Een inventarisatie van stenen bijlen geslepen artefacten uit (frl.)

Dit artikel is eerder verschenen in Archeoforum 1, 1997 (ISSN 1386-6095) Klaas R. Henstra

I n l e i d i n g leend, zodat gesteld kan worden dat bijgaande catalogus vrij De afgelopen tientallen jaren zijn er in de Friese gemeente volledig is. Tytsjerksteradiel vele stenen bijlen gevonden en bewaard. De opzet van genoemde catalogus is zodanig dat deze ook Werden deze artefacten aanvankelijk slechts als "donderste- voor andere onderzoekers in de overige Friese gemeenten nen" gekwalificeerd, toch trokken zij reeds in het begin van bruikbaar is. Mogelijk leidt dit in de toekomst tot een volledig deze eeuw wetenschappelijke aandacht. Het was de Zweed en gestandaardiseerd overzicht van de Friese bijlen. Nils Åberg die in 1916 "Die Steinzeit in den Niederlanden" publiceerde. Naderhand volgden ondermeer Brandt (1967), Het onderzoek dat is verricht naar de bijlen gevonden in Hoof (1970) en Bakker (1979). Tytsjerksteradiel, wijst in de richting van een zeer geringe bewoning in het Vroeg-Neolithicum en een sterke toename In deze studie heb ik gekozen voor een beschrijving van de hiervan in het Midden-Neolithicum, hetgeen zich doorzet in bijlen die zijn gevonden in de gemeente Tytsjerksteradiel. De het Laat-Neolithicum. betreffende artefacten bevinden zich in particuliere collecties en musea. In dit laatste geval betreft dit het Fries Museum te Omschrijving Leeuwarden en het Streekmuseum Tytsjerksteradiel te Burgum. Stenen bijlen werden zowel van vuursteen als van overig Op een enkel geval na werd steeds de volle medewerking ver- zwerfsteenmateriaal vervaardigd. Daarbij werd eerst een half- fabrikaat geslagen, waarna de afwerking door slijpen en soms kloppen ("pecking") plaatsvond. Een door gebruik beschadigd exemplaar kon op deze wijze worden hersteld. Restanten kon- den worden gebruikt voor het vervaardigen van kleinere arte- facten zoals spitsen en schrabbers. Dergelijke artefacten met duidelijke slijpsporen treffen wij af en toe aan. Tytsjerksteradiel De geslepen bijlen werden gedurende het gehele Neolithicum gebruikt met enige voortzetting tot in de Bronstijd. Voor wat betreft de grotere artefacten (> 15 cm) dient in de eer- ste plaats te worden gedacht aan import uit het noorden (Denemarken, Sleeswijk-Holstein en Helgoland), uit het oosten (Duitsland) en uit het zuiden (Limburg, België en Frankrijk). De kleinere bijlen (< 15 cm) zijn mogelijk ook plaatselijk vervaar- digd. De genoemde maat is enigszins arbitrair: sommige onder- zoekers leggen de grens bij 12 cm. Voor wat betreft de indeling van het Neolithicum worden de volgende grenzen gehanteerd: 1 Vroeg-Neolithicum 5300-4000 v. C. 2 Midden-Neolithicum 4000-3100 v. C. 3 Laat-Neolithicum 3100-2100 v. C.

