Een Nieuwe Toekomst Met Nieuwe Én Oude Iepen Het Geslacht Ulmus: Een Comeback

Total Page:16

File Type:pdf, Size:1020Kb

Een Nieuwe Toekomst Met Nieuwe Én Oude Iepen Het Geslacht Ulmus: Een Comeback Een nieuwe toekomst met nieuwe én oude iepen Het geslacht Ulmus: een comeback Iepen behoren tot de sterkste bomen voor stedelijke omstandigheden en open landschappen. Door de iepenziekte is het iepenbestand in de vorige eeuw enorm achteruitgegaan, maar nu is het sortiment met beschikbare resistente cultivars sterk toegenomen en er komen steeds nieuwe bij: het iepensortiment is constant in beweging. In deze special zijn de Europese soorten en de belangrijke cultivars beschreven. Het zijn de Wageningse cultivars die in Nederland het meest worden aangeplant, maar de inheemse fladderiep en een aantal Amerikaanse hybriden zijn sterk in opkomst. Auteur: Leo Goudzwaard 4 www.boomzorg.nl www. boom-in-business.nl Special Iepen Historie Zeker al vanaf de veertiende eeuw werden iepen gekweekt en aangeplant in bossen voor houtproductie. Vanaf de zestiende eeuw plantte men iepen op openbare plaatsen en vanaf de zeventiende eeuw in rijen langs akkers voor hout- productie. In die eeuwen waren iepen in omloop met namen als ‘rode iep’, ‘witte iep’ en ‘steen- olm’, geselecteerd naar de houteigenschappen, en ‘vette olm’, naar de snelle groei. Pas vanaf ca. 1750 werden aan sommige iepenklonen Latijnse namen toegekend1. Er verschenen meer gekweekte vormen met afwijkende bladkleur, kroonvorm en groei. Een chaos aan namen en synoniemen ontstond doordat er geen eendui- digheid was in het onderscheiden van soorten, ondersoorten, variëteiten, vormen en geculti- veerde klonen. De Manual of Cultivated Trees and Shrubs van A. Rehder zorgde in 1927 voor De karakteristieke scheve bladvoet van de iep. een eerste ordening. In de International Code of Nomenclature of Cultivated Plants (ICNCP) werden regels voor de naamgeving vastgelegd, waarna het Arnold Arboretum autoriteit kreeg om de juiste cultivarnamen voor iepen vast te stellen. Dat leidde tot de eerste registratie van cultivarnamen van iepen door Green in 1964, gevolgd door een aanvulling door Santamour & Bentz in 1995. Flora Europaea zorgde vanaf 1964 voor voorlopige duidelijkheid voor de Europese iepen op soortniveau. De recente invoering van handelsnamen naast de cultivarnaam zorgt weer voor nieuwe verwarring; het is een stap terug. Beschrijving Ulmus Iepen zijn meestal middelgrote tot grote bomen met een vaasvormige kroon. De groei is plagio- troop, dat wil zeggen dat op iedere twijg twee De vruchten van de fladderiep (U. laevis). rijen knoppen zitten, waaruit takken worden gevormd die in aanleg horizontaal groeien. De de zaadverspreiding. Het zijn doorgaans soorten bladeren vertonen de kenmerkende ‘scheve die groeien in gemengd loofbos, op vochtige en bladvoet’, hoewel dit niet bij alle soorten en cul- voedselrijke bodems. tivars even duidelijk zichtbaar is. Al in het vroege voorjaar, vóór de bladontplooiing, bloeien de Toepassingen meeste iepen, behalve de in september bloeiende Iepen zijn in veel gevallen de sterkste bomen voor U. crassifolia, U. parvifolia en U. serotina. De stedelijke omstandigheden en open landschap- bloeiwijze is eenhuizig, met kleine tweeslachtige pen, onmisbaar in de kustprovincies, en de klei- bloemen in trossen, bestaande uit een groene tot nere cultivars zijn gewild in tuinen. Ze verdragen Iepen behoren tot de oudste gecultiveerde rode bloembodem, vier tot negen meeldraden zowel natte als tijdelijk droge omstandigheden, bomen op aarde. Er zijn aanwijzingen dat (meestal vijf) met rode tot paarse helmknoppen weerstaan flink wat strooizout en herstellen snel de Grieken al omstreeks 600 v. Chr. iepen in en een tweedelige stempel. Na de bloei