C 27/8 NL Publicatieblad van de Europese Unie 3.2.2010

V

(Adviezen)

ANDERE HANDELINGEN

EUROPESE COMMISSIE

Bekendmaking van een wijzigingsaanvraag overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (2010/C 27/07)

Deze bekendmaking verleent het recht om op grond van artikel 7 van Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad bezwaar aan te tekenen tegen de wijzigingsaanvraag. Bezwaarschriften moeten de Commissie bereiken binnen zes maanden te rekenen vanaf de datum van deze bekendmaking.

WIJZIGINGSAANVRAAG VERORDENING (EG) Nr. 510/2006 VAN DE RAAD Wijzigingsaanvraag overeenkomstig artikel 9 „FOURME D’” OF „FOURME DE MONTBRISON” EG-nummer: FR-PDO-0117-0119-30.03.2006 BGA ( ) BOB ( X )

1. Rubriek van het productdossier waarop de wijziging betrekking heeft: — Naam van het product

— Beschrijving van het product

— Geografisch gebied

— Bewijs van de oorsprong

— Werkwijze voor het verkrijgen van het product

— Verband

— Etikettering

— Nationale eisen

— Overige [nader aan te geven]

2. Aard van de wijziging(en): —  Wijziging van het enige document of de samenvatting

— Wijziging van het productdossier voor een geregistreerde BOB of BGA waarvoor geen enig document en ook geen samenvatting is bekendgemaakt

—  Wijziging van het productdossier waarbij geen wijziging van het bekendgemaakte enige docu­ ment nodig is (artikel 9, lid 3, van Verordening (EG) nr. 510/2006) 3.2.2010 NL Publicatieblad van de Europese Unie C 27/9

—  Tijdelijke wijziging van het productdossier als gevolg van een verplichte gezondheids- of fytosanitaire maatregel die is opgelegd door de overheid (artikel 9, lid 4, van Verordening (EG) nr. 510/2006)

3. Wijziging(en): 3.1. Naam: „Fourme d’Ambert of fourme de Montbrison” vervangen door „Fourme d’Ambert”.

Deze wijziging moet ook in de rest van het productdossier worden aangebracht.

De aanvankelijk gebruikte dubbele benaming had eigenlijk betrekking op twee verschillende producten. De wijziging maakt het mogelijk een onderscheid te maken tussen de BOB „Fourme d’Ambert” en de BOB „Fourme de Montbrison”.

3.2. Beschrijving: De eerste alinea van de beschrijving van het product wordt gewijzigd zodat het volgende duidelijker wordt gesteld: „De Fourme d’Ambert is een (…) kaas met een lichtgrijze tot grijze korst waarop witte, gele en rode schimmelvlekken en een blauwachtige glans te zien kunnen zijn. Het witte tot crème­ kleurige zuivel vertoont barsten en is blauwgroen dooraderd in een vrij regelmatig patroon.”.

De tweede alinea van de beschrijving wordt vervangen door:

„De kaas met de beschermde oorsprongsbenaming „Fourme d'Ambert” is een kaas die wordt bereid van gestremde koemelk. Hij wordt aangeboden in een cilindrische vorm met een hoogte van 17 à 21 cm, een doorsnede van 12,5 à 14 cm en een gewicht van 1,9 à 2,5 kg; hij is dooraderd, niet geperst, niet gekookt, gegist en gezouten.

Het vetgehalte bedraagt minimaal 50 g per 100 g kaas na de complete droging en het drogestofgehalte bedraagt minimaal 50 g per 100 g gerijpte kaas.”.

Motivering:

Dankzij deze formulering wordt de beter kaas beschreven: de afmetingen en het gewicht zijn aange­ geven en er is beschreven hoe de korst en het zuivel eruitzien.

3.3. Geografisch gebied: Punt 3 van het productdossier wordt vervangen door:

„Het geografische productiegebied van de „Fourme d’Ambert” omvat:

— het historische oorsprongsgebied van het product, dat wordt gevormd door „les hautes chaumes du Forez”, die zich op het hoogste gedeelte van de Monts du Forez bevinden, waar de departementen Loire en Puy de Dôme samenkomen. Het gebied vormt een duidelijke natuurlijke eenheid zowel vanuit geomorfologisch als vanuit botanisch oogpunt. „ Les hautes chaumes du Forez ” — grote vlakten die zich op een onderliggend plateau van graniet bevinden — krijgen flink wat neerslag en het oceaanklimaat en het landklimaat oefenen allebei hun invloed uit. Er zijn verschillende vege­ tatievormen geregistreerd die enerzijds afhankelijk zijn van de habitats en anderzijds van de huidige en de vroegere beweiding: grasvelden of weilanden; heidevelden die begroeid zijn met blauwe bosbes, struikheide en brem; heidevelden waarop zowel vrouwenmantel (Alchemilla saxatilis Buser) als rijsbes gedijen; vochtige gronden en venen. In de „hautes chaumes” zijn ook de „jas” of „jasseries” (hogergelegen boerderijen die bij het weiden in het hooggebergte worden gebruikt) gevestigd die getuigen van de beweidingactiviteit waarmee de voorvaderlijke fourmebereiding ge­ paard ging.

