PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

The following full text is a publisher's version.

For additional information about this publication click this link. https://repository.ubn.ru.nl/handle/2066/235896

Please be advised that this information was generated on 2021-09-24 and may be subject to change. ken. De minder aangename component ruikt taard dus het meest op Witte munt. men vooral bij zacht wrijven van het blad, De bespreking van het geslacht Mentha de muntcomponcnt bij breken. vormt een niet onbevredigend slot van onze Mentha X dumetorum (de bastaard van oriënterende geurenstudie. Wij hebben ge- Hertsmunt en Watermunt) heeft een matig zien dat bij deze groep zowel de soorten als sterke geur, waarin men een zwakke water- de bastaarden tamelijk goed herkenbaar zijn muntgeur onderscheiden kan (duidelijker in aan hun geur, en dat die geurverschillen bo­ de bloeiwijzen), en een minder aangename vendien redelijk nauwkeurig onder woorden kattepisachtige geur. Wollige munt (een bas- te brengen zijn. Dit betekent dat het mogelijk taard van Witte munt en Hertsmunt, maar moet zijn meer geurkenmerken in onze flo- het nauwst verwant met eerstgenoemde) ra's op te nemen. Wij zagen al dat voor een heeft een krachtige, frisse, wat scherpe men- goede geurkarakteristiek meestal maar een tholgeur, ook wat geur betreft lijkt deze bas- klein aantal termen nodig is. Litteratuur: 1. Bayle, V., 1953. L'amateur de parfums. Petit guide historique, instructif et badin, a l'usage de ceux qui aiment les bonnes odeurs et craignent les mauvaises. Cannes. 2. Bourdin, G., 1965. Scent in Vogue. A-Z guide. Vogue (British edition) 122(13): 129-132. 3. Genders. R., 1971. The scented wild flowers of Britain. Londen. 4. Hegnauer, R., 1953. Über den Atherisch-ÖI- und Carvon-Gehalt einheimischer Miinzarten. Ber. Schweiz. Bot. Ges. 63:90-102. 5. Hegnauer, R. & J. 1. M. de Jong, 1956. Über das iitherische 01 mitteleuropaischer Mentha arven- sis L. Pharm. Act. Helv. 31: 367-382. 6. Henning, H.. 1916. Der Geruch. Leipzig. 7. Heukels, H. & S. J. van Ooststroom, 1962. Flora van Nederland (vijftiende druk). Groningen. 8. Heukels, H. & S. J. van Ooststroom, 1968. Beknopte school- en Excursieflora voor Nederland (twaalfde druk). Groningen. 9. Kerner von Marilaun, A., 1891. Pflanzenleben, Bd. 2. Leipzig. 10. Linnaeus. C 1756. Amoenitates academicae. Vol. 3. Stockholm. 11. Locquin. M.. 1956. Petite flore des Champignons de France, Tome 1. Agarics. Bolets, Clavaires. Parijs. 12. Stearn, W. T, 1973. Botanica! Latin. History, grammar, syntax, terminology and vocabulary (twee­ de druk). Newton Abbot. 13. Wright, R. H., 1966. De reuk. Het zintuig met onvermoede eigenschappen en mogelijkheden. (Aula-boeken). . Amfibieën in en om de , een aan­ vulling op het Vierde Herpetogeografisch Verslag

H. DE PRIESTER en G. VAN DER VELDE

De Vijfheerenlanden omvatten de gemeenten bied in 1973 werd ook aandacht besteed aan , , , , het voorkomen van amfibieën. Hei- en Boeicop, , , Bij bestudering van de litteratuur bleek ons, , Nieuwland, en Arkel. hoe weinig er bekend is over de verspreiding Tijdens een botanisch onderzoek in dit ge- van de amfibieën in Nederland. Ter illustra-

