<<

RAPPORT

Project MER Hervergunning waterwinning Pidpa Kapellen

Project MER PR3067 Niet Technische Samenvatting

Klant: Pidpa

Referentie: I&BFP1802R002F Versie: 1.1/Finale versie Datum: 2 mei 2018

O p e n

HASKONINGDHV N.V.

Schaliënhoevedreef 20D B-2800 Mechelen Belgium Industry & Buildings Trade register number: 448109415

+32 15 405656 T +32 15 211134 F [email protected] E royalhaskoningdhv.com W

Titel document: Project MER Hervergunning waterwinning Pidpa Kapellen

Ondertitel: Project MER hervergunning Pidpa Kapellen Referentie: I&BFP1802R002F Versie: 1.1/Finale versie Datum: 2 mei 2018 Projectnaam: Projectnummer: FP1802 Auteur(s): Filip Lauryssen

Opgesteld door: Filip Lauryssen

Gecontroleerd door: Guy Geudens

Datum/Initialen: 02 05 2018

Goedgekeurd door:

Datum/Initialen:

Classificatie Open

Disclaimer No part of these specifications/printed matter may be reproduced and/or published by print, photocopy, microfilm or by any other means, without the prior written permission of HaskoningDHV Belgium N.V.; nor may they be used, without such permission, for any purposes other than that for which they were produced. HaskoningDHV Belgium N.V. accepts no responsibility or liability for these specifications/printed matter to any party other than the persons by whom it was commissioned and as concluded under that Appointment. The integrated QHSE management system of HaskoningDHV Belgium N.V. has been certified in accordance with ISO 9001:2015, ISO 14001:2015 and OHSAS 18001:2007.

2 mei 2018 PROJECT MER HERVERGUNNING PIDPA KAPELLEN I&BFP1802R002F i

Project-MER Hervergunning Grondwaterwinning Kapellen

Handtekening externe deskundigen

Project-MER Hervergunning Grondwaterwinning Kapellen

Handtekening interne deskundigen

O p e n

Inhoud

1 Inleiding 1

2 Situering, korte schets en doelstelling van het project 1 2.1 Toetsing aan de milieubeoordelingsplicht 1

3 Referentiesituatie en alternatieven onderzoek 2 3.1 Huidige situatie grondwaterwinning 2 3.2 Referentiesituatie en alternatieven 3

4 Beschrijving van de referentiesituatie 3 4.1 Discipline Bodem: Geologie, bodem, bodemgebruik en bodemhygiëne 3 4.2 Discipline Water: grondwater en oppervlaktewater 3 4.3 Discipline Fauna en Flora: referentiesituatie ‘2006-2010’ 4 4.4 Discipline Mens: grondwaterwinningen en landbouwgebruik 5

5 Effectbepaling 6 5.1 Discipline Bodem: drainageklassen en bodemkwaliteit 6 5.2 Discipline Grondwater: kwantiteit en kwaliteit 6 5.3 Discipline Oppervlaktewater: kwantiteit drainage en waterkwaliteit 6 5.4 Discipline Fauna en Flora 7 5.5 Discipline Mens: grondwaterwinningen en landbouwgebruik 8

6 Integratie en eindsynthese 9 6.1 Grondwaterstandswijziging ten opzichte van referentiesituatie ‘2006-2010’ 9 6.2 Grondwaterstandswijziging ten opzichte van referentiesituatie ‘nuldebiet’ 9 6.3 Eindbeoordeling 9

Figuren

Figuur 2.1: Projectgebied Figuur 2.2: Toponiemenkaart Figuur 9.1: Bodemkaart Figuur 12.1: Beschermde gebieden natuur (VEN, Natura 2000)

2 mei 2018 PROJECT MER HERVERGUNNING PIDPA KAPELLEN I&BFP1802R002F ii

O p e n

1 Inleiding

Dit is de niet-technische samenvatting van het eigenlijke milieueffectrapport, aanmeldingsnota PR3067. Het geeft aan publiek en belanghebbenden bondig de relevante informatie uit het milieueffectrapport. Zo tracht het de publieke participatie te bevorderen in het hervergunningsproces van het project waterwinning Pidpa Kapellen. Voor de uitgebreide technische informatie moet u het eigenlijke milieueffectrapport raadplegen.

2 Situering, korte schets en doelstelling van het project

Het project is de hervergunning van de grondwaterwinning en het waterproductiecentrum van de drinkwatermaatschappij Pidpa in de gemeente Kapellen (figuur 2.1). Het projectgebied 1 ligt tegen de Nederlandse grens in bosrijk gebied op zandige bodem in de Antwerpse Kempen. In figuur 2.2 worden de toponiemen op kaart weergegeven.