— perifere gebieden, m.a.w. de gronden waarnaar de kaasmakerijen zich aan het begin van de 20e eeuw hebben uitgebreid. Deze gebieden kunnen, gezien hun hoogte of het feit dat er sprake is van steile hellingen, worden gezien als berggebieden. Het betreft hoofdzakelijk kristallijne of vulkanische plateaus die zijn doorsneden door ingesloten valleien die worden gekenmerkt door een op de rundveehouderij gebaseerde economische activiteit.

De productie van de melk, de bereiding en rijping van de kaas alsook de opslag ervan tot 28 dagen na de datum van de stremming, vinden plaats in het afgebakende geografische gebied dat zich uitstrekt over de in de samenvatting vermelde gemeenten.”. C 27/10 NL Publicatieblad van de Europese Unie 3.2.2010

Motivering:

De bepaling van de specifieke kenmerken van de „Fourme d’Ambert heeft” ertoe geleid dat het productiegebied opnieuw zeer nauwkeurig is afgebakend aan de hand van vorengenoemde criteria.

Telde het afgebakende productiegebied aanvankelijk 858 gemeenten, de nieuwe, nauwkeurige afbake­ ning heeft ertoe geleid dat 495 gemeenten voortaan van het productiegebied van de „Fourme d’Am­ bert” zijn uitgesloten.

3.4. Bewijs van de oorsprong: De volgende alinea’s worden toegevoegd:

„Ieder bedrijf dat ten volle of gedeeltelijk wil deelnemen aan de melkproductie, de melkophaling, de bereiding of de rijping van de „Fourme d’Ambert” moet een identiteitsverklaring overleggen. Deze identiteitsverklaring wordt aan de groepering voorgelegd en door haar gecontroleerd en geregistreerd.

Ieder bedrijf moet ten genoegen van de bevoegde autoriteiten registers bijhouden alsook alle docu­ menten die nodig zijn voor de controle van de oorsprong, de kwaliteit en de productieomstandigheden van de melk en de kaas, met name een dagelijks bij te houden boekhouding waarin de binnenkomende en de uitgaande melk en kaas worden geregistreerd of ieder ander gelijkwaardig boekhoudkundig document.

De uitbaters van de kaaspakhuizen moeten speciale registers of gelijkwaardige boekhoudkundige docu­ menten met betrekking tot de binnenkomende en uitgaande kazen bijhouden waarin met name de volgende gegevens worden vermeld: de data waarop de kazen werden doorgeprikt, het aantal kazen en partijen, de data waarop de kazen het kaaspakhuis of de droogplaats hebben verlaten.

De kwaliteit en de typische kenmerken van het product met de beschermde oorsprongsbenaming worden gecontroleerd aan de hand van een analytisch en organoleptisch onderzoek.”.

Motivering:

Al deze vereisten maken een betere controle en traceerbaarheid van de producten mogelijk. Ze zijn in overeenstemming met de nationale voorschriften op het gebied van de controle van beschermde oorsprongsbenamingen, die in 2007 werden aangepast.

3.5. Werkwijze voor het verkrijgen van het product: Dit gedeelte, dat in vergelijking met het vorige productdossier sterker werd uitgewerkt, is volledig herschreven en omvat meerdere onderdelen. De vorige tekst wordt vervangen door:

M e l k p r o d u c t i e a) Basisrantsoen „Het basisrantsoen van de melkkoeien bestaat gedurende het gehele jaar uitsluitend uit voeder dat afkomstig is uit het afgebakende geografische gebied waarvoor de BOB geldt.”.

„In perioden van droogte, bij ongunstige weersomstandigheden of in andere uitzonderingsgevallen mag van deze regel worden afgeweken.”.

„Alle voedergewassen zijn toegestaan met uitzondering van gewassen van de kruisbloemenfamilie (cruciferae).”.

„Vers, gedroogd, voorgedroogd of ingekuild gras moet de basis van het voeder uitmaken.”.

„Wanneer de dieren niet op de weide staan moet per dag gemiddeld minstens 3 kg van het droogvoeder dat iedere melkkoe in het melkveebeslag wordt verstrekt, uit hooi bestaan.”.

Motivering:

De nadere gegevens die hier worden verstrekt, hebben ten doel het verband tussen de kaas en het terroir waarvoor de BOB geldt, sterker in het licht te stellen door te wijzen op het voeder dat de melkkoeien wordt verstrekt.

b) Houden en weiden van de dieren „De dieren mogen niet uitsluitend en permanent op stal worden gehouden tijdens de beweiding­ periode en ook grondloze veehouderij is verboden.”. 3.2.2010 NL Publicatieblad van de Europese Unie C 27/11

„Wanneer vers gras beschikbaar is en zodra de weersomstandigheden het toelaten, moeten de dieren op de weide worden gehouden.”.

Motivering:

Deze nadere gegevens hebben ten doel het verband tussen de kaas en het terroir waarvoor de BOB geldt, sterker in het licht te stellen door aan te geven op welke wijze de melkkoeien worden geweid.

c) Krachtvoer „Krachtvoer en additieven zijn beperkt tot gemiddeld 1 800 kg drogestof per melkkoe in het melkveebeslag per jaar.

