De Ajacieden
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
De Ajacieden Maarten de Vos bron Maarten de Vos, De Ajacieden. De Boekerij, Baarn 1971. Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/vos_084ajac01_01/colofon.htm © 2008 dbnl / Maarten de Vos 2 Johan Neeskens (7) heeft gescoord. Barry Hulshoff en Gerrit Mühren zijn daar, al knuffelend, blij om: zelfs profvoetballers denken op die momenten niet om het geld.. Maarten de Vos, De Ajacieden 7 Blankenburgs vlucht uit Duitsland Eigenlijk staat voetballend West-Duitsland ten opzichte van Nederland een beetje in het hemd. In een land dat zó vaak nadrukkelijk bewezen heeft een van 's werelds sterkste nationale elftallen te kunnen opstellen; in een land dat beweert een van de sterkst bezette competities ter wereld (Bundesliga) te laten verspelen, blijkt het voortdurend mogelijk dat een voetballer van internationale klasse niet als zodanig wordt herkend. Een prachtig voorbeeld daarvan is de Wener Franz Hasil, die als topper van Rapid kwam en bij Schalke door de brallerige, als trainer door het leven gaande Rudi Gutendorf binnen een paar maanden volkomen in de vernieling werd geholpen. Eén seizoen later wordt diezelfde Hasil wél op zijn juiste waarde geschat en groeit hij onder de supervisie van Ernst Happel uit tot een van de beste spelers in het Feijenoord-elftal, dat de Europa Cup naar Rotterdam haalt. Toen Horst Blankenburg in december 1970 naar Ajax kwam stond hij niet bepaald bekend als een directe versterking. Blankenburg was een verdediger van het in de Regionalliga onopvallend figurerende München 1860, dat enkele jaren ervóór onder de kortstondige leiding van Max Merkel een gouden periode had meegemaakt. Het pleit voor héél Ajax dat Horst Blankenburg zich in zijn eerste half jaar bij de club ontpopte als een koelbloedig verdediger, die in veel opzichten ertoe heeft bijgedragen dat het vórig seizoen Ajax' beste ooit geworden is. In tegenstelling tot Hasil, voor wie de Duitse sportpers later een uitgebreide belangstelling aan de dag legde, is het in Duitsland opvallend stil geweest rondom de prestaties van Blankenburg. Terwijl het toch voor Duitse voetballers niet bepaald een gewoonte is dat zij de Maarten de Vos, De Ajacieden 8 Europa Cup winnen: op de voor AC Milan uitkomende Karl Heinz Schnellinger na kan ik me zelfs geen enkele andere Duitse voetballer herinneren die dat ooit gepresteerd heeft. Duitse kranten hebben wel zóveel gevoel voor eigenwaarde, dat in het buitenland spelende Duitsers op de voet gevolgd worden. Dat is niet alleen zo met Schnellinger, dat is ook het geval met bijvoorbeeld Helmut Haller. Maar voor Blankenburg, nee, daarvoor kunnen zelfs de veelvuldig verschijnende boulevardbladen niet warm worden. Of toch wel, tijdens de vakantie, toen Blankenburg in Duitsland een grote zaak ter opening kwam opluisteren met zijn aanwezigheid en hij geïnterviewd werd. Maar wat er later in de krant kwam te staan had weinig te maken met wat hijzelf verteld had. Sterker nog: zowat alles wat er werd gepubliceerd was van de eerste tot de laatste regel gelogen. Terwijl Blankenburg ook onder Stefan Kovacs een vaste plaats in de topelf heeft veroverd, zoals voor de hand lag, wist een aantal journalisten te melden: ‘Door zijn goede tweede helft op Wembley heeft Blankenburg zijn plaats in de selectie van Ajax voorlopig veilig gesteld. Vlak ervoor wilde Ajax hem nog verkopen.’ Dat laatste is een pertinente leugen: Blankenburg werd destijds door Ajax voor 2½ jaar gecontracteerd en was voorbestemd de opvolger van libero Velibor Vasovic te worden, hoewel Kovacs daarover aanvankelijk geen zekerheid kende. Maar het verhaal in die Duitse krant is typerend voor de manier waarop Blankenburg in Duitsland behandeld werd. De Ajacieden hebben hem leren kennen als een rustige, vriendelijke en hardwerkende collega; sportjournalisten klopten nimmer tevergeefs bij hem aan en ook in wat intiemere kring heeft Blankenburg zich in Amsterdam een aanzienlijke sympatie verworven. Wie hem opzoekt in zijn flat aan de Kruitberg in de Bijlmermeer ontmoet iets van de Zuidduitse, gemoedelijke gastvrijheid. Blankenburg is een hartelijk causeur, voor wie er naast zijn voetbalvak heel wat andere zaken zijn die hem interesseren. In niets verschilt Blankenburg van de doorsnee voetbalprof in Nederland: hij is serieus, spaarzaam en bepaald geen ‘uitgaanstype’. Vanwaar dan die niet zo vriendelijke houding? Blankenburg kent de redenen wel. Het begon eigenlijk allemaal met een auto-on- Maarten de Vos, De Ajacieden 9 geluk, waarbij hij ernstiger gewond leek dan hij in werkelijkheid was. Blankenburg maakte toen de stap van prominente amateur (op zijn zestiende was hij al een topper in de VFL Heidenheim, de plaatselijke vereniging tussen Ulm en Stuttgart), moest krachtens de reglementen drie maanden wachten en trainde in die tussentijd eerst bij München 1860 en vervolgens, op verzoek van Max Merkel, bij het tegen de onafwendbaar lijkende degradatie knokkende FC Neurenberg. Merkel haalde de krachttoer uit FC Neurenberg te redden en na de daartoe beslissende overwinning op SC Karlsruhe werd er uiteraard een feestje gevierd, waaraan ook door de aanstaande contractspeler Horst Blankenburg werd deelgenomen. Omdat Blankenburg nog wat privé-spullen moest ophalen reed hij die nacht de 160 kilometer tussen Neurenberg en Heidenheim, moest uitwijken voor een tegenligger en reed de Volkswagen 1300 total loss. Op slag was toen de vriendelijke houding van Merkel verdwenen. Blankenburg herkende die typische rancune, die ook anderen Merkel vaak verweten hebben: ‘Als die man vindt dat je iets fout gedaan hebt, dan kun je op je hoofd gaan staan, hij zal je dat nooit kunnen vergeven.’ Toen ook startte een deel van de Duitse sportpers, aan de lippen van Merkel hangend, de campagne tegen Blankenburg. Het toeval wilde dat driemaal nadien Blankenburgs auto total loss gereden werd: eenmaal zat hijzelf aan het stuur, eenmaal zat hij in de auto bij een vriend, eenmaal had hij zijn wagen uitgeleend aan die vriend. Maar tot driemaal toe heette het dat Blankenburg in wéér een dollemansbui het verkeer in gevaar gebracht had. ‘Der Autokiller’ werd hij zelfs weinig vleiend genoemd, wat vrij vertaald de ‘brokkenmaker’ heet. Zó ontstond, ook in München, waar Blankenburg later tóch bij München 1860 terechtkwam, het imago dat van Blankenburg een uitgesproken herrieschopper moest maken. Blankenburg: ‘Je moet je voorstellen, in een wereldstad als München, als een jonge kerel van 20, 21 jaar, dan mocht je, zelfs op maandag, niet eens naar de bioscoop. Die begon om half negen en eindigde om half elf. En om tien uur moest je thuis zijn. Als je dat tóch deed werd er geschreven: Blankenburg is de hele nacht niet thuis geweest en was stomdronken. Dat werd trouwens ook gezegd als je Maarten de Vos, De Ajacieden 10 twee colaatjes dronk.’ Blankenburg is niet het type dat de verantwoordelijke journalisten achterna gaat lopen, ook al herinnert hij zich: ‘Mijn vrouw heeft me later bekend dat zij vóór ze me leerde kennen de indruk had, dat ik de meest onhandelbare figuur in West-Duitsland was.’ Terug naar Heidenheim, voorlopig, waar Blankenburg als junior furore maakte en uiteindelijk in het Zuidduitse jeugdelftal gekozen werd naast latere Bundesliga-sterren als Bründl, Bechtold, Matthes en Köppel, de international voor wie Feijenoord zo veel belangstelling had. Natuurlijk zwaaiden de profclubs in Duitsland met de portefeuilles. Aanvankelijk leek München 1860 het te winnen, maar uiteindelijk haalde Merkel Blankenburg over naar Neurenberg te komen. Merkel beschouwde Blankenburg, vóór hij zes weken later dat auto-ongeluk zou krijgen, als zijn persoonlijke protégé. Blankenburg sliep bij Merkel, at bij Merkel en kreeg wijze raad van Merkel. Behalve de latere bedenkingen van Merkel ten opzichte van Blankenburg was er in zijn eerste seizoen als prof nóg een voor hem minder gunstige ontwikkeling: FC Neurenberg draaide zó goed dat Merkel weinig behoefte had de vertrouwde formatie te veranderen. En dus zat het jeugdig talent Blankenburg als vaste reserve elke week op de bank náást de hypernerveuze Merkel, zonder dat hij een echte kans kreeg, omdat FC Neurenberg zonder enige moeite aanzienlijke afstand nam van de concurrenten (nog geen drie maanden nadat diezelfde ploeg maar juist van degradatie was gevrijwaard). Blankenburg kreeg tegen routiniers als Wenauer, Popp, Leupold, Strehl, Volkerts, Brungs, Cebinac en de beide Müllers geen kans. Niettemin zegt hij: ‘Merkel is een trainer die nooit langer dan één seizoen bij een club kan blijven, dan is hij uitgeraasd. Maar ik heb toch bewondering voor hem. Hij maakte geen onderscheid tussen de vedetten en de minder bekende spelers, dat was punt één. En zijn trainingen waren altijd erg gevarieerd. Keihard, maar plezierig. Maar het belangrijkste was wel: hij bracht je de echte profmentaliteit bij. Hij maakte een broodvoetballer van je. Daar had ik als kereltje dat net kwam kijken veel aan. Ik speelde niet, durfde ook nog niet veel te zeggen, maar besefte wel dat het eerste jaar in het topvoetbal voor mij later Maarten de Vos, De Ajacieden 11 heel belangrijk zou kunnen zijn. En dat is uitgekomen.’ Voor zijn ontwikkeling tot beroepsvoetballer was het bijvoorbeeld ook belangrijk dat hij veel optrok met Lüggi Müller, de international die later als verdediger bij Borussia Mönchengladbach meehielp aan twee landskampioenschappen op een rij. Blankenburg sliep samen met Müller bij dezelfde ‘pleegouders’. Terwijl een seizoen later niets er op wees dat Blankenburg FC Neurenberg zou verlaten, werd hij bij terugkeer van het 14 dagen durend trainingskamp ter voorbereiding op bijvoorbeeld de Europa Cupwedstrijden verrast door de mededeling dat er vanuit Oostenrijk belangstelling van hem was. Via een vriend van Merkel (zelf, zoals bekend, een Wener. Bij Rapid was hij de eeuwige reserve in de periode dat Happel er zijn grootste triomfen vierde) was de zaak toen snel rond: Blankenburg werd getransfereerd van FC Neurenberg naar de Wiener Sportklub. Daar trok Blankenburg voor het eerst profijt van zijn harde leerschool van het stempel-Merkel. Temidden van de wat gemakkelijk gestemde Weense semi-vedetten stelde zijn professionele Duitse mentaliteit hem in staat al snel uit te groeien tot een wekelijks uitblinkende libero.