<<

Onderzoek naar de mogelijkheden voor de inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van

de A12 te

planMER

Kennisgeving

Dienst Ruimtelijke Planning

Colofon Opdrachtgever: Dienst Ruimtelijke Planning Provincie Antwerpen Koningin Elisabethlei 22, 2018 Antwerpen tel.: 03 240 66 00 fax: 03 240 66 79 [email protected]

contactpersoon: Johan Arnauw [email protected] 03/240 56 81

Dossiernummer: ROPR/06-75

Opdrachthouder: Grontmij Hanswijkvaart 51 2800

contactpersoon: Katrien Van den Bergh [email protected] 015/45 13 00

Projectteam: Xenia Goessens Katrien Van den Bergh Sofie Heirman Gert Weymans David Verhoestraete Rebecca Devlaeminck Jan Verstraeten Guy Putzeys Rik Houthaeve

Projectnummer: 244682 Dossier: 244682 planMER A12 Willebroek _Kennisgving_v3 (versie december 2008)

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

Inhoud

1. Voorwoord...... 8 1.1. Milieueffectrapportage: algemeen...... 8 1.2. Kort overzicht van de mer- procedure ...... 8 1.3. De kennisgevingsfase van de mer-procedure ...... 9 1.4. Doel van de terinzagelegging...... 10 1.5. Termijn van de terinzagelegging ...... 10 1.6. Wat zijn nuttige inspraakreacties? ...... 10 1.7. Wat gebeurt er met de inspraakreacties?...... 11 2. Algemene inlichtingen ...... 12 2.1. Beknopte omschrijving van het plan ...... 12 2.2. Toetsing m.e.r.-plicht ...... 15 2.3. Gegevens initiatiefnemer...... 15 2.4. Team MER-deskundigen...... 15 2.5. Verder besluitvormingsproces ...... 16 3. Situering van het plan...... 17 3.1. Ruimtelijke situering van het plan ...... 17 3.1.1. Macroschaal...... 17 3.1.2. Mesoschaal...... 17 3.1.3. Microschaal ...... 18 3.2. Verantwoording van het plan ...... 18 3.3. Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan Antwerpen: Provinciale taakstelling ...... 20 3.4. Programma voor het regionaal bedrijventerrein ...... 23 3.4.1. Transport, Distributie en logistiek (TDL)...... 23 3.4.2. Locatie-eisen ...... 23 3.4.3. Economische potenties regionaal bedrijventerrein A12 Willebroek...... 25 3.4.4. Ruimtelijk-economische eisen bedrijvigheid omgeving A12 Willebroek...... 25 3.5. Geïntegreerd ontwikkelingsscenario ...... 26 3.5.1. Realisatie streefbeeld A12...... 26 3.5.2. Realisatie streefbeeld N16 ...... 27 3.5.3. Verkeerskundige ontwikkelingen...... 28 3.5.4. Ontwikkelingen inzake bedrijvigheid...... 29 3.6. Juridisch en beleidsmatige context...... 31 3.6.1. Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) ...... 43 3.6.2. Provinciaal ruimtelijk structuurplan Antwerpen...... 44 3.6.3. Kaderplan voor de ruimtelijk economische ontwikkeling van de Brabantse Poort45 3.6.4. Gemeentelijk ruimtelijk structuurplan (GRS) Willebroek ...... 48 4. Beschrijving van het plan...... 54 4.1. Voorwerp van het MER...... 54 4.1.1. Relatie ruimer onderzoeksgebied – afgewogen zoeklocaties ...... 54 4.1.2. Randvoorwaarden en aandachtspunten...... 54 4.1.3. Structuurbepalende elementen...... 60 4.1.4. Afbakening zoeklocaties ...... 62 4.1.5. Ontsluiting van de zoeklocaties...... 62 5. Administratieve voorgeschiedenis ...... 65 6. Overwogen alternatieven...... 67 6.1. Nulalternatief ...... 67 6.2. Locatiealternatieven ...... 67 6.3. Inrichtingsalternatieven ...... 68 7. Informatie uit bestaande onderzoeken...... 69 8. Ingreep-effecten analyse ...... 70

3

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

9. Aandachtspunten en aandachtsgebieden...... 73 9.1. Mobiliteit ...... 73 9.2. Geluid en trillingen ...... 73 9.3. Lucht ...... 73 9.4. Bodem ...... 73 9.5. Grondwater...... 74 9.6. Oppervlaktewater ...... 74 9.7. Fauna en flora ...... 74 9.8. Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie ...... 74 9.9. Mens (socio-organisatorische aspecten) ...... 74 10. Algemene methodologie 75 10.1. Disciplines ...... 75 10.2. Indeling per discipline...... 75 10.3. Juridisch en beleidsmatig kader...... 76 10.4. Afbakening studiegebied ...... 76 10.5. Beschrijving referentiesituatie...... 76 10.6. Effectvoorspelling en –beoordeling...... 76 10.7. Alternatieven...... 77 10.8. Milderende maatregelen...... 77 10.9. Synthese ...... 78 10.10. Leemten in de kennis ...... 78 11. Methodologie per discipline ...... 87 11.1. Mobiliteit ...... 87 11.1.1. Afbakening studiegebied...... 87 11.1.2. Beschrijving referentietoestand ...... 87 11.1.3. Effectvoorspelling en –beoordeling ...... 95 11.1.4. Milderende maatregelen ...... 96 11.2. Geluid en trillingen ...... 97 11.2.1. Afbakening studiegebied...... 97 11.2.2. Beschrijving referentiesituatie ...... 97 11.2.3. Effectvoorspelling en –beoordeling ...... 103 11.2.4. Milderende maatregelen ...... 104 11.3. Lucht ...... 105 11.3.1. Afbakening studiegebied...... 105 11.3.2. Beschrijving referentiesituatie ...... 106 11.3.3. Effectvoorspelling en –beoordeling ...... 110 11.3.4. Milderende maatregelen ...... 114 11.4. Bodem ...... 115 11.4.1. Afbakening studiegebied...... 115 11.4.2. Beschrijving referentiesituatie ...... 115 11.4.3. Effectvoorspelling en –beoordeling ...... 118 11.4.4. Milderende maatregelen ...... 120 11.5. Grondwater...... 121 11.5.1. Afbakening studiegebied...... 121 11.5.2. Beschrijving referentiesituatie ...... 121 11.5.3. Effectvoorspelling en –beoordeling ...... 124 11.5.4. Milderende maatregelen ...... 125 11.6. Oppervlaktewater ...... 126 11.6.1. Afbakening studiegebied...... 126 11.6.2. Beschrijving referentiesituatie ...... 126 11.6.3. Effectvoorspelling en –beoordeling ...... 129 11.6.4. Milderende maatregelen ...... 131 11.7. Fauna en flora ...... 132 11.7.1. Afbakening studiegebied...... 132

4

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

11.7.2. Beschrijving referentiesituatie ...... 132 11.7.3. Effectvoorspelling en –beoordeling ...... 137 11.7.4. Milderende maatregelen ...... 141 11.8. Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie ...... 142 11.8.1. Afbakening studiegebied...... 142 11.8.2. Beschrijving referentiesituatie ...... 142 11.8.3. Effectvoorspelling en –beoordeling ...... 145 11.8.4. Milderende maatregelen ...... 147 11.9. Mens (socio-organisatorische aspecten) ...... 148 11.9.1. Afbakening studiegebied...... 148 11.9.2. Beschrijving referentiesituatie ...... 148 11.9.3. Effectvoorspelling en –beoordeling ...... 154 11.9.4. Milderende maatregelen ...... 157 12. Interdisciplinaire gegevensoverdracht...... 158 13. Gekende onzekerheden ...... 159 14. Grensoverschrijdende effecten ...... 160 15. Voorstel inhoudstafel MER...... 161 16. Bijlagen ...... 163 17. Kaartenbundel ...... 180

5

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

Tabellen

Tabel 1 Overzicht van de taakstelling aan regionale bedrijvigheid binnen de Provincie Antwerpen ...... 21 Tabel 2 Onderzoek van de effectgroepen gerelateerd aan het niveau van de plan-MER en project-MER...... 79 Tabel 3 Huidige verkeersintensiteiten (pae) van het omliggende wegennet ...... 90 Tabel 4 intensiteit-capaciteit verhouding van de A12 en de N16 tijdens de ochtend- en avondspits ...... 92 Tabel 5 Overzicht van het aantal ongevallen t.h.v. het kruispunt A12-Breendonkstraat/Veurtstraat ...... 94 Tabel 6 Milieukwaliteitsnormen van toepassing op de meetpunten - huidige toestand...... 99 Tabel 7 Meetresultaten ...... 100 Tabel 8 Vergelijking milieukwaliteitsnorm - LA95,T...... 101 Tabel 9 Overzicht relevante meetstations lucht van de VMM, de Belgische Petroleum federatie en de Belgische federatie van electriciteitsproducenten ...... 106 Tabel 10 Statistieken van relevante immissiemetingen (half(uurwaarden)) in de omgeving van het plangebied in 2006 of het meteorologisch jaar 2006/2007 (bron VMM)...... 107 Tabel 11 Statistieken van relevante immissiemetingen (dagwaarden) in de omgeving van het plangebied in 2006 of het meteorologisch jaar 2006/2007 (bron VMM)...... 107 Tabel 12 Achtergrondwaarden ter hoogte van het plangebied in kalenderjaar 2005 of het meteorologische jaar 2005/2006 (bron VMM) ...... 107 Tabel 13 Aantal overschrijdingen van de daggrenswaarde voor PM10 (maximum 35 overschrijdingen zijn toegelaten)...... 108 Tabel 14 Luchtkwaliteitsnormen ...... 111 Tabel 15 Algemeen significantiekader voor lucht ...... 114 Tabel 16 Kenmerken van de Tertiaire formaties in het plangebied ...... 116 Tabel 17 Hydrogeologische opbouw van de ondergrond in het plangebied (bron: HCOV)...... 122 Tabel 18 Kenmerken van de vergunde grondwaterwinningen in het plangebied ...... 122 Tabel 19 Overzicht van de PI (bron: VMM-meetnet) ...... 128 Tabel 20 Overzicht van de BBI (bron: VMM-meetnet) ...... 128 Tabel 21 Biologisch waardevolle en zeer waardevolle ecotopen binnen het plangebied (BWK versie 2, INBO)...... 133 Tabel 22 Broedvogelgegevens van beschermde soorten, rode lijst-soorten en soorten met een negatieve trend in het plangebied en de omgeving de omgeving ...... 135 Tabel 23 Zoogdieren in het studiegebied (Bron: Zoogdierenatlas) ...... 136 Tabel 24 Resultaten van bevissing van de Willebroekse Vaart en Zielbeek in het plangebied en de onmiddellijke omgeving ...... 137 Tabel 25 Overzicht van de gegevensoverdracht tussen de disciplines ...... 158

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

Figuren Figuur 1 Resulterende zoeklocaties rekening houdend met de structuurbepalende elementen. 14 Figuur 2 Situering potentiegebieden t.h.v. de autonome assen A12 - Zeekanaal...... 19 Figuur 3 Principes streefbeeldstudie A12...... 27 Figuur 4 Principes streefbeeldstudie N16 ...... 28 Figuur 5 Meest Wenselijk Alternatief ...... 30 Figuur 6 Meest Milieuvriendelijk Alternatief...... 30 Figuur 7 Gewenste Ruimtelijke structuur – Autonome assen zuidelijk A12-Zeekanaal ...... 46 Figuur 8 Deelruimte Tisselt en omgeving ...... 49 Figuur 9 Deelruimte Willebroek – Blaasveld...... 50 Figuur 10 Situering van de structuurbepalende elementen vanuit de omgeving ...... 61 Figuur 11 Resulterende zoeklocaties ...... 64 Figuur 12 Weergave van het waargenomen aantal voertuigen op de A12...... 88 Figuur 13 Weergave van het waargenomen aantal voertuigen op de N16 ...... 88 Figuur 14 Weergave van het waargenomen aantal voertuigen op de N16 ...... 89 Figuur 15 Huidige verkeersintensiteiten van het omliggende wegennet tijdens de ochtendspits...... 90 Figuur 16 Huidige verkeersintensiteiten van het omliggende wegennet tijdens de avondspits ...... 91 Figuur 17 Weergave van de verkeersintenstiteiten (in pae) t.h.v. het kruispunt A12 – Breendonkstraat/Veurtstraat tijdens de ochtend en de avondspits ...... 93 Figuur 18: grondplan + meetpunten ...... 102

Kaarten Kaart 1 Situering op de topografische kaart Kaart 2 Situering op de luchtfoto Kaart 3 Situering op de wegenkaart Kaart 4 Situering van de fietsroutes in de omgeving Kaart 5 Situering van de geluidsmeetpunten op het gewestplan Kaart 6 Situering van het luchtmeetpunten Kaart 7 Situering op het digitaal hoogtemodel Kaart 8 Situering op de bodemkaart met weergave van de beschrijvende bodemonderzoeken (BBO), de bodemsaneringsprojecten (BSP) en de grondwaterwinningen Kaart 9 Situering op de langbouwtyperingskaart Kaart 10 Situering van de kwelgebieden Kaart 11 Situering op de VHA met weergave van de overstromingsgebieden Kaart 12 Situering op de biologische waarderingskaart Kaart 13 Situering op de landschapsatlas met weergave van de beschermingen en de archeologische vindplaatsen Kaart 14 Landschapskenmerkenkaart Kaart 15 Situering op de Ferrariskaart Kaart 16 Situering op de Vandermaelenkaart Kaart 17 Situering op de grondgebruikskaart volgens de BWK

7

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

1. Voorwoord De bedoeling van dit voorwoord is om een kort overzicht te geven van de mer-procedure. Tevens is het de bedoeling om informatie te bieden aan inwoners van de gemeente waar deze kennisgeving ter inzage ligt en over hoe ze concreet kunnen reageren op de kennisgeving.

1.1. Milieueffectrapportage: algemeen

Het voornemen om een regionaal bedrijventerrein in te richten in het onderzoeksgebied ingesloten door de A12, het Zeekanaal en de kernen van de gemeenten Willebroek en de Kapelle-op-den-Bos zal worden getoetst op de impact op het milieu. Dit gebeurt door middel van de opmaak van een milieueffectrapport. Milieueffectrapportage (kortweg m.e.r.) is een juridisch-administratieve procedure waarbij, voordat een activiteit of ingreep plaatsvindt, de milieugevolgen worden bestudeerd, besproken en geëvalueerd. Via het milieuonderzoek wordt getracht om de voor het milieu mogelijk negatieve effecten in een vroeg stadium van de besluitvorming te kennen zodat ze kunnen worden voorkomen of gemilderd. Op die wijze kan het voorliggend project of plan worden bijgestuurd. Het milieueffectrapport vormt bijgevolg een belangrijk instrument in de besluitvorming. Het is een belangrijk hulpmiddel voor de overheid om te beslissen of een bepaald project of plan toegelaten of vergund zal worden en onder welke voorwaarden.

Het voornemen tot inrichting van een regionaal bedrijventerrein betreft een plan. In het plan-MER zullen de mogelijke zoeklocaties voor regionale bedrijvigheid binnen het onderzoeksgebied en de bijhorende ontsluitingsmogelijkheden afgewogen worden. Doordat de realisatie van een regionaal bedrijventerrein niet verenigbaar is met de huidige bestemmingen op het gewestplan fungeert dit plan-MER tevens ter voorbereiding van één of meerdere Provinciaal Ruimtelijk Uitvoeringsplannen (PRUP).

Omdat het plan-MER wordt opgesteld in functie van één of meerdere PRUP’s moet het duidelijke uitspraken bevatten omtrent de elementen die in de PRUP’s moeten worden opgenomen, met name een gemotiveerde afweging van de locatie en een opgave van milderende maatregelen met een ruimtelijke weerslag (bijvoorbeeld de exacte situering en het ruimtebeslag van een geluidsscherm of –berm, situering van de ontsluitingsmogelijkheden, de situering van eventuele wachtbekkens voor de vertraagde afvoer van afstromend hemelwater, enz.).

1.2. Kort overzicht van de mer- procedure

Het decreet betreffende milieueffect- en veiligheidsrapportage van 18 december 2002 (het zogenaamde mer/vr-decreet, hierna “het decreet” genoemd) beschrijft de m.e.r.-procedure en voegt deze in, in het Decreet algemene bepalingen inzake milieubeleid (DABM) (BS 13 februari 2003). Het DABM werd op het vlak van milieueffectrapportage voor plannen en programma’s opnieuw gewijzigd (BS 20/06/2007) bij decreet van 27 april 2007. Deze wijziging trad in voege vanaf 1 december 2007. Een plan dat wordt opgesteld om middels een wetgevingsprocedure (in dit geval een Provinciaal Ruimtelijk Uitvoeringsplan – PRUP) door een instantie op regionaal, provinciaal of lokaal niveau te worden vastgesteld én dat het kader vormt voor de toekenning van een vergunning voor een project valt binnen het toepassingsgebied van het plan-MER-decreet.

Voor wat betreft plan-MER’s in het kader van een RUP-procedure voorziet het nieuwe decreet het zogenaamde integratiespoor. Dit werd uitgewerkt in het Besluit van de Vlaamse Regering betreffende het integratiespoor voor de milieueffectrapportage voor een ruimtelijk uitvoeringsplan dd. 18 april 2008.

8

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

In overleg met de Dienst Mer werd geopteerd om niet het integratiespoor te volgen, maar om voorliggend planMER de klassieke procedure te laten doorlopen zoals bepaald in het DABM en het uitvoeringsbesluit dd. 12 oktober 2007. a) Kennisgevingsfase De initiatiefnemer controleert of het plan moet onderworpen worden aan een milieueffectrapportage. Als het voorgenomen plan m.e.r.-plichtig is, stelt de initiatiefnemer een team van deskundigen samen. Na het opstellen van het kennisgevingsdossier, dient de initiatiefnemer het dossier in bij de bevoegde overheid, namelijk de Dienst Mer, afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid, van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie. Na het ontvangen van de kennisgeving onderzoekt de Dienst Mer of de kennisgeving volledig is. Na eventuele aanpassingen wordt het dossier volledig verklaard. De administratie neemt een beslissing over de volledigheid van de kennisgeving en betekent, uiterlijk binnen een termijn van twintig dagen na datum van ontvangst van de kennisgeving, deze beslissing aan de initiatiefnemer. De Dienst Mer legt de volledig verklaarde kennisgeving onverwijld ter beschikking van het publiek (= terinzagelegging). De Dienst Mer bezorgt eveneens een afschrift van de volledig verklaarde kennisgeving aan de betrokken gemeentebesturen, de provinciale overheid en de door de Vlaamse regering aangewezen administraties. b) Richtlijnenfase Tijdens de terinzagelegging van het kennisgevingsdossier kunnen de burgers reageren. Bij de bekendmaking of terinzagelegging wordt duidelijk aangegeven dat eventuele opmerkingen over de inhoudsafbakening van het voorgenomen plan-MER binnen de 30 dagen na volledig verklaring van de kennisgeving aan de Dienst Mer moeten worden bezorgd. Op basis van inspraakreacties van de inwoners en reacties van de aangeschreven administraties en openbare besturen en na een informele vergadering met de betrokkenen, stellen de medewerkers van de Dienst Mer richtlijnen op die de initiatiefnemer moet volgen bij het opstellen van het milieueffectrapport. De Dienst Mer stelt bijzondere richtlijnen op binnen de 20 dagen na het beëindigen van de terinzagelegging. c) Uitvoeringsfase Tijdens de uitvoeringsfase stelt het team van erkende deskundigen het MER op onder leiding van een MER-coördinator. Meestal wordt er tussentijds een ontwerp-MER opgesteld dat informeel besproken wordt door de initiatiefnemer, het team van deskundigen, de Dienst Mer en aangeschreven administraties en openbare besturen. d) Beoordelingsfase Na indiening van het MER bij de Dienst Mer controleert deze of het MER beantwoordt aan de inhoudelijke vereisten van de richtlijnen, of de aangewende methodologie correct is en of de opmerkingen verwerkt werden. Daarna keurt de dienst het MER goed of af en stelt ze een goedkeurings- of afkeuringsverslag op. Deze goed- of afkeuring wordt binnen een termijn van 50 dagen betekend aan de initiatiefnemer, de betrokken overheden, administraties, de MER-coördinator en het college van burgemeester en schepenen van de betrokken gemeentebesturen. Een goedgekeurd plan-MER is - in het kader van een RUP-procedure - vereist ten behoeve van de officiële opstart van dit proces (plenaire vergadering).

1.3. De kennisgevingsfase van de mer-procedure

Zoals hoger aangegeven is de kennisgeving de eerste procedurele stap in de opmaak van het milieueffectrapport. In de kennisgeving zijn o.m. de voorgenomen activiteit, de aard, de ligging, doelstellingen en verantwoording van het plan beschreven en zijn de coördinaten van de initiatiefnemer en namen van de uitvoerders van het milieueffectrapport vermeld. Ook geeft de initiatiefnemer hierin een overzicht van de juridische en beleidsmatige context en beschrijft hij de

9

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

onderzochte alternatieven, bestaande en beoogde vergunningen en relevante gegevens uit vorige rapportages en goedgekeurde rapporten. Daarnaast beschrijft de initiatiefnemer de specifieke milieuaspecten die onderzocht en beschreven zullen worden in het MER, inclusief de verdere aanpak voor de bepaling en de beoordeling van deze aspecten. Ook worden de reeds gekende moeilijkheden en leemten in de kennis aangegeven.

1.4. Doel van de terinzagelegging

Het doel van de terinzagelegging van de kennisgeving is ten eerste om de betrokken inwoners van de betrokken gemeenten op de hoogte te stellen van de voorgenomen activiteit en zijn mogelijke gevolgen op de omgeving. Ten tweede is het de bedoeling om concrete, zinvolle reacties uit te lokken (zie verder) waarmee de Dienst Mer rekening kan houden bij de opmaak van richtlijnen.

De richtlijnen bakenen de inhoud af van de te bespreken en te onderzoeken onderwerpen in het milieueffectrapport. Door nuttige inspraakreacties van inwoners kan het onderzoek voor het milieueffectrapport inhoudelijk bijgestuurd worden. Meer informatie is beschikbaar in een folder die de Dienst Mer daarover heeft opgesteld. Deze folder vindt u op de webstek www.mervlaanderen.be of bij de milieuambtenaar van uw gemeente. De folder kan u ook aanvragen via [email protected].

1.5. Termijn van de terinzagelegging

Concreet dient de gemeente Willebroek een afschrift van deze kennisgeving onverwijld ter inzage te leggen na de volledigverklaring van de kennisgevingsnota. Het gemeentebestuur kondigt de ter inzagelegging aan via een bericht in tenminste 1 krant of gemeentelijk infoblad en aanplakking. Het organiseren van een terinzagelegging binnen de gemeenten Londerzeel, Puurs en Kapelle-op-den- Bos is facultatief. Vanaf het begin van deze terinzagelegging heeft het college van burgemeester en schepenen maximaal 30 dagen de tijd om de opmerkingen van de inwoners toe te sturen naar de Dienst Mer. De inwoners kunnen hun opmerkingen ook rechtstreeks doorsturen naar de Dienst Mer.

1.6. Wat zijn nuttige inspraakreacties?

De terinzagelegging is geen openbaar onderzoek waarbij bezwaarschriften kunnen ingediend worden. Bezwaarschriften kunnen enkel ingediend worden tijdens het openbaar onderzoek dat georganiseerd zal worden naar aanleiding van de RUP-procedure en van de latere vergunningsaanvraag. Dit is dus tijdens de latere besluitvormingsprocedure en niet gedurende de mer-procedure. Het milieueffectrapport is bij een dergelijk openbaar onderzoek overigens bruikbaar als instrument om bezwaarschriften te onderbouwen maar ook een basis om ze te weerleggen. Het is dus in ieders belang dat het milieueffectrapport van goede kwaliteit is.

Zoals eerder vermeld kan de Dienst Mer enkel zinvolle reacties gebruiken voor het opstellen van richtlijnen die de initiatiefnemer en de deskundigen moeten volgen bij het opstellen van het MER. Dit kunnen opmerkingen zijn over de vorm en presentatie van het MER maar ook inhoudelijke opmerkingen zoals opmerkingen over het voorgenomen plan zelf, over de alternatieven, over de beschrijving van de bestaande toestand, milieueffecten en milderende maatregelen, over de opvolging en evaluatie van de effecten, over de leemten in de kennis,….

De opmerkingen worden ingediend via een formulier dat downloadbaar is vanaf www.mervlaanderen.be. Op dit formulier dient de titel van het planMER duidelijk ingevuld te worden. Het formulier kan via de post rechtstreeks aan het Vlaamse Gewest worden bezorgd ter

10

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

attentie van de Vlaamse overheid, Departement LNE, Dienst Mer. De opmerkingen moeten ingediend worden binnen de 30 dagen vanaf de beslissing van de Dienst Mer over de volledigverklaring.

1.7. Wat gebeurt er met de inspraakreacties?

De Dienst Mer bundelt de zinvolle reacties op de kennisgeving en neemt een beslissing over de inhoud van het milieueffectrapport, de inhoudelijke aanpak, de methodologie van de rapportage en over de opstellers van het milieueffectrapport. De Dienst Mer betekent de richtlijnen voor het opstellen van het milieueffectrapport aan de initiatiefnemer en de betrokken instanties binnen 20 dagen na het afsluiten van de terinzagelegging. Deze richtlijnen zijn een openbaar document en elke burger kan ze bij de milieuambtenaar van zijn gemeente opvragen. Deze richtlijnen zijn beschikbaar op de webstek www.mervlaanderen.be.

11

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

2. Algemene inlichtingen

2.1. Beknopte omschrijving van het plan

Voorliggend planMER wordt opgemaakt om de milieueffecten in kaart te brengen die gepaard gaan met de realisatie van regionale bedrijvigheid in de gemeente Willebroek.

Aan de hand van de bepalingen in het ‘Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan Antwerpen’ en het ‘Kaderplan voor de ruimtelijk economische ontwikkeling van de Brabantse Poort’ komt het vooropgestelde onderzoeksgebied in aanmerking voor regionale bedrijvigheid. Conform de huidige provinciale taakstelling kan een regionaal bedrijventerrein van 30 to 70 ha1 ontwikkeld worden. Het ruime onderzoeksgebied voor regionale bedrijvigheid wordt afgebakend door het Fort Van Breendonk in het noorden, het Zeekanaal in het oosten, de provinciegrens in het zuiden en de A12 in het westen. Zowel in het Kaderplan voor de Brabantse Poort als in de structuurplannen wordt expliciet aangegeven dat het gebied, gezien de ligging nabij belangrijke infrastructuren, potenties heeft voor de sector van transport, distributie en logistiek (TDL).

