Vraag nr. 46 In de Kleine Gete werden in 2002 de basiskwali- van 21 november 2003 teitsnormen aan de gewestgrens in Landen en in van mevrouw DOMINIQUE GUNS enkel overschreden voor zwevende s t o f f e n , biochemisch zuurstofverbruik (BZV) en Gete – Waterkwaliteit en visbestand f o s f o r. Net voor de samenvloeiing met de Grote G e t e, stroomafwaarts de rioolwaterzuiveringsin- De rivier de Gete is ongeveer 15 km lang en is on- stallatie (RWZI) van Zoutleeuw, werd wel de norm b e v a a r b a a r. Ze ontstaat in Budingen in het oosten voor BZV gerespecteerd, maar niet meer die voor van de provincie V l a a m s-Brabant door samen- chemisch zuurstofverbruik (CZV) en orthofosfaat. vloeiing van de Grote Gete en de Kleine Gete en Het zuurstofgehalte van de waterloop bedroeg in mondt in Halen in de uit. 2002 gemiddeld 8,9 mg/l en het ammoniumgehalte lag vrij laag zodat in het algemeen de waterkwali- teit als tamelijk goed mag worden beschouwd. D e 1. Wat is voor de Gete, de Grote Gete en de Klei- P r a t i-index voor zuurstofverzadiging wees in 2002 ne Gete de kwaliteitsverbetering of kwaliteits- op een "aanvaardbare" kwaliteit. Opvallend zijn verslechtering van het water (fysico-c h e m i s c h e en biologische kwaliteit) voor het jaar 2003 ? echter de zeer hoge gehalten aan zwevend stof die na hevige neerslag opgetekend werden (tot 1.080 mg/l) ; dit wijst op de belangrijke erosieproblema- 2. Welke vooruitgang verwacht men de komende tiek op het Haspengouws Plateau. jaren ? De Kleine Gete voldeed in 2002 aan de viswater- Wanneer wordt een optimaal niveau van de wa- kwaliteitsnormen behalve voor de parameters am- terkwaliteit verwacht ? m o n i u m , zwevende stoffen en fosfor. De viswater- norm voor biochemisch zuurstofverbruik werd op 3. Op welke plaatsen is het visbestand op de Gete, een deel van de meetplaatsen overschreden, t e r w i j l de Grote Gete en de Kleine Gete het grootst en aan de viswaternorm voor zuurstof, in tegenstelling op welke plaatsen bijna onbestaande ? tot 2001, wel voldaan werd. De biologische kwali- teit was in 2002, met een Belgische Biotische Index (BBI) van 5, matig op alle meetplaatsen van de Antwoord Kleine Gete. Deze slechts matige biologische kwa- liteit weerspiegelt de slechte structuurkenmerken Vraag nr. 1 van de waterloop, die grotendeels rechtgetrokken en ingedijkt is. De Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) onder- neemt jaarlijks een grondige evaluatie van de wa- Op grond van de momenteel beschikbare gegevens t e r k w a l i t e i t . Hierbij worden op elke meetplaats de kan worden gesteld dat de Kleine Gete in 2003 basiskwaliteitsnormen van Vlarem II, en waar van grosso modo dezelfde bevredigende kwaliteit zal toepassing ook de viswaternormen, g e t o e t s t . D e halen als in 2002 ; mogelijk zal zelfs een iets betere laatste volledige beschikbare gegevens betreffen kwaliteit worden bereikt. Zo daalde het zuurstof- het jaar 2002. Voor 2003 beschikt de VMM reeds gehalte ondanks de droge en hete zomer nooit over maandelijkse fysico-chemische analyseresulta- onder de 6,5 mg/l. Het gemiddelde van januari tot ten tot en met oktober. Biologische kwaliteitsgege- oktober bedraagt naargelang de meetplaats 8,5 à vens zijn voor 2003 nog niet voorhanden. 