Pidpa heeft voor zijn grondwaterwinning te Kapellen momenteel een vergunning voor 20 watervangputten met een maximaal opgepompte hoeveelheid (debiet) van 5.475.000 m³ per jaar en een maximum van 15.000 m³ per dag. De vergunning is geldig tot 01/01/2019. Het bijhorende waterproductiecentrum (WPC) is eveneens vergund tot 1/01/2019. In dit centrum gebeuren een aantal waterzuiveringstappen om het onttrokken grondwater uit de winningsputten van Kapellen tot drinkwater te maken: beluchting, decantatie via een lamellenseparator, zandfiltratie en chlorering. Het gezuiverde water wordt opgeslagen in reinwaterkelders. Vooraleer het water geïnjecteerd wordt in het drinkwaternet wordt een UV desinfectie toegepast. In 2018 zal deze UV desinfectie de chlorering helemaal vervangen. Het spoelwater en spuiwater dat vrijkomt bij deze zuiveringen, wordt naar bezinkingsbekkens gestuurd. Als de opgeloste deeltjes bezonken zijn, loopt het bovenstaande heldere water af en kan dan infiltreren in een infiltratiebekken. Als niet al dit water kan infiltreren, dan kan het worden verpompt naar de nabijgelegen beek.

De drinkwaterwinning van Pidpa in Kapellen valt onder de openbare dienstverplichting van het drinkwaterdecreet. Deze openbare dienstverplichting handelt over de verplichting voor de drinkwaterbedrijven om leveringsplannen en lange-termijn-voorzieningsplannen op te maken en om nood(drink)watervoorzieningen te organiseren. Ze heeft betrekking op o.a. het risicobeheer, het crisisbeheer en de leveringszekerheid van drinkwater.

Deze project-MER heeft als doel de hervergunning van de grondwaterwinning en het WPC te kunnen aanvragen.

2.1 Toetsing aan de milieubeoordelingsplicht Dit project-MER behandelt de hervergunning van de bestaande grondwaterwinning en het waterproductiecentrum te Kapellen voor een jaardebiet van 2.964.600 m³ per jaar waarbij gepompt wordt uit 20 putten met een maximum van 8.100 m³ per dag. In de directe omgeving liggen deelgebieden van

1 In het MER wordt volgende terminologie gehanteerd: Projectgebied: zone waar de bestaande winningsputten gelegen zijn Studiegebied: zone waar effecten kunnen optreden, dit wordt per discipline beschreven Modelgebied: zone die in het grondwatermodel opgenomen is (zie discipline Water)

2 mei 2018 PROJECT MER HERVERGUNNING PIDPA KAPELLEN I&BFP1802R002F 1

O p e n

speciale beschermingszones (Natura 2000), gebieden van het Vlaamse ecologisch netwerk (VEN) en natuurreservaten (figuur 12.1).

Het milieueffectrapport is vereist in toepassing van artikel 4.3.2, sub 1 van het BVR van 10 december 2004 houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage. Het project behoort tot de bijlage II-projecten, categorie 10, sub o: Onttrekken van grondwater, met inbegrip van terugpompingen van onbehandeld en niet-verontreinigd grondwater in dezelfde watervoerende laag, als het netto onttrokken debiet 2.500 m³ per dag of meer bedraagt.

Kunstmatige aanvullingen van grondwater als het debiet 2.500 m³ per dag of meer bedraagt. Onttrekken van grondwater als het debiet 1.000 m3 per dag of meer bedraagt en de activiteit gelegen is in of een aanzienlijke invloed kan hebben op een gebied zoals aangeduid in uitvoering van het decreet houdende maatregelen ter bescherming van de kustduinen van 14 juli 1993 of als de activiteit een betekenisvolle aantasting van de natuurlijke kenmerken van een speciale beschermingszone kan veroorzaken.

Tevens behandelt deze MER de waterzuivering te Kapellen, hoewel deze laatste activiteit niet MER- plichtig is.

3 Referentiesituatie en alternatieven onderzoek

3.1 Huidige situatie grondwaterwinning De grondwaterwinning in Kapellen is vergund sinds 1961. Destijds is de winning gestart met 6 winningsputten en een debiet van 2000 m3 per dag. Momenteel zijn 20 winningsputten vergund met een maximaal debiet van 15.000 m3 per dag en een maximaal debiet van 5.475.000 m3 per jaar.

De evolutie van het jaarlijkse debiet opgepompt door de winning Kapellen is voor de periode 1974-2015 weergegeven in illustratie 3-1.

Illustratie 3-1: Evolutie van het jaardebiet van de winning te Kapellen 1974-2015

2 mei 2018 PROJECT MER HERVERGUNNING PIDPA KAPELLEN I&BFP1802R002F 2

O p e n

3.2 Referentiesituatie en alternatieven Het project is een hervergunning. Daarom worden getoetst ten opzichte van twee referentiesituaties: - de huidige toestand: daarvoor werd de situatie in de periode 2006 tot 2010 met een gemiddeld debiet van 7.530 m3 per dag genomen - de eerder hypothetische situatie die zou ontstaan als de pompen niet meer werken, het zogenoemde nuldebiet (0 m³ per dag).

De doelstelling van het project betreft het hervergunnen van de winning voor een jaardebiet van 2.964.600 m³ per jaar waarbij gepompt wordt uit 20 putten met een maximum van 8.100 m³ per dag. In het MER worden 2 scenario's onderzocht. Een eerste scenario betreft het winnen van gemiddeld 6.200 m³ per dag (of 2.269.200 m³ per jaar). Het tweede scenario betreft het winnen van gemiddeld 8.100 m³ per dag (of 2.964.600 m³ per jaar).

