Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming Onderwijsinspectie Hendrik Consciencegebouw Koning Albert II-laan 15 1210 BRUSSEL

[email protected] www.onderwijsinspectie.be

Verslag over de doorlichting van Gemeentelijke Basisschool te -Mere

Hoofdstructuur bao

Instellingsnummer 23655 Instelling Gemeentelijke Basisschool directeur An REMORY adres Molenveld 11 - 9420 BURST telefoon 053-62.79.99 fax 053-63.24.29 e-mail [email protected] website/URL www.erpe.mere.be Bestuur van de instelling 976027 - Gemeentebestuur van Erpe-Mere te ERPE-MERE adres Oudenaardsesteenweg 458 - 9420 ERPE- MERE Scholengemeenschap 125583 - Vlaamse Ardennen te adres Markt 20 - 9550 HERZELE CLB 114439 - CLB vh GO Dender te AALST adres Zonnestraat 25 - 9300 AALST

Dagen van het doorlichtingsbezoek 23/04/2012, 24/04/2012, 26/04/2012 Einddatum van het doorlichtingsbezoek 26/04/2012 Datum bespreking verslag met de 04/05/2012 instelling

Samenstelling inspectieteam Inspecteur-verslaggever Johan Kets Teamleden Vera Pollier

Deskundige(n) behorend tot de Sylvia Van Impe administratie Externe deskundige(n) nihil

23655 – Gemeentelijke Basisschool te Erpe-Mere 1 INHOUDSOPGAVE

INLEIDING ...... 3 1. SAMENVATTING ...... 5 2. FOCUS VAN DE DOORLICHTING ...... 7 2.1 Leergebieden in de focus ...... 7 2.2 Procesindicatoren of -variabelen in de focus...... 7 3. VOLDOET DE SCHOOL AAN DE ERKENNINGSVOORWAARDEN? ...... 7 3.1 Kleuteronderwijs: wiskundige initiatie ...... 7 3.2 Kleuteronderwijs: wereldoriëntatie...... 8 3.3 Lager onderwijs: wiskunde ...... 9 3.4 Lager onderwijs: wereldoriëntatie ...... 11 4. BEWAAKT DE SCHOOL DE EIGEN KWALITEIT?...... 13 4.1 Professionalisering ...... 13 4.2 Begeleiding ...... 14 5. ALGEMEEN BELEID VAN DE SCHOOL ...... 15 6. STERKTES EN ZWAKTES VAN DE SCHOOL...... 17 6.1 Wat doet de school goed? ...... 17 6.2 Wat kan de school verbeteren? ...... 17 6.3 Wat moet de school verbeteren?...... 17 7. ADVIES...... 18 8. REGELING VOOR HET VERVOLG ...... 18

2 23655 – Gemeentelijke Basisschool te Erpe-Mere INLEIDING Dit verslag is het resultaat van de doorlichting van uw instelling1 door de onderwijsinspectie van de Vlaamse Gemeenschap. Het decreet betreffende de kwaliteit van onderwijs van 8 mei 2009 geeft haar de opdracht hiertoe.

Tijdens een doorlichting gaat de onderwijsinspectie na of de instelling de erkenningsvoorwaarden respecteert, of ze op systematische wijze haar eigen kwaliteit bewaakt en of ze zelfstandig de tekorten kan remediëren.

Het advies in dit verslag heeft betrekking op alle erkenningsvoorwaarden uitgezonderd de voorwaarden betreffende hygiëne, veiligheid en bewoonbaarheid. Vanaf het schooljaar 2011-2012 vindt de controle op de erkenningsvoorwaarden betreffende bewoonbaarheid, veiligheid en hygiëne gelijktijdig met de doorlichting plaats. Deze controle op bewoonbaarheid, veiligheid en hygiëne resulteert in een afzonderlijk verslag. Alle verslagen worden gepubliceerd op www.doorlichtingsverslagen.be.

Het referentiekader dat de onderwijsinspectie gebruikt bij een doorlichting is opgebouwd rond de componenten context, input, proces en output:  context: de omgevingskenmerken en de kenmerken van administratieve, materiële, bestuurlijke en juridische aard die de instelling karakteriseren  input: kenmerken van het personeel en van de leerlingen of cursisten van de instelling  proces: initiatieven die een instelling neemt om output te realiseren, rekening houdend met haar context en input  output: de resultaten die de instelling met haar leerlingen of cursisten bereikt. Meer info over het CIPO-referentiekader vindt u op www.onderwijsinspectie.be.

De doorlichting bestaat uit drie fases: het vooronderzoek, het doorlichtingsbezoek en de verslaggeving. Tijdens het vooronderzoek selecteert de onderwijsinspectie de onderwijsdoelstellingen en de procesindicatoren of -variabelen die het inspectieteam onderzoekt tijdens het doorlichtingsbezoek. Tijdens het doorlichtingsbezoek verzamelt het inspectieteam bijkomende informatie via observaties, gesprekken en analyse van documenten. Het resultaat van de doorlichting is het doorlichtingsverslag.

Het doorlichtingsverslag vangt aan met een voor het brede publiek toegankelijke samenvatting. Het vervolgt met een beschrijving van de doorlichtingsfocus.

Tijdens een doorlichting zoeken de onderwijsinspecteurs een antwoord op drie onderzoeksvragen:  In welke mate voldoet de instelling aan de onderwijsdoelstellingen? (het erkenningsonderzoek)  In welke mate onderzoekt en bewaakt de instelling op een systematische manier de kwaliteit van de processen zodat deze bijdragen tot het bereiken/nastreven van de onderwijsdoelstellingen? (het kwaliteitsonderzoek)  Is er in de instelling een algemeen beleid dat het mogelijk maakt om zelfstandig tekorten weg te werken? (het onderzoek ‘algemeen beleid’) In drie hoofdstukken geeft de onderwijsinspectie een antwoord op deze vragen.

1 Instelling: onderwijsinstelling of CLB (Decreet betreffende de kwaliteit van onderwijs, artikel 2, 11°). Onderwijsinstelling: een pedagogisch geheel waar onderwijs georganiseerd wordt en waaraan een uniek instellingsnummer toegekend is (Decreet betreffende de kwaliteit van onderwijs, artikel 2, 13°).

