Hoofdstuk 2 Systematiek, Naamgeving En Diversiteit Reeds Bestaande Genera
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
2 HOOFDSTUK 2 SYstEMATIEK, NAAMGEVING EN DIVERSITEIT Om over soorten te kunnen praten, is een systematische en Nederlandse Wetenschappelijke Tabel 1 eenduidige indeling en een gedetailleerde beschrijving van categorienaam categorienaam Systematiek van de in soorten noodzakelijk. Door een soort met één wetenschap- superrijk superregnum Eukaryota Nederland voorkomende pelijke naam aan te duiden, kan er ook met anderstaligen RIJK REGNUM Animalia ondersoort van de ringslang, over gecommuniceerd worden. De systematiek oftewel STAM PHYLUM Chordata Natrix natrix helvetica. taxonomie is de tak van wetenschap die zich, naast het be- onderstam subphylum Vertebrata Belangrijkste categorieën in studeren van verwantschappen, hiermee bezighoudt. Nadat KLASSE CLASSIS Reptilia hoofdletters. soorten zijn beschreven en hun verspreiding voldoende in ORDE ORDO Squamata Taxonomy of Natrix natrix kaart is gebracht, kunnen verantwoorde uitspraken worden suborde subordo Serpentes helvetica. Important categories gedaan over de diversiteit van bijvoorbeeld amfibieën en superfamilie superfamilia Colubroidea in capitals. reptielen wereldwijd, maar ook in beperktere regio’s. FAMILIE FAMILIA Colubridae onderfamilie subfamilia Colubrinae SYSTEMATIEK GESLACHT GENUS Natrix De systematiek of taxonomie houdt zich bezig met de inde- SOORT SPECIES Natrix natrix ling en beschrijving van organismen. Deze indeling vindt ondersoort subspecies Natrix natrix helvetica plaats aan de hand van meerdere kenmerken. Tot recent ging het daarbij vooral om morfologische kenmerken, zoals de bouw van de schedel of van de geslachtsorganen. Sinds (Ride ET AL. 1999). De wetenschappelijke namen (de term ‘La- de snelle ontwikkelingen binnen de moleculaire biologie tijnse namen’ is foutief) zijn meestal afkomstig uit het La- spelen genetische eigenschappen een steeds belangrijkere tijn of het zijn gelatiniseerde woorden uit het Grieks of rol. Een herkenbare groep van planten of dieren met een andere talen. Ze vergemakkelijken het communiceren over gemeenschappelijke voorouder wordt een taxon (meervoud soorten tussen mensen die een verschillende taal spreken. taxa) genoemd. Een taxon kan een soort zijn, maar ook een Om de door velen als ingewikkeld ervaren wetenschappe- geslacht of familie. lijke namen begrijpelijker te maken, is in dit hoofdstuk een Het rangschikken oftewel classificeren van soorten levert verklaring van alle genus- en soortnamen van de Neder- een hiërarchisch systeem op, waarin de evolutionaire ge- landse soorten opgenomen. schiedenis van een taxon herkenbaar is. In tabel wordt een De wetenschappelijke naam van een dier- of plantensoort voorbeeld gegeven van de indeling van de in Nederland (bijvoorbeeld Rana temporaria) bestaat, sinds de brede ac- voorkomende ondersoort van de ringslang in een aantal in ceptatie van het systeem van Linnaeus (zie kader ‘Linnaeus’), Figuur 1 de systematiek gangbare categorieën. De volgorde van de uit twee delen, te weten een genus- of geslachtsnaam (bij- Museumcollectie van één soort, getoonde categorieën ligt vast. Buiten de primaire of hoofd- voorbeeld Rana) en een soortnaam of epitheton (specificum) Nationaal Natuurhistorisch categorieën (hier met hoofdletters), bestaat ook de moge- (bijvoorbeeld temporaria). Dit wordt de binominale naam- Museum Naturalis, Leiden. lijkheid om met de voorvoegsels ‘sub’ en ‘super’ secundaire geving genoemd. De geslachtsnaam wordt altijd met een Museum collection of a single categorieën te maken (hier met kleine letters). hoofdletter geschreven, de soortnaam nooit. Wetenschap- species, National Museum of Groepen van gelijkende, niet eenduidig te onderscheiden pelijke namen worden cursief geschreven en nooit vooraf- Natural History Naturalis, ‘soorten’ worden met de term complex aangeduid. Het gegaan door een bepaald lidwoord (dus niet ‘de Natrix Leiden. groene kikkercomplex is zo’n groep. De groep van nauw verwante kamsalamanders, voorheen aangeduid als Triturus cristatus-superspecies (Gasc ET AL. 1997), is recent opgedeeld. De kamsalamanders uit deze groep zijn als vier aparte soor- ten erkend, waar onze inheemse kamsalamander Triturus cristatus er een van is. De indeling van soorten, genera etc. is vaak aan discussie onderhevig en maakt voortdurend wijzigingen door. Er zijn systematici die neigen naar een indeling in veel categorieën, de zogenaamde ‘splitters’, terwijl de zogenaamde ‘lumpers’ juist weinig taxa accepteren. Ook binnen de systematiek van de amfibieën en reptielen treden nog altijd ingrijpende wijzigingen op. Daarnaast zijn er recent in Europa zelfs soorten ontdekt die nieuw zijn voor de wetenschap (zie kader ‘Taxonomie is niet saai’). NAAMGEVING Wetenschappelijke namen De regels voor de naamgeving van dieren