De Eindeloze Jaren Zestig

Total Page:16

File Type:pdf, Size:1020Kb

De Eindeloze Jaren Zestig De eindeloze jaren zestig Geschiedenis van een generatieconflict Hans Righart bron Hans Righart, De eindeloze jaren zestig. Geschiedenis van een generatieconflict. Uitgeverij De Arbeiderspers, Amsterdam Antwerpen 1995 Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/righ002eind01_01/colofon.htm © 2008 dbnl / erven Hans Righart 9 Woord vooraf De jaren zestig boeien mij om twee redenen. De eerste is beroepsmatig: als historicus zoek ik de verklaring voor een breuk die Nederland waarschijnlijk ingrijpender veranderde dan de Tweede Wereldoorlog heeft gedaan. Veel van wat we anno 1995 als heel vanzelfsprekend beschouwen, vindt zijn oorsprong in de jaren zestig. De openheid waarmee we tegenwoordig over seks praten, de egalitaire manier waarop kinderen met hun ouders omgaan, de democratisering van ooit onaantastbare gezagsverhoudingen op school, werk en universiteit, de alomtegenwoordigheid van popmuziek, dit alles en nog veel meer valt terug te voeren tot de jaren zestig. In zekere zin zijn de jaren zestig nog altijd niet afgelopen; de mythe duurt voort en de culturele nabijheid. van een tijdperk dat al ruim een kwarteeuw achter ons ligt, is opmerkelijk. Of de erfenis van het mythische decennium in alle opzichten positief te waarderen valt, is een vraag waarop dit boek geen antwoord geeft. Toen ik er een paar jaar geleden aan begon, wilde ik in de eerste plaats weten waar de jaren zestig vandaan kwamen. Hoe moeten we deze samenballing van vernieuwing en verandering verklaren? Op die vraag heeft, voor zover ik weet, nog niemand een bevredigend antwoord gegeven, en dit boek wil een eerste poging daartoe zijn. De tweede reden voor mijn fascinatie is gelegen in mijn persoonlijke biografie. Geboren in het jaar 1954 mag ik mij volgens de generatiesociologie nog net tot de Protestgeneratie (1940-1955) rekenen. Ik héb ze dus nog meegemaakt, de Jaren Zestig, zij het niet als actief deelnemer in het hoofdstedelijk Magies Sentrum, maar als leerplichtig toeschouwer ergens in de provincie, aanvankelijk kort gebroekt en gekapt, later in rafelige jeans en met steeds langer groeiend hoofdhaar. Als ‘vierenvijftiger’ weet ik mij gevormd door de jaren zestig, misschien meer nog dan vroegere geboortecohorten, al was het maar omdat het decennium voor een deel samenviel met mijn puberteit, de leeftijdsfase waarin een kind zich losmaakt van zijn ouders en zich op de samenleving begint te oriënteren. Natuurlijk heb ik in de jaren ze- Hans Righart, De eindeloze jaren zestig 10 ventig en tachtig genoeg ‘bijgeleerd’ om in de kille jaren negentig overeind te blijven, maar mijn culturele basisbagage is-zoals bij velen van mijn generatiegenoten - vermoedelijk very sixtiesh gebleven. En wat dat precies betekent, zal hopelijk na lezing van dit boek duidelijk zijn. De vermenging van een persoonlijk en een professioneel engagement heb ik tijdens het schrijven niet als een belemmering ervaren, omdat de jaren zestig in feite net zo ambivalent zijn als de auteur van dit boek. De sixties zijn zowel een ongelofelijk verhaal als een ingewikkeld historisch probleem. Die ambivalentie stelt de historicus voor een dubbele