23655 – Gemeentelijke Basisschool te Erpe-Mere 3 Om de kwaliteit van de processen in kaart te brengen gebruikt de onderwijsinspectie een kwaliteitswijzer. Het inspectieteam gaat met de kwaliteitswijzer na of de instelling bij haar activiteiten aandacht heeft voor  doelgerichtheid: welke doelen stelt de instelling voorop?  ondersteuning: welke ondersteunende initiatieven neemt de instelling om efficiënt en doelgericht te werken?  doeltreffendheid: worden de doelen bereikt en gaat de instelling dit na?  ontwikkeling: heeft de instelling aandacht voor nieuwe ontwikkelingen? Meer informatie over de kwaliteitswijzer vindt u eveneens op www.onderwijsinspectie.be.

Wat de instelling goed doet, wat de instelling kan verbeteren en wat de instelling moet verbeteren komt aan bod bij ‘Sterktes en zwaktes van de instelling’.

Het doorlichtingsverslag eindigt met een advies dat betrekking heeft op alle of op afzonderlijke structuuronderdelen van de instelling. De onderwijsinspectie kan drie adviezen uitbrengen:  een gunstig advies: het inspectieteam adviseert gunstig over de verdere erkenning van de instelling of van structuuronderdelen  een beperkt gunstig advies: het inspectieteam adviseert gunstig over de erkenning van de instelling of van structuuronderdelen als de instelling binnen een bepaalde periode voldoet aan de voorwaarden vermeld in het advies  een ongunstig advies: het inspectieteam adviseert om de procedure tot intrekking van de erkenning van de instelling of van structuuronderdelen op te starten.

Bij een ongunstig advies beoordeelt de onderwijsinspectie bovendien of de instelling de vastgestelde tekorten zelfstandig kan wegwerken.

Binnen een termijn van dertig kalenderdagen na ontvangst van het definitieve verslag informeert de directeur van de instelling leerlingen, ouders en/of cursisten over de mogelijkheid tot inzage. De directeur van het centrum voor leerlingenbegeleiding informeert de centrumraad. Binnen de dertig kalenderdagen na ontvangst moet de directeur van de instelling het verslag volledig bespreken tijdens een personeelsvergadering. Het bestuur van de instelling of zijn gemandateerde tekent het verslag voor gezien. Het bestuur stuurt het binnen dertig kalenderdagen na ontvangst terug naar de onderwijsinspectie en maakt eventueel melding van zijn opmerkingen.

De instelling mag het verslag niet gebruiken voor publicitaire doeleinden.

Meer informatie?

www.onderwijsinspectie.be en www.doorlichtingsverslagen.be

4 23655 – Gemeentelijke Basisschool te Erpe-Mere 1. SAMENVATTING De gemeentelijke basisschool Erpe-Mere heeft twee vestigingsplaatsen: “Schatteneiland” in een groene omgeving van de deelgemeente Burst en “De Schatkist” in de rustige dorpskern van . De school onderstreept kleinschaligheid als een troef om ‘schatten van kinderen’ van dichtbij te ondersteunen in hun ontwikkeling.

Bij deze doorlichting onderzocht het inspectieteam of de school de ontwikkelingsdoelen en eindtermen nastreeft en/of realiseert voor wiskundige initiatie, wiskunde en wereldoriëntatie.

In de kleuterafdeling komen deze doelen op een geïntegreerde manier aan bod bij het uitwerken van thema’s, die aansluiten bij de leefwereld van de kinderen. Telkens stellen de leerkrachten een beperkt aantal belangrijke doelen voorop, die extra aandacht krijgen. Een planningsinstrument van het eigen net dient als referentiekader en zorgt ervoor dat er geen leerplandoelen vergeten worden. Afspraken binnen het team ondersteunen een doorgaande lijn over de klassen heen.

De activiteiten in de klas en de materialen in de hoeken kaderen in het lopende thema. Ze bieden kansen tot gericht waarnemen en exploreren. Leerkrachten stimuleren kleuters om hun ervaringen correct te verwoorden. Een overzichtelijke en open klasindeling is in enkele groepen nog voor verbetering vatbaar. Via klasscreenings en observaties volgt de juf de vorderingen van kleuters nauwgezet op om zo nodig extra ondersteuning te bieden. Dit is duidelijker merkbaar voor wiskundige initiatie dan voor wereldoriëntatie. Oudere kleuters scoren globaal genomen vrij behoorlijk op genormeerde testen en op enkele na, stappen ze met succes over naar het eerste leerjaar.

In de lagere afdeling hanteren de teamleden onderwijsleerpakketten om de eindtermen voor wiskunde en wereldoriëntatie te realiseren. Ze gaan er kritisch mee om en bewaken vanuit de leerplannen of alle doelen voldoende aandacht krijgen.

Het leerpakket voor wiskunde bepaalt voor een groot deel de verticale samenhang, maar het team maakte ook eigen afspraken voor gradatie. Opvallend is de zorg die de meeste leerkrachten besteden aan het nauwgezet volgen van leerlingen voor dit leergebied. Via toetsresultaten en foutenanalyse sporen ze snel individuele problemen op en ze sturen die adequaat bij. In hun zorg voor een duidelijke instructie nemen sommige teamleden vrij veel spreektijd ten koste van het actief leren van de leerlingen. Toch creëren ze ruimte om kinderen hun oplossingswijze te laten verwoorden. De school boekt vaak goede resultaten op eigen, schooloverstijgende en genormeerde toetsen. Ze stelt dat oud-leerlingen het voor wiskunde ‘goed doen’ in het vervolgonderwijs.

Bij wereldoriëntatie streven ook de meeste leerkrachten van de lagere afdeling naar een aanbod dat aansluit bij de leefwereld van kinderen. Ze sturen daartoe de gebruikte methode (meestal) bij in functie van de plaatselijke context. Die lokale context en de actualiteit kunnen ook nog meer aangrijpingspunten bieden om tijd- en ruimtekaders vulling te geven. Integratie van verschillende domeinen krijgt wel aandacht, maar de samenhang met andere leergebieden is niet altijd duidelijk. Het team introduceert vernieuwingen voor het domein ‘techniek’ en ook ‘leren leren’ krijgt de nodige impulsen. Dat is veel minder het geval voor de eindtermen ict, onder meer door de beperkte beschikbaarheid van internet en onvoldoende hardware in de klassen. De evaluatie van wereldoriëntatie krijgt stilaan een bredere invulling, maar de rapportering blijft nog vrij algemeen.

23655 – Gemeentelijke Basisschool te Erpe-Mere 5 Naast de hierboven beschreven leergebieden, stonden ook twee ondersteunende processen in de focus: deskundigheidsbevordering en leerbegeleiding.

