<<

Arnhem- Een analyse van de economische groei 1996 - 2015

1

Arnhem Nijmegen een analyse van de economische groei 1996-2015

augustus 2016

Menno Walsweer Bureau Economisch Onderzoek

2

© Provincie

Gebruik van de inhoud van deze publicatie is toegestaan, mits de bron duidelijk wordt vermeld

3

Conclusie

Volgens de Regionale Rekeningen van het CBS heeft de regio Arnhem/Nijmegen in de pe- riode 1996-2015 een groeiachterstand van het Bruto Binnenlands Product (BBP) opgelo- pen van 15%. Van de vier Gelderse COROP-gebieden was de groei in Arnhem/Nijmegen het laagste, en binnen de rangorde van de 40 Nederlandse regio’s scoort de regio met de twaalfde plaats van onderen eveneens laag.

In dit rapport is een poging ondernomen deze groeiachterstand nader te ontrafelen en te duiden. Daarbij is gebleken dat een vijfde deel van de achterstand een administratieve oorzaak heeft (gemeentelijke herindeling) en dus buiten beschouwing moet worden gela- ten. Wordt hiervoor gecorrigeerd dan schuift de regio op van de 29 e naar de 24 e plaats en de groeiachterstand loopt terug naar 12%. Een nadere analyse leert dat het overgrote deel van deze achterstand is terug te voeren op slechts een paar jaren waarin verschillende sectorontwikkelingen sterk afwijken van Nederland. Bij een tweetal sectoren – die tesa- men maar een beperkte invloed hebben uitgeoefend - lijkt er wel sprake te zijn van een structureel lagere groeivoet. Bij de ene sector is dit toe te schrijven aan de ontwikkeling van een individueel bedrijf, bij de tweede hebben de conjuncturele periodes van stagnatie en recessie een bepalende invloed gehad. Al met al duiden de sectorale ontwikkelingen – en de daaruit resulterende groei van het BBP - in de regio Arnhem/Nijmegen niet op een structurele achterliggende problematiek, maar gaat het voornamelijk om een aantal inci- dentele gebeurtenissen die merendeels al geruime tijd geleden hebben plaatsgevonden.

Consistent met deze conclusie is de bevinding dat de achtergebleven economische groei geen aantoonbare invloed heeft gehad op andere belangrijke economische grootheden. De economische prestatie van Arnhem/Nijmegen (uitgedrukt in het kengetal BBP per hoofd van de bevolking) valt in de modale categorie en dat was in 1995 ook al zo. De regio bekleedt in de rangorde van de 40 Nederlandse regio’s de 13 e plaats. Het welvaartsniveau van de inwoners van Arnhem/Nijmegen en de ontwikkeling daarin is gemiddeld. Ook de werkgelegenheid uitgedrukt in mensjaren arbeid verliep conform het landelijke groeitem- po. Wanneer de werkgelegenheid wordt uitgedrukt in banen dan is de ontwikkeling zelfs positiever geweest (sterkere groei van deeltijdbanen). Alleen bij de uitkeringsafhankelijk- heid (uitkeringen in % van de 15-65 jarige bevolking) is Arnhem/Nijmegen geen modale, gemiddelde regio. Het niveau ligt structureel boven het Nederlandse en in de regionale rangorde staat de regio met de 33 e plaats erg laag. Het is evenwel niet aannemelijk dat de- ze situatie is toe te schrijven aan de achtergebleven economische groei. Zeer waarschijnlijk zijn andere dan regio-specifieke economische factoren daarvoor verantwoordelijk. Daarbij kan gedacht worden aan een complex van demografische en sociaal-maatschappelijke omstan digheden.

4

Inhoudsopgave

1 Samenvatting en conclusies 7

2 Aanleiding 13

3 Doorwerking 15

BBP per hoofd van de bevolking 15 Besteedbaar inkomen 17 Ontwikkeling in arbeidsvolume 19 Ontwikkeling in banen 20 Uitkeringsafhankelijkheid 22

4 Verklaring 27

Gemeentelijke herindeling 27 Productiestructuur en de groei per sector 28 Industrie 29 Bouwnijverheid 31 handel, vervoer en horeca 34 informatie en communicatie 36 financiële dienstverlening 38 verhuur en handel van onroerend goed 39 Zakelijke dienstverlening 41 Cultuur, recreatie en overige dienstverlening 43

Bijlage

Gemeentelijke samenstelling Gelderse COROP-gebieden 45

5

1 Samenvatting en conclusies

economische groei Het Bruto Binnenlands Product van de regio Arnhem/Nijmegen is vol- gens het CBS in de periode 1996-2015 toegenomen met in totaal 30%

(volumegroei, gecorrigeerd voor inflatie). In Nederland lag de groei met 45% een derde hoger. Van de vier Gelderse COROP-gebieden was de groei in Arnhem/Nijmegen het laagste, en binnen de rangorde van de

40 Nederlandse COROP-gebieden scoort de regio laag met een twaalf- de plaats van onderen.

afgeleiafgeleidede effecteffectenenenen De vraag is interessant of de tragere economische groei van de regio Arnhem/Nijmegen ook een weerslag heeft gehad op de ontwikkeling

van andere belangrijke economische grootheden: arbeidsvolume (de werkgelegenheid uitgedrukt in mensjaren arbeid), besteedbaar inko- men, BBP per capita en de uitkeringsafhankelijkheid. Geconcludeerd

kan worden dat dit niet het geval is geweest. De tragere economische groei lijkt een op zich zelf staand fenomeen te zijn. De plaats in het on- derste kwartiel in de rangorde van 40 regio’s gaat niet gepaard met

een evenredig lage klassering bij de drie eerst genoemde grootheden. De regio vertoeft op deze terreinen rondom het landelijk gemiddelde, en in de rangorde van Nederlandse regio’s bevindt Arnhem/Nijmegen

zich steeds in de grote groep middenmoters. Alleen bij de uitkeringsaf- hankelijkheid is Arnhem/Nijmegen geen modale, gemiddelde regio. De uitkeringsafhankelijkheid ligt structureel boven het Nederlandse niveau

en de afstand tot het landelijk gemiddelde fluctueert met de stand van de conjunctuur. Hoewel het verschil met Nederland in absolute termen gemeten niet schokkend groot is, eindigt Arnhem/Nijmegen in de regi-

onale rangorde erg laag. Het is evenwel niet aannemelijk dat deze situ- atie is toe te schrijven aan de achtergebleven economische groei. Zeer waarschijnlijk zijn andere dan regio-specifieke economische factoren

daarvoor verantwoordelijk. Daarbij kan gedacht worden aan een com- plex van demografische en sociaal- omstandigheden. banengroei Het arbeidsvolume geeft aan hoeveel eenheden aan arbeidsjaren be- nodigd zijn voor de voortbrenging van de productie. Voor de arbeids- markt is vooral van belang hoeveel personen daarbij betrokken zijn. Twee of meer deeltijdwerkers kunnen samen één arbeidsjaar voor hun rekening nemen. Zoals gezegd verliep het arbeidsvolume in Arnhem/- Nijmegen conform het landelijke groeitempo, maar wanneer de werk- gelegenheid wordt uitgedrukt in banen dan is de ontwikkeling zelfs be- ter verlopen. De snellere banengroei is gerealiseerd in de periode 1994-2004 in vooral de Zakelijke diensten en de Gezondheids- en wel-

6

zijnszorg. Door het hoge aantal deeltijdbanen in deze twee regionaal sterk geëxpandeerde sectoren, kwam de banengroei hoger uit dan in Nederland gemiddeld. gemeentelijke De groeiachterstand van het BBP in Arnhem/Nijmegen is geleidelijk herindeling ontstaan in de periode 1996-2013, sindsdien is de afstand tot Neder-

land gestabiliseerd en is het gat niet groter geworden. Een deel van de groeiachterstand blijkt een administratieve achtergrond te hebben (gemeentelijke herindeling in 2005). Na correctie voor de herindeling

kan de periodegroei in Arnhem/Nijmegen becijferd worden op 33%.

Figuur 1. Volumegroei van het BBP (indexcijfers 1995=100), Nederland en COROP-gebied Arnhem/Nijmegen, gecorrigeerd voor gemeentelijke herindeling

150

145 A/N NL 140

135

130

125

120

115

110

105 100 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015

Bron Regionale Rekeningen, CBS; correctie herindeling Bureau Economisch On-

derzoek, provincie Gelderland

Het verschil met Nederland is daarmee teruggebracht tot 12% en Arn-

e hem/Nijmegen schuift in de regionale rangorde op van de 29 naar de 24 e plaats (figuur 2 pagina 8).

economische structuur Over het algemeen kunnen regionale groeiverschillen voor een (be-

langrijk) deel verklaard worden uit de economische structuur. Wanneer

bijvoorbeeld het regionale bedrijfsleven sterker dan in Nederland ge- concentreerd is in stagnerende of juist expanderende bedrijfstakken,

dan zal de totale economische groei in de regio alleen al om die reden

afwijken van het landelijk gemiddelde. Een globale groeikrachtanalyse laat echter zien dat de achterstand van Arnhem/Nijmegen niet ver-

klaard kan worden uit de sectorstructuur. Deze lijkt zo sterk op de Ne-

derlandse dat bij een gelijke sectorontwikkeling, de totale economische groei vrijwel op het landelijke groeipercentage uit zou zijn gekomen. In

werkelijkheid hebben zich echter grote verschillen voorgedaan.

7

Figuur 2. Totale volumegroei BBP (in %) in de periode 1996-2015, Ne- derland en de 40 COROP-gebieden, gecorrigeerd voor de gemeentelijke

herindeling in Gelderland

Flevoland Zuidwest-Gelderland ◄

Groot- Zuidoost-Noord-Brabant Zuidwest- Noordoost-Noord-Brabant ◄ Zuidoost-Friesland

Midden- Noord-Overijssel West-Noord-Brabant Groot-Rijnmond Nederland Agl. en Bollenstreek Zuidoost-Zuid-Holland en omgeving Overig Noord-Limburg Kop van Noord-Holland Midden-Noord-Brabant en Westland Zaanstreek Arnhem/Nijmegen ◄ Zuid-Limburg Agl. 's-Gravenhage Zuidwest-Overijssel ◄ Het Gooi en Vechtstreek Noord- Oost-Zuid-Holland Zuidwest-Drenthe Zeeuwsch-Vlaanderen Oost- Overig Groningen IJmond Noord-Friesland Zuidoost-Drenthe Agglomeratie Delfzijl en omgeving

-10 0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100

Bron: Regionale Rekeningen, CBS; correctie herindeling Bureau Economi sch Ond erzoek

sectorale invloed In de CBS-statistiek over economische volumegroei worden twaalf sec- toren onderscheiden, in acht daarvan bleef de ontwikkeling in Arn-

hem/Nijmegen achter bij Nederland, in vier was de groei beter. Per saldo resulteerde dit in 12% minder reële groei van het BBP. In tabel 3 is deze afwijkende groei nader ontrafeld naar de invloed van de ver-

schillende sectoren.

