HET MOOISTE VAN KOERS

METER VAN DE MELKERIE

Linde Merckpoel Kijk mensen, ik zal heel eerlijk zijn. Ik weet niet hoeveel – Presentatrice keer Merckx de Ronde won. Of wie razendsnel L’Alpe Studio Brussel d’Huez op racete in ’97. Groot verzet, klein verzet, whatever. Er is aan mij geen groot wielerexpert verloren gegaan. Maar Yves Lampaert doet mijn hart openbloeien. Lampy. John Deere. De Stier van Ingelmunster.

Hoe dat zo kwam? We leerden elkaar kennen op een behoorlijk legen­ darische avond: het afscheidsfeestje van . Er stond een chique tent aan het zilvermeer in Mol. Mijn Studio Brussel­collega’s en ik draaiden de plaatjes en er werd een hele avond gedanst door coureurs, wielerbonzen, sponsors en hun mooie vriendinnen. Ergens op het einde van de avond stonden Yves Lampaert en plots naast me, ze wilden iets vragen. Ik verstond het niet zo goed, de muziek stond luid en ik was afgeleid door Tom Boonen, die samen met stond te hakken op het podium. Maar ze brulden het nog eens in mijn oor:

­ OF JE METER WIL WORDEN VAN ONS TRAININGSPLOEGSKE DE MELKERIE. ­ DE WAT!?!? ­ DE MELKERIE!!!

Ik had er oprecht van m’n leven nog niet van gehoord. Maar de sfeer zat goed, die boys zagen er sympathiek uit en konden leuk dansen, dus ik zei ja. Over de rest van de avond kan ik niet veel meer vertellen. What happened aan het Zilvermeer, stays daar, zo gaat dat. Maar de basis van onze vriendschap en mijn meterschap was gelegd.

De daaropvolgende jaren – en ik weet niet of het iets met mijn meterschap te maken heeft gehad – gebeurden er wonderlijke dingen met Yves. Nog geen twee maanden later werd hij Belgisch kampioen tijdrijden, hij won en toen nóg een keer en toen werd hij Belgisch kampioen. ik kan u zeggen dat mijn meterhart regelmatig ontplofte van trots. ik zag mijn petekind in een paar jaar tijd uitgroeien van topknecht tot kopman. Geen diva. Een werker, een renner met de voetjes op de grond, niet vies om mee te skarten in het slijk voor z’n team. Geliefd door z’n collega’s, op handen gedragen door het publiek. Probeer het maar eens: hem niet sympathiek vinden. Veel succes. In 2017 wint Yves Lampaert voor de eerste keer Dwars Ik gun Yves alle aandacht en alle liefde van de wereld natuurlijk. Ik wil door Vlaanderen. Op het hem gerust een heel wielerjaar delen met het grote publiek, geen probleem. podium in ‘stad in galop’ Maar op 1 januari is hij van mij. Dan verwacht ik hem, in schoon kostuum, Waregem krijgt hij dit met zijn nieuwjaarsbrief. Er zullen ovenhapjes zijn en een bûche de Noël. pluchen paard overhandigd. Mijn envelopje met zijn cent ligt nu al klaar op de schouw. Hij mag er zichzelf dan iets moois mee kopen. Dat heeft hij verdiend.

10 11 HET MOOISTE VAN KOERS

DE TITAAN HUTSEBOLINO

Wim Opbrouck Eén keer per jaar dalen de goden neer in Harelbeke. Dan – Harelbeekse geurt de stad naar Algipan en Tijgerbalsem. Helikopters duizendpoot en motoren kondigen hun komst aan, en telkens weer verzamelt de Harelbeekse bevolking zich op straten en pleinen om uitbundig hun intrede te vieren. De goden beschouwen de stad als een van de belangwekkende haltes op hun lange trektochten door de mensenwereld.