4 Beschrijving van de referentiesituatie

Met betrekking tot de discipline Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie worden er geen effecten verwacht. Daarom wordt deze discipline niet behandeld in het mer.

4.1 Discipline Bodem: Geologie, bodem, bodemgebruik en bodemhygiëne De filterstelling van de winningen bevinden zich tot 85 m diepte in de Centrale zanden van de Kempen. Dit is een dik pakket van min of watervoerende zandige afzettingen bovenop de vrijwel ondoorlatende Boomse kleilaag die op haar beurt 100 à 120 m dik is. Figuur 9.1 is de bodemkaart van het studiegebied. Die geeft de aard en opbouw van de bovenste laag van 125 cm weer. In het studiegebied komt voornamelijk zandige bodem voor. In een deel van het studiegebied wordt onder deze zandige bodems een kleiig pakket aangetroffen, vooraleer dieper daaronder het hierboven genoemde zandige watervoerende pakket bereikt wordt.

Het bodemgebruik in het studiegebied wordt in Vlaanderen voor 32 % ingenomen door urbaan gebied (dorps en villabebouwing), terwijl in het Nederlandse deel maar 4 % als woonterrein is aangeduid. Omgekeerd domineert in Nederland bos en open natuurlijke terrein (72%), terwijl in Vlaanderen bos en heide samen 33% innemen. De rest is overwegend landbouwgrond in beide landen.

Het maaiveld bij de winningsputten van Kapellen ligt op 15,8 mTAW. Het loopt op naar de oostrand van het studiegebied (24,7mTAW) en daalt naar de westelijke rand op 8,8 mTAW.

In het projectgebied en omgeving zijn in het verleden bodemonderzoeken uitgevoerd. Daaruit bleek dat het freatische grondwater sporen van zware metalen bevat, maar die houden verband met historische activiteiten en vormen geen bedreiging voor milieu of menselijke gezondheid.

4.2 Discipline Water: grondwater en oppervlaktewater Voor dit MER is een grondwatermodel opgemaakt. Dat kan de effecten van de waterwinning en scenario’s daarvan bepalen onder vorm van voorspelde grondwaterstandsveranderingen. De referentiesituaties worden beschreven met bestaande meetgegevens (piëzometers of peilbuizen) van de grondwaterstanden op vele locaties in het studiegebied, maar ook met de door het model berekende grondwaterstanden.

Grondwaterstanden voor de referentiesituatie ‘2006-2010’

2 mei 2018 PROJECT MER HERVERGUNNING PIDPA KAPELLEN I&BFP1802R002F 3

O p e n

Rond de winningsputten van Kapellen wordt in het watervoerende zandpakket een stijghoogte berekend van 12,2 mTAW, wat overeenstemt met 3,6 m beneden maaiveld voor de Gemiddelde Hoogste Grondwaterstand of GHG. De verlaging van de grondwaterstand (die is kegelvormig) neemt af met de afstand tot de winning, naar de randen van het studiegebied toe. Aan de randen zelf is geen enkele invloed meer van de winning van Kapellen.

Grondwaterstanden voor de referentiesituatie ‘nuldebiet’ De grondwaterstand (GHG) in het watervoerend zandpakket, in de onmiddellijke omgeving van de putten zou zich instellen op 1,6 m-mv als de pompen zouden uitgezet worden en de pompkegel zou verdwijnen .

Oppervlaktewater In het zuiden van het studiegebied liggen als bevaarbare waterlopen, de kanalen en de dokken van de Haven van Antwerpen. Andere belangrijke waterlopen (geheel of gedeeltelijk van 1e categorie) zijn het Groot Schijn, de Antitankgracht en de Kleine Aa. Verder bevinden zich een reeks waterlopen van 2e en 3e categorie binnen het studiegebied. Het gaat hierbij onder andere over de Kleine Beek, de Berkenbeek, Oude Moervaart, Rosendaalsevaart en ‘s Hertogendijkse beek. De Antitankgracht is een kunstmatig oppervlaktewater dat gevoed wordt vanuit het kanaal -. Tijdens langdurige droge periodes kan er minder water worden afgetapt vanuit het kanaal en is er tekort aan water. Deze situatie geldt zowel voor de referentiesituatie nuldebiet als de referentiesituatie 2006-2014, omdat het peil van de Antitankgracht kunstmatig wordt gestuurd.

De kwaliteit van de oppervlaktewaters in het studiegebied en specifiek de Antitankgracht is matig, door riooloverstorten. Hiermee behoort de Antitankgracht tot de 10 % betere oppervlaktewater op vlak van ecologische toestand.

4.3 Discipline Fauna en Flora: referentiesituatie ‘2006-2010’ De beschermde gebieden van het VEN en Natura 2000 netwerk zijn weergegeven op figuur 12.1. Binnen een straal van 4,5 km rondom de beschermingszone 3 van de winning bevinden zich Speciale Beschermingszones Habitat (SBZ-H): Kalmthoutse Heide, Klein en Groot Schietveld, Historische fortengordels van Antwerpen (Vleermuizenhabitat) en Brabantse Wal (Nederland). Als SBZ Vogels (SBZ- V) zijn er in het studiegebied; Kalmthoutse Heide, De Maatjes, Wuustwezelheide en Groot Schietveld en Brabantse Wal (Ndl). De Kalmthoutse Heide is eveneens VEN gebied (Vlaams Ecologische Netwerk).