Om de meest geschikte locatie voor regionale bedrijvigheid binnen het ruime onderzoeksgebied te bepalen, werd, voorafgaand aan voorliggend planMER, een analyse van het onderzoeksgebied uitgewerkt. In eerste instantie werden op basis van economische, planologische, ruimtelijke, juridische en milieukundige criteria randvoorwaarden gedefinieerd. De belangrijkste randvoorwaarden vanuit milieuoogpunt worden hieronder samenvattend opgelijst: ƒ maximaal vrijwaren van de aanwezige beekvalleien en respecteren van voldoende afstand tot de beekvalleien teneinde een ecologische ontwikkeling van de beek mogelijk te maken ƒ behoud van het tracé van de waterlopen, respecteren van het kombergend vermogen en waterlopen maximaal integreren in groenstructuren ƒ respecteren van een minimale afstand tussen bedrijvigheid en bewoning teneinde de hinder voor de woonomgeving te beperken ƒ ecologisch waardevolle gebieden vrijwaren en kleine landschapselementen indien mogelijk integreren in het bedrijventerrein ƒ voorzien van een rechtstreekse ontsluiting op het bovenlokale wegennet, een ontsluiting via het Zeekanaal, vracht- en sluipverkeer in woonstraten vermijden en geen ontsluitingswegen langsheen woonkernen voorzien. ƒ gezien de overheersende zuidwestenwind dient het bedrijventerrein zo ver mogelijk van bewoning in noordoostelijke richting te liggen, m.a.w. het bedrijventerrein wordt bij voorkeur zo dicht mogelijk bij de A12 gelokaliseerd. ƒ voor de bepaling van de locatie van seveso-bedrijven dient de aangeduide veiligheidszonering uit het ruimtelijk veiligheidsrapport te worden gerespecteerd. Er mogen geen sevesobedrijven opgericht worden in of nabij waardevolle of bijzonder kwetsbare gebieden.

Vervolgens werden de randvoorwaarden en aandachtspunten vertaald naar structuurbepalende elementen. Deze structuurbepalende elementen werden ingedeeld in elementen vanuit de omgeving en elementen vanuit het programma. Er worden drie belangrijke structuurbepalende elementen vanuit de omgeving onderscheiden: ƒ bewoning: de aanwezige woonclusters, m.n. clusters van woningen gelegen in een daartoe bestemde zone volgens het gewestplan of volgens een goedgekeurde en niet-vervallen verkaveling; ƒ water: de bosbeek en de aanwezige zijlopen worden als structurerend element beschouwd. Het effectief overstromingsgevoelig deel van de beekvallei wordt als minimaal afstandcriterium voor bedrijvigheid gehanteerd;

1 Zie paragraaf 3.3 ‘Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan Antwerpen: provinciale taakstelling’

12

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

ƒ ontsluiting: vanuit het principe uit het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen om regionale bedrijventerreinen rechtstreeks te ontsluiten naar een primaire (of secundaire) weg, wordt een veilige en vlotte verkeersafwikkeling van de verkeersstromen naar de A12 of de N16 vooropgesteld zonder de bestaande woonkernen te doorsnijden. In het kader van multimodaliteit wordt eveneens ontsluiting via het Zeekanaal vooropgesteld en wordt de mogelijkheid tot spoorontsluiting onderzocht. De structuurbepalende elementen vanuit het programma omvatten: ƒ schaal: terreingrootte tussen 50 en 100 ha, rechthoekige kavels van 1 tot 5 ha; ƒ ontsluiting: multimodale ontsluiting en aangepaste bedieningswegen voor interne wegenis; ƒ functionele verweving: grootschalige gemengde bedrijventerreinen voorzien in logistieke dienstverlening met een verweving van productieactiviteiten; ƒ buffering: om de impact op de omgeving tot een minimum te beperken wordt de nodige buffering inzake water (vasthouden en vertraagd afvoeren), groen (beperken hinder en landschappelijk inpassing bedrijvigheid) en milieu (beperking verspreiding brandbare en toxische stoffen) voorzien.

Rekening houdend met bovenstaande structurerende elementen werden twee mogelijke inplantingsplaatsen (zoeklocaties) afgelijnd, nl zoekzone A en zoekzone B. Deze worden weergegeven op figuur 1.

Deze zoeklocaties, die binnen het globale onderzoeksgebied zijn aangeduid, zullen voorwerp uitmaken van voorliggend planMER en zullen dus in dit planMER vanuit milieuoogpunt afgewogen en beoordeeld worden. Uit het planMER zal blijken in welke mate de voorgestelde zoeklocaties bijgestuurd of verfijnd dienen te worden. Aangezien de zoeklocaties eerder ‘ruw’ zijn aangeduid, wordt veiligheidshalve het volledige onderzoeksgebied bestudeerd.

De multimodale ontsluitingsmogelijkheden van de zoeklocaties zijn indicatief weergegeven op figuur 1. De gebieden worden enerzijds ontsloten naar het hogere wegennet en anderzijds naar het Zeekanaal. Daarenboven zal ook de mogelijkheid tot ontsluiting via het bestaand spoornet (ten zuiden van het onderzoeksgebied voor regionale bedrijvigheid) in het planMER verder onderzocht worden.

Voor de ontsluiting van zoeklocatie A naar het hogere wegennet wordt een aantakking op de in het streefbeeld van de A12 voorziene knopen vooropgesteld. Deze knoop kan zich op het grondgebied van de gemeente Londerzeel bevinden. De ontsluitingsweg kan in dit geval op het grondgebied van de gemeente Kapelle-op-den-Bos voorzien worden. De ontsluitingsmogelijkheden (modi, locatie ontsluitingswegen en knooppunten) zullen in het planMER verder geëvalueerd worden.

13

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

Figuur 1 Resulterende zoeklocaties rekening houdend met de structuurbepalende elementen

14

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

2.2. Toetsing m.e.r.-plicht

Om de inrichting van een regionaal bedrijventerrein in het onderzoeksgebied mogelijk te maken, moeten de ruimtelijke bestemmingen gewijzigd worden. Bijgevolg is de opmaak van één of meerdere PRUP’s noodzakelijk.

Volgens het recent gepubliceerde planmer-decreet valt een plan dat wordt opgesteld om middels een wetgevingsprocedure door de Vlaamse Regering te worden vastgesteld én dat het kader vormt voor de toekenning van een vergunning voor een project binnen het toepassingsgebied van het planmer-decreet. Dit betekent dat het voorziene PRUP binnen het toepassingsgebied valt. Daarenboven wordt een regionaal bedrijventerrein met een oppervlakte tussen 30 en 70 ha vooropgesteld. Bedrijventerreinen van 50 ha of meer zijn, volgens Bijlage 2 rubriek 10-a van het Besluit van de Vlaamse regering (BS 13/05/2005) met betrekking tot de project-m.e.r.-plicht, project-m.e.r.-plichtig. Voor plannen die het kader vormen voor een project-m.e.r.-plichtige activiteit is volgens het planmer-decreet de opmaak van een plan-MER vereist.

Daarnaast zal in een later stadium – meer bepaald in het kader van de vergunningsaanvraag – een project-MER nodig zijn indien de vergunningsaanvraag een bedrijventerrein van 50 ha of meer betreft. Gezien dergelijk project opgenomen is in bijlage 2 van het Besluit is evenwel ontheffing van de project-MER-plicht mogelijk. Mogelijk kan voorliggend plan-MER ingeroepen worden om aan te tonen dat een project-MER geen toegevoegde waarde heeft.

2.3. Gegevens initiatiefnemer

Dienst Ruimtelijke Planning Provincie Antwerpen Koningin Elisabethlei 22, 2018 Antwerpen tel.: 03 240 66 00 fax: 03 240 66 79 [email protected]

2.4. Team MER-deskundigen

Externe deskundigen

• Coördinator: Sofie Heirman / Rik Houthaeve • MER-deskundige geluid en trillingen: Guy Putzeys • MER-deskundige lucht: Jan Verstraeten • MER-deskundige bodem: Sofie Heirman • MER-deskundige water (grond- en oppervlaktewater): Sofie Heirman • MER-deskundige fauna en flora: Rebecca Devlaeminck • MER-deskundige monumenten en landschappen2: Rik Houthaeve • MER-deskundige mens – socio-organisatorische aspecten, incl. mobiliteit: Rik Houthaeve

Daarnaast werken ook Xenia Goessens (coördinatie, disciplines bodem en water), Sofie Depauw (discipline monumenten en landschappen5), Katrien Van den Bergh (discipline Mens) en Gert Weymans (discipline mens-mobiliteit) mee aan het MER.

2 Nieuwe benaming: landschap, onroerend erfgoed en archeologie

15

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

Interne deskundigen

• Johan Arnauw – Provincie Antwerpen, Dienst Ruimtelijke Planning – Projectleider • Lutgarde Janssens – Provincie Antwerpen, Dienst Ruimtelijke Planning • Ines Martens – Provincie Antwerpen

2.5. Verder besluitvormingsproces

De inhoud van het plan-MER, meer specifiek definitieve locatie van het regionaal bedrijventerrein, de ontsluitingsmogelijkheden en de ruimtelijke consequenties van milderende maatregelen zullen worden geïntegreerd in nodige ruimtelijke uitvoeringsplannen. Na de plenaire vergadering (en eventuele bijsturingen) wordt het voorontwerp PRUP voorlopig vastgesteld door de provincieraad. Dit ontwerp PRUP wordt vervolgens onderworpen aan een openbaar onderzoek gedurende 60 dagen. De inspraakreacties worden gebundeld en verwerkt door de PROCORO (Provinciale Commissie voor Ruimtelijke Ordening) dewelke een gemotiveerd advies uitbrengt. Uiteindelijk wordt het PRUP (na eventuele aanpassingen) definitief vastgesteld door de provincieraad en daarna goedgekeurd door de Vlaamse Regering.

Samen met het plan-MER zal een Watertoets conform de bepalingen van het decreet Integraal Waterbeleid worden opgesteld. Eenmaal de uiteindelijke locatie van het regionale bedrijventerrein is vastgelegd en meer projectinformatie (bvb concrete technische uitvoeringsmodaliteiten) bekend is, wordt deze ‘toets’ op een meer gedetailleerde wijze opnieuw uitgevoerd (bijvoorbeeld in het kader van een project-MER, zie hierna).

In het kader van de aanvraag van de stedenbouwkundige vergunning voor de aanleg van het regionale bedrijventerrein dient een project-MER te worden opgesteld indien het bedrijventerrein 50 ha of meer is, dit om de milieueffecten van de gekozen locatie en de gekozen invulling van het gebied in detail te evalueren. Er kan volgens Bijlage 2, rubriek 10 a een ontheffing van de m.e.r.- plicht worden aangevraagd.

Eens het project-MER of de ontheffingsnota is opgemaakt en goedgekeurd, kunnen de benodigde vergunningen worden aangevraagd. In het kader van de vergunningsaanvraag is eveneens een openbaar onderzoek voorzien. Hierbij wordt het goedgekeurde MER samen met de vergunningsaanvraag onderworpen aan het openbaar onderzoek. Gedurende 30 dagen kan iedereen zijn bezwaren of opmerkingen formuleren. Deze worden gericht naar het college van burgemeester en schepenen. De vergunningverlenende overheid moet zich daarna uitspreken over elk van de ingediende bezwaren en opmerkingen. Deze uitspraak moet voldoende gemotiveerd zijn. Uiteindelijk wordt er een beslissing genomen met betrekking tot de vergunningsaanvraag.

16

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

3. Situering van het plan

3.1. Ruimtelijke situering van het plan

3.1.1. Macroschaal

Het onderzoeksgebied voor regionale bedrijvigheid is in het zuiden van de Provincie Antwerpen en meer bepaald binnen de gemeente Willebroek gelegen.

De gemeente Willebroek grenst in het noorden aan de gemeente Boom, in het oosten aan de stad Mechelen, in het westen aan de gemeente Puurs (Breendonk) en in het zuiden aan de gemeente Kapelle-op-den-Bos. De zuidelijke gemeentegrens valt samen met de provinciegrens.

Het onderzoeksgebied voor regionale bedrijvigheid situeert zich tussen twee grote noord-zuid infrastructuren, nl. de A12 en de E19 die de belangrijkste verbindingswegen vormen tussen Antwerpen en Brussel. De A12 vormt de grens tussen de gemeenten Puurs en Willebroek.

3.1.2. Mesoschaal

Van oost naar west verbindt de N16 de A12 met de E19. De N16 vormt de verbinding tussen de kernen Sint-Niklaas, Temse, Willebroek en Mechelen.

Het gebied wordt in het oosten begrensd door het Zeekanaal. Deze loopt parallel met de A12 en de E19 en vormt de verbinding tussen de Rupel, Willebroek en Brussel. De Rupel vormt de grens tussen de gemeenten Boom en Willebroek.

Ten zuiden van het plangebied situeert zich op grondgebied van Vlaams-Brabant een spoorweg.

17

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

3.1.3. Microschaal

Het onderzoeksgebied voor regionale bedrijvigheid is gelegen tussen de kernen Willebroek, Tisselt, Kapelle-op-den-Bos en Breendonk. In het noorden wordt het onderzoeksgebied begrensd door het Fort van Breendonk, in het oosten door het Zeekanaal, in het zuiden door de provinciegrens en in het westen door de A12. In het noorden wordt het onderzoeksgebied doorsneden door de N16.

Voor een situering van het plangebied op de topokaart en op de luchtfoto wordt verwezen naar Kaart 1, resp. Kaart 2.

3.2. Verantwoording van het plan

De inrichting van een regionaal bedrijventerrein binnen de gemeente Willebroek kadert binnen de uitvoering van de bindende bepalingen van het Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan Antwerpen (RSPA, BVR 10/07/01).

De bindende bepaling 43 van het RSPA stelt het volgende: ‘de provincie bakent in uitvoeringsplannen nader te bepalen regionale bedrijventerreinen af in de economische knooppunten die tot haar bevoegdheid behoren. Zij doet dit in overleg met de gemeentebesturen. Op dat moment brengt zij het aantal toe te bedelen hectaren bedrijventerreinen in het proces in’. Willebroek is in het RSPA geselecteerd als economisch knooppunt.

Verder stelt de bindende bepaling 36 van het RSPA stelt dat ‘een geïntegreerd gebiedsgericht strategisch plan dient opgemaakt te worden voor de Brabantse poort’. De Brabantse Poort bestaat uit het grondgebied van de gemeenten , Puurs, Niel, Willebroek en Boom. Het gebiedsgericht geïntegreerd strategisch plan werd opgemaakt onder de titel “Kaderplan voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van de Brabantse poort”, en werd goedgekeurd door de deputatie op 3 augustus 2006. In dit Kaderplan voor de Brabantse Poort werd een actie opgenomen die een onderzoek naar de inplanting van een nieuw regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 in Willebroek voorschrijft. Het betreft actie 15 die als volgt wordt omschreven: ‘Op basis van grondig terreinonderzoek, een vervolgstudie naar ontsluiting, een perspectief voor de bedrijvenstrip Londerzeel-Breendonk en de afronding van het streefbeeld voor de A12 worden de omvang en specifieke plekken binnen de te onderzoeken zoekzones rond de A12 te Willebroek aangeduid voor ontwikkeling als regionaal bedrijventerrein voor gemengde ontwikkeling of gericht op transport, distributie en logistiek. Zichtlocaties mogen gevalideerd worden, maar dit kan niet leiden tot de ontwikkeling van louter kantoorfuncties. Het (De) uiteindelijk afgebakende terrein(en) wordt/worden vastgelegd in een op te maken RUP. ‘

In het Kaderplan van de Brabantse Poort werden 12 potentiegebieden voor regionale bedrijvigheid afgebakend. Deze worden voorgesteld in onderstaande figuur.

18

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

Figuur 2 Situering potentiegebieden t.h.v. de autonome assen A12 - Zeekanaal

Na een verdere aftoetsing van deze potentiegebieden aan vooropgestelde criteria3 werden 6 gebieden weerhouden. Vier van deze potentiegebieden liggen in de nabijheid van de A12. In het ruimtelijk onderzoek, uitgevoerd voorafgaand aan voorliggend planMER, werd een onderzoeksgebied bestudeerd dat ruimer is dan de vier afgebakende potentiegebieden t.h.v. de A12 samen. Binnen dit ruimer onderzoeksgebied wordt getracht om de meest optimale locatie voor regionale bedrijvigheid af te bakenen.

Een meer gedetailleerde bespreking van de vermelde bepalende beleidsdocumenten wordt opgenomen onder ‘3.5 Juridische en beleidsmatige context’, namelijk: • Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen • Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan Antwerpen • Kaderplan voor de ruimtelijk economische ontwikkeling van de Brabantse Poort

3 Ruimtelijk-economische criteria, planologische criteria, mobiliteitscriteria, criteria vanuit de open ruimte en haalbaarheidscriteria

19

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

3.3. Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan Antwerpen: Provinciale taakstelling

In het ruimtelijk structuurplan van de Provincie Antwerpen wordt een taakstelling inzake te realiseren bijkomende bedrijventerreinen opgelegd: binnen de Provincie Antwerpen dient 437 ha aan bijkomende bedrijventerreinen gerealiseerd te worden, inclusief de bijkomende lokale bedrijventerreinen in de kleinstedelijke gebieden en de specifieke economische knooppunten.

In het PRSA is echter geen specifieke cijfermatige taakstelling inzake regionale bedrijventerreinen voor de afzonderlijke kleinstedelijke gebieden en specifieke economische knooppunten opgenomen. Het aantal toe te bedelen hectaren wordt telkens bepaald tijdens de voorstudies van de afbakeningsprocessen van de kleinstedelijke gebieden of van de regionale bedrijventerreinen in de specifieke economische knooppunten. In functie van de ruimtelijke draagkracht van het gebied worden zoekzones voor bijkomende regionale bedrijvigheid voorgesteld. De hieruit voortvloeiende oppervlakten worden telkens getoetst aan de taakstelling op provinciaal niveau.

De taakstelling wordt op provinciaal niveau bijgehouden in een dynamische tabel die gebruikt wordt als intern werkdocument. Deze tabel vertrekt van een taakstelling voor elk kleinstedelijk gebied en specifiek economisch knooppunt afzonderlijk. Bij het bepalen van deze initiële taakstellingen wordt rekening gehouden met ruimtelijke aspecten, visies in beleidsdocumenten enz... Deze taakstellingen zijn geen eenduidige getallen, maar vertrekken van een vooropgesteld minimum en maximum. Ze geven een verhouding weer tussen de taakstellingen in de verschillende specifieke economische knooppunten en kleinstedelijke gebieden. Na elk proces wordt het herbestemde aantal hectare ingevoerd in de dynamische tabel. Hierdoor kunnen de minima en maxima van de andere specifieke economische knooppunten en kleinstedelijke gebieden wijzigen, zowel in positieve als in negatieve zin. Bovendien is er ook een ondergrens vastgesteld voor de minima, zodat naast het totale takenpakket ook de zekerheid dat in elk economisch knooppunt een bijkomend bedrijventerrein kan gerealiseerd worden, bewaakt wordt. Dit systeem laat toe om flexibel in te spelen op opportuniteiten die blijken bij het voeren van de verschillende processen zonder de provinciale taakstelling in gevaar te brengen.

Voor de bepaling van het noodzakelijke aantal hectaren regionaal bedrijventerrein in Willebroek, werd rekening gehouden met de reeds ingevulde/voorziene taakstelling binnen de Provincie Antwerpen. Op basis van de dynamische tabel, kon nagegaan worden hoeveel hectaren er minimaal - maximaal in Willebroek gerealiseerd moeten worden. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de reeds ingevulde taakstelling en de nog in te vullen taakstelling4.

4 De oppervlakten werden berekend in GIS. Bij de intekening van de contouren werd volgende werkwijze gehanteerd: - De contouren worden “bruto” ingetekend, m.a.w. ze omvatten buffers, wegenis, …; - Zaken die niets met het bedrijventerrein te maken hebben worden uitgesloten; - Enkel de bijkomende oppervlakte wordt meegenomen. Dus bestaande bedrijvenzones volgens het gewestplan en BPA’s worden uitgesloten; - Lokale bedrijventerreinen (Gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen – GemRUP’s) in kleinstedelijke gebieden en economische knooppunten worden meegenomen; - Regularisaties en uitbreidingen van zonevreemde bedrijven worden niet meegenomen (ook sectorale BPA’s/RUP’s);

20

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

Tabel 1 Overzicht van de taakstelling aan regionale bedrijvigheid binnen de Provincie Antwerpen Voorziene regionale bedrijvigheid in goedgekeurde ruimtelijke Oppervlakte Totaal Nog te realiseren ha uitvoeringsplannen (ha) (ha) t.o.v. taakstelling van 437 ha Gewestplanwijziging na 01/01/2000 - economisch knooppunt 23 - kleinstedelijk gebied Lier 17 Afbakening kleinstedelijk gebied Mol - PRUP Holven te 19 - PRUP Stenehei te Dessel 13 Afbakening kleinstedelijk gebied Lier - PRUP Antwerpsesteenweg 26 Afbakening kleinstedelijk gebied - PRUP De Kluis 62 - GemRUP De Meiren - Heuvelstraat 4 Kaderplan Brabantse Poort - PRUP Pullaar te Puurs 31 195 437 – 195 = 242 Voorziene regionale bedrijvigheid in voorlopig vastgestelde ruimtelijke Oppervlakte Totaal uitvoeringsplannen (ha) (ha) Economisch knooppunt - GemRUP Hoge Mauw 14 14 242 – 14 = 228 Voorziene regionale bedrijvigheid in lopende processen Oppervlakte Totaal (ha) (ha) PRUP Berkenbossen te Mol5 16 - 56 PRUP Stenehei fase 2 te Dessel 10 PRUP De Hulst te Willebroek/Mechelen6 40 PRUPs i.h.k.v. afbakening kleinstedelijk gebied Geel7 30 – 70 228 – 190 = 38 PRUP Willebroek-Noord te Willebroek en Puurs 14 110 - 190 228 – 110 = 118

Rekening houdend met de reeds voorziene regionale bedrijvigheid binnen andere planprocessen dient er, om te voldoen aan de taakstelling van het PRSA, nog 38 (als minimum) tot 118 ha (als maximum) regionale bedrijvigheid voorzien te worden. Aangezien het een minimum en maximum betreft, wordt als hypothese het gemiddelde genomen als taakstelling, zijnde 78ha. Gemiddeld rest er dus een saldo van 78 ha8 hetgeen kan toegekend worden aan voorliggend onderzoeksgebied (economisch knooppunt Willebroek) alsook aan de kleinstedelijke gebieden Heist- op-den-Berg, Boom en en het economisch knooppunt .

Doordat de planprocessen van de kleinstedelijke gebieden Heist-op-den-Berg, Boom en Herentals alsook het economisch knooppunt Malle niet op korte termijn opgestart zullen worden, stelt de Provincie –rekening houdend met bovenvermelde oppervlaktebalans- binnen het onderzoeksgebied langsheen de A12 de realisatie van een regionaal bedrijventerrein van 30 à 70 ha voorop (die afgenomen worden van het gemiddelde takenpakket van 78ha).

5 Het vermelde aantal ha voor PRUP Berkenbossen is een vermoedelijk cijfer. Het uiteindelijke cijfer zal pas vastliggen op het moment dat de procedures voor de herbestemmingen volledig zijn afgerond. Om de verdere verdeling over de provincie te bekijken, kan dus voor deze processen voorlopig enkel gewerkt worden met “vorken” waarbinnen de te herbestemmen oppervlakte zich zal bevinden. 6 De naamgeving van het PRUP Blaasveld is gewijzigd in PRUP De Hulst. 7 Het vermelde aantal ha voor PRUP’s in is een vermoedelijk cijfer. Het uiteindelijke cijfer zal pas vastliggen op het moment dat de procedures voor de herbestemmingen volledig zijn afgerond. Om de verdere verdeling over de provincie te bekijken, kan dus voor deze processen voorlopig enkel gewerkt worden met “vorken” waarbinnen de te herbestemmen oppervlakte zich zal bevinden. 8 (38 ha + 118 ha) / 2 = 78 ha

21

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

Op dit moment kan gesteld worden dat de taakstelling die de provincie heeft gekregen volgens het RSV voor de planperiode 1994-2007 dus nog voldoende is om hectares toe te kennen voor alle planprocessen in voorbereiding vermeld in bovenstaande opsomming. Er worden dus op dit ogenblik geen afwijkingen gevraagd van het huidige planningskader. Voor de kleinstedelijke gebieden Heist- op-den-Berg, Boom, Herentals en het economisch knooppunt Malle zal de vermoedelijke resterende taakstelling eerder krap zijn. De planningstermijn van 2007 is echter al overschreden. Mogelijks kan wanneer deze planprocessen worden opgestart hiervoor een nieuwe taakstelling worden gebruikt in het kader van de herziening van het RSV. Een andere mogelijke oplossing die op dat ogenblik kan worden bekeken, is de overheveling van een deel van de Vlaamse taakstelling voor regionale bedrijventerreinen.

22

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

3.4. Programma voor het regionaal bedrijventerrein

3.4.1. Transport, Distributie en logistiek (TDL)

Zoals reeds vermeld werd, voorafgaand aan voorliggend planMER, een ruimtelijke analyse van het onderzoeksgebied uitgevoerd. In deze studie werd eveneens een analyse uitgevoerd van de economische potenties van het gebied. Voor de bespreking van de economische invulling van het gebied werd beroep gedaan op de bepalingen opgenomen in het Kaderplan voor de Brabantse Poort en in de structuurplannen.

Door de ligging van het onderzoeksgebied nabij belangrijke infrastructuren, nl. de Noord-zuidas Antwerpen – Brussel via de A12 en de E19 en door de ontsluitingsmogelijkheden van het gebied, komt het gebied in aanmerking voor activiteiten inzake transport, distributie en logistiek (TDL) 9.

Toenemende congestie op en rond de steden, het beperken van de transportkosten en groeiend besef voor verantwoord transporteren, zal de vraag vanuit distributiecentra naar multimodaal vervoer laten toenemen. Dit is overigens alleen toepasbaar op de aanvoer van goederen. Alleen dan zijn de hoeveelheden groot genoeg om multimodaal vervoer aantrekkelijk te maken. De afvoer blijkt te fijnmazig waardoor vervoer per vrachtwagen het meest aantrekkelijk blijft.

3.4.2. Locatie-eisen

De aard van de economische activiteiten die nieuwe regionale bedrijventerreinen aantrekken, bepaalt in belangrijke mate de aard van de ruimtebehoefte. Elk type van bedrijvigheid stelt namelijk zijn eigen locatie-eisen.