zijn vastgelegd in de Internationale Code voor Zoölogische Nomenclatuur Delft, van 2009. In: Nederlandse Fauna 9: 13-28 de amfibieën en reptielen van nederland TAXONOMIE IS NIET SAAI: OVER EEN ECHT NIEUWE SOORT EN LEVENDE FOSSIELEN De taxonomie wordt nogal eens als ‘stoffig’ afge- onderzocht deel van Spanje, zelfs nabij het onder- zenhagedissen als uitgestorven beschouwd, ten schilderd. Uit onderstaande voorbeelden blijkt zoeksinstituut Instituto Pyrenaico de Ecología te gevolge van de kolonisatie van de eilanden door echter dat het ontdekken van nieuwe soorten Jaca. mensen met hun vee en huisdieren. Recent zijn niet zelden door veldwerk op prachtige locaties Een andere spectaculaire (her)ontdekking van echter op drie eilanden, op afgelegen en ontoe- plaatsvindt en dat de resultaten soms de hele her- een gewerveld dier vond eind jaren 70 plaats. gankelijke rotsen en kliffen, uitgestorven gewaan- petologische gemeenschap doen opveren. Op grond van subfossielen uit het Pleistoceen de reuzenhagedissen herontdekt. Zo werd op El Het ontdekken (en beschrijven) van nieuwe soor- beschreven Borja Sanchíz en Rafel Adrover Ba- Hierro in 97 de Hierroreuzenhagedis Gallotia ten amfibieën en reptielen vindt doorgaans bui- leaphryne muletensis, een soort vroedmeester- simonyi teruggevonden, waarvan werd veronder- ten Europa plaats, met name in de tropen. ‘Nieu- pad. De soort gold als uitgestorven, totdat Joan steld dat deze in de negentiende eeuw was uitge- we soorten’ in Europa betreffen doorgaans ‘opge- Mayol in 978 in een kleine bergbeek in een storven (MaRTÍNEZ RICA 1982). De sinds 870 uitge- waardeerde’ ondersoorten. Er zijn echter ook uit moeilijk toegankelijke kloof op Mallorca leven- storven gewaande Gomerareuzenhagedis G. gome- Europa enkele tot de verbeelding sprekende en de exemplaren van deze soort aantrof (MaYOL & rana is in 999 herontdekt op het gelijknamige recente voorbeelden van een werkelijk nieuw ont- ALCOVER 1981). De soort is later in het geslacht Aly- eiland (NOGALES ET AL. 2001) en de Tenerifereuzen- dekte soort en van de ontdekking van soorten tes geplaatst (Alytes muletensis (SANCHÍZ & ADROVER, hagedis G. intermedia in 996 op Tenerife (HER- waarvan uitsluitend fossiel materiaal bekend was. 1979), de Balearenvroedmeesterpad), zie ook NÁNDEZ ET AL. 1997). De ontdekking en beschrijving begin jaren 90 Arntzen & García-París (995). Op Tenerife was, naast de bovengenoemde her- van de Pyreneeënbeekkikker Rana pyrenaica door Op de Canarische Eilanden leeft het endemische ontdekte soort, ook een veel grotere soort aanwe- Jordi Serra-Cobo (SERRa-COBO 1993) deed aanvanke- hagedissengeslacht Gallotia. Deze hagedissen be- zig. Deze waarschijnlijk uitgestorven reuzenha- lijk niet iedere herpetoloog opveren. Wel vaker volken alle eilanden en van geen enkel eiland zijn gedis G. goliath kon extreem groot worden, wel worden in Zuid-Europa, naar later vaak blijkt momenteel meer dan twee, daar van nature voor- 5 cm van kop tot staartwortel, met een kop van ten onrechte, afsplitsingen van bijvoorbeeld de komende, soorten bekend. Dat zijn dan steeds cm lang (ARNOLD & OVENDEN 2002). Mogelijk zijn bruine kikker als nieuwe soort gepresenteerd (STRIJ- een kleine en een grote tot zeer grote soort. Al- er dus nog meer herontdekkingen te verwachten. BOSCH 1996). Na enige tijd drong echter door dat leen op Gran Canaria is nog altijd een ruim ver- Recentelijk is op La Palma een reuzenhagedis ge- het een werkelijk nieuwe soort betrof. Het bij- spreide, bloeiende populatie reuzenhagedissen fotografeerd die mogelijk de uitgestorven ge- zondere was dat het dier werd ontdekt in een goed aanwezig. Op de andere eilanden werden de reu- waande G. auaritae betreft (MinGUEZ ET AL. 2007). ▶ Figuur 2 Pyreneeënbeekkikker Rana pyrenaica. Pyrenean frog Rana pyrenaica. ▶ ▶ Figuur 3 Hierroreuzenhagedis Gallotia simonyi, El Hierro, Canarische Eilanden. El Hierro giant lizard Gallotia simonyi, El Hierro, Canary Islands. ▶ Figuur 4 Balearenvroedmeesterpad Alytes muletensis. Mallorca, Spanje. Majorcan midwife toad Alytes muletensis, Majorca, Spain. natrix’). Een trinomen of trinominale naam komt alleen slachtsnaam is gebruikt. Zo beschreef Linnaeus de adder in voor bij de rang van ondersoort (bijvoorbeeld Natrix natrix 758 als Coluber berus. Aangezien de adder nu in een ander helvetica). De ondersoort waarbij het epitheton specificum geslacht is geplaatst, is de correcte schrijfwijze Vipera berus en het epitheton subspecificum (dat de ondersoortstatus (LINNAEUS, 1758). Auteursnamen die veel voorkomen, worden weergeeft) gelijk zijn, bijvoorbeeld Natrix natrix natrix, vaak afgekort. Linnaeus wordt dan als L. afgekort. wordt de nominaat-ondersoort genoemd. De taxonomie van amfibieën en reptielen is, ook in Europa, Achter de naam van een soort kan de naam van de auteur nog altijd sterk in beweging. Ondersoorten worden