Universiteit Gent
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT POLITIEKE EN SOCIALE WETENSCHAPPEN De invloed van regeringsdeelname op het stemgedrag van Europarlementsleden: een wetenschappelijke verhandeling over Belgische en Nederlandse Europarlementsleden. Wetenschappelijke verhandeling aantal woorden: 23.170 Wouter Borremans MASTERPROEF EU-STUDIES PROMOTOR: PROF. DR. Hendrik Vos COMMISSARIS: (PROF.) DR. (NAAM) COMMISSARIS: (PROF.) DR. (NAAM) ACADEMIEJAAR 2009 - 2010 1 1. INLEIDING 2. THEORETISCH KADER 2.1. VERTEGENWOORDIGING EN HET PRINCIPAL-AGENT MODEL 2.2. HET PRINCIPAL-AGENT MODEL TOEGEPAST 2.2.1. Doelen van Europarlementsleden en de macht van beide principals 2.2.2. Voorgaand onderzoek 3. ONDERZOEKSVRAAG EN TOELICHTING VAN HET ONDERZOEK 3.1. ONDERZOEKSVRAAG 3.1.1. Belgische Europarlementsleden (2004-2009) en de Vlaamse en federale regering 3.1.2. Samenwerkingsakkoord tussen de federale staat en de regio’s in België 3.1.3. Nederlandse Europarlementsleden (2004-2009) en de Nederlandse regering 3.1.4. Het votewatch-project en de analyse van roll-call votes 3.1.5. Een selectie van beleidsdomeinen 4. ONDERZOEK NAAR DE INVLOED VAN REGERINGSDEELNAME VAN EEN PARTIJ OP HET STEMGEDRAG VAN HAAR EUROPARLEMENTSLEDEN 4.1. DE VLAAMSE REGERING 4.1.1. Landbouw 4.1.2. Cultuur en Onderwijs 4.1.3. Leefmilieu en Volksgezondheid 4.1.4. Visserij 4.1.5. Economie 4.1.6. Werkgelegenheid en Sociale zaken 4.1.7. Transport en Toerisme 4.1.8. Conclusies Vlaamse Regering 4.2. DE FEDERALE REGERING 4.2.1. Vrijheden, Justitie en Binnenlandse zaken 4.2.2. Ontwikkeling 4.2.3. Buitenlandse zaken en Veiligheid 4.2.4. Interne Markt en Consumentenbescherming 4.2.5. Economie 4.2.6. Werkgelegenheid en Sociale zaken 4.2.7. Transport en Toerisme 4.2.8. Conclusie federale regering 4.3. DE NEDERLANDSE REGERING 4.3.1. Het kabinet Balkenende II (27 mei 2003-7 juli 2006) 4.3.2. Het kabinet Balkenende III (7 juli 2006 – 22 februari 2007) 4.3.3. Het kabinet Balkenende IV (22 februari 2007 - …) 4.3.4. Conclusie Nederlandse regering 5. CONCLUSIE BIBLIOGRAFIE 2 Abstract Het Europees Parlement heeft in de loop van de geschiedenis steeds meer bevoegdheden verkregen. De studie van het stemgedrag van Europarlementsleden is hierdoor ook geëvolueerd. Van de traditionele praatbarak is het Europees Parlement uitgegroeid tot een volwaardige speler in de totstandkoming van Europese regelgeving. Hoe Europarlementsleden beslissingen nemen wordt met andere woorden belangrijker aangezien er veel meer op het spel staat. Worden zij beïnvloedt vanuit hun nationale partij? Onze onderzoeksvraag gaat zeer specifiek na welke impact de regeringsdeelname van een partij heeft op het stemgedrag van haar Europarlementsleden. Dit wordt voor drie verschillende regeringen onderzocht gedurende de zesde legislatuur van het Europees Parlement (2004-2009). Aangezien België een ruime bevoegdheidsverspreiding kent tussen de federale overheid en de Gemeenschappen en Gewesten dienen we deze bevoegdheidsverdeling in onze analyse te betrekken. We beperken ons onderzoek tot de federale en Vlaamse regering. Daarnaast wordt ook de Nederlandse regering onder de loep genomen. In het algemeen kunnen we stellen dat er een zeer geringe invloed is van een eventuele regeringsdeelname. Dit geldt slechts in een aantal domeinen. Het al dan niet in de regering zitten heeft met andere woorden weinig invloed op het stemgedrag van de Europarlementsleden. Belgische en Nederlandse Europarlementsleden kunnen over het algemeen beschouwd worden als trouwe volgers van het standpunt van de Europese fractie. 3 1. Inleiding Op 13 december 2007 werd het Verdrag van Lissabon door de 27 lidstaten van de Europese Unie ondertekend (Europese Unie, 2007). Bijna twee jaar later zijn de verschillende ratificatieprocessen achter de rug en kan het verdrag uiteindelijk in werking treden. Dit nieuwe verdrag geeft, net zoals de voorgaande verdragswijzigingen, opnieuw meer macht aan het Europees Parlement. Desondanks deze toenemende beslissingsmacht merken we dat de interesse voor het Europees Parlement daalt. Dit blijkt onder meer uit het feit dat de opkomstpercentages voor de Europese verkiezingen in de loop van de jaren sterk gedaald zijn (Vos, 2007, p. 129). Ook de interesse voor Europese politici staat, ondanks de verkiezing van Herman Van Rompuy als Europees president, op een laag pitje. Het aantal politici die zich louter op het Europese niveau toeleggen zijn dun bezaaid (Depauw & Van Hecke, 2006, p. 143). Nochtans beslissen zij, doorheen richtlijnen en verordeningen, in bepaalde mate het kader waarin de nationale politiek dient te opereren. Daarnaast zijn de Europese verkiezingen in belangrijke mate nog steeds second-order national elections (Schmitt, 2005). Dit houdt onder meer in dat het gedrag van Europarlementsleden weinig impact heeft op