Het toegestane krachtvoer en de toegestane additieven zijn:

— alle granen en bijproducten van granen,

— maïskolven,

— alle perskoeken die geen ureum bevatten,

— gedroogde luzerne, droge bietenpulp, wei, melasse, eiwithoudende en oliehoudende zaden,

— zout, mineralen, sporenelementen, vitamines.

Additieven die de samenstelling van de melk rechtstreeks wijzigen, zijn niet toegestaan.”.

Motivering:

Het krachtvoer (alle andere voeder dan grassen: granen, mineralen….) is voor de melkproductie onontbeerlijk. Deze voedingsmiddelen worden slechts zelden geproduceerd in het geografische gebied waarvoor de BOB geldt. Ze mogen niet worden verboden maar het is nodig dat een positieve lijst wordt opgesteld om te voorkomen dat deze supplementen ongewenste gevolgen voor de melkkwaliteit zouden hebben. Bovendien is de hoeveelheid supplementen en additieven die mag worden verstrekt, beperkt en moet de voorkeur worden gegeven aan het voeder van het basisrantsoen dat afkomstig is uit het afgebakende geografische gebied.

d) opslag van de melk op het landbouwbedrijf „Na het melken wordt de melk opgeslagen in een koeltank.”.

„De melk mag op het landbouwbedrijf niet langer opgeslagen worden dan 48 uur te rekenen vanaf de oudste melkbeurt.”.

Motivering:

Deze nadere gegevens hebben ten doel de kwaliteit van de melk, zolang ze op het landbouwbedrijf is opgeslagen en vóór de eerste bewerkingen met het oog op de kaasbereiding plaatsvinden, te garanderen.

G e b r u i k t e m e l k „De eerste bewerking om uit de melk kaas te bereiden, vindt plaats binnen 24 uur nadat de melk aan de zuivelfabriek is geleverd.”.

„De melk mag niet worden geconcentreerd door vóór de stremming het waterige gedeelte ten dele te verwijderen.”.

„Melk die wat het vetgehalte betreft, gestandaardiseerd is en gehomogeniseerde melk zijn toegestaan; melk die wat het eiwitgehalte betreft, gestandaardiseerd is, is niet toegestaan.”.

„Een eerste rijping van de melk en een warmtebehandeling zijn toegestaan.”.

Motivering:

De productievoorwaarden voor de te gebruiken melk werden nauwkeurig beschreven met als doel dit element van de productie beter vast te leggen.

V e r w e r k i n g „De marmering van het zuivel wordt verkregen door enten met Penicillium roqueforti.”. C 27/12 NL Publicatieblad van de Europese Unie 3.2.2010

„Naast op zuivel gebaseerde ingrediënten zijn de enige ingrediënten, hulpmiddelen bij de bereiding of additieven die aan de melk mogen worden toegevoegd of die tijdens de bereiding van de kaas mogen worden gebruikt, stremsel, onschadelijke culturen van bacteriën, gisten en schimmels, calciumchloride en zout.”.

„Het stremmen vindt plaats bij een temperatuur van 30 °C à 35 °C. Er wordt uitsluitend stremsel gebruikt.”.

„Dan volgen de productiestadia waarin de „coagulum” (wrongel) wordt gesneden, omgeroerd en in de vorm geplaatst; vervolgens lekt de wrongel uit en wordt hij — aan het einde van het uitlekstadium — gezouten. Deze productiestadia worden hierna nader omschreven:

— De gestremde melk, „coagulum of wrongel” genoemd, wordt in brokken van ongeveer 1 à 2 cm gesneden en deze brokken vormen, wanneer de bewerkingen in de kaasbak voltooid zijn, de zogenaamde „grains de maïs” (brokken ter grootte van maïskorrels).

— Het mengsel wrongel/wei ondergaat een aantal roerbeurten en rustpauzes totdat de kaasbrokken voldoende uitgelekt zijn.

— Een gedeelte van de wei mag worden afgetapt vóórdat het mengsel wordt vermalen.

— Nadat de kazen een eerste keer op de band, of met behulp van een gelijkwaardig, voor de productie op het landbouwbedrijf bestemd systeem, zijn uitgelekt, worden ze in de vormen geplaatst.

— Vervolgens lekken ze uit in een daartoe bestemde ruimte bij een temperatuur van 18 °C à 25 °C; ze worden niet geperst maar om de 24 à 48 uur gedraaid.

— Aan het einde van het uitlekstadium, wanneer de kazen uit de vormen zijn gehaald, worden ze gezouten in een pekelbad en/of met zout ingewreven (droogzouten).”.

„Het doorprikken van de kazen heeft ten doel het zuivel te luchten en zo de ontwikkeling van de Penicillium roqueforti te bevorderen; het vindt plaats vanaf de vierde dag na de stremming bij een omgevingstemperatuur van 6 °C à 15 °C.”.