8

Tabel 3. Invloed van de afwijkende regionale sectorgroei op het groei- verschil van het BBP tussen Arnhem/Nijmegen en Nederland in de tota-

le periode 1996-2015

sbi Sectoren Afwijking in procentpunten

positief negatief A Landbouw, bosbouw en visserij +0,0 B Delfstoffenwinning +0,0

C Industrie - 5,9 DE Nutsbedrijven +2,0

F Bouwnijverheid - 0,5 G-I Handel, vervoer en horeca -1,7 J Informatie en communicatie -2,2 K Financiële dienstverlening -1,4 L Verhuur en handel van onroerend goed -0,7 M-N Zakelijke dienstverlening -1,7 0-Q Overheid en zorg +0,6 R-U Cultuur, recreatie, overige diensten -0,5 Totaal +2,7 -14,7 A-U Groeiverschil BBP met NL (saldo van + en -) -12,0

Bron berekeningen en correctie voor gemeentelijke herindeling: Bureau Econo- misch Onderzoek, op basis van de Regionale Rekeningen van het CBS.

Uit dit overzicht blijkt dat 40% van de groeiachterstand is toe te schrij- ven aan de productieontwikkeling van de industrie. De overige 60% komt voornamelijk op het conto van een viertal sectoren in de com-

merciële dienstverlening: Informatie en communicatie, Handel, vervoer en horeca, Financiële dienstverlening en Zakelijke dienstverlening. regionale vergelijking Van de sectoren die onder het gemiddelde presteerde is niet alleen ge- keken naar de afwijking ten opzichte van Nederland, maar is ook in

beeld gebracht hoe zij het doen in vergelijking met de andere regio’s in Nederland.

Tabel 4. Plaats van de regio Arnhem/Nijmegen in de rangorde van de

40 Nederlandse COROP-gebieden (gerangschikt naar de hoogte van de groei van de toegevoegde waarde in de periode 1996-2013)

Industrie 35 Financiële dienstverlening 26

Bouwnijverheid 24 Verhuur-, handel onroerend goed 27

Handel, vervoer en horeca 25 Zakelijke dienstverlening 30 Informatie en communicatie 34 Cultuur, recreatie, overige diensten 29

Bron Regionale Rekeningen CBS, correctie voor gemeentelijke herindeling BEO

9

Daaruit komt naar voren dat alle acht sectoren laag in de regionale rangorde staan: altijd in de onderste helft, waarvan vier keer zelfs

rondom het laagste kwartiel. structureel of incidenteel Vervolgens is per sector gekeken of het lagere groeitempo een structu- reel of incidenteel karakter draagt. Dit onderscheid is aangebracht op basis van de ontstaansgeschiedenis van de groeiachterstand:

Tabel 5. Periode waarin de groeiachterstand (de afwijking t.o.v. Neder- land) is ontstaan en de daaraan gekoppelde kwalificatie of het gaat om een structureel of een incidenteel ontwikkelingsverschil met NL

sbi Sectoren ontstaansperiode kwalificatie

C Industrie 2004, 2007, 2012 incidenteel F Bouwnijverheid 2006, 2008, 2009 incidenteel G-I Handel, vervoer en horeca 2002-2005 incidenteel J Informatie en communicatie 1999 incidenteel K Financiële dienstverlening 1996-2013 structureel L Verhuur-, handel onroerend goed 2002-2013 structureel M-N Zakelijke dienstverlening 1996, 1998, 2004 incidenteel R-U Cultuur, recreatie, overige diensten 1999-2002 incidenteel

Bron berekeningen en correctie voor gemeentelijke herindeling: Bureau Econo- misch Onderzoek, provincie Gelderland op basis van de Regionale Rekeningen van het CBS

In zes van de acht sectoren is de groeiachterstand ontstaan in slechts een tot vier jaar, en in veel gevallen liggen de betreffende jaren al vrij ver achter ons. In de overige 13 tot 16 jaar verliep de ontwikkeling in grote lijnen conform het landelijke patroon. De tragere periodegroei duidt in al deze sectoren derhalve niet op een achterliggend structureel probleem, en kan als incidenteel worden gekwalificeerd. De zes be- trokken sectoren zijn tezamen goed voor 85% van de minder goede BBP-groei in Arnhem/Nijmegen.

In de twee resterende sectoren is de achterstand geleidelijk over een lange periode ontstaan, hier draagt de ontwikkeling wel een structu- reel karakter. In de Financiële dienstverlening kan de lagere groeivoet voor een belangrijk deel verklaard worden uit de afbouw van het Giro- hoofdkantoor in Arnhem en de fusie van de Postbank met de ING. De structureel lagere groei in de sector Verhuur-, handel onroerend goed lijkt samen te hangen met een grotere conjunctuurgevoeligheid van de sector in Arnhem/Nijmegen.

10

eindconclusie Volgens de Regionale Rekeningen van het CBS heeft de regio Arnhem/- Nijmegen in de periode 1996-2015 een groeiachterstand van het Bruto Binnenlands Product (BBP) opgelopen van 15%. Van de vier Gelderse COROP-gebieden was de groei in Arnhem/Nijmegen het laagste, en binnen de rangorde van de 40 Nederlandse regio’s scoort de regio met de twaalfde plaats van onderen eveneens laag.

In dit rapport is een poging ondernomen deze groeiachterstand nader te ontrafelen en te duiden. Daarbij is gebleken dat een vijfde deel van de achterstand een administratieve oorzaak heeft (gemeentelijke her- indeling) en dus buiten beschouwing moet worden gelaten. Wordt hiervoor gecorrigeerd dan schuift de regio op van de 24 e naar de 17 e plaats en de groeiachterstand loopt terug naar 12%. Een nadere analy- se leert dat het overgrote deel van deze achterstand is terug te voeren op slechts een paar jaren waarin verschillende sectorontwikkelingen sterk afwijken van Nederland. Bij een tweetal sectoren – die tezamen maar een beperkte invloed hebben uitgeoefend - lijkt er wel sprake te zijn van een structureel lagere groeivoet. Bij de ene sector is dit toe te schrijven aan de ontwikkeling van een individueel bedrijf, bij de tweede hebben de conjuncturele periodes van stagnatie en recessie een bepa- lende invloed gehad. Al met al duiden de sectorale ontwikkelingen – en de daaruit resulterende groei van het BBP - in de regio Arnhem/- Nijmegen niet op een structurele achterliggende problematiek, maar gaat het voornamelijk om een aantal incidentele gebeurtenissen die merendeels al geruime tijd geleden hebben plaatsgevonden.

Consistent met deze conclusie is de bevinding dat de achtergebleven economische groei geen aantoonbare invloed heeft gehad op andere belangrijke economische grootheden. De economische prestatie van Arnhem/Nijmegen (uitgedrukt in het kengetal BBP per hoofd van de bevolking) valt in de modale categorie en dat was in 1995 ook al zo. De regio bekleedt in de rangorde van de 40 Nederlandse regio’s de 13 e plaats. Het welvaartsniveau van de inwoners van Arnhem/Nijmegen en de ontwikkeling daarin is gemiddeld. Ook de werkgelegenheid uitge- drukt in mensjaren arbeid verliep conform het landelijke groeitempo. Wanneer de werkgelegenheid wordt uitgedrukt in banen dan is de ontwikkeling zelfs positiever geweest (sterkere groei van deeltijdba- nen). Alleen bij de uitkeringsafhankelijkheid (uitkeringen in % van de 15-65 jarige bevolking) is Arnhem/Nijmegen geen modale, gemiddelde regio. Het niveau ligt structureel boven het Nederlandse en in de regio- nale rangorde staat de regio met de 33 e plaats erg laag. Het is evenwel niet aannemelijk dat deze situatie is toe te schrijven aan de achterge- bleven economische groei. Zeer waarschijnlijk zijn andere dan regio- specifieke economische factoren daarvoor verantwoordelijk. Daarbij kan gedacht worden aan een complex van demografische en sociaal- maatschappelijke om standigheden.

11

2 Aanleiding

Het Gelderse Bruto Binnenlands Product (BBP) is volgens het CBS sinds 1995 toegenomen met in totaal 44% (volumegroei, gecorrigeerd voor inflatie). De regionale verschillen binnen Gelderland zijn groot waarbij Arnhem/Nijmegen met een toename van ‘slechts’ 30% de laagste groei kende. De Achterhoek realiseerde een stijging van 38% en blijft daar- mee redelijk in het spoor van Gelderland. De Veluwe presteerde boven gemiddelde (56%) en Zuidwest-Gelderland spande de kroon met een groei van 72%. In Nederland bedroeg de groei 45%.

Figuur 6. Totale volumegroei BBP (in %) in de periode 1996-2015, Ne- derland en de 40 COROP-gebieden, gereviseerde cijfers april 2016

Flevoland Zuidwest-Gelderland ◄ Groot-Amsterdam Zuidoost-Noord-Brabant Zuidwest-Friesland Noordoost-Noord-Brabant Utrecht Veluwe ◄ Zuidoost-Friesland Midden-Limburg Noord-Overijssel West-Noord-Brabant Groot-Rijnmond NEDERLAND Agl. Leiden en Bollenstreek Twente Zuidoost-Zuid-Holland Alkmaar en omgeving Overig Zeeland Noord-Limburg Kop van Noord-Holland Midden-Noord-Brabant Achterhoek ◄ Delft en Westland Zaanstreek Zuid-Limburg Agl. 's-Gravenhage Zuidwest-Overijssel Het Gooi en Vechtstreek Arnhem/Nijmegen ◄ Noord-Drenthe Oost-Zuid-Holland Zuidwest-Drenthe Zeeuwsch-Vlaanderen Oost-Groningen Overig Groningen IJmond Noord-Friesland Zuidoost-Drenthe Agglomeratie Haarlem Delfzijl en omgeving -10 0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 Bron: Regionale Rekeningen, CBS; bewerking Bureau Economi sch Ond erzoek

12

Niet alleen voor Gelderse begrippen was de groei in Zuidwest-Gelder- land uitzonderlijk, maar ook binnen Nederland behoort het gebied met plaats twee tot de absolute top van snelst groeiende regio’s. Ook de Veluwe staat met een achtste plaats bij de selecte groep die boven het Nederlands gemiddelde presteerde. De Achterhoek vertoeft met plaats 22 net in de onderste helft van de ranglijst. De regio Arnhem/Nijmegen ten slotte kende van alle Gelderse COROP-gebieden 1 de laagste eco- nomische groei en staat in de Nederlandse regionale rangorde op de twaalfde plaats van onderen 2. Afgezet tegen de Nederlandse ontwikkeling is de groeiachterstand van Arnhem/Nijmegen geleidelijk ontstaan in de periode 1996-2013. Sinds- dien is de afstand tot Nederland gestabiliseerd en is het gat niet groter geworden.