1313 Ty p o l o g i e 6 De hier gebruikte typologische indeling van de bijlen is geba- 6.1 Dickblattige Flint-Rechteckbeile (vuursteen). seerd op het werk van Peter Schut, die in 1991 een inventari- 6.2 Rechthoekige dwarsdoorsnede; de dikte is groter dan de halve satie vervaardigde van Neolithische bijlen uit Gelderland, ten lengte. noorden van de Rijn.1 Hij maakte daarbij gebruik van de stu- 6.3 Midden- en Laat-Neolithicum. dies van Brandt en Hoof. 7 Wat betreft de naamgeving sluit ik aan bij de in de literatuur 7.1 Dünnblattige Flint-Rechteckbeile (vuursteen). algemeen gebruikte Duitstalige benamingen. De onderstaande 7.2 De lengte is maximaal 15 cm; de dikte is kleiner dan de halve indeling bestaat steeds uit drie categorieën: breedte; vrij slordig vervaardigd. 7.3 Laat-Neolithicum (Bekerculturen). 1. Naam, 2. Definiëring en 3. Datering. 8 1 8.1 Flint-Rechteckbeile (vuursteen). 1.1 Fels-Ovalbeile en Fels-Rundbeile (zwerfstenen, uitgezonderd 8.2 De breedte is groter dan de halve lengte; in verhouding dunne vuursteen). vorm. 1.2 Vlak-rondovaal of rond-rondovaal (sommige onderzoekers 8.3 Laat-Neolithicum. maken een tweedeling, anderen zien geen onderscheid; hier is 9 gekozen voor het laatste model). 9.1 Noordelijke beitels. 1.3 Vroeg-Neolithicum. Brandt neemt aan dat de overige bijlvormen 9.2 Niet breder dan 2,8 cm; in zijaanzicht vrij dikke top. 2 zich uit dit type hebben ontwikkeld. Uitgesloten is niet dat dit 9.3 Midden-Neolithicum. type ook (nog? krh) in het Laat-Neolithicum voorkwam.3 10 2 10.1 Disselbijlen.6 2.1 Fels-Rechteckbeile (zwerfstenen, uitgezonderd vuursteen). 10.2 Een rechte en een hol geslepen zijde. 2.2 Rechthoekige doorsnede; de lange zijden kunnen recht dan wel 10.3 Vroeg- en Midden-Neolithicum. enigszins gebogen zijn. 11 2.3 Het laatste deel van het Vroeg-Neolithicum en het gehele 11.1 Jade bijlen. Midden-Neolithicum. 11.2 Deze bijlen zijn vervaardigd van nefriet, jadeïet of eclogiet. 3 11.3 Laat-Neolithicum. 3.1 Spitznackige Flint-Ovalbeile (vuursteen). Tot voor kort werd aangenomen dat jade bijlen slechts recente, 3.2 Ovale doorsnede; spitstoppig. bijvoorbeeld Aziatische importen zijn. Huidig onderzoek heeft 3.3 Het laatste deel van het Vroeg-Neolithicum en het Midden- aangetoond dat Neolitische import uit Polen, Frankrijk en Noord- Neolithicum. Italië mogelijk is. Schut bereidt op dit moment een uitgebreide studie voor over jade bijlen.7 4 4.1 Dünnackige Flint-Ovalbeile (vuursteen). 12 4.2 Het bovenaanzicht is min of meer trapeziumvormig met een 12.1 Werktuigen met dellen. ovale tot spitsovale doorsnede. 12.2 Insnoering aan de top; dellen aan de smalle zijden. 4.3 Midden- tot Laat-Neolithicum. De datering is onzeker. Wel ver- 12.3 Neolithicum. Een preciezere datering is op dit moment melden Brandt en Hoof dat de duntoppige vorm zich heeft ont- niet mogelijk. wikkeld uit de spitstoppige vorm.4 Schut dateert de zogenaamde Buren-bijlen, die ook tot deze groep horen, op ± 3000-2100 v. C.5 5 5.1 Dünnblattige Flint-Ovalbeile (vuursteen). 5.2 Vlak-ovale doorsnede; rechte snede en een naar verhouding dunne bijl. 5.3 Midden- en Laat-Neolithicum.