ontwik- van grove snoei en wortelbeschadigingen. Ziekten Frankrijk invoerden voor ondersteuning van wijn- kelt het vruchtbeginsel twee vleugels, die het vormen bij nieuwe aanplant geen problemen ranken voor veevoer. Iepen zijn belangrijke hei- nootje omsluiten, wat samen een samara wordt meer, nu er een ruim aanbod van hoogresistente lige bomen in de Himalaya en waren dat ook in genoemd. Bestuiving gebeurt hoofdzakelijk door cultivars beschikbaar is. Ook de laagblijvende Noordwest-Europa; de oudst bekende schriftelijke wind, bij sommige soorten gedeeltelijk ook door variëteiten verdienen meer aandacht; ze zijn vermeldingen stammen uit de zesde eeuw. insecten. Wind en water zorgen vervolgens voor interessant voor tuinen en ontsnappen vaak aan www.boomzorg.nl www. boom-in-business.nl 5 Special Iepen iepenziekte doordat de iepenspintkevers (Scolytus iepenpage, die in Europa dreigt te verdwijnen. veldiep (U. minor) zijn de bekende Europese spp.) gewoonlijk op grotere hoogte vliegen. iepen, alle met een groot verspreidingsgebied. Met het verdwijnen van veel iepen in de afgelo- Veredeling Onbekendere soorten zijn de grijze iep (U. canes- pen honderd jaar verdwenen lokaal ook tientallen De veredeling van iepen is een Nederlands ini- cens 'Melville') en de Engelse iep (U. procera strikt aan iepen gebonden organismen. Hieraan tiatief, opgestart in 1927 tijdens de decimering 'Salisbury'), beide van nature groeiend in het wordt maar zelden aandacht besteed. Enkele van de iepenbestanden door iepenziekte. In 1957 Middelandse Zeegebied en U. procera eveneens sprekende voorbeelden zijn iepenpage (Satyrium werd dit gevolgd door kruisingsprogramma’s op de Balkan. Beide soorten zijn mogelijk nauw w-album), iepenuil (Cosmia diffinis), grote vos in de VS en in Italië aan het eind van de jaren verwant aan elkaar en ook aan de veldiep. (Nymphalis polychlorus), hanenkamgal (Colopha zeventig. Deze veredelingsprogramma’s waren Heybroek stelt zelfs dat U. canescens een vorm compressa) en iepenzwam (Hypsizygus ulma- vooral gericht op het verkrijgen van resistentie van U. procera kan zijn1. In Arboretum Belmonte rius)1. Hernieuwde iepenaanplant en uitbreiding tegen de iepenziekte. Er ontstonden vele nieuwe staat een iep onder de naam U. canescens, maar van iepenbestanden kunnen in de toekomst cru- selecties, die getoetst werden op resistentie die behoort vermoedelijk tot U. × hollandica. ciaal zijn voor het behoud in Nederland van vele tegen Ophiostoma (twee invasieve soorten van zeldzame organismen. de schimmel O. ulmi en O. novo-ulmi). Een hoge De populaties van Engelse iep die voorkomen in Goed resistente iepen die genetisch dicht staan mate van resistentie tegen iepenziekte is tegen- Groot Brittannië, Spanje, Frankrijk, Duitsland en bij de inheemse iepen, zijn geschikt voor aanplant woordig de belangrijkste eigenschap die een iep Zwitserland blijken na genetisch onderzoek tot U. in bossen en landschappelijke beplantingen. Een dient te bezitten. Uiteraard eist de praktijk ook procera ‘Atinia’ te behoren, een kloon die twee- menging van eiken, essen en iepen op daarvoor een goede kroonvorm, een goed doorgaande duizend jaar geleden al bij Rome werd gekweekt. geschikte bodems is goed mogelijk uit oogpunt stam en niet te zware takken bij laanbomen. Misschien is er in Zuid-Limburg nog een popu- van herstel van inheemse bostypen. Nieuwe selecties moeten ook een goede weer- latie met U. procera. Hans Heybroek vond er in De iepen ‘Clusius’, ‘Lobel’ en ‘Plantijn’ heb- stand hebben tegen andere algemene infectie- 1958 enkele bomen van de Engelse iep. “In het ben voor driekwart inheems ‘bloed’ en voor ziekten, zoals Nectria cinnabarina. Savelsbos konden enkele bomen gedetermineerd een kwart Aziatisch ‘bloed’. Ze hebben zich in Succesvol