Figuur 7. Volumegroei van het BBP (indexcijfers 1995=100), Nederland en COROP-gebied Arnhem/Nijmegen, gecorrigeerd voor gemeentelijke herindeling

150 145 A/N NL 140

135

130

125

120

115

110 105 100 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015

Bron Regionale Rekeningen, CBS

1 Het laagste geografische schaalniveau waarop statistische gegevens beschikbaar zijn over BBP en econo- mische groei zijn de COROP-gebieden. Sinds 1970 wordt Nederland ten behoeve van de ruimtelijke en regio- naal-economische onderzoek verdeeld in 40 COROP-gebieden (Coördinatie-commissie Regionaal Onder- zoekprogramma). Deze indeling is gebaseerd op het nodale indelingsprincipe. Daarbij zijn gebieden samen- gesteld aan de hand van de functionele samenhang tussen een of meer centrale plaatsen en het ommeland. Zie voor de gemeentelijke samenstelling van de Gelderse COROP-gebieden bijlage 5.

2 De cijfers in figuur 6 wijken af van de cijfers over hetzelfde onderwerp in de Provinciale Economische Ver- kenning 2016-2020 uit februari 2016. Het CBS heeft in april 2016 een nieuwe, gereviseerde regionale tijd- reeks gepubliceerd en de voorlopige uitkomsten voor het jaar 2015 toegevoegd. In de onderhavige publica- tie is uitgegaan van de nieuwe cijfers. De economische groei voor Arnhem/Nijmegen komt in de nieuwe reeks wat hoger uit dan in de oude reeks waardoor de regio opschuift van de negende positie van onderen naar de twaalfde.

13

3 Doorwerking

In dit hoofdstuk wordt getracht na te gaan of de tragere economische groei van de regio Arnhem/Nijmegen invloed heeft gehad op en aantal andere economische grootheden: - BBP per hoofd van de bevolking; - gemiddeld besteedbaar inkomen per inwoner; - ontwikkeling werkgelegenheid (in arbeidsvolume en in banen); - uitkeringsafhankelijkheid

BBP per hoofd van de De productie van bedrijven en instellingen is gelijk aan de verkoop- bevolking waarde van alle geproduceerde goederen en diensten. De aankoop- waarde van alle producten die in het productieproces zijn gebruikt (grondstoffen, halffabricaten, diensten e.d.) wordt het intermediair verbruik genoemd. Het verschil tussen de productie en het intermedi- air verbruik is de toegevoegde waarde, dat wil zeggen de waarde die door de bedrijven zelf is toegevoegd (verkoopwaarde van de productie minus de inkoop van goederen en diensten). Afgezien van bepaalde be- lastingen en subsidies worden uit de toegevoegde waarde de lonen be- taald, wat daarna nog overblijft is het exploitatieoverschot, of wel de winst. De som van alle gevormde toegevoegde waarde wordt het BBP genoemd (bruto binnenlands product). 3

De economische prestatie van een land of regio wordt veelal uitge- drukt in het kengetal 'bruto binnenlands product per hoofd van de be- volking' (BBP per capita). Nederland staat in de rangorde van de EU- landen op de derde plaats (Eurostat) en behoort tot de top twaalf van de best presterende landen van de wereld (World Bank).

Binnen de landsgrenzen zijn de regionale verschillen over het algemeen zeer groot, ook in Nederland (zie figuur 8 volgende pagina). Een be- perkt aantal regio’s presteert op het kengetal BBP per capita beter dan het Nederlands gemiddelde. Het betreft zes regio’s in de Randstad en drie Brabantse regio’s 4. Alle andere regio’s zitten onder het Nederlands gemiddelde, waarvan de Veluwe de best scorende is. Drie plaatsen daaronder en op korte afstand volgt de regio Arnhem/Nijmegen. Het totaalbeeld van de regio’s in beschouwing nemend kan deze 13 e plaats van Arnhem/Nijmegen gekwalificeerd worden als een redelijke mid- denpositie. In 1995 bekleedde de regio ook al een middenpositie.

3 samengesteld op basis van cijfers, begrippen en definities uit de Regionale Economische Jaarcijfers, CBS 4 Overig Groningen is buiten mededinging omdat de Nederlandse aardgasbaten voornamelijk aan deze regio worden toegerekend. In de verdere beschouwingen over de rangorde is deze regio daarom niet meegeteld.

14

Figuur 8. BBP per capita, Nederland en de 40 COROP-gebieden, 2014

Groot-Amsterdam Overig Groningen Utrecht Zuidoost-Brabant Groot-Rijnmond Delft en Westland West-Brabant Agl. 's-Gravenhage Noordoost-Brabant Het Gooi en Vechtstreek NEDERLAND Veluwe ◄ Zuidoost-Zuid-Holland Noord-Overijssel Arnhem / Nijmegen ◄ Agl. Leiden en Bollenstreek Zeeuwsch-Vlaanderen Noord-Limburg Zuid-Limburg Zuidwest-Gelderland ◄ Midden-Brabant Oost-Zuid-Holland IJmond Alkmaar en omgeving Twente Midden-Limburg Zuidwest-Drenthe Zuidwest-Overijssel Flevoland Agl. Haarlem Zaanstreek Overig Zeeland Noord-Friesland Zuidoost-Friesland Noord-Drenthe Zuidoost-Drenthe Achterhoek ◄ Delfzijl en omgeving Zuidwest-Friesland Kop van Noord-Holland Oost-Groningen

0 10 20 30 40 50 60 70

Bron: Regionale Rekeningen, CBS

Dat 31 van de 40 regio’s onder het Nederlands gemiddelde presteren hangt nauw samen met de geografische spreiding van de bevolking en de werkgelegenheid. In 70 procent van alle regio’s is de woonfunctie sterker ontwikkeld dan de werkfunctie, hetgeen tot uitdrukking komt in een negatief pendelsaldo. Dat leidt ertoe dat de productieve arbeid van een deel van de bevolking in de woonregio, geteld wordt in de werkregio. Dit fenomeen verklaard statistisch gezien bijna 60% van de regionale verschillen in het BBP per capita 5. De bovengemiddeld pres-

5 De determinatiecoëfficiënt R 2 bedraagt 0,58

15

terende regio’s hebben zelfs allemaal een positief- of bijna positief pendelsaldo.

Figuur 9. Het verband tussen de hoogte van het BBP per capita (NL=39.400) en het regionale pendelsaldo (werknemers), 2014

80 50

70 linker as: BBP per capita, X 1.000 euro 40 rechteras: pendelsaldo in % van de beroepsbevolking 30 60 20 50 10 40 0

30 -10 -20 20 -30 10 -40 0 -50 Groot-Amsterdam Overig Groningen Utrecht Zuidoost-Brabant Groot-Rijnmond WestlandDelft en West-Brabant 's-GravenhageAgl. Noordoost-Brabant Vechtstreek Het Gooi en Veluwe Zuidoost-Zuid-Holland Noord-Overijssel Nijmegen Arnhem / Leiden enAgl. Bollenstreek Zeeuwsch-Vlaanderen Noord-Limburg Zuid-Limburg Zuidwest-Gelderland Midden-Brabant Oost-Zuid-Holland IJmond en Alkmaaromgeving Twente Midden-Limburg Zuidwest-Drenthe Zuidwest-Overijssel Flevoland HaarlemAgl. Zaanstreek Overig Zeeland Noord-Friesland Zuidoost-Friesland Noord-Drenthe Zuidoost-Drenthe Achterhoek omgevingDelfzijl en Zuidwest-Friesland van Kop Noord-Holland Oost-Groningen

Bron: Banen van werknemers woon-werkafstand en Regionale Rekeningen, CBS

Rekening houdend met het pendelsaldo is de conclusie dat de hoogte van het BBP per capita in de regio Arnhem/Nijmegen goed past in het algemene regionale spreidingsbeeld en een omvang heeft die aansluit bij de gemiddelde samenhang tussen BBP en pendelsaldo. Kortom, de positie Arnhem/Nijmegen is zoals op basis van het pendelsaldo ver- wacht mocht worden.

Besteedbaar inkomen De looncomponent in het BBP draagt rechtstreeks bij aan de welvaart van de werknemers en daarmee aan een groot deel van de regionale bevolking, maar de overige componenten van het BBP (rente, winst, dividend) komen ten goede aan de kapitaalverschaffers en de eigena- ren/aandeelhouders van de bedrijven, en dat zijn niet alleen ingeze- tenen van Arnhem/Nijmegen of Nederland maar dat kunnen ook bui- tenlandse instellingen en personen zijn. Ook door het fenomeen ar- beidspendel (werken in regio A en wonen in regio B) is er niet altijd een rechtstreekse relatie tussen het regionale BBP en de welvaart van de ter plaatse wonende bevolking. Bovendien is het BBP niet de enige bron van inkomen. Ook uitkeringen, pensioenen, renteopbrengsten e.d. zijn inkomsten. Alle inkomensbronnen tezamen komen tot uit-

16

drukking in het besteedbaar inkomen. Als maatstaf voor de gemiddelde welvaart van de inwoners van een regio moet dan ook niet gekeken worden naar het BBP per inwoner (een maat voor de economische prestatie van de regio), maar naar het besteedbaar inkomen per inwo- ner.

Figuur 10. Gemiddeld besteedbaar inkomen per inwoner, x 1.000 euro, Nederland en de 40 COROP-gebieden, 2012

Het Gooi en Vechtstreek Agglomeratie Haarlem Utrecht Groot-Amsterdam Agl. Leiden en Bollenstreek IJmond Oost-Zuid-Holland Alkmaar en omgeving Agl. 's-Gravenhage Zuidoost-Noord-Brabant West-Noord-Brabant Noordoost-Noord-Brabant Zeeuwsch-Vlaanderen NEDERLAND Midden-Limburg Noord-Drenthe Groot-Rijnmond Zuidoost-Zuid-Holland Overig Zeeland Delft en Westland Zuidwest-Gelderland ◄ Zaanstreek Kop van Noord-Holland Arnhem / Nijmegen ◄ Midden-Noord-Brabant Zuid-Limburg Veluwe ◄ Noord-Limburg Achterhoek ◄ Zuidwest-Overijssel Zuidwest-Drenthe Zuidwest-Friesland Zuidoost-Friesland Noord-Overijssel Flevoland Twente Delfzijl en omgeving Zuidoost-Drenthe Overig Groningen Noord-Friesland Oost-Groningen

0 2 4 6 8 10 12 14 16 18 20 Bron: Regionaal Inkomensonderzoek, CBS

Uit figuur 10 blijkt dat Zuidwest-Gelderland opnieuw de hoogst geklas- seerde Gelderse regio is, maar met een 20 e plaats op de regionale rang- lijst is de positie binnen Nederland niet opvallend, zoals dat bij de eco-

17

nomische groei wel het geval was. Arnhem/Nijmegen, de Veluwe en de Achterhoek staan respectievelijk op de 23 e, 26 e en de 28 e plaats en sco- ren evenmin erg hoog. Daarbij moet echter worden aangetekend dat de regionale inkomensverschillen in Nederland alleen in de top en aan de onderkant van enige omvang zijn. In 2012 bedroeg het besteedbaar- inkomen per hoofd van de bevolking in Nederland 15.100 euro per jaar. Wanneer een bandbreedte van plus of min 10% wordt aangehou- den dan vallen 36 van de 40 regio’s binnen deze klasse. In Arn- hem/Nijmegen is de afstand tot gemiddeld Nederland nog kleiner en bedroeg slechts -2%, ofwel 300 euro op jaarbasis. In de tijd gezien is deze verhouding tot het nationale gemiddelde vrijwel constant. Dit duidt erop dat de lagere economische groei in de regio Arnhem/- Nijmegen geen invloed heeft gehad op de gemiddelde welvaartspositie van de regionale bevolking en de ontwikkeling daarvan.