opdracht: hij moet het verhaal met al zijn hilarische, vertederende en verbijsterende momenten zo goed mogelijk vertellen; tegelijk moet hij een wetenschappelijk aanvaardbare verklaring voor deze diepe breuk in de naoorlogse geschiedenis geven. Terwijl de eerste opdracht vraagt om een vermogen tot inleving in die tijd - men kan het ook liefde voor de tijd noemen - , doet de tweede taak een beroep op zijn analytische distantie. Ofschoon er momenten van hevige rolverwarring zijn geweest - bijvoorbeeld tijdens het geblader in de oude jaargangen van Aloha - , hoop ik toch dat mijn geestelijke gespletenheid aan De eindeloze jaren zestig ten goede is gekomen. Of dat werkelijk zo is, maakt de lezer uit. Daarom bepaal ik mij hier verder tot het bedanken van een aantal mensen en instellingen die zéker hebben bijgedragen aan de kwaliteit van de tekst. De eindversie van het manuscript werd becommentarieerd door Paul Luykx, Arend Jan Heerma van Voss en Piet de Rooy. Ik ben hun zeer dankbaar voor hun suggesties, correcties en kritiek. Ingrid Roelfsema en Barbara Schreuders waren enthousiaste en onmisbare student-assistenten, die veel tijdrovend opzoek- en controlewerk overnamen en bovendien als vertegenwoordigers van de zogeheten Verloren Generatie een waardevolle klankbordfunctie hadden. Student-assistent Pascal Lenferink was behulpzaam bij het samenstellen van de bibliografie. Mirjam Bok maakte zoveel prints van het manuscript dat ze van ieder hoofdstuk de eerste alinea uit haar hoofd kent. De redactie van Popfoto dank ik voor haar ruimhartige gastvrijheid, toen ik in het VNU-gebouw te Haarlem de jaargangen van onder andere Muziek Expres en Tuney Tunes raadpleegde. Lutgard Mutsaers van het Poparchief Nederland hielp bij de illustraties. De immer behulpzame Wim Noordhoek leverde, waarschijnlijk zonder het zelf te weten, inspiratie. Het Utrechtse Onder- Hans Righart, De eindeloze jaren zestig 11 zoeksinstituut voor Geschiedenis en Cultuur verleende mij in 1995 enige onderwijsassistentie waardoor ik mij in het laatste half jaar zoveel mogelijk kon vrijmaken voor de afwerking van het boek. De stafleden van de afdeling Politieke Geschiedenis dank ik voor hun collegiale souplesse, waarmee ook zij het vreugdevol werken aan dit boek mogelijk gemaakt hebben. Monique ten slotte ben ik zeer verplicht voor haar liefde, kameraadschap en vooral het geduld waarmee ze nu al bijna twintig jaar mijn muzikale voorkeur verdraagt. Aan Monique draag ik daarom dit boek op. And the beat goes on... Hans Righart, april 1995 Hans Righart, De eindeloze jaren zestig 12 Inleiding1 Vragen bij een decennium Historici beeldhouwen de vormeloze Tijd. Grote ruwe brokken hebben ze er al uitgebeiteld, zoals her Pleistoceen, de Steentijd, de Oudheid, de Middeleeuwen en de Vroeg-Moderne Tijd. Er zijn ook meer gepolijste tijdscherven die slechts ten dele rekenkundige tijdsaanduidingen zijn: de ‘gouden’ zeventiende eeuw en de ‘verlichte’ achttiende eeuw. En ten slotte zijn er de gladde kiezeltjes zoals we ze tegenwoordig in journalistiek, reclame en mode prefereren: de decennia, bij voorkeur voorzien van een kernachtig adjectief, zoals de ‘gezapige’ jaren vijftig, de ‘swingende’ jaren zestig, de ‘sombere’ jaren zeventig en de ‘no-nonsense’ - jaren tachtig. Misschien moet de populariteit van dit oppervlakkige ‘hitparade’-denken gezocht worden in het geruststellende feit dat een decennium kleiner is dan wij. Zo lijkt het er even op dat niet wij sterfelijk zijn, maar de Tijd. En aan de ogenschijnlijke herhaalbaarheid van decennia - beleef ze opnieuw op de interactieve compact disk! - zou men de hoogmoedige illusie kunnen verbinden dat de wijzers van de Tijd stilgezet, teruggedraaid of anderszins gemanipuleerd kunnen worden. Toch gaat dit boek ook over een decennium: de jaren zestig. In het geval van de jaren zestig krijgt men soms het idee dat het om een omgekeerd trauma gaat. Oorlogsslachtoffers begonnen veelal pas enkele decennia na de bezetting last te krijgen van hun traumatische ervaringen. Maar de vermoeide veertigers en vijftigers die anno 1995 verlangend terugkijken naar the gay sixties, hebben een omgekeerd probleem. Zij worstelen niet met het verleden, maar met het heden. Het heden waarin zij niet langer jong zijn, nog weinig illusies koesteren en een stuk dichter bij de dood staan dan de opgewekte flower power-generatie, die dacht mensheid en geschiedenis opnieuw te kunnen laten beginnen. Zo lijken vooral de eigen problemen door een waas van nostalgie op de samenleving geprojecteerd te worden. In feite gaat het voor Hans Righart, De eindeloze jaren zestig 13 een belangrijk deel om leeftijdsproblemen, mid-levencrisis, menopauze, of hoe men dit soort levenspijn en doodsangst verder ook mag noemen. Over zulke projecties gaat dit boek niet, al is het de vraag in hoeverre iedere historicus, zij het meestal ongewild, ook een autobiografie in zijn werk legt. Mij gaat het hier echter om een van de belangrijkste technieken van het historisch ambacht: de kunst van het periodiseren. Hoe kunnen we de naoorlogse geschiedenis van Nederland verdelen in hanteerbare tijdsblokken en haar zo begrijpelijker maken? Onder de Nederlandse historici bestaat enige overeenstemming over het breukkarakter van de jaren zestig. In een discussie over de vraag in hoeverre de Tweede Wereldoorlog als een cesuur in de twintigste-eeuwse Nederlandse geschiedenis beschouwd moet worden, heeft de historicus J.C.H. Blom geschreven: ‘Zo er al sprake zou zijn van een breuk in de jongste geschiedenis van Nederland, dan zou die in de jaren zestig te vinden zijn en niet in de bezettingstijd. [...] Pas in de jaren zestig, met enige voorboden in de jaren vijftig, gaat het hele systeem kraken.’2 Tegelijk met deze vaststelling beginnen echter de problemen: immers wanneer de jaren zestig inderdaad een breuk in de naoorlogse Nederlandse geschiedenis vormen, is de vraag direct wát er dan precies brak en waarom eigenlijk. De meest opvallende veranderingen tijdens de jaren zestig zijn in een willekeurige valgorde snel opgesomd: economische groei en in het kielzog daarvan welvaart en uitbreiding van de sociale zekerheid, sociaal-economische spanningen, politieke vernieuwing en radicalisme, ontzuiling, ontkerkelijking en deconfessionalisering, de snelle opmars van de televisie, grotere seksuele vrijheid, de opkomst van een jongerencultuur, de vorming van een militante, links-ideologische studentenbeweging en ten slotte een verhevigd generatieconflict.