het stemgedrag van de kiezers bij Europese verkiezingen. Nationale thema‟s domineren vaak deze verkiezingen. Toch is het stemgedrag van Europarlementsleden een zeer interessant onderwerp wanneer wij de verschillende machtsprocessen willen analyseren waar deze politici aan worden blootgesteld. Europarlementsleden worden namelijk uit verschillende hoeken belobbyd. Twee belangrijke actoren die een rol spelen in het stemgedrag van Europarlementsleden zijn de nationale partij en de Europese fractie. We stellen ons de vraag of een regeringsdeelname van de nationale partij invloed heeft op het stemgedrag van Europarlementsleden. Door de complexe besluitvorming in de Europese Unie worden de meeste beslissingen genomen na een ping-pong-spel tussen de Raad van Ministers en het Europees Parlement. Wanneer een minister van een bepaalde partij een standpunt in de Raad verdedigt en de Europarlementsleden van dezelfde partij verzetten zich tegen dit standpunt in het Europees Parlement, kan dit voor gênante situaties zorgen. Onze hypothese luidt dan ook dat Europarlmentsleden wiens partij in de regering zit, een hogere „nationale loyaliteit‟ zullen tentoonspreiden dan hun collega‟s die in de oppositie zitten. Om dit te onderzoeken gebruiken we percentages die Votewatch online ter beschikking stelt (Votewatch, Geraadpleegd op 15 november 2009). Deze percentages zijn wetenschappelijk valide en kunnen gebruikt worden om uitspraken te doen over het stemgedrag van Europarlementsleden. In deze masterproef belichten we ten eerste het theoretisch kader waarin we onze onderzoeksvraag plaatsen. De principal-agent theorie wordt gebruikt om de relaties tussen de verschillende actoren te schetsen. Het Europees Parlementslid wordt als agent beschouwd, terwijl de nationale partij en Europese fractie haar twee principals zijn. Beide principals beschikken over een aantal incentives om het Europarlementslid te overtuigen. We beschrijven kort de bestaande literatuur omtrent fractiecohesie in het Europees Parlement en de relatie tussen het Europarlementslid en de nationale partij. We besluiten dit theoretisch kader met een overzicht van het reeds gevoerde onderzoek met betrekking tot de 4 onderzoeksvraag. Ten tweede wordt onze onderzoeksvraag „Welke impact heeft een regeringsdeelname van een partij op het stemgedrag van haar Europarlementsleden?‟ geoperationaliseerd. We analyseren het stemgedrag van Europarlementsleden tijdens het zesde rechtstreeks gekozen Europees Parlement (2004-2009). België kent echter een ruime bevoegdheidsverdeling tussen de federale overheid en de verschillende regio‟s. Om deze reden moeten ook de regionale regeringen in de analyse betrokken worden. We beperken ons tot de federale en Vlaamse regering. Ook Nederland wordt onder de loep genomen. Als unitair land en met drie verschillende regeringen aan de macht tijdens de geanalyseerde periode, is dit een uitstekende case om onze onderzoeksvraag op toe te passen. De operationalisering wordt afgesloten met een toelichting van het votewatch-project en een selectie van beleidsdomeinen die uiteindelijk in de analyse zullen worden onderzocht. In het derde deel worden de verschillende regeringen onderzocht. Bij de analyse van de Vlaamse en federale regering dienen we rekening te houden met de verschillende bevoegdheidsverdelingen. Met betrekking tot Europese dossiers werd dit uitgewerkt in verschillende samenwerkingsakkoorden (Belgisch Staatsblad,1994; Belgisch Staatsblad, 2003). Hierdoor dienen we een mogelijke invloed na te gaan in de verschillende beleidsdomeinen. Met betrekking tot de Nederlandse regering is dit niet nodig. Aangezien Nederland een unitair land is met slechts één nationale regering hoeven we geen onderverdeling maken tussen verschillende beleidsdomeinen om een mogelijke invloed van regeringsdeelname te onderzoeken. Hier beperken we ons tot een onderverdeling in de verschillende kabinetten die tijdens de zesde legislatuur van het Europees Parlement (2004-2009) aan de macht waren. Per regering geven we een overzicht van de gevonden resultaten. Tenslotte besluiten we met een algemene conclusie waarin de verschillende bevindingen met betrekking tot de drie regeringen vergeleken worden en pogen we een antwoord te formuleren op onze onderzoeksvraag. 5 2. Theoretisch kader Alvorens de onderzoeksvraag te operationaliseren dienen we vooreerst dieper in te gaan op de bestaande literatuur betreffende deze materie. We schetsen eerst kort de verschillende vertegenwoordigingsmodellen die in het representatiedebat aan bod komen. Het principal-agent model is het ruime theoretisch kader waarin de relatie tussen het Europarlementslid, de nationale partij en de Europese fractie bestudeerd wordt. De doelen van het Europarlementslid en de instrumenten van beide principalen worden opgesomd. Dit theoretisch