Figuur 11. Gemiddeld besteedbaar inkomen per inwoner Arnhem/Nij- megen en Nederland, in euro’s

15.500 A/N NL 14.000

12.500

11.000

9.500 8.000 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012

Bron: Regionaal Inkomensonderzoek,CBS

Ontwikkeling in De voortbrenging van het BBP genereert werkgelegenheid. Het regio- arbeidsvolume nale groeipatroon van de werkgelegenheid gemeten in arbeidsvolume 6

ziet er op onderdelen anders uit dan het patroon van de economische groei (figuur 2). De Achterhoek zakt naar plaats 31, de Veluwe stijgt naar de zevende plaats en Zuidwest-Gelderland komt opnieuw op de tweede plaats. De opvallendste verandering betreft de regio Arn- hem/Nijmegen die van de onderste helft opschuift naar de bovenste helft (16 e plaats) en komt daarmee hoegenaamd op het Nederlands gemiddelde. Ook van jaar op jaar bezien is het ontwikkelingsbeeld 1996-2014 vrijwel identiek verlopen aan het Nederlandse.

6 Het arbeidsvolume is een jaargemiddelde van de werkgelegenheid, uitgedrukt in arbeidsjaren (het aantal banen in een jaar omgerekend naar voltijdequivalenten). Personen die een gedeelte van het jaar werkzaam zijn of die een deeltijdbaan vervullen tellen slechts naar rato mee. De Gelderse gegevens zijn gecorrigeerd voor de effecten van gemeentelijke herindeling (zie voor een toelichting hoofstuk 3).

18

Figuur 12. Totale groei van het arbeidsvolume (in %) 1996-2014, Neder- land en de 40 COROP-gebieden , gereviseerde cijfers april 2016

Flevoland Zuidwest-Gelderland ◄ Zuidoost-Noord-Brabant Groot-Amsterdam Zuidoost-Friesland Utrecht Veluwe ◄ Noordoost-Noord-Brabant Groot-Rijnmond West-Noord-Brabant Kop van Noord-Holland Noord-Drenthe Midden-Limburg Noord-Overijssel Agl. Leiden en Bollenstreek NEDERLAND Arnhem/Nijmegen ◄ Noord-Limburg Alkmaar en omgeving Agglomeratie 's-Gravenhage Overig Zeeland Midden-Noord-Brabant Zuidoost-Zuid-Holland IJmond Twente Zuidoost-Drenthe Zaanstreek Delft en Westland Overig Groningen Zuidwest-Overijssel Zuidwest-Friesland Achterhoek ◄ Zuid-Limburg Noord-Friesland Het Gooi en Vechtstreek Oost-Zuid-Holland Zeeuwsch-Vlaanderen Zuidwest-Drenthe Oost-Groningen Agglomeratie Haarlem Delfzijl en omgeving

-30 -20 -10 0 10 20 30 40 50 60 Bron: Regionale Rekeningen, CBS; bewerking Bureau Economi sch Ond erzoek

Ontwikkeling in Het arbeidsvolume geeft aan hoeveel eenheden aan arbeidsjaren be- banen nodigd zijn voor de voortbrenging van de productie. Voor de arbeids- markt is vooral van belang hoeveel personen daarbij betrokken zijn. Twee of meer deeltijdwerkers kunnen samen één arbeidsjaar voor hun rekening nemen. Als gevolg van de deeltijdarbeid is de werkgelegen- heid uitgedrukt in personen hoger dan in arbeidsjaren en verloopt ook de ontwikkeling in de tijd anders. Over de banenontwikkeling in perso- nen is een consistente tijdreeks beschikbaar waarmee de ontwikkeling van Arnhem/Nijmegen over een lange periode kan worden afgezet te- gen Nederland. Uit dit overzicht blijkt dat het aantal banen in Arn-

19

hem/Nijmegen in de periode 1973-2015 ruim tien procentpunten meer is toegenomen dan in Nederland. Deze hogere groei is ontstaan in een betrekkelijk korte periode 1994-2004. In de jaren daarvoor en daarna verliep de regionale ontwikkeling grosso modo conform het Nederland- se groeitempo.

Figuur 13. Banengroei 1973-2015, Arnhem/Nijmegen en Nederland, in- dexcijfers 1973=100

180 170 160 A/N NL 150 140 130

120

110

100

90 1973 1975 1977 1979 1981 1983 1985 1987 1989 1991 1993 1995 1997 1999 2001 2003 2005 2007 2009 2011 2013 2015

Bron Gelderland: PWE; bron Nederland: Arbeidstrekeningen CBS

Wanneer de banengroei 1994-2004 nader wordt uitgesplist naar sec- tor, dan blijkt dat de hogere regionale groei voornamelijk is te danken aan de dienstensector. De industrie en de bouwnijverheid kenden op- geteld een periodegroei van 4.700 banen. De landbouw decimeerde maar uitgedrukt in aantallen en afgezet tegen de groei van de dien- stensector (+67.500 banen) was het werkgelegenheidsverlies nog te overzien (-1.700 banen). De regionale groei in de dienstensector is voornamelijk te danken aan de exponentiele groei van slechts twee sectoren, de Zakelijke diensten en de Gezondheids- en welzijnszorg, die tezamen goed waren voor meer dan 60% van de totale dienstengroei. Beide sectoren zijn in Arnhem/Nijmegen veel sneller gegroeid dan in Nederland en worden gekenmerkt door een hoge deeltijdfactor, waar- door de regionale groei van naar schatting 27.000 arbeidsjaren uitein- delijk resulteerde in een toename van het aantal banen van 40.900. Af- gezien van de Landbouw is de regionale groei in alle sectoren met een bovengemiddelde deeltijdfactor hoger geweest dan de Nederlandse. Dit is de belangrijkste verklaringsgrond voor het feit dat de banengroei in de regio Arnhem/Nijmegen hoger was de Nederlandse, terwijl de groei uitgedrukt in arbeidsjaren op het landelijk gemiddelde lag.

20

Tabel 14. Banengroei 1994-2004 in Arnhem/Nijmegen, uitgesplitst naar sector en vergeleken met Nederland en de Nederlandse deeltijdratio ‘aantal banen per arbeidsjaar’

SBI Sectoren periodegroei 1994-2004 aantal banen per ar- beidsjaar, NL 2004 in banen, A/N in %, A/N In %, NL A Landbouw -1.700 -25 -8 1,62 B-E Industrie (incl. nutsbedrijven) 2.100 6 -7 1,11 F Bouwnijverheid 2.600 18 5 1,14 G Handel 9.100 22 18 1,39 H Vervoer en opslag 3.200 28 13 1,25 I Horeca 3.500 36 22 1,72 J Informatie en communicatie 1.200 23 61 1,16 K Financiële dienstverlening 1.000 11 16 1,16 L-N Zakelijke diensten 17.600 49 32 1,60 O-P Overheid en onderwijs 5.000 12 10 1,21 Q Gezondheids- en welzijnszorg 23.300 58 33 1,52 R Cultuur, sport en recreatie 2.500 55 25 1,57 S Overige dienstverlening 1.100 22 6 1,38 A-S Alle economische activiteiten 70.500 27 17 1,36

Bron Gelderland: PWE Gelderland; bron Nederland: Arbeidsrekeningen CBS

Uitkerings- Tot slot is bezien of regionaal-economische groei invloed heeft gehad afhankelijkheid op de mate waarin de bevolking voor haar inkomen afhankelijk is van uitkeringen. Daartoe is het kengetal ‘uitkeringsafhankelijkheid’ voor deze gelegenheid gedefinieerd als het aantal personen met een uitke- ring 7 in procenten van de potentiële beroepsbevolking (d.w.z. alle per- sonen in de leeftijd 15-65 jaar). Uit de regionale vergelijking komt naar voren dat de regio Arnhem/Nijmegen met een 33 e plaats slecht scoort (zie figuur 15 volgende pagina). Bij de regionaam staat tussen haakje ook de positie vermeld zoals die in 1995 was. Daaruit blijkt dat Arn- hem/Nijmegen met een 34 e plaats ook toen al slecht scoorde terwijl de economische groei in de voorafgaande tien jaren juist iets beter verliep dan gemiddeld in Nederland (Bron: Regionale Rekeningen, CBS).

7 De som van WW-uitkeringen 1995-2014 (Regionale kerncijfers Nederland, Statline) + Arbeidsongeschikt- heid 1995-2014 (Regionale kerncijfers Nederland, Statline) + bijstand tot 65 jaar 1996-2014 (constructie o.b.v. CBS-gegevens) uitgedrukt in procenten van de 15-65 jarige bevolking (Bevolkingsstatistiek CBS, Stat- line). De constructie van de bijstandcijfers was nodig omdat er geen doorlopende consistente regionale tijd- reeks beschikbaar is. Voor Nederland is dat wel het geval: Abw- of WWB/WIJ-uitkeringen uit de Tijdreeks sociale zekerheid 1995-2014, Statline, CBS. Deze landelijke cijfers zijn vervolgens regionaal verdeeld op basis van de relatieve aandelen per COROP-gebied van de volgende gegevens: uitkeringen ABW (1995-1997, CBS, Statline), Algemene Bijstandsuitkeringen (1998-2009, CBS, Statline), Uitkeringen Bijstand(gerelateerd) (2011-2014, Regionale kerncijfers Nederland, CBS, Statline). Het onbrekende jaar 2010 is verkregen door in- terpolatie van de regionale aandelen 2009 en 2011.