Recommended publications
  • PERFORMED IDENTITIES: HEAVY METAL MUSICIANS BETWEEN 1984 and 1991 Bradley C. Klypchak a Dissertation Submitted to the Graduate
    PERFORMED IDENTITIES: HEAVY METAL MUSICIANS BETWEEN 1984 AND 1991 Bradley C. Klypchak A Dissertation Submitted to the Graduate College of Bowling Green State University in partial fulfillment of the requirements for the degree of DOCTOR OF PHILOSOPHY May 2007 Committee: Dr. Jeffrey A. Brown, Advisor Dr. John Makay Graduate Faculty Representative Dr. Ron E. Shields Dr. Don McQuarie © 2007 Bradley C. Klypchak All Rights Reserved iii ABSTRACT Dr. Jeffrey A. Brown, Advisor Between 1984 and 1991, heavy metal became one of the most publicly popular and commercially successful rock music subgenres. The focus of this dissertation is to explore the following research questions: How did the subculture of heavy metal music between 1984 and 1991 evolve and what meanings can be derived from this ongoing process? How did the contextual circumstances surrounding heavy metal music during this period impact the performative choices exhibited by artists, and from a position of retrospection, what lasting significance does this particular era of heavy metal merit today? A textual analysis of metal- related materials fostered the development of themes relating to the selective choices made and performances enacted by metal artists. These themes were then considered in terms of gender, sexuality, race, and age constructions as well as the ongoing negotiations of the metal artist within multiple performative realms. Occurring at the juncture of art and commerce, heavy metal music is a purposeful construction. Metal musicians made performative choices for serving particular aims, be it fame, wealth, or art. These same individuals worked within a greater system of influence. Metal bands were the contracted employees of record labels whose own corporate aims needed to be recognized.
    [Show full text]
  • Course Outline and Syllabus the Fab Four and the Stones: How America Surrendered to the Advance Guard of the British Invasion
    Course Outline and Syllabus The Fab Four and the Stones: How America surrendered to the advance guard of the British Invasion. This six-week course takes a closer look at the music that inspired these bands, their roots-based influences, and their output of inspired work that was created in the 1960’s. Topics include: The early days, 1960-62: London, Liverpool and Hamburg: Importing rhythm and blues and rockabilly from the States…real rock and roll bands—what a concept! Watch out, world! The heady days of 1963: Don’t look now, but these guys just might be more than great cover bands…and they are becoming very popular…Beatlemania takes off. We can write songs; 1964: the rock and roll band as a creative force. John and Paul, their yin and yang-like personal and musical differences fueling their creative tension, discover that two heads are better than one. The Stones, meanwhile, keep cranking out covers, and plot their conquest of America, one riff at a time. The middle periods, 1965-66: For the boys from Liverpool, waves of brilliant albums that will last forever—every cut a memorable, sing-along winner. While for the Londoners, an artistic breakthrough with their first all--original record. Mick and Keith’s tempestuous relationship pushes away band founder Brian Jones; the Stones are established as a force in the music world. Prisoners of their own success, 1967-68: How their popularity drove them to great heights—and lowered them to awful depths. It’s a long way from three chords and a cloud of dust.
    [Show full text]
  • "World Music" and "World Beat" Designations Brad Klump
    Document généré le 26 sept. 2021 17:23 Canadian University Music Review Revue de musique des universités canadiennes Origins and Distinctions of the "World Music" and "World Beat" Designations Brad Klump Canadian Perspectives in Ethnomusicology Résumé de l'article Perspectives canadiennes en ethnomusicologie This article traces the origins and uses of the musical classifications "world Volume 19, numéro 2, 1999 music" and "world beat." The term "world beat" was first used by the musician and DJ Dan Del Santo in 1983 for his syncretic hybrids of American R&B, URI : https://id.erudit.org/iderudit/1014442ar Afrobeat, and Latin popular styles. In contrast, the term "world music" was DOI : https://doi.org/10.7202/1014442ar coined independently by at least three different groups: European jazz critics (ca. 1963), American ethnomusicologists (1965), and British record companies (1987). Applications range from the musical fusions between jazz and Aller au sommaire du numéro non-Western musics to a marketing category used to sell almost any music outside the Western mainstream. Éditeur(s) Canadian University Music Society / Société de musique des universités canadiennes ISSN 0710-0353 (imprimé) 2291-2436 (numérique) Découvrir la revue Citer cet article Klump, B. (1999). Origins and Distinctions of the "World Music" and "World Beat" Designations. Canadian University Music Review / Revue de musique des universités canadiennes, 19(2), 5–15. https://doi.org/10.7202/1014442ar All Rights Reserved © Canadian University Music Society / Société de musique Ce document est protégé par la loi sur le droit d’auteur. L’utilisation des des universités canadiennes, 1999 services d’Érudit (y compris la reproduction) est assujettie à sa politique d’utilisation que vous pouvez consulter en ligne.
