Download PDF Van Tekst

Total Page:16

File Type:pdf, Size:1020Kb

Download PDF Van Tekst Voortgang. Jaargang 19 bron Voortgang. Jaargang 19. Stichting Neerlandistiek VU, Amsterdam / Nodus Publikationen, Münster 2000 Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/_voo004200001_01/colofon.php © 2011 dbnl i.s.m. 7 ‘Toen zich mijn handen tot geen daad meer hieven’ Martinus Nijhoff tussen décadence en Modernisme Lida Zutt Abstract - The poet Martinus Nijhoff (1894-1953) is placed in different literary movements. More and more he is considered as being one of the most important representatives of European Modernism in Dutch literature. As a young man Nijhoff was somehow fascinated by the literature of décadence and fin-de-siècle. His first poems are showing traces of interest in these movements. The interest for and being busy with décadence showed to be productive for the development of the poet in the direction of Modernism. This development is not only visible in the work of Nijhoff, for other Modernists too décadence was a fertile ground for their further development. Some characteristics of décadence seemed to be used again in Modernism in a more intellectual way. Voor de auteurs van het Nederlandse standaardwerk over het Modernisme Het Modernisme in de Europese letterkunde zijn het de grote prozaschrijvers van de eerste decennia van de twintigste eeuw die tot de - achteraf geconstrueerde - literaire stroming van het Modernisme gerekend moeten worden. De roman, het essay, de brief en het dagboek zouden de favoriete genres van de modernistische schrijvers zijn. Voor de poëzie is feitelijk geen ruimte binnen de stroming van het Modernisme. Dichters komen dan ook nauwelijks ter sprake in de studie van D. Fokkema en E. Ibsch. In de Engelse uitgave van hun boek konden de auteurs niet om de Amerikaans / Engelse dichter T.S. Eliot (1888-1965) heen en Eliot wordt in de Engelse uitgave dan ook - met enig voorbehoud - behandeld. Voor de Nederlandse dichter Martinus Nijhoff (1894-1953) is geen plaats in Het Modernisme in de Europese letterkunde. Helemaal ongenoemd wordt hij niet gelaten maar Nijhoff moet het doen met de vermelding van zijn naam bij de term ‘depersonalisatie’, een term die in de modernistische teksten veelvuldig voorkomt en die een begrip aanduidt dat als kenmerkend voor het Modernisme beschouwd wordt.1 In het hoofdstuk van de studie gewijd aan Du Perron wordt nog opgemerkt dat er ‘Modernistische procédés (worden) aangetroffen bij M. Nijhoff [...]’.2 Deze opmerking gaat wel vergezeld van een lange noot. De opvatting dat de poëzie zich moeilijk laat verbinden met het Modernisme - en er dus binnen de beschrijving van het Modernisme geen plaats is voor de dichter Nijhoff - wordt niet door ieder gedeeld. Diverse auteurs hebben laten Voortgang. Jaargang 19 8 zien dat het Modernisme bij de dichter Nijhoff verder gaat dan de ‘modernistische procédés’.3 Nijhoff zelf had bewondering voor de auteurs die wij nu als Modernisten beschouwen en hij voelde een zekere verwantschap met hen. In zijn bekende Enschedese lezing wijst hij op de voorbeeldfunctie die auteurs als Proust, Joyce, Eliot, Woolf en anderen voor hem gehad hebben bij het schrijven van zijn grote gedicht ‘Awater’. Zij boden hem - naar eigen zeggen - een ‘uitstekend houvast’ voor zijn gedachtengang bij de voorbereiding van zijn gedicht.4 Opvallend in deze lezing is dat wat hem trof in hun werk en wat hij als heel specifiek voor zijn internationale collega's beschouwde, juist die dingen zijn die nu gezien worden als kenmerkend voor het Modernisme.5 De constatering dat velen de dichter Nijhoff zien als een vertegenwoordiger van het Modernisme in Nederland sluit niet uit dat Nijhoff met andere gedichten ook binnen andere literaire stromingen geplaatst wordt. Het bijzondere van Nijhoff is, dat de critici hem zien als vertegenwoordiger van heel diverse stromingen. Een van de typeringen van de jonge Nijhoff is die van