21

Figuur 15. Uitkeringsafhankelijkheid van de potentiële beroepsbevol- king, (aantal uitkeringen als percentage van de 15-65 jarige bevolking, 2014 en het rangnummer in 2014 en in (1995), Nederland en de 40 CO- ROP-gebieden

Delft en Westland 1 ( 2) Agl. Leiden en Bol.str. 2 ( 4) Oost-Zuid-Holland 3 ( 1) Zuidwest-Gelderland 4 ( 3) ◄ Het Gooi en Vechtstreek 5 (10) Utrecht 6 (11) Overig Zeeland 7 ( 7) Veluwe 8 ( 6) ◄ IJmond 9 (18) Zuidoost-Zuid-Holland 10 ( 5) Zeeuwsch-Vlaanderen 11 ( 8) Midden-Noord-Brabant 12 (21) ZO-Noord-Brabant 13 (22) West-Noord-Brabant 14 (20) Agglomeratie Haarlem 15 (30) NO-Noord-Brabant 16 (17) Zuidwest-Friesland 17 (25) Noord-Overijssel 18 ( 9) Alkmaar en omgeving 19 (14) Kop van Noord-Holland 20 (13) Nederland - Groot-Amsterdam 21 (40) Noord-Drenthe 22 (15) Flevoland 23 (26) Achterhoek 24 (12) ◄ Groot-Rijnmond 25 (32) Noord-Limburg 26 (16) Agl. 's-Gravenhage 27 (29) Zuidwest-Overijssel 28 (24) Overig Groningen 29 (36) Midden-Limburg 30 (23) Zuidwest-Drenthe 31 (19) Noord-Friesland 32 (33) Arnhem/Nijmegen 33 (34) ◄ Zaanstreek 34 (31) Zuidoost-Friesland 35 (27) Twente 36 (28) Delfzijl en omgeving 37 (35) Zuid-Limburg 38 (38) Zuidoost-Drenthe 39 (37) Oost-Groningen 40 (39)

0 2 4 6 8 10 12 14 16 18 20 22 Bron: Berekeningen Bureau Economisch Onderzoek o.b.v. CBS-gegevens

Veel andere regio’s kenden eveneens een vrij constante klassering. Zo behoorde de best scorende gebieden twintig jaar geleden ook al tot de top, hetzelfde geldt voor de regio’s aan de onderkant. In meer dan 40% van de gevallen bleef de positiewisseling beperkt tot een verschuiving van 1 tot maximaal 3 plaatsen. De meest opmerkelijke verandering vol- trok zich in de regio Groot-Amsterdam, die van de laatste plaats op- klom naar de middenmoot.

22

Figuur 16. Uitkeringsafhankelijkheid van de potentiële beroepsbevol- king, 1995 en 2014, Nederland en de 40 COROP-gebieden

24 2014 1995 22 20

18

16 14

12

10

8 Achterhoek HaarlemAgglomeratie Bollenstreek en Leiden Agl. 's-Gravenhage Agl. omgevingen Alkmaar Arnhem/Nijmegen Westland en Delft omgeving en Delfzijl Flevoland Groot-Amsterdam Groot-Rijnmond Vechtstreek en Gooi Het IJmond Noord-Holland van Kop Midden-Limburg Midden-Noord-Brabant Nederland Noord-Drenthe Noord-Friesland Noord-Limburg Noordoost-Noord-Brabant Noord-Overijssel Oost-Groningen Oost-Zuid-Holland GroningenOverig ZeelandOverig Twente Utrecht Veluwe West-Noord-Brabant Zaanstreek Zeeuwsch-Vlaanderen Zuid-Limburg Zuidoost-Drenthe Zuidoost-Friesland Zuidoost-Noord-Brabant Zuidoost-Zuid-Holland Zuidwest-Drenthe Zuidwest-Friesland Zuidwest-Gelderland Zuidwest-Overijssel

Bron: Berekeningen Bureau Economisch Onderzoek o.b.v. CBS -gegevens

Een nadere statistische analyse wijst uit dat de huidige verschillen in uitkeringsafhankelijkheid voor ruim tweederde deel verklaard kunnen worden uit de verschillen die er in 1995 al waren, slechts 11% hangt samen met de verschillen in economische groei, en de invloed van de werkgelegenheidsontwikkeling is met 6% nog een stuk lager 8. Kennelijk spelen op het niveau van de COROP-gebieden andere dan regionaal-

8 Y = f (X1,X2, X3) waarin: Y = kolom 1 = uitkeringsafhankelijkheid in 2014 X1= kolom 2 = uitkeringsafhankelijkheid in 1995 X2= kolom 3 = volumegroei BBP 1995 -2014 in % X3= kolom 4 = groei arbeidsvolume 1995 -2014 in % Regressieresultaten Meervoudige correlatiecoëfficiënt R: 0,845733641 R-kwadraat: 0,715265392 Standaardfout: 1,249989485 N ( -gebieden en NL): 41 Coë fficiënten Standaardfout Snijpunt 4,318399531 1,508343477 Variabele X 1: 0,709813245 0,080511844 Variabele X 2: -0,008697575 0,019981153 Variabele X 3: -0,020658915 0,031994553 Kolom 1 Kolom 2 Kolom 3 Kolom 4 Correlatiem atrix 1 0,826639431 1 -0,333701652 -0,202925052 1 -0,246146558 -0,087396012 0,855439513 1

23

economische factoren een dominante rol in het ontstaan van regionale verschillen. Over de aard daarvan kan in het kader van dit onderzoek echter geen uitspraak worden gedaan. Mogelijk gaat het om een com- plex van demografische en sociaal-maatschappelijke omstandigheden zoals een concentratie van goedkope huurwoningen, achterstandswij- ken, kenmerken en leeftijdsopbouw van de bevolking, staat van de volksgezondheid e.d.).

Hoewel er op COROP-niveau dus weinig tot geen samenhang kan wor- den gevonden tussen de regio-specifieke economische ontwikkeling en de verschillen in uitkeringsafhankelijkheid, fluctueert de hoogte wel met de stand van de algehele economische conjunctuur in Nederland. De conjunctuur is een belangrijke determinant van de economische groei, de banengroei en de werkloosheidsontwikkeling. Het algemene conjunctuurpatroon is dan ook duidelijk te herkennen in de verloop van de regionale uitkeringsafhankelijkheid, zowel in Nederland als in Arnhem/Nijmegen. Deze interactie is niet uniek maar is in alle 40 CO- ROP-gebieden herkenbaar.

Figuur 17. Uitkeringsafhankelijkheid in %, 1995 en 2014, Nederland en CORO-Arnhem/Nijmegen

20 19 18 17

16

15

14

13

12

11 A/N NL 10 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014

Bron: Berekeningen Bureau Economisch Onderzoek o.b.v. CBS-gegevens

Geconcludeerd kan worden dat de uitkeringsafhankelijkheid in Arn- hem/Nijmegen structureel op een hoger niveau ligt dan in Nederland en dat de afstand tot Nederland met de stand van de conjunctuur fluc- tueert. In de laatste periode van hoogconjunctuur was het verschil marginaal en lag de quote nog slechts 0,6% boven de Nederlandse, maar na zes jaar van recessie en laagconjunctuur is het verschil weer opgelopen tot 1,6% in 2014 (14,9% in Nederland vs. 16,5% in Arn-

24

hem/Nijmegen). Hoewel het verschil met Nederland in absolute ter- men gemeten niet schokkend groot is, eindigt Arnhem/Nijmegen in de regionale rangorde erg laag. Het is echter niet waarschijnlijk dat deze situatie is toe te schrijven aan de achtergebleven economische groei. Vermoedelijk zijn daarvoor andere dan regio-specifieke economische factoren verantwoordelijk. Daarbij kan gedacht worden aan een com- plex van demografische en sociaal-maatschappelijke omstandigheden.

25

4 Verklaring

Gemeentelijke Op zoek naar een verklaringsgrond voor de achtergebleven groei in herindeling Arnhem/Nijmegen hebben wij contact gehad met het CBS. Daarbij is gebleken dat wijzigingen in de gemeentelijke samenstelling van een COROP-gebied als gevolg van gemeentelijke herindelingen, niet met te- rugwerkende kracht zijn doorgevoerd in de historische cijferreeks over de economische groei. Dit leidt in voorkomende gevallen meer of min- der tot een trendbreuk. In de COROP-gebieden Arnhem/Nijmegen en

Figuur 18. Totale volumegroei BBP (in %) in de periode 1996-2015, Ne- derland en de 40 COROP-gebieden, gecorrigeerd voor de gemeentelijke herindeling in Gelderland

Flevoland Zuidwest-Gelderland ◄ Groot-Amsterdam Zuidoost-Noord-Brabant Zuidwest-Friesland Noordoost-Noord-Brabant Utrecht Veluwe ◄ Zuidoost-Friesland Midden-Limburg Noord-Overijssel West-Noord-Brabant Groot-Rijnmond Nederland Agl. Leiden en Bollenstreek Twente Zuidoost-Zuid-Holland Alkmaar en omgeving Overig Zeeland Noord-Limburg Kop van Noord-Holland Midden-Noord-Brabant Delft en Westland Zaanstreek Arnhem/Nijmegen ◄ Zuid-Limburg Agl. 's-Gravenhage Zuidwest-Overijssel Achterhoek ◄ Het Gooi en Vechtstreek Noord-Drenthe Oost-Zuid-Holland Zuidwest-Drenthe Zeeuwsch-Vlaanderen Oost-Groningen Overig Groningen IJmond Noord-Friesland Zuidoost-Drenthe Agglomeratie Haarlem Delfzijl en omgeving -10 0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 Bron: Regionale Rekeningen, CBS; correctie h erindeling Bureau Economi sch Ond erzoek

26

en Achterhoek heeft dit fenomeen zich voor gedaan. Op 1 januari 2005 werden de gemeenten Didam (regio Arnhem/Nijmegen) en Bergh (re- gio Achterhoek) samengevoegd tot de nieuwe gemeente en ingedeeld bij het COROP-gebied Achterhoek. Dit heeft in de cijfer- reeks voor het jaar 2005 geleid tot een belangrijke onderschatting van de groei in Arnhem/Nijmegen en een nog grotere overschatting voor de Achterhoek. In figuur 18 hebben wij voor de effecten van deze ge- biedswijziging gecorrigeerd 9. De positie van Arnhem/Nijmegen in de regionale rangorde is daardoor verbeterd, die van de Achterhoek ver- slechterd.