De school heeft niet echt een uitgesproken visie over de functie van deskundigheidsbevordering ter ondersteuning van kwaliteitsonderwijs. Teamnascholing en prioriteiten ontstaan vooral op basis van het aanbod van de scholengemeenschap of de pedagogische begeleiding. Op de lerarenvergadering evalueert het team de gevolgde studiedagen en krijgt het verslag van (een beperkt aantal) individuele nascholingen. Twee andere stappen in de kwaliteitscirkel krijgen vaak minder klemtoon: de gerichte keuze vanuit een behoefteanalyse en bijsturing van de praktijk door concrete afspraken voor het vervolg. Een beperkt aantal prioriteiten, gepland over meerdere jaren, zou de effectiviteit van de professionaliseringsinitiatieven ten goede komen.

Leerbegeleiding verloopt op een professionele manier. Ambitieuze, maar goed gestructureerde beleidsplannen en een uitgebreid zorg-/GOK-team zorgen voor een doordacht kader op beleidsniveau. Op uitvoeringsniveau kan de school bogen op een efficiënte eerstelijnszorg in de klas. Differentiatie voor sneller vorderende leerlingen is minder gebruikelijk. De uitgebreide verzameling leerlingengegevens wil het team in de nabije toekomst door digitalisering beter toegankelijk maken. Het zoeken naar positieve kindkenmerken is een waardevolle uitbreiding bij de signalering. De mogelijke werkpunten kwam het team zelf al op het spoor via een reflectie over kwaliteitsindicatoren. De mogelijkheden van de ‘permanentie’ maximaal benutten als voorbereiding op het multidisciplinair overleg, is er één van.

Het algemeen beleid van de school steunt op een breed draagvlak. De directeur kan een aantal beleidstaken delegeren aan de beleidsondersteuner en aan de zorgcoördinator. Concrete afspraken over de onderlinge verdeling van taken en bevoegdheden kunnen de efficiëntie verhogen. Ook teamleden waarderen de bijkomende ondersteuning bij pedagogisch-didactische vragen. Vanuit dezelfde optiek apprecieerden ze ook het ondersteunend klasbezoek dat de directeur dit jaar opstartte. Teamvergaderingen zijn een belangrijk instrument bij het streven naar gezamenlijke doelgerichtheid, maar besluitvorming en communicatie zijn nog werkpunten. Het is positief dat de scholengemeenschap zich niet beperkt tot administratieve taken, maar ook initiatieven neemt op het vlak van leerzorg, professionalisering en ict. De analyse van schooloverstijgende toetsen, de schooloverzichten van het leerlingvolgsysteem en de evaluatie van het zorgbeleid getuigen van een degelijke aanpak van kwaliteitszorg op schoolniveau.

Het inspectieteam besluit deze doorlichting met een gunstig advies en waardeert de inspanningen van de school om ‘haar schatten’ dagelijks kwaliteitsvol onderwijs te bieden.

6 23655 – Gemeentelijke Basisschool te Erpe-Mere 2. FOCUS VAN DE DOORLICHTING Op basis van het vooronderzoek en in het kader van een gedifferentieerde doorlichting heeft de inspectie leergebieden en procesindicatoren/procesvariabelen geselecteerd voor onderzoek tijdens de doorlichtingsbezoeken.

2.1 Leergebieden in de focus

Kleuteronderwijs wiskundige initiatie wereldoriëntatie Lager onderwijs wiskunde wereldoriëntatie

2.2 Procesindicatoren of -variabelen in de focus

Personeel Professionalisering Deskundigheidsbevordering Onderwijs Begeleiding Leerbegeleiding

3. VOLDOET DE SCHOOL AAN DE ERKENNINGS- VOORWAARDEN? Het onderzoek naar het voldoen aan de erkenningsvoorwaarden levert voor de geselecteerde leergebieden het volgende op:

3.1 Kleuteronderwijs: wiskundige initiatie

Voldoet Motivering  Het aanbod in de hoeken en de observatie- en planningsdocumenten wijzen erop dat de school de ontwikkelingsdoelen voor wiskundige initiatie nastreeft.  De resultaten van oudere kleuters bij genormeerde testen brengen weinig lacunes aan het licht. De meeste kleuters stappen met succes over naar het eerste leerjaar.  Om hun aanbod doelgericht te structureren maken de teamleden gebruik van een netgebonden planningsinstrument dat aansluit bij het leerplan.  In hun weekplanning noteren ze bij de activiteiten een of twee belangrijke leerplandoelen, die extra aandacht krijgen.  Het gebruikte planningsinstrument houdt de gekozen doelen digitaal bij, waardoor elke leerkracht de volledigheid en het evenwicht binnen het aanbod kan nagaan. Er leeft een eerder impliciete afspraak om in de volgende thema’s meer aandacht te besteden aan weinig gekozen doelen.  Een begrippenlijst zorgt voor gradatie in de nagestreefde woordenschat bij de domeinen getallen, meten en ruimte. Andere overzichten of lijsten, die hier en daar nog opduiken, kunnen de uniformiteit van de gemaakte afspraken belemmeren.

23655 – Gemeentelijke Basisschool te Erpe-Mere 7  Het team legde ook afspraken vast voor gradatie en continuïteit bij het hanteren van kalenders, puzzels en voor de aanpak in de hoeken. Tijdens de gesprekken toonden leerkrachten aan dat ze deze afspraken ook naleven.  In vrijwel elke klas bieden de gekozen activiteiten en de materialen in de hoeken aan de kleuters rijke kansen om te experimenteren met hoeveelheden. De juf stimuleert kinderen om hun rekenhandelingen te verwoorden en te controleren.  Er zijn voldoende uitdagingen om grootheden te vergelijken en te meten. Doelen rond ‘ruimte’ krijgen in sommige klassen minder expliciete aandacht.  Opvallend is de vaak rijk ingerichte klaswinkel, aangepast aan het lopende thema.  Diverse stappenplannen bij constructiespelen, puzzelen, … helpen kleuters om hun denken en handelen te structureren.  Goed bereikbare materialen en keuzeborden bieden kinderen kansen om zelfstandigheid en zelfsturing te ontwikkelen.  Enkele klassen zijn vrij druk ingericht, wat de bewegingsmogelijkheden van jonge kleuters beperkt en afbreuk doet aan een goed gestructureerd werkklimaat.  Leerkrachten proberen hun aanbod en verwachtingen af te stemmen op de ontwikkeling van elk kind. Vooral in de tweede vestigingsplaats plannen de leerkrachten bewust een gedifferentieerd aanbod volgens de leeftijd van de kinderen.  Tijdens occasionele en gerichte observaties evalueren de teamleden het effect van hun inspanningen op de ontwikkeling van elke kleuter. Elementen van wiskundige initiatie krijgen hierbij expliciete aandacht. De vaststellingen vormen het uitgangspunt voor extra ondersteuning voor sommige kleuters.  Oudere kleuters nemen deel aan genormeerde testen, die onder andere focussen op specifieke wiskundige competenties.  Tijdens informele gesprekken met hun collega’s van het eerste leerjaar, proberen kleuterleerkrachten zicht te krijgen op de vorderingen van kinderen, die overstapten. Vooral de kleuters met extra noden komen daarbij ter sprake.  Professionalisering en bijsturingen richtten zich in de voorbije periode vooral op het gebruik van het digitale planningsinstrument. Het verdere traject is nog niet voor iedereen even helder. Sommige teamleden geven aan dat ze hierbij nog nood hebben aan extra ondersteuning.