Lang, héél lang geleden was er een merkwaardige gebeurtenis die de godenwereld in chaos en vertwijfeling zou storten. Het is 1972. Overal hangen vlaggen en wimpels. Er zijn tentenkampen opgebouwd, waar spijzen en dranken geserveerd worden op gouden schotels. Uit haut­ parleurs klinken de hele tijd mededelingen en liederen. De sfeer in de stad is uitgelaten en iedereen kijkt reikhalzend uit naar wat straks komen gaat. Hoog in de lucht wapperen de wieken van een hefschroefvliegtuig. Een spreker kondigt met luide stem aan dat de goden vlakbij zijn en elk moment zullen aankomen. De spanning stijgt en de menigte begeeft zich naar een witgekalkte streep over de straat waar straks de goden zullen landen. Twee oppergoden, Godefroot en Merckx, zijn voorop, gevolgd door een Titaan, genaamd Hubert Hutsebaut. Een ontzaglijke reus, met een angstaanjagend aangezicht, lange haren, een bril, ongeschoren benen en een drakenstaart.

Hij bezit een kracht die overeenkomt met zijn lichaam. Deze gigant heeft ook een welluidende bijnaam, Umberto Hutsebolino, waarmee hij een zeker ontzag inboezemt, daar hij in staat is een rijwiel zomaar op zijn kin te laten balanceren. hutsebolino bestormt de goden. hij kent geen angst of aarzeling. hij stapelt bergen en ontzaglijke rots­ blokken op elkaar, en werpt brandende eikenstammen naar hen. Dit is ongezien, dit hadden Godefroot en Merckx nooit zien aankomen. Aangetast in hun goddelijke status bedenken ze een aanvalsplan. Niets helpt. Het gevecht met de Titaan Hutsebolino dreigt de goden noodlottig te worden. Op de top van de mythische Tiegemberg pogen zij de achter­ volgende reus van zich af te schudden.

Hutsebolino, die door het jarenlang dragen van water een bovenmenselijke kracht heeft ontwikkeld, bindt de strijd aan met de onsterfelijke goden Godefroot en Merckx. Het geschreeuw uit de monden van duizenden Trofee ‘Grote E3-Prijs’ toeschouwers en omstaanders stuwt de drie protagonisten naar Harelbeke Harelbeke 1972. Een week voor een verschroeiende eindspurt. Daar zal de zege na een strijd – die we na de zege in Harelbeke heden ten dage een ‘titanenstrijd’ noemen – worden toegekend aan Hubert is Hutsebaut opnieuw aan Hutsebaut. De reus van een man, die op een mooie dag in 1972 de goden het feest en wint hij de versloeg. Elfstedenronde in Brugge.

12 13 HET MOOISTE VAN KOERS

DE TOUR VAN DE GEMISTE KANS

Rudy Pevenage Nooit was Jan Ullrich zo gefocust op de Tourzege als in – Oud-ploegleider 2003. Het begon al in de winter, die hij voor één keer goed Jan Ullrich was doorgekomen. Hij had ook een bezoek gebracht aan de windtunnel, waar hij zijn helm had laten aanpassen aan zijn gezicht, terwijl hij voorheen weinig aandacht besteedde aan aerodynamica. In april volgde in Rund um Köln al een eerste overwinning, voor zijn doen ongewoon vroeg in het seizoen.

Jan was in de winter overgestapt van T­Mobile naar Team Coast, maar door betalingsproblemen had Bianchi tegen de Tour de sponsoring over­ genomen. Goed halfweg de Tour stond er een tijdrit naar Cap’Découverte op het programma. Het was snikheet, maar Alain Gallopin, een collega­ sportdirecteur, had ’s ochtends op vierhonderd meter van de start een Bianchi­winkel opgemerkt en nog vlug geregeld dat Jan zich daar onder de airco kon warmdraaien met zo weinig mogelijk vochtverlies. Dat pakte goed uit. nooit zag ik jan zo rap rijden in een tijdrit als die dag. hij zette een gedehydrateerde armstrong op meer dan ander­ halve minuut. ik dacht toen echt dat jan de tour ging winnen. En hij zelf ook.