14 Catalogus van bijlen uit II. Bijl, Burgum 8 Lengte, br., dikte, snede br. Tytsjerksteradiel 1 Plaatsnaam, toponiem/straat 7,5 cm, 4,0 cm, 1,7 cm, 3,9 cm Burgum, Tjalling Haismastraat 2 9 Opmerkingen I. Bijl, Burgum 2 Coördinaten, bodemsoort De bijl is aangekocht door het Fries 1 Plaatsnaam, toponiem/straat 6D 195.120/579.640, zand? Museum. In de registratie staat de ver- Burgum, Noardermar 3 Vinder, eigenaar melding: Standvoetbekercultuur. Deze 2 Coördinaten, bodemsoort L. van Weenen, K.R. Henstra, Burgum cultuur wordt heden ten dage vrij alge- 6D 197.920/588.220, esdek/zand 4 Vondstdatum meen Enkelgrafcultuur genoemd (krh). 3 Vinder, eigenaar 1972 Het artefact is vrij slordig vervaardigd. H. Haarsma, Sumar, idem 5 Collectie/inv. nr. 4 Vondstdatum Streekmuseum Burgum, ST 1990-IX-25 IV. Bijl, Burgum 6 Bijltype 1974 1 Plaatsnaam, toponiem/straat Dünnackige Flint-Ovalbeile, Midden- 5 Collectie/inv. nr. Burgum, Koningsland, sportvelden v.v. Neolithicum Coll. Haarsma Bergum 7 Gesteente 6 Bijltype 2 Coördinaten, bodemsoort Vuursteen. Dünnackige Flint-Ovalbeile, Midden- 6D ± 194.900/579.460, zand 8 Lengte, br., dikte, snede br. Neolithicum 3 Vinder, eigenaar 6,8 cm, 4,0 cm, 2,0 cm, 3,6 cm 7 Gesteente P. van der Heide, Burgum, Fries Museum 9 Opmerkingen Vuursteen 4 Vondstdatum Ondanks navraag bij diverse per- 8 Lengte, br., dikte, snede br. 1975 10,3 cm, 4,4 cm, 3,0 cm, 4,1 cm sonen en instanties is het niet gelukt 5 Collectie/inv. nr. 9 Opmerkingen de juiste plaats van herkomst van het Fries Museum, FM 1983-IX-01 De vondst van deze bijl werd pas aangevoerde zand te achterhalen. 6 Bijltype later bekend en in 1990 door Klaas R. Aangezien het meeste zand in deze Spitznackige Flint-Ovalbeile, Henstra en Sjoerd Spijkstra gemeld bij periode uit de verbrede Wijde Ee ten Midden/Laat-Neolithicum de Archeologische Dienst van het Fries westen van Burgum afkomstig is, lijkt 7 Gesteente Museum. Op grond van deze melding deze plek vooralsnog de beste papieren Vuursteen werd op 17 april 1991 een verkennings- te hebben. 8 Lengte, br., dikte, snede br. onderzoek uitgevoerd op het terrein 12,1 cm, 6,0 cm, 4,1 cm, 2,4 cm van Geert van Assen. Enkele proefputjes III. Bijl, Burgum 9 Opmerkingen leverden ondermeer brokjes vuursteen 1 Plaatsnaam, toponiem/straat Het betreft een topgedeelte van op en enige Mesolithische dan wel Burgum, huidige ijsbaan (Burgum-West) een spitsnekkige geslepen en bekapte Neolithische afslagen. Klaas J. Bekkema 2 Coördinaten, bodemsoort bijl uit de Trechterbekercultuur. Het maakte een situatieschets. Het dagrap- 6D 195.080/577.950, veen/zand artefact is onregelmatig gevormd: het port vermeldt: "Uit bovenstaande deter- 3 Vinder, eigenaar heeft een brede en smalle zijkant met minatielijst kan niets met zekerheid J. Kloppenburg, Burgum, Fries Museum enige recente beschadigingen. De vuur- worden gezegd over een datering". 4 Vondstdatum steen is ondoorzichtig grijs/wit en bezit 1967 In 1974 zouden bij de aanleg van een een bruin/grijze patinering. De breuk- 5 Collectie/inv. nr. krachtstroomleiding op bovengenoemde rand is onregelmatig met een scherpe Fries Museum, FM 1972-I-08 locatie maar liefst 10 vuurstenen dolken punt. 6 Bijltype zijn gevonden (mondelinge mededeling Dünnackige Flint-Ovalbeile, Midden- van H. Haarsma). Navraag heeft evenwel Neolithicum niets opgeleverd. 7 Gesteente Vuursteen

15 V. Bijl, Burgum 8 Lengte, br., dikte, snede br. 1 Plaatsnaam, toponiem/straat 5,3 cm, 6,7 cm, 2,3 cm, 6,6 cm Burgum, Koemeerweg (EPON-centrale) 9 Opmerkingen 2 Coördinaten, bodemsoort Het bijlrestant werd door L.B. Bos 6D, ± 197.600/580.300 geschonken aan Hein van der Vliet 3 Vinder, eigenaar (Lippenhuizen), die het vervolgens J. en A. van der Heide, Burgum, Fries schonk aan het Streekmuseum Opsterlân Museum te Gorredijk. 4 Vondstdatum 26 mei 1971 VII. Bijl, 5 Collectie/inv. nr. 1 Plaatsnaam, toponiem/straat Fries Museum, FM 1973-III-01 Eastermar, Boschkamp 6 Bijltype 2 Coördinaten, bodemsoort Fels-Oval- en Fels-Rundbeile, Laat- 6D, ± 200.000/577.000 Neolithicum 3 Vinder, eigenaar 7 Gesteente Onbekend (P. Horjus), Fries Museum Labrador-porfiriet 4 Vondstdatum 8 Lengte, br., dikte, snede br. Onbekend 16,5 cm, 7,0 cm, 3,6 cm, 6,5 cm 5 Collectie/inv. nr. 9 Opmerkingen Fries Museum, FM 1963-X-20 (4A-62) Dit type bijl hoort thuis in het 6 Bijltype Laat-Neolithicum, waarschijnlijk de Dünnblattige Flint-Rechteckbeile, Laat- Enkelgrafcultuur. Het artefact bevindt Neolithicum zich door bemiddeling van de bekende 7 Gesteente amateur-geoloog L.B. Bos ("Stientsje Vuursteen Bos") thans in de collectie van het Fries 8 Lengte, br., dikte, snede br. Museum. 7,3 cm, 4,3 cm, 1,3 cm, 4,2 cm 9 Opmerkingen VI. Bijl, Burgum, De bijl is bij werkzaamheden f r a g m e n t gevonden door enkele arbeiders en 1 Plaatsnaam, toponiem/straat vervolgens in eigendom verworven door Burgum, Wijde Ee Pieter Horjus (Inv. nr. B 417). Via J. van 2 Coördinaten, bodemsoort der Heide is de bijl terechtgekomen bij Onbekend het Fries Museum. De bovenste helft is 3 Vinder, eigenaar bekapt; de onderste helft is geslepen. Opzichter Provinciale Waterstaat/L.B. Bos, Burgum VIII. Bijl, Eastermar 4 Vondstdatum 1 Plaatsnaam, toponiem/straat Onbekend Eastermar, jachthaven 5 Collectie/inv. nr. 2 Coördinaten, bodemsoort Streekmuseum Opsterlân, G109 6D 199.580/576.720, veen/zand 6 Bijltype 3 Vinder, eigenaar Flint-Rechteckbeile L. Antonides, Eastermar, idem 7 Gesteente 4 Vondstdatum Afb.1 Vuursteen 1973 Bijl, Eastermar (VIII)