was de veredeling waarbij de Aziatische worden als U. procera, de Engelse iep. Deze stedelijke beplantingen bewezen en kunnen iep U. wallichiana was gekruist met de bergiep U. waren ongetwijfeld geïmporteerd en aangeplant. ook in landschappelijke beplantingen en bos- glabra. Dit bleek een gouden greep van Christine De bomen waren soms sterk aangetast door sen een belangrijke rol vervullen. De grotendeels Buisman, werkzaam bij het Phytopathologisch Taphrina ulmi, een iepenparasiet die ik tot dusver Europese iepen ‘Wanoux’ en ’Nanguen’ worden Laboratorium Willie Commelin Scholten, die noch in de kwekerij, noch elders had kunnen in Engeland al op praktijkschaal aangeplant in daar in 1936 mee begon. Ook in het verede- vinden. Op andere iepen in het Savelsbos was er bossen, voornamelijk in reddingsplannen van de lingsprogramma van ‘De Dorschkamp’ (tegen- evenmin een spoor van te vinden.”2 woordig deel van Alterra), uitgevoerd door Hans Heybroek, werd deze formule gebruikt en hieruit De Engelse iep, U. procera ‘Atinia’, werd vanaf ontstonden de eerste drie iepencultivars met een 1550 in meidoornhagen geplant en heeft het goede iepenziekteresistentie, uitgegeven in 1973. Engelse landschap eeuwenlang gedomineerd1. Ze bleken ook bestand tegen de meest agressieve Deze iepenkloon is al beschreven door Columella iepenziekteschimmel, die vanaf 1970 toesloeg. omstreeks 50 na Chr. Er zijn zelfs aanwijzingen Het selecteren en testen van nieuwe iepen nam dat hij al door de Grieken was geselecteerd en in tientallen jaren in beslag voordat ze werden uit- Frankrijk werd ingevoerd omstreeks 600 v. Chr. gegeven. Van recenter datum zijn de veredelingspro- U. elliptica is in de Flora Europaea als aparte gramma’s in de VS, Canada en Italië. De daaruit soort beschreven, nauw verwant aan de bergiep, ontstane goed resistente iepen komen pas de maar daarvan afwijkend door smallere bladeren laatste jaren in Nederland op de markt, voor en behaarde vruchten. Andere auteurs, zoals veel cultivars slechts in kleine aantallen. De US Andronov, 1955, en Richens, 1983, houden het National Elm Trial van Colorado State University op een variëteit van de bergiep, onder de naam toetst zeventien cultivars op gebruikswaarde. U. glabra var. trautvetteri 3,4. In 2007 is het Nederlandse
Recommended publications
  • Stegophora Ulmea
    EuropeanBlackwell Publishing, Ltd. and Mediterranean Plant Protection Organization Organisation Européenne et Méditerranéenne pour la Protection des Plantes Data sheets on quarantine pests Fiches informatives sur les organismes de quarantaine Stegophora ulmea widespread from the Great Plains to the Atlantic Ocean. Sydow Identity (1936) reported a foliar disease of Ulmus davidiana caused by Name: Stegophora ulmea (Fries) Sydow & Sydow Stegophora aemula in China stating that the pathogen differs Synonyms: Gnomonia ulmea (Fries) Thümen, Sphaeria ulmea from ‘the closely related Gnomonia ulmea’ by the ‘mode of Fries, Dothidella ulmea (Fries) Ellis & Everhart, Lambro ulmea growth’ on elm. Since, 1999, S. ulmea has repeatedly been (Fries) E. Müller detected in consignments of bonsais from China, in UK and the Taxonomic position: Fungi: Ascomycetes: Diaporthales Netherlands, suggesting that the pathogen probably occurs in Notes on taxonomy and nomenclature: the anamorph is of China. In Europe, there is a doubtful record of ‘G. ulmicolum’ acervular type, containing both macroconidia, of ‘Gloeosporium’ on leaves and fruits of elm in Romania (Georgescu & Petrescu, type, and microconidia, of ‘Cylindrosporella’ type. Various cited by Peace (1962)), which has not been confirmed since. In anamorph names in different form-genera have been the Netherlands, S. ulmea was introduced into a glasshouse in used (‘Gloeosporium’ ulmeum ‘Gloeosporium’ ulmicolum, 2000, on ornamental bonsais, but was successfully eradicated Cylindrosporella ulmea, Asteroma ulmeum),
