Boek Dibbets Opmaak
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Vertrouwd bezit cultuur- en mentaliteitshistorische studies over de Nederlanden onder redactie van Willem Frijhoff en Henk Hoeks Vertrouwd bezit Materiële cultuur in Doesburg en Maassluis, 1650-1800 Uitgegeven met steun van Stichting Charema, Fonds voor geschiedenis en kunst Omslagontwerp en boekverzorging: Leo de Bruin, Ooij Op het omslag: bord uit het derde kwart van de achttiende eeuw, Delft, polychroom aardewerk, diameter ca. 40 cm. Rijksmuseum Amsterdam (foto: Rijksmuseum Amsterdam) © Uitgeverij , Nijmegen 2001 90 6168 591 5 644 Inhoud 9 11 1. 23 De inventaris 24 Het opstellen van de inventaris 26 Excurs: gewoonterecht in de Generaliteitslanden 31 De blik van de inventarisopsteller 33 Boedelscheiding 34 Geschenken 38 2. 41 De periode tot 1650 42 De plattegrond 47 De periode na 1650 51 De mensen 54 Bestuur 58 Bedrijvigheid 60 De tweedehandsmarkt 63 De loterij 67 Ter afsluiting 69 3. 71 Zitten 76 Toevluchtsoorden van intimiteit 83 Het huis als terrein voor vrijetijdsbesteding 86 Slapen 89 Bedstede of ledikant 90 Samen of gescheiden slapen 91 Slaapkamertjes 93 Pronken 96 De linnenkast 99 Praktische innovaties: de kleerkast en de latafel 101 Mode en behoudzucht 104 Breekbare voorwerpen in huis 107 Vreemden in huis 111 Warmte en licht 113 4. 123 De maaltijd nuttigen 125 De dagelijkse maaltijd: tin of aardewerk 127 Gelegenheidsgoed 129 De ongedekte tafel 137 Alcohol drinken 146 Roken en snuiven 150 Thee- en koffiedrinken 157 Het ritueel 161 Publieke gelegenheden 166 5. 172 Beeldvorming 175 Het lichaam 180 Stoffen en mode 181 Kleuren 187 Gelegenheden 190 Onderhoud 192 Het hoofd 197 De ledematen 202 Kleding dragen of bewaren 206 6. 209 Toegang tot het boek 216 Drukwerk en papier 226 Huis en kerk 233 Religieuze en seculiere lectuur 236 Vroomheid, traditie en theologie in Maassluis 242 Beschaving en distinctie in Doesburg 250 Mannen en vrouwen: wie koos wat? 252 Verfransing? 257 Historisch en geografisch besef 259 Culturele emancipatie in Maassluis 261 Culturele intermediairs 264 Het leeskabinet 267 Liefhebbers van de dichtkunst 272 Vrije tijd 261 Tijd lezen of klok kijken 280 7. 283 Voorstellingen aan de muur 285 Landkaarten 290 Portretten 291 Religieuze voorstellingen in Doesburg 294 Zinnebeelden in Maassluis 299 Naturalia 302 Prullaria 303 Gevoeligheden 306 309 Bijlage 1: Spreiding van voorwerpen over de boedelbeschrijvingen van de selectie 319 Bijlage 2: De boedelbeschrijving van Johan Bettinck en Margrieta de Malesarmes (1659) 330 Bijlage 3: De boedelbeschrijving van Kornelis van Linden en Elisabeth van Kranenburg (1762) 342 Bronnen en literatuur 360 Personenregister 380 Zakenregister 388 Woord vooraf Sommige mensen hebben de gewoonte om bij het passeren van woonhuizen 9 zo nu en dan een blik naar binnen te werpen. Mijn nieuwsgierigheid gaat verder. Waar komen de voorwerpen in die huizen vandaan? Zijn ze gekocht, cadeau gekregen of als erfstuk verworven? En wat voor betekenis hebben ze voor de bewoners? Worden ze dagelijks gebruikt, worden ze gewaardeerd als dierbare souvenirs of staan ze er alleen voor de pronk? Deze vragen stelde ik mij ook tijdens mijn promotieonderzoek naar de materiële cultuur in de zeventiende en achttiende eeuw. Dit boek is de handelseditie van het proef- schrift waarmee ik mijn onderzoek in 1998 afrondde. Voor mijn onderzoek heb ik gebruik kunnen maken van een uniek data- bestand met honderden boedelbeschrijvingen. Het was J.J. Voskuil die in 1980 als hoofd van de afdeling volkskunde van het Meertens Instituut het initiatief nam tot de opbouw van dit databestand. Hans van Koolbergen zorgde voor de elektronische verwerking van het materiaal en begeleidde de invoer van de gegevens. Ik ben beiden veel dank verschuldigd, evenals de tijdelijke medewerkers die de inventarissen hebben ingevoerd. Wezenlijk voor mijn onderzoek was dat ik de voorwerpen die ik aantrof in de boedelbeschrijvingen in hun context kon plaatsen. De medewerkers van de door mij bezochte archieven, musea en bibliotheken ben ik zeer erkente- lijk voor hun bereidwillige hulp bij het verzamelen van het hiervoor beno- digde bronnenmateriaal. Mijn promotor Willem Frijhoff wil ik bedanken voor zijn inspirerende begeleiding van mijn proefschrift. Mijn naaste collega’s op het Meertens Instituut maakten mij vertrouwd met volkskundig onderzoek. Drie van hen wil ik op deze plaats noemen. Zeer veel heb ik te danken aan Eveline Doel- man. Zij heeft vanaf het begin met mij meegedacht en meegeleefd. Bijzon- dere herinneringen bewaar ik aan onze lange gesprekken in Panini. Mijn collega’s Gerard Rooijakkers en Herman Roodenburg wil ik bedanken voor de kritische wijze waarop zij, in verschillende fasen van het onderzoek, mijn teksten becommentarieerden. Luuc Kooijmans las van alle hoofdstukken