8,8 mg/l. De basiskwaliteits- en viswaternormen voor BZV worden op alle meetplaatsen gerespec- De Kleine Gete, de Grote Gete (vanaf de monding t e e r d . Hoewel er nog steeds normoverschrijdingen van de Molenbeek in ) en de Gete hebben z i j n , ligt het gehalte aan zwevende stoffen ingevol- de bestemming viswater voor karperachtigen. ge de langdurige droogteperiode beduidend lager in vergelijking met voorgaande jaren. Zowel de Kleine Gete als de Grote Gete ontsprin- gen in Wa l l o n i ë . De Kleine Gete stroomt er onder De Grote Gete heeft haar hoogste zuurstofgehalte meer door Hélécine en de Grote Gete door Jo- (gemiddeld 9,0 mg/l in 2002 t.o. v. 7,8 mg/l in 2001) doigne (Geldenaken). bij het binnenstromen van het Vlaamse gewest en stroomafwaarts de RWZI van . Op dit In het algemeen werd in 2002, ten opzichte van de traject (stroomopwaarts Tienen) werden in 2002 de voorgaande jaren, een opmerkelijke verbetering in basiskwaliteitsnormen gehaald, met uitzondering de zuurstofhuishouding vastgesteld, en dit voor de van die voor zwevende stoffen en fosfor, die voor Kleine Gete, de Grote Gete en de Gete. zuurtegraad (pH) aan de gewestgrens (eenmalige p H-piek van 8,6) en die voor CZV stroomafwaarts In 2003 gaat de kwaliteit van de Grote Gete de RWZI Hoegaarden. In 2001 werden de basis- stroomafwaarts Tienen er duidelijk op achteruit. kwaliteitsnormen voor BZV en CZV nog over- Het warme en droge weer (gering debiet) vergroot schreden op alle meetplaatsen van dit traject, e n immers het effect van de talrijke lozingen. Het ge- die voor zuurstof en Kjeldahlstikstof stroomaf- middelde zuurstofgehalte van januari tot oktober waarts de lozingen van Interbrew en de RW Z I bedraagt amper 4,6 à 4,8 mg/l terwijl de basiskwali- H o e g a a r d e n . De kwaliteit van de Grote Gete is er teitsnorm 5 mg/l bedraagt. In Utsenaken werd een hier recentelijk dus op vooruitgegaan en in 2002 minimum van 1,9 mg/l opgetekend. Enkele malen wees de Prati-index voor zuurstofverzadiging op werden uiterst hoge waarden opgetekend voor een "aanvaardbare" kwaliteit. De biologische kwa- B Z V, CZV en het voor vissen erg giftige nitriet. D e liteit blijft ook hier evenwel slechts matig (BBI=5). normen voor fosfor en ammonium werden totnog- toe in 2003 echter wel gerespecteerd. Op grond van de momenteel beschikbare gegevens kan worden gesteld dat de Grote Gete stroomop- Zowel in de Kleine Gete als in de Grote Gete wor- waarts van Tienen in 2003 een iets minder goede den alle huidig geldende normen voor bestrijdings- kwaliteit zal halen dan in 2002. Het gemiddelde middelen gerespecteerd. zuurstofgehalte van januari tot oktober bedraagt 7,5 mg/l. Wel ziet het ernaar uit dat nagenoeg alle De G e t e vertoonde in 2002 naargelang de meet- basiskwaliteitsnormen ook in 2003 gerespecteerd plaats normoverschrijdingen voor zwevende stof- zullen worden. Het gehalte aan zwevende stoffen f e n , C Z V, fosfor en orthofosfaat. Na de samen- ligt in vergelijking met voorgaande jaren zeer laag, vloeiing met de Herk in Halen waren er bijkomen- op twee opvallende pieken aan de Waalse grens na, de normoverschrijdingen voor zuurstof en zuurte- in augustus en oktober 2003. Tevens vallen hier g r a a d , en tevens ook voor polycyclische aromati- twee vrij hoge waarden voor zink op; deze blijven sche koolwaterstoffen (PA K ) . Op de meeste meet- echter onder de basiskwaliteitsnorm (200 mg/l) plaatsen werden de viswaternormen overschreden voor deze parameter. voor ammonium, fosfor en zwevende stoffen. D e P r a t i-index voor zuurstofverzadiging wees voor de Gete op een "matige verontreiniging" en ook de Stroomafwaarts Ti e n e n treedt een geleidelijke biologische kwaliteit is slechts matig, met op alle kwaliteitsverslechtering op in de Grote Gete, i n g e- meetplaatsen BBI-waarden van 5. volge huishoudelijke en, v o o r a l , industriële lozin- g e n . Het zuurstofgehalte daalde in 2002 geleidelijk van gemiddeld 8,5 mg/l (minimum 5,1 mg/l) net Zoals de Grote Gete heeft ook de Gete in 2003 ge- voorbij het centrum van Tienen tot 6,4 mg/l (mini- leden onder het warme en droge weer. De kwaliteit mum 1,7 mg/l) voor de samenvloeiing met de Klei- gaat erop achteruit ; de basiskwaliteitsnormen wor- ne Gete. Daar werden de basiskwaliteitsnormen den op alle meetplaatsen overschreden voor zuur- dan ook