decadent dichter.6 Ik meen dat een aantal gedichten van Nijhoff - met name in zijn eerste bundel - te relateren is aan de décadence. Ik meen bovendien dat de décadence voor Nijhoff een vruchtbaar concept is geweest in zijn ontwikkeling tot dichter in de richting van het Modernisme. Hierin neemt Nijhoff geen unieke positie in. Er is bij hem iets zichtbaar dat ook bij andere Modernistische auteurs is opgemerkt. Wolfdietrich Rasch meent dat het décadence-concept veel en lang invloed gehad heeft en dat veel modernisten hun literaire activiteiten begonnen binnen de sfeer van de décadence.7 Martinus Nijhoff en de décadence Betekenis van de décadence voor de Nederlandse literatuur Wanneer er gesproken wordt over décadence, is er sprake van een cultuur die op zijn einde loopt. Het verval is er zichtbaar maar er is tevens sprake van een steeds verdergaande verfijning waarin het kunstmatige gecultiveerd wordt. In de negentiende eeuw wordt het begrip overgebracht naar het terrein van de kunst. Met name in de laatste decennia van die eeuw zou het décadence-begrip werkzaam geweest zijn in beeldende kunst en literatuur. In het algemeen wordt de décadence niet gezien als een ontwikkeling die erg vruchtbaar geweest is binnen de Nederlandse literatuur. Toch blijkt bij nadere beschouwing de werkzaamheid van het concept onder het directe oppervlak van het literaire leven groter dan aanvankelijk gedacht. De ontwikkelingen in Frankrijk - waar de décadence veel prominenter aanwezig was - werden in Nederland met belangstelling gevolgd en belangrijke publicaties han- Voortgang. Jaargang 19 9 delend over de décadence, blijken een rol te spelen in de artikelen van Lodewijk van Deyssel.8 Ook in publicaties van anderen als Van Deyssel speelt de décadence een rol. Alphons Diepenbrock ziet de geest van Baudelaire rondwaren en zijn verderflijk werk doen9 terwijl dezelfde Diepenbrock Jules Laforgue beschrijft als het slachtoffer van het décadence-concept. Laforgue heeft daar - naar de mening van Diepenbrock - zeer aan geleden en is misschien wel gestorven aan het niet meer kennen van de grens tussen zelfprojecties en de objectieve realiteit.10 Frederik van Eeden vergelijkt auteurs als Jules Laforgue met mooie gekweekte planten die geen zaden en vruchten voortbrengen maar slechts dienen tot ‘oogenlust van enkele rijke liefhebbers’. De décadence is voor Van Eeden het tot stilstand komen, het verzanden van een grote cultuurstroom.11 Hoewel de discussie over de décadence in het begin van de twintigste eeuw zijn heftigheid verloren heeft, blijkt de décadence-voorstelling dan toch nog altijd werkzaam. P.N. van Eyck bespreekt in 1924 in zijn grote essay over de dichter J.H. Leopold deze dichter en zijn werk vanuit een perspectief dat terug te voeren is op die voorstellingen.12 Het bovenstaande laat zien dat de décadence-voorstelling onder de directe oppervlakte van de Nederlandse literatuur zeker werkzaam is geweest en dat deze voorstelling door verschillende schrijvers zowel positief als negatief werd ingezet: het speelde een rol bij het formuleren van een toekomstvisie maar werd ook gebruikt om bepaalde literatuur af te wijzen. De jonge Nijhoff In het tweede decennium van de twintigste eeuw schrijft en publiceert Martinus Nijhoff zijn eerste gedichten. Of hij op de hoogte was van de hierboven aangestipte discussie is de vraag. Mogelijk behoorde het tot de literaire achtergrond die hij opdeed tijdens zijn schooljaren. Zeker is wel dat de sfeer van de décadence een grote aantrekkingskracht voor hem had. Victor van Vriesland spreekt in zijn Herinneringen verteld aan Alfred Kossmann over bijeenkomsten met Nijhoff, waarbij deze vijftienjarigen gedichten lazen. In de beschrijving van deze ‘séances’ gebruikt Van Vriesland de woorden ‘verfijnd’ en ‘kunstmatige sfeer’. In de boeken die ze lazen en bespraken signaleert hij een ‘hang naar het perverse’. ‘Wat ons bij de Engelsen aantrok was de houding van dandy en van de