244 V : —p .V ^ /" ^ •^ 1 ^4- y -^ —c y ^- 4^ -^ Lopik / / \ Houten ^ A \ V -^ Hagestein 7 < an en / j \ L J kf ^ A/ \ _^ ^ r J ^ s r •<- ^ A Leer broe A LP ^ / •^ 7 v y ^ >^ • / ^7 d i eerd am k. ^ / K 2 / l 1 A Be esd k^ f' \ / / -^j \ • / ïuwland . ^ \ ) [ \ ( \) r \ f' L /" < iHoog blok 14nd edic lem A spere n J M' / * C\ _ ) r j / <; V / / sA A NK De il 1 i -—< -- lieu ^.elu / -—< / u L/ • j r 'i s V tel --'i / h/ H ^1 "4 ^ H< rwi: nen \ s r^ "N > i Ar j > V ]i v ^ Vu en ^ =a J L: 1 4-r Z!f MUFHEERENLONDEN EN 0M6EV//VG j| GEWONE PAD nuGsmEEPPm y

—^ ^ ^ >-- -^ 1 -H~ri i ivri i>i LI / n*r \ ^ AlJ KL M 1 r • ^ , ir L <[• f N / FW V v ^i^7^ /n\[^É^41 n l-- • ^i- • ^ I -<—y. •7 Vr\\ \h rn >J r w / n / ^m y < frfi h UTL 1 / w • ^ ll> r4>-Lrrra i u / WV tJ 4 rM 1 K /•l < • i h J a. f ir T -^ i \\ / 7^^ IfLrTi ^ m - / • / «. < e / fl 4 L> /t-V ^ • NK c N-) ~~> /-- '\. Fr PlrTT 4- LL \j HLT ^ / —< \ T^F/rLrcr LHTI 1 •l • > ^ ^ \ K ffbH^I n n-, ^ IJJW-H4TI 1 1 1 111 1 BRUINE KIKKER HEIKIKKER. V JGROENE KIKKER KL. WTmmM/msiA

Fig. 1. Kaartje van de Vijfheerenlanden e.o. met gemeente- en kilometerhok-indeling, en de verspreiding van de hier aangetroffen 6 soorten amfibieën. Tek. H. Heijn. 245 tie hiervan moge dit artikel dienen. heid zijn naam eer aan. Hij is dan ook in Bij ons verspreidingsonderzoek, dat niet in alle gemeenten te verwachten. We vonden de eerste plaats op amfibieën gericht was, hem in de gemeenten Vianen, Hagestein, werd uitgegaan van de kilometerhokindeüng Everdingen, Lexmond, Hei- en Boeicop, van de topografische kaart van Nederland. Schoonrewoerd, Leerbroek, Leerdam, Dit biedt bepaalde voordelen boven de tot Nieuwland en Kedichem. Buiten de Vijfhee­ nu toe in het Herpetogeografisch Verslag (3) renlanden troffen we de soort aan in de ge­ gevolgde methode van indeling in gemeenten. meenten Lopik, Polsbroek en Culemborg. Daar gemeenten zeer verschillend van groot­ Van de Bund (3) vermeldt slechts Vianen. te zijn, mag aan het voorkomen van een De Rugstreeppad vonden we in de gemeen­ soort in de ene gemeente niet dezelfde waar­ ten Schoonrewoerd, Hei- en Boeicop, Leer­ de worden gehecht als aan het voorkomen broek en Leerdam. De aanwezigheid van de­ in een andere gemeente. Nog belangrijker is, ze soort is gecorreleerd met het voorkomen dat het gebruik van een indeling in vierkante van een zandige bodem, waarin de dieren kilometers een veel nauwkeuriger versprei­ kunnen graven (3). De aanwezigheid van dingsbeeld geeft. Een derde, in de toekomst stroomruggen in de ondergrond en van op­ belangrijk voordeel is, dat correlaties tussen gespoten terreinen (voor de nieuwbouw van de herpetofauna en de flora gelegd zullen Hei- en Boeicop en Leerdam) doet deze kunnen worden. Het floristisch onderzoek soort plaatselijk zeer algemeen zijn. De Rug­ binnen Nederland geschiedt namelijk ook op streeppad heeft, na de Groene kikker, het genoemde kilometerhokbasis (8). meest doordringende geluid, dat ongeveer als Binnen de Vijfheerenlanden werden 29 kilo- arrrr .... arrrr .... weergegeven kan wor­ meterhokken op het voorkomen van amfi­ den. Naar wij vernamen van oudere boeren bieën onderzocht (zie fig. 1), terwijl in an­ in de Vijfheerenlanden staat dit karakteristie­ dere kilometerhokken incidentele waarne­ ke geluid bekend als „de groei". Wanneer in mingen gedaan werden. Om ons onderzoek de lente de rugstreeppadmannetjes beginnen te laten aansluiten op het Vierde Herpeto­ te zagen, gaat het gras weer groeien. geografisch Verslag geven wij ook aan in De Bruine kikker vonden we in de gemeen­ welke gemeenten onze vondsten gedaan wer­ ten Vianen, Lexmond, Everdingen, Schoon­ den. rewoerd, Hei- en Boeicop, Leerbroek, Nieuwland, Leerdam, Kedichem en Arkel, In de Vijfheerenlanden werden door ons zes buiten de Vijfheerenlanden in Culemborg, soorten amfibieën aangetroffen: de Gewone Houten en Lopik. Geen van deze gemeenten pad (Bufo bufo), de Rugstreeppad (Bufo ca- wordt vermeld in het Vierde Herpetogeo­ lamita). de Bruine kikker (Rana temporaria), grafisch Verslag. de Heikikker (Rana arvalis), de Groene kik­ ker (Rana esculenta) en de Kleine watersala­ De Heikikker troffen we altijd aan in en mander (Triturus vulgaris). In het Vierde langs heldere wateren, dat wil zeggen, wate­ Herpetogeografisch Verslag wordt alleen de ren, die niet sterk geëutrofieerd waren. Deze Gewone pad vermeld en dan nog alleen van worden in de Vijfheerenlanden en in de aan­ de gemeente Vianen (vondst uit 1950). Van grenzende poldergebieden gekenmerkt door Kampen en Hcimans (6) geven in 1927 nog het voorkomen van fonteinkruiden (Pota- de Kamsalamander (Triturus cristatus) op, mogeton lucens, P. compressus, P. obtusifo- aangetroffen in de gemeente Vianen. lius, P. crispus, P. pusillus), Canadese water­ De Gewone pad doet door zijn algemeen­ pest (Elodea canadensis) en Stijve waterra-