Een week later, daags voor Parijs, begon Jan met 1’05” achterstand aan de tweede lange tijdrit. In totaal andere omstandigheden. Van de ene dag op de andere waren de weersomstandigheden omgeslagen. Vanwege de gietende regen wou hij ’s ochtends niet verkennen, ook al zou dat achteraf beschouwd geen verschil hebben gemaakt. Jan is in die tijdrit ten val gekomen door een olievlek. Zijn helm heeft dus jammer genoeg niet alleen voor de aerodynamica gediend ... Jan was uit zijn ritme, in plaats van de tijdrit te winnen verloor hij nog elf seconden op Armstrong. Het ongelukkig toeval wil dat er nóg twee renners van onze ploeg, Daniel Becke en Aitor Garmendia, in diezelfde bocht waren gevallen en mij nog hadden proberen te waarschuwen, maar mijn gsm stond op stil.

Jan had die Tour altijd moeten winnen, maar hij is op een minuut van Armstrong gestrand. Jan heeft de Tour verloren op Luz Ardiden, door te wachten op Armstrong na diens val met Iban Mayo. En vooral heeft hij hem verloren door de nonchalance van de ploegdokter. In de eerste week, Tijdrithelm Jan Ullrich van na de ploegentijdrit, had de dokter Jan een recuperatiemiddel toegediend het Italiaanse merk Rudy dat te lang in de warmte van de autokoffer had gelegen. Met een Project. De bovenkant van vergiftiging als resultaat. Jan lag een ganse nacht met veertig graden koorts de helm heeft zogenaamde in bed. Zelfs toen hij de volgende ochtend de bus opstapte, had Jan nog ‘dimples’. Deze putjes steeds 38,5, maar dankzij koortswerende pillen is hij toch kunnen starten. zorgen, net zoals bij Drie dagen later, op L’Alpe d’Huez, heeft hij de prijs wel betaald. golfballen, voor meer aerodynamica.

14 15 HET MOOISTE VAN KOERS

ZOEKEN MET DE PEN (WAT DE BENEN NIET VINDEN)

Fieke Van der Gucht Ik wapper de waaier uit tijdens een stormachtige Gent­ – Docente UGent Wevelgem Cyclo 2015. De wind waait mijn waarschu­ wing weg, het lief en twee vrienden worden kleiner, mijn trappen trager. Mijn natte haren plakken tegen mijn wangen, tranen en snot krijgen vrij spel, en ook mijn sokken houden het niet langer droog. Ik ploeg me de pleuris tegen de wind in, de velden trekken steeds lomer aan mij voorbij.

Ik denk aan die ene zin uit Het rijke Vlaamsche wielerleven (1943) van Karel Van Wijnendaele: ‘Het was verschrikkelijk, en toen we huiswaarts keerden, met den wind die voort huilde en de regen die pletste, toen herhaalden we ’t gedurig bij ons eigen: ‘Neen, ’t is niet meer menschelijk!’’ Karel kwam kracht in de benen tekort voor een koerscarrière, maar, aldus de pionier in de Vlaamse sportjournalistiek, ‘leerde met de pen zoeken wat [hij] met de benen niet vond’.

Zo zocht zijn pen een concept waarmee hij die ‘keikoppige’ Vlamingen ‘die te wroeten en te slaven hadden, voor de magere brokken van het bestaan’ kon vereenzelvigen met hun evenbeelden op de fiets. Hij vond uitein­ delijk het begrip ‘flandrien’, in oorsprong een scheldnaam voor Vlaamse seizoenarbeiders in Noord­Frankrijk en Wallonië. Karel maakte van de scheldnaam een geuzennaam voor Vlaamse coureurs die arm en volks, fysiek sterk en wilskrachtig waren, eerst in het baan­, later ook in het wegwielrennen. Flandriens zouden schijnbaar zonder strategie koersen en aldoor aanvallend, en vooral bij hondenweer floreren. (Karel bleef dat zo lang herhalen tot ‘de Vlaming’ het ook echt ging geloven!)