ƒ Eisen vanuit de TDL-sector

Uit onderzoek en enquêtes blijkt dat de belangrijkste algemene vestigingseisen voor transport, distributie en logistiek zijn: - directe, congestievrije aansluiting op een hoofdtransportas; - beschikbaarheid arbeidskrachten (omvang, kwaliteit, beschikbaarheid); - nabijheid van logistieke dienstverleners en/of toeleveranciers/kennis; - voorzieningen (brandstof, nutsvoorzieningen, ...); - mogelijkheden voor recycling en/of afvoer van afvalstoffen; - voldoende stelruimte voor vrachtwagens en ruimte voor het realiseren van laad- en loskuilen bij bedrijven; - voorzieningen van overslag tussen verschillende modaliteiten (m.a.w. terminals aan het spoor en het water); - nabijgelegen kavels in de omgeving met dezelfde bestemming; - rechthoekige kavels; - uitstraling en imago terrein; - veiligheid van het terrein en de omgeving, bijvoorbeeld door bewaakte parkeerterreinen en collectieve bewaking.

9 Bron: “Ruimtelijk-economische aspecten van de ontwikkelingen in transport, distributie en logistiek in Vlaanderen”, Idea Consult in opdracht van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap - afdeling Ruimtelijke Planning, 2001

23

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

Specifiek voor de value added logistics10 kan de nabijheid van de markt worden benadrukt, een goede fysieke (ICT-)infrastructuur, de aanwezigheid van logistieke dienstverleners en de nabijheid van een poort.

De toenemende internationalisering heeft de bedrijven in de TDL-sector een schaalvergroting opgelegd, met fusies, overnames of internationale allianties. Dit heeft ruimtelijke gevolgen: grotere bedrijven hebben behoefte aan bedrijventerreinen met grotere kavels.

Uit onderzoek blijkt dat de bedrijfsoppervlakte zeer sterk varieert tussen de ondernemingen. De mediaan bedraagt 1 ha. Bij alle bedrijven neemt de parkeerruimte ongeveer 40% van de oppervlakte in. De grootte van de opslagruimte neemt toe naarmate de onderneming groter is. Bij ondernemingen met meer dan 50 werknemers wordt 40% van de oppervlakte gebruikt voor opslagruimte.

ƒ Eisen vanuit het ruimtelijk beleid

Bedrijven in de TDL-sector hebben specifieke ruimtelijke eisen. De vestigingseisen van de sector moeten worden afgestemd op de eisen en verwachtingen die het ruimtelijk beleid heeft geformuleerd. Drie eisen staan daarin voorop: - Efficiënt ruimtegebruik: Voor grootschalige TDL-activiteiten dienen grote bij voorkeur rechthoekige kavels gereserveerd te worden, met een grootte van minstens 50.000 m². De verhouding tussen de bebouwde ruimte en andere ruimte (toegang tot terrein, ruimte voor circulatie van transport, groenvoorziening,..) is meestal 50/50. Om de ontsluiting te verbeteren zijn enkele grote terreinen te verkiezen boven een mozaïek van kleine en versnipperde terreinen. Locaties die multimodaal ontsloten zijn, moeten zo efficiënt mogelijk worden benut. Efficiënt ruimtegebruik kan ook door collectieve functies (bv. parkeervoorzieningen) aan te bieden voor verschillende bedrijven op hetzelfde terrein; - Duurzame ruimtelijke inpassing: Er dient maximaal rekening te worden gehouden met de omgeving (woongebied, omringend landschap). Een kwaliteitsvolle architectuur van de bedrijfsgebouwen en inrichting van de publieke ruimte kunnen bijdragen aan het imago van het terrein en de landschappelijke integratie; - Duurzame mobiliteit: Dit impliceert een voorkeur voor multimodaal transport en de multimodale ontsluiting van bedrijventerreinen en logistieke parken.

De ontwikkeling van een duurzaam regionaal bedrijventerrein is van groot belang. Naast de hierboven vermelde eisen, legt de Provinciale Ontwikkelingsmaatschappij (POM) Antwerpen ook de nadruk op de volgende maatregelen voor duurzame inrichting:11 - Inbouwen van voldoende buffers: bijvoorbeeld tussen bedrijven en zogenaamde verstoringsgevoelige zones zoals woongebied; - Creëren van gemeenschappelijke infrastructuren of sociale voorzieningen zoals waterbuffers, groenbuffers, bedrijfsrestaurant; - Werken aan een ecologische inrichting van het bedrijventerrein: o openbaar en privaat groen o gemeenschappelijke waterhuishouding o behoud van ecologische verbindingsfuncties o beperken van lichthinder

10 Vlaue added logistics: aanvullende dienstverlening gekoppelde aan opslagactiviteiten (bv. verpakking, etikettering en palettesering). 11 Bron: http://www.provant.be/ondernemen/bedrijfsvestiging/trends/duurzame_terreinen/

24

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

3.4.3. Economische potenties regionaal bedrijventerrein A12 Willebroek

De bedrijvigheid langs de A12 in Willebroek heeft twee mogelijke potenties: logistiek park (100 ha) of gemengd, logistiek georiënteerd, bedrijventerrein (50-100 ha)12. - Logistieke parken zijn gefocust op internationaal gerichte TDL-activiteiten en dienen multimodaal ontsloten te zijn. - Grote gemengde bedrijventerreinen voorzien in een verweving van productieactiviteiten met logistieke dienstverlening. Deze terreinen beschikken over een hoogwaardige wegontsluiting en zijn minstens bimodaal ontsloten. De terreinen worden niet exclusief voorbehouden voor TDL omwille van mogelijke relaties klant – logistieke dienstverlener. In functie van de grootschalige TDL-activiteiten wordt een belangrijk deel van het terrein aangelegd met grote rechthoekige kavels (grootte-orde 50.000 m²) en aangepaste bedieningswegen.

3.4.4. Ruimtelijk-economische eisen bedrijvigheid omgeving A12 Willebroek

De bedrijvigheid langs de A12 in Willebroek heeft volgende ontwikkelingsperspectieven: - kwalitatieve ontwikkeling tot een zone voor grootschalige logistieke functies met een intensief grondgebruik en meervoudig ruimtegebruik; - ontsluiting van het bedrijventerrein naar het nieuw te ontwikkelen verkeerscomplex aan de A12.

Volgende uitgangsprincipes geven de randvoorwaarden voor de ontwikkeling van het gebied: - grote rechthoekige kavels met een oppervlakte in de grootte-orde van 5 ha, met een minimumoppervlakte van 1 ha; - 50/50 verhouding tussen de bebouwde ruimte en andere ruimte; - voldoende ruimte (tot 40%) voor opslag; - zichtlocaties mogen niet leiden tot de ontwikkeling van louter kantoorfuncties; - beperken hinder (geluid, lucht, licht); - voorzien van fietsverbindingen doorheen het ganse gebied; - scheiden van de verkeersafwikkeling van de woonstraten en het bedrijventerrein; - voorzien van kwalitatieve bufferstroken met geluidswallen naar het woonlint toe (al dan niet gecombineerd met waterbuffering); - kwalitatieve buffer naar de open ruimte; - landschappelijke inkleding van het bedrijventerrein met aandacht voor de vormgeving van het omliggende landschap.

12 Richtoppervlakte op basis van het ruimtelijk concept voor het Vlaams Logistiek Netwerk. In de praktijk blijkt dat logistieke parken vaak een kleinere oppervlakte innemen (bijv. logistiek park Seagate Oostende (13 ha), regionaal bedrijventerrein Westrode (58 ha)).

25

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

3.5. Geïntegreerd ontwikkelingsscenario

3.5.1. Realisatie streefbeeld A12

De ontwerpnota van de streefbeeldstudie voor de A12 (tussen de R0 en de Rupeltunnel) is conform verklaard op de provinciale auditcommissie van 14 februari 2006.

A12 vormt als primaire weg – net zoals N16 – een tussenschakel in de maas van het hoofdwegennet die gevormd wordt door R0, R1, E19, E17 en E40. De verbindende functie van A12 – tussen de stedelijke gebieden Antwerpen en Brussel – is dominant ten opzichte van de verbindende functie van N16. Een maximale doorstroming en een beperkt aantal verknopingen dienen deze verbindende functie te ondersteunen. Voor N16 treedt de gewestelijke ontsluitingsfunctie sterker op de voorgrond, maar ook A12 vervult een belangrijke functie als ontsluitingsas voor een aantal regionale en bovenregionale economische concentraties. Deze ontsluitingen worden zo rechtstreeks mogelijk georganiseerd en worden door middel van bakens en zichtlocaties aangegeven langs A12. Woongebieden en andere lokale functies in het studiegebied worden in eerste instantie ontsloten via het onderliggend wegennet. N16 en N211 vormen de hoofdontsluitingsstructuur naar A12 voor de woonwerk-pendel vanuit het hinterland richting Antwerpen en Brussel. De ontsluiting van de woongebieden, maar ook van de economische concentraties wordt deels ondervangen door een duidelijke gestructureerd openbaarvervoers-netwerk, waarbij oost-west- lijnen – eveneens bestaande functionele trans-A12-relaties ondersteunend – op strategische plaatsen worden verknoopt met de noord-zuid-gerichte lijn langs A12. Het infrastructurele aspect van A12 wordt maximaal ingebed in een duidelijke en versterkte natuurlijke structuur, waarbij zowel trans-A12-verbindingen (beekvalleien, open ruimtes, ecologische verbindingen,..) als langse groenrelaties kwalitatief en structurerend worden georganiseerd, en waar mogelijk gecombineerd met bestaande of te realiseren recreatieve en functionele routes over en langs A12.

Binnen het deelgebied “Puurs – Willebroek – Boom” worden twee knopen voorzien: ƒ Enerzijds vormt de knoop A12-N16 de (enige) uitwisseling tussen beide primaire wegen: - In eerste instantie is het essentieel dat beide assen (N16 en A12) onafhankelijk van elkaar kunnen functioneren ten einde een vlotte doorstroming op beide assen te creëren. - In tweede instantie is het ook belangrijk dat de uitwisseling tussen beide primaire wegen vlot wordt georganiseerd (zie ook streefbeeld N16). - Specifiek voor het knooppunt Willebroek-Zuid zijn een tweetal varianten opgemaakt, waarbij uiteindelijk geopteerd is voor variant 2 en waarbij gestreefd wordt naar een minimaal ruimtebeslag van wegenis ten westen van A12 ter hoogte van de tak N16-oost. Bij deze optie wordt weliswaar akte genomen van het standpunt van de gemeente Willebroek die blijft opteren voor een rechtstreekse ontsluiting van de kern van Willebroek zowel naar A12 als naar N16; waar de bovengemeentelijke actoren enkel een rechtstreekse ontsluiting naar N16 vooropstellen. ƒ Anderzijds wordt de knoop Londerzeel – Industrie voorgesteld. De knoop verzamelt verkeer (ondermeer economisch) van de oost- en westkant van de A12. Aan de oostzijde bestaat de mogelijkheid om het noordelijk gelegen terrein (zoekzone voor regionale bedrijvigheid) eveneens aan te sluiten op deze knoop Londerzeel Industrie. Bij deze knoop wordt akte genomen van het standpunt van Kapelle-op-den-Bos die zich niet akkoord verklaart met de inplanting van de knoop in landschappelijk waardevol agrarisch gebied (volgens het gewestplan).

26

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

Figuur 3 Principes streefbeeldstudie A12

De uitwisselingspunten (of knopen) op A12 zijn ongelijkvloers georganiseerd. De Breendonkstraat wordt via een ongelijkvloerse dwarsing (zonder uitwisseling met A12) georganiseerd.

3.5.2. Realisatie streefbeeld N16

Het ontwerpstreefbeeld werd voorgelegd aan de PAC op 18 maart 2004 en werd datzelfde jaar ook conform verklaard.

De weg vervult in de eerste plaats een verbindende functie op Vlaams niveau tussen de hoofdwegen E17 en E19. Aanvullend vervult de N16 eveneens een ontsluitende functie (die in de toekomst zal blijven toenemen omwille van geplande ontwikkelingen), onder meer van de flankerende regionale bedrijventerreinen van Klein-Brabant en Willebroek. Uitgangspunt voor de uitwerking van het ontwerp-streefbeeld is dan ook een goede ontsluiting van de bedrijven en de kernen in combinatie

27

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

met een beperkt aantal aftakkingen op de N16 (weliswaar enigszins tegenstrijdig met het streven naar een scheiding van economisch verkeer en verkeer van en naar de kernen). De N16 verkrijgt als primaire weg type I een goede doorstroming en conflictvrije kruisingen. De uitwisseling met dwarsende wegen –die maximaal gelijkvloers blijven– gebeurt via de combinatie Hollands complex/rotondes.

De verknoping A12/N16 krijgt een ‘poortfunctie’ en gaat uit van een volledig conflictvrije oplossing waarbij zoveel mogelijk infrastructuur wordt hergebruikt. Als basis wordt een volledig klaverblad genomen dat in lengterichting uiteen wordt getrokken over de afstand die bestaat tussen de twee aanknopingspunten van de N16 met de A12 (N16-oost / N16-west). Op deze manier worden de verkeersstromen op de N16 door middel van parallelbanen gescheiden van deze van A12. Het betreft een vrij complexe oplossing die nood heeft aan een heldere bewegwijzering.

Verknoping A12/N16 Ontsluiting kern Willebroek

Figuur 4 Principes streefbeeldstudie N16

De ontsluiting van Willebroek via de N183 naar de noordelijke A12/N16-verknoping verdwijnt omdat dit de configuratie van het knooppunt in het gedrang brengt. Willebroek wordt ontsloten via de knoop Willebroek-Noord, via de bestaande knoop op N16-oost en eventueel via een bijkomend knooppunt op de zuidelijk gelegen N16-oost (via de Akkerlaan), mogelijks in combinatie met de ontsluiting van de bedrijvigheid ten zuiden van de N16. De capaciteitsverhoging aan de Scheldebrug in Temse en het nieuwe tracé N16 in Mechelen worden in het streefbeeld aangehaald als de belangrijkste knelpunten langs het N16-tracé.

3.5.3. Verkeerskundige ontwikkelingen

Het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘op- en afrittencomplex Willebroek-Noord’ is momenteel in opmaak. De Vlaamse Regering heeft op 6 juni 2008 het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Op- en afrittencomplex A12 Willebroek-Noord voorlopig vastgesteld. Het openbaar onderzoek is gepland van 18 augustus tot en met 16 oktober 2008.

28

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

3.5.4. Ontwikkelingen inzake bedrijvigheid

Londerzeel is o.a. door de ligging langsheen de A12 in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen geselecteerd als economisch knooppunt. Door de selectie als economisch knooppunt kan de provincie een taakstelling inzake bedrijvigheid invullen. Momenteel is er een locatie-onderzoek lopende om langsheen de A12 een locatie voor regionale bedrijvigheid af te bakenen. Het programma en de oppervlakte van dit bedrijventerrein is op heden nog niet bekend. Beiden worden verder onderzocht in de visienota van de opdracht.

Op 30 mei 2008 vond de plenaire vergadering plaats van het provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan van het regionaal bedrijventerrein De Hulst te Willebroek en Mechelen. De opmaak van dit PRUP kadert eveneens binnen de bindende bepalingen van het RSPA en het Kaderplan voor de ruimtelijk- economische ontwikkeling van de Brabantse Poort. De vooropgestelde oppervlakte die dient ingevuld te worden inzake bedrijvigheid bedraagt 40 ha.

De Vlaamse Regering heeft op 18 januari 2008 het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan van het specifiek regionaal bedrijventerrein transport, distributie en logistieke zone Westrode te Meise en Londerzeel definitief vastgesteld. Op 29 september 2008 heeft de Raad van State het definitief vaststellingsbesluit geschorst. De oppervlakte van het in te richten hoogwaardig logistiek park bedraagt ca. 56 ha. De ontsluiting is gericht op de A12 via een nieuw op- en afrittencomplex ter hoogte van de grens tussen Londerzeel en Meise met een rechtstreekse ontsluitingsweg naar de bedrijvenzone. Bij het onderzoek naar de ontsluiting van Westrode werd de ontsluitingsproblematiek vanuit een grotere regio mee opgenomen. Vanuit het opgemaakte projectMER werden twee ontsluitingsalternatieven weerhouden, nl. het meest wenselijk alternatief (MWA) en het meest milieuvriendelijk alternatief (MMA) (zie onderstaande figuren) De uitvoering betreft een ‘trompetaansluiting’ die in het MMA ingegraven ligt en in het MMA gedeeltelijk ingegraven ligt.

29

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

Figuur 5 Figuur 6 Meest Wenselijk Alternatief Meest Milieuvriendelijk Alternatief

30

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

De realisatie van het infrastructuurcomplex dient afgestemd te worden op de inrichting en de ingebruikname van het bedrijventerrein. De effectieve ontplooiing van de TDL-activiteiten en het in gebruik nemen van het bedrijventerrein is pas mogelijk als het infrastructuurcomplex operationeel is.

3.6. Juridisch en beleidsmatige context

Zie onderstaand overzicht hierna.

31

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

Relevante juridische en beleidsmatige randvoorwaarden Data Inhoudelijk Relevant Bespreking relevantie MER-decreet en Decreet: 18 december Regelt de m.e.r.-procedure en geeft de ja Plan-MER nodig voor de RUP-procedure. Mogelijk project- uitvoeringsbesluit 2002 categorieën van ingrepen waarvoor een MER-plichtig in functie van de vergunningsaanvraag. Besluit: 10 december milieueffectrapport moet worden opgemaakt Ontheffing is dan evenwel mogelijk. 2004 Plan-MER-decreet (a) Decreet: 27 april 2007 Dit decreet (BS 20/06/2007) vormt een ja Een plan dat wordt opgesteld om middels een Besluit: 12 oktober 2007 wijziging op het m.e.r.-decreet en is sinds wetgevingsprocedure (hier: RUP) door de Vlaamse 01/12/2007 in voege. Het regelt het Regering te worden vastgesteld én dat het kader vormt toepassingsgebied, de inhoud en de procedure voor de toekenning van een vergunning voor een project voor de opmaak van een plan-MER valt binnen het toepassingsgebied van het plan-MER- decreet. Decreet houdende de 18 mei 1999 Regelt de organisatie van de ruimtelijke ja Basis voor het ruimtelijk planningsstelsel op die organisatie van de ruimtelijke ordening in Vlaanderen bestuursniveaus, regelt de ruimtelijke structuurplannen, ordening ruimtelijke uitvoeringsplannen, stedenbouwkundige verordeningen, stedenbouwkundige vergunningen, … Decreet betreffende de 28 oktober 1996 Gecoördineerde tekst van de voormalige ja Basis voor de plannen van aanleg (gewestplannen en ruimtelijke ordening, Stedenbouwwet van 1962 en latere bijzondere plannen van aanleg). Het gebied kent gecoördineerd op 22 oktober aanvullingen verschillende bestemmingen, namelijk als (landschappelijk 1996. waardevol) agrarisch gebied, als woongebied, industriegebied en gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nut (zie Kaart 5). Er zijn 2 bijzondere plannen van aanleg in het onderzoeksgebied gelegen: - BPA KMO-zone Rijksweg A12 (goedgekeurd op 22/01/1990) - BPA Kanaalzone (goedgekeurd op 22/07/1980) Stedenbouwkundige Decreet van 18 mei Vergunning nodig voor uitvoeren van werken ja Een stedenbouwkundige vergunning is onder andere vereist vergunning 1999, hoofdstuk III, die gespecificeerd zijn in het ‘Decreet houdende voor het aanleggen van verhardingen, reliëfwijzigingen afdeling 1, artikel 99 de organisatie van de ruimtelijke ordening’ (grondwerken) en voor het gebruik van grond om een vaste inrichting op te plaatsen. Vlaamse bouwmeester 1 december 1998 De Vlaamse Bouwmeester begeleidt de nee Vlaamse overheid in haar streven naar een goede en kwaliteitsvolle openbare architectuur. Openbare projecten moeten dan ook rekening houden met kwaliteitsbeleid zoals opgesteld door de Vlaamse Bouwmeester

32

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

Data Inhoudelijk Relevant Bespreking relevantie Ruimtelijk Structuurplan 23 september 1997 (BS Geeft een toekomstvisie over hoe we in ja Willebroek wordt in het RSV, gezien de ligging binnen het Vlaanderen 21 maart 1998) Vlaanderen met onze schaarse ruimte moeten stedelijk kerngebied en de Vlaamse Ruit, geselecteerd als Herziening (BS omgaan om een zo groot mogelijke ruimtelijke economisch knooppunt. De inhoudelijke invulling van het 21/04/2004) kwaliteit te krijgen (planhorizon loopt tot economisch knooppunt WIllebroek wordt nader onderzocht 2007); Het RSV behandelt de in het kader van de uitwerking van het stedelijk netwerk structuurbepalende elementen op Vlaams van de Vlaamse Ruit. Specifiek onderzoek voor het verdicht niveau. gebied tussen Mechelen en Sint-Niklaas langs de N16 is noodzakelijk evenals onderzoek naar de noord-zuid gerichte structuur langs het Zeekanaal naar Brussel en de A12 (Antwerpen-Brussel). Het tracé van de N16 tussen de N14 (Sint-Niklaas) tot de A12 (Willebroek-Noord) en van de A1 (Mechelen) tot de A12 (Willebroek-Zuid) is geselecteerd als primaire weg type I. Ook het tracé van de A12 vanaf de R1 (Antwerpen) tot de grens met het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is als primaire weg type I geselecteerd. Provinciaal Ruimtelijk 10 juli 2007 Het PRSV behandelt de structuurbepalende ja Willebroek wordt geselecteerd als structuurondersteunend Structuurplan Antwerpen elementen op provinciaal niveau. hoofddorp type I omdat het nog over potenties beschikt voor de realisatie van bijkomende bedrijventerreinen en woningen. Het specifiek economisch knooppunt Willebroek is onderdeel van de Brabantse poort. Kaderplan voor de ruimtelijke 3 augustus 2006 Gebiedsgericht geïntegreerd strategisch plan Actie 15 in het Kaderplan voor de Brabantse Poort schrijft ontwikkeling van de voor de economische ontwikkeling van de een onderzoek naar de inplanting van een nieuw regionaal Brabantse Poort Brabantse Poort, bestaande uit het bedrijventerrein in de omgeving van de A12 in Willebroek grondgebied van de gemeenten Bornem, Puurs, voor. Niel, Willebroek en Boom. Omzendbrief betreffende de RO/2005/01 In de omzendbrief RO/2005/01 staat dat in de ja In oktober 2007 werd een ruimtelijke visie op landbouw, herbevestiging van de herbevestigde agrarische gebieden in natuur en bos in de regio uitgewerkt in een gewestplannen in het kader uitvoering van het RSPA provinciale initiatieven verkenningsnota. In januari 2008 konden gemeenten, van de afbakening van de mogelijk zijn als deze afgetoetst worden aan de provincies en belangengroepen advies uitbrengen over deze gebieden van de natuurlijke ruimtelijke doelstellingen voor samenhangende nota. In maart 2008 werd het programma voor overleg en agrarische structuur in landbouwgebieden op Vlaams niveau. voorgesteld tijdens een informatievergadering. Dit uitvoering van het programma vormt de basis voor een overlegronde met RSV.Betreffende de gemeenten, provincies en belangengroepen in april en mei beleidsmatige herbevestiging 2008. Op basis van dit overleg wordt het eindrapport van de gewestplannen in het gewenste ruimtelijke structuur uitgewerkt dat een kader van de afbakening van programma van uitvoering bevat. de gebieden van de natuurlijke en agrarische Landbouwgebied Liezele - Breendonk structuur in uitvoering van Landbouwgebied Breendonk - Tisselt het Ruimtelijk Structuurplan De ruimtelijk functioneel samenhangende gebieden dienen Vlaanderen te worden gevrijwaard voor land- en tuinbouw met grondgebonden landbouw als drager van de open ruimte. Zielbeek-Bosbeek Behoud en ontwikkeling van landschappelijk en ecologisch waardevolle lineaire elementen ls natuurverbinding. 33

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

Data Inhoudelijk Relevant Bespreking relevantie Voorstel van afbakening van 03 juli 2001 Verdere invulling van het RSV; geeft inhoud nee het regionaalstedelijk gebied aan het stedelijk gebied en stelt een Mechelen afbakeningslijn van het stedelijk gebied voor

Gemeentelijk ruimtelijk 27 juli 2006 Het GRS behandelt de structuurbepalende ja Het GRS bevat volgende visie: structuurplan Willebroek elementen op gemeentelijk niveau. • Behoud van openheid, open ruimte en tegengaan van versnippering. • Willebroek verder ontwikkelen als belangrijk economisch knooppunt, rekening houdend met de maatschappelijke eisen ten aanzien van de leefkwaliteit, landschap en ecologie. Om de ruimtelijke kwaliteit in Willebroek te garanderen wordt gekozen voor verdichting en/of herinrichting van de bestaande industriezones en indien noodzakelijk een selectieve keuze van nieuwe zones. Nieuwe zones voor bedrijvigheid mogen pas gerealiseerd worden indien alle bestaande industriezones verdicht en/of heringericht moeten worden. • Inbedden van landbouw, natuur en bos in goed gestructureerde gehelen. Gemeentelijk ruimtelijk (in openbaar onderzoek) Het GRS behandelt de structuurbepalende ja Het GRS bevat volgende visie: structuurplan Kapelle-op-den- elementen op gemeentelijk niveau. • Het gebied ter hoogte van de gemeentegrens met Bos Willebroek is geselecteerd als een groot aaneengesloten samenhangend landbouwgebied • Er wordt een nieuwe ontsluitingsweg voorzien ter hoogte van de Bessemstraat – Beekstraat voor de verkeersafwikkeling van de bedrijvigenterreinen in de omgeving. Besluit houdende nadere 26 januari 2007 Regelt de ruimtelijke veiligheidsrapportage ja Voor het beoogde regionaal bedrijventerrein zal niet a regels inzake de ruimtelijke priori een verbod op het vestigen van Seveso-inrichtingen veiligheidsrapportage gelden. Om binnen de besluitvorming die moet leiden tot het op te maken PRUP rekening te houden met dergelijke risico’s voor zowel mens als milieu wordt parallel aan de opmaak van dit planMER een RvR opgemaakt. Decreet houdende algemene 5 april 1995 Creëert een algemeen juridisch kader voor het ja bepalingen in verband met milieubeleid ter overkoepeling van de milieubeleid (DABM) bestaande sectorale regelingen en omvat dus de doelstellingen en de beginselen voor het milieubeleid in Vlaanderen Europese Richtlijn 01 juni 2005 De Europses Richtlijn werd omgezet via het ja Deze regelgeving wordt meegenomen in de discipline 2002/49/EG en omzetting in besluit van de Vlaamse Regering ‘Algemene geluid een besluit van de Vlaamse sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne’ Regering Vlarem I en II en 1 september 1991 Omvat het Vlaamse reglement op de ja Milieukwaliteitsnormen voor water, bodem, geluid en lucht milieukwaliteitsnormen (VLAREM I), milieuvergunningen; bevat onder meer de te

34

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

Data Inhoudelijk Relevant Bespreking relevantie 1 augustus 1995 respecteren immissienormen voor lucht, (VLAREM II) bodem, water en geluid Gemeentelijk 2005 Omvat een vertaling van de visie en ja Het milieubeleidsplan van de gemeente Willebroek 2005- milieubeleidsplan Willebroek doelstellingen van het milieubeleid op 2009 beschrijft relevante acties met betrekking tot gemeenteljk niveau in concrete acties en mobiliteit, natuurwaarden, integraal waterbeheer, maatregelen. geluidshinder, … Voor zover relevant zullen deze bij de respectievelijke disciplines aan bod komen. Mobiliteit Ontwerp Vlaams Oktober 2003 Bepaalt het Vlaamse mobiliteitsbeleid voor de beperkt Dit plan vormt een algemeen kader voor het Mobiliteitsplan komende jaren. Het plan tracht de mobiliteitsbeleid en duurzame mobiliteit in Vlaanderen. bereikbaarheid van steden en dorpen te Hierbij worden doelstellingen en beleidsvoornemens inzake garanderen, iedereen gelijkwaardig toegang tot verkeersveiligheid geformuleerd. mobiliteit te geven, de verkeersveiligheid te vergroten, een leefbare mobiliteit te realiseren en de milieuvervuiling terug te dringen. Gemeentelijk mobiliteitsplan 13 maart 2003 In een gemeentelijk mobiliteitsplan worden alle ja Door de geschikte ligging van Willebroek in de Vlaamse ruimtelijke en verkeersontwikkelingen in kaart Ruit en de ideale ontsluitingsmogelijkheden via diverse gebracht en worden samenhangende vervoersinfrastructuren, is er een grote vraag naar verkeersmaatregelen en ruimtelijke en bedrijventerreinen in Willebroek. Deze bedrijven dienen ondersteunende maatregelen voorgesteld, die zich in eerste instantie op bestaande bedrijventerreinen te nadien in concrete acties worden omgezet. vestigen opdat de huidige infrastructurele voorzieningen optimaal worden benut. Om deze verdichting optimaal te kunnen uitvoeren moeten vervuilde terreinen worden gesaneerd zodat nieuwe ontwikkelingen kunnen plaatsvinden (cfr. GNOP). Het bedrijventerrein Willebroek- Noord is hierbij prioritair te saneren. Het is als strategisch project in het mobiliteitsplan opgenomen (zie maatregelen A4). Indien nieuwe aansnijdingen toch nodig blijken moet een ruimtelijke afweging worden gemaakt gekoppeld aan het meest geschikte bereikbaarheidsprofiel en dient eveneens een ruimtelijke afweging te worden opgemaakt. In Willebroek komen vooral die zones in aanmerking die gelegen zijn langsheen de grote infrastructuren. De locatie voor bijkomende regionale bedrijventerreinen valt onder de bevoegdheid van de provincie. Geluid Besluit van de Vlaamse 22 juli 2005 Dit besluit bevat de omzetting van de Europese ja De geluidsbelastingsindicator Lden en de verschillende regering inzake de evaluatie richtlijn 2002/49/EG in VLAREM. In dit besluit maatregelen worden gehanteerd bij de uitwerking van de en beheersing van worden de factoren Lden en Lnight als discipline geluid omgevingslawaai geluidsbelastingindicatoren naar voor geschoven. Daarnaast wordt een methodiek mbt beheersing van het omgevingsgeluid vastgelegd (opstellen geluidsbelastingkaart, vaststellen knelpunten, voorlichting en opmak actieplan).