„Het is niet toegestaan de als grondstof gebruikte melk, producten waarvan de bereiding is gestart, wrongel of verse kaas bij temperaturen onder het vriespunt te bewaren.”.

Motivering:

Alle productievoorwaarden van de kaas zijn nauwkeuriger beschreven.

De bij het stremmen aan te houden temperatuur en het stadium waarin het zouten plaatsvindt — een belangrijk element om de karakteristieke kenmerken van de kaas te verkrijgen — zijn nauwkeurig aangegeven.

Het stadium van het doorprikken van de kaas is van essentieel belang om de karakteristieke marmering van de fourme d’Ambert te verkrijgen. Het is dus belangrijk dat dit productiestadium nauwkeurig wordt beschreven.

R i j p i n g e n o p s l a g „Na het doorprikken van de kazen volgt een rijpingsperiode van minimaal 17 dagen in een kaaspakhuis of een droogplaats bij een temperatuur van 6 °C à 12 °C en een relatieve luchtvochtigheid van 90 à 98 %.”.

„Vervolgens worden de kazen opgeslagen in een daartoe bestemde ruimte bij een temperatuur van 0 °C à 6 °C tot 28 dagen na de datum van de stremming.”.

„De beschermde oorsprongsbenaming „Fourme d’Ambert” is pas vanaf de 28e dag na de datum van de stremming op de kaas toepasselijk.”.

„Het mengen van diepgevroren wrongel of kwark met verse wrongel of kwark (techniek: „report du caillé”) is niet toegestaan.”.

„Het is niet toegestaan verse en rijpende kazen onder gemodificeerde atmosfeer te bewaren.”. 3.2.2010 NL Publicatieblad van de Europese Unie C 27/13

Motivering:

De omstandigheden waaronder de rijping van de kazen moet plaatsvinden werden duidelijk beschreven met als doel dit element van de productie beter vast te leggen.

B o e r d e r i j p r o d u c t i e „In het bijzondere geval van de boerderijproductie, mag gebruik worden gemaakt van de melk van maximaal twee melkbeurten waarvan de eerste gekoeld moet worden bewaard.”.

„Voor de huisbereide kaas wordt rauwe, volle melk gebruikt die wat het proteïne- of vetgehalte betreft, niet gestandaardiseerd is.”.

„De stremming vindt uiterlijk 16 uur na de oudste melkbeurt plaats.”.

„Nadat de kazen een eerste keer op de band, of met behulp van een gelijkwaardig systeem, zijn uitgelekt, worden ze in de vormen geplaatst.”.

Motivering:

De verschillende specifieke productiestadia die bij de boerderijproductie aan de orde zijn, werden in één gedeelte samengebracht.

3.6. Verband: De tweede, derde en vierde alinea worden vervangen door:

„De hoger gelegen regio die bestaat uit grote vlakten die zich op een onderliggend plateau van graniet bevinden, krijgt flink wat neerslag en het oceaanklimaat en het landklimaat oefenen allebei hun invloed uit. Ondanks de moeilijke milieuomstandigheden ontstond in dit gebied een zeer levendige herders­ economie, die haar inkomsten vooral haalde uit de kaasmakerij en voor de hierbij benodigde melk een beroep kon doen op melkveebeslagen van geringe omvang.

Tot aan de tweede wereldoorlog vond de productie van de „fourme” — in die periode uitsluitend een zaak van de landbouwers — plaats in „jasseries” (hogergelegen boerderijen), die kunnen worden vergeleken met de „chalets d’alpages alpins” (chalets in de hoge Alpen) of de „burons auvergnats” (herdershutten in Auvergne). Deze „jasseries” waren gelegen op de beide hellingen van de Monts du Forez. In die periode bestond er slechts één soort kaas met de benaming „Fourme d’Ambert of Fourme de Montbrison” die was afgeleid van de namen van de twee belangrijke markten die zich elk aan één zijde van het Centraal Massief bevinden.

Aan het begin van der 20e eeuw, toen de boerderijproductie op de zomerweiden van de Monts du Forez afnam, vestigden zich met name op de oostelijke helling van dit gebergte verschillende zuivel­ fabrieken. In 1950 waren er een vijftiental bedrijven die de melk ophaalden binnen een bijwijlen zeer beperkt gebied.

Het was ook aan het begin van de XXste eeuw dat bedrijven die „fourme” vervaardigen, zich voor het eerst buiten het traditionele productiegebied vestigden. Eerst gebeurde dit ten westen van de Puy de Dôme ( en Rochefort-Montagne), vervolgens in Cantal (Murat) en in de vallei van de Dore (Thiers, Puy de Dôme). De jaren 1950 tenslotte, zagen de vestiging van de bedrijven van Saint-Flour (Cantal) en Balbigny (Loirevlakte).

Deze perifere gebieden waarnaar de kaasmakerij zich aan het begin van de 20e eeuw had uitgebreid, kunnen, gezien hun hoogte of het feit dat er sprake is van steile hellingen, worden gezien als berg­ gebieden. Het betreft hoofdzakelijk kristallijne of vulkanische plateaus die zijn doorsneden door in­ gesloten valleien die worden gekenmerkt door een op de rundveehouderij gebaseerde economische activiteit.