Terwijl ik het hele concept van de ‘flandrien’ flink ten schande maak, doemen twee reddende Engels(en) op: John oogt als een kabouter, Russ als een reus. Beiden zijn de weg kwijt. We sluiten een deal: ik breng hen naar de Kemmelberg, zij brengen me naar het lief en co. Dat ze hiervoor elk jaar naar Vlaanderen afzakken, hijgen ze: voor de kasseien en kou, de modder en regen. Dat ze houden van zichzelf doelloos geselen in Vlaanderens vlakke, winderige landschap. Dat ze stoempers zijn, geen stilisten. En of ik weet dat de Vlaamse onverzettelijkheid het Engels inspireerde tot een pak wieleruitdrukkingen? ken ik a flandrian facial, een bemodderde kop, en a flemish tan line, daar waar de korte broek ophoudt en de slijkerige blote benen beginnen? De eerste editie van Het Ik vind nieuwe moed en een tweede adem. Karel leerde zijn volk praten rijke Vlaamsche wielerleven over de koers, ook meer dan honderd jaar later. Tot op vandaag zijn we verschijnt in 1942 in twee nog steeds vrienden: de Britse flandriens en ik. delen. Een jaar later wordt een gebundelde uitgave op de markt gebracht.

16 17 HET MOOISTE VAN KOERS

DE NACHTBOOT NAAR DOVER

Patrick Lefevere Als twaalf­, dertienjarige was ik al helemaal gek van de – Teammanager koers en maakte ik al eens een trainingsritje met Marc Quick-Step Floors Meernhout, die drie jaar ouder was. Zijn ouderlijk huis stond naast het autokerkhof van mijn vader in Beitem (Rumbeke­Roeselare). Toen Marcs papa ouder werd en ziek was, heeft mijn pa hem uit compassie nog aangeworven.

Marc is een jaar vroeger dan ik overgestapt naar de profs, in 1975. Ik behoorde toen tot de beste amateurs van België. Bob Lelangue bood mij 13.000 frank per maand om ploegmaat te worden van Merckx bij Molteni. Briek Schotte beloofde 16.000 frank om me naar Flandria te halen, bij Maertens en Pollentier. Maar in die tijd verdiende ik 36.000 frank per maand door te gaan werken bij mijn zus en met mijn prijzengeld bij de amateurs. Ik dacht: ik blijf amateur, temeer omdat ik in de voorselectie zat voor de Olympische Spelen van Montreal.

Uiteindelijk ben ik in 1976 toch prof geworden, op mijn 21ste. , sportdirecteur van EBO­Cinzia, bood mij 22.000 frank en vooral had hij mijn kop helemaal zot gemaakt. Op enkele uitzonderingen na, onder wie Marc Meernhout, waren het allemaal neoprofs in zijn ploeg. ‘we gaan al die grote coureurs eens tegen hun schenen schop­ pen.’ dat sprak mij wel aan. al zou de praktijk daar mijlenver vanaf liggen.

Toch mag ik niet klagen over mijn twee seizoenen bij EBO. Het eerste jaar won ik drie koersen, het tweede jaar twee. In mijn eerste koers als prof, de Ronde van Levante, tegenwoordig de Ronde van Valencia, won ik meteen een rit. Daarna mocht ik naar de Tirreno, de tweede keer in mijn leven dat ik op een vliegtuig zat. Eenmaal na Milaan­Sanremo moesten we nog zelden onze koffers pakken voor buitenlandse wedstrijden.