overschreden voor zuurstof, z w e v e n d e s t o f, C Z V, fosfor en zwevende stoffen. In Halen s t o f f e n , fosfor en orthofosfaat. Merkwaardig is ver- werd in juni zelfs een ongewoon laag (1,9 mg/l) der dat het ammoniumgehalte – in tegenstelling zuurstofgehalte opgetekend. tot de voorgaande jaren – hier vrij laag (en binnen de normen) blijft. Wellicht is dit te danken aan de Vraag nr. 2 renovatie van de RWZI van Ti e n e n , die begin 2002 een feit was. In Utsenaken worden ook de normen De zuiveringsinfrastructuur is in het Getebekken voor BZV en CZV overschreden, in Tienen enkel nog maar gedeeltelijk uitgebouwd. Enkel de RW- die voor CZV. ZI's van Hoegaarden, L a n d e n-R u m s d o r p, S i n t-Tr u i d e n , Ti e n e n , Zoutleeuw en Halen zijn mo- menteel operationeel. Deze installaties behandelen Op de meeste meetplaatsen van de Grote Gete thans een vuilvracht van 98.246 inwonersequiva- stroomafwaarts Tienen worden de viswaternormen l e n t e n , op een totale bevolking van 155.821 inwo- overschreden voor ammonium, fosfor en zwevende ners in de respectieve zuiveringsgebieden (het zui- stoffen en op een deel van de meetplaatsen tevens veringsgebied Halen is slechts voor een klein ge- die voor BZV en zuurstof. deelte in het Getebekken gelegen). Het zuiverings- percentage bedraagt vandaag dus 63 %. De RW- De Prati-index voor zuurstofverzadiging wees in ZI's van Geetbets, L a n d e n-Eliksem en Oplinter, e n 2002 voor de Grote Gete stroomafwaarts Ti e n e n de KWZI's Hoksem, L i n t e r-O r s m a a l , L i n t e r-O v e r- op "matige verontreiniging". De biologische kwali- h e s p e n , Meldert en Willebringen wachten nog op teit is slecht (BBI=4) in Tienen en weer matig meer realisatie (KWZI : k l e i n s chalige waterzuiveringsin - stroomafwaarts. stallatie – red.). De situatie verschilt erg per waterloop. In het bek- werd op beide staalnameplaatsen aangetroffen, d e ken van de Kleine Gete wordt thans nog maar 36 andere vissoorten telkens op één plaats. D r i e d o o r- % van de huishoudelijke afvalwaters gezuiverd ; i n nige stekelbaars is zowel wat aantalsverhouding het bekken van de Dormaalbeek (die in de Kleine (75 %) als gewichtsverhouding (66 %) betreft de Gete uitmondt) is dat 83 %. In het stroomgebied meest voorkomende vissoort. van de Grote Gete bedraagt het zuiveringspercen- tage tot Tienen 41 %, en vanaf Tienen 73 %. In het stroomgebied van de Gete ten slotte is het zuive- b) De Grote Gete werd door het Instituut voor ringspercentage thans 69 %, en dat van de Melster- Bosbouw en Wildbeheer in oktober 2003 bemon- beek (een zijbeek van de Gete) 78 %. s t e r d . De afvissingen werden uitgevoerd door mid- del van elektrovisserij en fuikvisserij. De meeste vissen werden echter gevangen met behulp van de Rekening houdende met het laatst goedgekeurd e l e k t r o v i s s e r i j . Er werd op vijf plaatsen bemon- I n v e s t e r i n g s p r o g r a m m a , namelijk dat van sterd : U t s e n a k e n ,Tienen (twee vistrappen, N i e u w 2 0 0 4-2 0 0 8 , zal in het bekken van de Kleine Gete Overlaar en Groot Overlaar). Er werden in totaal een zuiveringsgraad van 79 % worden gehaald, elf vissoorten gevangen, namelijk baars, b e e k f o r e l , maar in dat van de Grote Gete (stroomopwaarts b e r m p j e, b l a n k v o o r n ,b l a u w b a n d g r o n d e l , d r i e d o o r- Tienen) zal dat slechts 54 % zijn. In het stroomge- nige stekelbaars, g i e b e l , k r o e s k a r p e r, r e g e n b o o g f o- bied van de Grote Gete vanaf Tienen zal de zuive- r e l , riviergrondel en winde. Op één bemonsterings- ringsgraad 93 % bedragen en in dat van de Gete plaats (vistrap aan het Begijnhof in Tienen) werd zelfs 97 %. geen vis gevangen om de eenvoudige reden dat de waterloop droogstond. Vermelden we ook dat de renovatie