Binnen deze VEN-gebieden en SBZ’s bevinden zich verscheidene natuurreservaten, zoals De Nol- Stappersven in het noorden van de Kalmthoutse Heide en het Vlaams Natuurreservaat De Kalmthoutse Heide. In de omgeving zijn eveneens heel wat openbare bossen aanwezig. Op initiatief van de Benelux Economische Unie werd het Grenspark De Zoom – Kalmthoutse Heide opgericht als eerste grensoverschrijdend natuurpark.

In Nederland wordt de Brabantse Wal ingenomen door droog bos met productiebos, dennen-, eiken- en beukenbos en zandverstuivingen en daarnaast ook zwak gebufferde vennen en vochtige heidevegetaties. In Vlaanderen gaat het eiken-berkenbossen (qb) en naaldhoutbestanden (ppmb). Deze situeren zich voornamelijk ten oosten en ten zuiden van de grondwaterwinning. Behalve deze bossen zijn ook de verschillende heidevegetaties (cm, cg) van belang, waaronder vochtige en natte.

De fauna (vogels, vleermuizen en amfibieën) zijn deels afhankelijk van natte of vochtige vegetaties. Eventuele verdroging kan dus effect hebben op de voorkomende diersoorten.

2 mei 2018 PROJECT MER HERVERGUNNING PIDPA KAPELLEN I&BFP1802R002F 4

O p e n

4.4 Discipline Mens: grondwaterwinningen en landbouwgebruik In het studiegebied zijn 412 grondwaterwinningen vergund (situatie 2016). De winning van Kapellen pompt uit de zandige watervoerende lagen van het Mioceen Aquifersysteem. Dat is ook de meest aangeboorde laag voor de andere winningen, met een totaal vergund ontrekkingsdebiet in het studiegebied van 10.502.931 m3 per jaar.

De landbouwgronden rond de winning van Kapellen zijn voornamelijk graslanden en maïsakkers. In beschermingszone I rond de winning is er een bemestingsverbod, in beschermingszone II en III niet.

2 mei 2018 PROJECT MER HERVERGUNNING PIDPA KAPELLEN I&BFP1802R002F 5

O p e n

5 Effectbepaling

5.1 Discipline Bodem: drainageklassen en bodemkwaliteit Een van de kenmerken van de bodem is de drainageklasse. Die geeft aan op welke diepte onder maaiveld het grondwater schommelt. Op lange termijn (eeuwen) bepaalt dit het uitzicht en de fysicochemie van het bodemprofiel. Ten opzichte van de referentiesituatie ‘nuldebiet’ kunnen er theoretisch wijzigingen voorkomen omdat er grondwaterstandsdalingen worden berekend van meer dan 30 cm. Op basis van de oppervlakten (honderden hectare) waarbinnen dit effect zich kan voordoen, is de beoordeling voor scenario 1 (6.200 m3/dag) beperkt negatief en voor scenario 2 (8.100 m3/dag) matig negatief. Ten opzichte van de referentiesituatie ‘2006-2010’ is het effect van scenario 1 verwaarloosbaar en van scenario 2 beperkt negatief.

Er is geen risico op wijziging van de verspreiding van verontreinigende stoffen vanuit de gekende verontreinigde sites naar het grondwater. Er is immers bij onderzoek op en rond die risicogronden geen verspreiding is vastgesteld die bedreigend kan zijn voor het milieu of menselijke gezondheid.

Het ontwateren van het ontijzeringsslib dat vrijkomt bij de waterzuivering, heeft geen nadelige invloed op de bodemkwaliteit. Het verzamelde slib wordt afgevoerd via erkende kanalen. Het water wordt vooral geïnfiltreerd en is dermate schoon dat ook dit geen invloed heeft op de bodemkwaliteit. Het waterproductiecentrum heeft dus geen invloed op de bodemkwaliteit zowel ten opzichte van de referentiesituatie ‘nuldebiet’ als de referentiesituatie ‘2006-2010’ ongeacht het scenario van pompdebiet.

5.2 Discipline Grondwater: kwantiteit en kwaliteit Grondwaterkwantiteit In het bekkenbeheerplan van de Benedenschelde wordt gesteld dat het Kempens Aquifersysteem een stabiele kwantitatieve toestand heeft.

Ten opzichte van de referentiesituatie 2006-2010 zal de grondwatertafel beperkt stijgen (scenario 1) of beperkt dalen (scenario 2) met een verwaarloosbaar effect. Ten opzichte van de referentiesituatie nuldebiet zijn de effecten groter maar eveneens beperkt voor beide scenario’s.

Grondwaterkwaliteit Enerzijds wordt hier de gewijzigde kwelflux beoordeeld. De wijzigingen blijken verwaarloosbaar voor beide scenario’s in beide referentiesituaties. Ten opzichte van de referentiesituatie nuldebiet zijn de effecten beperkt negatief beoordeeld.