Parallel met de afname van de boerderijproductie en met de uitbreiding van het productiegebied, deden zich op het gebied van de fabricagetechnieken nieuwe ontwikkelingen voor. Zo werd in het kader van de nieuwe technieken voor de bereiding van de fourme de wrongel niet meer vermalen en niet meer in zijn geheel (in de massa) gezouten, liet men de wrongel ook minder uitlekken en werd de kaas in een pekelbad gezouten. Van één enkel kaasproduct met hetzij de benaming „Fourme d’Ambert” hetzij de benaming „Fourme de Montbrison” is de productie geëvolueerd enerzijds naar een type „Montbriso” waarvoor kenmerkend is dat de wrongel reeds vooraf uitlekt, vervolgens wordt vermalen en in zijn geheel (in de massa) wordt gezouten, en anderzijds naar een type „Ambert” waarvoor kenmerkend is dat de wrongel slechts beperkt uitlekt en de kaas wordt gezouten in een pekelbad en/of door zijn oppervlak met zout in te wrijven (droogzouten). C 27/14 NL Publicatieblad van de Europese Unie 3.2.2010

Op het ogenblik dat werd erkend dat deze kaas in aanmerking kwam voor een beschermde oor­ sprongsbenaming — en niettegenstaande het feit dat volgens de documenten de „Fourme d'Ambert” en de „Fourme de Montbrison” twee synonieme benamingen waren — is gebleken dat er in de praktijk een behoorlijk verschil is tussen deze beide kazen, zowel wat de inplanting van de kaasmakerijen als wat de kaasbereidingtechnieken betreft. Men is dus aan de slag gegaan om beide kazen beter te omschrijven en om beide productiegebieden beter af te bakenen en in beide gevallen terug te schroeven tot het eigen traditionele productiegebied.”.

Motivering:

In samenhang met de punten „Naam”, „Geografisch gebied”, „Beschrijving” en „Werkwijze voor het verkrijgen van het product”, werd ook het punt „Verband” aangepast.

3.7. Etikettering: Nieuwe voorschriften en toelichtingen worden verwacht ten gevolge van de gewijzigde nationale wetgeving. De verplichting om het INAO-logo (Institut National des Appellations d'Origine) aan te brengen, verdwijnt.

3.8. Nationale eisen: De volgende tekst moet worden toegevoegd:

„Décret relatif à l’appellation d’origine contrôlée „Fourme d’Ambert” et son règlement technique d’ap­ plication.” „(decreet betreffende de beschermde oorsprongsbenaming „Fourme d’Ambert” en de uitvoe­ ringsbepalingen daarvan.”.

Motivering:

Hierdoor worden in het productdossier voor de BOB de uitvoeringsbepalingen opgenomen met be­ trekking tot de beschermde oorsprongsbenaming die bij decreet van 29 april 2002 werden goedge­ keurd.

SAMENVATTING VERORDENING (EG) Nr. 510/2006 VAN DE RAAD „FOURME D’AMBERT” EG-nummer: FR-PDO-0117-0119-30.03.2006 BOB ( X ) BGA ( )

Deze samenvatting bevat de belangrijkste gegevens uit het productdossier ter informatie.

1. Bevoegde dienst van de lidstaat:

Naam: Institut National de l’Origine et de la Qualité Adres: 51 rue d’Anjou 75008 Paris Tel. +33 153898000 Fax +33 153898060 E-mail: [email protected]

2. Groepering:

Naam: Syndicat Interprofessionnel de la Fourme d’Ambert Adres: 4 place de l'Hôtel de Ville 63600 Ambert FRANCE Tel. +33 473820155 Fax +33 473824400 E-mail: [email protected] Samenstelling: Producenten/verwerkers ( X ) andere ( )

3. Productcategorie: Categorie 1.3: Kaas 3.2.2010 NL Publicatieblad van de Europese Unie C 27/15

4. Productdossier: (samenvatting van de in artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 510/2006 voorgeschreven gegevens)

4.1. Naam: „Fourme d’Ambert”

4.2. Beschrijving: Cilindervormige, van koemelk bereide kaas met een hoogte van 17 à 21 cm, een doorsnede van 12,5 à 14 cm en een gewicht van 1,9 à 2,5 kg, dooraderd, niet geperst, niet gekookt en gegist; de kaas heeft een vetgehalte van 50 % in de droge stof en een drogestofgehalte van minimaal 50 %.

De korst is een droge, lichtgrijze tot grijze schimmelkorst waarop ook witte, gele en rode schimmel­ vlekken en een blauwachtige glans te zien kunnen zijn. Het crèmekleurige tot witte zuivel vertoont barsten en een regelmatige, blauwgroene marmering.