van de RW Z I van Tienen begin 2002 voltooid werd en dat de RWZI van Sint-Truiden momenteel in renovatie is. De meest verspreide soorten zijn beekforel, b e r m- Dit betekent dat de twee belangrijkste zuiverings- p j e, b l a u w b a n d g r o n d e l , driedoornige stekelbaars installaties in het Getebekken uitgerust zullen zijn en riviergrondel (gevangen op drie staalnameplaat- met een tertiaire zuivering (nutriëntverwijdering), s e n ) , gevolgd door blankvoorn (gevangen op twee wat een bijkomende kwaliteitsverbetering tot ge- s t a a l n a m e p l a a t s e n ) . Op basis van de aantalsver- volg zal hebben. In de Grote Gete is reeds het ef- houdingen blijkt driedoornige stekelbaars met 74 fect merkbaar van de renovatie van de RWZI van % de meest voorkomende vissoort in de Grote Tienen. G e t e. Noemenswaardig zijn ook riviergrondel en bermpje (11 %) en blankvoorn en blauwbandgron- De belangrijkste knelpunten voor de uitbouw van del (2 %). De gewichtsverhoudingen geven een de zuiveringsinfrastructuur zijn enerzijds de vertra- ander beeld : hier is riviergrondel (30 %) de meest gingen te wijten aan problemen m.b.t . de vestig i n g s- voorkomende vissoort, gevolgd door regenboogfo- plaats en anderzijds de aansluiting van de kleine rel (22 %), bermpje ( 2%) en driedoornige stekel- dorpskernen in dit toch vrij landelijke gebied. baars (19 %). Ook blankvoorn (7 %) en blauw- bandgrondel zijn het vermelden waard. Van baars, Ten slotte hangt de verbetering van de waterkwali- g i e b e l , kroeskarper en winde kon de aanwezigheid teit in het stroomgebied van de Getes ook af van op de Grote Gete vastgesteld worden maar het wat bovenstrooms, met name in Wallonië, gebeurt. gaat hier om een zeer beperkt aantal individuen (< 5 exemplaren). Of een betere fysisch-chemische waterkwaliteit zich ook zal vertalen in een verbetering van de bio- In 2001 voerde het Instituut voor Bosbouw en logische waterkwaliteit, valt nog af te wachten. D e Wildbeheer op zeven staalnameplaatsen bemonste- zeer zwakke structuurkenmerken van de Getes zijn ringen uit op de Grote Gete. Het waren andere immers een hinderpaal voor de ontwikkeling van staalnameplaatsen dan in 2003. Er werden ook een rijke en gediversifieerde flora en fauna. toen elf vissoorten gevangen, namelijk blankvoorn, b e e k f o r e l ,b e r m p j e, b l a u w b a n d g r o n d e l , d r i e d o o r n i- Vraag nr. 3 ge stekelbaars, g i e b e l , d i k k o p e l r i t s, k o p v o o r n ,t i e n- doornige stekelbaars, regenboogforel en zeelt. E r a) De G e t e werd in 2001 bemonsterd. De afvissin- dient wel te worden opgemerkt dat er andere vis- gen werden wadend uitgevoerd met behulp van soorten gevangen werden dan in 2003 (tabel). Z o e l e k t r o v i s s e r i j . Op de twee bemonsterde staalna- werden baars, k r o e s k a r p e r, riviergrondel en winde meplaatsen (Zoutleeuw en Halen) werden gevan- niet gevangen in 2001, omgekeerd werden geen gen : b l a u w b a n d g r o n d e l , driedoornige stekelbaars, d i k k o p e l r i t s, k o p v o o r n , tiendoornige stekelbaars giebel en riviergrondel. Driedoornige stekelbaars en zeelt gevangen in 2003. De meest verspreide soorten in 2001 zijn beekfo- versiteit tussen zes en negen vissoorten. Aan de r e l , b l a u w b a n d g r o n d e l , driedoornige stekelbaars, brouwerij in Hoegaarden en de vispassage aan het giebel en kopvoorn (gevangen op drie staalname- Begijnhof in Tienen werden geen vissen aangetrof- p l a a t s e n ) , gevolgd door blankvoorn, d i k k o p e l r i t s f e n , dit laatste omdat er geen water stond in de vis- en tiendoornige stekelbaars (gevangen op twee t r a p. De bemonsteringen gebeurden tijdens de pe- staalnameplaatsen). riode van de bietencampagne. De suikerraffinade- rij van Tienen onttrekt dan