Download (PDF)
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
FRYSKE AKADEMY Dn 3 89* *f?rt DE VRIJE FRIES Tei. UÖÖ---?1414 TIJDSCHRIFT UITGEGEVEN DOOR HET FRIES GENOOTSCHAP VAN GESCHIED-, OUDHEID- EN TAALKUNDE EN DE FRYSKE AKADEMY REDACTIE: DRS. G. BOSGHMA, DS. J. J. KALMA, K. SIKKEMA, DRS. S. VAN TUINEN, MR. DR. K. DE VRIES REDACTIESECRETARIS: DS. J. J. KALMA ACHT EN VEERTIGSTE DEEL Gedrukt bij N.V. DE HANDELSDRUKKERIJ VAN 1874 1968 INHOUDSOPGAVE Bk. Mr. drs. D. de Roo van Alderwerelt — Een reis door Friesland, Drente en Groningen in het jaar 1845 5— 29 Drs. J. J. Meinsma — Het scheikundig onderwijs aan Frieslands Hogeschool en Rijksathenaeum te Franeker (1585—1843) . 30— 52 W. H. Keikes — Een register van betalingsordonnanties uit Dokkum (1585-1612) 53-56 J. J. Kalma — De Halbertsma's en har „heiligen" .... 57— 82 Jhr. drs. M. J. van Lennep — Vroege en late regenten in Fries land 83-104 Dr. J. T. Nielsen — Doopsgezinde Oude Vlamingen . 105—115 Mr. S. J. Fockema Andreae — Belangstelling voor Friesland in de Franse tijd 116-126 P. Th. Zwart — Een achtergebleven protocol van notaris P. N. Alma te Franeker (1648) 127-137 J. J. Kalma — Briefwisseling J. H. Halbertsma — L. C. Luzac (1845-'47) 138-155 BOEKBESPREKINGEN Joh. C. Stracke — Altfriesische Trachten nach dem Hausbuch des Unico Manninga, Aurich, 1967 (S. J. van der Molen) . 156—158 S. J. van der Molen — De Hindelooper woonkultuur, Bolsward, 1967 (dr. F. S. Sixma baron van Heemstra) 158-160 W. A. van Es — Wijster, a native village beyond the imperial frontier, 150-425 A.D., Groningen, 1967 (dr. P. Schmid) . 160-169 P. Th. van Beuningen — Wilhelmus Lindanus als inquisiteur en bisschop, Assen, 1966 (J. J. Kalma) 169-171 De stêd Warkum, Boalsert, 1967 (J. J. Kalma) 171-172 Feestjefte Fyftich jier Roomsk Frysk Boun (1917-1967), Boalsert, 1967 (J. J. Kalma) 172 H. J. Oldenhof — In en om de schuilkerkjes van Noordelijk Westergo, Assen, 1967 (J. J. Kalma) 173-175 A. Wassenbergh — De portretkunst in Friesland in de zeventiende eeuw, Lochem, 1967 (prof. dr. E. H. Waterbolk) .... 175-177 De stadsrekeningen van Arnhem, deel I (1353—1377), Groningen, 1967 (mr. dr. K. de Vries) 177-178 Geschiedenis van Friesland, Drachten, 1968 (Jhr. drs. M. J. van Lennep) 178-181 J. J. Kalma — De tsjerke yn eigen doarp of stêd, Ljouwert, 1968 (drs. R. Steensma) 181-182 5 EEN REIS DOOR FRIESLAND, DRENTE EN GRONINGEN IN HET JAAR 1845 D. DE ROO VAN ALDERWERELT Mr. Simon Vissering heeft van 19 augustus tot en met 1 september 1845, vergezeld van enige vrienden een reis gemaakt door Friesland, Drente en Groningen. Tijdens die tocht heeft hij potloodaantekeningen gemaakt, die hij later in een door hem bijgehouden dagboek heeft verwerkt. Het eigenhandig geschrift berust bij zijn kleinzoon, Mr. S. E. Vissering te 's-Gravenhage. Aangezien de auteur bij vele lezers niet of niet goed bekend zal zijn moge hieronder een kort overzicht van zijn levensloop volgen. Hij aanschouwde op 23 juni 1818 te Amsterdam het levenslicht als zoon van de, uit Oost-Friesland stammende Doopsgezinde Willem Eylard Vissering en de eveneens tot dit kerkgenootschap behorende Debora Menalda van Bolsward. Na haar vroegtijdig overlijden (reeds in 1821) hertrouwde Willem in 1823 met een nichtje uit