Er is verder geen risico op verspreiding als gevolg van voorkomende verontreinigingen op risicogronden binnen het studiegebied.

De infiltratie van spui- en spoelwater bij het waterproductiecentrum heeft geen negatieve invloed op de kwaliteit van het grondwater. De kwaliteit van dit spui- en spoelwater is zeer goed.

5.3 Discipline Oppervlaktewater: kwantiteit drainage en waterkwaliteit Effect van de winning op de drainerende werking van oppervlaktewaterlichamen Voor beide scenario’s van pompdebiet wijzigt de hoeveelheid grondwater die afgevoerd wordt (gedraineerd) in de oppervlaktewaterlichamen vrijwel niet ten opzichte van de referentiesituatie ‘2006- 2010’. Zelfs ten opzichte van de referentiesituatie ‘nuldebiet’ blijft de wijziging in drainagehoeveelheid

2 mei 2018 PROJECT MER HERVERGUNNING PIDPA KAPELLEN I&BFP1802R002F 6

O p e n

beperkt tot 2% binnen het totale studiegebied. De invloed op de drainagehoeveelheid van de Antitankgracht is groter. Zeker ten opzichte van de referentiesituatie ‘nuldebiet’ is er minder drainage naar de segmenten van de Antitankgracht die dichter bij de winning liggen, 20% bij scenario 1 en 29 % bij scenario 2. Dit wordt echter gecompenseerd door de voeding vanuit het kanaal Dessel-Schoten.

Effecten van de winning op de kwaliteit van oppervlaktewater De invloed van de winning op de kwaliteit van het oppervlaktewater beperkt zich tot de hierboven beschreven verminderde drainage naar de oppervlaktewaterlichamen. Gezien de beperkte invloed op die hoeveelheid drainage, is ook de invloed op kwaliteit verwaarloosbaar. De waterkwaliteit in de Antitankgracht wordt vooral beïnvloed door riooloverstorten.

Het waterproductiecentrum heeft een vergunning voor het lozen van afvalwater op een beek. Het betreft hier het decantatiewater na bezinking van het slib in spui- en spoelwater van de waterzuivering. Het overgrote deel van dat overigens zeer schone water wordt geïnfiltreerd. De geloosde hoeveelheden zijn erg beperkt en hebben dan ook geen invloed op de kwaliteit van het oppervlaktewater.

5.4 Discipline Fauna en Flora Een groot deel van het studiegebied (5 cm verlagingscontour in de bepompte laag rond de waterwinning) ligt in Speciale beschermingszone van de habitatrichtlijn en/of de vogelrichtlijn (SBZ-H en SBZ-V) en bestaat uit Europees habitat (zeer waardevolle vegetaties met Europese bescherming) of heeft doelstellingen voor de uitbreiding van habitats toegewezen gekregen. De zones waarvoor dit niet het geval is, bestaan voornamelijk uit landbouwgebied of droge (naald)bossen (met villabebouwing). Daarom richt de bespreking zich op de Europese habitats en de regionaal belangrijke biotopen (rbb) met een min of meer vergelijkbaar belang. In de Passende beoordeling (in het mer hoofdstuk 15) worden naast de bestaande habitats binnen SBZ-H ook de zoekzones voor uitbreiding van habitats beschouwd.

Omdat de winning enkel via grondwaterstandverlagingen effecten kan hebben op habitats en rbb’s die specifieke, ondiepe grondwaterstanden nodig hebben, wordt de kennis van het grondwatermodel gebruikt voor het onderzoek. Er wordt de vegetatiemodule DURAVEG aan het grondwatermodel gekoppeld. Die zet de voorspelde grondwaterstanden op elke plek in het studiegebied om in de natuurlijke vegetatie die daar dan potentieel kan groeien.

Algemeen valt op dat de voorspelde vegetaties van beide scenario’s ten opzichte van beide referenties heel weinig verschillen zijn. Er zijn verschuivingen, maar deze blijven zeer beperkt ten opzichte van de totale oppervlakte.

Uit de vergelijking tussen de referentiesituaties en de scenario’s blijkt dat de verschuivingen klein zijn en dat scenario 1 (6.200 m3/dag) zeer gelijkaardig is als de situatie bij nuldebiet terwijl scenario 2 (8.100 m³/dag) goed aansluit bij de huidige toestand. Habitattype 7140 wordt in geen enkel scenario voorspeld. Een vergelijking van scenario 1 en 2 laat een beperkte verschuiving zien van de vochtige habitattypes (3130_aom, 4010-7150) richting droge heide (4030) en in mindere mate blauwgrasland (6410). Dit verschil is klein en bovendien wordt in deze voorspelling geen rekening gehouden met andere factoren zoals het huidig gebruik. Vaak zijn de habitats op het terrein niet aanwezig doordat er een ander landgebruik is (bv. naaldbos, bebouwing, landbouw). Het effect is voor beide scenario’s ten opzichte van beide referenties verwaarloosbaar. Een specifiek fenomeen in het studiegebied is ook dat over aanzienlijke oppervlakte er schijnspiegels voorkomen op ondiepe kleiige lagen (zie bodem). Bovendien verschilt de weerstand en doorlatendheid in de opeenvolgende geologische lagen bovenop de aangepompte watervoerende laag. Er is daardoor een gedeeltelijke of volledige loskoppeling van de

2 mei 2018 PROJECT MER HERVERGUNNING PIDPA KAPELLEN I&BFP1802R002F 7

O p e n

stijghoogtes in de oppervlakkige grondwatertafel in de bodem waarop de vegetatie groeit en de diepere grondwatertafel in het zandige pakket. In het mer wordt daarop dieper ingegaan in bijlage 10.5.