eerdere versies en leverde telkens waardevol commentaar. Voorts heb ik dankbaar gebruikgemaakt van de kanttekeningen die Fred van Lieburg plaatste bij een eerdere versie van het hoofdstuk over lees- en schrijfcultuur. Pieter en Irene van Thiel gaven onmisbaar commentaar op een eerdere versie van het hoofdstuk over visuele en tactiele cultuur. Ook Wim Vroom wil ik bedanken voor zijn stimulerende opmerkingen. Inspirerend waren voor mij het maandelijkse seminar onder leiding van Willem Frijhoff, de aio-club van Henk van Nierop, de studiegroep boedel- beschrijvingen en de onvergetelijke ‘schrijf-weekenden’ met collega-onder- zoekers in meer of minder idyllische oorden als Tull en ’t Waal, Slenaken en Diepenheim. Van grote waarde is de inbreng geweest van mijn vrienden en collega-historici Margot Jongedijk, Anton Dekker, Gabrielle Dorren, Martijn Eickhoff, Joost Willemsen en Annette de Wit. 10 De Memoria-redacteuren Willem Frijhoff en Henk Hoeks wil ik bedan- ken voor hun inspanningen bij de totstandkoming van deze handelseditie en Lucy Klaassen voor haar zorgvuldige werk aan de productie ervan. Mijn speciale dank gaat uit naar Aart voor zijn persoonlijke betrokken- heid bij dit boek. Tot slot wil ik mijn vader en moeder bedanken voor hun onvoorwaardelijke steun en voor de wijze waarop zij al die jaren met mij meeleefden. De manier waarop zij – elk op hun eigen wijze – omgaan met dingen, is mij dierbaar. Aan hen draag ik dit boek op. Inleiding Doesburg en Maassluis in de zeventiende en achttiende eeuw: twee vroeg- 11 moderne gemeenschappen die weinig méér met elkaar gemeen hadden dan de bescheiden ruimte die zij op de kaart van de Republiek innamen. De eerste: een Gelders landstadje dat als markt- en garnizoensplaats moest zien te overleven. De tweede: een vissersdorp dat ondanks herhaalde tegenslagen binnen een periode van nog geen honderd jaar uitgroeide tot een van de grootste en welvarendste dorpen van Zuid-Holland. Dit boek gaat over de cultuur van het dagelijks leven in Doesburg en Maassluis in de zeventiende en achttiende eeuw. Getracht wordt inzicht te krijgen in de manier waarop de inwoners van deze twee plaatsen vorm gaven aan hun bestaan en betekenis aan de dingen waarmee zij omgingen. Het onderzoek richt zich op de materiële cultuur; met wat voor voorwerpen omringden de Doesburgers en Maassluizers zich, hoe gingen zij met die voorwerpen om, en wat voor betekenissen kenden zij daaraan toe? Bij de beantwoording van deze vragen kon gebruik worden gemaakt van een intrigerende bron: boedelbeschrijvingen. Boedelbeschrijvingen zijn lijs- ten die een overzicht geven van de roerende en onroerende goederen die in het bezit zijn, of geweest zijn, van een persoon, een huishouden of een be- drijf. Huishouden en bedrijf vloeien tijdens onze periode gewoonlijk in el- kaar over. Meestal werd zo’n beschrijving opgesteld wanneer in een gezin met minderjarige kinderen één van de ouders overleden was. Het bezit werd zo veiliggesteld voor de kinderen en eventuele andere wettige erfgenamen. Daarnaast kwam het ook vaak voor dat er een inventaris werd gemaakt bij faillissement, ten behoeve van de schuldeisers. Boedelbeschrijvingen geven een vaak bijna voyeuristische indruk van de duurzame en minder duurzame consumptiegoederen die in particuliere woningen werden aangetroffen. Het linnengoed wordt voor ons overhoop gehaald, matrassen worden opgetild, kelderdeuren geopend. En alsof dat nog niet genoeg is, leveren de inventaris- opstellers regelmatig commentaar op een en ander: zo wordt vermeld wat oud of versleten is, en soms wordt aangegeven of iets voor dagelijks gebruik, of juist alleen voor de pronk bestemd was. Voor Maassluis zijn tot 1800 ongeveer driehonderd boedelbeschrijvin- gen bewaard gebleven, voor Doesburg ongeveer tweehonderd. De opbouw van deze documenten is betrekkelijk uniform; na een aanhef met daarin ge- gevens over de nalater en de eventuele nabestaanden volgt doorgaans een op- gave van het onroerend goed, waardepapieren, contanten, juwelen, goud en zilver, linnengoed, meubilair en overig huisraad, kleding, en tot slot een overzicht van eventuele lasten en baten. In beide plaatsen vonden in de loop van de zeventiende en achttiende eeuw veranderingen plaats in het bezit van duurzame consumptiegoederen: er kwamen nieuwe soorten meubels bij, in steeds meer huishoudens werden naast lepels ook vorken aangetroffen, en innovaties uit de Oost zoals koffie, thee, porselein en sitsen vonden hun weg onder brede lagen van de bevol- king. De achttiende-eeuwers hadden – globaal beschouwd – niet alleen andere spullen in huis, maar ook meer van alles: meer serviesgoed, meer 12 linnengoed en meer opbergmeubelen. Terwijl de Doesburgers blijk geven van een eclectisch cultuurgedrag, presenteren de Maassluizers zich veel meer als een culturele eenheid;