246 Fig. 2. Heikikker (Rana arvalis). Foto H. de Priester. nonkel (Ranunculus circinatus) en in de ui­ lemborg en Houten aan. Bovendien vonden terwaarden o.a. ook door Gewoon blaasjes- we de Heikikker in de gemeente Harmeien, kruid (Utricularia vulgaris). In sloten met een ten westen van Utrecht. We verwachten de dichte krooslaag, meestal bestaande uit Wor- soort in de meeste tussenliggende gemeenten, telloos kroos (Wolff ia arrhiza), Buitkroos waarbij wellicht de lijn Nieuwkoop-Woer- (Lemna gibba) en Veelwortelig kroos (Spi- den-Gorinchem als de westgrens van het aan­ rodela polyrhiza), die wel geëutrofieerd zijn, eengesloten verspreidingsgebied mag gelden. wordt de Heikikker niet of zeer zelden aan­ Daar verwarring mogelijk is bij het onder­ getroffen, in tegenstelling tot de Bruine kik­ scheiden van de Bruine en de Heikikker, ge­ ker. Een bijzonder aardige waarneming wil­ ven wij hier de verschilkenmerken. De Hei­ len we niet onvermeld laten. Toen een onzer kikker heeft een duidelijke lichte rugstreep, enige exemplaren van de Heikikker voor na­ die tot vóór de ogen doorloopt (fig. 2). Langs dere determinatie had meegenomen, bleken deze rugstreep bevinden zich regelmatige, tijdens het transport drie barnsteenslakjes donkere knobbeltjes. Exemplaren van de (Succinea spec.) te zijn uitgespuwd. Bruine kikker met een rugstreep kunnen van Bekijken we in het Herpetogeografisch Ver­ de Heikikker onderscheiden worden, door­ slag het verspreidingskaartje van de Heikik­ dat de rugstreep ten hoogste tót de ogen ker, dan lijkt het, alsof de soort een zeer loopt, terwijl de knobbels langs de rugstreep onderbroken verspreidingsgebied heeft. Hoe­ nooit zo regelmatig van ligging en grootte wel dit misschien juist is voor de kuststreek zijn; vaak zijn er vooraan twee grote knob­ — Schouwen, Texel (3) en Voorne (10) — bels, die samen een V vormen met de punt wijzen onze gegevens op een veel groter, naar voren. De snuit van de Heikikker is al­ meer aaneengesloten verspreidingsgebied. tijd spits, die van de Bruine kikker meer Was de Heikikker voorheen bekend van de stomp. Geheel zeker is men, indien men de naburige gemeenten Gorinchcm en Asperen, knobbel op de metatarsus (aan de achter­ we troffen deze soort in alle gemeenten van poot) onderzoekt. Deze is bij de Bruine kik­ de Vijfheerenlanden en ook in Lopik, Cu­ ker klein en zacht, bij de Heikikker groot en