Tabel 19. Economische groei en de positie van de Gelderse COROP-ge- bieden in de regionale rangorde van de 40 COROP-gebieden, gecorri- geerd voor gemeentelijke herindeling

Vel Ach A/N ZWG NL

Originele CBS-cijfers

- economische groei 1996-2015 in % 56 38 30 72 45 - positie in de regionale rangorde 8 22 29 2 -

CBS-cijfers na correctie herindeling

- economische groei 1996-2015 in % 56 31 33 72 45 - positie in de regionale rangorde 8 28 24 2 -

Bron: Regionale Rekeningen, CBS; berekening herindelingseffect: Bureau Econo- misch Onderzoek, provincie Gelderland

Productiestructuur en Bij de revisie 10 van de regionale groeicijfers heeft het CBS ook de volu- de groei per sector megroei van de toegevoegde waarde 11 per sector gepubliceerd voor de periode 1996-2013. Op basis daarvan kan worden nagegaan welke sec- toren een afwijkende ontwikkeling hebben gekend en hoe belangrijk deze sectoren zijn voor de regionale economie. De grootste regionale sector (Overheid en zorg) en drie andere sectoren (Landbouw, Delf-

9 De correctie is berekend op basis van de veronderstelling dat de sectorale arbeidsproductiviteit per ge- meente gelijk is aan het sectorale COROP-gemiddelde. In dat geval kunnen de gemeentelijke werkgelegen- heidsaandelen per sector gebruikt kunnen worden om het BBP van de regio toe te delen naar de samenstel- lende gemeenten. 10 Het CBS heeft in april 2016 een nieuwe, gereviseerde regionale tijdreeks gepubliceerd over de economi- sche groei. 11 De som van alle toegevoegde waarde (TGW) is in beginsel gelijk aan het bruto binnenlands product, maar het BBP tegen marktprijzen kan niet restloos worden uitgesplitst naar bedrijfsklassen aangezien de btw en de belastingen en subsidies op invoer niet aan bedrijfsklassen worden toegerekend. Daarom is er een kleine afwijking tussen de groei van het BBP en dat van de TGW.

27

stofwinning, Nutsbedrijven) hebben alle een ontwikkeling doorge- maakt die (wat) beter was dan het landelijk gemiddelde. Tezamen be- sloegen deze sectoren in 1995 bijna 30% van de economie in Arn- hem/Nijmegen. In alle overige sectoren – ruim 70% van de economie – is de ontwikkeling duidelijk achtergebleven bij Nederland. Vooral de industriële ontwikkeling heeft een stempel gedrukt op de totale eco- nomische groei. In 1995 bestond een groter deel van de regionale eco- nomie uit industrie (20,2% vs. 17,5% in NL), maar in de jaren daarna boerde de sector in Arnhem/Nijmegen achteruit (-3%) terwijl de Ne- derlandse industrie een groei van 31 % realiseerde. Het grootste groei- verschil trad echter op in de relatief kleine sector Informatie en com- municatie die in Nederland verdrievoudigde en in Arnhem/Nijmegen ‘slechts’ verdubbelde. Bij alle andere nog niet genoemde sectoren be- loopt de groeiachterstand 10- tot 20%.

Tabel 20. Economische structuur 1995 (totale toegevoegde waarde per regio = 100%) en de groei (in volumemutaties) van de toegevoegde waarde in de periode 1996-2013, gecorrigeerd voor

gemeentelijke herindeling

sbi Sectoren economische structuur in groei toegevoegde waarde het uitgangsjaar 1995 1996-2013

A/N NL A/N NL A Landbouw, bosbouw en visserij 1,5 3,4 19 16 B Delfstoffenwinning 0,1 2,4 -9 -13 C Industrie 19,1 17,2 -3 31 DE Nutsbedrijven 3,8 2,1 93 35 F Bouwnijverheid 4,8 5,3 -18 -7 G-I Handel, vervoer en horeca 15,7 19,6 44 56 J Informatie en communicatie 2,5 3,2 104 200 K Financiële dienstverlening 7,2 6,9 49 71 L Verhuur en handel van onroerend goed 7,5 7,1 17 27 M-N Zakelijke dienstverlening 11,3 11,0 37 54 0-Q Overheid en zorg 23,5 19,5 43 40 R-U Cultuur, recreatie, overige diensten 3,2 2,3 9 27 A-U Alle economische activiteiten 100% 100% 31 43

Bron: Regionale Rekeningen CBS; Correctie gemeentelijk-herindeling en bewerking: Bureau Economisch On- derzoek, provincie Gelderland

industrie Niet alleen ten opzichte van gemiddeld Nederland is de industriële toegevoegde waarde sterk achtergebleven, maar ook ten opzichte van de meeste andere regio’s was de ontwikkeling opvallend negatief. Slechts vijf van de 40 regio’s kenden per saldo eveneens een daling, zij het dat deze veel groter was dan in Arnhem/Nijmegen. Wat verder op-

28

valt is de enorme verscheidenheid. Er zijn regio’s waar de industriële toegevoegde waarde ongeveer halveerde, maar ook regio’s waar zij verdubbelde.

Figuur 21. Volumegroei van de industriële toegevoegde waarde (in %) in de periode 1996-2013, Nederland en de 40 COROP-gebieden, gecor- rigeerd voor de gemeentelijke herindeling in Gelderland

Kop van Noord-Holland Flevoland Zuidoost-Friesland Zuidoost-Brabant Noordoost-Brabant Groot-Rijnmond Zaanstreek Overig Zeeland Veluwe ◄ West-Brabant Midden-Limburg Zuidwest-Overijssel Twente Zuidwest-Friesland Alkmaar en omgeving Groot-Amsterdam NEDERLAND Noord-Overijssel Zuidwest-Gelderland ◄ Zuidwest-Drenthe Zuidoost-Zuid-Holland Overig Groningen Oost-Groningen Zeeuwsch-Vlaanderen Achterhoek ◄ Zuid-Limburg Agl. Leiden en Bollenstreek Utrecht Noord-Limburg Noord-Friesland Midden-Brabant Oost-Zuid-Holland Zuidoost-Drenthe Agl. 's-Gravenhage Noord-Drenthe Arnhem / Nijmegen ◄ Delft en Westland IJmond Agl. Haarlem Delfzijl en omgeving Het Gooi en Vechtstreek

-45 -30 -15 0 15 30 45 60 75 90 105

Bron: Regionale Rekeningen, CBS; correctie herindeling Bureau Economisch Onderzoek

In de totale periode 1996-2013 beloopt het ontwikkelingsverschil van de industrie in Arnhem/Nijmegen 34% (-3% in A/N vs. +31% in NL, zie tabel 20). Afgezet tegen Nederland laat het verloop in de tijd een paar opmerkelijke momenten zien:

29

Figuur 22. Volumegroei van de industriële toegevoegde waarde (index- cijfers 1995=100), Nederland en COROP-gebied Arnhem/Nijmegen, ge- corrigeerd voor gemeentelijke herindeling

150

140 A/N NL

130

120

110

100

90

80 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013

Bron Regionale Rekeningen, CBS; correctie gemeentelijke herindeling: Bureau Economisch Onderzoek, provincie Gelderland

Het leeuwendeel van het verschil is ontstaan in slechts drie jaren. Deze jaren laten een ontwikkelingsverschil met Nederland zien van 29,1%, waarmee het grootste deel van de afwijkende ontwikkeling (-34% voor de gehele periode 1996-2013) is geadresseerd.

Procentuele jaarmutatie industriële toegevoegde waarde

A/N NL ontwikkelingsverschil A/N 2004 -4,2 4,4 -8,6 2007 -4,7 5,5 -10,2 2012 -11,7 -1,4 -10,3 -20,6 8,5 -29,1 Bron: figuur 22

De achterblijvende industriële groei lijkt dus niet zo zeer een trendma- tig, structureel verschijnsel te zijn, maar is voornamelijk terug te voe- ren op drie incidentele jaren. Wanneer de inductie in Arnhem/Nij- megen zich in die jaren in hetzelfde tempo zou hebben ontwikkeld als de Nederlandse, dan zou daarmee de totale industriële groei 1996- 2013 nagenoeg op het Nederlands gemiddelde zijn uitgekomen.

bouwnijverheid In ruim 2/3 van alle Nederlandse regio’s beleefde de bouwsector in de periode 1996-2013 per saldo een negatieve productie-ontwikkeling. Arnhem/Nijmegen vertoeft in de regionale rangorde net in de onderste

30

helft en maakt deel uit van de grote groep regio’s waar de ontwikkeling onder het Nederlands gemiddelde is gezakt.

Figuur 23. Volumegroei (in %) van de toegevoegde waarde in de bouw in de periode 1996-2013, Nederland en de 40 COROP-gebieden, gecor- rigeerd voor de gemeentelijke herindeling in Gelderland

Utrecht Delft en Westland Veluwe ◄ Midden-Limburg Zaanstreek Zuidoost-Zuid-Holland Flevoland IJmond Zuidoost-Friesland Zuidwest-Overijssel Kop van Noord-Holland Zuidwest-Gelderland ◄ Noord-Overijssel Zuidoost-Noord-Brabant Overig Zeeland Noordoost-Noord-Brabant Zeeuwsch-Vlaanderen Twente NEDERLAND Groot-Amsterdam Groot-Rijnmond Delfzijl en omgeving Agl. Leiden en Bollenstreek West-Noord-Brabant Arnhem/Nijmegen ◄ Noord-Drenthe Zuidwest-Friesland Achterhoek ◄ Zuidoost-Drenthe Oost-Zuid-Holland Overig Groningen Noord-Friesland Midden-Noord-Brabant Zuidwest-Drenthe Alkmaar en omgeving Agl. 's-Gravenhage Agglomeratie Haarlem Zuid-Limburg Oost-Groningen Het Gooi en Vechtstreek Noord-Limburg

-40 -30 -20 -10 0 10 20 30 Bron: Regionale Rekeningen, CBS; correctie herindeling Bureau Economisch Onderzoek

De bouwnijverheid is een van de meest conjunctuurgevoelige sectoren van de economie. De bouwproductie reageert heftig op de algemene economische groei. Zo leidde de krimp van het Nederlandse BBP in 2009 een jaar later tot een daling in de bouw van bijna 11%.

31

Figuur 24. Volumegroei (in %) van de toegevoegde waarde in de bouw en van het BBP, Nederland, 1996-2013

8 9

6 6 4 3

2 0

0 -3

-2 -6 BBP NL, linker as

-4 TGW bouw NL, rechter as -9

-6 -12 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013

Bron Nationale Rekeningen, CBS

Wanneer de ontwikkeling in Arnhem/Nijmegen in de tijd wordt afgezet tegen de Nederlandse, dan blijkt dat de groeiachterstand die na 2005 zichtbaar is, voornamelijk is ontstaan in slechts drie jaren: 2006, 2008 en 2009. In de periode van hoogconjunctuur was de groei lager, is het eerste recessiejaar van de Kredietcrisis was de terugval groter. Wan- neer de bouw in Arnhem/Nijmegen zich in die jaren in hetzelfde tempo zou hebben ontwikkeld als de Nederlandse, dan zou daarmee de groei over de gehele periode 1996-2013 bezien, ongeveer op het Nederlands gemiddelde zijn uitgekomen. Ook hier geldt dus dat de achterblijvende groei niet zo zeer een trendmatig, structureel verschijnsel lijkt te zijn, maar is terug te voeren op drie incidentele jaren.