3.2 Kleuteronderwijs: wereldoriëntatie

Voldoet Motivering  Uit de themaplanning en het activiteitenaanbod in de klas blijkt dat het team ernstige inspanningen levert om de ontwikkelingsdoelen voor wereldoriëntatie bij de kleuters na te streven.  Het team kiest voor een thematisch aanbod, waarbinnen het de doelen van wereldoriëntatie op een geïntegreerde manier nastreeft. Ook voor dit leergebied hanteren alle teamleden een neteigen planningsinstrument om volledigheid en evenwicht bij de doelenkeuze te bewaken.  De themaplanning bestaat uit de vooropgestelde inhouden en activiteiten, gekoppeld aan een beperkt aantal relevante leerplandoelen uit verschillende leergebieden, waaronder uiteraard wereldoriëntatie.  Sommige leerkrachten stellen ook voor weerkerende activiteiten leerplandoelen voorop.  Voor de ‘vaste’ thema’s is er een gradatie voor inhouden, hoekenverrijking en streefwoordenschat afgesproken. De opbouw en het gebruik van klaskalenders verloopt in een continue lijn, waarbij ook de beginklassen van de lagere afdeling betrokken zijn.

8 23655 – Gemeentelijke Basisschool te Erpe-Mere  Bij meer occasionele thema’s inspireren sommige teamleden zich op wat kleuters aanbrengen. Ook door kinderen materialen van thuis te laten meebrengen, verhogen ze hun betrokkenheid.  Bij de uitwerking van activiteiten in en buiten de klas hebben leerkrachten aandacht voor waarnemingskansen. Ze streven een werkelijkheidsgericht aanbod na en stimuleren kleuters om op een nauwkeurige wijze te verwoorden wat ze zien, voelen en denken.  De meeste werkhoeken krijgen een rijke invulling, die aansluit bij het lopende thema. Ze bieden uitdagende kansen tot exploreren en tot interactie. De computerhoek krijgt in vele gevallen slechts een beperkte invulling.  Tijdens de geobserveerde activiteiten was er ruime aandacht voor het domein ‘natuur’, waarbij milieu- en gezondheidseducatie heel wat impulsen krijgen. Uit de planningsdocumenten blijkt dat ook doelen uit andere domeinen geregeld aan bod komen.  Waarnemingsmomenten voor de hele groep maken het sommige kleuters moeilijk om voldoende betrokkenheid te ontwikkelen.  De verzorgd uitgewerkte kalenders en de dagelijkse aandacht ervoor tijdens het onthaalmoment helpen kleuters om hun tijd te structureren.  De doeltreffendheid van hun aanpak meten de leerkrachten vooral af aan de vorderingen van elke kleuter. Losse notities en klasscreenings geven hen daar meer informatie over. De observaties rond specifieke competenties voor wereldoriëntatie zitten vaak impliciet vervat in vaststellingen over andere leergebieden.  Via een uitgebreide nieuwsbrief aan ouders rapporteren de leerkrachten van Erondegem nauwgezet over de geplande invulling van het komende thema. In Burst krijgen ouders informatie via het heen-en-weerschrift.  Het ontwikkelingstraject voor wereldoriëntatie in de kleuterafdeling handelde in de voorbije periode vooral over techniek. Naast de professionalisering rond het hoger genoemde planningsinstrument, was ook de verticale samenhang binnen de streefwoordenschat een voorwerp van overleg.  Er zijn weinig structurele afspraken om via samenwerken, hospiteren, overleg, … het leren van elkaar te bevorderen. Sommige leerkrachten nemen spontane initiatieven op dit vlak.

3.3 Lager onderwijs: wiskunde

Voldoet Motivering  Resultaten van methodegebonden en schooloverstijgende toetsen wijzen erop dat de school de eindtermen wiskunde in voldoende mate realiseert.  De meeste leerlingen stappen met succes over naar de A-stroom van het secundair onderwijs. De feedback van de betrokken scholen brengt geen belangrijke aandachtspunten voor dit leergebied aan het licht.  Uit informele contacten met oud-leerlingen en hun ouders leiden leerkrachten een hoge mate van tevredenheid op dit vlak af.  Het team baseert zich hoofdzakelijk op een onderwijsleerpakket bij de planning van het aanbod. Ze proberen dit zo nauwkeurig mogelijk af te werken.  Toch gaan de meeste leerkrachten voldoende kritisch om met dit leerpakket. Ze vergeleken het met de eisen van het leerplan voor hun leeftijdsgroep. Vastgestelde hiaten vangen ze vaak op door bijkomende oefenpakketten te ontwerpen.  Jaar- en weekplannen ondersteunen een evenwichtige spreiding van de leerinhoud. Om de volledigheid te bewaken, noteren sommige teamleden de afgewerkte lessen op hun jaarplanning. Anderen hanteren hierbij een digitaal overzicht.