247 scherp gerand. dingen. De Groene kikker is in de Vijfheerenlanden Uit onze waarnemingen mogen we afleiden, minder algemeen dan de Bruine en de Hei­ dat de Vijfheerenlanden in herpetologisch kikker. Hij houdt zich voornamelijk op in opzicht belangrijk genoemd kunnen worden. dichter begroeid water, terwijl de beide an­ Het gehele gebied maakt een weinig vervuil­ dere soorten zich in en langs wat meer de indruk, met uitzondering van een aantal open water ophouden. Bij de verwerking van bouwlanden en modern beheerde boomgaar­ onze gegevens hebben we aangenomen, dat den waar de waterstand laag is en intensief alle gevonden dieren tot de soort Rana escu­ pesticiden worden gebruikt. De orgarlische lenta behoren. Onderzoek in Midden-Europa vervuiling door lozing van rioolwater op slo­ heeft uitgewezen, dat Rana esculenta geen ten is grotendeels beperkt tot een aantal af- homogene soort is, maar in drie typen kan wateringssloten. worden gesplitst met de volgende namen: Helaas moeten we vermelden, dat vele pol­ Rana lessonae, R. esculenta en R. ridibunda. derschappen een winterse grondwaterstands­ Rana esculenta zou dan een niet op zichzelf verlaging van ongeveer dertig centimeter voorkomende hybride van R. lessonae en R. hebben aangevraagd bij de Provinciale Wa­ ridibunda zijn (1). In hoeverre dit ook voor terstaat van Zuidholland. Wanneer men de Groene kikkers in Nederland geldt, is niet weet, dat de meeste sloten minder dan veer­ duidelijk (7). Er zijn (vage) aanwijzingen dat tig centimeter diep zijn, is het duidelijk, Rana ridibunda, de Grote groene of Meer- dat bij matige vorst de sloot veel sneller ge­ kikker in Nederland voorkomt, maar R. les­ heel zal bevriezen. Dat zowel de herpeto- als sonae is nog nooit in Nederland aangetoond. overige fauna hiervan sterk te lijden zou De Groene kikker wordt in het Vierde Her­ hebben, is te verwachten en te betreuren. petogeografisch Verslag niet vermeld van de Onze herpetofauna wordt de laatste jaren Vijfheerenlanden. We vonden de soort in toch al meer en meer bedreigd door vervui­ Vianen, Everdingen, Lexmond, Hei- en ling van het oppervlaktewater en de toename Boeicop, Schoonrewoerd, Nieuwland, Kedi­ van de verkeersintensiteit. Het feit, dat sinds chem en Leerdam, en buiten de Vijfheeren­ kort het vangen en houden van onze amfi­ landen in Houten, Culemborg, Lopik en bieën (Staatscourant oktober 1973) verboden Polsbroek. is, is naar onze mening voor de Vijfheeren­ De Kleine watersalamander werd door ons landen van weinig betekenis zolang bescher­ tot nog toe weinig aangetroffen, daar pas mende beheermaatregelen uitblijven. in september en oktober enige malen met Onze determinaties werden gecontroleerd een schepnet werd bemonsterd. Hierbij wer­ door Dr. M. S. Hoogmoed, conservator aan den juveniele exemplaren met kieuwen ge­ het Rijksmuseum van Natuurlijke Historie vangen. De dichtstbijzijnde vindplaats is vol­ te Leiden. Ons onderzoek van biologische gens Van de Bund (3) Gorinchem, dat in het waarderingsmethoden voor planologische zuidwesten aan de Vijfheerenlanden grenst. doeleinden vond plaats in het kader van het De volgende gemeenten kunnen nu worden project Vijfheerenlanden van de werkgroep toegevoegd: Vianen, Lexmond (vindplaats Ecologie-Planologie van de afdeling Bouw­ nog juist binnen de gemeentegrens!) en Ever- kunde van de T.H. te Delft.