Foto: fotodienst Streekmuseum Tytsjerksteradiel 16 5 Collectie/inv. nr. X. Bijl, Eastermar Streekmuseum Burgum, ST 1990-VI-15 1 Plaatsnaam, toponiem/straat 6 Bijltype Eastermar, Achterweg Dünnackige Flint-Ovalbeile, Midden/Laat 2 Coördinaten, bodemsoort Neolithicum 6D, 199.625/576.875, zand 7 Gesteente 3 Vinder, eigenaar Vuursteen M. Ley, Leeuwarden 8 Lengte, br., dikte, snede br. 4 Vondstdatum 25,0 cm, 7,7 cm, 4,9 cm, 7,2 cm 1992 9 Opmerkingen 5 Collectie/inv. nr. Het materiaal (vuursteen) wijst op Streekmuseum Burgum, ST 1990-X-16 een zuidelijke herkomst. Deze bijl - de 6 Bijltype grootste die tot nog toe in Tytsjerkstera- Dünnblattige Flint-Rechteckbeile, Laat- diel is gevonden - is geslepen in facet- Neolithicum ten.8 Mogelijk behoort dit type tot de 7 Gesteente z.g. Burenbijlen (mondelinge medede- Vuursteen ling Erik Drenth, ROB). 8 Lengte, br., dikte, snede br. 4,4 cm, 2.9 cm, 0,8 cm, 2,4 cm 9 Opmerkingen IX. Bijl, Eastermar 1 Plaatsnaam, toponiem/straat Dit kleine bijltje - door Ley voorzien Eastermar, centrum van het inv. nr. 17/010 - hoort thuis in 2 Coördinaten, bodemsoort het Laat-Neolithicum, waarschijnlijk de 6D, ± 199.700/576.700, zand? Enkelgrafcultuur. 3 Vinder, eigenaar Onbekende inwoner van Drogeham, XI. Bijl, Eastermar K. de Jong 1 Plaatsnaam, toponiem/straat - 4 Vondstdatum Eastermar, Heechsân 1960 2 Coördinaten, bodemsoort 5 Collectie/inv. nr. 6G 200.240/579.260 Streekmuseum Burgum, ST 1991-V-08 3 Vinder, eigenaar 6 Bijltype O. Kloetstra, , idem Fels-Oval en Fels-Rundbeile, Jade bijl 4. Vondstdatum 7 Gesteente 1988 Diabaas porfiriet, jade 5 Collectie/inv. nr. 8 Lengte, br., dikte, snede br. Streekmuseum Burgum, ST 1990-V-28 (8-1) 18,3 cm, 6,0 cm, 3,2 cm, 5,8 cm 6 Bijltype 9 Opmerkingen Flint-Rechteckbeile, Laat-Neolithicum In eerste instantie is de steensoort 7 Gesteente gedetermineerd als diabaas porfiriet. Vuursteen Op 31 januari 1996 is de bijl bestu- 8 Lengte, br., dikte, snede br. deerd door Peter Schut van de ROB te 9,1 cm, 5,1 cm, 2,7 cm, 5,1 cm Amersfoort. Schut vermoedt dat we 9 Opmerkingen hier te maken hebben met een jade bijl Het door Kloetstra aan de bijl gege- ven inv. nr. is 98B; het artefact hoort (mondelinge mededeling). Afb. 2 Bijl, Eastermar (IX) thuis in het Laat-Neolithicum. De bijl- snede is niet opnieuw bijgeslepen, maar Foto: fotodienst Streekmuseum Tytsjerksteradiel geretoucheerd. Er zijn vijf retouches.

