PDF Van Tekst
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
De Gulden Passer. Jaargang 85 bron De Gulden Passer. Jaargang 85. Vereniging van Antwerpse Bibliofielen, Antwerpen 2007 Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/_gul005200701_01/colofon.php © 2016 dbnl i.s.m. 7 [De Gulden Passer 2007] Barones Francine de Nave Van Officina Plantiniana tot unesco-Werelderfgoed Het ‘Complex Woning-Ateliers-Museum Plantin-Moretus’ te Antwerpen Op 15 juli 2005 werd de oude Officina Plantiniana als enige op wereldvlak nog volledig bewaarde drukkerij-uitgeverij met woning uit de zestiende-zeventiende eeuw door de vertegenwoordigers van 21 landen uit de vijf continenten (waaronder niet België), verenigd in het Comité van het Werelderfgoed van de UNESCO, te Durban in Zuid-Afrika verklaard tot UNESCO-Werelderfgoed. Op 17 juli 2005 werd deze culturele site met historisch monument én inclusief zijn patrimonium onder de noemer ‘Complex Woning-Ateliers-Museum Plantin-Moretus’ na een procedure van ruim negen jaar met de nieuwe status van cultureel site van uitzonderlijke universele waarde ingeschreven op de Lijst van het Werelderfgoed van de UNESCO. Deze datum is daarmee de belangrijkste in de geschiedenis van de Officina Plantiniana geworden na die van haar oprichting op 5 april 1555, toen Plantin zijn eerste drukkersprivilegie verkreeg van de Geheime Raad der Nederlanden, en die van haar verkoop aan de Stad Antwerpen en de Belgische Staat op 20 april 1876, toen de Officina Plantiniana voortaan de nieuwe toekomst van Museum Plantin-Moretus tegemoetging. De exclusieve Lijst van het Werelderfgoed van de UNESCO concretiseert de missie van de UNESCO1, te weten ‘de identificatie, bescherming en preservatie van cultureel en natuurlijk erfgoed van bijzondere waarde voor het mensdom en de wereld’. Deze werd vastgelegd in de ‘World Heritage Convention’, het op 16 november 1972 door de Algemene Vergadering van de UNESCO aangenomen Verdrag betreffende de Bescherming van het Cultureel en Natuurlijk Werelderfgoed, dat op 17 december 1975 in werking trad. Omdat België de ‘Conventie betreffende het Werelderfgoed’ in 1996 ondertekend heeft, konden vanaf 1998 tot op 15 juli 2005 dank zij het inzicht en de kunde van ere-afdelingshoofd Monumenten en Landschappen van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Edgard Goedleven, en zijn Waalse en Brusselse collega's niet minder dan 8 culturele sites voor België ingeschreven worden op deze Lijst. Met de geheel uitzonderlijke toevoeging voor het Belgische cultuurpatrimonium van het ‘Complex Woning-Ateliers-Museum Plantin-Moretus’ aan deze zeer exclusieve Lijst, telde deze op 17 juli 2005 na meer dan dertig jaar in totaal slechts 628 culturele sites, 160 natuurlijke sites en 24 gemengde sites. Dat het ‘Complex Plantin-Moretus’ hierop kon geplaatst worden was bijgevolg een totaal uitzonderlijk iets, het orgelpunt van een zeer lang verhaal bepaald door de voor de wording tot werelderfgoed vigerende zeer strenge en langdurige selectieprocedure. 1 UNESCO staat voor Organisatie van de Verenigde Naties voor Onderwijs, Wetenschap, Cultuur en Communicatie. De Gulden Passer. Jaargang 85 8 Het diploma met verklaring tot UNESCO-Werelderfgoed van het ‘Complex Woning - Ateliers - Museum Plantin-Moretus’, overhandigd door de heer Francesco Bandarin, directeur van het Centrum voor het Werelderfgoed bij de UNESCO De Gulden Passer. Jaargang 85 9 De erkenning tot UNESCO-Werelderfgoed van de culturele site Plantin-Moretus is in essentie het resultaat van het zeer gelukkig samenvallen van een aantal beslissende factoren: ten eerste het genie van Christoffel Plantin, ten tweede de bewaarzin van het uitgevers- en drukkersgeslacht Moretus (tweede helft zestiende eeuw - 1876), ten derde de acculturatiepolitiek van het verlicht Antwerps stadsbestuur van de late negentiende eeuw (1876 sqq.) en ten vierde de enthousiaste gedrevenheid voor monumentenzorg van de Afdeling Monumenten en Landschappen van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap onder de intelligente en markante leiding van specialist in de materie Edgard Goedleven, evenals het initiatief en doorzettingsvermogen van ondergetekende directeur van het Museum Plantin-Moretus. Aan basis daarvan stond uiteraard Christoffel Plantin (Saint-Auvertin bij Tours, ca. 1520 - Antwerpen, 1 juli 1589). Deze belangrijkste drukker-uitgever uit de tweede helft van de zestiende eeuw had het geniale idee om als eerste de uitvinding van de boekdrukkunst met losse metalen letters door Johannes Gutenberg (Mainz ca. 1400-1468) op grote schaal te valoriseren. Daarmee werd hij de eerste industriële drukker uit de geschiedenis. Zijn daarbij niet zo vanzelfsprekend streven naar optimale kwaliteit in zijn productie, zowel naar vorm als inhoud, maakte hem als typograaf tot het eerste belangrijke moment in