Litteratuur: I. Berger, L., 1969. Systematyka zab zielonych. Systematics of forms within Rana esculenta complex. Przeglad Zool. XIII(3): 219-238. 248 2. Beukema, J., 1957. Amphibieën- en Reptielentabel. NJ.N.-tabellenserie. 15 pp. 3. Ëund, C. F. van de, 1964. Vierde Herpetogeografisch Verslag. De verspreiding van amphibieën en rpptielen in Nederland. Uitgave N.V.H.T. 72 pp. 4. Öund, C. F. van de, 1968. De Nederlandse Amfibieën. Wet. Meded. K.N.N.V. 73: 1-32. 5. IJvass, H., 1973. Reptielen en Amfibieën in West-Europa. Moussault, Amsterdam. 176 pp. 6. Kampen, P. van & J. Heimans, 1927. Amphibia en Reptilia. Fauna van Nederland III. Sijthoff, Leiden. 64 pp. 7. Kodde, A., 1972. Onderzoek naar de morfologische verschillen tussen Rana esculenta L., 1758 en Rana ridibunda Pallas, 1771. Lichtdruk, doktoraalverslag. 64 pp. 8. Mennema, L, 1973. Een vegetatiewaardering van het stroomdallandschap van het Merkske (N.-Br.), gebaseerd op een floristische inventarisatie. Gorteria 6 (10/11); 157-179. 9. Mertens, R. & H. Wermuth, 1960. Die Amphibien und Reptilien Europas. W. Kramer, Frankfurt am Main. 264 pp. 10. Mey, P. de, 1969. De Heikikker ook op Voorne. De Levende Natuur 72 (10): 223-224. 11. IJsseling, M. A. & A. Scheygrond, 1957. Wat is dat voor een dier? Thieme en Cie, Zutphen. 96 pp. + 60 pis. Bladrollers (Tortriciden), een interessante groep microlepidoptera (2) De Grote appelbladroller (Archips podana Scop.) A. VAN FRANKENHUYZEN en D. J. DE JONG

Na de algemene inleiding over Tortriciden Kent (Eng.), wordt hij reeds jarenlang als de in het mei-nummer (2) zal hier als eerste belangrijkste Tortricide in boomgaarden be­ soort de Grote appelbladroller (Archips po­ schouwd. In zuidelijker streken, bv. in Zuid- dana) worden besproken. Tirol (It.), is hij in bepaalde delen belangrij­ De Grote appelbladroller is een forse Tortri- ker en talrijker dan de VruchtbladroUer; in cide. Dit geldt voor de rups zowel als de andere delen is dat precies omgekeerd. In vlinder. De Nederlandse naam dankt hij aan het algemeen vormt de, in geheel Europa het feit, dat de rups soms in schadelijke aan­ voorkomende. Grote appelbladroller evenwel tallen op appelbomen voorkomt. geen belangrijke plaag in boomgaarden. Het De Grote appelbladroller is in ons land een vermoeden echter dat hij zich bij een geïn­ algemene verschijning. In boomgaarden in tegreerde bestrijding van plagen in boom­ het noorden van ons land komt hij talrijker gaarden wel eens in die richting zou kunnen voor dan in boomgaarden in het midden en ontwikkelen, is mede aanleiding geweest tot zuiden, waar de VruchtbladroUer (Adoxo- het hiervoor vermelde onderzoek, temeer phyes orana) de overheersende soort is. Op daar de bestrijdingstijdstippen nimmer exact het waddeneiland Texel en in het noordoos­ zijn vastgesteld. ten van de provincie Groningen is de Grote Het onderwerp „geïntegreerde bestrijding" appelbladroller zelfs de belangrijkste blad- van insektenplagen zullen wij in een apart roller in boomgaarden, hetgeen aanleiding artikel behandelen. heeft gegeven tot onderzoek naar de levens­ Behalve op Appel hebben wij de rupsen van wijze, fenologische stadia en aangrijpings­ deze bladrollcr nog op verscheidene andere punten daarin voor de bestrijding. Ook in vruchtgewassen gevonden, zoals Pruim, Mo- 249