Onze Taal. Jaargang 81
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Onze Taal. Jaargang 81 bron Onze Taal. Jaargang 81. Genootschap Onze Taal, Den Haag 2012 Zie voor verantwoording: https://www.dbnl.org/tekst/_taa014201201_01/colofon.php Let op: werken die korter dan 140 jaar geleden verschenen zijn, kunnen auteursrechtelijk beschermd zijn. 1 [Nummer 1] Onze Taal. Jaargang 81 4 Foto: Iris Vetter ‘Taal is voor mij belangrijker dan radio’ Uit de klas [1]: Frits Spits Mariëtte Baarda Nogal wat bekende Nederlanders en Vlamingen hebben voor de klas gestaan als leraar Nederlands. Zij hebben inmiddels gekozen voor een andere carrière, maar verdwijnt die leraar ooit uit hen? In een nieuwe serie komen bekende oud-docenten Nederlands aan het woord over hun tijd voor de klas, en over hoe die doorwerkt in hun huidige werk. In de eerste aflevering: presentator Frits Spits. ‘Hij loopt’, zegt presentator en radiomaker Frits Ritmeester (63), bij het grote publiek beter bekend als Frits Spits, met een knik naar het opnameapparaat. Donkere, afwachtende ogen, geconcentreerde blik. Wat het rode lampje met hem doet? ‘Niets meer. Dan weet ik dat we kunnen beginnen. Presenteren is vooral: je kop erbij houden, zorgen dat je niet versaagt. Ook in een gesprek als dit wil ik zorgvuldig zijn, goede antwoorden geven.’ Hij neemt een slok van zijn koffie. ‘Ik heb vannacht bijvoorbeeld niet goed geslapen. Ik hoop dat dat niet te merken is.’ We zitten tegenover elkaar in de kantine van het AKN-gebouw in Hilversum, de plek waar hij sinds jaar en dag vijf dagen per week naartoe fietst vanuit zijn woonplaats Laren. Een half uur heen en een half uur terug. Hij is net klaar met de presentatie van KRO's Tijd voor twee, het actualiteitenprogramma op Radio 2 dat sinds 1995 dagelijks te beluisteren is. Ook op zaterdag is hij hier, maar dan voor De strepen van Spits, een muziekprogramma dat aandacht besteedt aan nieuw uitgekomen popalbums. ■ Geluksgevoel Frits Spits oogt inderdaad wat vermoeid. Maar zijn stem, al bijna veertig jaar te beluisteren op de Nederlandse radio, klinkt vertrouwd. Generaties groeiden op met De avondspits en Met het oog op morgen. De strepen van Spits vierde onlangs het Onze Taal. Jaargang 81 eerste lustrum. Dat hij naast presenteren ook schrijven kan, bewees Spits met zijn autobiografische boek Zestig strepen (2008), waarin de Onze Taal. Jaargang 81 5 lezer aan de hand van zestig favoriete nummers kennismaakt met de man achter de stem. Of hij tevreden is over vandaag? ‘Ja, maar het kan altijd beter. Gisteren was een onverwachte uitschieter, misschien wel de beste uitzending van het jaar: interessante gasten, mooie balans tussen muziek en gesproken woord en een geslaagd “Dagdich”.’ ‘Dagdicht’ is na de Avondspits-limerick en het taalspelletje ‘Tweespraak’, waarin luisteraars een zin kunnen afmaken, de jongste loot aan de taalboom van Frits Spits. ‘Elke dag maak ik een gedichtje op de actualiteit; vier regels, rijmschema a-b-b-a. Tijdens het schrijven heb ik altijd voor ogen wat Ivo de Wijs ooit zei: “De laatste regel moet de kern van de zaak bevatten.”’ Haastig: ‘Maar maak er niet meer van dan het is, hoor. Het is een eendagsvlieg: het is er, en het is ook zó weer weg.’ Maar weinig mensen weten dat Frits Ritmeester zijn carrière ooit begon als leraar Nederlands. Na de hbs studeerde hij economie, omdat hij daar volgens een test geschikt voor zou zijn. Hij zucht. ‘Toen wilde ik eigenlijk al het allerliefste bij de radio. Maar de radio, dat was een eiland ver weg waar ik niet heen kon zwemmen. Toen er tijdens een dispuutavond poëzie werd voorgedragen, gebeurde er iets met me. Het horen van die gedichten maakte een onbeschrijflijk geluksgevoel in me los. Ineens wist ik: dít wil ik. Hier moet ik heen. Ik stopte met economie, ging in dienst en wijdde me in de avonduren aan een studie m.o. Nederlands in Tilburg.’ ■ Scriptie Spits zet de vingertoppen tegen elkaar. ‘Het radiowerk kwam onverwacht dichterbij toen ik na het winnen van een wedstrijd een uurtje radio mocht presenteren, en men mij niet lang daarna vroeg voor de presentatie van een wekelijks radioprogramma. Rond dezelfde tijd haalde ik mijn lesbevoegdheid. En zo gebeurde het dat ik - naast mijn werkzaamheden als presentator - drie jaar Nederlands gaf aan de Rommert Casimir Havo in Eindhoven. Toen men mij in 1978 vroeg presentator Joost den Draaijer op te volgen, nam ik de uitdaging met beide handen aan. Uiteindelijk won de ijdelheid het toch van de dienstbaarheid. Toen ik fulltime presentator werd, stopte ik met lesgeven en verhuisde ik naar het Gooi. Maar ik kón het niet laten, en tekende in voor Nederlands aan de Universiteit van Utrecht. Mijn doctoraalscriptie was een onderzoek naar tekstpatronen in Nederlandse popliedjes. Waarmee het radiowerk en de taal uiteindelijk mooi bij elkaar kwamen.’ In hoeverre werd je presentatiewerk beïnvloed door je ervaringen voor de klas? ‘Door het lesgeven leerde ik hoe ik de aandacht moest vasthouden. Dat deed je bijvoorbeeld door tempo en afwisseling in de stof aan te brengen. Die ervaring nam ik mee naar de radio: zo begon ik bij De avondspits nóóit met een langzaam nummer, want dan zakte de boel in.’ Met opgeheven vinger: ‘Altijd beginnen met een uptempo-plaat, en het liefst er meteen nóg eentje achteraan, dan zit de vaart erin. Als je daarna een ballad draait, dán heb je ze.’ Spits, zelf vader van inmiddels volwassen zoons: ‘De avondspits was bij uitstek - zeker in het begin - een jongerenprogramma. Door mijn leservaring had ik die pubers tijdens het presenteren als het ware op het netvlies. Een prachtige leeftijd; ze Onze Taal. Jaargang 81 staan op het punt om volwassen te worden, maar zijn tegelijkertijd nog heel spontaan en gauw geraakt. Als ik tijdens het lesgeven duidelijk wilde maken wat voor wonder de taal eigenlijk is, probeerde ik dat inzichtelijk te maken; dan zei ik bijvoorbeeld tegen zo'n jongen voor in de klas die naast zijn vriendinnetje zat: “Zeg eens tegen haar: Ik houd van je.” Een hoop gegiechel natuurlijk. Maar toen hij het zei, kon je een speld horen vallen. “Dat is toch práchtig,” zei ik dan, “dat zij begrijpt wat jij bedoelt?”’ ‘Door mijn leservaring had ik die pubers tijdens het presenteren als het ware op het netvlies.’ Frits spits Frits Spits (echte naam: Frits Ritmeester, Eindhoven, 19 januari 1948) werd bekend met zijn succesvolle radioprogramma De avondspits, dat (met een onderbreking van twee jaar) liep van 1978 tot 1995. Daarna presenteerde hij onder meer de Nationale hitparade, Met het oog op morgen, Tijd voor twee en De strepen van Spits. Spits studeerde Nederlands in Tilburg en Utrecht, en gaf van 1974 tot 1978 Nederlands aan de Rommert Casimir Havo in Eindhoven. Hij publiceerde in 2008 Zestig strepen, een muzikale autobiografie en werkt momenteel aan een serie columnachtige dialogen die hij voert met een oude Franse kurkeik. ■ Luchtkussens Frits Spits praat snel en meeslepend. De vermoeidheid is uit het gezicht verdwenen. ‘Woorden kunnen enorm veel betekenis dragen. Daarom hecht ik zo aan zorgvuldig taalgebruik. Tijdens de spellinglessen zei ik altijd tegen mijn leerlingen: “Taal is een organisme dat je netjes moet aankleden.” Ze snapten altijd precies wat ik daarmee bedoelde. Wat me op dit moment ongelooflijk stoort, is dat de taal zo misbruikt wordt. Neem een woord als gezinshereniging. Een prachtig woord, maar in de context van het gedoogakkoord staat het zo ongeveer gelijk aan een misdaad. Vanuit die gedachte zou ik woorden willen vinden die hun schoonheid - ongeacht de context - kunnen vasthouden.’ Ineens verlegen: ‘Maar dat is misschien wel heel pretentieus.’ Had je zelf inspirerende docenten? ‘Peter Nijsen, mijn vroegere leraar Engels op de hbs. Als hij vertelde over The Canterbury Tales, had je het idee dat je mééliep met die monniken. Bij m.o. Nederlands was er Jan Starink, een man met lange, wapperende haren en een smal gezicht. Hoe hij kon vertellen over Van Ostaijen, Kafka, Joyce en Proust! Dan gingen we op luchtkussens die zaal weer uit. En natuurlijk de legendarische poëziecolleges van meneer Friso in Utrecht.’ Het is even stil. ‘Inspirerende docenten zijn een geschenk.’ Je bent een gepassioneerd mens. Onze Taal. Jaargang 81 ‘Een vriend van mij zei: “Jij kunt goed bewonderen.” Hij heeft gelijk: ik kan enorm genieten van iemand die mooi zingt of schrijft. Binnenkort heb ik de eer om een van mijn favoriete schrijvers, Remco Campert, in de studio te verwelkomen. Zoals die man schrijft! Alsof hij de woorden zó uit de lucht plukt. Van zijn vader Jan Campert, ook dichter, hing bij mijn ouders thuis jarenlang “De achttien dooden” aan de muur, het beroemde gedicht dat ging over de executie van enkele vrijheidsstrijders in de Tweede Wereldoorlog.’ Spits citeert: ‘“Een cel is maar twee meter lang / en nauw twee meter breed”.’ Onze Taal. Jaargang 81 6 Frits Spits ontvangt in 1997 in de Rotterdamse Doelen uit handen van Toos Faber de Groenman-taalprijs. Spits: ‘Apetrots was ik op die prijs.’ Foto: Bart Versteeg ‘Na hun dood kwam het bij ons. Toen Remco Campert eerder dit jaar in zijn Volkskrant-column schreef dat hij het betreurde dat hij geen plek had om zijn door de Duitsers vermoorde vader te herdenken, schreef ik hem een brief waarin ik vertelde dat dat gedicht bij ons thuis in de gang hangt. Ik hoopte dat dat hem zou troosten.’ ‘Als je aangeraakt wordt door schoonheid, heb je meteen zin om zelf iets moois te maken.’ ■ Kurkeik Ook het gezin Ritmeester werd getekend door de oorlog. ‘De ouders van mijn moeder, Hanny Meijler, zijn omgekomen in Auschwitz. Je hoort weleens van mensen bij wie de oorlog elke dag aan tafel zat. Bij ons was het tegendeel waar. Mijn moeder was altijd vrolijk, altijd vol belangstelling. Als ze al over de oorlog praatte, deed ze dat in de derde persoon.