Figuur 25. Volumegroei van de toegevoegde waarde in de bouw (index- cijfers 1995=100), gecorrigeerd voor gemeentelijke herindeling

140

130 A/N NL

120

110

100

90

80

70 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013

Bron: Regionale Rekening en, CBS; correctie herindeling Bureau Economisch Onderzoek

32

handel, vervoer en De derde en relatief grote economische activiteit (16% van het BBP) horeca waar de ontwikkeling in Arnhem/Nijmegen substantieel is achter ge- bleven, is de gecombineerde sector Handel, vervoer en horeca (een vo- lumegroei van 44% in A/N vs. 56% in NL, zie tabel 20).

Figuur 26. Volumegroei van de toegevoegde waarde in de gecombi- neerde sector Handel, vervoer en horeca (in %) in de periode 1996- 2013, Nederland en de 40 COROP-gebieden, gecorrigeerd voor de ge- meentelijke herindeling in Gelderland

Flevoland Noord-Drenthe Noord-Limburg West-Noord-Brabant Zuidwest-Gelderland ◄ Noordoost-Noord-Brabant Kop van Noord-Holland Midden-Limburg Twente Overig Zeeland Zuidoost-Friesland Zuidoost-Noord-Brabant Groot-Rijnmond Delft en Westland Zuidoost-Zuid-Holland Veluwe ◄ Groot-Amsterdam ◄ NEDERLAND Noord-Overijssel Delfzijl en omgeving Zuid-Limburg Midden-Noord-Brabant Utrecht Zuidoost-Drenthe Achterhoek ◄ Arnhem/Nijmegen ◄ Oost-Zuid-Holland Alkmaar en omgeving Zuidwest-Friesland Zuidwest-Overijssel Oost-Groningen Zeeuwsch-Vlaanderen Zaanstreek Het Gooi en Vechtstreek Agl. Leiden en Bollenstreek Zuidwest-Drenthe Agl. 's-Gravenhage IJmond Noord-Friesland Agglomeratie Haarlem Overig Groningen

0 15 30 45 60 75 90 105 120 135 150 Bron: Regionale Rekeningen, CBS; correctie herindeling Bureau Economisch Onderzoek

Ook in deze gecombineerde sector zijn de regionale ontwikkelingsver- schillen in Nederland groot en staat Arnhem/Nijmegen laag in de rang-

33

orde, zij het dat de verschillen minder pregnant zijn dan bij de indu- strie. Om de groeiverschillen te kunnen duiden is een verdere uitsplit- sing naar sector gewenst, maar deze differentiatie is in termen van vo- lumegroei niet beschikbaar. Wel is de nominale 12 ontwikkeling van de onderliggende sectoren bekend en aan de hand daarvan kan toch een nadere analyse plaatsvinden. Zo kan in de eerste plaats worden vastge- steld dat de sectorsamenstelling regionaal en landelijk vrijwel hetzelfde is, daar kan het ontwikkelingsverschil dus niet uit verklaard worden:

Structuur van de combineerde sector Handel, vervoer en horeca (totaal toegevoegde waarde 2012=100%)

Arnhem/Nijmegen Nederland Handel 68 68 Vervoer 23 24 Horeca 9 8 100% 100% Bron: Regionale Rekeningen, CBS

Ruim tweederde deel van de gecombineerde sector bestaat uit handel en in dit dominante onderdeel is ook het negatieve ontwikkelingsver- schil van Arnhem/Nijmegen ontstaan.

Figuur 27. Nominale groei van de toegevoegde waarde in de periode 1996-2012, indexcijfers 1995=100, COROP Arnhem/Nijmegen en NL

Handel Vervoer Horeca 220 220 A/N A/N A/N 200 NL NL NL 200

180 180

160 160

140 140

120 120

100

1997 2000 2003 2006 2009 2012 100 1997 2000 2003 2006 2009 2012 1997 2000 2003 2006 2009 2012

Bron: Regionale Rekeningen, CBS; correctie herindeling Bureau Economisch Onderzoek

In de Horeca – het kleinste onderdeel van de gecombineerde sector – is de ontwikkeling nagenoeg volgens het Nederlandse patroon verlo-

12 De ontwikkeling van de toegevoegdewaarde uitgedrukt in geld, of wel het gesommerde resultaat van vo- lumegroei en prijsstijgingen, voor de periode 1995-2012.

34

pen, de sector Vervoer – goed voor bijna een kwart – kende vanaf 2006 een significant sterkere expansie en heeft de crisisjaren beter door- staan dan de Nederlandse sector. Dat de gecombineerde sector Han- del, vervoer en horeca desondanks een mindere ontwikkeling heeft doorgemaakt komt dus volledig op het conto van de handel. Tot 2001 was het ontwikkelingsverschil met Nederland marginaal, in de daarop- volgende jaren 2002-2005 is de kloof ontstaan. Daarna leek het verschil weer te worden ingelopen maar in de crisisjaren is het gat juist groter geworden. Per saldo is de korte periode 2002-2005 bepalend geweest voor de ontstane groeiachterstand. Wanneer de sector Handel zich in die periode in hetzelfde tempo zou hebben ontwikkeld als de Neder- landse, dan zou daarmee de totale groei van de gecombineerde sector Handel, vervoer en horeca 1996-2013 op het Nederlands gemiddelde zijn uitgekomen.

informatie en De sector Informatie en communicatie is in bijna alle regio’s een rela- communicatie tief kleine, maar zeer expansieve sector. Geografisch gezien is de sector sterk geconcentreerd in een drietal randstadregio’s: Amsterdam, Utrecht en Den Haag. In deze drie regio’s is bijna de helft van de totale Nederlandse sector gevestigd. Hoewel de toegevoegde waarde van de sector in Arnhem/Nijmegen in de periode 1996-2013 verdubbelde, staat de regio in de groeirangorde van de 40 Nederlandse regio’s slechts op de 34 e plaats (zie figuur 29 op de volgende pagina). Deze la- ge klassering is vrijwel geheel bepaald door de ontwikkeling in 1999. Toen daalde de toegevoegde waarde in Arnhem/Nijmegen met 17%

Figuur 28. Volumegroei van de toegevoegde waarde in de Informatie en communicatiesector (indexcijfers 1995=100), gecorrigeerd voor ge- meentelijke herindeling

350 325 A/N NL 300 275 250 225 200

175

150

125

100 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013

Bron: Regionale Rekeningen, CBS; correctie herindeling Bureau Economisch Onderzoek

35

terwijl de sector landelijk een groei kende van 18%. Door het effect van de ‘samengestelde interest’ is in deze expansieve sector het gat van 35% uiteindelijk uitgegroeid tot het drievoudige in 2013. Wanneer de groei in het uitzonderlijke jaar 1999 conform de landelijke toename was verlopen, dan zou de totale periodegroei 1996-2013 maar weinig onder het Nederlandse niveau zijn uitgekomen. In de regionale rangor- de zou dat dan de 18 e plaats hebben opgeleverd.

Figuur 29. Volumegroei van de toegevoegde waarde in de sector Infor- matie en communicatie (in %) in de periode 1996-2013, Nederland en de 40 COROP-gebieden, gecorrigeerd voor de gemeentelijke herindeling in Gelderland

Zuidwest-Gelderland ◄ Zuidoost-Friesland Overig Zeeland Zuidoost-Noord-Brabant Zuid-Limburg Delft en Westland Alkmaar en omgeving Groot-Amsterdam Utrecht Zuidoost-Drenthe Zuidoost-Zuid-Holland Het Gooi en Vechtstreek Twente Flevoland Agl. 's-Gravenhage NEDERLAND Oost-Zuid-Holland Noordoost-Noord-Brabant Overig Groningen Delfzijl en omgeving Zuidwest-Overijssel Zeeuwsch-Vlaanderen Midden-Noord-Brabant Noord-Friesland Groot-Rijnmond Veluwe ◄ Agl. Leiden en Bollenstreek West-Noord-Brabant Kop van Noord-Holland Noord-Overijssel Noord-Drenthe Midden-Limburg Zuidwest-Friesland IJmond Arnhem/Nijmegen ◄ Achterhoek ◄ Noord-Limburg Oost-Groningen Zuidwest-Drenthe Zaanstreek Agglomeratie Haarlem

-50 0 50 100 150 200 250 300 350 400 450 500

Bron: Regionale Rekeningen, CBS; correctie herindeling Bureau Economisch Onderzoek

36

financiële De groei van de toegevoegde waarde in de Financiële dienstverlening is dienstverlening in Arnhem/Nijmegen ongeveer een derde onder het Nederlands ge- middelde gebleven. In de rangorde van de regio’s staat Arnhem/- Nijmegen dan ook in de onderste helft.

Figuur 30. Volumegroei van de toegevoegde waarde in de sector Finan- ciële dienstverlening (in %) in de periode 1996-2013, Nederland en de 40 COROP-gebieden, gecorrigeerd voor de gemeentelijke herindeling in Gelderland

Midden-Noord-Brabant Delft en Westland Noord-Drenthe Zuidwest-Drenthe Noordoost-Noord-Brabant Alkmaar en omgeving Groot-Amsterdam Zuidoost-Friesland Veluwe ◄ Zuidwest-Gelderland ◄ Utrecht Noord-Friesland IJmond Agl. Leiden en Bollenstreek Overig Groningen Zuidoost-Zuid-Holland NEDERLAND Zuidoost-Drenthe Flevoland Twente Zuidwest-Overijssel Zuidoost-Noord-Brabant Midden-Limburg Noord-Overijssel Achterhoek ◄ West-Noord-Brabant Arnhem/Nijmegen ◄ Het Gooi en Vechtstreek Agl. 's-Gravenhage Oost-Zuid-Holland Zuidwest-Friesland Zuid-Limburg Noord-Limburg Overig Zeeland Delfzijl en omgeving Groot-Rijnmond Zeeuwsch-Vlaanderen Kop van Noord-Holland Oost-Groningen Agglomeratie Haarlem Zaanstreek

-50 -25 0 25 50 75 100 125 150 175 200

Bron: Regionale Rekeningen, CBS; correctie herindeling Bu reau Economisch Onderzoek

De Financiële dienstverlening heeft een hectische en bewogen ontwik- keling achter de rug. Na de Informatie en communicatiesector was er

37

in Nederland geen sector waar de toegevoegde waarde zo snel toe- nam, tot de Kredietcrisis een einde maakte aan de expansie.