de geschiedenis van de boekdrukkunst na Gutenberg. Plantins ultieme zorg om ook op het inhoudelijke vlak kwalitatief steeds de beste werken uit te brengen bezorgde hem met allerlei baanbrekende publicaties op de terreinen van het humanisme en de wetenschappen daarbij een plaats onder de grote wegbereiders van de westerse beschaving. Op het hoogtepunt van zijn uitgevers- en drukkerscarrière legde Plantin de basis voor het thans tot UNESCO-Werelderfgoed verklaarde gebouwencomplex van zijn Officina. Omstreeks 1548/49 te Antwerpen overgekomen vanuit Parijs, werd zijn in 1555 ingezette carrière van drukker-uitgever in 1570 bekroond met een benoeming tot Koninklijk Aartsdrukker. In 1571 kreeg Plantin vanwege de Spaanse vorst Filips II bovendien ook het virtuele monopolie voor het drukken van godsdienstige werken voor de gebieden onder Spaans gezag. Voor zijn Officina Plantiniana of ‘Gulden Passer’, die sinds het opstarten in 1568 van de productie van zijn meesterwerk, de Biblia Regia of Biblia Polyglotta, een periode van hoogconjunctuur beleefde, leken de verdere economische perspectieven toen meer dan ooit verzekerd in het typografisch centrum Antwerpen dat zich dankzij Plantin sinds 1555 had kunnen profileren als een van de drie typografische hoofdsteden van het zestiende-eeuwse Europa. Met aldus gewaarborgde productie- en afzetmogelijkheden, en daardoor verzekerd kapitaal en opbrengsten, lagen verdere expansie en investeringen voor de hand. In 1576 kon Plantin dan ook zonder aarzelen ingaan op verdere uitdagingen voor de uitbreiding van zijn intussen tot de grootste en belangrijkste uitgeverij-drukkerij van haar tijd uitgegroeide ‘Gulden Passer’. Daartoe nam hij een ruim polyvalent terrein in erfpacht gelegen tussen de Hoogstraat, Heilig Geeststraat en de huidige Vrijdagmarkt, in de onmiddellijke buurt van zijn toenmalige vestiging aan de Kammenstraat. In dit vroegere eigendom van de Spaanse koopman Martin Lopez kon hij op 24 juni 1576 zijn ‘officina’ onderbrengen. In 1579 richtte hij hier een nieuw drukkersatelier in. Zijn Officina Plantiniana zou hier voor altijd gevestigd blijven. Dat de Officina Plantiniana hier vanaf 1579 tot in 1867 nagenoeg driehonderd jaar lang productief kon blijven en in stand gehouden, is de bijdrage geweest van zijn De Gulden Passer. Jaargang 85 nazaten en opvolgers, de Moretussen. Plantins schoonzoon Jan I Moretus legde de basis voor de ver- De Gulden Passer. Jaargang 85 10 zekerde bloei van het bedrijf tot in de achttiende eeuw. Hij kon zich niet alleen het ambt van officieel drukker van de Stad Antwerpen reserveren, dat verder tot in 1705 door zijn opvolgers zou gemonopoliseerd worden. Hij slaagde er ook in het verkoopsmonopolie van godsdienstige werken voor de Spaanse markt in 1607 terug te verwerven. Pas in 1764 zou dit door de toenmalige Spaanse vorst om protectionistische redenen ten gerieve van de eigen Spaanse drukkers worden ingetrokken. Dat betekende toen zoveel als de economische genadeslag voor het bedrijf dat aansluitend niet verder werd gemoderniseerd. Jan I Moretus heeft echter niet alleen gezorgd voor de verzekerde afzet van de productie van het bedrijf. Hij bezorgde het ook een gegarandeerde continuïteit en verdere instandhouding door de vastlegging in onderling akkoord met zijn echtgenote Martine Plantin in hun testamentaire beschikking van 3 maart 1610 van een geniale preventieve maatregel tegen elke vorm van verdeling. Deze beschikking bepaalde dat de drukkerij-uitgeverij met alle toebehoren alleen mocht toekomen aan die afstammeling(en) die voor de bedrijfsleiding door de familie het meest bekwaam werd(en) geacht. Het respecteren van deze clausule gedurende meer dan tweehonderdvijftig jaar in de opeenvolgende Moretusgeneraties heeft de verdere conservering als één enkele entiteit van het bedrijf bewerkt tot in de tweede helft van de negentiende eeuw. Dat de drukkerij-uitgeverij De Gulden Passer bovendien in haar pre-industriële toestand is in stand gehouden, is ook het gelukkige gevolg geweest van het feit dat de familie Moretus in 1692 in de adelstand werd opgenomen. Rijke huwelijken, zeer geslaagde investeringen en geldspeculaties maakten haar tot de rijkste van de Zuidelijke Nederlanden in de eerste helft van de achttiende eeuw. Opbrengsten uit het bedrijf werden daarbij van secundair belang. Van noodzakelijke modernisering omwille van verzekerde competiviteit is dan ook met het intreden van de industriële omwenteling afgezien. De Officina Plantiniana evolueerde daardoor vanaf de late achttiende eeuw geleidelijk aan tot industrieel erfgoed dat meer en meer alle rendabiliteit verloor. Slechts uit louter familiepiëteit werd het bedrijf dan ook doorheen de negentiende eeuw in stand gehouden. Het respect voor het werk van de voorouders is ten slotte ook van doorslaggevende betekenis geweest voor de beslissing