Wijziging vegetatie door wijziging grondwaterkwaliteit Ten opzichte van de referentiesituatie ‘2006 -2010’ zijn de wijzigingen verwaarloosbaar. Hier worden dan ook geen wijzigingen verwacht op het niveau van de vegetaties.

Ten opzichte van de hypothetische referentiesituatie ‘nuldebiet’ wordt een beperkte vermindering van de hoeveelheid kwelwater verwacht die uittreedt ter hoogte van de waterlopen, en dit voor beide scenario’s. De belangrijkste wijzigingen zijn zichtbaar ter hoogte van de segmenten van het Antitankkanaal nabij de winning. Door de continue aanvoer van kanaalwater, kan verwacht worden dat de geringe wijziging in aanvoer van kwel een verwaarloosbaar effect (0) zal hebben voor de aanwezige watervegetaties en fauna in het Antitankkanaal.

Wijziging fauna als gevolg van vegetatiewijziging De verwachte vegetatiewijziging ten opzichte van de referentiesituatie huidige toestand is zeer klein. Mogelijk effect op fauna die van (vochtige en natte) vegetaties afhankelijk is, wordt dan ook als verwaarloosbaar beschouwd.

5.5 Discipline Mens: grondwaterwinningen en landbouwgebruik Voor alle winningen binnen het studiegebied grondwater is met het grondwatermodel nagegaan of er een capaciteitsvermindering kan ontstaan door een daling van de grondwaterstand in de aangepompte laag. Bijlage 13.2 bij het MER geeft deze winningen weer met de berekende maximale verlaging ter hoogte van de winningsput ten opzichte van de beide referentiesituaties. Uit deze tabel is zichtbaar dat bij alle vergunde winningen de invloed beperkt is. Geen enkele winning heeft een berekende daling van meer dan 1 m ter hoogte van de filterstelling.

De wijzigingen in voorspelde droogte- of natschade voor landbouwgebruik is voor alle vergelijkingen tussen de beoogde referentiesituaties en beide scenario’s bijzonder klein. De toename in natschade blijft telkens beperkt tot minder dan 5% en de toename in droogteschade zelfs tot minder dan 1%. Ten opzichte van de referentiesituatie ‘nuldebiet’ is er een toename van > 5% voor scenario 2 (8.100 m³/dag), wat een beperkt positief effect is voor de landbouwgebruikswaarde, ook na aftrek van de beperkte droogteschade op andere plaatsen. De effecten worden dan verder als verwaarloosbaar beschouwd (0) voor alle andere combinaties.

2 mei 2018 PROJECT MER HERVERGUNNING PIDPA KAPELLEN I&BFP1802R002F 8

O p e n

6 Integratie en eindsynthese

6.1 Grondwaterstandswijziging ten opzichte van referentiesituatie ‘2006- 2010’ Als eerste referentiesituatie is de toestand van het grondwater bij het werkelijk opgepompte debiet in de periode 2006-2010 meegenomen. In het scenario 1 (6.200 m³/dag) wordt minder grondwater gewonnen dan in deze referentiesituatie, in het scenario 2 (8.100 m³/dag) meer. Het effect op de grondwaterkwantiteit is voor beide scenario’s verwaarloosbaar. Voor de discipline Bodem worden ten hoogste beperkte effecten verwacht op de wijziging van drainageklasse in een beperkt gebied rond de winning. De wijziging van de drainage/infiltratie van/naar de beken is beperkt en daarom verwaarloosbaar beoordeeld. Er is daarom eveneens een verwaarloosbaar effect voor de oppervlaktewaterkwaliteit. De indirecte effecten naar landbouw en grondwaterwinningen door een wijziging van de grondwaterstand zijn verwaarloosbaar (0) voor beide scenario’s. De indirecte effecten naar vegetaties en fauna zijn verwaarloosbaar (0) voor beide scenario’s.

6.2 Grondwaterstandswijziging ten opzichte van referentiesituatie ‘nuldebiet’ Als tweede vergelijkingsbasis is de referentiesituatie 'nuldebiet' meegenomen. Ten opzichte van deze referentie zal het grondwater dalen in beide scenario’s. Voor de discipline Bodem wordt voor het scenario met pompdebiet 8.100 m³/dag een negatief effecten verwacht omdat over een zekere oppervlakte rond e winning de bodemdrainageklasse wijzigt (droger wordt). Er zal ook in beide scenario’s een beperkte wijziging zijn van de kwel, met een beperkt negatief effect op de oppervlaktewaterkwaliteit. De indirecte effecten naar landbouw door een wijziging van de grondwaterstand zijn verwaarloosbaar (0) voor scenario 1 (6.200 m³/dag) en beperkt positief (+1) voor scenario 2 (8.100 m³/dag). De indirecte effecten naar vegetaties voor deze hypothetische referentie zijn verwaarloosbaar (0). Ook de effecten voor fauna zijn verwaarloosbaar (0) voor beide scenario’s.