35

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

Data Inhoudelijk Relevant Bespreking relevantie Ontwerptekst verkeersgeluid 1998 In 1998 heeft Aminal in samenspraak met AWV ja Dit wordt meegenomen binnen de discipline geluid en een college van erkende MER-deskundigen in geluid en trillingen een ontwerptekst opgesteld voor wegverkeergeluid. De bepalingen in de ontwerptekst zijn enkel van toepassing op het geluid voortgebracht door het wegverkeer op openbare wegen (gewestwegen, provinciale wegen) met een jaargemiddelde verkeersintensiteit (Iv) van minstens 20.000 voertuigen pae (16 uurswaarde: 6 tot 22 h). Ontwerp KB 1991 1991 In het Ontwerp Koninklijk Besluit tot ja Dit wordt meegenomen binnen de discipline geluid vaststelling van grenswaarden voor lawaai binnenshuis en buitenshuis en van geluidsisolatie-eisen voor woningen uit 1991 worden richtwaarden en maximale waarden voorgesteld voor LAeq,T van wegverkeer. Lucht Kaderrichtlijn(96/62/EG) en 27 september 1996 Vormt de basis voor het luchtbeleid binnen de ja Dit wordt meegenomen binnen de discipline lucht dochterrichtlijn inzake Europese Unie. In de dochterrichtlijnen worden luchtkwaliteit voor 13 luchtverontreinigende stoffen luchtkwaliteitsnormen opgelegd. Kyoto protocol 1997 Protocol waarbij waarin verschillende ja Dit wordt meegenomen binnen de discipline lucht industrielanden de verbintenis aangaan de uitstoot van broeikasgassen tussen 2008 en 2012 met gemiddeld 5 % te verminderen ten opzichte van 1990. De broeikasgassen die in het Protocol van Kyoto beschouwd worden, zijn koolstofdioxide, methaan, lachgas, HFK’s, PFK’s en SF6. Het Protocol van Kyoto is in werking getreden sinds 23/10/04. Europese richtlijn 2001/81/EG 27/11/01 De in 2010 te bereiken emissieplafonds ja Dit wordt meegenomen binnen de discipline lucht het NEC-reductieprogramma (National Emission Ceilings, NEC), worden vermeld in Bijlage 1 van de NEC-richtlijn. Naast het voldoen aan deze emissieplafonds legt de richtlijn op dat de lidstaten een programma opstellen voor een geleidelijke vermindering van de nationale emissies van de betrokken stoffen (NOx, SO2, VOS en NH3). Op 12 december 2003 keurde de Vlaamse regering het reductieprogramma goed. Het programma legt de grote lijnen van het emissiereductiebeleid voor deze stoffen tot 2010 vast.

36

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

Data Inhoudelijk Relevant Bespreking relevantie Bodem Delfstoffendecreet en 4 april 2003 Streeft naar een beter beheer van de nee Geen impact inzake ontginningen uitvoeringsbesluit oppervlaktedelfstoffen en wil minstens de effectieve ontginning mogelijk maken. De nodige instrumenten worden in het decreet voorzien Bodemsaneringsdecreet, 22 februari 95 (decreet) Het decreet schept een wettelijk kader dat ja Voor grondverzet van meer dan 250 m³, ook van niet- uitvoeringsbesluit en Vlarebo 05 maart 96 toelaat beslissingen inzake bodemsanering op verdachte gronden, moet een technisch verslag en (uitvoeringsbesluit) systematische wijze te nemen bodembeheerrapport worden opgemaakt, zelfs indien de uitgegraven grond wordt toegepast binnen dezelfde kadastrale werkzone of op de eigendom van de eigenaars van de uitgegraven grond Decreet betreffende de 27 oktober 2006 Het nieuw bodemdecreet is in werking sinds ja In het nieuwe decreet zijn de fundamentele principes uit het bodemsanering en (decreet) 01/06/08 en vervangt het vroegere oorspronkelijke bodemsaneringsdecreet behouden. Een bodembescherming, 14 december 2007 bodemsaneringsdecreet. aantal wijzigingen situeren zich op het gebied van Vlaams reglement betreffende (Vlaamse Reglement) - saneringsplicht en overdracht van gronden: er wordt de bodemsanering en een duidelijke definitie gegeven van de bodembescherming saneringsplichtige, het begrip overdracht van gronden werd gewijzigd - bodemonderzoek- en sanering: de procedures werden gewijzigd ifv een efficiënter proces en afstemming met het (her)ontwikkelen van een grond. Afvalstoffendecreet 2 juli 1981, gewijzigd op Regelgeving met betrekking tot het ja Een grondbalans is momenteel nog niet beschikbaar. Indien 20 april 1994 achterlaten, opslaan, verwijderen en beheren tijdens de werkzaamheden grond vrijkomt, dient deze als en Vlarea 17 december 2004 (BS van afval afvalstof te worden beschouwd en kan enkel als aan de 20 januari 2005) voorwaarden van Vlarea is voldaan gebruikt worden als secundaire grondstof (hergebruik als bodem). Bij aanvoer moet de aangevoerde bodem voldoen aan de specifieke voorschriften (attest) (zie ook Vlarebo) Mestdecreet(decreet 22 december 2006 Hebben tot doel om het leefmilieu te ja Door het voorliggend plan gaan landbouwpercelen verloren houdende de bescherming beschermen tegen verontreinigingen van (verlies aan mestafzetgebied) van water tegen de meststoffen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen) en MAP Beheerovereenkomsten 10 november 2000 (BS Ministerieel besluit dat beheerovereenkomsten nee Geen relevantie inzake beheersovereenkomsten 22 november 2000) op een landbouwbedrijf regelt Grondwater en oppervlaktewater Grondwaterbescherming Decreet van 24 januari Regelt de bescherming van het grondwater misschie Voor de inrichting van het bedrijventerrein kunnen (grondwaterdecreet) 1984, gewijzigd bij tegen verontreiniging. Het omvat onder meer n ondergrondse niveaus uitgewerkt worden (bv. ondergrondse Decreten van 12 de reglementering betreffende de parkings) zodat hiervoor mogelijk tijdelijk bemaling december 1990 en 20 grondwaterwinning, alsook bepaalt het de noodzakelijk is. Tevens dienen ook de nodige voorzorgen december 1996 (BS 31 afbakening van waterwingebieden en genomen te worden om het grondwater in het plangebied te

37

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

Data Inhoudelijk Relevant Bespreking relevantie december 1996) beschermingszones rond drinkwaterwinningen vrijwaren van verontreiniging t.g.v. de exploitatie van het bedrijventerrein. Waterkwaliteitsdoelstellingen 24 mei 1983 en Met dit besluit werden door de Vlaamse ja Het plangebied behoort tot het Bekken van de aanvullingen regering de oppervlaktewateren aangeduid die Benedenschelde. Alle waterlopen binnen het plangebied bestemd zijn voor de productie van drinkwater, hebben de basiswaterkwaliteit als doelstelling. Het Kanaal zwemwater, schelpdierwater en viswater. Voor Brussel-Rupel heeft heeft viswaterkwaliteit als doelstelling. deze oppervlaktewateren gelden de De waterlopen worden gesitueerd op Kaart 11. overeenkomstige milieudoelstellingen zoals bepaald in hoofdstuk 2.3 van titel II van Vlarem Aanduiding kwetsbare zones 14 juni 02 Met dit besluit neemt de Vlaamse regering nee water maatregelen tegen verontreiniging van meststoffen door VHA-zones aan te duiden waarbinnen beperkingen gelden voor de landbouwer die deze gronden gebruikt

Decreet integraal waterbeleid 18 juli 2003 en Legt de principes, doelstellingen en structuren ja Het plan is onderhevig aan de verplichting tot opmaak van aanvullingen vast voor een duurzaam waterbeleid conform een watertoets. Het MER zal hiertoe de nodige elementen de bindende bepalingen van de Europese aanleveren. Kaderrichtlijn Water. Via dit decreet worden De effectief overstroomde gebieden worden weergegeven een aantal nieuwe instrumenten ingevoerd - op Kaart 11. In het plangebied komen langsheen het zoals de watertoets - die de overheid in staat volledige traject van de Bosbeek effectief overstroomde moeten stellen een effectief beleid inzake gebieden voor. integraal waterbeheer te voeren. Het Het plangebied bevindt zich in het bekken van de waterbeheer wordt voortaan beschouwd per Benedenschelde. VHA-zone ‘Zielbeek en Bosbeek’. deelbekken Relevante acties in het deelbekkenbeheerplan worden in de discipline water geverifieerd met het voorliggend plan. Krachtlijnen voor een 23 maart 1999 Dit besluit regelt de voorwaarden en de ja Vooral de codes van goede praktijk met betrekking tot te geïntegreerd rioleringsbeleid verhoudingen waarin het Gewest bijdraagt bij voorziene buffervolumes en infiltratiemogelijkheden zijn van de bouw en verbetering van openbare riolen. belang Tevens werden een aantal codes van goede praktijk (herwaardering van grachtenstelsels en hemelwaterputten en infiltratievoozieningen) toegevoegd aan de bestaande codes Wet op de onbevaarbare 28 december 1967 Deelt de waterlopen in verschillende ja Er wordt een overzicht gegeven van de verschillende waterlopen categorieën in, geeft aan wie er bevoegd is waterlopen bij de discipline water (zie ook Kaart 11). voor het beheer alsook bepalingen naar beheer en onderhoud toe Wet op de bevaarbare 5 oktober 1992 (BS 6 Duidt onder meer aan welke waterlopen als ja Het Kanaal Rupel-Brussel is aangeduid als bevaarbare waterlopen november 1992) bevaarbare waterlopen worden beschouwd waterloop (zie Kaart 11). Regelgeving inzake 5 juli 1956 Regelt de bevoegdheid van de wateringen met nee wateringen als doel in te staan voor de permanente afwatering van lagergelegen gronden. Oorspronkelijk was dit voornamelijk in functie van landbouw, maar sedert het decreet integraal waterbeleid is de taak van de 38

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

Data Inhoudelijk Relevant Bespreking relevantie wateringen meer multifunctioneel. Regelgeving betreffende vrije 26 april 1996 en 18 juli In de Beschikking van de Benelux Economische ja Er zijn geen vismigratieknelpunten gekend binnen het vismigratie 2003 (BS 14 november Unie (26 april 1996) en in het Decreet plangebied. Bij de inrichting van het plangebied dient 2003) Integraal Waterbeleid wordt vooropgesteld dat rekening gehouden te worden met vismigratie op de in alle waterlopen van de hydrografische Bosbeek. stroomgebieden van de Benelux vrije migratie van alle vis-soorten mogelijk gemaakt wordt tegen begin 2010 Regelgeving inzake polders 3 juni 1957 Regelt de bevoegdheid van de polders met als ja Het plangebied valt onder het beheer van de Polder Vliet en doel om het binnendijkse land te behoeden Zielbeek. voor overstromingen door de zee, en het instellen van een optimaal peil in functie van het multifunctioneel gebruik van de gronden (eerst gericht op landbouw, nu sedert het decreet integraal waterbeleid meer multifunctioneel) Gewestelijke 01oktober 04 Stedenbouwkundige verordening inzake ja Voorzien van de nodige hemelwaterputten, stedenbouwkundige hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen bij het verordening buffervoorzieningen en gescheiden lozing van realiseren van bijkomende verharding en de aanleg van een afvalwater en hemelwater. gescheiden systeem van afvalwater en hemelwater. Fauna en flora Vlaamse en/of erkende Art. 32 en 33 van Natuurgebieden die van belang zijn voor het nee In de omgeving zijn er in het kader van het decreet natuurreservaten natuurdecreet behoud en ontwikkeling van de natuur of het betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu geen natuurlijk milieu kunnen door de Vlaamse natuurgebieden aangeduid als ‘Vlaams natuurreservaat’ of regering worden aangewezen of erkend als ‘Erkend natuurreservaat’ natuurreservaat Decreet betreffende het 21/10/97 en aanvullingen Heeft tot doel een bescherming, ontwikkeling ja In of in de onmiddellijke omgeving van het plangebied natuurbehoud en het en herstel van het natuurlijk milieu te worden geen VEN- of IVON-gebieden aangetroffen. natuurlijke milieu verwezenlijken. Belangrijk hierbij zijn het standstill principe en de zorgplicht. Tevens voorziet het in de afbakening van het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN) en het Integraal Verwevings- en Ondersteunend Netwerk (IVON). Art. 16, art. 26 bis en art. 36 ter leggen de opmaak van respectievelijk een natuurtoets, VEN-toets en passende beoordeling vast. NATURA 2000 Europese regelgeving die NATURA 2000 is het streven van Europa om ja In of in de onmiddellijke omgeving van het plangebied Speciale beschermingszones werd omgezet in Vlaamse een samenhangend Europees netwerk te komen geen NATURA 2000 gebieden voor. wetgeving via het vormen van gebieden en beschermingszones. natuurdecreet Omvat speciale beschermingszones aangewezen in toepassing van de Europese Vogelrichtlijn 79/409/EEG (2 april 1979) en Habitatrichtlijn 94/43/EEG (21 mei 1992).

39

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

Data Inhoudelijk Relevant Bespreking relevantie Ramsargebieden 1971 De Conventie van Ramsar heeft tot doel de neen Er zijn geen Ramsargebieden gesitueerd in het ruimere bescherming van waterrijke gebieden van studiegebied internationaal belang. Bosdecreet 13 juni 1990 Regelt het behoud, bescherming, aanleg en ja Binnen het plangebeid komen plaatselijk bosfragmenten beheer van bossen in Vlaanderen. voor. Jachtdecreet 24 juli 1991 en Regelt het verstandig gebruik van wildsoorten nee aanvullingen ten behoeve van de jacht Beschermde dieren en 16 februari 1976 Regelgeving die bescherming regelt van dieren ja Bij de discipline flora en fauna zal worden nagegaan of er planten 22 september 1980 en planten en beperkingen inhoudt naar soorten van deze lijsten in het plangebied voorkomen vervoer, plukken of vangen, … Overeenkomst voor de Conventie werd door Deze conventie handelt over de bescherming ja De relevantie zal nagegaan worden in de discipline fauna en bescherming van vleermuizen België ondertekend op 1 van migrerende wilde diersoorten, dus flora. Het Fort Van Breendonk is een mogelijke verblijfplaats als uitvloeisel van de oktober 1990 en op 3 bescherming over de grenzen heen. Bepaalt voor vleermuizen. Dit wordt in het planMER verder Conventie van Bonn mei 2002 (BS 24 juli) dat het opzettelijk vangen, houden of doden onderzocht. door Vlaanderen van vleermuizen verboden is. Tevens dienen bekrachtigd; trad in sites te worden aangeduid en beschermd die werking op 2 juni 2003 belangrijk zijn voor instandhouding van deze dieren (zoals ook voorzien in de Europese Habitatrichtlijn 92/43/EEG (21 mei 1992) Bermdecreet 27 juni 1984 Doet aanbevelingen naar bermbeheer in functie ja De wegbermen van de ontsluitingswegen van het regionale van de bescherming van fauna en flora bedrijventerrein zullen na de werken overeenkomstig de regelgeving moeten worden beheerd Gemeentelijk 8 juli 1996 Kaderde in het milieuconvenant (overeenkomst ja De acties die hierin zijn opgenomen worden in de discipline natuurontwikkelingsplan tussen de Vlaamse en lokale overheden) en fauna en flora geverifieerd om te kijken of er zich conflicten (GNOP) heeft als bedoeling om op gemeentelijk vlak met voorliggend plan kunnen voordoen. het natuurbestand in kaart te brengen en het beleid te schetsen dat ervoor moet zorgen dat de natuur maximale overlevings- en ontplooiingskansen krijgt. Deze werden meestal vertaald in specifieke acties Landbouw, bouwkundig erfgoed en archeologie Decreet tot bescherming van 03 maart 76 en De bescherming van monumenten, stads- en ja De onmiddellijke omgeving van de Tegelfabriek is een monumenten, stads- en aanvullingen dorpsgezichten wordt geregeld door de wet van beschermd dorpsgezicht bij Besluit dd. 23/11/1998 (BS dorpsgezichten 7 augustus 1931, aangevuld door het Decreet 11/03/1999). De locatie wordt weergegeven op Kaart 13. van 3 maart 1976 tot bescherming van Monumenten en Stads- en Dorpsgezichten, met latere wijzigingen. Dit decreet regelt de bescherming, instandhouding, onderhoud en herstel van monumenten, stads- en dorpsgezichten Decreet betreffende de 16 april 96 en Regelt de bescherming van landschappen en ja De beschermde landschappen en de ankerplaatsen worden landschapszorg aanvullingen de instandhouding, het herstel en het beheer besproken bij de discipline landschap, bouwkundig erfgoed van beschermde landschappen, ankerplaatsen en archeologie. Ten zuiden van het plangebied worden het en erfgoedlandschappen. Stelt maatregelen Kasteel van Houten en het park rondom het Kasteel vast voor de bevordering van de algemene aangeduid als ankerplaats. De ankerplaatsen worden

40

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

Data Inhoudelijk Relevant Bespreking relevantie landschapszorg. Ankerplaatsen kunnen worden gesitueerd op Kaart 13. aangeduid bij besluit van de Vlaamse regering. Wanneer de bepalingen uit de ankerplaatsen worden opgenomen in de ruimtelijke uitvoeringsplannen, spreekt men van erfgoedlandschappen. Landschapsatlas 15 juni 2001 De Landschapsatlas geeft een inventaris van ja In de discipline landschap, bouwkundig erfgoed en de landschappelijke relictgebieden van archeologie worden de relevante relictzones, ankerplaatsen, Vlaanderen. Volgende soorten relicten worden lijn- en puntrelicten opgesomd en besproken. Kaart 13 geeft onderscheiden: relictzones, ankerplaatsen, reeds een overzicht hiervan. Binnen het plangebied komen lijnrelicten, puntrelicten en zichten. volgende relictzones voor: ‘Fortengordel Klein Brabant - Mechelen’; ‘Akker- en valleigebied Vaartland’ en ‘Leefdaalbos-Impe-Molenbeek’. Er worden drie lijnrelicten in het plangebied waargenomen: ‘Zielbeek/Bosbeek’, ‘Willebroekse Vaart’ en ‘Leirekensroue’. De kerk van St. Jan Baptist te Tisselt is een puntrelict.

Regionaal landschap Art. 54 van decreet op Betreft een gebied met landschappelijke nee natuurbehoud waarde en waarrond op initiatief van de Provincie een samenwerkingsverband tussen gemeenten wordt opgezet Decreet op het archeologisch 30 juni 1993 en 28 Regelt de bescherming van het archeologisch ja Maatregelen dienen te worden genomen om het patrimonium februari 2003 (BS 24 patrimonium. Vanaf 1 januari 2004 wordt het archeologisch bodemarchief te beschermen of te maart 2003) beheer en beleid van het onroerend erfgoed in onderzoeken. Hierop zal verder ingegaan worden bij de Vlaanderen (zowel monumenten, landschappen discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie als archeologie) waargenomen door de afdeling Monumenten en Landschappen Beheer open ruimte, 27 juni 1984 Heeft als doel de open ruimte zodanig in te nee ruilverkaveling, landinrichting richten dat alle facetten die in het gebied en natuurinrichting aanwezig zijn zich volwaardig kunnen ontwikkelen. VLM werd opgericht om deze taak tot landinrichting uit te voeren. Bij een ruilverkaveling ligt de hoofdaandacht op de landbouw, bij een natuurinrichting op het behoud van fauna en flora, steeds rekening houdend met het multifunctioneel buitengebied Conventie van Malta 16 januari 1992 Verdrag inzake de bescherming van het ja Maatregelen dienen te worden genomen om het archeologisch erfgoed. archeologisch bodemarchief te beschermen of te - Art. 5.3 van dit verdrag stelt dat onderzoeken. Hierop zal verder ingegaan worden bij de milieueffectrapportages en de daaruit discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie voortvloeiende beslissingen ten volle rekening houden met archeologische vindplaatsen en hun context. - Art. 5.4 legt op om zorg te dragen, wanneer bestanddelen van het

41

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

Data Inhoudelijk Relevant Bespreking relevantie archeologische erfgoed zijn gevonden gedurende bouwwerkzaamheden. - In artikel 6.2. wordt bepaald passende maatregelen te treffen om ervoor te zorgen dat bij grote particuliere of openbare ontwikkelingsprojecten de totale kosten van eventuele noodzakelijk daarmee verband houdende archeologische verrichtingen worden gedekt door gelden afkomstig uit de overheid- of privésector, al naargelang. Op de begroting voor deze projecten dient eveneens een post opgenomen te worden voor voorafgaande archeologische studies en onderzoeken, voor beknopte wetenschappelijke verslagen, alsmede voor de volledige publicatie en registratie van de bevindingen.

Inventaris van het De inventaris van het bouwkundig erfgoed misschie Binnen de discipline landschap, bouwkundig erfgoed en bouwkundig erfgoed (‘Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen. n archeologie wordt de relevantie nagegaan. Inventaris van het bouwkundig erfgoed in Vlaanderen’) vormt een gebiedsdekkend overzicht van het bestaande bouwkundige erfgoed – zowel beschermd als niet-beschermd – in Vlaanderen. Actueel wordt de vaststelling van de inventaris van het bouwkundig erfgoed voorbereid. Deze vaststelling leidt tot een wettelijke erkenning van de objecten die opgenomen zijn. Windplan Omzendbrief Onzendbrief die de nodige randvoorwaarden ja In het zuiden van de zoekzone, langsheen het Zeekanaal, is EME/2006/01 – aanlevert voor het bepalen van de locatie van een zone aanwezig die in aanmerking komt voor het RO/2006/02 windturbines. oprichten van windmolens. Centraal in de zoekzone, tussen de A12 en het Zeekanaal ligt een zone die in beperktere mate geschikt is voor het inplanten van windmolens.

Ter vervollediging van de juridische en beleidsmatige context wordt in de volgende paragrafen de relevante informatie uit de provinciale en gemeentelijke structuurplannen opgelijst – voor zover dit niet reeds eerder bij de verantwoording van het plan is aan bod gekomen.

42

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

3.6.1. Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV)

Het RSV is op 23 september 1997 bij besluit van de Vlaamse regering goedgekeurd. Op 12 december 2003 heeft de Vlaamse regering een partiële herziening van het RSV definitief vastgesteld.

De bedrijventerreinen A12 te Willebroek binnen het stedelijk netwerk van internationaal niveau: de Vlaamse Ruit De bedrijventerreinen A12 te Willebroek zijn gelegen binnen de Vlaamse Ruit. Dit netwerk heeft in Noord-West-Europees verband een grootstedelijke reikwijdte en is van internationaal economisch belang voor Vlaanderen.