    [Show full text]
  • Jazz and the Cultural Transformation of America in the 1920S
    Louisiana State University LSU Digital Commons LSU Doctoral Dissertations Graduate School 2003 Jazz and the cultural transformation of America in the 1920s Courtney Patterson Carney Louisiana State University and Agricultural and Mechanical College, [email protected] Follow this and additional works at: https://digitalcommons.lsu.edu/gradschool_dissertations Part of the History Commons Recommended Citation Carney, Courtney Patterson, "Jazz and the cultural transformation of America in the 1920s" (2003). LSU Doctoral Dissertations. 176. https://digitalcommons.lsu.edu/gradschool_dissertations/176 This Dissertation is brought to you for free and open access by the Graduate School at LSU Digital Commons. It has been accepted for inclusion in LSU Doctoral Dissertations by an authorized graduate school editor of LSU Digital Commons. For more information, please [email protected]. JAZZ AND THE CULTURAL TRANSFORMATION OF AMERICA IN THE 1920S A Dissertation Submitted to the Graduate Faculty of the Louisiana State University and Agricultural and Mechanical College in partial fulfillment of the requirements for the degree of Doctor of Philosophy in The Department of History by Courtney Patterson Carney B.A., Baylor University, 1996 M.A., Louisiana State University, 1998 December 2003 For Big ii ACKNOWLEDGEMENTS The real truth about it is no one gets it right The real truth about it is we’re all supposed to try1 Over the course of the last few years I have been in contact with a long list of people, many of whom have had some impact on this dissertation. At the University of Chicago, Deborah Gillaspie and Ray Gadke helped immensely by guiding me through the Chicago Jazz Archive.
    [Show full text]
  • Chapter 2 Music in the United States Before the Great Depression
    American Music in the 20th Century 6 Chapter 2 Music in the United States Before the Great Depression Background: The United States in 1900-1929 In 1920 in the US - Average annual income = $1,100 - Average purchase price of a house = $4,000 - A year's tuition at Harvard University = $200 - Average price of a car = $600 - A gallon of gas = 20 cents - A loaf of Bread = 20 cents Between 1900 and the October 1929 stock market crash that triggered the Great Depression, the United States population grew By 47 million citizens (from 76 million to 123 million). Guided by the vision of presidents Theodore Roosevelt1 and William Taft,2 the US 1) began exerting greater political influence in North America and the Caribbean.3 2) completed the Panama Canal4—making it much faster and cheaper to ship its goods around the world. 3) entered its "Progressive Era" by a) passing anti-trust laws to Break up corporate monopolies, b) abolishing child labor in favor of federally-funded puBlic education, and c) initiating the first federal oversight of food and drug quality. 4) grew to 48 states coast-to-coast (1912). 5) ratified the 16th Amendment—estaBlishing a federal income tax (1913). In addition, by 1901, the Lucas brothers had developed a reliaBle process to extract crude oil from underground, which soon massively increased the worldwide supply of oil while significantly lowering its price. This turned the US into the leader of the new energy technology for the next 60 years, and opened the possibility for numerous new oil-reliant inventions.