water aan de Grote Driedoornige stekelbaars (34 %) komt ook hier in Gete waardoor de vistrappen een veel kleiner de- de grootste hoeveelheden voor, al is het wel in een biet krijgen of zelfs droog komen te staan. kleiner percentage dan tijdens de bemonsteringen in 2003. Beekforel (23 %), kopvoorn (13 %) en Het is niet zinvol om beide bemonsteringsjaren tiendoornige stekelbaars (18 %) zijn eveneens veel 2001 en 2003 te vergelijken daar de staalname- voorkomende vissoorten. Voor de gewichtsverhou- plaatsen verschilden en er in 2003 minder plaatsen dingen valt het lage percentage voor driedoornige afgevist werden. Zoals reeds eerder vermeld, w e r- en tiendoornige stekelbaars op (1 %). Beekforel is den er ook andere vissoorten aangetroffen tijdens met 46 % de vissoort met het grootste biomassa- beide bemonsteringsjaren. Hieruit kan niet zomaar p e r c e n t a g e, gevolgd door kopvoorn (27 %) en re- besloten worden dat de visstand aan het verande- genboogforel (20 %). De aanwezigheid van berm- ren is, beide bemonsteringen gebeurden tijdens p j e, b l a n k v o o r n , dikkopelrits en zeelt werd vastge- verschillende jaargetijden, in 2001 werd er in de steld doch in zeer lage hoeveelheden (< 5 exempla- maand maart afgevist, in 2003 was dat in de maand ren). o k t o b e r. Er kunnen seizoenale verschuivingen op- treden. De soortendiversiteit is op de Grote Gete overal v e r g e l i j k b a a r. Enkel aan de watermolen in Utsena- k e n , de molen in Klein Overlaar (Tienen) en in Tabel : Overzicht van de aangetroffen vissoorten Rotemwinning werd slechts één vissoort aangetrof- op de Grote Gete tijdens de bemonsteringen in f e n . Op de andere plaatsen varieerde de soortendi- 2001 en 2003.

Vissoort 2001 2003 Gewicht in gram Aantal stuks Gewicht in gram Aantal in stuks

baars 0 0 227,4 4 beekforel 3669,5 37 1918,2 6 bermpje 66,4 4 2529,7 329 blankvoorn 60,8 2 827,2 47 blauwbandgrondel 30,4 13 230 56 dikkopelrits 9,5 2 0 0 driedoornige stekelbaars 116,1 53 2350,7 2205 giebel 403,4 17 9,4 2 kroeskarper 0 0 13,8 1 kopvoorn 2179,6 20 0 0 regenboogforel 1586,8 2 2733,2 9 tiendoornige stekelbaars 69,5 29 0 0 riviergrondel 0 0 3938,9 332 zeelt 77,3 1 0 0 winde 0 0 358,6 1

Totaal 8269,3 180 15137,1 2992 c) De Kleine Gete werd bemonsterd op zeven staalnameplaatsen (Landen, Linter en Zoutleeuw). De bemonsteringen vonden plaats in 2001, s i n s d i e n zijn er nog geen recentere gegevens beschikbaar. De afvissingen werden uitgevoerd met behulp van de elektrovisserij. Alle afvissingen gebeurden wa- d e n d . Er werden dertien vissoorten aangetroffen: b a a r s, b e e k f o r e l ,b e r m p j e, b l a n k v o o r n ,b l a u w b a n d- g r o n d e l , b r a s e m , driedoornige stekelbaars, g i e b e l , k o p v o o r n , r e g e n b o o g f o r e l , tiendoornige stekel- baars, rietvoorn en riviergrondel.

De meest verspreide vissoort op de Kleine Gete is de driedoornige stekelbaars die op alle staalname- plaatsen werd aangetroffen. Ook bermpje en ri- viergrondel komen algemeen voor, zij werden op vier staalnameplaatsen gevangen. De overige vis- soorten werden op slechts één of twee staalname- plaatsen aangetroffen. In aantalsverhouding is driedoornige stekelbaars de meest dominante vis- soort met 61 %. Ook bermpje (19 %), beekforel (8 %) en riviergrondel (8 %) komen in redelijke aan- tallen voor. Voor de gewichtsverhouding is beekfo- rel de meest voorkomende vissoort met 38 %, g e- volgd door brasem (30 %) en regenboogforel (11 % ) .Van baars, b l a n k v o o r n , b l a u w b a n d g r o n d e l ,b r a- s e m , g i e b e l , k o p v o o r n , r e g e n b o o g f o r e l , r i e t v o o r n en tiendoornige stekelbaars wordt de aanwezigheid vastgesteld op de Kleine Gete, maar het gaat hier- bij om zeer kleine aantallen (< 10 exemplaren).