4.3. Geografisch gebied: Het geografische productiegebied van de „Fourme d’Ambert” omvat:

— het historische oorsprongsgebied van het product, dat wordt gevormd door „les hautes chaumes du Forez”, op het hoogste deel van de Monts du Forez, waar de departementen Loire en Puy de Dôme samenkomen. Het gebied vormt een duidelijke natuurlijke eenheid zowel vanuit geomorfologisch als vanuit botanisch oogpunt. „Les hautes chaumes du Forez”, grote vlakten die zich op een onderliggend plateau van graniet bevinden, krijgen flink wat neerslag en het oceaanklimaat en het landklimaat oefenen allebei hun invloed uit. Er zijn verschillende vegetatievormen geregistreerd die enerzijds afhankelijk zijn van de habitats en anderzijds van de huidige en de vroegere bewei­ ding: grasvelden of weilanden; heidevelden die begroeid zijn met blauwe bosbes, struikheide en brem; heidevelden waarop zowel vrouwenmantel (Alchemilla saxatilis Buser) als rijsbes gedijen; vochtige gronden en venen. In de „hautes chaumes ” zijn ook de „jas” of „jasseries” (hogergelegen boerderijen die bij het weiden in het hooggebergte worden gebruikt) gevestigd die getuigen van de beweidingactiviteit waarmee de voorvaderlijke fourmebereiding gepaard ging.

— perifere gebieden die de gronden beslaan waarnaar de kaasmakerijen zich aan het begin van de 20e eeuw hebben uitgebreid. Deze gebieden kunnen, gezien hun hoogte of het feit dat er sprake is van steile hellingen, worden gezien als berggebieden. Het betreft hoofdzakelijk kristallijne of vulkanische plateaus die zijn doorsneden door ingesloten valleien die worden gekenmerkt door een op de rundveehouderij gebaseerde economische activiteit.

De productie van de melk, de bereiding en rijping van de kaas alsook de opslag ervan tot 28 dagen na de datum van de stremming, vinden plaats in het afgebakende geografische gebied dat zich uitstrekt over:

H e t d e p a r t e m e n t P u y - d e - D ô m e De kantons Ambert, , , Besse-et-Saint-Anastaise, Bourg-Lastic, Courpière, , , , Montaigut, , , , , Rochefort-Montagne, Saint-Amant- Roche-Savine, Saint-Anthème, Saint-Dier-d’Auvergne, Saint-Germain-l’Herm, Saint-Gervais-d’Auvergne, Saint-Rémy-sur-Durolle, , Thiers, La Tour-d’Auvergne, : alle gemeenten.

Het kanton Aubière: de gemeente .

Het kanton Beaumont: de gemeente Saint-Genès-Champanelle.

Het kanton : de gemeenten , , Montmorin.

Het kanton : de gemeenten Clémensat, Courgoul, Creste, , , Montaigut- le-Blanc, Saint-Floret, Saint-Nectaire, Saint-Vincent, , Tourzel-Ronzières, Verrières.

Het kanton Châteldon: de gemeenten Châteldon, , Paslières, Puy-Guillaume, Ris.

Het kanton : de gemeente Combronde.

Het kanton : de gemeente Sayat.

Het kanton : de gemeente .

Het kanton : de gemeenten Champagnat-le-Jeune, La Chapelle-sur-Usson, , Peslières, Saint- Jean-Saint-Gervais, Saint-Martin-d’Ollières, Valz-sous-Châteauneuf. C 27/16 NL Publicatieblad van de Europese Unie 3.2.2010

Het kanton : de gemeenten Néronde-sur-Dore, Orléat, .

Het kanton Menat: de gemeenten Blot-l’Eglise, , Menat, Neuf-Eglise, , Saint-Gal-sur-Sioule, Saint-Pardoux, Saint-Rémy-de-Blot, Servant, Teilhet.

Het kanton -Est: de gemeente Châtelguyon.

Het kanton Riom-Ouest: de gemeenten , .

Het kanton : de gemeenten Chanat-la-Mouteyre, , .

Het kanton Saint-Amant-: de gemeenten , , , , Saint-Sandoux, Saint-Saturnin, Saulzet-le-Froid, Le Vernet-Sainte-Marguerite.

Het kanton Saint-Germain-Lembron: de gemeente Saint-Gervazy.

Het kanton : de gemeenten , Chaméane, Egliseneuve-des-Liards, Saint-Etienne-sur- Usson, Saint-Genès-la-Tourette, Saint-Jean-en-Val, Saint-Quentin-sur-Sauxillanges, Sauxillanges, Sugères, Vernet-la-Varenne.

Het kanton Vic-le-Comte: de gemeenten , , , Sallèdes.

H e t d e p a r t e m e n t C a n t a l De kantons Allanche, Condat, Murat, Saint-Flour-Nord, Saint-Flour-Sud: alle gemeenten.

H e t d e p a r t e m e n t L o i r e Het kanton Montbrison: de gemeenten Lérigneux, Roche.

Het kanton Noirétable: de gemeenten La Chamba, La Chambonie.

Het kanton Saint-Georges-en-Couzan: de gemeenten Chalmazel, Jeansagnière, Saint-Bonnet-le-Courreau, Sauvain.

4.4. Bewijs van de oorsprong: Ieder bedrijf dat ten volle of gedeeltelijk wil deelnemen aan de melkproductie, de melkophaling, de bereiding of de rijping van de „Fourme d’Ambert” moet een identiteitsverklaring overleggen. Deze identiteitsverklaring wordt aan de groepering voorgelegd en door haar gecontroleerd en geregistreerd.