23655 – Gemeentelijke Basisschool te Erpe-Mere 9  In hun agenda noteren leerkrachten lesdoelen, leerplandoelen en/of eindtermen. In enkele klassen zijn die echter zo talrijk dat ze onmogelijk in de voorziene lestijd doelgericht kunnen aan bod komen.  Voor een goede verticale samenhang verwijst het team naar de doorgaande lijn in het onderwijsleerpakket en naar de spreiding van de doelen in het leerplan. Daarnaast zijn er ook schoolspecifieke afspraken voor een continue opbouw van onder meer hoofdrekenen, cijferen en het gebruik van referentiematen.  Bij een aantal lessen viel ook het vrij lange instructiemoment op, waarbij vooral de leerkracht aan het woord was. Het ‘actief leren’ van kinderen blijft dan beperkt tot aandachtig ‘mee-denken’ en sporadisch een vraag beantwoorden.  Meerdere leerkrachten kaderen de behandelde leerinhoud vanuit de leefwereld van de leerlingen of proberen aan te sluiten bij hun voorkennis. Heel frequent stimuleren ze kinderen om hun oplossingswijze te verwoorden.  Vrijwel elke leerkracht kiest voor de maximumonderwijstijd (of meer) die hun onderwijskoepel voorstelt voor dit leergebied. Dit wijst op het belang dat ze eraan hechten. Soms komen ze daardoor in conflict met de tijd die ze bijvoorbeeld tijdens hoekenwerk nog aan wiskunde zouden willen besteden.  In zowat alle klassen zijn de referentiekaders aan de klaswand doordacht en verzorgd uitgewerkt. Syntheseplaten, herleidingstabellen en referentiematen vormen een belangrijk houvast voor de leerlingen om hun denken te structureren.  Het team besteedt bijzondere aandacht aan ‘kloklezen’. In de klassen waar deze leerinhoud voorzien is, hangt steevast een digitale klok in de nabijheid van een analoge. De leerkrachten verwijzen doorheen de dag daar echter weinig gericht naar, waardoor de occasionele leermomenten en het spontaan groeien van het kloklezen en het tijdsbesef beperkt blijven.  Vooral in Burst zijn de (voorlopig) beperkte voorzieningen voor ict weinig stimulerend om dit medium maximaal in te schakelen bij de differentiatie, de instructie- of de inoefenfase. Dit maakt het ook moeilijk om de leergebiedoverschrijdende eindtermen rond ict in wiskundelessen voldoende na te streven. In één klas in Erondegem ondersteunt een digitaal bord de uitleg van de juf.  Het onderwijsleerpakket is ook richtinggevend voor de evaluatie van wiskunde. Het team gaat ervan uit dat deze toetsen voldoende afgestemd zijn op het leerplan. Sommige leerkrachten gebruiken daarnaast ook eigen toetsen.  Degelijke foutenanalyses vormen het uitgangspunt om vrij snel individueel aangepaste ondersteuning te bieden of bepaalde inhouden grondiger aan te pakken.  Genormeerde testen in het leerlingvolgsysteem en schooloverstijgende toetsen van de koepel vormen een aanvulling die de betrouwbaarheid van de eigen evaluatie mee bewaken.  Samen met observaties en het overgangsgesprek, vormt het leerlingvolgsysteem het instrumentarium om een goed zicht te krijgen op de beginsituatie en eventuele behoefte aan ondersteuning van elke leerling.  Op basis van foutenanalyses en observaties krijgen kinderen gedifferentieerde oefenstof die aansluit bij het onderwijsleerpakket.  In de graadsklassen krijgt differentiatie al van bij de planning de nodige aandacht.  Analyse en remediëring van wiskundeproblemen zijn in vele klassen professioneel uitgewerkt. De preventieve basiszorg verloopt zonder veel franjes: gericht, concreet en haalbaar.  In functie van kwaliteitsverbetering, neemt de school deel aan schooloverstijgende koepeltoetsen. De leerkrachten van de zesde klas analyseren de resultaten en bespreken hun bevindingen op een lerarenvergadering. De meeste teamleden zijn goed op de hoogte van de domeinen die extra aandacht vragen. Ze formuleerden ook voorstellen tot bijsturing.

10 23655 – Gemeentelijke Basisschool te Erpe-Mere 3.4 Lager onderwijs: wereldoriëntatie

Voldoet Motivering  Het leerplangerichte aanbod en de resultaten op methodegebonden en schooloverstijgende toetsen tonen aan dat de school de eindtermen voor wereldoriëntatie systematisch nastreeft en bij de meeste leerlingen ook probeert te bereiken.  Buiten de hierboven vermelde leerprestaties, heeft het team weinig zicht op andere outputgegevens voor dit leergebied.  Sinds kort hanteren alle leerkrachten van de lagere afdeling eenzelfde onderwijsleerpakket, dat het aanbod voor wereldoriëntatie bepaalt.  Ook voor dit leergebied checkten ze de conformiteit van de methode met de systematisch te behandelen doelen in het leerplan.  Omdat het nog vrij nieuw is, volgen de teamleden de voorstellen van het pakket vrij nauwgezet, waardoor de integratie tussen de verschillende domeinen enigszins behouden blijft. Terecht passen de meeste leerkrachten enkele leerinhouden aan aan de lokale context.  Sommige leerkrachten hanteren een digitaal overzicht, om te voorkomen dat ze belangrijke doelen uit het oog verliezen.  Op schoolniveau zijn er diverse initiatieven op het vlak van milieu-, gezondheids- en verkeerseducatie.  In de laagste klassen is er voor de tijdskaders een duidelijke verticale samenhang met de kleuterafdeling. In andere klassen en voor andere domeinen ligt de continuïteit vooral in de lijn van het leerpakket.  Behoudens enkele uitzonderingen, was het streven naar horizontale samenhang met andere leergebieden, minder merkbaar in de geobserveerde activiteiten. Ook uit de planningsdocumenten is dit niet af te leiden. Die samenhang is wel heel duidelijk terug te vinden in de grondig uitgewerkte bos- en zeeklassen. Doelen uit verschillende leergebieden zitten er op een aantrekkelijke manier met elkaar verweven in de geplande activiteiten.  Actualiteit komt in vele klassen geregeld aan de orde, vooral in de vorm van een verslagje door enkele leerlingen. Heel vaak blijft het nog een afzonderlijk moment, dat weinig geïntegreerd is in het lopende thema.  Enkele doelen van leren leren krijgen waardevolle kansen bij het maken van syntheses en mindmaps. Vaak krijgen leerlingen tips over het efficiënt instuderen van lessen.  Op didactisch vlak streven meerdere leerkrachten naar een werkelijkheidsgericht aanbod, aansluitend bij de leefwereld van de leerlingen.  Kansen tot actief exploreren moeten het in enkele gevallen nog afleggen tegen de deskundige uitleg van de leerkracht.  In de meeste klassen zijn de noodzakelijke tijd- en ruimtekaders beschikbaar. Soms zijn ze niet permanent in gebruik, omwille van de beperkte ruimte. Dit kan het vlot verwerven van belangrijke inzichten en vaardigheden bemoeilijken.  Niet iedereen gebruikt systematisch de actualiteit, de plaatselijke geschiedenis of elementen uit de onmiddellijke omgeving, om deze tijd- en ruimtekaders op een betekenisvolle manier in te vullen. Zo gaan kansen verloren om het moeilijk te verwerven tijd- en ruimtebesef in betekenisvolle situaties te oefenen.  De beperkte internetverbinding maakt het leerlingen en leerkrachten moeilijk om belangrijke eindtermen rond ict op een efficiënte manier te verwerven. De beste manier om dit probleem bij te sturen is nog niet uitgeklaard. Maar het schoolbestuur garandeert “dat het internet in alle klassen zal voorzien worden tegen 01/09/2012”.