Willebroek als economisch knooppunt buiten stedelijke gebieden en buiten economische netwerken Binnen de economische knooppunten dienen de bedrijventerreinen te worden geconcentreerd. Voor bedrijventerreinen gericht naar regionale bedrijven is de differentatie als volgt: - Gemengd regionaal bedrijventerrein: industriële bedrijven (inclusief bouwnijverheid, transport en dienstverlenende bedrijven) - Specifiek regionaal bedrijventerrein: - Wetenschapspark - Transport- en distributiezone - Watergebonden bedrijventerrein - Luchthavengebonden bedrijventerrein - Kleinhandelszone - Kantoor- en dienstenzone - Bedrijventerrein met agro-industrie - Zone voor afvalverwerking en recyclage

Inzake lokalisatie en inrichting staan volgende algemene principes voorop: - een zuinig ruimtegebruik (bouwen in meerdere lagen indien mogelijk, gezamenlijke en gemeenschappelijke voorzieningen, verhoogde dichtheid, ...); - een strikte fasering in het aansnijden van reserveterreinen; - een effectieve beschikbaarheid van bedrijventerreinen; - het vastleggen van inrichtingsprincipes (perceelsinrichting, eenheid in aanleg, bufferzone, integratie van natuurlijke en landschappelijke elementen, inplantingsprincipes,...); - het voorbehouden van grote terreinen voor bedrijven van grote omvang; - het beperken van reserve in eigendom van bedrijven; de reserve wordt afgestemd op de bestaande omvang en de ontwikkelingsmogelijkheden van het bedrijf; - nieuwe watergebonden terreinen uitsluitend voorbehouden voor bedrijven die van de waterinfrastructuur optimaal gebruik maken; - bedrijventerreinen worden zodanig gelokaliseerd en ingericht dat de milieuhinder van het bedrijventerrein naar de omgeving maximaal wordt beperkt (lawaaihinder, licht- en luchtvervuiling, stankhinder, ...); - bij lokalisatie moet het openbaar en collectief vervoer een aandeel hebben of verwerven in de personenmobiliteit; - alle bestaande en nieuwe bedrijventerreinen moeten over een maximale algemene uitrusting (waaronder een gescheiden rioleringstelsel) kunnen beschikken.

Specifiek voor regionale bedrijven gelden onderstaande lokalisatie- en inrichtingsprincipes: - lokalisatie bij voorkeur aansluitend bij de bestaande bedrijventerreinen;

43

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

- verantwoording vanuit een globale ruimtelijke visie op het economisch knooppunt en de positie van het economisch knooppunt in Vlaanderen en in de provincie; in het bijzonder wordt in ieder economisch knooppunt een gewenste ruimtelijk-economische structuur uitgewerkt; - afstemming van de oppervlakte van het regionaal bedrijventerrein op de reikwijdte en het belang van het economisch knooppunt en de spreiding van bedrijventerreinen in de overige economisch knooppunten in de provincie; - afstemming van het bereikbaarheidsprofiel van de locatie op het mobiliteitsprofiel van de voorziene bedrijven (= locatiebeleid); naast de uitwerking van het locatiebeleid dienen ook de in te zetten instrumenten (waaronder ook niet -ruimtelijke instrumenten zoals het organiseren van openbaar en collectief vervoer) te worden aangegeven; - geen kleinhandelsbedrijven op regionale bedrijventerreinen, tenzij op deze die gedeeltelijk als kleinhandelszone zijn afgebakend; - ontsluiting uitsluitend en rechtstreeks via primaire wegen of secundaire wegen; - maximale algemene uitrusting (telecommunicatie, water, gas en electriciteitsvoorziening, waterzuivering en riolering) en maximale specifieke uitrusting voor de respectievelijke specifieke regionale bedrijventerreinen.

Bovenlokale lijninfrastructuren De A12 en de N16 zijn geselecteerd als primaire wegen type I. Op deze wegen worden geen rechtstreekse toegangen tot particulier terrein voorzien. De bouw- en gebruiksvrije zone als erfdienstbaarheid van 30,00m dient zo strikt mogelijk te worden nageleefd. Het Zeekanaal maakt deel uit van het Hoofdwaterwegennet.

3.6.2. Ruimtelijk structuurplan provincie Antwerpen (RSPA)

De bedrijventerreinen A12 te Willebroek binnen de hoofdruimte ‘Antwerpse fragmenten hoeksteen van de Vlaamse ruit’ De bedrijventerreinen A12 te Willebroek maken deel uit van de hoofdruimte ‘ Antwerpse fragmenten hoeksteen van de Vlaamse ruit’ dat sterk verstedelijkt is. In dit gebied worden bij voorkeur hoogdynamische activiteiten ondergebracht.

De bedrijventerreinen A12 te Willebroek binnen de deelruimte ‘Stedelijk landschap Mechelen – Sint-Niklaas’ De deelruimte ‘Stedelijk landschap Mechelen – Sint-Niklaas’ omvat het gebied in het spanningsveld van Antwerpen en Brussel. Het gebied maakt deel uit van de Vlaamse Ruit en is gekoppeld aan belangrijke infrastructuren. Hierdoor heeft het gebied stedelijke en economische potenties. Gezien de aanwezigheid van grote natuurlijke, agrarische en landschappelijke kwaliteiten dienen beide structuren in evenwicht te worden uitgebouwd. Langs de N16 wordt een keten van regionale bedrijventerreinen gevormd, waaronder Willebroek-zuid, die geoptimaliseerd en landschappelijk geïntegreerd dienen te worden. Ook wordt binnen deze deelruimte de Brabantse poort aangeduid, een poort van provinciaal niveau, waarbinnen de voorziene gebieden voor wonen en bedrijvigheid maximaal dienen te worden benut. Gezien de aanwezigheid van verschillende infrastructuren is in het bijzonder distributie van goederen een specifieke taak.

In de uitvoeringsplannen voor de regionale bedrijventerreinen binnen deze deelruimte dienen volgende ontwikkelingsperspectieven te worden uitgewerkt: - Voor de regionale bedrijventerreinen geldt een streng selectief beleid. Kleinhandel en lokale bedrijven zijn hier niet gewenst. Terreinen worden efficiënt benut en zeer dicht bebouwd. - Bij het opmaken van voorschriften worden bedrijventerreinen gedifferentieerd. Zo is bijvoorbeeld bedrijvigheid langsheen het zeekanaal watergebonden. In het algemeen krijgt de distributiesector grote kansen.

44

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

- De hinder van bedrijventerreinen wordt beperkt door het verbeteren van de interne organisatie en ontsluiting ervan. - De ontwikkeling van een lint langs N16 moet sterk worden tegengegaan. - Leegstand op bedrijventerreinen (boven de frictieleegstand) wordt niet geduld. Actieve prospectie, samenbrengen van vraag en aanbod, sanctionering van leegstand, hulp bij het beëindigen van activiteiten enz. zijn daarvoor noodzakelijk. - Het gebied rond Willebroek en Boom telt verschillende vervuilde terreinen. Sanering daarvan is een prioriteit. Overleg en afspraken met het Vlaams gewest zijn noodzakelijk en dringend. - De bedrijventerreinen rond het zeekanaal Brussel - Schelde worden uitgebouwd tot multimodaal knooppunt. De provincie duidt het gebied daarom aan als poort van provinciaal niveau. Als hoogwaardige infrastructuren worden de N16, de A12, de spoorwegen en het Zeekanaal aangeduid. De onderlinge aansluiting van de infrastructuren dient verbeterd te worden.

Willebroek als economisch knooppunt gelegen binnen de Brabantse poort Willebroek is een verdichtingspunt in het stedelijk landschap Mechelen – Sint-Niklaas en heeft vooral potenties inzake de ontwikkeling van multimodale bedrijvigheid en de relatie met het regionaal stedelijk gebied Mechelen. Vanwege het gewenst hergebruik van te saneren terreinen kunnen deze potenties deels worden gerealiseerd binnen de bestaande mogelijkheden van het gewestplan.

3.6.3. Kaderplan voor de ruimtelijk economische ontwikkeling van de Brabantse Poort

Algemeen kader Het kaderplan voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van de Brabantse poort is uitgevoerd in opdracht van de provincie Antwerpen als één van de acties uit het RSPA. Het plan werd opgemaakt om enerzijds een duidelijke visie te ontwikkelen omtrent te economische potenties in dit gebied en anderzijds omdat de relatie tot de belangrijke open ruimte structuren in het gebied bepaald moest worden. Het Kaderplan kadert de uitvoeringstaken van de Provincie in een globale visie en fungeert als beleidskader voor de opmaak van provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen.

De Brabantse Poort bestaat uit het grondgebied van de gemeenten Bornem, Puurs, Niel, Willebroek en Boom. De Brabantse Poort kent een multimodaal karakter door de ligging nabij hoogwaardige infrastructuren, zijnde de E19, de A12, het Zeekanaal en de HST-verbinding. Het gebied is bovendien gelegen tussen twee poorten van internationaal belang, nl. de Antwerpse haven en de luchthaven. De bedrijfstakken waarin de Brabantse Poort op provinciaal niveau goed scoort zijn de chemische sector en de voedingssector. De meeste ontwikkelingskansen worden toegekend aan chemie, farmaceutica en bouwmaterialen. In Willebroek en Boom is de industriële watergebonden concentratie kenmerkend met afwisselend productie, op- en overslag, distributie en logistiek

Visie In het kaderplan werd een visie betreffende de regionale ontwikkeling uitgewerkt. Er wordt een samenhangend geheel van sterke knooppunten vooropgesteld waarin Willebroek opgenomen is als een belangrijk schakelpunt op het kruispunt van de A12-Zeekanaal en de N16. Dit uit zich door een divers aanbod aan werkmilieus en een belangrijke verkeers- en vervoersfunctie. De rol van Willebroek is veelzijdig vanwege de ligging en de bestaande ruimtelijke potenties: aanbieden van zowel nieuwe werklocaties als geherwaardeerde, nu nog sterk verouderde bedrijventerreinen. In relatie met de visie inzake regionale ontwikkeling werden in de studie volgende strategische keuzes gemaakt: - Behoud bestaand netwerk van secundaire activiteiten - Uitbouw van een logistiek en distributienetwerk (met intermodaliteit als belangrijke randvoorwaarde) - Selectieve opvang verbeterende tertiaire sector (in stationsomgevingen en stedelijke herwaarderingsgebieden)

45

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

Met betrekking tot de omgeving van de gemeente Willebroek werd volgende visie vooropgesteld:

De zuidelijke bundel A12-Zeekanaal dient als twee parallelle autonome assen ontwikkeld te worden waarbij de ene as ophangt aan de A12 en de andere as ophangt aan het Zeekanaal. Aan elk van de assen komen twee bedrijvenstrips voor die van elkaar worden gescheiden door open ruimte. Erftoegangen tot de A12 zijn niet langer gewenst. Ontsluitend verkeer dient afgeleid te worden naar twee verkeers- complexen op de A12 in deze regio. De bedrijvenstrips worden gescheiden door de open ruimte die gevormd wordt door Kersdonk, Kasteel van Houtem/Camping Diepvennen

Figuur 7 Gewenste Ruimtelijke structuur – Autonome assen zuidelijk A12-Zeekanaal13

De bedrijvigheid die gelinkt wordt met de A12 dient in twee strips geconcentreerd te worden, nl. t.h.v. Breendonk en t.h.v. Breendonk – Londerzeel (suggestie naar de provincie Vlaams-Brabant). De terreinen dienen als gemengde bedrijventerreinen ontwikkeld te worden en moeten naar de A12 ontsloten worden via respectievelijk een nieuw verkeerscomplex aan Breendonk en het bestaande gespreid complex Londerzeel-Breendonk.

Langsheen het Zeekanaal wordt de bedrijvigheid geconcentreerd in twee bedrijvenstrips, nl.Kapelle- op-den-Bos en Tisselt. Deze bedrijvenstrips dienen een verbeterde ontsluiting te krijgen naar het hoofdwegennet: het gebied ten oosten van het Zeekanaal dient ontsloten te worden via een nieuwe ontsluitingsweg naar de N16, het gebied ten westen door een aansluiting op een nieuw complex ter hoogte van Breendonk. Over het deel op Brabants grondgebied worden geen ontwikkelingsperspectieven meegegeven, het betreft hier een suggestie naar de provincie Vlaams- Brabant. De terreinen langsheen het water dienen maximaal als watergebonden bedrijventerreinen ontwikkeld te worden. Mits een goede ontsluiting naar de N16 kunnen gemengde bedrijventerreinen ontwikkeld worden.

De kernen van Breendonk en Tisselt dienen als rustige woonomgeving ontwikkeld te worden. De bestaande hinder in de kern moet gemilderd worden en nieuwe ontwikkelingen mogen geen bijkomende overlast creëren in de woonkernen. Bijgevolg is bijkomende doorgaand vrachtverkeer niet gewenst.

Potentiegebieden Binnen het Kaderplan Brabantse Poort werden aan de hand van bestaande ruimtelijke structuur 12 potentiegebieden in beeld gebracht waar ruimtelijke mogelijkheden bestaan om bijkomend aanbod aan regionale bedrijvigheid te realiseren. Uit deze potentiegebieden werden nader te onderzoeken

13 Bron: Kaderplan voor de ruimtelijk –economische ontwikkeling van de Brabantse Poort. 2005. i.o.v. Provincie Antwerpen – Dienst Ruimtelijke planning.

46

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

zoekzones gefilterd o.b.v. de vooropgestelde visie voor de ontwikkeling van de Brabantse Poort. Specifiek werden de potentiegebieden aangetoetst aan de mogelijke bijdrage die ze kunnen bieden aan duurzame economische ontwikkeling, aan de opvang van de groeisectoren, aan de mogelijkheden van economische vernieuwing, aan de rendementsmogelijkheden op lange termijn, aan de eco-efficiëntie, aan de link tussen werklocatie en marktsituatie en aan kwalitatieve aspecten inzake locatiekeuze, inpassing in de omgeving, ruimtelijke inrichting, voorzieningen en beheer. Deze aftoetsing resulteerde in 6 weerhouden potentiegebieden (nl. de gebieden 4, 7, 8, 9, 10 en 11). Vier van deze weerhouden potentiegebieden (nl. 8, 9, 10 en 11) zijn gesitueerd in de zuidelijke bundel A12-zeekanaal (Zie figuur 2).

Binnen het Kaderplan Brabantse Poort werden voor de 4 potentiegebieden in de zuidelijke bundel A12 – Zeekanaal volgende afwegingen gemaakt: - Potentiegebied 8: Koning Boudewijnlaan – Baeckelmanstraat o Aansluiting woonkern Tisselt o Grenst aan lokaal terrein o Parkgebied volgens gewestplan o Groot terrein o Gemengde bedrijvigheid o Rationele verkaveling moeizaam door versnippering o Zichtlocatie N16 o Ontsluiting en bereikbaarheid slecht o Zeer moeilijk te ontsluiten richting N16 o Onderdeel van een groot aaneengesloten landbouwgebied o Onteigeningen nodig o Beperkte buffer (woonkern – open ruimte) - Potentiegebied 9: Koning Boudewijnlaan – A12: o Aangrenzend geïsoleerde bedrijven o Aangrenzend woonkern Willebroek o Natuur- en buffergebied volgens gewestplan o Klein terrein o Zichtlocatie knooppunt A12-N16 o Nu directe maar onveilige aansluiting op N16-A12 o Aansluiting te dicht op knooppunt N16-A12 o Unimodaal o Aangrenzend Fort van Breendonk o Aanwezigheid vele kleine landschapselementen o Buffer, oplossing ontsluiting en bestaande bedrijven maken netto-oppervlakte beperkt o Mogelijkheid voor enkele kleinere regionale (beeldbepalende?) bedrijven - Potentiegebied 10: Koning Boudewijnlaan – A12 – Breendonkstraat: o Aangrenzend geïsoleerde bedrijven o Aangrenzend belangrijk aaneengesloten woonlint o Zichtlocatie op knooppunt A12-N16 o Middelgroot terrein o Zeer slechte ontsluiting (erfontsluiting naar hoofdweg, geen mogelijkheid via Breendonkstraat, te dicht op knooppunt N16-A12) o Unimodaal o Geïsoleerd landbouwgebied o Beperkte landschappelijke en natuurwaarde o Buffering woonlint en onteigening gebouwen - Potentiegebied 11: A12 – Peterstraat: o Aangrenzend klein bestaand bedrijventerrein o Aanwezigheid woonlint Peterstraat, geen nabijheid woonkernen o Groot terrein o Zichtlocatie langs A12 met nabijheid knooppunt N16

47

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

o Gemengde bedrijvigheid met mogelijkheden voor transport, logistiek en distributie o Nu matige ontsluiting o In toekomst mogelijkheid tot zeer goede ontsluiting via nieuw verkeerscomplex A12 o Unimodaal o Onderdeel van groot aaneengesloten landbouwgebied o Buffer naar woonlint en naar open ruimte noodzakelijk

De bedrijventerreinen A12 te Willebroek situeren zich op het tweede spoor in de bedrijventerreinenstrategie. Het betreft het faciliteren van een meer algemene economische ontwikkeling door het realiseren van nieuwe gemengde bedrijventerreinen. De potentiegebieden aan de A12 (8, 9, 10 en 11) bieden op langere termijn mogelijkheden voor een ruime verkaveling en een directe aansluiting op de snelweg. Daarom is de geschikte doelgroep hier vooral transport, distributie en logistiek. Gelet op de omvang van deze zoekzones, de afhankelijkheid van de herinrichting van de A12 en het streven naar een goede ruimtelijke inpassing zal eerst diepgaand terreinonderzoek moeten gebeuren. Bij het onderzoek ligt de nadruk op de aanwezige landbouw, de ontsluiting, de capaciteit van het wegennet, de buffering naar de woonwijken en de provinciale taakstelling.

3.6.4. Gemeentelijk ruimtelijk structuurplan (GRS) Willebroek

Het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan van de gemeente Willebroek is op 27 juli 2006 definitief goedgekeurd door deputatie.

Bedrijventerreinen A12 binnen deelruimte Tisselt en omgeving Voor deze deelruimte werden de volgende visie-elementen opgesteld: - De omgeving van Tisselt, namelijk ten oosten en ten westen van de kern, wordt uitgebouwd als een gemeentelijk autonoom landbouwgebied, de valleigebieden van Bosbeek en Zwarte Beek worden geselecteerd als gemeentelijke gevoelige zones. - De omgeving van Kersdonk zal gedeeltelijk bebost worden. - De as van de Oude Spoorwegbaan wordt geselecteerd als een belangrijke landschapsas binnen de gemeente: brug of tunnel om N16 te kruisen. - De kern van Tisselt wordt afgebakend en er wordt een gewenste structuur voor opgemaakt. - Er wordt een maatschappelijk aanvaardbare oplossing opgemaakt voor de zonevreemde woningen rondom Heindonk, uitgewerkt binnen een gebiedsgericht RUP. - De A12 zal vanaf de Breendonksesteenweg onder de grond worden gelegd (suggestie naar hogere overheid). - Het bestaande regionale bedrijventerrein zal verder worden geoptimaliseerd waar er extra aandacht zal gaan naar enerzijds de relatie met de kern en anderzijds met het achterliggende landbouwgebied. - Er zullen binnen de gemeente Willebroek een heel aantal zoekzones (bouwvrij gehouden) worden afgebakend waar er mogelijk nieuwe regionale bedrijvigheid kan komen: zowel langsheen de N16 als langsheen de A12 als duidelijke assen. Deze zones worden in hun huidige structuur geselecteerd als autonome landbouwgebieden. - De bestaande en mogelijks nieuwe bedrijvenzones moeten op zo een manier worden ontsloten dat ze geen overlast bezorgen voor de kernen: aanleg ventwegen, herstructureren knooppunt A12 – N16 (suggestie naar hogere overheid), mogelijks tijdelijke ontsluiting langsheen Oude Spoorwegbaan.

Bedrijventerreinen A12 binnen deelruimte Willebroek – Blaasveld Voor deze deelruimte werden de volgende visie-elementen opgesteld: - Omgeving van de Veertienbunders wordt uitgebouwd als een gemeentelijk autonoom landbouwgebied in waardevol landschap.

48

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

- Er worden natuurverbindingen voorzien langsheen zowel de Bosbeek als de Zwarte Beek door de kernen van Willebroek en Blaasveld. - De kernen Willebroek – Blaasveld wordt afgebakend (verblijfsgebied) als ééndubbelkern en wordt er een gewenste structuur vooropgesteld. - Er wordt een maatschappelijk aanvaardbare oplossing opgemaakt voor de zonevreemde woningen rondom Willebroek – Blaasveld. - Willebroek Noord zal worden (her)ingericht volgens het Brownfield-project waar bestaande en nieuwe woningen, (nieuwe) bedrijvigheid en (nieuw) groen harmonieus met elkaar verweven worden. Er zal een extra ontsluiting worden voorzien vanaf de A12 naar dit gebied toe (suggestie naar hogere overheid). - Het bestaande regionale bedrijventerrein Willebroek – Noord – Oost zal verder worden geoptimaliseerd waar er extra aandacht zal gaan naar enerzijds de relatie kern – bedrijventerrein en anderzijds bedrijventerrein – achterliggend groengebied. - Ten zuiden van de kern van Willebroek wordt het bestaande lokale en regionale bedrijventerrein geoptimaliseerd. Aansluitend aan deze zones kan er binnen een zoekzone bijkomende lokale bedrijvigheid worden voorzien (integratie van lokale in regionale bedrijvigheid). - De bedrijvenzone ten noorden van N16, oosten van A12, ten zuiden van Fort van Breendonk zal worden geïntegreerd in het kerngebonden gebied van de kern van Willebroek. Het Fort van Breendonk wordt eveneens geïntegreerd in het kerngebonden gebied.

Figuur 8 Deelruimte Tisselt en omgeving

49

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

Figuur 9 Deelruimte Willebroek – Blaasveld

Globale principes voor bedrijventerreinen te Willebroek - Nieuwe bedrijventerreinen sluiten minstens aan op één van de grote lijninfrastructuren, zijnde A12, N16, spoorweg en Zeeschelde - multimodaliteit is belangrijk - Landschappelijke integratie – duurzame bedrijventerreinen - Hinderlijke bedrijven zijn niet gewenst - Impact naar mobiliteit en leefbaarheid van de omliggende woonkernen onderzoeken - Nieuwe bedrijventerreinen sluiten aan op bestaande bedrijventerreinen - Bij ligging langs kanaal is watergebondenheid verplicht - Lokale bedrijventerreinen integreren in regionale bedrijventerreinen - De valleigebieden van de Bosbeek en de Zwarte beek vormen samen met de woonlinten sterke assen binnen zoekzones voor bedrijvigheid. Deze assen vormen sterke grensstellende elementen bij de inrichting of afbakening van de bedrijventerreinen. - De ontsluiting van bedrijventerreinen ligt volledig los van de ontsluiting van woonkernen. Ook dient er rekening te worden gehouden met het beschermen van waardevolle open ruimte gebieden. - De geselecteerde zones voor bedrijvigheid worden afgebakend als bouwvrije zones.

Specifiek naar de relatie in functie van bedrijventerreinen Puurs – Willebroek worden volgende principes toegekend: - De verkeersdruk moet gecontroleerd en zo accuraat en snel mogelijk geoptimaliseerd worden door vlotte aantakkingen op het hogere verkeersnet, zonder overlast te bezorgen aan enig woon- of ander gebied.

50

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

- Voor wat betreft de verknoping A12 – N16 dienen de gemeente Willebroek en Puurs, in overleg met elkaar en de andere sectoren, verantwoorde en werkbare oplossingen te zoeken. Uiterste zorg moet besteed worden besteed aan het voorkomen van hinder ten opzichte van de woonkernen. - Aard en grootte van de industriegebieden: de aard en grootte van de industriële vestigingen langsheen de A12 dient grondig te worden bestudeerd. Een doordachte keuze van type en grootteorde van de bedrijven met hun eventuele nadelige effecten moeten correct worden ingeschat. Er kan geen nadelig effect worden aanvaard op de kernen van Ruisbroek, Rijweg (geen doortrekken van de Dendermondsesteenweg) en Breendonk. De cultuurlijke buffer van de A12 kan hiertoe bijdragen. - Handelsvestigingen: zuivere klein- en groothandelsvestigingen kunnen niet aanvaard worden in de industriezones langsheen de A12. Conform het Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan moeten kleinhandelsconcentraties geweerd worden buiten de stedelijke gebieden en geconcentreerd en verweven worden in de stad of in de kernen van het buitengebied. Nieuwe inplantingen van zuivere handelsvestigingen zijn derhalve niet gewenst.

Cluster As N16 De zoekzones voor bedrijvigheid tussen Tisselt en Willebroek wordt verscherpt met één duidelijke visie: één groot blok bedrijvigheid langsheen de N16. Deze ontwikkeling van de zoekzones mag niet gerealiseerd worden voor er een duidelijke visie is opgesteld voor Willebroek Noord West. Binnen deze cluster zijn delen 2 en 3 van belang voor het onderzoeksgebied: - Zoekzone N16 deel 2: Het gebied tussen de Baeckelmansstraat, de Breendonkstraat, het Kanaal Schelde - Brussel en de N16 (Ring). Dit terrein sluit aan op het bestaande bedrijventerrein langsheen het Kanaal Schelde – Brussel. De ontwikkeling van de nieuwe bedrijvigheid zou kunnen worden gerealiseerd, volgens het gewestplan, in agrarisch gebied. - Zoekzone N16 deel 3: Dit is het gebied tussen de A12, de N16 en de Breendonkstraat.

De inrichtingsvoorwaarden voor deze delen zijn: - Integratie van de assen (beekvallei) - Uitbreiding bedrijvigheid landschappelijk verantwoord inplanten - De gebieden worden ontsloten vanaf het te herinrichten knooppunt A12-N16 - Buffering bedrijventerrein naar alle woongebieden - Zichtlocaties langsheen de N16 - Aansluiten op grote infrastructuren - Integreren van het nog te realiseren fietspad over de oude spoorwegbaan onder de N16 door (veiligheidsmaatregelen voorzien op de kruising van de fietsroute met de ontsluitingsweg van het nieuwe bedrijventerrein)

Voor delen 2 en 3 volgende infrastructurele aanpassingen van toepassing: - Herinrichting knooppunt A12 – N16 - Aanleg ventweg langsheen N16 - Verbreding brug over Breendonkstraat - Doortrekken fietsverbinding Oude Spoorwegbaan (onder of boven N16)

Voor delen 2 en 3 kan 73ha voor nieuwe bedrijvigheid worden aangesneden.

Cluster As A12 De cluster “As A12” bestaat uit twee delen: - deel 1: gebied tussen de A12, de Peeterstraat en de Bessemstraat voor wat betreft de gemeente Willebroek - aan de overzijde van de A12, op het grondgebied van de gemeente Puurs is er reeds bedrijvigheid aanwezig. Dit gebied wordt dan ook ontwikkeld als één geheel met het bedrijventerrein van Puurs. Dit is mogelijk wanneer de A12 in een koker is gegoten.