Ieder bedrijf moet ten genoegen van de bevoegde autoriteiten registers bijhouden alsook alle docu­ menten die nodig zijn voor de controle van de oorsprong, de kwaliteit en de productieomstandigheden van de melk en de kaas, met name een dagelijks bij te houden boekhouding waarin de binnenkomende en de uitgaande melk en kaas worden geregistreerd of ieder ander gelijkwaardig boekhoudkundig document.

De uitbaters van de kaaspakhuizen moeten speciale registers of gelijkwaardige boekhoudkundige docu­ menten met betrekking tot de binnenkomende en uitgaande kazen bijhouden waarin met name de volgende gegevens worden vermeld: de data waarop de kazen werden doorgeprikt, het aantal kazen en de partijen, de data waarop de kazen het kaaspakhuis of de droogplaats hebben verlaten.

De kwaliteit en de typische kenmerken van het product met de beschermde oorsprongsbenaming worden gecontroleerd aan de hand van een analytisch en organoleptisch onderzoek.

4.5. Werkwijze voor het verkrijgen van het product: Het basisrantsoen van de melkkoeien bestaat gedurende het gehele jaar uitsluitend uit voeder dat afkomstig is uit het afgebakende geografische gebied waarvoor de BOB geldt. In perioden van droogte, bij ongunstige weersomstandigheden of in andere uitzonderingsgevallen mag van deze regel worden afgeweken.

Vers, gedroogd, voorgedroogd of ingekuild gras moet de basis van het voeder van de koeien uitmaken. Wanneer vers gras beschikbaar is en zodra de weersomstandigheden het toelaten, moeten de dieren op de weide worden gehouden. De dieren mogen niet uitsluitend en permanent op stal worden gehouden tijdens de beweidingperiode en ook grondloze veehouderij is verboden. Krachtvoer en additieven zijn beperkt tot gemiddeld 1 800 kg drogestof per melkkoe in het melkveebeslag per jaar.

De melk mag op het landbouwbedrijf niet langer opgeslagen worden dan 48 uur te rekenen vanaf de oudste melkbeurt. 3.2.2010 NL Publicatieblad van de Europese Unie C 27/17

Voor de huisbereide kaas (boerderijproduct) wordt rauwe, volle melk gebruikt die wat het proteïne- of vetgehalte betreft, niet gestandaardiseerd is.

Het stremmen vindt plaats bij een temperatuur van 30 °C à 35 °C. Er wordt uitsluitend gebruik gemaakt van stremsel.

Dan volgen de productiestadia waarin de „coagulum” (wrongel) in brokken van ongeveer 1 à 2 cm, wordt gesneden — die aan het eind van de bewerkingen in de kaasbak de zogenaamde „grains de maïs” (brokken ter grootte van maïskorrels) opleveren; de wrongel wordt vervolgens omgeroerd en in de vorm geplaatst; vervolgens lekt de wrongel uit en wordt hij — aan het einde van het uitlekstadium — gezouten door de kaas in een pekelbad te plaatsen en/of hem te droogzouten.

Het doorprikken vindt plaats vanaf de vierde dag na de stremming bij een omgevingstemperatuur van 6 °C à 15 °C.

Na het doorprikken van de kazen volgt een rijpingsperiode van minimaal 17 dagen in een kaaspakhuis of een droogplaats bij een temperatuur van 6 °C à 12 °C en een relatieve luchtvochtigheid van 90 à 98 %.

Vervolgens worden de kazen opgeslagen in een daartoe bestemde ruimte bij een temperatuur van 0 °C à 6 °C tot 28 dagen na de datum van de stremming.

De beschermde oorsprongsbenaming „Fourme d’Ambert” is pas vanaf de 28ste dag na de datum van de stremming op de kaas toepasselijk.

4.6. Verband: In de regio Haut-Forez waar een landbouw- en een herderseconomie tot na de tweede wereldoorlog zouden standhouden, gaat de traditie van de „fourme”-bereiding beslist terug tot de vroege middel­ eeuwen.

Volgens de legenden zouden evenwel ten tijde van de Galliërs de druïden, die hun cultus in de Monts du Forez vierden, deze kaas al hebben gekend en volgens M. MAZE, die directeur was van het Institut Pasteur werd de „Fourme d'Ambert of de Montbrison” in het „pays des Arvernes” reeds bereid vóór de overwinning van Caesar.

Vanaf de 8e/9e eeuw wordt het onomstootbare bewijs van het bestaan van de „Fourme d’Ambert of de Montbrison” geleverd; de kaas met de zeer karakteristieke vorm is voorgesteld op één van de 7 stenen boven de ingangsdeur van de oude feodale kapel van Chaulme, in de buurt van Saint- Anthème, in de Monts du Forez.

De term „fourme” is ontstaan uit het woord „forme”, de „vorm” waarin de wrongel wordt geplaatst, en is in gebruik gebleven om de in de berggebieden van Centraal Frankrijk vervaardigde kazen aan te duiden.