    [Show full text]
  • Starr-Waterman American Popular Music Chapter 11: the 1970S: Rock Music, Disco, and the Popular Mainstream Key People Allman
    Starr-Waterman American Popular Music Chapter 11: The 1970s: Rock Music, Disco, and the Popular Mainstream Key People Allman Brothers Band: Most important southern rock band of the late 1960s and early 1970s who reconnected the generative power of the blues to the mainstream of rock music. Barry White (1944‒2004): Multitalented African American singer, songwriter, arranger, conductor, and producer who achieved success as an artist in the 1970s with his Love Unlimited Orchestra; perhaps best known for his full, deep voice. Carlos Santana (b. 1947): Mexican-born rock guitarist who combined rock, jazz, and Afro-Latin elements on influential albums like Abraxas. Carole King (b. 1942): Singer-songwriter who recorded influential songs in New York’s Brill Building and later recorded the influential album Tapestry in 1971. Charlie Rich (b. 1932): Country performer known as the “Silver Fox” who won the Country Music Association’s Entertainer of the Year award in 1974 for his song “The Most Beautiful Girl.” Chic: Disco group who recorded the hit “Good Times.” Chicago: Most long-lived and popular jazz rock band of the 1970s, known today for anthemic love songs such as “If You Leave Me Now” (1976), “Hard to Say I’m Sorry” (1982), and “Look Away” (1988). David Bowie (1947‒2016): Glam rock pioneer who recorded the influential album The Rise and Fall of Ziggy Stardust and the Spiders from Mars in 1972. Dolly Parton (b. 1946): Country music star whose flexible soprano voice, songwriting ability, and carefully crafted image as a cheerful sex symbol combined to gain her a loyal following among country fans.
    [Show full text]
  • Reflections 3 Reflections
    3 Refl ections DAS MAGAZIN DES ÖSTERREICHISCHEN Refl ections SONG CONTEST CLUBS AUSGABE 2019/2020 AUSGABE | TAUSEND FENSTER Der tschechische Sänger Karel Gott („Und samkeit in der großen Stadt beim Eurovision diese Biene, die ich meine, die heißt Maja …“) Song Contest 1968 in der Royal Albert Hall wurde vor allem durch seine vom böhmischen mit nur 2 Punkten den bescheidenen drei- SONG CONTEST CLUBS Timbre gekennzeichneten, deutschsprachigen zehnten Platz, fi ndet aber bis heute großen Schlager in den 1970er und 1980er Jahren zum Anklang innerhalb der ESC-Fangemeinde. Liebling der Freunde eingängiger U-Musik. Neben der deutschen Version, nahm Karel Copyright: Martin Krachler Ganz zu Beginn seiner Karriere wurde er Gott noch eine tschechische Version und zwei ÖSTERREICHISCHEN vom Österreichischen Rundfunk eingela- englische Versionen auf. den, die Alpenrepublik mit der Udo Jürgens- Hier seht ihr die spanische Ausgabe von „Tau- DUNCAN LAURENCE Komposition „Tausend Fenster“ zu vertreten. send Fenster“, das dort auf Deutsch veröff ent- Zwar erreichte der Schlager über die Ein- licht wurde. MAGAZINDAS DES Der fünfte Sieg für die Niederlande DIE LETZTE SEITE | ections Refl AUSGABE 2019/2020 2 Refl ections 4 Refl ections 99 Refl ections 6 Refl ections IMPRESSUM MARKUS TRITREMMEL MICHAEL STANGL Clubleitung, Generalversammlung, Organisation Clubtreff en, Newsletter, Vorstandssitzung, Newsletter, Tickets Eurovision Song Contest Inlandskorrespondenz, Audioarchiv [email protected] Fichtestraße 77/18 | 8020 Graz MARTIN HUBER [email protected]
    [Show full text]
  • The Popular Music Heritage of the Dutch Pirates: Illegal Radio and Cultural Identity
    To cite: Hoeven, A. van der. (2012). The popular music heritage of the Dutch pirates: illegal radio and cultural identity. Media, Culture & Society, 34(8), 927–943. The popular music heritage of the Dutch pirates: illegal radio and cultural identity Arno van der Hoeven Abstract This article explores how cultural identities are negotiated in relation to the heritage of illegal radio in the Netherlands. The term ‘pirate radio’ commonly refers to the offshore radio stations that were broadcasting during the 1960s. These stations introduced commercial radio and popular music genres like beat music, which were not played by public broadcasters at the time. In their wake, land-based pirates began broadcasting for local audiences. This study examines the identities that are constituted by the narrative of pirate radio. Drawing on in-depth interviews with archivists, fans and broadcasters, this article explores the connection between pirate radio, popular music heritage and cultural identity. Moreover, it considers how new technologies such as internet radio provide platforms to engage with this heritage and thus to maintain these local identities. To examine how the memories of pirate radio live on in the present a narrative approach to identity will be used. Corresponding author: Arno van der Hoeven, Erasmus Research Centre for Media, Communication and Culture, Erasmus University Rotterdam, W-L3-121, PO Box 1738, NL-3000 DR, Rotterdam, The Netherlands. Email: [email protected] Keywords cultural heritage, cultural identity, cultural memory, DIY heritage, offshore radio, pirate radio, popular music Introduction By illegally using radio frequencies which belong to licensed broadcasters, pirate stations in Europe (e.g.