51

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

- deel 2: gebied tussen de A12, de Breendonkstraat en de Peeterstraat. De oostzijde wordt afgebakend door de Wolvenweg. Er zal strenger worden toegezien dat de overgang tussen bedrijvigheid en het open gebied hier perfect verloopt. De schrik om hier het achterliggend open ruimte gebied aan te tasten is veel groter. De twee gebieden worden gedragen door volgende assen: - (Woon)lint langsheen Peeterstraat. - (Woon)segment langsheen Bessemstraat.

De inrichtingsvoorwaarden voor deze gebieden zijn dezelfde als de inrichtingsvoorwaarden die zijn opgesteld voor de zoekzones langsheen de N16.

Deze inrichting bevat de volgende infrastructurele aanpassingen: Voor de ontwikkeling van dit gebied tellen dezelfde infrastructurele aanpassingen als deze die voor de zoekzones langsheen de N16 werden voorzien. Enkel moet de ventweg doorgetrokken worden.

Voor deel 1 en 2 kan respectievelijk 30 ha en 25ha voor nieuwe bedrijvigheid worden aangesneden.

Cluster Willebroek – Zuid Deze cluster was tot recent nog maar sporadisch ingevuld. De gemeente stelt voor om het zuidwestelijke gedeelte om te zetten voor bosuitbreiding. Dit sluit aan bij de reeds voorgestelde bosuitbreiding in het westen (zie gewenste natuurlijke – landschappelijk en agrarische structuur). Er moet vermeden worden dat de ontsluiting via de kernen zal gebeuren, zowel via Tisselt als langsheen Kapelle-Op-Den-Bos. Er dient verder overleg gepleegd te worden, zowel provinciaal tussen Vlaams Brabant en Antwerpen als gemeentelijk tussen Willebroek en Kapelle-Op-Den-Bos. Hierbij moet er rekening gehouden worden met reeds bestaande categorisering en de optie onderzocht worden om desnoods een nieuwe ontsluiting te voorzien naar de A12 – N16 (verder te onderzoeken in de streefbeeldstudies van de A12 – N16).

Vrijliggende gebieden Binnen het onderzoeksgebied zijn een tweetal ‘vrijliggende gebieden’ voor regionale bedrijvigheid aangeduid: - Gebied 1: ten noorden van N16, ten oosten van de A12 en ten zuiden van het Fort van Breendonk. Momenteel gebeurt de ontsluiting langsheen een oprit van de A12 wat geen ideale situatie met zich meebrengt: bij de herstructurering van het knooppunt A12-N16 zal hiervoor een oplossing moeten gevonden worden. Ruimtelijk zijn er hier geen problemen. Er wordt binnen het GRS het volgende voorgesteld: o Indien het technisch en verantwoord is om dit gebied te ontsluiten langsheen het knooppunt A12 – N16 kan dit gebied blijven bestaan. Ontsluiting langsheen de kern van Willebroek is niet toegestaan. o Het bestaande bedrijf wordt geïntegreerd in het kerngebonden gebied van de kern Willebroek. - Gebied 2: In de kern van Tisselt. Dit bedrijf is juridisch volledig juist gesitueerd maar ruimtelijk is het een ramp: gesitueerd binnen het woongebied van Tisselt. Er wordt in het GRS het volgende voorgesteld: o De ontsluiting van het terrein mag niet meer gebeuren via de kern van Tisselt en/of via de Baeckelmansstraat. De ontsluiting zal in de toekomst langsheen de nieuwe ventweg die het nieuw bedrijventerrein langsheen de N16 ontsluit moeten gerealiseerd worden. Hierbij moeten er extra maatregelen worden getroffen die garant staan voor de veiligheid van de inwoners van Tisselt (zeker bij de kruising met de Baeckelmansstraat). o Er moeten extra elementen naar voor worden gebracht die de leefbaarheid van woningen rond het terrein moeten kunnen garanderen. o De voorkeur gaat uit naar een herlocalisatie van het bedrijventerrein naar het nieuwe bedrijventerrein (zoals in voorgaande puntjes is beschreven). Bij herlocalisatie van dit

52

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

terrein wordt er in de visievorming van de kern van Tisselt beslist wat de nabestemming van dit terrein moet zijn: een nieuw bedrijf is niet toegelaten.

Volgende selecties zijn van eveneens van belang: - Huidig landbouwgebied = gemeentelijk autonoom landbouwgebied - Vallei van de Bosbeek = gemeentelijke gevoelige zone en een gemeentelijke landschapsverbinding - Zeekanaal = gemeentelijke landschapsverbinding - Gebied in het zuiden van de gemeente en ten oosten van het bedrijventerrein aan het Zeekanaal = gemeentelijk bosverwevingsgebied - Binnen het onderzoeksgebied aan de N16 en A12 = zoekzones voor regionale bedrijvigheid - Breendonkstraat, Baeckelmansstraat, Jozef De Blockstraat, Beekstraat = lokale verbindingsweg (type I) - Peeterstraat, Bessemstraat = gebiedsontsluiting (type II) - Knooppunt A12 – Breendonkstraat = brug - Woonuitbreidingsgebied Oude Spoorwegbaan schrappen - Woonuitbreidingsgebied Akkerlaan: bevriezen - Einde woonlint Peeterstraat = attractiepunt

3.6.5. Gemeentelijk ruimtelijk structuurplan Kapelle-op-den-Bos

Het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan van de gemeente Kapelle-op-den-Bos is voorlopig aanvaard door de gemeenteraad tijdens de zitting van 22 oktober 2008. Het dossier ligt vanaf 20 november 2008 tot en met 18 februari 2009 ter inzage in het kader van openbaar onderzoek

Bedrijventerreinen A12 grenst aan deelruimte open ruimte Het bedrijventerrein A12 grenst aan de noordelijke grens van de gemeente. Het aanpalende gebied maakt er volgens het GRS deel uit van het open ruimte gebied. Meer specifiek behoort het gebied dat grenst aan de A12 een groot aaneengesloten samenhangend landbouwgebied, waarin grondgebonden landbouw als ruimtelijke drager van het open cultuurlandschap wordt erkend. Deze goed gestructureerde agrarische gebieden worden maximaal gevrijwaard voor beroepslandbouw. In de omgeving van het Kasteel van Houtem wordt grondgebonden landbouw als drager van openruimtekamers in afwisseling met natuur- en woonfuncties aanzien. In dit gebied staat het behoud van de landbouwfunctie, in afwisseling met natuur- en woonfuncties, voorop.

Bedrijventerreinen A12 ligt ten noorden van bestaande lintbebouwing De bebouwing langsheen de Tisseltstraat is in de gewenste nederzettingsstructuur geselecteerd als bestaande lintbebouwing.

Ontsluiting van Kapelle-op-den-Bos richting A12 Op dit ogenblik is er geen volwaardig op- en afrittencomplex ter hoogte van Kapelle-op-den-Bos aanwezig. Op de A 12 kan nu vanaf verschillende lokale wegen rechtstreeks worden aangesloten; er bevinden zich zelfs verschillende erffuncties langs deze weg. In het mobiliteitsplan van Kapelle-op- den-Bos werd ervoor geopteerd om de aansluiting ter hoogte van de gemeente met de A 12 te behouden, doch wel te verbeteren. De erffunctie langs de A 12 dient in de toekomst via ventwegen ontsloten te worden. De manier van aansluiten dient bepaald te worden in overleg met Londerzeel, Meise, Kapelle-op-den-Bos, Willebroek, de provincie Vlaams Brabant en Antwerpen en het Vlaams Gewest (AWV, AMINAL, AROHM). Er wordt voorgesteld om een bijkomende ontsluiting te voorzien t.h.v. de Bessemstraat (rekening houdende met de geplande ontwikkelingen te Willebroek).

53

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

4. Beschrijving van het plan

4.1. Voorwerp van het MER

4.1.1. Relatie ruimer onderzoeksgebied – afgewogen zoeklocaties

Voorafgaand aan de opmaak van voorliggend planMER werd in een ruimtelijke analyse abstractie gemaakt van de potentiegebieden zoals aangeduid in het kaderplan van de Brabantse Poort. De vier potentiezones langsheen de A12 werden verenigd en verruimd tot één groot onderzoeksgebied. In dit ruimer onderzoeksgebied werden op basis van ruimtelijke, milieukundige en veiligheidsuitgangspunten de meest geschikte locatie(s) voor een regionaal bedrijventerrein bepaald.

In de ruimtelijke analyse werden randvoorwaarden/aandachtspunten bepaald die resulteerden in de bepaling van zoeklocaties: locaties gelegen in het onderzoeksgebied waar regionale bedrijvigheid mogelijk is. De randvoorwaarden en aandachtspunten komen voort uit de planologische, ruimtelijke, juridische en ruimtelijk-economische context. Zoals reeds vermeld werden bij de bepaling van de mogelijke locaties voor regionale bedrijvigheid ook reeds milieuaspecten in rekening gebracht. Vanuit elke discipline werden ruime randvoorwaarden/aandachtspunten opgelijst waarmee rekening moest gehouden worden bij de afbakening van de zoeklocaties. De randvoorwaarden en aandachtspunten vanuit de milieuhoek worden opgelijst bij de ruimtelijke randvoorwaarden.

Bij de oplijsting werd een onderscheid gemaakt tussen selecties (uit goedgekeurde beleidsdocumenten met een juridisch statuut) of sectorale wetgeving enerzijds en inrichtingsprincipes anderzijds. De selecties of sectorale wetgeving zijn dwingend. Deze kunnen niet overschreden worden. De inrichtingsprincipes zijn richtinggevend, waarmee bij voorkeur rekening gehouden wordt bij de bepaling van de zoeklocaties. De randvoorwaarden en aandachtspunten worden weergegeven onder 4.1.2.

Vervolgens werden de opgelijste aandachtspunten en randvoorwaarden, die bepalend zijn voor de afbakening van de zoeklocaties, vertaald in structuurbepalende elementen die enerzijds betrekking hebben op de omgeving en anderzijds op het programma. Op basis van de structuurbepalende elementen in het onderzoeksgebied werden zoeklocaties afgebakend die in aanmerking komen voor de realisatie van regionale bedrijvigheid. Deze zoeklocaties zullen het voorwerp uitmaken van voorliggend planMER. Deze zoeklocaties zijn nog maar indicatief afgebakend. De afbakening van deze zoeklocaties kan aangepast en verfijnd worden op basis van de resultaten van het uiteindelijke planMER.

4.1.2. Randvoorwaarden en aandachtspunten14

Vanuit de planologische context

RSV Selecties ƒ Bedrijventerreinen A12: regionale bedrijventerreinen in de Vlaamse Ruit ƒ Willebroek als economisch knooppunt ƒ A12 – N16: primaire wegen ƒ Zeekanaal: hoofdwaterweg

14 Bron: Onderzoek naar de mogelijkheden voor de inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek. Analyse- en onderzoeksnota. 2008.

54

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

Inrichtingsprincipes voor regionale bedrijventerreinen ƒ Zuinig ruimtegebruik ƒ Grote terreinen voor grote bedrijven ƒ Nieuwe watergebonden terreinen voor watergebonden bedrijven ƒ Beperking milieuhinder ten aanzien van de omgeving ƒ Aansluiten bij bestaande bedrijvigheid ƒ Geen kleinhandelsbedrijven toestaan ƒ Ontsluiting rechtstreeks via primaire of secundaire wegen RSPA Selecties ƒ Bedrijventerreinen A12: regionaal bedrijventerreinen in Brabantse Poort ƒ Willebroek: hoofddorp ƒ Breendonk – Tisselt: woonkern ƒ Tussen Bos van Moretus en Bosbeek – vallei van de Kleine Nete: natuurverbinding ƒ Fort van Breendonk: buitenste fortengordel: baken Kaderplan Brabantse Poort Inrichtingsprincipes ƒ Bedrijventerreinen A12: onderdeel van de deelruimte ‘autonome assen zuidelijk A12 – Zeekanaal ƒ Gemengde regionale bedrijventerreinen ƒ Ontsluiting via A12 (niet rechtstreeks maar wel via 2 nieuwe verkeerscomplexen) of Zeekanaal ƒ Geen bijkomende verkeershinder te Tisselt GRS Selecties ƒ Vallei van de Bosbeek: gemeentelijke gevoelige zone en een gemeentelijke landschapsverbinding ƒ Onderzoeksgebied: gemeentelijk autonoom landbouwgebied ƒ Zeekanaal: gemeentelijke landschapsverbinding ƒ Omgeving Kersdonk: gemeentelijk bosverwevingsgebied ƒ Onderzoeksgebied Tussen N16 en A12: zoekzone voor regionale bedrijvigheid ƒ Breendonkstraat, Baeckelmansstraat, Jozef De Blockstraat, Beekstraat: lokale weg type I ƒ Peeterstraat, Bessemstraat: lokale weg type II ƒ Woonuitbreidingsgebied Oude Spoorwegbaan (ten W van Tisselt): schrappen ƒ Woonuitbreidingsgebied Akkerlaan: bevriezen ƒ Einde woonlint Peeterstraat: attractiepunt Inrichtingsprincipes voor een regionaal bedrijventerrein ƒ Afstemming woonkernen en landbouwgebied ƒ Ontsluiting via A12 of N16 – via Zeekanaal ƒ Integratie van lokale bedrijvigheid ƒ Hinderlijke bedrijven zijn niet gewenst ƒ Valleigebieden en woongebieden als grensstellende elementen ƒ Ontsluiting los van ontsluiting woonkernen ƒ Landschappelijk verantwoorde inpassing met inpassing van valleigebied

55

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

ƒ Zichtlocaties langsheen N16 – A12 ƒ Site Kersendonk: rechtstreeks ontsluiten via N16 – A12 ƒ Herlocalisatie bedrijf in kern van Tisselt Streefbeeld Inrichtingsprincipes ƒ Herinrichting N16: - goede doorstroming en conflictvrije (gelijkvloerse) kruisingen - verknoping met A12: poortfunctie met parallelbanen aan A12 - ontsluiting van bedrijvigheid kan via N16 (thv Akkerlaan) op voorwaarde dat de kern van Willebroek eveneens langs dit knooppunt ontsloten wordt ƒ Herinrichting A12: - maximale doorstroming met een beperkt aantal verknopingen - geen rechtstreekse aansluiting van woongebieden en andere lokale functies - 2 knopen: o Knoop A12-N16 o Knoop Londerzeel Industrie – verkeer wordt via een ventweg verzameld - Ondertunneling Breendonkstraat Fietsroutes Selecties ƒ Traject Breendonkstraat – Baeckelmansstraat – oude spoorwegbedding: functionele fietsroute ƒ Westdijk: hoofdroute ƒ Wolvenweg – Beekstraat: onderdeel fietsknooppuntennetwerk

Randvoorwaarden vanuit de ruimtelijke context

Landschap Inrichtingsprincipes ƒ Behouden en optimaal inpassen van positieve beelddragers: Fort van Breendonk, Spaans kasteel, perceelsrandbegroeiing en het rechthoekig percelenpatroon ƒ Vrijwaren van de beekvalleien ƒ Respecteren van minimale afstand tussen bedrijvigheid en bewoning ƒ Visuele buffering van bedrijventerrein ƒ Aangepaste typologie Bodem Inrichtingsprincipes ƒ Vrijwaren van de beekvallei van de Bosbeek Natuur Inrichtingsprincipes ƒ Aangezien het Fort van Breendonk een belangrijke verblijfplaats kan vormen voor vleermuizen, is het belangrijk een invliegzone voor vleermuizen ter hoogte van het fort van Breendonk te voorzien. Daarenboven dient tussen het Fort en het bedrijventerrein een groenbuffer te worden voorzien. ƒ Het is aangewezen een voldoende brede bufferzone langsheen de beekvallei te vrijwaren teneinde de ecologische ontwikkeling van de beek mogelijk te maken. ƒ De ecologische waardevolle gebieden vrijwaren en de kleine landschapselementen indien mogelijk

56

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

integreren in het bedrijventerrein. Water Inrichtingsprincipes ƒ Vrijwaren van de beekvallei van de Bosbeek ƒ Behoud tracé van de waterlopen ƒ Waterlopen integreren in groenstructuren ƒ Maximaal gebruik van infiltrerend materiaal bij het inrichten van het terrein. ƒ Het kombergend vermogen mag niet afnemen, teneinde bijkomende wateroverlast te vermijden. ƒ Gezien de overstromingsproblematiek in het onderzoeksgebied, is het voorzien van voldoende buffering voor het afstromende hemelwater noodzakelijk. ƒ Afname oppervlaktewaterkwaliteit vermijden Landbouw Inrichtingsprincipes ƒ Voorzien van begeleidende maatregelen voor de getroffen landbouwers Bedrijvigheid Inrichtingsprincipes ƒ Voorzien van een rechtstreekse ontsluiting van de bestaande bedrijventerreinen op het bovenlokale wegennet (A12, N16 en Zeekanaal) Wonen en dienstverlening Inrichtingsprincipes ƒ Respecteren van een minimale afstand tussen bedrijvigheid en bewoning ƒ Zonering van bedrijventerrein: bedrijven met belangrijke emissies op voldoende afstand van bewoning en geluidsemitterende installaties binnen de bedrijfsvloer zo ver mogelijk van de woningen ƒ Geluidswerende maatregelen tussen bedrijvigheid en bewoning ƒ Zonering van bedrijventerrein zodat geluidsbelastende activiteiten op maximale afstand van bewoning gelokaliseerd zijn ƒ Uitsluitend van bepaalde types van bedrijvigheid indien nodig ƒ Vrachtverkeer en sluipverkeer in woonstraten vermijden Verkeer en vervoer Inrichtingsprincipes ƒ Ontsluiting van bestaande en toekomstige bedrijvigheid naar het hogere wegennet via een rechtstreekse en gemeenschappelijke infrastructuur ƒ Goede inplanting van de ontsluitingswegen ƒ Voorzien van gescheiden fiets- en wandelpaden ƒ Behoud van de huidige fietsroutes – bij verlegging dient het netwerk volledig te blijven ƒ Optimaal benutten potentie watergebonden bedrijvigheid Geluid Sectorale wetgeving ƒ Een minimale afstand van 100m tussen woningen en bedrijfsgebouwen wordt vooropgesteld. ƒ Indien er een betoncentrale of breekwerf wordt ingeplant dient een afstand van circa 400m ten aanzien van de woningen te worden gerespecteerd. Inrichtingsprincipes ƒ Activiteiten met veel geluidsproductie dienen zo ver mogelijk van de bewoning (dus eerder dichter bij de A12) voorzien worden. Stillere bedrijven kunnen dichter bij de bewoning ingeplant worden.

57

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

ƒ Er mogen geen geluidsbronnen gericht worden naar de woonomgeving en de activiteiten zijn aan de binnenzijde van het bedrijventerrein te organiseren. Voorstel is om aan de zijde van de woningen een blinde muur te voorzien. Deze constructie kan dan bijkomend het geluid afkomstig van de A12 dempen. ƒ Er worden op het bedrijventerrein bij voorkeur geen ontsluitingswegen langsheen de woonkernen voorzien. Indien dit toch nodig is, kan geopteerd worden om het gebruik van deze wegen ’s nachts te verbieden. Het oprichten van een geluidsberm kan wenselijk zijn. ƒ Ontsluiting van het bedrijventerrein doorheen de bewoning mag niet toegelaten worden. Lucht Inrichtingsprincipes ƒ Activiteiten met belangrijke luchtverontreinigende emissies dienen zo ver mogelijk van de bewoning voorzien worden. ƒ Het bedrijventerrein dient omwille van de overheersende windrichting zo ver mogelijk van bewoning in noordoostelijke richting te liggen. Dit betekent bij voorkeur zo dicht mogelijk tegen de A12. ook dient een ligging van het bedrijventerrein in het uiterste zuidwesten te worden vermeden omwille van de invloed voor Tisselt. ƒ Er worden bij voorkeur geen ontsluitingswegen langsheen de woonkernen voorzien. ƒ Bij de weginrichting zo weinig mogelijk snelheidsveranderingen genereren (rotondes, taluds, wegversmallingen, …) Veiligheid Sectorale wetgeving ƒ Ten aanzien van het extern risico dat verbonden is aan een ‘Seveso-inrichting’ vormen de aanwezigheid van woongebieden (woongebieden conform het gewest – woningen binnen goedgekeurde, niet-vervallen verkavelingen) en kwetsbare functies een harde randvoorwaarde. Voor magazijnen zal de typische afstandseis tot gebieden met woonfunctie in het bereik van 100,00m tot 300,00m liggen. ƒ De aangeduide veiligheidszonering moet worden gerespecteerd (dit is de contour die weergeeft welke (harde) impact de benutting van de draagkracht van het bedrijventerrein impliceert naar ontwikkeling van gebieden met woonfunctie en naar nieuwe kwetsbare locaties toe. ƒ Er mogen geen seveso-bedrijven worden opgericht in of nabij waardevolle of bijzonder kwetsbare natuurgebieden. Inrichtingsprincipes ƒ De seveso-bedrijven dienen op voldoende afstand van door publiek bezochte gebieden (discotheek Carré) en recreatiegebieden en –gebouwen te worden opgericht. Ook dient een zekere afstand te worden gerespecteerd ten aanzien van hoofdtransportwegen (A12 en N16), pijpleidingen, hoogspanningsleidingen, LPG-stations en windturbines. ƒ Seveso-bedrijven moeten voorzien worden van enerzijds opvangvoorzieningen voor lekken van gevaarlijke stoffen en voor verontreinigde bluswaters en anderzijds van blusvoorzieningen. Bij voorkeur worden deze gemeenschappelijk georganiseerd. ƒ Het vervoer van Seveso-bedrijven buiten bewoning houden en een vlotte verkeersafwikkeling genereren.

Randvoorwaarden vanuit de juridische context

Beschermingen Inrichtingsprincipes ƒ Geen beschermingen binnen het onderzoeksgebied

58

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebieden / VEN-gebieden Sectorale wetgeving ƒ Geen beschermingen binnen het onderzoeksgebied Gecategoriseerde waterlopen Selecties ƒ 1° categorie: geen ƒ 2° categorie: Bosbeek – Motselaarloop (gedeeltelijk) ƒ 3° categorie: Meerloop - Motselaarloop (gedeeltelijk) – niet-benoemde waterloop ƒ Niet-gecategoriseerde waterlopen ƒ Effectief overstromingsgevoelig gebied: vallei Bosbeek ƒ Mogelijk overstromingsgevoelig gebied: ter hoogte van Motselaarloop – ter hoogte van Breendonkstraat: zie kaart 11 in bijlage

Randvoorwaarden vanuit de economische context

Economische doelgroepen Inrichtingsprincipes ƒ Transport, distributie en logistiek ƒ Aandacht voor multimodaliteit Aard ruimtebehoefte Inrichtingsprincipes – eisen vanuit de sector Eisen vanuit de sector ƒ Ontsluiting op hoofdtransportassen ƒ Nabij dienstverleners en toeleveranciers ƒ Aanwezigheid van voorzieningen (brandstof , nutsvoorzieningen) ƒ Mogelijkheden voor recycling en afvoer afvalstoffen ƒ Stelruimten voor vrachtwagen – laad- en loskades ƒ Waterterminal: overslag weg – water ƒ Nabijgelegen kavels met gelijkaardige bestemming ƒ Rechthoekige kavels ƒ Grote kavels (gemiddeld 1ha) ƒ Uitstraling en imago ƒ Collectieve bewaking Eisen vanuit het ruimtelijk beleid: ƒ Rechthoekige grote percelen (minimum 1ha – richtoppervlakte van 5ha) ƒ Grote bedrijventerreinen ƒ Duurzame ruimtelijke inpassing (intern en extern) ƒ Multimodale ontsluiting ƒ Voldoende groenbuffering ƒ Gemeenschappelijke voorzieningen (groen – water) ƒ Fietsverbindingen voorzien ƒ Scheiden verkeersafwikkeling woonstraten en bedrijventerrein Logistiek park: 100ha – internationaal gericht en multimodale ontsluiting

59

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

Gemengd bedrijventerrein: 50 – 100ha – verweving productieactiviteiten en logistieke dienstverlening – hoogwaardige wegontsluiting en bimodale ontsluiting Provinciale taakstelling Inrichtingsprincipes Er is een provinciale taakstelling voorzien van 30 tot 70ha aan regionale bedrijventerreinen

4.1.3. Structuurbepalende elementen

Structuurbepalende elementen vanuit de omgeving

Bovenstaande uitgangspunten werden vertaald in drie structuurbepalende elementen vanuit de omgeving:

I. Bewoning De aanwezige woonclusters worden als structuurbepalende elementen beschouwd. Onder de woonclusters worden de cluster van woningen verstaan die gelegen zijn in een daartoe bestemde zone volgens het gewestplan of volgens een goedgekeurde en niet-vervallen verkaveling. Vanuit het principe van externe milieuzonering wordt een afstand van circa 100m t.o.v. de bebouwing als minimaal afstandscriterium voor regionale bedrijvigheid gehanteerd.

II. Water De Bosbeek en haar voornaamste zijlopen worden als structuurbepalende elementen beschouwd. Vanuit het principe van een optimale waterbeheersing wordt het effectief overstromingsgevoelig gedeelte van de Bosbeek als minimaal afstandcriterium voor bedrijvigheid gehanteerd.

III. Ontsluiting Door de selectie als primaire wegen worden de A12 en de N16 als structuurbepalende assen beschouwd en dit vanuit het principe uit het RSV waarin gesteld wordt dat regionale bedrijventerreinen rechtstreeks ontsloten dienen te worden op een primaire (of secundaire) weg. Hierbij wordt een veilige en vlotte afwikkeling van verkeersstromen op het bovenlokale wegenstelsel als criterium gehanteerd, zonder daarbij de bestaande woonkernen te doorsnijden. De huidige ontsluiting van de aanwezige bedrijvigheid dient te worden herbekeken in functie van een rechtstreekse afwikkeling op de N16 of de A12. In het kader van de multimodaliteit wordt ook overslag op het kanaal mogelijk gemaakt. Tevens dient ook rekening gehouden te worden met de mogelijkheid tot ontsluiting via het bestaande spoor (ten zuiden van het onderzoeksgebied).

60

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

Figuur 10 Situering van de structuurbepalende elementen vanuit de omgeving

Structuurbepalende elementen vanuit het programma

Het regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 heeft twee potentiële programma’s: een grootschalig logistiek park gericht op TDL-activiteiten (transport, distributie en logistiek) en/of een grootschalig gemengd bedrijventerrein. Vanuit het programma worden vier structuurbepalende elementen onderscheiden.