man die non-conformistisch tegenover alle klassen van de maatschappij het uiterste, esthetiserende kunstenaarschap nastreeft’.13 Van den Akker en Dorleijn noemen de Franse en Engelse fin-de-siècle-poëzie de literaire context waar Nijhoff met Victor van Vriesland in opgroeide. Dat blijkt ook wel uit de namen die tussen Nijhoff en Van Vriesland zouden circuleren. Van den Akker en Dorleijn vermelden in dat verband de namen van Rollinat, Wilde, Douglas, Verlaine, Hofmannsthal en Rilke.14 Ook van Nijhoff zelf weten we dat hij met veel plezier en interesse Voortgang. Jaargang 19 10 werk van ‘decadente’ en daarmee verwante schrijvers las. Over zijn leeservaringen in de vijfde klas van de middelbare school merkt hij in een van zijn kritieken op ‘[...], de Franse leraar lette niet op ons en Verlaine lag dus kalm open naast de Misantroop, maar bij The Paradise and the Peri doken Keats en Wilde op mijn knieën; van Duitse gedichten hield ik niet, want alles viel na Hofmannsthal tegen, [...]’.15 In de bewaard gebleven brieven aan zijn neef Wouter Nijhoff Pzn. komen boeken als Pathologieën en Pijpelijntjes van Jacob Israël de Haan ter sprake terwijl hij zijn neef meldt dat je The picture of Dorian Gray van Oscar Wilde in het Engels zou moeten lezen. Meeuwesse beschrijft Nijhoff vanuit deze brieven als ‘de jonge decadent die hij zelf was (en speelde)’.16 De belangstelling van Martinus Nijhoff voor de décadence kan mogelijk ook vanuit een andere invalshoek benaderd worden. Thomas Mann, die de geschiedenis van een handelsfamilie beschrijft in De Buddenbrooks, spreekt op een zeker moment zijn waardering uit voor de decadent Hanno. Hij merkt op dat zonder Hanno die het geheimzinnig nieuwe verkent, mensheid en maatschappij geen stap verder gekomen zouden zijn.17 Misschien zou je iets soortgelijks kunnen zeggen van de jonge Nijhoff. Ook Nijhoff stamde uit een zakenfamilie. Hij zelf, zoon en kleinzoon uit een gerenommeerde uitgeversfamilie, was voorbestemd om de uitgeverij samen met zijn neef voort te zetten. Het was een toekomstperspectief dat hem niet erg lokte. Wanneer hij in een brief aan zijn vrouw over de uitgeverij spreekt, merkt hij op ‘Maar meer dan ooit voel ik dan een langzaam verdriet in mijn keel opstijgen, van langzame overweldigende treurigheid bij het besef van zooveel nuttelooze geestkracht.
Recommended publications
  • Willem Sandberg – Portrait of an Artist – Chapter 6
    Willem Sandberg – Portrait of an Artist – Chapter 6 ARTIST ORGANISATION AND RESISTANCE It wasn’t until 1932 that I stuck my head in the life of the Dutch artists organisation. I received a request at that time to become a member of VANK, the Vereiniging voor Ambachts- en Nijverheidskunst – the Association for Trade and Industry Art. I had never heard of the VANK, but I became a member. At a certain moment, I was even an active member and held administrative offices, including a seat in the Committee for non- permanent exhibitions in the Stedelijk Museum – for VANK members and others – and in the Exhibition Committee for the Dutch department at the World Exhibition in Paris. The Chairman of the VANK was Jean-François van Royen, a master typographer and, as we always said, in his spare time secretary-general of the PTT. He was owner of the Cunera Press and that was his real work. This man had, between the two great wars, a positive influence on the whole artist community, the life of the artist association and the position of the artist. First, he had a lot of work to award via the Postal services: for designing postcards or stamps, fitting out post-offices, designing letter boxes and so on. But he extended his influence far beyond this. He had, together with his friend , the architect De Bie Leuvelink Tjeenk, a great influence on the artist association life in this country. Tjeenk was, at the time that I knew him, Chairman of the BNA, the Bond voor Nederlandse Architecten [Association for Dutch Architects].