Hoewel ik in 1978 Kuurne­Brussel­Kuurne en een rit in de Vuelta won, heb ik in de loop van 1979 al een punt achter mijn rennerscarrière gezet. Het wemelde van de goeie coureurs in België. Niemand bekommerde zich om de jeugd. Dat waren goeie mensen bij EBO, maar als neoprof voelde het alsof je in Oostende op de nachtboot naar Dover stapte, halfweg de Noordzee over de reling werd geworpen en moest zwemmen zonder te weten waarheen. Het had natuurlijk met budget te maken – EBO was een hespenbedrijf uit Gavere, Cinzia een fietsenmerk. Maar ik heb toch als les Koffer en trui van Marc onthouden dat je jonge coureurs niet aan hun lot mag overlaten en een zo Meernhout. Meernhout is goed mogelijke organisatie moet proberen te bieden. bij EBO twee seizoenen ploegmaat van .

18 19 HET MOOISTE VAN KOERS

TERRAVENTOUX

Bert Wagendorp Hoe het komt weet ik niet, maar rond de wijnboer hangt – Nederlands columnist meer romantiek dan rond de varkensboer of de bietenboer. en wielerjournalist De Franse acteur Gérard Depardieu is tevens wijnboer, met een eigen chateau in de Loirestreek. Popartiest Sting bezit een wijngoed in Toscane. Daarmee zeggen ze: ons leven is geslaagd. We zijn met niets begonnen, en moet je nu eens kijken. Rijk, beroemd en eigen wijn uit eigen wijngaard. En niet zomaar een slobberwijntje, nee, echte wijn, wij zijn wijnboeren.

Toen ik in de vroege zomer van 2017 in de Provence door Villes­sur­ Auzon fietste, nadat ik de heerlijke afdaling vanaf Monieux langs de Gorges de la Nesque had gereden, en vrolijk op weg was naar ons appar­ tement in Caromb, zag ik, vlak na de rotonde links van de Route de Carpentras een cave met de naam TerraVentoux. En daaronder de naam van de eigenaar: Eric Caritoux. Eric Caritoux, die kende ik. In de aller­ eerste Tour de France die ik versloeg, die van 1989, de Tour waarin Greg LeMond in de laatste tijdrit Laurent Fignon uit het geel reed, in die Tour dus, werd Caritoux twaalfde. Vijf jaar daarvoor had hij volkomen verras­ send de Ronde van Spanje gewonnen, met een nóg kleinere marge dan de acht seconden waarmee Fignon het dieptepunt uit zijn loopbaan beleefde: zes seconden voor Alberto Fernández.

zo, dacht ik, die caritoux! die heeft hier zijn eigen wijngoed. wat een glorieus vervolg op een toch ook niet misselijke wielerloopbaan. Ik kende zijn generatiegenoot, de koeienboer Henk Lubberding, maar dit was van een andere orde. Rosé, wit en rood. Een doos wijn achterop de racefiets rijdt niet lekker, maar ik besloot zo snel mogelijk terug te keren om bij Caritoux een voorraadje in te slaan. ‘La Cuvée Eric Caritoux’ staat er op het vignet van de wijnen van Eric Caritoux. We zien de coureur in volle glorie, tegen de achtergrond van het Observatoire op de top van de Mont Ventoux, zijn trainingsberg. Geen supermooi vignet, toegegeven, maar wel een alleszins te begrijpen keuze. Als je wielrenner bent geweest en je wordt viticulteur, dan wil je beide kanten van je persoonlijkheid ook tonen. Bovendien is het goed voor de verkoop.

Vaantje ‘Le vigneron du Jammer genoeg was Eric Caritoux er niet. Hij was bij de koers. Zijn Ventoux’ met beeltenis zwager deed de verkoop. Gelukkig wist hij al mijn vragen over Eric te van Eric Caritoux. De beantwoorden. Zo was er volgens Eric een grote overeenkomst tussen het ex-Vueltawinnaar start vak van wielrenner en dat van viticulteur. ‘Alles wat je hebt opgebouwd, na zijn carrière met het kan in een kwartier zijn verdwenen.’ Met drie kisten wijn in de achterbak verbouwen van wijn in en en een kortingskaart voor volgende aankopen verliet ik TerraVentoux. rond zijn woonplaats aan de voet van de Ventoux.

20 21