17 XIII. Bijl, Eastermar 7 Gesteente 1 Plaatsnaam, toponiem/straat Vuursteen Eastermar, Leyensreed 8 Lengte, br., dikte, snede br. 2 Coördinaten, bodemsoort 16,0 cm, 5,5 cm, 2,5 cm, 5,0 cm 6D ± 199.110/576.040, veen/zand 9 Opmerkingen 3 Vinder, eigenaar Aangezien Dam Jaarsma vaker Bergsma, Eastermar, H. Boorsma, Delfzijl voorwerpen via derden in zijn bezit 4 Vondstdatum kreeg, is dit mogelijk ook hier het geval. ± 1955/1960 Toch wordt vermoed dat de bijl uit 5 Collectie/inv. nr. de omgeving afkomstig is aangezien H. Boorsma, Delfzijl Jaarsma steeds de fiets als vervoermid- 6 Bijltype del gebruikte, onder meer bij zijn inven- Flint-Rechteckbeile, Laat-Neolithicum tarisatie van volksverhalen. Mogelijk 7 Gesteente heeft hij op deze wijze dit bezit ver- Vuursteen worven. De bijl hoort thuis in het Laat- 8 Lengte, br., dikte, snede br. Neolithicum en is na beschadiging op de 12,0 cm, 6,1 cm, 3,8 cm, 5,5 cm snede geretoucheerd. De lengte is 1 cm 9 Opmerkingen groter als maximaal voor dit type wordt De bijlen XI en XII zijn - mogelijk bij aangegeven. elkaar - gevonden door een onbekende

Afb. 3 boer. Deze schonk kort daarop de vonds- XV. Bijl, Eastermar Bijl uit Eastermar (XI) ten aan dominee Boorsma te Eastermar. 1 Plaatsnaam, toponiem/straat Tekening: H. Roelink, BAI, Groningen De artefacten zijn heden ten dage in Onbekend bezit van de zoon, de heer H. Boorsma 2 Coördinaten, bodemsoort te Delfzijl. Op diverse verzoeken tot XII. Bijl, Eastermar Onbekend bestudering van de bijlen werd tot nu 1 Plaatsnaam, toponiem/straat 3 Vinder, eigenaar toe niet gereageerd. De maten van de Eastermar, Leyensreed P. Horjus, Eastermar, Fries Museum, 2 Coördinaten, bodemsoort bijl zijn vastgelegd op grond van een Leeuwarden 6D ± 199.110/576.040, veen/zand tekening uit het archief van het Fries 4 Vondstdatum 3 Vinder, eigenaar Museum. Onbekend Bergsma, Eastermar, H.Boorsma, Delfzijl 5 Collectie/inv. nr. 4 Vondstdatum XIV. Bijl, Eastermar Fries Museum, FM 1963-X-38 1955/1960 1 Plaatsnaam, toponiem/straat 6 Bijltype 5 Collectie/inv. nr. Onbekend Dubbele bijl (Kerbschlägel) H. Boorsma, Delfzijl 2 Coördinaten, bodemsoort 7 Gesteente 6 Bijltype Onbekend Zandsteen Onbekend 3 Vinder, eigenaar 8 Lengte, br., dikte, snede br. 7 Gesteente D. Jaarsma, Eastermar (?), A.A. de Jong, 13,0 cm, 9,8 cm, 4,0 cm, 9,0 cm Vuursteen Eastermar 9 Opmerkingen 8 Lengte, br., dikte, snede br. 4 Vondstdatum De bijl is vervaardigd op een restant 8,2 cm, 7,1 cm, 2,3 cm, 7,1 cm Onbekend van een slijpsteen. Verdere afwerking 9 Opmerkingen 5 Collectie/inv. nr. door slijpen heeft niet plaatsgevonden. De bijl is gebroken en naderhand A.A. de Jong, Eastermar Het is derhalve arbitrair of de bijl thuis- bijgeretoucheerd. Zie voorts onder XIII. 6 Bijltype hoort in deze catalogus. Een mogelijke Dünnblattige Flint-Rechteckbeile, Laat- datering is Vroeg-Neolithicum. In Duitse Neolithicum literatuur staat vermeld dat deze voor-