6.3 Eindbeoordeling Uitgaande van de beoordeelde effecten van de grondwaterwinning wordt algemeen besloten dat een hervergunning mogelijk is en dat er geen negatieve gevolgen zijn voor het leefmilieu. In geen enkele discipline is een negatief effect te verwachten (tabel 6-1) ten opzichte van de referentiesituatie ‘2006- 2010’.

De beoordeling binnen bodem en meer specifiek de beoordeling van de wijziging drainagetrap geeft een negatief effect ten opzichte van de referentiesituatie ‘nuldebiet’. Maar dit is een nomenclatuureffect. De werkelijke beoordeling van de grondwaterwijziging is gebeurd in de discipline water, waar een verwaarloosbaar effect werd gevonden.

2 mei 2018 PROJECT MER HERVERGUNNING PIDPA KAPELLEN I&BFP1802R002F 9

O p e n

Tabel 6-1: Samenvattende effectbeoordeling Scenario 1 (6.200 m³/dag) Scenario 2 (8.100 m³/dag)

Effectgroep Referentiesituatie Referentiesituatie Referentiesituatie Referentiesituatie ‘2006-2010' ‘nuldebiet’ ‘2006-2010' ‘nuldebiet’

Discipline Bodem

Wijziging drainageklasse 0 -1 -1 -2

Wijziging bodemkwaliteit 0 0 0 0

Discipline Water (grondwater)

Wijziging grondwaterkwaliteit 0 -1 0 -1

Wijziging grondwaterkwantiteit 0 0 0 0

Discipline Water (oppervlaktewater)

Wijziging oppervlaktewaterkwaliteit 0 0 0 0

Wijziging oppervlaktewaterkwantiteit 0 0 0 0

Discipline Fauna en flora

Wijziging vegetatie 0 0 0 0

Wijziging fauna 0 0 0 0

Discipline Mens

Grondwaterwinningen 0 0 0 0

Landbouw 0 0 0 +1 -3: Aanzienlijk negatief; -2 negatief; -1: beperkt negatief; 0: neutraal; +1: beperkt positief; +2: positief; +3: Aanzienlijk positief

2 mei 2018 PROJECT MER HERVERGUNNING PIDPA KAPELLEN I&BFP1802R002F 10

O p e n

Figuren

2 mei 2018 PROJECT MER HERVERGUNNING PIDPA KAPELLEN I&BFP1802R002F

N

Kalmthout

Woensdrecht

Kapellen

Stabroek

0 500 1.000 Meters

Titel: Datum: Schaal: Projectgebied 02/06/2016 1:25.000

Figuur: Project: Project MER Hervergunning winning Kapellen 2.1 Legenda Haskoning Belgium NV/SA Opdrachtgever: Campus Mechelen Projectgebied PIDPA Schaliënhoevedreef 20D 2800 Mechelen Grens Vlaanderen - Nederland (tel) +32 (0)15 40.56.56 Bron: (fax) +32 (0)15 40.56.57 Geopunt [email protected] Gemeentegrenzen © NATION AAL GEOGRAFISC H IN STITU UT - ABDIJ T ER KAMEREN 13 1000 BRUSSEL - TEL 02/629 82 82 www.royalhaskoningDHV.com Path: I:\FP1802\Technical_Data\figuren\T_hoofddocumenten\kaartenmaker\02MXD\ProjectMXD\MXD_0021_situering_20160531_bis.mxd Roosendaal N Bergen op Zoom

Zundert Essen

Huijbergen

Reimerswaal De Maatjes

Woensdrecht De Nol - Stappersven

Kalmthout

De Kalmthoutse Heide Brabantse Wal

Putte Groot Schietveld

Hulst Antitankgracht

Antwerpen Kapellen Brecht Titel: Datum: Schaal: Toponiemenkaart 06/06/2016 1:100.000

Figuur: Beveren Project: BrasschaatProject MER Hervergunning winning Kapellen 2.2 Legenda Haskoning Belgium NV/SA Opdrachtgever: Campus Mechelen Projectgebied PIDPA Schaliënhoevedreef 20D 2800 Mechelen Grens Vlaanderen - Nederland Bron: (tel) +32 (0)15 40.56.56 Geopunt (fax) +32 (0)15 40.56.57 [email protected] Gemeentegrenzen 0 1 2 © NATIONAAL GEOGRAFISCH INSTITUUT - ABDIJ TER KAMEREN 13 1000 BRUSSEL - TEL 02/629 82 82 www.royalhaskoningDHV.com Kilometers Schoten PDOK, Kadaster, OpenStreetMap Path:I:\FP1802\Technical_Data\figuren\T_hoofddocumenten\MXD_0022_Toponiemen_201605311_copy.mxd Textuur (Vlaanderen) Drainage (Vlaanderen) klei zeer droog N licht zandleem zeer droog tot matig nat lemige valleibodems droog zware klei matig droog veen matig nat duinen nat zand zeer nat Textuur (Nederland) uiterst nat leemarm en zwak lemig fijn zand Drainage (Nederland) lemig fijn zand Onbekend bebouwing GLG 50-80 cm-mv groeve GHG>40 cm-mv, GLG 80-120 cm-MV water GHG<40 cm-mv, GLG>120 samengestelde eenheden GHG 25-40 cm-mv, GLG > 120 cm-mv GHG 40 - 80 cm-mv, GLG >120 cm-mv GHG 80 - 140 cm-mv, GLG > 120 cm-mv GHG > 140 cm-mv, GLG > 120 cm-mv