de Groningse tak van de Menalda's, eveneens Debora geheten. Ook deze echtgenote ontviel hem op jeugdige leeftijd t.w. in 1836. Na in augustus 1842 in Leiden tegelijk in de letteren en rechten te zijn gepromoveerd vestigde Simon Vissering zich in de hoofdstad als advocaat, doch al spoedig bleek de journalistiek hem meer aan te trekken en werd hij als redacteur van het Algemeen Handelsblad de naaste medewerker van de hoofdredacteur. Met ingang van 1 januari 1847 trad hij op als hoofdredacteur van de Amsterdamsche Courant, destijds het officiële orgaan van de Gemeente. Doordat hij telkens overhoop kwam te liggen met het toen uiterst conservatieve stadsbestuur, dat de denkbeelden van het op komend liberalisme niet in het stedelijk blad wenste, heeft hij reeds in oktober 1848, met opoffering van persoonlijke belangen zijn ontslag genomen; einde 1847 was hij n.1. in het huwelijk getreden met Grietje Corver uit het Zaanse Doopsgezinde geslacht van die naam. Inmiddels was hij reeds in begin 1846 mederedacteur van de Gids geworden. Aan dit tijdschrift is hij verder zijn gehele leven (derhalve 42 jaren lang), nu eens in dan weer buiten de redactie, als mede werker verbonden gebleven en talloze bijdragen van zijn hand op allerlei terrein hebben daarin het licht gezien. Van 1846 tot 1848 was hij lid en secretaris van de Amstelsocieteit, de eerste vereniging van liberaal gezinden in ons land. In 1850 werd hij benoemd tot hoogleraar in de staathuishoudkunde (economie) en statistiek alsmede in de diplomatieke geschiedenis aan de Leidse Universiteit, waar hij de plaats zou vervullen, die door het optreden van Thorbecke als Minister van Binnenlandse Zaken was opengevallen. Geheel in de lijn zijner beginselen aanvaardde hij zijn nieuwe werkkring met een redevoering over „De vrijheid, het grond beginsel der staathuishoudkunde". In de jaren 1860—1865 gaf hij zijn „Handboek voor praktische staathuishoudkunde" in het licht. Door de uitgave van dit destijds veel gelezen werk, dat nog in 1878 zijn vierde druk beleefde en niet het minst door het groot aantal studenten, dat zijn colleges volgde, 6 heeft hij grote invloed uitgeoefend op het toen levende geslacht. Het hoogleraarschap heeft hij bijna dertig jaren vervuld, n.1. tot 1879 toen hij Minister van Financiën werd in het kabinet van Lynden van Sandenburg, welke functie hij echter in 1881 weer heeft neer gelegd, vermits zijn ontwerp tot herziening van het belastingstelsel in de Kamer geen bijval vond. Hij overleed te Ellecom na een korstondige ziekte op 26 augustus 1888. Zijn belangrijkste opstellen zijn verzameld in drie bundels „Herin neringen" uit de jaren 1863 en 1872 alsmede in twee delen „Ver zamelde Geschriften", welke na zijn overlijden in 1889 door zijn zoon Mr. W. Vissering zijn uitgegeven. Zie verder over hem: N.N.B.W. X, 1119-1122 en The Mennonite Encyclopedia IV, 1959, 835-836. Ik laat thans de dagboekschrijver — wiens geschrift vergeleken kan worden met het verslag van de reis in 1823 door J. van Lennep en D. van Hogendorp (Nederland in den goeden ouden tijd, Utrecht, 1942) — verder zelf aan het woord. 