23655 – Gemeentelijke Basisschool te Erpe-Mere 11  Onder impuls van het gehanteerde leerpakket, krijgt evaluatie van wereldoriëntatie een bredere invulling. Leerkrachten hebben ook aandacht voor het evalueren van vaardigheden, naast kenniselementen.  De deelname aan de toetsen van de koepel inspireerde de oudste leerlingen om een vorm van zelfevaluatie uit te proberen.  De rapportering van wereldoriëntatie blijft – in tegenstelling tot andere leergebieden - beperkt tot één globaal cijfer, dat weinig informatie geeft over al dan niet verworven competenties. Leerkrachten vermelden wel dat ze dit proberen te compenseren, door de betrokken toetsen mee te geven naar huis.  In de voorbije periode investeerde de school in de bijsturing van het domein techniek. Teamleden volgden nascholing en ontwierpen verschillende ‘techniekdozen’. Nu is het nog even zoeken om die op een goede manier in de thema’s te integreren.  De leerkrachten van de zesde klas begeleiden hun collega’s bij de implementatie van vernieuwingen voor dit domein. Ze inventariseren welke aspecten in de verschillende klassen aandacht krijgen. Dit zorgt al voor een meer gevarieerd aanbod.  Net zoals voor wiskunde, analyseert en bespreekt het team de resultaten van de schooloverstijgende koepeltoetsen in functie van kwaliteitszorg.

12 23655 – Gemeentelijke Basisschool te Erpe-Mere 4. BEWAAKT DE SCHOOL DE EIGEN KWALITEIT? Het onderzoek naar de kwaliteit en de kwaliteitsbewaking van de geselecteerde procesindicatoren of -variabelen levert het volgende op:

4.1 Professionalisering

4.1.1 Deskundigheidsbevordering De vaststellingen wijzen op redelijke tot sterke aandacht voor: - ondersteuning - ontwikkeling. Motivering  In visieteksten vermeldt de school niet expliciet hoe ze professionalisering doelgericht wil aanwenden voor kwaliteitsverbetering. Informeel leven er wel enkele gewoontes en afspraken rond nascholing in team of individuele vervolmaking.  De keuze van prioriteiten en teamnascholingen is niet echt gebaseerd op een formeel behoeftenonderzoek. Het aanbod van het eigen net, van de scholengemeenschap en individuele interesses vormen vaak de inspiratiebron bij het vastleggen van professionaliseringsinitiatieven.  Door de beperkte relatie tussen prioriteitenkeuze en behoefteanalyse krijgen teamleden het gevoel dat beslissingen in dit verband ‘van bovenaf’ komen en niet echt aansluiten bij eigen prioritaire noden. Toch waren er al bijsturingen op vraag van het team, zoals bijvoorbeeld bij ‘techniek’.  De ict-leerkracht organiseerde wel een behoefteanalyse bij haar collega’s, om hun noden op het vlak van hard- en software voor de komende jaren te kennen.  Het team zoekt nog de juiste procedures om de openheid voor vernieuwing te kanaliseren naar een beperkt aantal prioriteiten voor de school, zonder individuele vernieuwingspogingen af te remmen.  De ruime waaier van prioriteiten beperkt de doeltreffendheid van het implementatietraject. Om alles tijdig rond te krijgen, wordt soms ingeleverd op de diepgang. Er blijft dan ook weinig ruimte om duidelijke en haalbare afspraken te maken en om nauwkeurig op te volgen of alle teamleden deze kunnen realiseren in hun eigen klas.  Ook het spreiden van gekozen prioriteiten in een gefaseerde langetermijnplanning, zoals bij het GOK-beleid, gebeurt bij andere professionaliseringsinitiatieven nog weinig systematisch.  Tijdens de lerarenvergadering evalueert het team de gevolgde nascholingen en studiedagen. Wie individuele nascholing volgde, brengt hier verslag uit en zorgt voor een schriftelijke neerslag. Afspraken om de nieuwe inzichten te benutten in de schoolwerking, zijn vaak minder voor de hand liggend.  Toch ondersteunt dit teamoverleg de deskundigheidsbevordering. De agenda vermeldt vaak pedagogisch-didactische onderwerpen, naast organisatorische punten. Dit biedt kansen om onderling ideeën uit te wisselen en te groeien naar gezamenlijke standpunten; hoewel dit laatste vaak heel tijdsintensief blijkt te zijn.  Bij de introductie van vernieuwingen doet de school geregeld een beroep op de pedagogische begeleider. Ook voor meer beleidsmatige problemen bood hij ondersteuning.  Met pedagogisch-didactische vragen kunnen leerkrachten vaak terecht bij een collega. Daarnaast fungeert de beleidsondersteuner meer en meer als aanspreekpunt. Vaak introduceert zij ook een aantal nieuwe inzichten. Voor aspecten van zorgbeleid vormt zij een duo met de zorgcoördinator.

23655 – Gemeentelijke Basisschool te Erpe-Mere 13  De rijk gedocumenteerde mediatheek biedt leerkrachten de kans om op zoek te gaan naar informatie en instrumenten voor een efficiëntere aanpak in de klas. Teamleden vertellen dat ze die ook effectief gebruiken. Of dat ook zo is voor de beschikbare naslagwerken is niet helemaal duidelijk.  Vele teamleden staan open voor nieuwe ontwikkeling en zijn bereid om mee te werken aan veranderingsvoorstellen van collega’s of aan externe onderzoeken.  De informatie over nascholingsmogelijkheden is jaarlijks voor iedereen beschikbaar. Individuele keuzes voor nascholing zijn bespreekbaar, maar lang niet iedereen benut ze even frequent. De directie wil individuele vervolmaking stimuleren vanuit de functioneringsgesprekken.  De scholengemeenschap ondersteunt met diverse initiatieven het professionaliseringsbeleid van haar scholen. Naast studiedagen organiseert ze ook intervisiemomenten voor sommige doelgroepen, zoals zorgleerkrachten en ict- medewerkers.