Profielontwikkeling (Vlaanderen) Legenda Bodems met zwakke humus- of/en ijzer- B horizont Bodems met duidelijke humus- of/en ijzer- B horizont Studiegebied Bodem Bodems met diepe antropogene humus A horizont (plaggengronden) Bodems zonder profielontwikkeling Projectgebied Profielontwikkeling (Nederland) samengestelde eenheden Grens Vlaanderen - Nederland haarpodzolgronden veldpodzolgronden Winningen duinvaaggronden Vlakvaaggronden laarpodzolgronden gooreerdgronden hoge zwarte enkeerdgronden zand-, leem-, of grindgroeve water bebouwing 0 1 2 Kilometers

Titel: Datum: Schaal: Bodemkaart 21/11/201721/11/2017 1:140000

Figuur: Project: Project MER Hervergunning winning Kapellen 9.1

Haskoning Belgium NV/SA

Campus Mechelen

Opdrachtgever: Schaliënhoevedreef 20D PIDPA 2800 Mechelen (tel) +32 (0)15 40.56.56 Bron: (fax) +32 (0)15 40.56.57

© NATIONAAL GEOGRAFISCH INSTITUUT - [email protected] ABDIJ TER KAMEREN 13 1000 BRUSSEL - TEL 02/629 82 82 www.royalhaskoningDHV.com Path: I:\FP1802\Technical_Data\figuren\T_hoofddocumenten\bodemkaart.mxd Rijkmaker

Brabantse Wal N Wildertse Duintjes

Achterste Duinen

Smidsevijvers Vallei van de Kleine Aa Zilverenhoek Brabantse Wal De Maatjes De Maatjes

Stappersven De Maatjes, Wuustwezelheide en Groot Schietveld Brabantse Wal Kalmthoutse Heide De Kalmthoutse heide Kalmthoutse Heide

Brabantse Wal Kalmthoutse Heide

De Kuyck Noordheuvel Withoefse heide

Brabantse Wal Ruige Heide MD Klein Schietveld

Rijkmakers Bos Keutelheide e.a. De Maatjes, Wuustwezelheide en Groot Schietveld Kraaienberg - Hoge Opstal Ravenhof Kraaienest Historische fortengordels van Antwerpen als vleermuizenhabitats Klein en Groot Schietveld Schans van Smoutakker Mastenbos Klein Schietveld Historische fortengordels van Antwerpen als vleermuizenhabitats Elsenbos Groot Schietveld De Uitlegger Klein en Groot Schietveld

Papenbos

Historische fortengordels van Antwerpen als vleermuizenhabitats

Gemeentelijk natuurgebied het Rood De Mick Schorren en polders van de Beneden-Schelde

De Inslag

Brusselse Bossen Mickse Hoeve Kuifeend - Grote Kreek De Kuifeend en de Blokkersdijk

De Kuifeend Bos- en heidegebieden ten oosten van Antwerpen

Legenda Projectgebied Titel:Historische fortengordels van AntwerpenDatum: als vleermuizenhabitatsSchaal: Studiegebied Fauna & Flora Beschermde gebieden natuur 11/08/2017 1:75.000 (VEN, Natura 2000, Vlaamse Grens Vlaanderen - Nederland en erkende natuurreservaten) Elshout De Kuifeend Figuur: Erkende natuurreservaten Project: Bospolder, Ekers Moeras en Muisbroekbos Vlaamse natuurreservaten Project MER Hervergunning 12.1 winningBos- Kapellen en heidegebieden ten oosten van Antwerpen Haskoning Belgium NV/SA VEN-gebied Oude Landen Opdrachtgever: Peerdsbos Campus Mechelen Habitatrichtlijngebied Schaliënhoevedreef 20D De Oude Landen en Bospolder PIDPA 2800 Mechelen Vogelrichtlijngebied (tel) +32 (0)15 40.56.56 Bron: (fax) +32 (0)15 40.56.57 0 1 2 Geopunt Natura 2000 Nederland [email protected] © NATION AAL GEOGRAFISC H IN STITU UT - Kilometers ABDIJ T ER KAMEREN 13 1000 BRUSSEL - Vordenstein TEL 02/629 82 82 www.royalhaskoningDHV.com Path: I:\FP1802\Technical_Data\figuren\T_hoofddocumenten\MXD_0121_Beschermingszones_20160531.mxd