18 werpen werden gebruikt bij geweibe- 9 Opmerkingen XVIII. Bijl, Sumar werking of zagen.9 De maatvoering komt niet over- 1 Plaatsnaam, toponiem/straat een met het bovengenoemde type. Sumar, van Harinxmaweg XVI. Bijl, Eastermar Mogelijk betreft het hier het type Flint- 2 Coördinaten, bodemsoort 1 Plaatsnaam, toponiem/straat Rechteckbeile; in dat geval is de breedte 6D 196.840/575.580 Eastermar, Kjellingen evenwel iets te klein. Over deze bijl is 3 Vinder, eigenaar 2 Coördinaten, bodemsoort door de auteur eerder gepubliceerd.10 J. Siebinga, Opeinde 6D 199.640/575.000, zand 4 Vondstdatum 3 Vinder, eigenaar Onbekend H. van der Berg 5 Collectie/inv. nr. 4 Vondstdatum FM 1969-III-68/1 September 1964 6 Bijltype 5 Collectie/inv. nr. Dünnblattige Flint-Rechteckbeile, Laat- FM 1964-IX-07 Neolithicum 6 Bijltype 7 Gesteente Dünnblattige Flint-Rechteckbeile, Laat- Vuursteen Neolithicum 8 Lengte, br., dikte, snede br. 7 Gesteente 8,6 cm, 3,9 cm, 1,8 cm, 3,8 cm Vuursteen 9 Opmerkingen 8 Lengte, br., dikte, snede br. De snede vertoont gebruiksretouche. 12,6 cm, 6,6 cm, 2,9 cm, 6,3 cm 9 Opmerkingen XIX. Bijl, Sumar Uit de Horjus-bestanden (Fries 1 Plaatsnaam, toponiem/straat Museum) blijkt de vindplaats overeen Sumar, Wiest (= westelijke Iest) te komen met diens site O.3. Het voor- 2 Coördinaten, bodemsoort werp is aan een der brede zijden zwaar 6D 196.030/577.470, esdek/zand beschadigd. 3 Vinder, eigenaar G. Kampen-Hoekstra, Sumar, Streekmuseum Burgum XVII. Bijl, 4 Vondstdatum 1 Plaatsnaam, toponiem/straat ± 1960 Jistrum, Iestwei 35 5 Collectie/inv. nr. 2 Coördinaten, bodemsoort Streekmuseum Burgum, ST 1992-II-13 6D 198.695/581.875, zand 6 Bijltype 3 Vinder, eigenaar Disselbijl, Vroeg/Midden Neolithicum J. Elzinga, Jistrum, idem 7 Gesteente 4 Vondstdatum Ambifoliet 1983 8 Lengte, br., dikte, snede br. 5 Collectie/inv. nr. 11,2 cm, 3,6 cm, 2,3 cm, 3,5 cm Streekmuseum Burgum, ST 1993-IV-25 9 Opmerkingen 6 Bijltype De bijl dient te worden gerekend Dünnblattige Flint-Rechteckbeile, Laat- tot de dissels, hoewel de breedte Neolithicum 7 Gesteente gering is. Voor een beitel is de breedte Afb. 4 Vuursteen Bijl, Jistrum (XVII) 0,8 cm te groot. Een equivalent is een 8 Lengte, br., dikte, snede br. recente vondst te Opperkooten (gem. Foto: fotodienst Streekmuseum Achtkarspelen).11 12,0 cm, 5,8 cm, 3,5 cm, 5,8 cm Tytsjersteradiel

19 Hergebruik van gebroken bijlen scheiden in vuursteen en overig zwerfsteenmateriaal. De kwa- Bij breuk van een vuursteenbijl kon zoals eerder gemeld het liteit van de vuursteenbijlen is hoog tot zeer hoog te noemen. artefact worden gerepareerd voor verder gebruik. Was het res- De tand des tijds heeft weinig invloed gehad op deze harde tant te klein, dan kon dit nog worden benut voor het vervaar- grondstof. Bovendien zijn er uit latere perioden betrekkelijk digen van schrabbers, spitsen, etc. weinig beschadigingen te constateren.