4.2 Begeleiding

4.2.1 Leerbegeleiding De vaststellingen wijzen op redelijke tot sterke aandacht voor: - doelgerichtheid - ondersteuning - doeltreffendheid - ontwikkeling. Motivering  De school beschikt over twee beleidsdocumenten om leerbegeleiding doelgericht uit te bouwen. Zowel het GOK-plan als het zorgbeleidsplan vertaalt de doelen op verschillende uitvoeringsniveaus in concrete acties.  Het zorgbeleidsplan bevat daarnaast ook de visie op zorg en de taakverdeling tussen de betrokken teamleden. Beide beleidsplannen bevatten heel wat prioriteiten, maar de spreiding ervan in de tijd is duidelijker in het GOK-plan.  Aspecten van leerbegeleiding vormen een vast agendapunt op de personeelsvergadering. Een ‘zorgbundel’ op de website van de school, verduidelijkt de zorgwerking van de school aan ouders.  Het zorgteam bestaat uit twee deeltijdse zorgcoördinatoren, die vooral op school- en leerkrachtenniveau werken. Twee deeltijdse GOK-leerkrachten ondersteunen op kindniveau, vaak binnen de klas. De taakleerkracht remedieert klasextern kinderen uit de onderbouw.  De groep is multidisciplinair samengesteld, wat een rijkdom aan invalshoeken en ideeën mogelijk maakt. Maar een formeel coördinatiemoment tussen zorgteam en directie is wat verwaterd, waardoor de beleidskracht ervan minder sterk is.  De klasleerkracht is de eerste verantwoordelijke bij de ondersteuning van kinderen. Haar/zijn basiszorg is vooral gekenmerkt door het ‘kort op de bal spelen’ bij mogelijke problemen. Vooral bij wiskunde en Nederlands gaat het vaak om concrete, goed afgebakende problemen die een adequate aanpak krijgen.  Tijdens overgangsgesprekken en via het klas- en kinddossier krijgen leerkrachten zicht op de noden van kinderen in hun groep. Losse observaties vullen deze beeldvorming aan.  Het team doet weinig beroep op de gymleerkracht bij het in beeld brengen (en remediëren) van aan motoriek gerelateerde problemen.  Tweemaal per jaar screent elke leerkracht het welbevinden, de betrokkenheid en de competentie van elke kleuter of leerling. Het team streeft hierbij naar een gelijkgerichte interpretatie van leerlingengedrag.

14 23655 – Gemeentelijke Basisschool te Erpe-Mere  Oudere kleuters nemen deel aan genormeerde testen voor taal en wiskundige initiatie. In de lagere afdeling hanteren de teamleden een leerlingvolgsysteem voor enkele domeinen van Nederlands en wiskunde, naast eigen en methodegebonden toetsen met bijbehorende foutenanalyses.  Opmerkelijk is dat individualisering meer uitgesproken gericht is op kinderen die trager vorderen dan verwacht. Voor knappere leerlingen is de leerbegeleiding minder structureel uitgewerkt.  Kinderen met specifieke onderwijsbehoeften kan de leerkracht bespreken met het zorgteam tijdens ‘permanentiemomenten’. Er zijn nog weinig structurele afspraken of procedures om deze ondersteuning gelijkgericht te benutten en over de aansluiting ervan op het multidisciplinair overleg (MDO).  Leerkrachten, die kinderen aanmelden voor het MDO vullen vooraf een aanmeldingsfiche in. Naast de beschrijving van het probleem, omschrijven ze de al genomen interventies en gaan ze op zoek naar positieve leerlingenkenmerken als aanknopingspunt. Het formuleren van een concrete hulpvraag blijft voor velen nog een moeilijke klus.  De besluiten van dit zorgoverleg komen in een overzichtelijk verslag, dat de taken voor de verschillende betrokkenen duidelijk weergeeft. De afspraken voor de verdere aanpak in de klas zijn soms weinig concreet geformuleerd.  Kinderen met sociaal-emotionele problemen kunnen bij de ‘praatjuf’ terecht. Daarnaast zijn er ook preventieve maatregelen op schoolniveau.  De doeltreffendheid van de afgesproken zorginitiatieven voor individuele leerlingen is telkens een aandachtspunt op de besprekingen. Evaluatiemomenten zijn uitdrukkelijk voorzien.  Op klas- en schoolniveau verwerkt de zorgcoördinator de resultaten van het leerlingvolgsysteem in duidelijke overzichten en diagrammen. Zo krijgt de school een zicht op de effecten van haar inspanningen op dit vlak.  Het inschakelen van zorg- of GOK-leerkrachten voor vervanging van collega’s kan de realisatie van de vooropgestelde doelen bemoeilijken.  Het team neemt ook initiatieven om de kwaliteit van leerbegeleiding verder te ontwikkelen. Zo was de professionalisering rond handelingsgericht werken de aanleiding om bij de beeldvorming van kinderen meer uit te gaan van positieve kenmerken.  Er loopt ook een traject om de uitgebreide klas- en kinddossiers te digitaliseren. Dit proces is nog in volle ontwikkeling, waardoor er nog overlappingen zijn. Soms is het ook niet evident om noodzakelijke leerlingeninformatie vlot terug te vinden. Het team heeft nog niet uitgeklaard hoever het met dit digitaal volgsysteem wil gaan en hoe ze dit wil faseren.  Teamleden uit de kleuterafdeling reflecteerden over de functionaliteit van genormeerde testen bij kleuters. Dit zorgde voor een meer genuanceerde visie, maar of de huidige testfrequentie echt noodzakelijk is, blijft eerder onduidelijk.

5. ALGEMEEN BELEID VAN DE SCHOOL Het onderzoek naar het algemeen beleid van de school levert volgende vaststellingen op:  Bij het beleid van de school kan de directeur rekenen op de beleidsondersteuner, die tevens het zorgbeleid coördineert op het niveau van de scholengemeenschap. Op het vlak van zorgbeleid ontwikkelt ook de plaatselijke zorgcoördinator beleidsinitiatieven.  De directeur ziet het welbevinden van kinderen en een goed administratief en organisatorisch beleid als belangrijke klemtonen in haar opdracht. Daarnaast wil ze ook oog hebben voor het welbevinden van personeelsleden. De zorg voor goede contacten