29 September (1845). — Dat uitstellen! het is nu bijna een maand geleden dat ik van mijn reisje door Friesland, Groningen en Drenthe ben teruggekeerd, en nog niets is er van te boek ge steld. Drukte is eene verontschuldiging, maar men grijpt die al te graag aan zelfs tegenover zich zelve. Maar opdat niet alle vrucht verloren ga van dezen in vele opzigten belangrijken tocht wil ik den boel nog eens napluizen, mijne memorie scherpen en de potloodaantekeningen ontcijferen - fiat -. Reis door Friesland, Drenthe, Groningen Dinsdag 19 Augustus. — Met de stoomboot vertrokken. Kees Harmens en Fontein van Franeker. Merkwaardig en uitvoerig discussie met deze beide heren over het nut van het aanleggen eener stoombootdienst tusschen Harlingen en Londen, vooral met opzigt tot den uitvoer van vee. Wij waren het allen eens. Den 27 Sept. heeft de stoomboot Rapid voor het eerst de dienst tus schen Harlingen en Londen geopend1. Dus die wensch vervuld. In het tijdschrift van Sl.t.O. III. 22 wordt ook gewezen op het belang dat Harlingen als koopstad kan bekomen, geheel over eenstemmend met mijne denkbeelden. — Aankomst te Harlingen. — Ontmoeting! O, waarom moest dat zijn? Het heeft mij de geheele reis verbitterd. Ik was blijde toen wij 's middags naar Douma reden —. Begin van den storm van 19 Augustus uit het Z.O. Het jaar te voren heeft ook de hevige 7 storm uit het Z.O., die de dijken van N-Holland in zoo groot ge vaar heeft gebragt gewoed — coincidence de dates remarquable. Zou dat meer zoo wezen? Zoo herinner ik mij dat de 18e Juny ook of door vehemente regen of door zwaar onweder meermalen gekenmerkt is. — Dit verdient wel nagegaan te worden. 's Nachts dreunden de muren van het huis. Woensdag 20 Augustus. — Uren lang op de zee getuurd! Wat is toch de mensch! en ook wederom wat is de mensch die door kunst die krachten der elementen onschadelijk kan maken, en rustig ze aanziet, slechts door een plank van het water gescheiden. 16 tjalken lagen in de wadden voor anker. Geen bekwam schade. Elders echter zijn er een paar vergaan. 's Avonds naar stad. Donderdag 21 Augustus. — De reis aanvaard, 's Morgens om 6 uur op den wagen. Goed ingerigt, warm en wel, schoon het weder nog onstuimig was. Kennismaking met Alle de Boer en zijne vosjes. Deze man is wel de herinnering waard. Paarde- tuischer, harddraver, pikeur, kastelein. Dit zijn zijne liefhebberijen en beroepsbezigheden. Maar hij is een goed meester voor zijne dieren. Op de geheele reis niet ééns de zweep gebruikt, hij paste ze op als zijne kinderen. En tevens was hij fatsoenlijk man; be leefd en voorkomend, niet te rad met de tong, niet beteuterd. Hij heeft doorgaans met ons ontbeten en gesoupeerd, veelal met ons gegeten; en niet eenmaal iets gezien of gehoord dat mij stuitte. 'S middags voor den eten gebruikte hij zijn klein borreltje; anders lustte hij geen drank en onthield zich ervan, zelfs als wij iets gebruikten. De reis begon over Midlum, Herbayum, Franeker. Het eerste wekte zoete herinneringen op. Maar nu lag alles nog in diepe rust. Naar Winsum, enz. Deze eerste dag was de moeyelijkste van allen. Echte Friesche klei en echte Friesche wegen; kronkelingen zonder eind. Deze wegen liggen nog geheel in den natuurstaat, althans wat de grondstof aangaat. Hoe beter land, hoe slechter weg. Men kan zeer goed bij regentijd alleen door langs deze wegen te rijden nagaan of de landen zwaren kleigrond bezitten.