1. Schaal: - Terreingrootte: 50-100 ha. - Kavelgrootte: Grote rechthoekige kavels van minimaal 1 tot 5 ha.

61

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

- 50/50 verhouding tussen de bebouwde ruimte en de andere ruimte (toegang tot terrein, ruimte voor circulatie, groenvoorziening, …)

2. Ontsluiting: - Bimodaal ontsloten (weg/water). - Aangepaste bedieningswegen voor interne wegenis.

3. Functionele verweving: Grootschalige gemengde bedrijventerreinen voorzien in een verweving van productieactiviteiten met logistieke dienstverlening. De terreinen worden dus niet exclusief voorbehouden voor TDL- activiteiten omwille van de mogelijke relaties klant – logistieke dienstverlener.

4. Buffering: Het programma heeft een belangrijke impact op zijn omgeving doordat de aard van de activiteit zeer intensief kan zijn op het vlak van geluidshinder, lichthinder en milieuhinder. Er worden drie soorten buffers onderscheiden met een verschillende ruimtelijke logica: - Waterbuffers zijn gericht op het vasthouden en vertraagd afvoeren van regenwater. De effectiviteit van een waterbuffer is ondermeer gerelateerd aan het ruimtebeslag. - Groenbuffers zijn gericht op het beperken van de licht- en geluidshinder en het landschappelijk inkleden van de bedrijfsgebouwen. De effectiviteit van een groenbuffer is gerelateerd aan de groenmassa. - Milieubuffers zijn gericht op het beperken van de verspreiding van brandbare en toxische stoffen. De effectiviteit van een milieubuffer is gerelateerd aan de afstand t.o.v. de milieugevoelige functie.

4.1.4. Afbakening zoeklocaties binnen het onderzoeksgebied

Op basis van bovenstaande structuurbepalende elementen werden binnen het onderzoeksgebied twee zoeklocaties afgebakend die in aanmerking komen voor de inplanting van een regionaal bedrijventerrein. De zoeklocatie A omvat ca. 110 ha. De zoeklocatie B bedraagt ca. 50 ha. De zoeklocaties worden weergegeven op Figuur 10. Deze zoeklocaties zijn slechts indicatief afgebakend. De afbakening van deze gebieden kan aangepast en verfijnd worden op basis van de resultaten van het uiteindelijke plan-MER. Beide locaties zullen in voorliggend planMER het onderwerp uitmaken van de beoordeling. Op basis van de resultaten van het MER is bijsturing van de locaties mogelijk (zowel verfijning als plaatselijk een beperkte verschuiving binnen het onderzoeksgebied).

4.1.5. Ontsluiting van de zoeklocaties

Zoals reeds besproken onder 4.1.4 worden in het onderzoeksgebied twee zoeklocaties weerhouden die potenties hebben tot het inrichten van regionale bedrijvigheid. Deze twee zoeklocaties zullen – samen met hun ontsluitingsmogelijkheden- verder in het planMER afgetoetst worden op hun milieueffecten.

De ontsluitingsmogelijkheden van beide zoeklocaties worden indicatief weergegeven op bovenstaande figuur. Vooropgesteld wordt dat beide zoeklocaties ontsloten worden via het hogere wegennet, het Zeekanaal en het bestaande spoor. Het bestaande spoor situeert zich ten zuiden van het onderzoeksgebied voor regionale bedrijvigheid, op het grondgebied van de gemeente Londerzeel.

62

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

Voor de ontsluiting van de zoeklocatie A via de A12 is een nieuw aan te leggen knooppunt op de A12 noodzakelijk. De ontsluiting wordt gericht naar het in het streefbeeld van de A12 voorgestelde knooppunt Londerzeel-industrie (zie figuur 1). Deze knoop is echter niet op het grondgebied van de gemeente willebroek gelegen, maar situeert zich op het grondgebied van de gemeente Londerzeel waarbij de ontsluitingsweg op het grondgebied van de gemeente Kapelle-op-den-Bos komt te liggen. Tevens worden de mogelijkheden onderzocht om het vrachtverkeer van de reeds aanwezige bedrijvigheid ten zuiden van deze zoeklocatie (ter hoogte van Kersdonk) rechtstreeks af te wikkelen op de A12 waardoor de kern van Tisselt niet langer wordt overbelast.

De ontsluiting van zoeklocatie B naar het hogere wegennet is gericht op de N16. De aanwezige bedrijvigheid ten noorden van Tisselt wordt mee opgenomen in de zoeklocatie zodat het huidige vrachtverkeer rechtstreeks op de N16 kan worden afgewikkeld. Hierdoor kan de bewoning in Tisselt en in de Breendonkstraat ontlast worden van doorgaand vrachtverkeer en krijgt de toekomstige bedrijvigheid ook toegang tot het Zeekanaal. Om een gefaseerde ontwikkeling mogelijk te maken is een onderlinge verbindingsweg tussen de zoeklocaties A en B wenselijk. Aanvullend wordt dan ook de mogelijkheid onderzocht om zoeklocatie B te ontsluiten via de verbindingsweg tussen de zoeklocaties A en B.

63

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

Figuur 11 Resulterende zoeklocaties

64

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

5. Administratieve voorgeschiedenis

Op 6 december 2007 heeft de Provincie Antwerpen Grontmij aangesteld voor de uitvoering van een opdracht met betrekking tot bedrijvigheid langsheen de A12 te Willebroek. Het doel van de opdracht is drieledig: - Het voeren van een ruimtelijk, milieukundig en veiligheidsonderzoek naar de mogelijkheden om een regionaal bedrijventerrein in te planten in de omgeving van de A12 te Willebroek; - Het aanduiden van de meest geschikte locatie(s) om een regionaal bedrijventerrein in deze omgeving in te planten; - Het uittekenen van de verdere stappen die moeten worden ondernomen om een ruimtelijk verantwoorde herbestemming te realiseren. Deze opdracht geeft uitvoering aan het kaderplan voor de Brabantse Poort.

Het milieuonderzoek wordt zo opgevat dat het kan gelden als planMER bij de eventuele latere opmaak van provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen (in toepassing van het decreet van 27 april 2007 houdende wijziging van titel IV van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid en van artikel 36ter van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu).

Voorafgaand aan het milieuonderzoek – dus voorafgaand aan voorliggend planMER- werd een ruimtelijke analyse gemaakt van het ruimere zoekgebied. In deze ruimtelijke analyse is reeds maximaal rekening gehouden werd met milieu-aspecten: de referentiesituatie van de relevante MER-disciplines werd reeds op hoofdlijnen onderzocht en werd uiteindelijk ook vertaald in milieu- randvoorwaarden. De vertaling van de randvoorwaarden in structuurbepalende elementen resulteerde in de afbakening van twee zoeklocaties A & B. Dit onderzoek werd op de stuurgroep besproken op 4 juli 2008. 15 Eens de zoeklocaties bekend waren, werd gestart met de opmaak van de kennisgevingsnota. Dit rapport werd besproken met de stuurgroep op 4 juli 2008.

Het ruimtelijk veiligheidsrapport (RVR) wordt opgemaakt in toepassing van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid.

Bijgevoegd processchema geeft de geïntegreerde benadering van het ruimtelijk, milieukundig en veiligheidsonderzoek weer gedurende het volledige procesverloop.

Om specifieke visies binnen de ruimtelijke studie af te toetsen werden reeds bilaterale overlegmomenten georganiseerd. Deze overlegmomenten leveren inhoudelijke input aan het planningsproces en bieden het voordeel om op korte termijn inzicht te verwerven in een bepaalde problematiek. Bovendien bevordert het informele karakter van een bilateraal overleg de informatieoverdracht. Volgende bilaterale overlegmomenten hebben reeds plaatsgevonden: • MOW en AWV Antwerpen en Vlaams-Brabant: 21 mei 2008 • Gemeente Willebroek: 9 juni 2008

15 Zie verslag in bijlage

65

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

66

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

6. Overwogen alternatieven

6.1. Nulalternatief

De realisatie van het regionale bedrijventerrein kadert binnen de bindende bepalingen van het Ruimtelijk Structuurplan Provincie Antwerpen. Doordat het gebied in het RSV opgenomen is als economisch knooppunt, kan dit gebied dan ook een rol spelen in het invullen van de provinciale taakstelling inzake bedrijvigheid. Daarenboven is het gebied eveneens opgenomen in het Kaderplan voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van de Brabantse Poort: actie 15 stelt dat dit gebied aangeduid is voor de ontwikkeling als regionaal bedrijventerrein voor gemengde ontwikkeling of gericht op transport, distributie of logistiek.

Aangezien de ontwikkeling van het gebied i.f.v. regionale bedrijvigheid reeds vastgelegd werd in andere besluitvormingsprocessen, wordt het nulalternatief –d.w.z. het behoud van de huidige toestand- niet als een volwaardig alternatief beschouwd. Wel zal dit alternatief impliciet aan bod komen in het MER bij de beschrijving per discipline van de referentiesituatie, meer bepaald het geïntegreerd ontwikkelingsscenario.

6.2. Locatiealternatieven

Het ruimtelijk onderzoek van het ruime onderzoeksgebied resulteerde in twee potentiële zoeklocaties die in aanmerking komen voor de realisatie van regionale bedrijvigheid. Beide zoeklocaties zullen in het planMER beoordeeld worden op hun milieu-effecten en worden weergegeven op Figuur 10.

De overige zones binnen het ruime onderzoeksgebied worden in principe niet meegenomen in voorliggend planMER. Deze zones voldoen immers niet aan de randvoorwaarden en uitgangspunten die vanuit de verschillende invalshoeken (waaronder milieu) werden geformuleerd. Wel is bijsturing en verfijning van de voorliggende locaties binnen het onderzoeksgebied mogelijk.

Binnen het planMER zullen ook de mogelijke ontsluitingsalternatieven onderzocht worden. Deze ontsluitingsalternatieven kunnen buiten het onderzoeksgebied voor regionale bedrijvigheid gelegen zijn. Verwacht worden dat gedurende het verdere verloop van het planMER meer gedetailleerde gegevens gekend zullen zijn over de ontsluitingsmogelijkheden (locatie ontsluitingswegen, …). Deze ontsluitingsalternatieven zullen op hun milieueffecten worden afgetoetst.

- Locatie A: Een ontsluiting richting A12 op het grondgebied van de gemeente Kappelle-op-den- Bos wordt vooropgesteld. De knoop met de A12 is opgenomen in het streefbeeld van de A12. De ontsluiting van locatie A via de A12 zal in het planMER onderzocht worden. Ook de ontsluitingsmogelijkheid via de N16 zal in de planMER onderzocht worden. De noodzaak om de knoop op de A12 te realiseren vooraleer locatie A kan ontwikkeld worden zal hierbij onderzocht worden.

- Locatie B: in het planMER zullen de ontsluitingsmogelijkheden richting N16 en A12 onderzocht worden. Om de zoeklocaties maximaal te kunnen ontsluiten is een verbindingsweg tussen locatie A en locatie B wenselijk. Op deze manier kan bv. locatie A ook via de N16 ontsloten worden en kan locatie A eventueel ook gebruik maken van watergebonden transport. Evenzo kan locatie B op deze manier ontsloten worden via de A12.

67

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

Bij de beschrijving van beide zoeklocaties zal ook opgenomen worden dat in het planMER de multimodale ontsluiting van beide locaties zal onderzocht worden.

- 2 locaties: de taakstelling regionale bedrijvigheid bedraagt tussen 30 en 70 ha. In het planMER zal nagegaan worden welke delen van de afgebakende locaties al dan niet mogen ontwikkeld worden. De afbakening van het zoeklocaties wordt immers aan de hand van de resultaten van het planMER verfijnd. Afhankelijk van de resterende mogelijks te ontwikkelen oppervlakte kan enkel locatie A of locatie B ontwikkeld worden of dienen beide locaties aangesneden te worden om de taakstelling te kunnen realiseren.

Ontsluiting richting kanaal en spoor dient nog verder te worden onderzocht. De ontsluitingsmogelijkheden worden dan ook indicatief weergegeven op figuur 11.

De ontsluitingsmogelijkheden van zowel locatie A als locatie B via weg (A12 en N16), spoor en kanaal zullen in de discipline mobiliteit grondig onderzocht worden.

6.3. Inrichtingsalternatieven

Inrichtingsalternatieven maken geen onderwerp uit van voorliggend planMER, maar zullen aan bod komen bij de eventuele latere uitwerking van het projectMER/ontheffing, die mogelijk nodig is voor het verkrijgen van de stedenbouwkundige vergunning (namelijk indien het bedrijventerrein 50 ha of groter is of indien een van de overige rubrieken uit het MER-besluit van toepassing zijn). Daarnaast worden er in het MER suggesties / milderende maatregelen voor de verdere concretisering van het plan geformuleerd. Deze suggesties kunnen ondermeer de wijze van inrichting betreffen.

68

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

7. Informatie uit bestaande onderzoeken

Onderzoek naar de mogelijkheden voor de inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek. 2008. Grontmij Deze analysenota werd opgemaakt voorafgaand aan voorliggend planMER en werd besproken op de stuurgroep van 4 juli 2008. De relevante informatie uit deze studie werden reeds besproken bij de situering en de beschrijving van voorliggend plan.

Onderzoek naar de mogelijkheden voor de inplanting van een regionaal bedrijventerrein te Londerzeel. Momenteel is er een locatie-onderzoek lopende om langsheen de A12 een locatie voor regionale bedrijvigheid te Londerzeel af te bakenen. In de uitwerking van voorliggend planMER zullen de gegevens uit deze studie, indien beschikbaar, meegenomen worden.

Het is op heden nog niet duidelijk of er een landbouwgevoeligheidsanalyse/ landbouweffectenrapport moet opgemaakt worden. In een landbouwgevoeligheidsanalyse wordt op basis van het in kaart brengen van de landbouwkundige waarde van de percelen en het analyseren van de impact op het functioneren van de landbouw de gevoeligheid van potentieel getroffen landbouw aangegeven. In een landbouweffectenrapport wordt gedetailleerde landbouwinformatie van het onderzoeksgebied in kaart gebracht door o.a. de betrokken landbouwers te bevragen. Indien een landbouwgevoeligheidsanalyse of een landbouweffectenrapport zal worden opgemaakt, zullen de resultaten -indien beschikbaar- in het planMER worden opgenomen.

69

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

8. Ingreep-effecten analyse De ingreep-effecten analyse gebeurt op maat van het voorliggend plan, met andere woorden gericht op de realisatie van bedrijvigheid. In onderstaande tabel worden de mogelijke directe en indirecte effecten per ‘fase’ weergegeven. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen volgende ‘fasen’:

• Uitvoering van de werken noodzakelijk om het bedrijventerrein te realiseren op het terrein; dit houdt het bouwrijp maken van de gronden in, het voorzien van de nodige weginfrastructuur en nutsleidingen en de bouw van de bedrijvigheid zelf; deze fase wordt opgesplitst in een aantal deelingrepen; • Fysische aanwezigheid van de bedrijvigheid; hieronder vallen de effecten die direct of indirect toe te wijzen zijn aan het ruimtebeslag door de bedrijvigheid en eventuele randinfrastructuur; • Functioneren van de bedrijvigheid; hieronder vallen de effecten die direct of indirect te wijten zijn aan het daadwerkelijk gebruik van het bedrijventerrein voor industriële activiteiten; hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen de winst aan functies, de effecten ten gevolge van de uitstoot van diverse aard van de bedrijvigheid naar de omgeving toe en het verkeersgenerend effect van het bedrijventerrein.

Dergelijke opdeling in ‘fasen’ is enigszins kunstmatig, maar heeft als voordeel toe te laten de effecten ten gevolge van de realisatie gestructureerd te beschrijven.

Gezien de specifieke rol van het MER in de evaluatie van de haalbaarheid van het regionale bedrijventerrein, is er weinig tot geen concrete informatie beschikbaar met betrekking tot de uitvoering van de werken en zal dit aspect dan ook slechts summier aan bod komen in het MER.

Uit onderstaande tabel blijkt dat volgende disciplines voldoende belangrijk zijn om te behandelen: • mobiliteit; • geluid; • lucht; • bodem; • water (grondwater en oppervlaktewater); • fauna en flora; • landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie; • mens (socio-organisatorische aspecten).

70

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

Ingreep-effectenschema voor de aanleg van een regionaal bedrijventerrein Fase Directe effecten Indirecte effecten Relevante milieudisciplines16 Uitvoering werken = ontwikkelingbedrijventerrein • Verwijderen van aanwezige Ecotoopverlies Wijziging perceptie en belevingswaarde F&F, M&L vegetatie • Vergraving (oa ifv funderingen) • Wijziging bodemprofiel • Bodem • Bodemerosie thv vergraven gronden • Verhoogde stofemissie • Bodem, lucht • Mogelijke aantasting ongekend bodemerfgoed • M&L • Inzetten machines, werfverkeer • Impact op verkeersafwikkeling tgv werfverkeer • Impact op verkeersveiligheid en – • Mobiliteit • Geluids- en luchthinder tgv inzet machines leefbaarheid • Geluid, lucht, mens, • Wijziging perceptie en belevingswaarde door • Wijziging belevingswaarde, leefkwaliteit, F&F visueel waarneembare aanwezigheid van verstoring • M&L machines • Bemaling (eventueel) Wijziging grondwatertafel: verdroging thv • Wijziging oppervlaktewaterregime door • Water bemaling, eventueel vernatting thv lozingspunt lozing bemalingswater bemalingswater • Ecotoopwijziging door verdroging/vernatting • F&F • Bodemzetting tgv ontwatering • Bodem, mens, M&L samendrukbare laag met impact op woningen, infrastructuur, monumenten,… Ruimtebeslag • verlies huidige functies • versnippering en barrièrewerking, wijziging • M&L, mens, F&F landschapsstructuur en ruimtelijke samenhang • Wijziging bodemprofiel door aanwezigheid • Gewijzigde afwatering, impact op zowel • Mens verharding – verlies bergingscapaciteit grond- als oppervlaktewater • Wijziging perceptie en belevingswaarde door • M&L aanwezigheid van bedrijvigheid als visueel waarneembare elementen in het landschap; wijziging landschapsstructuur

16 Gehanteerde afkortingen: F&F = fauna en flora; M&L = landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie

71

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

Functioneren bedrijventerrein Winst aan functies (bedrijvigheid) • Uitstoot van bedrijvigheid naar • Gewijzigd geluidsklimaat door geluidsproductie • Wijziging belevingswaarde, leefkwaliteit, • Geluid, mens, F&F omgeving toe bedrijvigheid verstoring • Gewijzigd luchtklimaat door uitstoot gassen • Lucht, mens, F&F bedrijvigheid • Wijziging belevingswaarde, leefkwaliteit, • Gewijzigde bodem- en/of waterkwaliteit door verstoring • Bodem, water, F&F afvalwaterproductie, opslag en gebruik verontreinigingen • Ecotoopwijziging • Verkeersgeneratie tgv • Impact op verkeersdoorstroming, -veiligheid en • Mobiliteit bedrijvigheid: goederentransport –leefbaarheid en woon-werkverkeer • Gewijzigd geluids- en luchtklimaat tgv • Wijziging belevingswaarde, leefkwaliteit, • Geluid, lucht, F&F, verkeersemissies verstoring mens

72

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

9. Aandachtspunten en aandachtsgebieden Per discipline worden een aantal belangrijke aandachtspunten en -gebieden opgesomd. Gezien het een plan-MER betreft en er nog weinig tot geen uitvoeringstechnische aspecten voorhanden zijn, zal de behandeling van de hier vermelde aandachtspunten in het MER voor een aantal disciplines / aspecten (o.a. bodem, water) beperkt zijn tot een aantal algemeenheden en aanbevelingen voor de verdere concretisering.

Naast deze aandachtspunten staat uiteraard de afweging van de voorliggende locaties centraal.

9.1. Mobiliteit

• Ontsluiting van het plangebied naar het hogere wegennet, specifiek naar de A12 en de N16; • Impact van de verkeerstoename op de doorstroming en de capaciteit van het omliggende wegennet; • Impact van de realisatie van het streefbeeld van de N16 en de A12 op de ontsluiting en de capaciteit van het omliggende wegennet – interferentie met het voorliggend plan; • Impact op verkeersleefbaarheid van het onderliggend wegennet; • Relatie met onderliggend wegennet: afwikkeling van lokaal verkeer, bereikbaarheid van omliggende dorpskernen, bediening door het openbaar vervoer, fietsverkeer; • Noodzaak tot milderende maatregelen zoals het aanpassen van knooppunten, het verbeteren van de aanwezige fietsstructuur, … • Mogelijkheid tot ontsluiting via het spoor en Zeekanaal.

9.2. Geluid en trillingen

• Wijziging van het omgevingsgeluid door de inrichting van het regionaal bedrijventerrein, de toename aan verkeersbewegingen en de hiervoor voorziene ontsluitingsmogelijkheden; • Bijzondere aandacht gaat uit naar gevoelige receptoren in de onmiddellijke omgeving van het plangebied, zoals woonkernen, rusthuizen, scholen. • Noodzaak tot milderende maatregelen zoals volumebuffers of geluidsschermen.

9.3. Lucht

• Wijziging aan uitstoot aan verontreinigende stoffen door de bedrijfsactiviteiten op het regionaal bedrijventerrein en de toename van verkeersintensiteiten; • Bijzondere aandacht gaat uit naar gevoelige receptoren in de onmiddellijke omgeving van het plangebied zoals woonkernen, rusthuizen en scholen; • Noodzaak tot milderende maatregelen ter beperking uitstoot verontreinigende stoffen.

9.4. Bodem

• Structuurwijziging door vergraving in het kader van de werkzaamheden; • Grondverzet en grondbalans; • Risico op bodemverontreiniging t.g.v. grondverzet en calamiteiten.

73

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

9.5. Grondwater

• Toename aan verharde oppervlakte leidt tot verminderde infiltratie naar grondwater; dit heeft een impact op de grondwaterhuishouding; • Impact van eventuele bemaling tijdens de werken; • De behandeling van de aspecten grondwaterpeilen, verdroging/vernatting, grondwaterkwaliteit als onderdeel van de watertoets.

9.6. Oppervlaktewater

• Kwantitatieve impact van run-off water van de belangrijke bijkomende verharde oppervlakte op de waterbeheersing – evaluatie van de benodigde buffercapaciteit; hierbij gaat bijzondere aandacht uit naar de aanwezige valleigebieden / overstromingsgebieden in de onmiddellijke nabijheid; • Kwalitatieve impact van run-off water van bijkomende verharde oppervlakte; • Het risico op oppervlaktewaterverontreiniging t.g.v. calamiteiten; • Watertoets.

9.7. Fauna en flora

• Inname (verdwijnen) van ecotopen; • Creatie van ecotopen (groenbuffer) en de natuurvriendelijke inrichting van randinfrastructuur (bijvoorbeeld geluidsbermen en bufferbekkens); • Verstoring van fauna (voornamelijk verstoring door geluidshinder, lichthinder); • Toename versnippering van de ecologische infrastructuur en barrièrewerking.

9.8. Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie

• De versnippering van landschappelijke gehelen en aantasting van de open ruimte; • Impact op de perceptieve kenmerken en op de belevingswaarde van het landschap; evaluatie gewenste landschappelijke inkleding van het bedrijventerrein; • Impact op de erfgoedwaarde van het landschap: hierbij gaat bijzondere aandacht uit naar het archeologisch patrimonium (bodemerfgoed), en de aanwezige ankerplaats/relictzone;

9.9. Mens (socio-organisatorische aspecten)

• Het ruimtelijk samengaan van het regionaal bedrijventerrein met nabije woonkernen; • Winst en verlies van functies (bvb. Landbouwgrond); • Bereikbaarheid van functies; • Impact op de leefbaarheid van omwonenden.

74

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

10. Algemene methodologie

10.1. Disciplines

Volgende disciplines worden door een erkend MER-deskundige behandeld: • mobiliteit; • geluid en trillingen; • lucht; • bodem; • grondwater; • oppervlaktewater; • fauna en flora; • landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie; • mens (socio-organisatorische aspecten).

De coördinator zal erover waken dat ook de aspecten volksgezondheid, grondstoffenvoorraad en licht in voldoende mate aan bod komen.

De integratie van de verschillende disciplines leidt tot een evaluatie van de locatie en de ontsluitingsmogelijkheden. Uiteindelijk wordt het zogenaamde meest milieuvriendelijk alternatief afgebakend, met inbegrip van de milderende (en eventueel compenserende) maatregelen.

10.2. Indeling per discipline

De bespreking per milieudiscipline verloopt volgens een vaste indeling per discipline, met name:

1. Bespreking juridisch en beleidsmatig kader 2. Afbakening studiegebied 3. Referentiesituatie a. Huidige situatie b. Geïntegreerd ontwikkelingsscenario17 4. Beschrijving en beoordeling milieueffecten a. Tov huidige situatie b. Tov geïntegreerd ontwikkelingsscenario 5. Milderende maatregelen 6. Synthese 7. Leemten in de kennis 8. Aanbevelingen voor eventueel projectMER/ontheffingsdossier - voorstellen voor postmonitoring en postevaluatie

17 Geïntegreerd ontwikkelingsscenario: de ontwikkelingen die zich in het plan- en studiegebied zouden voordoen onafhankelijk van de realisatie van het project. Deze worden besproken onder 3.5.

75

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

10.3. Juridisch en beleidsmatig kader

Het voor de betreffende discipline relevante juridisch en beleidsmatig kader in relatie tot het voorwerp van de plan-MER wordt besproken. Uit deze bespreking moet duidelijk blijken op welke onderdelen van dit juridisch en beleidsmatig kader de te beoordelen onderdelen van het plan en hun effecten moeten getoetst worden. De toetsing gebeurt per discipline in het hoofdstuk ‘Beschrijving en beoordeling milieueffecten’.

10.4. Afbakening studiegebied

Er wordt een onderscheid gemaakt tussen het plangebied en het studiegebied. Het plangebied stemt overeen met het onderzoeksgebied voor regionale bedrijvigheid (= het gebied waarbinnen de eigenlijke aanleg van het regionaal bedrijventerrein wordt voorzien) evenals de onmiddellijke omgeving waar ingrepen kunnen gepland worden en die een rechtstreeks gevolg zijn van de inrichting van het bedrijventerrein (o.a. ifv ontsluiting van het bedrijventerrein). Het studiegebied is ruimer en omvat het volledige gebied tot waar de milieueffecten van de vooropgestelde ingrepen zich (kunnen) voordoen. Het studiegebied is afhankelijk van de beschouwde discipline en wordt voor elke discipline afzonderlijk bepaald.

