nederlandse