    [Show full text]
  • Final Version
    This research has been supported as part of the Popular Music Heritage, Cultural Memory and Cultural Identity (POPID) project by the HERA Joint Research Program (www.heranet.info) which is co-funded by AHRC, AKA, DASTI, ETF, FNR, FWF, HAZU, IRCHSS, MHEST, NWO, RANNIS, RCN, VR and The European Community FP7 2007–2013, under ‘the Socio-economic Sciences and Humanities program’. ISBN: 978-90-76665-26-9 Publisher: ERMeCC, Erasmus Research Center for Media, Communication and Culture Printing: Ipskamp Drukkers Cover design: Martijn Koster © 2014 Arno van der Hoeven Popular Music Memories Places and Practices of Popular Music Heritage, Memory and Cultural Identity *** Popmuziekherinneringen Plaatsen en praktijken van popmuziekerfgoed, cultureel geheugen en identiteit Thesis to obtain the degree of Doctor from the Erasmus University Rotterdam by command of the rector magnificus Prof.dr. H.A.P Pols and in accordance with the decision of the Doctorate Board The public defense shall be held on Thursday 27 November 2014 at 15.30 hours by Arno Johan Christiaan van der Hoeven born in Ede Doctoral Committee: Promotor: Prof.dr. M.S.S.E. Janssen Other members: Prof.dr. J.F.T.M. van Dijck Prof.dr. S.L. Reijnders Dr. H.J.C.J. Hitters Contents Acknowledgements 1 1. Introduction 3 2. Studying popular music memories 7 2.1 Popular music and identity 7 2.2 Popular music, cultural memory and cultural heritage 11 2.3 The places of popular music and heritage 18 2.4 Research questions, methodological considerations and structure of the dissertation 20 3. The popular music heritage of the Dutch pirates 27 3.1 Introduction 27 3.2 The emergence of pirate radio in the Netherlands 28 3.3 Theory: the narrative constitution of musicalized identities 29 3.4 Background to the study 30 3.5 The dominant narrative of the pirates: playing disregarded genres 31 3.6 Place and identity 35 3.7 The personal and cultural meanings of illegal radio 37 3.8 Memory practices: sharing stories 39 3.9 Conclusions and discussion 42 4.