De bakermat van deze kaasproductie bevindt zich in de Monts du Forez die in Pierre-sur-Haute een hoogte van 1 640 meter bereiken. Deze hoger gelegen regio die bestaat uit grote vlakten die zich op een onderliggend plateau van graniet bevinden, krijgt flink wat neerslag en het oceaanklimaat en het landklimaat oefenen allebei hun invloed uit. Ondanks de moeilijke milieuomstandigheden, ontstond in dit gebied een zeer levendige herderseconomie, die haar inkomsten vooral haalde uit de kaasmakerij en voor de hierbij benodigde melk een beroep kon doen op melkveebeslagen van geringe omvang.

Tot aan de tweede wereldoorlog vond de productie van de „fourme” — in die periode uitsluitend een zaak van de landbouwers — plaats in „jasseries” (hogergelegen boerderijen), die kunnen worden vergeleken met de „chalets d’alpages alpins” (chalets in de hoge Alpen) of de „burons auvergnats” (herdershutten in Auvergne). Deze „jasseries” waren gelegen op de beide hellingen van de Monts du Forez. In die periode bestond er slechts één soort kaas met de benaming „Fourme d’Ambert of Fourme de Montbrison” die was afgeleid van de namen van de twee belangrijke markten die zich elk aan één zijde van het Centraal Massief bevinden.

Aan het begin van der 20e eeuw, toen de boerderijproductie op de zomerweiden van de Monts du Forez afnam, vestigden zich met name op de oostelijke helling van dit gebergte zuivelfabrieken. In 1950 waren er een vijftiental bedrijven die de melk ophaalden binnen een bijwijlen zeer beperkt gebied. C 27/18 NL Publicatieblad van de Europese Unie 3.2.2010

Het was ook aan het begin van de 20e eeuw dat bedrijven die „fourme” vervaardigen, zich voor het eerst buiten het traditionele productiegebied vestigden. Eerst gebeurde dit ten westen van de Puy de Dôme (Laqueuille en Rochefort-Montagne), vervolgens in Cantal (Murat) en in de vallei van de Dore (Thiers, Puy de Dôme). De jaren 1950 tenslotte, zagen de vestiging van de bedrijven van Saint-Flour (Cantal) en Balbigny (Loirevlakte).

Deze perifere gebieden waarnaar de kaasmakerijen zich aan het begin van de 20e eeuw hadden uitgebreid, kunnen, gezien hun hoogte of het feit dat er sprake is van steile hellingen, worden gezien als berggebieden. Het betreft hoofdzakelijk kristallijne of vulkanische plateaus die zijn doorsneden door ingesloten valleien die worden gekenmerkt door een op de rundveehouderij gebaseerde economische activiteit.

Parallel met de afname van de boerderijproductie en met de uitbreiding van het productiegebied, deden zich op het gebied van de fabricagetechnieken nieuwe ontwikkelingen voor. Zo werd in het kader van de nieuwe technieken de wrongel niet meer vermalen en niet meer in zijn geheel gezouten, liet men de wrongel ook minder uitlekken en werd de kaas in pekelnat gezouten. Van één enkel kaasproduct met hetzij de benaming „Fourme d’Ambert” hetzij de benaming „Fourme de Montbrison” is de productie geëvolueerd naar enerzijds een type „Montbrison” waarvoor kenmerkend is dat de wrongel vooraf uitlekt, vervolgens wordt vermalen en in zijn geheel (in de massa) wordt gezouten en anderzijds een type „Ambert” waarvoor kenmerkend is dat de wrongel beperkt uitlekt en de kaas wordt gezouten in een pekelbad en/of door het oppervlak met zout in te wrijven (droogzouten).

Op het ogenblik dat werd erkend dat deze kaas in aanmerking kwam voor een beschermde oor­ sprongsbenaming — en niettegenstaande het feit dat volgens de documenten de „Fourme d'Ambert” en de „Fourme de Montbrison” twee synonieme benamingen waren — is gebleken dat er in de praktijk een behoorlijk verschil is tussen deze beide kazen, zowel wat de inplanting van de kaasmakerijen als wat de kaasbereidingtechnieken betreft. Men is dus aan de slag gegaan om beide kazen beter te omschrijven en beide productiegebieden beter af te bakenen en in beide gevallen terug te schroeven tot het eigen traditionele productiegebied.

4.7. Controlestructuur:

Naam: I.N.A.O. Adres: 51 rue d’Anjou 75008 Paris FRANCE Tel. +33 153898000 Fax +33 142255797 E-mail: [email protected]

Naam: D.G.C.C.R.F. Adres: 59 Bd V. Auriol 75703 Paris Cedex 13 FRANCE Tel. +33 144871717 Fax +33 144973037

4.8. Etikettering: Op het etiket moeten de vermelding „Appellation d’Origine Contrôlée” en de beschermde benaming zijn aangebracht in een lettertype dat minstens even groot is als twee derde van het grootste op het etiket voorkomende lettertype.

Aan de beschermde oorsprongsbenaming mogen geen andere termen worden toegevoegd met uitzon­ dering van het fabrieks- of het handelsmerk.