    [Show full text]
  • Lacebark Elm Cultivars Ulmus Parvifolia
    Lacebark Elm Cultivars Ulmus parvifolia P O Box 189 | Boring OR 97009 | 800-825-8202 | www.jfschmidt.com Ulmus parvifolia ‘Emer II’ PP 7552 Tall, upright and arching, this cultivar’s growth habit is unique Allee® Elm among U. parvifolia cultivars, Zone: 5 | Height: 50' | Spread: 35' being reminiscent of the grand Shape: Upright vase, arching American Elm. Its exfoliating Foliage: Medium green, glossy bark creates a mosaic of orange, Fall Color: Yellow-orange to rust red tan and gray, a beautiful sight on a mature tree. Discovered by DISEASE TOLERANCE: Dr. Michael Dirr of University of Dutch Elm Disease and phloem Georgia, Athens. necrosis Ulmus parvifolia ‘Emer I’ Bark of a mature tree is a mosaic of orange, tan, and gray patches, Athena® Classic Elm giving it as much interest in winter Zone: 5 | Height: 30' | Spread: 35' as in summer. The canopy is tightly Shape: Broadly rounded formed. Discovered by Dr. Michael Foliage: Medium green, glossy Dirr of University of Georgia, Fall Color: Yellowish Athens. DISEASE TOLERANCE: Dutch Elm Disease and phloem necrosis Ulmus parvifolia ‘UPMTF’ PP 11295 Bosque® is well shaped for plant- ing on city streets and in restricted Bosque® Elm spaces, thanks to its upright Zone: 6 | Height: 45' | Spread: 30' growth habit and narrow crown. Shape: Upright pyramidal to Fine textured and glossy, its dark broadly oval green foliage is complemented by Foliage: Dark green, glossy multi-colored exfoliating bark. Fall Color: Yellow-orange DISEASE TOLERANCE: Dutch Elm Disease and phloem necrosis Ulmus parvifolia ‘Dynasty’ A broadly rounded tree with fine textured foliage and good Dynasty Elm environ mental tolerance.
    [Show full text]
  • СИСТЕМАТИКА ТА ФІЛОГЕНЕТИЧНІ ЗВ'язки РОДУ ULMUS L. За Літературними Джерелами Досліджено Філогенетичні Зв'язки Роду Ulmus L
    https://nv.nltu.edu.ua https://doi.org/10.15421/40290510 Article received 22.05.2019 р. S. A. Maslovata Article accepted 30.05.2019 р. [email protected] УДК 582.637.1:57.065 С. А. Масловата, В. Л. Кульбіцький, М. Ю. Осіпов Уманський національний університет садівництва, м. Умань, Україна СИСТЕМАТИКА ТА ФІЛОГЕНЕТИЧНІ ЗВ'ЯЗКИ РОДУ ULMUS L. За літературними джерелами досліджено філогенетичні зв'язки роду Ulmus L. Встановлено за даними бази GRIN, що у світі всього нараховується понад 30 видів роду Ulmus, поширених переважно в помірній зоні північної півкулі. З них 10 трапляються на території України, в помірній зоні європейської частини, на Північному Кавказі, в Забайкаллі та на Дале- кому Сході в широколистяних і хвойно-широколистяних лісах. По берегах річок на півночі зони зростання вклинюються у європейську темнохвойну тайгу, а на півдні – у Степову та Лісостепову зони. Як типові супутні породи мішаних лісів Євро- пи найпоширеніші такі представники роду Ulmus: U. laevis Pall., U. glabra HuDs., U. suberosa moench, U. elliptica K. Koch; в Азії – U. propinqua, U. laciniata (Trautv.) mayr та U. pumila L; у Північній Америці – U. americana L. На території України поширені сім аборигенних видів U. androssowii Litv., U. minor mill., U. glabra HuDs., U. laciniata (Trautv.) mayr, U. laevis Pall., U. macrocarpa Hance, U. pumila L. та три інтродукованих види: U. japonica (RehD.) Sarg., U. americana L. та U. densa Litw. З'ясовано, що номенклатура видів роду Ulmus складна і заплутана. Складність полягає не тільки в народних, але й у латинських назвах. Так, у літературних джерелах виявлено безліч синонімів латинських назв. Причиною, яка ускладнює таксономію в'язів, є поширення процесів природної гібридизації в межах роду Ulmus.