Ook in Tytsjerksteradiel zijn artefacten gevonden, waaraan zich De kwaliteit van de bijlen van overig zwerfsteenmateriaal een duidelijk geslepen restant bevindt: een bewijs dat dit voor- is goed te noemen. Wel is te constateren dat de bodem- en werp eens deel heeft uitgemaakt van een bijl. weersinvloeden op dit materiaal meer kans hebben gehad hun Derhalve kunnen deze artefacten deel uitmaken van deze stu- sporen achter te laten. die als het om een kwantitatieve analyse gaat. Kwantitatieve analyse Omschrijving van de bijlrestanten Het analyseren van bovengenoemde bijlen zal geschieden aan de hand van de volgende uitgangspunten: vindplaats, type en 1 9 Eastermar, Witveen. 4,0 x 2,0 x 1,0 cm. Eastermar, Borstlaan, 2,9 x 2,6 x 0,5 cm. periode. Collectie Horjus/FM 1969-III-72, nr. 97. Collectie de Groot. 2 10 Eastermar, Witveen. 2,3 x 2,0 x 0,2 cm. Eastermar, Kjellingen, 5,5 x 2,1 x 1,0 1 Vindplaatsen-analyse Collectie Horjus/FM 1969-III-72, nr. 98. cm. Collectie Kloetstra (verbrand; De bijlen (uitgezonderd de bijlrestanten) zijn gevonden op het 3 retoches). grondgebied van de volgende dorpen: Burgum (5), Eastermar Eastermar, Witveen, 2,5 x 1,8 x 0,5 cm. 11 Collectie Horjus/FM 1969-III-72, nr. 112. Sumar, Iestpolder. Collectie Siebinga, (11), Jistrum (1) en Sumar (2). Burgum en Sumar zijn evenals 4 FM 1969-III-70/43. Eastermar en Jistrum buurdorpen. In dit geval zijn er daarom Eastermar, Witveen, 1,7 x 1,0 x 0,3 cm. 12 Collectie Horjus/FM 1969-III-72, nr. 113. Eastermar, Achterweg. 2,0 x 1,0 x 0,4 twee kleine gebieden waarin de bijlen zijn aangetroffen. In de 5 cm. Collectie Ley. overige 12 dorpen van de gemeente Tytsjerksteradiel zijn nog Burgum, M. van Coehoornweg, 2,1 x 13 1,7 x 0,5 cm. Collectie Henstra, C/92 Eastermar, Achterweg. 5,0 x 3,5 x 2,0 geen bijlen aangetroffen. Hadden wij ook de strijdhamers in (schrabber). cm. Collectie Ley. het onderzoek betrokken, dan zou dit beeld zich nauwelijks 6 14 wijzigen: Burgum (1), Eastermar (2) en (1). Garyp is een Burgum, Miensker, 1,5 x 1,4 x 0,4 cm. Eastermar, Achterweg. 4,0 x 3,0 x 1,5 Collectie Henstra, H/01 (schrabber). cm. Collectie Ley. buurdorp van Sumar. 7 15 Eastermar, Lange Geestlaan, 2,9 x 1,7 x Eastermar, Achterweg. 2,0 x 1,5 x 0,25 0,6 cm. Collectie Spijkstra. cm. Collectie Ley. Als oorzaak van dit verschijnsel wil ik de volgende stelling 8 poneren: in genoemde dorpen is door de aanwezigheid van Eastermar, Lange Geestlaan, 4,7 x 3,0 x 0,8 cm. Collectie van Dijk. amateur-archeologen in de eerste helft en derde kwart van de 20e eeuw meer gezocht naar artefacten en is er derhalve meer N.B. De stukken 3 en 4 behoorden mogelijk tot dezelfde bijl. kennis aanwezig. Vinders (zonder specifieke kennis) van bij- zondere vondsten op locaal niveau konden zich richten tot een Depotvondsten kenner op het gebied van de Steentijd. Stenen bijlen worden af en toe bijelkaar gevonden. In een der- Ten tweede speelt het Bergumermeer een belangrijke rol. gelijk geval spreekt men van een depotvondst. Het betreft dan De vondsten concentreren zich alle rond dit meer, met name vaak niet alleen gave, afgewerkte exemplaren, maar ook half- aan de west-, zuid- en oostzijde. Aan de noordzijde is één fabrikaten en onbewerkte vuursteenknollen.12 Uitgezonderd bijl gevonden (V). Het aantal bijlrestanten bedraagt 15; de een vage, niet bevestigde, mededeling vermeld onder Bijl I en vindplaatsen komen overeen met die van de volledige bijlen. de voor onderzoek niet toegankelijke bijlen XI en XII, is er in De rest van deze uitgebreide plattelandsgemeente is voor- de gemeente Tytsjerksteradiel geen sprake van depotvondsten. alsnog als leeg gebied te beschouwen. Derhalve kan worden geconcludeerd dat de Neolithische bevolking rondom het Kwalitatieve analyse Bergumermeer een aantrekkelijk leefgebied heeft aangetrof- Bij een dergelijke analyse is het gewenst de soorten bijlen te fen voor ontginning en exploitatie.