Figuur 31. Volumegroei van de toegevoegde waarde in de sector Finan- ciële dienstverlening (indexcijfers 1995=100), gecorrigeerd voor ge-

meentelijke herindeling

190

180 A/N NL 170

160 150

140

130

120

110 100 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013

Bron: Regionale Rekeningen, CBS; correctie herindeling Bureau Economisch Onderzoek

Arnhem/Nijmegen laat een structureel van Nederland afwijkende ont-

wikkeling zien. Meer dan de helft van de regionale sector is in de ge- meente Arnhem gevestigd waardoor de Arnhemse ontwikkelingen be- palend zijn geweest voor het regiobeeld. De aanwezigheid van een Gi-

rohoofdkantoor in Arnhem speelt daarbij een belangrijke rol. Op het hoogtepunt eind jaren tachtig werkten in deze landelijke verwerkings- centrale bijna 3.000 mensen, maar door de automatisering – en later

de digitalisering - van het girale betalingsverkeer, daalde het aantal ba- nen in de daaropvolgende jaren trendmatig tot de Postbank in 2009 fu- seert met de INGB-Bank en de Girocentrale in Arnhem werd gesloten. Deze specifieke omstandigheden hadden in de beschouwde periode een drukkend effect op de totale sectorontwikkeling waardoor het groeitempo ver onder het landelijk gemiddelde is gebleven. Wel wer- den in 2009 een aantal ING-activiteiten in Arnhem geconcentreerd waardoor de sector dat jaar een groei-impuls kreeg. Intussen zijn de meeste bedrijfsonderdelen al weer verplaatst naar andere regio’s in Nederland waardoor de werkgelegenheid verder is gedaald.

verhuur en handel van De sector Verhuur en handel van onroerend goed is evenwichtig ge- onroerend goed spreid over Nederland en droeg in 2012 in bijna alle regio’s 5- à 6% bij aan het BBP. Niettemin vertoonde de economische groei sinds 1996

38

een grote regionale differentiatie. Opnieuw valt de relatief lage klasse- ring van Arnhem/Nijmegen op

Figuur 32. Volumegroei van de toegevoegde waarde in de sector Ver- huur en handel van onroerend goed (in %) in de periode 1996-2013, Nederland en de 40 COROP-gebieden, gecorrigeerd voor de gemeente- lijke herindeling in Gelderland

Flevoland Zuidwest-Overijssel Overig Zeeland Groot-Amsterdam Zaanstreek Zuidwest-Gelderland ◄ Midden-Limburg Zuidwest-Friesland Noordoost-Noord-Brabant Achterhoek ◄ Noord-Overijssel Zuidoost-Noord-Brabant Agl. Leiden en Bollenstreek Utrecht IJmond Agglomeratie Haarlem West-Noord-Brabant Veluwe ◄ Kop van Noord-Holland Zeeuwsch-Vlaanderen Twente NEDERLAND Noord-Drenthe Noord-Limburg Zuidoost-Drenthe Alkmaar en omgeving Agl. 's-Gravenhage Arnhem/Nijmegen ◄ Groot-Rijnmond Zuidoost-Zuid-Holland Midden-Noord-Brabant Zuidoost-Friesland Delft en Westland Noord-Friesland Het Gooi en Vechtstreek Overig Groningen Oost-Zuid-Holland Zuid-Limburg Oost-Groningen Zuidwest-Drenthe Delfzijl en omgeving

-10 0 10 20 30 40 50 60 70

Bron: Regionale Rekeningen, CBS; correctie herindeling Bureau Economisch Onderzoek

Tot 2001 verliep de ontwikkeling in Arnhem/Nijmegen conform het landelijke groeipatroon, in de jaren daarna lijkt de invloed van de eco- nomische conjunctuur op de regionale vastgoedsector dieper en lang-

39

duriger voelbaar dan in Nederland. De groeiachterstand in Arnhem/- Nijmegen van ongeveer 10% is opgelopen in de twee periodes van laagconjunctuur (Internetcrisis van 2002 e.v. en de Kredietcrisis van 2009) terwijl het gat in de periode van hoogconjunctuur juist afnam. Dit duidt er op dat de sector in Arnhem/Nijmegen meer nog dan ge- middeld conjunctuurgevoelig is.

Figuur 33. Volumegroei van de toegevoegde waarde in de sector Ver- huur en handel van onroerend goed (indexcijfers 1995=100), gecorri- geerd voor gemeentelijke herindeling

130

125 A/N NL

120

115

110

105

100 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013

Bron: Regionale Rekeningen, CBS; correctie herindeling Bureau Economisch Onderzoek

Zakelijke De sector Zakelijke dienstverlening in bijna alle regio’s een relatief gro- dienstverlening te, snel groeiende maar ook conjunctuurgevoelige activiteit. In Arn- hem/Nijmegen was de sector in 2013 – net zoals in Nederland - goed voor ongeveer 13% van het BBP. In de periodes van economische voor-

Figuur 34. Volumegroei van de toegevoegde waarde in de Zakelijke dienstverlening (indexcijfers 1995=100), gecorrigeerd voor gemeentelij- ke herindeling

170

160 A/N NL

150 140

130

120

110

100 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013

Bron: Regionale Rekeningen, CBS; correctie herindeling Bureau Economisch Onderzoek

40

spoed (1995-2001 en 2005-2008) is de Nederlandse productie sterk toegenomen, maar ten tijde van de Internetcrisis en de Kredietcrisis nam de vraag naar zakelijke diensten weer af.

Figuur 35. Volumegroei van de toegevoegde waarde in de sector Zake- lijke dienstverlening (in %) in de periode 1996-2013, Nederland en de 40 COROP-gebieden, gecorrigeerd voor de gemeentelijke herindeling in Gelderland

Zuidwest-Gelderland ◄ Midden-Noord-Brabant Flevoland Midden-Limburg Veluwe ◄ Zuidoost-Noord-Brabant IJmond Agl. Leiden en Bollenstreek Noord-Limburg Agglomeratie Haarlem Het Gooi en Vechtstreek Groot-Amsterdam Zuidoost-Drenthe West-Noord-Brabant Zaanstreek Noord-Overijssel Zuidoost-Friesland ◄ Achterhoek ◄ Groot-Rijnmond Zuidwest-Friesland Zuidwest-Drenthe NEDERLAND Zeeuwsch-Vlaanderen Alkmaar en omgeving Noordoost-Noord-Brabant Zuid-Limburg Noord-Drenthe Zuidoost-Zuid-Holland Oost-Groningen Overig Zeeland Arnhem/Nijmegen ◄ Kop van Noord-Holland Twente Agl. 's-Gravenhage Utrecht Delft en Westland Delfzijl en omgeving Noord-Friesland Overig Groningen Zuidwest-Overijssel Oost-Zuid-Holland

-10 5 20 35 50 65 80 95 110 125 140 Bron: Regionale Rekeningen, CBS; correctie herindeling Bureau Economisch Onderzoek

De regionale verschillen in Nederland zijn bijzonder groot en moeilijk te duiden. Zowel (groot)stedelijke als landelijke regio’s komen voor in de top en aan de onderkant van de regionale rangorde. Arnhem/Nijmegen

41

staat slechts op de 30 e plaats, maar de nog meer verstedelijkte agglo- meratie ’s Gravenhage staat nog lager. In de tijd gezien vertoonde de ontwikkeling in Arnhem/Nijmegen een groot aantal jaren hetzelfde ontwikkelingspatroon als Nederland, maar een paar atypische jaren hebben er per saldo toe geleid dat de periodegroei 1996-2013 achter is gebleven. Deze achterstand is herleidbaar tot de ontwikkeling in slechts een of twee jaar. Wanneer bijvoorbeeld de groei in 1996 en 1998 of in 2004 conform de landelijke ontwikkeling was verlopen, dan zou de totale periodegroei en de plaats in de regionale rangorde vrij- wel gemiddeld zijn geweest.

Cultuur, recreatie en Deze relatief kleine en conjunctuurgevoelige sector draagt gemiddeld overige dienstverlening over alle Nederlandse regio’s 3% bij aan het BBP. Ook in Arnhem/-

Nijmegen is dat het geval. In Nederland bedroeg de economische groei in deze sector 27%, Arnhem/Nijmegen kwam niet verder dan 9% en staat daarmee laag in de regionale rangorde.

Figuur 36. Volumegroei van de toegevoegde waarde in de sector Cul- tuur, recreatie en overige dienstverlening (indexcijfers 1995=100), ge- corrigeerd voor gemeentelijke herindeling

135

130 A/N NL 125

120

115

110

105 100

95 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013

Bron: Regionale Rekeningen, CBS; correctie herindeling Bureau Economisch Onderzoek

De groeiachterstand is ontstaan in de periode 1999-2002, daarna is de afstand tussen Nederland en Arnhem/Nijmegen niet wezenlijk meer veranderd. Ook voor deze sector geldt dus dat er geen sprake is van een structureel ontwikkelingsverschil, maar dat de kloof ontstaan is in een korte periode en derhalve een incidenteel karakter draagt.

42

Figuur 37. Volumegroei van de toegevoegde waarde in de sector Cul- tuur, recreatie en overige dienstverlening (in %) in de periode 1996- 2013, Nederland en de 40 COROP-gebieden, gecorrigeerd voor de ge- meentelijke herindeling in Gelderland

Flevoland Zuidoost-Friesland Agl. Leiden en Bollenstreek Utrecht Noord-Drenthe Zuidwest-Friesland Noord-Overijssel Noord-Limburg Groot-Rijnmond Midden-Limburg IJmond West-Noord-Brabant Kop van Noord-Holland Twente Delft en Westland Groot-Amsterdam Zuidoost-Zuid-Holland ◄ Zuidwest-Drenthe Zuidoost-Drenthe Veluwe ◄ NEDERLAND Agl. 's-Gravenhage Achterhoek ◄ Overig Zeeland Oost-Groningen Zaanstreek Alkmaar en omgeving Zuidwest-Gelderland ◄ Zuidoost-Noord-Brabant Arnhem/Nijmegen ◄ Zeeuwsch-Vlaanderen Agglomeratie Haarlem Overig Groningen Midden-Noord-Brabant Zuid-Limburg Delfzijl en omgeving Zuidwest-Overijssel Noord-Friesland Noordoost-Noord-Brabant Oost-Zuid-Holland Het Gooi en Vechtstreek

-25 0 25 50 75 100 125 150 175 Bron: Regionale Rekeningen, CBS; correctie herindeling Bureau Economisch Onderzoek

43

Bijlage

Gemeentelijke samenstelling Gelderse COROP-gebieden 2016

Veluwe Arnhem/Nijmegen Arnhem Ede Epe Ermelo Nijmegen Rijnwaarden Scherpenzeel Achterhoek Zuidwest-Gelderland Geldermalsen Lingewaal Montferland Neder-Betuwe Neerijnen Oude IJsselstreek West Maas en

44

45 Provincie Gelderland Markt 11 Postbus 9090 6800 GX Arnhem T (026) 359 90 00 www.gelderland.nl