    [Show full text]
  • Japanese Elm
    Japanese Elm slide 57b 360% slide 57c slide 57d 360% 360% III-115 Japanese Elm Light Full sun. (Ulmus davidiana var. japonica) Uses Conservation/Windbreaks Medium tree for farmstead or field windbreaks, and General Description riparian plantings. A hardy spreading umbrella-shaped tree native to Japan and northeastern Asia. This species is reported to be Wildlife highly resistant to Dutch Elm disease and is used to No documented value, other than seeds. Buds and twigs develop resistant cultivars. are likely used as food by birds and mammals. Leaves and Buds Agroforestry Products Bud Arrangement - Alternate. Wood - Firewood, pallets, crates. Bud Color - Brownish. Medicinal - Some elms have been used as a demulcent, an astringent, diuretic, and for inflammation, burns, cold Bud Size - 1/8 to 1/4. sores and wounds. Leaf Type and Shape - Simple, obovate to elliptical, oblique base. Urban/Recreational Leaf Margins - Doubly-serrate. Recommended for trial plantings. Could be useful as Leaf Surface - Rough and hairy above, hairy beneath, a boulevard, specimen and shade tree. with small axillary tufts. Cultivated Varieties Leaf Length - 3 to 4½ inches. Discovery/Freedom Elm (U. davidiana var. japonica Leaf Width - 1½ to 2 inches. ‘Discovery’ and ‘Freedom’) - Released by Dr. Wilbert Leaf Color - Dark green; yellow fall color. Ronald, Jeffries Nurseries Ltd., and Rick Durand; Prairie Shade Consulting Services, Portage la Prairie, Manitoba. Flowers and Fruits Promising selections. Flower Type - Polygamo-monoecious. Jacan Elm (Ulmus davidiana var. japonica ‘Jacan’) - Flower Color - Greenish-red. Released by Morden Research Station, Morden, Manitoba. Fruit Type - Winged samara, with the seed in the center. Thomson Elm (U.
    [Show full text]
  • The Elms of Co Cork- a Survey of Species, Varieties and Forms
    IRISH FORESTRY The elms of Co Cork- a survey of species, varieties and forms Gordon L. Mackenthun' Abstract In a survey of the elms in County Cork, Ireland, some 50 single trees, groups of trees and populations were examined. Four main taxa were recognised, these being 'W)'ch elm, Cornish elm, Coritanian elm and Dutch elm plus a number of ambiguous hybrids. While a large overall number of elms were found, the number of mature or even ancient elms is relatively small. Still, there are sufficient numbers of elms in the county to base a future elm protection programme 011. Keywords Ulmus, 'N)'ch elm, field elm, hybrid elm, Dutch elm disease. Introduction Elm taxonomy is known to be notoriously difficult. For the British Isles there are many different concepts, varying between just two elm species and more than one hundred so-called microspecies (Richens 1983, Armstrong 1992, Armstrong and Sell 1996). The main reason for the difficulty with elm taxonomy lies in the fact that the variability within the genus is extreme. This is especially tme for the group of elms we know under the name field elm. As a result, there is no generally accepted system for classification of the elms of the world. Some British researchers claim to host up to eight elm species in their country (Melville 1975, Clapham et a1. 1987, Stace 1997). The approach taken here follows the lines being drawn by Richard H. Richens (1983) who followed a fairly simple strategy. He assumcd that there are just two species of elms prescnt in the British Isles, the native wych elm, Ulmus glabra and the introduced field ehil, U minor.