23655 – Gemeentelijke Basisschool te Erpe-Mere 15 met ouders en diverse organisaties en diensten, ervaart ze als een groeiende opdracht die de andere aandachtspunten vaak doorkruist.  De beleidsondersteuner richt zich, in combinatie met haar zorgopdracht, op een vraaggestuurde ondersteuning van het team. De leerkrachten waarderen deze klasnabije coaching bij het invullen van hun pedagogisch-didactische opdracht.  De verdeling van taken en bevoegdheden tussen directeur en beleidsondersteuner is nog niet helder vastgelegd. Daardoor heeft de efficiëntie van coördinatie en ondersteuning nog een groeimarge. Het initiatief om de verwachtingen van teamleden en directie op dit vlak scherper te omlijnen, kan voor meer duidelijkheid en verhoogde effectiviteit zorgen.  Delegatie naar werkgroepen is weinig gebruikelijk. Sommige teamleden worden aangesproken om verantwoordelijkheden op zich te nemen, zoals bijvoorbeeld voor de implementatie van techniek of muzische vorming.  De directeur is wekelijks een vaste dag aanwezig in de tweede vestigingsplaats en kan voor de dagelijkse organisatie ook rekenen op de betrokken inzet van het plaatselijke team.  Recent organiseerde de directeur, met ondersteuning van de coördinerend directeur, een gesprek met elke leerkracht over de functionaliteit van de klaswand. De betrokken teamleden waarderen dit overleg heel sterk, omdat het aansluit bij hun kernopdracht. Ze vinden deze vorm van ondersteunend klasbezoek voor herhaling vatbaar.  Vanuit dezelfde optiek vinden vele teamleden het functioneringsgesprek (en andere individuele gesprekken met de directeur) zinvolle overlegmomenten.  Teamvergaderingen gaan op vastgelegde data afwisselend door op beide vestigingen. Agendapunten zijn vooraf gekend en de teamleden hebben inspraak in het beginuur. De besluitvorming ligt nog vaak moeilijk, waardoor sommige agendapunten zonder duidelijke conclusie, naar de volgende vergadering doorschuiven.  De school worstelt nog met de zorg voor een veilig en stimulerend communicatieklimaat, waarin verschillen in mening niet bedreigend overkomen. Dit bemoeilijkt in zekere zin het stroomlijnen van de beschikbare capaciteiten tot een gezamenlijke doelgerichtheid.  De wekelijkse - weliswaar zeer uitgebreide - nieuwsbrief is een waardevol kanaal om de transparantie te verhogen. Afspraken onder de aandacht brengen of succesvolle initiatieven waarderen, kunnen bijkomende doelen zijn.  De school volgt haar onderwijskwaliteit op. Daartoe neemt ze onder meer deel aan schooloverstijgende proeven van het eigen net. De leerkrachten van de hoogste klassen analyseren de resultaten en bespreken eventuele hiaten op een personeelsvergadering. Bijsturingen rond bijvoorbeeld metend rekenen zijn duidelijk merkbaar in de klas.  De evaluatie van het zorgbeleid vanuit indicatoren voor beleidsvoerend vermogen is een voorbeeld van goede praktijk, dat ook de kwaliteitszorg voor andere beleidsaspecten kan inspireren.  Hoewel de school niet echt over een uitgewerkt talenbeleidsplan beschikt, zijn er verscheidene waardevolle initiatieven, zoals initiatie Frans vanaf de kleuterafdeling. Alle leerkrachten gebruiken een verzorgd Standaardnederlands, zowel in de mondelinge als bij de schriftelijke communicatie met de kinderen, ouders en andere schoolpartners.  De school voert een degelijk uitgewerkt gelijkekansenbeleid. Een grondige teamevaluatie van de doelen uit de vorige cyclus, was aanleiding om nieuwe en bijgestuurde doelen te formuleren voor preventie en remediëring en rond socio- emotionele ontwikkeling. Een (te) ambitieus beleidsplan koppelt deze doelen aan concrete acties op het niveau van scholengemeenschap, school, leerkracht en leerling. Nog concreter geformuleerde doelen zouden het team toelaten om de effecten op het leren van de (doelgroep-)leerlingen nauwkeurig in kaart te brengen.

16 23655 – Gemeentelijke Basisschool te Erpe-Mere 6. STERKTES EN ZWAKTES VAN DE SCHOOL

6.1 Wat doet de school goed?

Wat betreft de erkenningsvoorwaarden:  De gerichtheid op leerplandoelen bij het plannen en bewaken van het aanbod.  De afspraken voor verticale samenhang bij de thema’s in de kleuterafdeling en bij wiskunde in de lagere afdeling.  De aandacht voor een werkelijkheidsgericht aanbod, dat aansluit bij de leefwereld van de kleuters.  De implementatie van vernieuwingen voor het domein techniek. Wat betreft de kwaliteit/kwaliteitsbewaking van de processen:  De gestructureerde aanpak van leerzorg en GOK op beleidsniveau en de gerichte eerstelijnszorg bij wiskunde. Wat betreft het algemeen beleid:  De groeiende aandacht voor leerlingenprestaties als kwaliteitsindicator op schoolniveau.  De mogelijkheid om hulp te vragen bij de beleidsondersteuner bij pedagogisch- didactische problemen.  De ondersteuning binnen de scholengemeenschap voor leerzorg en professionalisering.

6.2 Wat kan de school verbeteren?

Wat betreft de erkenningsvoorwaarden:  Reflecteren over een goed evenwicht tussen sturing door de leerkracht en actief leren van de leerling.  Maatregelen nemen om de leergebiedoverschrijdende eindtermen voor ict efficiënt te integreren in wiskunde, wereldoriëntatie en andere leergebieden. Wat betreft de kwaliteit/kwaliteitsbewaking van de processen:  Bij professionalisering de samenhang bewaken tussen behoefteanalyse, keuze van nascholingen en afspraken voor het vervolgtraject.  Een beperkte selectie van prioriteiten, gefaseerd spreiden over middellange termijn.  De complementariteit tussen permanentiemomenten en multidisciplinair overleg beter structureren.  De structuur van het leerlingvolgsysteem transparant maken voor alle kindbetrokkenen. Wat betreft het algemeen beleid:  Het ondersteunend klasbezoek, zoals bij de opvolging van de klaswanden, systematisch verderzetten voor andere didactische aspecten.  Duidelijke afspraken maken over een efficiënte verdeling van taken en bevoegdheden tussen directie en beleidsondersteuner.

6.3 Wat moet de school verbeteren?

 nihil

23655 – Gemeentelijke Basisschool te Erpe-Mere 17 7. ADVIES In uitvoering van het Decreet betreffende de kwaliteit van onderwijs van 8 mei 2009 is het advies voor erkenning

GUNSTIG

voor kleuteronderwijs en lager onderwijs.

8. REGELING VOOR HET VERVOLG Nihil

Namens het inspectieteam, de inspecteur-verslaggever

Johan Kets

Datum van verzending aan de directie en het bestuur van de instelling:

Voor kennisname Het bestuur of zijn gemandateerde

Naam:

18 23655 – Gemeentelijke Basisschool te Erpe-Mere