20 2 Typen-analyse Noten Schut, P. 1991. Een inventarisatie van Neolithische bijlen uit Gelderland, ten noor- Van de bestaande typen zijn in Tytsjerksteradiel de volgende 1 Schut 1991. den van de Rijn. Nederlandse Archeologische aantallen gevonden: Rapporten, nr. 11. 2 Schut 1991, p. 9. Weiner J. en G. Weisgerber (red.), 1980. 5000 1.1 Fels-Ovalbeibeile en Felsrundbeile 1 3 Schut 1991, p. 16. Jahre feuersteinbergbau. Bochum. 2.1 Fels-Rechteckbeile 0 3.1 Spitznackige Flint-Ovalbeile 1 4 Schut 1991, p. 36. Met dank aan 4.1 Dünnackige Flint-Ovalbeile 4 5.1 Dünnblattige Flint-Ovalbeile 0 5 Schut 1991, p. 36. L. Antonides (Eastermar), J. van Bruggen 6.1 Dickblattige Flint-Rechteckbeile 1 (Opeinde), E. Drenth (Amersfoort), J. Dreves 7.1 Dünnblattige Flint-Rechteckbeile 5 6 Kramer en Lanting 1996, p. 3 t/m 5. (Leeuwarden), J. Elzinga (Jistrum), H. de Groot 8.1 Flint-Rechteckbeile 3 (Leeuwarden), H. Haarsma (Sumar), A.A. de 9.1 Noordelijke beitels 0 7 Schut 1991, p. 63. Jong (Eastermar), K. de Jong (Noardburgum), 10.1 Disselbijlen 1 G. Kampen-Hoekstra (Sumar), O. Kloetstra 11.1 Jade bijlen 1 8 Henstra, Actief 12-06-1991 en 21-12-1994. (Noardburgum), E. Kramer (Leeuwarden), M. 12.1 Werktuigen met dellen 0 Ley (Leeuwarden), P. Schut (Amersfoort) en S. Onbekend (2) 2 9 Weiner en Weisgerber 1980, p. 117 t/m 119. Spijkstra (Burgum). Henstra 1995, p. 31. Van de twaalf typen zijn er in het gebied acht aanwezig. Menno van Coehoornweg 19 10 Henstra, Diggelnijs 1993, p. 2 t/m 3. 9251 LV Burgum De hoofdmoot bestaat uit Dünnackige Flint-Ovalbeile en Henstra, Actief 21-12-1994. 0511 - 46 27 02 Dünnblattige Flint-Recheckbeile. Van de overige typen is er 11 Kramer en Lanting 1996, p. 3 t/m 5. (behoudens de Flint-Rechteckbeile) steeds slechts één gevon- Henstra, Actief 21-12-1994. den. 12 Beuker 1990, p. 21. Beuker 1983, p. 96 t/m 97. 3 Perioden-analyse Literatuur

Vroeg-Neolithicum 1 Actief, weekblad voor Tytsjerksteradiel, Vroeg/Midden-Neolithicum 1 Burgum. Midden-Neolithicum 4 Midden/Laat-Neolithicum 1 Archief Fries Museum, Leeuwarden. Laat-Neolithicum 10 Onbekend 2 Archief Klaas R. Henstra, Burgum.

Conclusies Beuker, J. 1983. Vakmanschap in vuursteen. Drents Museum, Assen. Het aantal in de gemeente Tytsjerksteradiel gevonden Neolithische bijlen bedraagt 19. Beuker, J. 1990. Werken met steen. Drents Museum, Assen. Gezien de gevonden bijlrestanten kan dit aantal worden uitge- breid tot minimaal 29. Diggelnijs, 1993. Nijsbrief fan it Argeologysk De bijlrestanten bevonden zich in het gebied waar de com- Wurkferbân fan de Fryske Akademy. nr. 17, november 1993. plete bijlen zijn aangetroffen. In het Vroeg-Neolithicum was er sprake van een zeer geringe Fryslân, 1996. Nieuwsblad voor Geschiedenis en Cultuur. Kwartaalblad van het Genootschap bewoning. Het beeld dat wij krijgen op grond van de ana- Geschied-, Oudheid- en Taalkunde. Tweede lyse toont aan dat het bewonersaantal zich in het Midden- jaargang, juni 1996.

Neolithicum uitbreidde. Dit aantal zal zich in het Laat- Henstra, K.R. et al, 1995. Pieter Horjus. Neolithicum hebben kunnen handhaven of mogelijk nog iets Amateur-archeologie in het oosten van . Streekmuseum Tytsjerksteradiel, kunnen uitbreiden. Hierbij dient wel de volgende restrictie te Burgum. worden gemaakt: het aantal gevonden bijlen is tamelijk gering en een bijstelling van het beeld op grond van nieuwe vondsten Kramer, E. en A. Lanting, 1996. Friesland en het Vroege Neolithicum. Fryslân, kwartaalblad is dan ook niet uitgesloten. van het Fries Genootschap. Tweede jaargang, nummer 2.

21