    [Show full text]
  • Morphological Characteristics and Water-Use Efficiency of Siberian Elm Trees (Ulmus Pumila L.) Within Arid Regions of Northeast
    Article Morphological Characteristics and Water-Use Efficiency of Siberian Elm Trees (Ulmus pumila L.) within Arid Regions of Northeast Asia Go Eun Park 1, Don Koo Lee 2,†, Ki Woo Kim 3,†, Nyam-Osor Batkhuu 4,†, Jamsran Tsogtbaatar 5,†, Jiao-Jun Zhu 6,†, Yonghuan Jin 6,†, Pil Sun Park 2,†, Jung Oh Hyun 2,† and Hyun Seok Kim 2,7,8,9,* 1 Center for Forest and Climate Change, National Institute of Forest Science, Seoul 02455, Korea; [email protected] 2 Department of Forest Sciences, Seoul National University, Seoul 08826, Korea; [email protected] (D.K.L.); [email protected] (P.S.P.); [email protected] (J.O.H.) 3 School of Ecology and Environmental System, Kyungpook National University, Sangju 37224, Korea; [email protected] 4 Department of Forestry, National University of Mongolia, Ulaanbaatar 210646, Mongolia; [email protected] 5 Institute of Geoecology, Mongolian Academy of Sciences, Ulaanbaatar 211238, Mongolia; [email protected] 6 Institute of Applied Ecology, Chinese Academy of Sciences, Shenyang 110016, China; [email protected] (J.-J.Z.); [email protected] (Y.J.) 7 Institute of Future Environmental and Forest Resources, Research Institute for Agriculture and Life Sciences, Seoul National University, Seoul 08826, Korea 8 National Center for Agro Meteorology, Seoul 08826, Korea 9 Interdisciplinary Program in Agriculture and Forest Meteorology, Seoul National University, Seoul 08826, Korea * Correspondence: [email protected]; Tel.: +82-2-880-4752; Fax: +82-2-873-3560 † These authors contributed equally to this work. Academic Editors: Jarmo K. Holopainen and Timothy A. Martin Received: 31 August 2016; Accepted: 8 November 2016; Published: 17 November 2016 Abstract: The Siberian elm (Ulmus pumila L.) is one of the most commonly found tree species in arid areas of northeast Asia.
    [Show full text]
  • The Upper Tisa Valley. Preparatory Proposal for Ramsar Site Designation and an Ecological Background Hungarian, Romanian, Slovakian and Ukrainian Co- Operation
    See discussions, stats, and author profiles for this publication at: https://www.researchgate.net/publication/286732427 The Upper Tisa Valley. Preparatory Proposal for Ramsar Site Designation and an Ecological Background Hungarian, Romanian, Slovakian and Ukrainian co- operation. Book · December 1999 DOI: 10.13140/RG.2.1.3000.3281 CITATIONS READS 14 681 32 authors, including: Ákos Harka Andrey Kovalchuk Hungarian Ichthyological Society Uzhhorod National University 39 PUBLICATIONS 395 CITATIONS 324 PUBLICATIONS 141 CITATIONS SEE PROFILE SEE PROFILE Andriy Mihaly Constantin Drăgulescu Uzhhorod National University Lucian Blaga University of Sibiu 35 PUBLICATIONS 74 CITATIONS 19 PUBLICATIONS 129 CITATIONS SEE PROFILE SEE PROFILE Some of the authors of this publication are also working on these related projects: The Conservation of Insects and Their Habitats View project Environmental history of Hortobágy, Hungary View project All content following this page was uploaded by Andrey Kovalchuk on 13 December 2015. The user has requested enhancement of the downloaded file. monograph series TISCIA The Upper Tisa Valley Preparatory proposal for Ramsar site designation and an ecological background Hungarian, Romanian, Slovakian and Ukrainian co-operation Editors Hamar, J. & A. Sárkány-Kiss Szeged 1999 The Upper Tisa Valley TISCIA monograph series 1. J. Hamar and A. Sárkány-Kiss (eds.): The Maros/Mureş River Valley. A Study of the Geography, Hydrobiology and Ecology of the River and its Environment, 1995. 2. A. Sárkány-Kiss and J. Hamar (eds.): The Criş/Körös Rivers’ Valleys. A Study of the Geography, Hydrobiology and Ecology of the River and its Environment, 1997. 3. A. Sárkány-Kiss and J. Hamar (eds.): The Someş/Szamor River Valleys.