    [Show full text]
  • This Cannot Happen Here Studies of the Niod Institute for War, Holocaust and Genocide Studies
    This Cannot Happen Here studies of the niod institute for war, holocaust and genocide studies This niod series covers peer reviewed studies on war, holocaust and genocide in twentieth century societies, covering a broad range of historical approaches including social, economic, political, diplomatic, intellectual and cultural, and focusing on war, mass violence, anti- Semitism, fascism, colonialism, racism, transitional regimes and the legacy and memory of war and crises. board of editors: Madelon de Keizer Conny Kristel Peter Romijn i Ralf Futselaar — Lard, Lice and Longevity. The standard of living in occupied Denmark and the Netherlands 1940-1945 isbn 978 90 5260 253 0 2 Martijn Eickhoff (translated by Peter Mason) — In the Name of Science? P.J.W. Debye and his career in Nazi Germany isbn 978 90 5260 327 8 3 Johan den Hertog & Samuël Kruizinga (eds.) — Caught in the Middle. Neutrals, neutrality, and the First World War isbn 978 90 5260 370 4 4 Jolande Withuis, Annet Mooij (eds.) — The Politics of War Trauma. The aftermath of World War ii in eleven European countries isbn 978 90 5260 371 1 5 Peter Romijn, Giles Scott-Smith, Joes Segal (eds.) — Divided Dreamworlds? The Cultural Cold War in East and West isbn 978 90 8964 436 7 6 Ben Braber — This Cannot Happen Here. Integration and Jewish Resistance in the Netherlands, 1940-1945 isbn 978 90 8964 483 8 This Cannot Happen Here Integration and Jewish Resistance in the Netherlands, 1940-1945 Ben Braber Amsterdam University Press 2013 This book is published in print and online through the online oapen library (www.oapen.org) oapen (Open Access Publishing in European Networks) is a collaborative initiative to develop and implement a sustainable Open Access publication model for academic books in the Humanities and Social Sciences.
    [Show full text]
  • Women Memory Agency and Some Things Hidden
    SOME THINGS HIDDENTHINGS SOME HIDDEN THINGS THINGS SOME SOME AND AND AGENCY AGENCY MEMORY MEMORY RESISTANCE 2018 / 2017 WOMEN Highlights of The Female Perspective Perspective Female The of Highlights 2017/2018 programme Hélène Amouzou Alexis Blake SOME THINGS Sara Blokland Lynn Hershman Leeson HIDDEN Zhana Ivanova Bertien van Manen Charlott Markus Shana Moulton Femmy Otten CASTRUM PEREGRINI Marijn Ottenhof 18-26 Nov 2017 Cauleen Smith Batia Suter FRAMER FRAMED curated by Charlott Markus HIGHLIGHTS OF THE FEMALE PERSPECTIVE PROGRAMME PROGRAMME PERSPECTIVE FEMALE THE OF HIGHLIGHTS 18 Jan-11 March 2018 and Nina Folkersma PERSPECTIVE THE FEMALE Contents 05 Preface Michaël Defuster WOMEN AND AGENCY 06 For today I am a woman 48 Free speech. Nina Folkersma Intersectionality in theory and practice WOMEN AND RESISTANCE Adeola Enigbokan 10 ‘Das passt zu Dir’ 52 Guess who’s coming to Annet Mooij dinner too? Patricia Kaersenhout 15 Jacoba van Tongeren Or: How women disappeared from the history 56 The modest resistance of of resistance Marjan Schwegman Wendelien van Oldenborgh Lieneke Hulshof 19 Letter to ‘her’ Pieter Paul Pothoven 59 Thinking diferently and imagining things diferently An exchange with Katerina Gregos 23 Red, white and blue laundry Nat Muller Bianca Stigter 26 Artist contribution: 64 Colophon Ronit Porat WOMEN AND MEMORY 30 The warp and weft SOME THINGS HIDDEN of memory Renée Turner 02 Note to the reader Charlott Markus and Nina Folkersma 34 Some notes on women, labour and textile craft 04 The politics of the invisible Christel Vesters
    [Show full text]
  • Willem Van Konijnenburg Rijnders, M.L.J
    VU Research Portal Willem van Konijnenburg Rijnders, M.L.J. 2007 document version Publisher's PDF, also known as Version of record Link to publication in VU Research Portal citation for published version (APA) Rijnders, M. L. J. (2007). Willem van Konijnenburg: Leonardo van de Lage Landen. General rights Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of accessing publications that users recognise and abide by the legal requirements associated with these rights. • Users may download and print one copy of any publication from the public portal for the purpose of private study or research. • You may not further distribute the material or use it for any profit-making activity or commercial gain • You may freely distribute the URL identifying the publication in the public portal ? Take down policy If you believe that this document breaches copyright please contact us providing details, and we will remove access to the work immediately and investigate your claim. E-mail address: [email protected] Download date: 26. Sep. 2021 Willem van Konijnenburg Leonardo van de Lage Landen VRIJE UNIVERSITEIT Willem van Konijnenburg Leonardo van de Lage Landen ACADEMISCH PROEFSCHRIFT ter verkrijging van de graad Doctor aan de Vrije Universiteit Amsterdam, op gezag van de rector magnificus prof.dr. L.M. Bouter, in het openbaar te verdedigen ten overstaan van de promotiecommissie van de faculteit der Letteren op donderdag 13 december 2007 om 10.45 uur in de aula van de universiteit, De Boelelaan 1105 door Maria Lambertha Johanna Rijnders geboren te Geldrop 1 promotor: prof.dr.
    [Show full text]
  • Frieda Belinfante, Describing Willem Arondeus
    Willem Arondeus “He was the great hero who was most willing to give his life for the cause.” -Frieda Belinfante, describing Willem Arondeus. Willem Arondeus was born in 1894 in Amsterdam. At age 17, his relationship with his family broke down over the reveal of his homosexuality, and he left home never to maintain regular contact again. Once he was on his own, he worked as a painter, befriending other artists and forming a strong social network. He also turned to writing when painting did not help him to make ends meet. Same-sex relationships had been legal in the Netherlands for over 100 years, and Willem was very open about his sexuality. However, when Nazis invaded the Netherlands in 1940, they quickly oversaw the re-criminalization of homosexuality. Willem was one of the first to join the Dutch resistance. Willem published anti-Nazi pamphlets and recruited others to join the resistance, including his friend Frieda Belinfante. One of the resistance’s major activities was forging identity papers for Jews and others being hunted by the Nazis, which capitalized on Willem’s skills as an artist. Eventually, the Nazis began to catch on to the false documents and began to compare them to public records, revealing Jews who were in hiding. The resistance came up with a plan. On the night of March 27, 1943, dressed as a German Army captain, Willem marched into the Public Records Office with a dozen members of the Resistance. They drugged the guards, placed explosives, and made history. By destroying hundreds of records they saved the lives of those whose identity the Gestapo could no longer track.
    [Show full text]
  • Personal Histories 2015.Indd
    PERSONAL HISTORIES OF SURVIVORS AND VICTIMS OF THE HOLOCAUST Visitors to the United States Holocaust Memorial Museum’s Permanent Exhibition receive identification cards chronicling the experiences of men, women, and children who lived in Europe during the Holocaust. These cards are designed to help personalize the historical events of the time. The accompanying personal histories are a sample of the Museum’s collection and offer a glimpse into the ways the Holocaust affected individuals. Each identification card has four sections: The first provides a biographical sketch of the person. The second describes the individual’s experiences from 1933 to 1938, while the third describes events during the war years. The final section describes the fate of the individual and explains the circumstances—to the extent that they are known—in which the individual either died or survived. In addition to revealing details of the history of the Holocaust, the personal accounts reinforce the reality that no two people experienced the events in exactly the same way. ushmm.org PERSONAL HISTORY Bertha Adler June 20, 1928 Selo-Solotvina, Czechoslovakia Bertha was the second of three daughters born to Yiddish-speaking Jewish parents in a village in Czechoslovakia’s easternmost province. Soon after Bertha was born, her parents moved the family to Liège, an industrial, largely Catholic city in Belgium that had many immigrants from Eastern Europe. 1933–39: Bertha’s parents sent her to a local elementary school, where most of her friends were Catholic. At school, Bertha spoke French. At home, she spoke Yiddish. Sometimes her parents spoke Hungarian to each other, a language they had learned while growing up.