    [Show full text]
  • The Trumpet As a Voice of Americana in the Americanist Music of Gershwin, Copland, and Bernstein
    THE TRUMPET AS A VOICE OF AMERICANA IN THE AMERICANIST MUSIC OF GERSHWIN, COPLAND, AND BERNSTEIN DOCUMENT Presented in Partial Fulfillment of the Requirements for the Degree Doctor of Musical Arts in the Graduate School of The Ohio State University By Amanda Kriska Bekeny, M.M. * * * * * The Ohio State University 2005 Dissertation Committee: Approved by Professor Timothy Leasure, Adviser Professor Charles Waddell _________________________ Dr. Margarita Ophee-Mazo Adviser School of Music ABSTRACT The turn of the century in American music was marked by a surge of composers writing music depicting an “American” character, via illustration of American scenes and reflections on Americans’ activities. In an effort to set American music apart from the mature and established European styles, American composers of the twentieth century wrote distinctive music reflecting the unique culture of their country. In particular, the trumpet is a prominent voice in this music. The purpose of this study is to identify the significance of the trumpet in the music of three renowned twentieth-century American composers. This document examines the “compositional” and “conceptual” Americanisms present in the music of George Gershwin, Aaron Copland, and Leonard Bernstein, focusing on the use of the trumpet as a voice depicting the compositional Americanisms of each composer. The versatility of its timbre allows the trumpet to stand out in a variety of contexts: it is heroic during lyrical, expressive passages; brilliant during festive, celebratory sections; and rhythmic during percussive statements. In addition, it is a lead jazz voice in much of this music. As a dominant voice in a variety of instances, the trumpet expresses the American character of each composer’s music.
    [Show full text]
  • January 2009 Unification News
    UNIFICATION NEWS $2 Volume 28 No. 1 The Newspaper in the Era of Cheon Il Guk in America January 2009 TrueTrue God’sGod’s DayDay 20092009 by Rev. Michael Jenkins efore True Parents entered to give the midnight prayer for January 1, 2009, we began with a report from Dr. Chang Shik Yang, region- al president of Korea, reviewing B2008, especially Father’s amazing invest- ment in educating key leaders at the end of the year, gathering them together in the west- ern United States and meeting for 12 hours without a break to discuss the future of God’s New Year Message • p. 5 dispensation in 2009. (At that meeting one point decided was that True Parents’ birth- day celebration would be held both in Korea20and New York on the same day.) A video was shown highlighting the incred- ible suffering course and the victories of our True Parents in 2008. Hyo Jin Nim’s ascen- sion and True Parents’ helicopter accident come from our international headquarters. and the resurrection that followed were the central Heavenly Father, last year we gave the motto that features, along with great advancements of the work the 7th and 8th years of jubilee would be combined. of our True Parents — establishing the ministry focus Now True Parents and God are coming together as one and development of the blessed central families through on this new True God’s Day. As we bring in this new Hyung Jin Nim as president of FFWPUI and InJin year, spirit world, heaven and earth are here united Nim as chair of FFWPU-USA, as well as the victories with us.
    [Show full text]
  • The Dutch Radio Day
    The Dutch Radio Day It was in 1978 that Mike Baron and Nick Oakly from Music Radio Promotions asked as few people from the Netherlands, including Hans Knot, to cooperate in a special event called Zeezenders 20, which was held at Noordwijkerhout. Inspired by the Zeezenders 20 happening Rob Olthof from Amsterdam suggested that he, along with Hans, could organise small meetings for offshore radio fans. He made a beginning with the so- called ‘Movie Afternoons’. It was the time when private videos arose and so those 8mm movies, made by offshore radio anoraks, were screened and some discussions were launched. In 1980, Hans Verbaan of the Free Radio Campaign joined in and a group of interested people got together in a small building in Scheveningen harbour on quite a regular basis. These movie afternoons sometimes took place twice a year and it came to a point that there were more people than available chairs. Therefore some bigger locations in cities like Amsterdam, Haarlem, Utrecht and again Amsterdam had to be found. In 1984, the first guests were interviewed including Simon Barrett, Juul Geleick and Tom Mulder. In the meantime, the organising team was growing with Piet Treffers and Tom de Munck joining in. From the late eighties, more people from abroad - most of all Germany and Belgium - attended the event each year. During the nineties, more and more deejays and technicians from former offshore radio stations visited the Radio Days to be interviewed. Our team had been joined by Jelle Boonstra, who did a marvellous job within the Radio Day organisation during a period of 15 years.
    [Show full text]