    [Show full text]
  • Discovery Elm Ulmus Davidiana
    DiscoveryDiscovery ElmElm UlmusUlmus davidianadavidiana var.var. JaponicaJaponica ‘Discovery’‘Discovery’ • ResistantResistant toto DEDDED • VaVa s s e e--shaped,shaped, uprightupright crowncrown NORTHERNNORTHERN GARDENGARDEN COLLECTIONCOLLECTION © Jeffries Nurseries Ltd., 2004 Discovery Elm Ulmus davidiana var. Japonica ‘Discovery’ A new and exciting introduction with improved crown form and excellent resistance to Dutch Elm Disease, leaf aphids and elm leaf beetle. __________________________________________________________________ Botanical Name: Ulmus davidiana var. Japonica ‘Discovery’ __________________________________________________________________ Family: Ulmaceae __________________________________________________________________ Common Name: Discovery Elm __________________________________________________________________ Origin: A clonal selection from a seedling population. The seedling source was an open pollinated cross of Japanese Elm trees from a Manchurian source, growing at the Morden Research Station. Developed by Rick Durand of Portage la Prairie, MB. __________________________________________________________________ Hardiness: Zone 3 (Canadian and USDA) __________________________________________________________________ Growth Rate: Medium to fast. __________________________________________________________________ Description: Discovery Elm is similar in shape to the American Elm but is approximately 30% smaller. The crown form of Discovery Elm is unique for Japanese Elm. Instead of the irregular and broad-shaped crown
    [Show full text]
  • Lacebark Elm Scientific Name: Ulmus Parvifolia Order
    Common Name: Lacebark Elm Scientific Name: Ulmus parvifolia Order: Urticales Family: Ulmaceae Description The leaf arrangement of the lacebark elm (also known as Chinese elm) is alternate. Each leaf is oval with a serrate margin. Typical leaf coloration is leathery green, with purple, red, and yellow in the fall. The tree grows to a height of 40 to 50 feet with a spread of 35 to 50 feet. The bark is thin, thus giving rise to its common name as the lacebark elm. The tree produces a hard and dry fruit that brown and typically less than .5 inches in length. The root system contains a number of large-diameter members located close to the surface, and can grow for a long distance from the trunk. Growth Habit Lacebark elm is deciduous, but has been known to be evergreen in the southern extent of its range. The trees typically have a single trunk, although some have split trunks. They typically grow to a mature height of over 10 – 12 feet. It produces a bloom from late summer to fall which is yellow to green in color. A fruit is set in the fall. Hardiness Zone(s) The USDA hardiness zones for this plant are 5B through 10A. Culture Lacebark elm has no demanding culture for its habitat, and is considered to be quite hardy. It grows well in part shade as well as full sun, and has a high drought tolerance. For habitats near ocean, it has a moderate air-borne salt tolerance. For soils, it tolerates nearly all types, from clay, to sand, to loam.
    [Show full text]
  • Intervascular Pit Membranes with a Torus Was Investigated in Steven Jansen Juvenile Wood Samples of 19 Species of Ulmus and Seven Related Genera
    Research IntervascularBlackwell Publishing, Ltd. pit membranes with a torus in the wood of Ulmus (Ulmaceae) and related genera Steven Jansen1, Brendan Choat2, Stefan Vinckier1, Frederic Lens1, Peter Schols1 and Erik Smets1 1Laboratory of Plant Systematics, K.U.Leuven, Institute of Botany and Microbiology, Kasteelpark Arenberg 31, B-3001 Leuven, Belgium; 2Department of Organismic and Evolutionary Biology, Harvard University, Cambridge, MA 02138, USA Summary Author for correspondence: • The distribution of intervascular pit membranes with a torus was investigated in Steven Jansen juvenile wood samples of 19 species of Ulmus and seven related genera. Tel: +32 16 321539 •A staining solution of safranin and alcian blue (35 : 65) was recommended to Fax: +32 16 321968 Email: [email protected] distinguish torus-bearing pit membranes using light microscopy. • Intervascular pit membranes connecting relatively wide vessel elements resembled Received: 19 January 2004 those of most angiosperms, as they were of uniform thickness. By contrast, bordered Accepted: 15 March 2004 pit pairs with round to oval pit apertures and indistinct pit canals that connected doi: 10.1111/j.1469-8137.2004.01097.x narrow (incomplete) vessel elements or vascular tracheids with distinct helical thick- enings were frequently characterized by a torus in ring-porous wood samples of Ulmus and Zelkova. Tori were lacking in diffuse-porous species of Ampelocera, Aphananthe, Gironniera, Holoptelea, Phyllostylon, Trema and Ulmus. • Our observations suggest that tori are more common in cold temperate climates than in warm (sub)tropical environments. This may indicate that narrow tracheary elements with torus-bearing pit membranes provide an auxiliary conducting system which is of low conductivity, but offers greater resistance to freezing-induced cavitation.