    [Show full text]
  • Something Inside So Strong” Unitarian Universalist Church of the Desert Rev
    “Something Inside So Strong” Unitarian Universalist Church of the Desert Rev. Suzanne M. Marsh October 11, 2015 Today is the 27th Annual National Coming Out Day. The holiday was founded in 1988 to commemorate what was then the largest demonstration ever for Lesbian and Gay rights. The march was on Sunday, October 11, 1987 in Washington DC. Nancy and I were there, as were between 500,000-1 million other folks, depending on whose estimate you believe. That day was a marker, a milestone in the relationship between the heterosexual public and gay and lesbian people. So many people turned out that day, many risking exposure for the first time, facing the possible loss of a job, a home, and custody of their children or the love of their families. Nancy and I debated whether to go or not, but in the end, knew that it was only in our collective coming out, in whatever way we could, that we would be a part of the liberation of the vast majority of the gay and lesbian people in the country who lived in each day in fear. That day was pivotal, largely because so many of us just showed up, and it began the process of changing the minds of many people who held damaging and inaccurate ideas about gay and lesbian folks. It was powerful for many to see who “those people were” their sons and daughters, moms and dads, cousins and even our grandmas and grandpas. Seeing these regular people served to challenge their myths and shatter their stereotypes.
    [Show full text]
  • BA Maart 2020
    samenAmsterdamsche Coöperatieve Woningvereeniging ‘Samenwerking’ B.A. Maart 2020 BEKENDE SAMENWERKERS UIT HET VERLEDEN Wil Sandberg EEN EEUWIGE KWAJONGEN (DEEL 2) Leo Pauw In de huizen van Samenwerking wonen sinds jaar en dag meer of minder bekende Nederlanders. Zo nu en dan staan we stil bij enkele van die ‘bekende Samenwerkers’ uit het verleden. In het vorige nummer van SAMEN beschreven we de jonge jaren van Wil Sandberg (1897-1984), grafisch ont- werper, verzetsman maar toch vooral bekend als de roem- ruchte directeur van het Stedelijk Museum. Sandberg woonde van 1923 tot 1926 in de Daniël de Langestraat, op nummer 14, tweehoog. In dit tweede en laatste deel gaan we verder waar 08 we waren gebleven: de Tweede Wereldoorlog. VERZET Sandberg is 43 jaar als de Tweede Wereldoorlog uitbreekt. Meer dan welke gebeurtenissen in zijn leven ook zullen de oorlogs- ervaringen het werkelijke fundament voor Sandbergs wezen vormen. Maar het begint al eerder. Als in 1939 de opdracht voor het Nederlandse paviljoen op de wereldtentoonstelling in New York aan de behoudende architect Slothouwer wordt toegekend (die overigens voor ACW Samenwerking het blok Frans van Mie- risstraat-Banstraat-Nicolaas Maesstraat ontwierp, waar auteur dezes met veel plezier woont, maar dit terzijde), organiseert Sandberg met succes een boycot onder alle modernistische Nederlandse kunstenaars. Uit de contacten die op deze manier ontstaan, zal na de Duitse inval van mei 1940 het kunstenaars- verzet groeien. Begin 1942 wordt Sandberg verantwoordelijk voor de distributie van geld aan kunstenaars die weigeren lid te worden van de door de Duitsers ingestelde Kultuurkamer. Hij betrekt daar kunstenaars uit verschillende disciplines bij: Gerrit van der Veen voor de beeldhouwers, Willem Arondéus voor de schilders, Frieda Belinfante voor de musici, Koen Limperg voor de architecten, Wim Brusse voor de kunstnijverheid en Han Hoekstra en Anton Coolen voor de schrijvers.
    [Show full text]