    [Show full text]
  • 'Camperdownii' Samt Ulmus Minor 'Hoersholmiensis'
    Efter almsjukan Förslag till ersättare för Ulmus glabra, Ulmus glabra ©Camperdownii© samt Ulmus minor ©Hoersholmiensis© Självständigt arbete vid LTJ-fakulteten, SLU Landskapsingenjörsprogrammet 2009 Marcus Persson SLU, Sveriges Lantbruksuniversitet Fakulteten för landskapsplanering, trädgårds- och jordbruksvetenskap, LTJ Författare: Marcus Persson Titel: Ersättare för alm Nyckelord: Ulmus, glabra, Camperdownii, minor, Hoersholmiensis, alm, almsjuka, ersättare. Handledare: Mark Huisman Examinator: Eva-Lou Gustafsson Kurstitel: Examensarbete för Landskapsingenjörer Kurskod: EX0359 Omfattning, högskolepoäng: 15hp Nivå och fördjupning: C-nivå Utgivningsort: Alnarp Utgivningsår: 2009 Fotot på försättsbladet är en frisk Ulmus glabra vilken är i full gång att slå ut sina blad på försommaren. Trädet är planterat år 1859 utanför gamla fängelset i Visby hamn. Foto av Arne Persson. II Förord Detta examensarbete är skrivet vid Sveriges Lantbruksuniversitet, SLU, fakulteten för landskapsplanering, trädgårds- och jordbruksvetenskap inom Landskapsingenjörsprogrammet. Ämnet är landskapsplanering. Jag skulle vilja tacka min handledare Mark Huisman för att ha gett sig tid och stöttat mig igenom hela arbetet. Jag skulle även vilja tacka de som har bidragit med fotografier. III Sammanfattning Jag valde att skriva om ersättare för alm då jag sett almar av olika slag dö bort och försvinna i städer, parker och andra platser med ett snabbt förlopp på grund av almsjukan. Under sommaren 2008 när jag arbetade med att inventera alm och almsjuka på Gotland väcktes frågan om vilket träd som skulle kunna ersätta almen. Sedan den aggressiva formen av almsjuka kom till Sverige under 1980 ± talet har många almar fått ge vika. Almsjukan är en vissningssjukdom vilken uppstår då en svamp täpper till trädets kärlsträngar. Detta bidrar till att trädet inte får någon tillgång till vatten och näring.
    [Show full text]
  • Srp770 1996 Woody Ornamental Evaluations
    This publication from the Kansas State University Agricultural Experiment Station and Cooperative Extension Service has been archived. Current information is available from http://www.ksre.ksu.edu. 1996 WOODY ORNAMENTAL EVALUATIONS 25th Year Edition Report of Progress 770 Wichita Horticulture Research Center Agricultural Experiment Station Kansas State University, Manhattan Marc A. Johnson, Director This publication from the Kansas State University Agricultural Experiment Station and Cooperative Extension Service has been archived. Current information is available from http://www.ksre.ksu.edu. TABLE OF CONTENTS SPECIES AND CULTIVAR TRIALS Page New Plant Introductions . 1 Effect of Landscape Exposure on Taxus and Buxus Cultivars . 2 Crape Myrtle Evaluations . 4 Hardy Evergreen Azalea Evaluations . 6 Fruit Thinning of Crabapple by Florel® . 9 Evaluation of Maple Species and Cultivars . 11 Shantung Maple Performance . 13 Hardiness of Lacebark Elm Selections . 15 PRODUCTION AND PROPAGATION TRIALS Selection of Improved Osage Orange Cultivars . 16 Evaluation of Cottonwood and Hybrid Poplars . 17 Effect of SPIN OUT™ on Container Plants . 19 WEATHER SUMMARY . 21 ACKNOWLEDGEMENTS . 22 The Horticulture Research Center was areas are devoted to orchard and vegetable crops. established in 1970 on a 40-acre tract of land at 95th and South Hydraulic, Wichita, KS and Research in ornamentals emphasizes evaluations expanded to 80 acres in 1991 for the purpose of of plants for hardiness to Zone 6a-USDA. evaluating horticultural plants for south central Additional research includes selection of Kansas, including turf, ornamentals, fruit, and improved cultivars, propagation and exposure vegetable crops. The soil is a deep alluvial studies, plus field and container production deposit of Canadian fine sandy loam and Elandco evaluations for the Kansas nursery industry.
    [Show full text]