10.5. Beschrijving referentiesituatie

Twee situaties worden als referentiesituatie beschouwd, met name de huidige situatie en een toekomstige situatie die zich ongeacht (de impact van) het realiseren van het regionale bedrijventerrein naar verwachting zal voordoen, het zogenaamde geïntegreerd ontwikkelingsscenario (zie punt 3.4).

Voor rapportage over de referentiesituatie worden de elementen samengebracht uit het voorbereidend ruimtelijk onderzoek aangevuld met informatie uit andere studies en informatie verzameld tijdens een terreinbezoek. De beschrijving spitst zich toe op de elementen die relevant zijn voor de effectbeoordeling op planniveau.

10.6. Effectvoorspelling en –beoordeling

De methodologie wordt verderop voor elke milieudiscipline onder de respectievelijke hoofdstukken toegelicht. Belangrijk is dat de onderbouwing van de resultaten transparant is. Dit betekent dat de toetsingscriteria duidelijk gedefinieerd zijn en dat de evaluatie van de effecten gebaseerd is op een duidelijk omschreven waardering.

Bij de effectvoorspelling en –beoordeling wordt gesteund op de studies die reeds zijn opgemaakt voorafgaand aan voorliggend plan. Meer specifiek gaat het om het Kaderplan Brabantse Poort en het ruimtelijk onderzoeksrapport. Daarnaast kunnen ook de streefbeeldstudies voor de N16 en de A12 de nodige input leveren. Hierop wordt verder gebouwd bij de inschatting van de effecten in het MER, waarbij de effecten zowel ten opzichte van de huidige situatie als ten opzichte van het ontwikkelingsscenario bepaald worden.

76

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

Niet alle effecten kunnen reeds in het kader van het plan-MER in detail worden beoordeeld. Tabel 2 geeft weer wat aan bod zal komen in de effectbespreking in het plan-MER en welke aanvullingen er zouden kunnen volgen in een eventueel later project-MER/ontheffingsdossier. Algemeen gezien zullen de effecten die optreden tijdens de uitvoering van de werken in het plan-MER slechts zeer summier aan bod komen. Er wordt enkel op hoofdlijnen aangegeven welke effecten mogelijk kunnen optreden. In het eventuele latere project-MER/ontheffingsdossier kan deze effectbeschrijving verder geconcretiseerd worden. Daarnaast is het zo dat het op planMER-niveau niet mogelijk is om effecten gerelateerd met ruimtebeslag te kwantificeren. Er is hooguit een indicatieve kwantificering mogelijk. De exacte ruimtelijke inplanting van het regionaal bedrijventerrein is immers nog niet gekend. Op project-MER-niveau is dit wel mogelijk.

De beoordeling van de milieueffecten gebeurt systematisch (aan elk effect wordt een significantie- oordeel toegekend), onderbouwd (aan de hand van meer specifieke criteria per discipline/effectgroep) en op een uniforme wijze. Volgende terminologie en codering wordt gebruikt in de significantiebepaling: • Zeer significant negatief (---); • Significant negatief (--); • Matig negatief (-); • Verwaarloosbaar of geen effect (0); • Matig positief (+); • Significant positief (++); • Zeer significant positief (+++);

Per discipline worden de beoordelingscriteria aangegeven en wordt telkens zo goed mogelijk de significantie gemotiveerd. Deze motivering is waar mogelijk kwantitatief onderbouwd. Voor de meest cruciale disciplines/effectgroepen wordt reeds in deze kennisgevingsnota een voorstel van significantiekader gegeven. Deze zullen in het kader van het MER mogelijk nog aangepast en verfijnd worden.

10.7. Alternatieven

Een belangrijk onderdeel van milieueffectrapportage is de alternatievenafweging. De beschikbare alternatieven die aan de milieubeoordeling worden onderworpen zijn de twee zoeklocaties die resulteren uit het ruimtelijk onderzoek uitgevoerd voorafgaand aan voorliggend planMER en de ontsluitingsmogelijkheden van beide zoeklocaties.

Dit zal uiteindelijk aanleiding geven tot een voorkeurslocatie en/of een bijsturing / verfijning van voorliggende locaties waarbij eventueel aangdachtspunten kunnen meegegeven worden inzake inrichting van het bedrijventerrein. Daarnaast worden vanuit de disciplines bijkomende milderende maatregelen voorgesteld.

10.8. Milderende maatregelen

Het luik milderende maatregelen omvat een opgave van alle relevante maatregelen ter voorkoming of vermindering van negatieve effecten en ter bevordering van de positieve effecten. Dit luik zal van groot belang zijn voor voorliggend plan, aangezien er vanuit het MER dient te blijken binnen welke randvoorwaarden de ontwikkeling van het bedrijventerrein vanuit milieuoogpunt aanvaardbaar is. Dit zal de basis vormen voor de verdere concretisering van de inrichting van het bedrijventerrein.

77

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

In het kader van de bespreking per discipline zal reeds een globaal mogelijk maatregelenpakker worden afgelijnd. Dit zal bij de evaluatie van de uiteindelijke locatie in het kader van de eindsynthese van het MER verder worden verfijnd en geconcretiseerd.

10.9. Synthese

In de eindsynthese per discipline worden als besluit van het milieueffectbeoordeling de effecten per effectgroep in tabelvorm samengevat evenals de significantie van de effecten en de mogelijke impact van milderende maatregelen.

10.10. Leemten in de kennis

Per discipline wordt aangegeven welke de leemten in de kennis zijn waarmee de deskundigen worden geconfronteerd. Deze leemten worden ingedeeld volgens: • Leemten met betrekking tot het plan (bijvoorbeeld onduidelijke of onvoldoende gegevens inzake de plankenmerken). • Leemten met betrekking tot de inventaris (bijvoorbeeld ontbrekende informatie inzake omgevingskenmerken). • Leemten met betrekking tot de methode en het inzicht (bijvoorbeeld onvoldoende kennis in dosis-effectrelaties).

78

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

Tabel 2 Onderzoek van de effectgroepen gerelateerd aan het niveau van de plan-MER en project-MER Effectgroepen per discipline Plan-MER Project-MER Deeldomein MOBILITEIT Verkeersintensiteit (in relatie tot de capaciteit van de Nagaan impact van het regionale bedrijventerrein op verkeersintensiteit Begroting en evaluatie werfverkeer – formuleren van omliggende wegen) en –capaciteit van het omliggende wegennet milderende maatregelen hieromtrent Evaluatie verwachte verkeersintensiteit in relatie tot Evalueren van het voorliggend ontwerp en formuleren van ontsluitingsmogelijkheden eventuele benodigde bijsturingen ervan

Verkeersveiligheid en -leefbaarheid Beoordelen van de locatiealternatieven met aandacht voor de Formuleren van richtlijnen voor de aanlegfase ontsluitingsmogelijkheden Concrete uitwerking van werfwegen Formuleren van randvoorwaarden waarbinnen de inrichting en Evalueren van het voorliggend ontwerp en formuleren van maatregelen verder worden uitgewerkt eventuele benodigde bijsturingen ervan

GELUID wijziging geluidemissies Focus op afweging locatie adhv: hinder voor kwetsbare gebieden Focus op verfijning (zo veel mogelijk kwantitatief) van effectbespreking : Huidige geluidskwaliteit opmeten via ambulante metingen (20) en op • effecten tijdens de aanlegfase basis hiervan effect nagaan van het regionaal bedrijventerrein (activiteiten en verkeersbewegingen) op huidig omgevingsgeluid. • effecten tijdens de exploitatiefase Voorstellen van milderende maatregelen. Uitgebreide opname omgevingsgeluid adhv een nauwkeurig ontwerp (locatie, oppervlakte, verkeersintensiteit, gebruikte afscherming, aansluitingspunten, …) Concrete uitwerking van milderende maatregelen Bespreken trillingshinder

79

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

Effectgroepen per discipline Plan-MER Project-MER LUCHT wijziging stof- en verkeeremissies Focus op afweging locatiealternatieven adhv: Gedetailleerde uitwerking van effecten van het regionaal • totale verkeersemissies fijn stof bedrijventerrein In kaart brengen van huidige en toekomstige locaties met • ligging van het regionaal bedrijventerrein en de ontsluitingswegen tov overschrijding van de milieunorm gevoelige receptoren Formuleren van milderende maatregelen Nagaan effect van het regionale bedrijventerrein op bestaande luchtkwaliteit met bijzondere aandacht voor: • verschuivingen in luchtkwaliteit agv verschuivingen in verkeerstromen • verschuivingen in luchtkwaliteit agv bedrijfsactiviteiten • mogelijke impact van verontreiniging op plaatselijke receptoren BODEM structuurwijziging Aanduiden gevoelige (en te vermijden) zones voor bodemverdichting Meer gedetailleerde bespreking van te verwachten Formuleren van concept van milderende maatregelen; structuurwijziging thv de gekozen locatie Bespreking impact werfwegen en locaties voor tijdelijke opslag Formuleren van concrete maatregelen om bodemverdichting (vnl tijdens de aanlegfase) te vermijden profielwijziging Algemene bespreking en beoordeling van de te verwachten Opmaken globale grondbalans (oppervlakte, diepte, zones met profielwijziging (authenticiteit en zeldzaamheid van de bodem) en zeer ophoging/uitgraving) en een meer gedetailleerde evaluatie van ruwe beoordeling van het te verwachten grondverzet het grondverzet bodemzetting Inschatting van het globale risico op bodemzetting Meer concrete beoordeling van het zettingsrisico adhv concrete Aanduiden van eventuele verschillen tussen de alternatieven info mbt eventueel benodigde bemaling (diepte, duur) Formuleren van concept van milderende maatregelen

80

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

Effectgroepen per discipline Plan-MER Project-MER wijziging bodemerosie Globale beoordeling van de kans op bodemerosie Aandacht voor minimale bodemerosie: Formuleren van algemene milderende maatregelen om erosie te • tijdens de uitvoering van de werken beperken • bij de concrete inrichting van het bedrijventerrein, ontsluitingswegen,… wijziging bodemkwaliteit Aangeven van mogelijke oorzaken van bodemverontreiniging agv het Verdere verfijning van de beoordeling van het plan (tijdens en na de werken) en formuleren van mogelijke milderende verontreinigingsrisico (voor zover mogelijk) maatregelen GRONDWATER wijziging grondwaterkwetsbaarheid Bespreken grondwaterkwetsbaarheid van het gebied Eventuele verfijning van de bespreking Aanduiden van eventuele gevoelige (en te vermijden) zones wijziging grondwaterhuishouding (verdroging/vernatting) Globale bespreking wijzigingen van de grondwaterhuishouding agv Verfijning van de bespreking van de wijziging van de vergraving, verharding, bemaling en gewijzigde infiltratie (vnl kwalitatief) grondwaterhuishouding adhv concrete gegevens (oppervlakte Beoordelen van locatiealternatieven en type verharding, duur en diepte eventuele bemaling) Formuleren van algemene milderende maatregelen Verfijning van de milderende maatregelen wijziging grondwaterkwaliteit Algemene inschatting van het risico op verontreiniging door: Adhv concrete gegevens (oppervlakte verharding, locatie • grondverzet bufferbekken, …) bespreking effect op grondwaterkwaliteit verfijnen • infiltratie van vervuild afstromend water • calamiteiten

81

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

Effectgroepen per discipline Plan-MER Project-MER OPPERVLAKTEWATER wijziging in kwantiteit Algemene bespreking van wijziging in afstroming en drainage van het Evaluatie van voorliggend ontwerp wat betreft: gebied • inplanting bufferbekkens Aanduiden van verschillen tussen de locatiealternatieven mbt: • beschikbare buffercapaciteit • verharde oppervlakte Formuleren van concrete (aanvullende) milderende • ligging tov NOG, ROG, … maatregelen indien nodig • aantal gehinderden met verhoogd risico op wateroverlast Beoordelen van de noodzaak tot extra buffercapaciteit (risico op wateroverlast) en ruwe inschatting van de dimensies Voorstellen voor situering van bufferbekkens of andere milderende maatregelen wijziging kwaliteit Wijziging in fysisch-chemische en biologische kwaliteit algemeen Eventuele verfijning van de effectinschatting mbt fysisch- • fysisch-chemische en biologische kwaliteit (kwalitatief) beoordelen op het vlak van: chemische en biologische kwaliteit (bvb rekening houdend met • instroming vervuild run-off water type wegverharding) • structuurkwaliteit Evaluatie van voorliggend ontwerp qua impact op de • impact onderhoud (strooizout, groenonderhoud, …) structuurkwaliteit • calamiteiten Formuleren van algemene maatregelen om deze wijzigingen te beperken Wijziging in structuurkwaliteit beoordelen Formuleren van voorstellen voor de (natuurvriendelijke) inrichting van: • waterlopen thv of in nabijheid locatie • eventueel bufferbekken

82

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

Effectgroepen per discipline Plan-MER Project-MER FAUNA en FLORA ecotoopverlies en -creatie Kwalitatieve (of semi-kwantitatieve) evaluatie per locatiealternatief van: Kwantitatieve evaluatie ecotoopverlies en -creatie • ecotoopverlies (waardering volgens BWK) Concrete evaluatie van werfwegen en locaties voor tijdelijke opslag • ecotoopcreatie Formuleren van concrete inrichtingsmaatregelen (bvb. te gebruiken plantengoed, onderhoud, beheer) mbt restgronden Formuleren van milderende maatregelen (optimalisatie ecotoopcreatie – en begeleidende maatregelen beperken ecotoopverlies (zeer) waardevolle ecotopen) Aanduiden gevoelige (en te vermijden) zones tijdens de aanlegfase (opslag, werfwegen, …) en formuleren van eventuele milderende maatregelen wat betreft de aanlegfase versnippering In kaart brengen van ecologische infrastructuur en versnipperend effect Concreet beoordelen voorliggend ontwerp t.g.v. het geplande regionale bedrijventerrein Formuleren van concrete (bijkomende) inrichtingsmaatregelen Formuleren bijkomende maatregelen om impact te beperken verstoring (visueel en auditief) Beoordelen van de locatiealternatieven adhv: Focus op effecten van de gekozen locatie: • afstand tot waardevolle gebieden • effecten van de aanlegfase • effecten van de exploitatiefase • aanwezigheid gevoelige receptoren

• karakter van de verstoring (bvb. Periodiciteit, duur, intensiteit, …) Uitgebreide evaluatie adhv een nauwkeurig ontwerp (locatie, Formuleren van globale milderende maatregelen om de verstoring te oppervlakte, verkeersintensiteit, gebruikte afscherming, beperken aansluitingspunten, …) Aanduiden van kwetsbare (en te vermijden) zones tijdens de aanlegfase Formuleren van aanbevelingen voor de aanlegfase

83

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

Effectgroepen per discipline Plan-MER Project-MER Verdroging/vernatting Nagaan in zijn algemeenheid van mogelijk effect van lokale verdroging en Eventuele verfijning van de effectbeoordeling op basis van vernatting op aanwezige ecotopen; aflijnen van zeker te vrijwaren zones verwerking meer concrete uitvoeringstechnische gegevens in discipline water verontreiniging Evalueren van het risico op verontreiniging adhv: Aandacht voor effect van calamiteiten • oorsprong verontreiniging • gevoeligheid ontvangend ecosysteem LANDSCHAP, BOUWKUNDIG ERFGOED en ARCHEOLOGIE wijziging landschapsstructuur en –relaties Nagaan effect door het in kaart brengen van landschapsstructuur en Evalueren van het voorliggend ontwerp en formuleren van impact van het regionale bedrijventerrein eventuele benodigde bijsturingen ervan Beoordelen van de locatiealternatieven en formuleren van randvoorwaarden waarbinnen de inrichting en maatregelen verder worden uitgewerkt wijziging erfgoedwaarde Aanduiden gevoelige (en te vermijden) zones Evalueren van het voorliggend ontwerp en formuleren van Formuleren van milderende maatregelen om de impact op de eventuele benodigde bijsturingen ervan erfgoedwaarde te beperken Formuleren van richtlijnen voor de aanlegfase ifv archeologisch erfgoed wijziging perceptieve kenmerken en belevingswaarde Nagaan effect adhv de impact van het regionale bedrijventerrein op Evalueren van het voorliggend ontwerp perceptie en beleving van het landschap Formuleren van eventuele benodigde bijsturingen ervan Beoordelen van de inrichtingsvoorstellen mbt ruimte-inname, bouwhoogte, ontsluitingspunten,… Formuleren van randvoorwaarden waarbinnen de inrichting en maatregelen verder worden uitgewerkt

84

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

Effectgroepen per discipline Plan-MER Project-MER MENS socio-organisatorische aspecten ruimtegebruikfuncties Nagaan effect adhv: Kwantitatieve evaluatie van het verlies aan functies • ruimteverlies per functie (kwalitatief of semi-kwantitatief) (oppervlakte, aantal getroffen woningen, landbouwpercelen) Evaluatie invulling restgronden • impact op kwaliteit per functie Formuleren van milderende maatregelen mbt de inrichting van restgronden en de eventuele compensatie/vergoeding van het verlies aan functies ruimtelijke samenhang en barrièrewerking Nagaan effect adhv: Evalueren ruimtelijke samenhang en barrièrewerking op • impact regionaal bedrijventerrein op omliggend wegennet (lokaal en microniveau en formuleren van aanbevelingen hieromtrent bovenlokaal) – bereikbaarheid van functies • mogelijkheden om ontsluiting te optimaliseren • mate waarin functies worden gebundeld (ruimtelijke samenhang van functies) Evalueren ruimtelijke samenhang en barrièrewerking op macro- en mesoniveau Formuleren van milderende maatregelen om de ruimtelijke samenhang te verbeteren en de barrièrewerking te beperken

85

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

Effectgroepen per discipline Plan-MER Project-MER hinderaspecten Nagaan effect adhv: Focus op effecten: • afstand tot gevoelige receptoren • hinder tijdens aanlegfase (concrete evaluatie van • grootte-orde aantal gehinderden werfwegen – werfverkeer, formuleren van aanbevelingen) • karakter/oorsprong van de hinder (bvb. duur) • hinder tijdens exploitatiefase (verfijning van evaluatie – Nagaan invloed regionaal bedrijventerrein op hinder eventuele bijkomende milderende maatregelen) Indien nodig, formuleren van bijkomende milderende maatregelen Aanduiden van gevoelige (en te vermijden) zones Beoordelen van de locatiealternatieven ruimtelijke belevingswaarde Nagaan effect adhv: impact van het regionaal bedrijventerrein op Evalueren van het voorliggend ontwerp en formuleren van belevingswaarde eventuele benodigde bijsturingen ervan Beoordelen locatiealternatieven Evaluatie gewijzigde belevingswaarde tijdens uitvoering werken Formuleren milderende maatregelen ter verbetering van de belevingswaarde

86

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

11. Methodologie per discipline

11.1. Mobiliteit

11.1.1. Afbakening studiegebied

Voor de evaluatie van de mobiliteitseffecten wordt het studiegebied afgebakend als volgt: - de wegvakken van de A12: - tussen de N16-oost en de N16-west - ten zuiden van de N16 oost tot aan de Provinciegrens - het wegvak van de N16-oost (vanaf de A12 tot aan de E19)18 Binnen het plangebied zelf wordt de interne wegenis beschouwd.

11.1.2. Beschrijving referentietoestand

Mesoniveau: A12 en N16

Beschrijving van het wegennet

De A12 en de N16 (Koning Boudewijnlaan) zijn in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen geselecteerd als Primaire wegen type I. De N16-oost verknoopt met de A12 door middel van een (half) Hollands complex (ongelijkvloerse aansluiting zonder lichtenregeling). Deze knoop laat een uitwisseling tussen de primaire wegen A12 en N16-oost toe. Ten noorden van het studiegebied ligt aan de westzijde de N16-west (richting Puurs, Bornem, Temse en verderdoor naar de E17 te Sint- Niklaas.); de verbinding tussen N16-oost en de N16-west verloopt over het wegvak van de A12 tussen beide delen van de N16. Het wegennet wordt weergeven op Kaart 3.

Ter hoogte van het studiegebied heeft de A12 telkens 3 rijstroken per rijrichting. De N16-oost heeft 2 rijstroken per rijrichting, maar heeft slechts één rijstrook per rijrichting ter hoogte van de aansluiting met A12 alsook ter hoogte van de aansluiting met de enkelstrooksrotonde aan de Blaasveldstraat.

Verkeersintensiteiten - evolutie

o A12

Op de A12 komen geen vaste telpunten voor ter hoogte van het studiegebied (in grootte-orde gelegen tussen kilometerpunten 16 en 19 op de A12). Er zijn wel vaste telpunten19 ter hoogte van Meise-Londerzeel (kilometerpunt 9,4) en ter hoogte van de Rupeltunnel (kilometerpunt 22,5). Onderstaande figuren geven de evolutie in aantal voertuigen weer tussen 2000 en 2006. De meetgegevens tonen de jaarlijkse groei aan van de verkeersintensiteiten op de A12.

18 Bij de afbakening van het studiegebied werd ervan uitgegaan dat alle gegevens, nodig voor de effectieve effectbeoordeling binnen het studiegebied, beschikbaar zijn bij het uitwerken van het eindrapport. Indien deze gegevens niet beschikbaar zijn, zal dit opgenomen worden in het hoofdstuk ‘leemten in de kennis’ en zullen de effecten -indien mogelijk- besproken worden binnen een nauwer af te bakenen studiegebied. Dit zal duidelijk verwoord worden in het uiteindelijke planMER. 19 Lusdetectie op de A12 aan kilometerpunt 9,4 (Meise-Londerzeel)) ten zuiden van het studiegebied en aan kilometerpunt 22,5 aan de Rupeltunnel, ten noorden van het studiegebied. Werkdaggemiddelden tussen 6u en 22u (T16) voor beide richtingen samen. Waarden uitgedrukt in aantal voertuigen.

87

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

60000 60000

50000 50000 w erkdag w erkdag

40000 40000

30000 30000 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 A12, aan kmpt 9,4 Meise-Londerzeek A12, aan kmpt 22,5 Rupeltunnel Figuur 12 Weergave van het waargenomen aantal voertuigen op de A12

o N16

Ook op de N16 is een groei waarneembaar; ten westen van de rotonde aan de Blaasveldstraat zijn intensiteitsgegevens20 beschikbaar op de N16. Deze gegevens worden grafisch weergegeven op Figuur 13. Er werden geen verkeerstellingen uitgevoerd in 2002, 2003, 2004 en 2006. Over een periode van 5 jaar (2000 – 2005) werd een groei vastgesteld van 12,5 %. Dit is gelijkaardig aan de evolutie van de verkeersintensiteiten op andere gewestwegen.

20000 18570 17800

17500 16500

w erkdag (T16) 15000

12500

10000 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006

Figuur 13 Weergave van het waargenomen aantal voertuigen op de N16

Net ten oosten en ten westen van de rotonde aan de Blaasveldstraat werden door Agentschap Wegen en Verkeer, Wegen en Verkeer Antwerpen, slangtellingen uitgevoerd in het najaar van 2005. De data in onderstaande grafiek zijn gemeten ten westen van de rotonde op de N16. De intensiteiten zijn uitgedrukt in personen-auto-equivalenten.

20 Bron: Verkeerstellingen in Vlaanderen, diverse jaargangen, Vlaamse Overheid Agentschap Wegen en Verkeer, Brussel. Slangdetectie op de N16 aan kilometerpunt 8,2 (“Breendonk”) net ten westen van de rotonde N16 - Blaasveldstraat. Werkdaggemiddelden tussen 6u en 22u (T16). Waarden uitgedrukt in aantal voertuigen.

88

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

WERKDAGGEMIDDELDEN N16 Telpost 16287 Heffen KMPT 7,1 (rep. 6,1 - 8,0) intensiteiten pae september 2005 bron basisdata: AWV Antwerpen, grafische verwerking; Grontmij N16 richting Sint-Niklaas uur 1 2 3 4 5 6 7 8 9101112131415161718192021222324 waarde 46 21 14 16 29 123 283 674 766 463 390 363 368 435 438 490 615 602 470 313 209 173 154 90

800

700

600

500

400

300

200

100

0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 101112131415161718192021222324

Telpost 16288 Heffen KMPT 7,1 (rep. 6,1 - 8,0) intensiteiten pae september 2005 bron basisdata: AWV Antwerpen, grafische verwerking; Grontmij N16 richting Mechelen uur 1 2 3 4 5 6 7 8 9101112131415161718192021222324 waarde 47 23 17 26 43 128 312 688 754 579 424 374 410 471 486 506 648 724 582 367 228 176 179 102

800

700

600

500

400

300

200

100

0 123456789101112131415161718192021222324

Figuur 14 Weergave van het waargenomen aantal voertuigen op de N16

89

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

Huidige verkeersintensiteiten

Onderstaande tabel geeft een overzicht van de huidige verkeerintensiteiten21 van het omliggende hogere wegennet (A12 en N16-oost). De verdeling van de verkeersintensiteiten tijdens de ochtend- en de avondspits worden weergegeven op Figuur 15 en Figuur 16.

Tabel 3 Huidige verkeersintensiteiten (pae) van het omliggende wegennet Richting ochtend Avond A12 tussen N16 oost en N16 west Richting Antwerpen 3.460 3.380 Richting Brussel 4.260 3.210 N16 oost Richting A12 660 650 Richting Mechelen 1.140 860 A12 ten zuiden van de N16-oost Richting Antwerpen 2.480 2.860 Richting Brussel 2.530 1.790

Figuur 15 Huidige verkeersintensiteiten van het omliggende wegennet tijdens de ochtendspits

21 Bron: Multimodaal Model Vlaams-Brabant, berekeningen in het kader van de streefbeeldstudie A12, uitgevoerd door het Vlaams Verkeerscentrum.

90

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

Figuur 16 Huidige verkeersintensiteiten van het omliggende wegennet tijdens de avondspits

Intensiteit ( I ) versus capaciteit ( C ) (I/C verhouding)

Theoretisch gezien22 kan worden gesteld dat één rijstrook van een primaire weg type I maximaal 1800 voertuigen per uur kan verwerken (3 rijstroken = 5400 voertuigen per uur). Uit bovenstaande gegevens worden de verkeersintensiteiten vergeleken met deze theoretische capaciteit. Deze theoretische vergelijking doet dus uitspraken over wegvakken, niet over kruispunten. Vanaf het moment dat de intensiteit/capaciteitsverhouding ca. 85% bedraagt, kunnen fileproblemen optreden. Volgende wegvakken zijn van toepassing binnen het studiegebied: - A12 tussen N16 oost en N16 west: 2 x 3 rijstroken - A12 ten zuiden van de N16 oost: 2 x 3 rijstroken - N16 oost tot aan rotonde Blaasveldstraat: 2 x 2 rijstroken, waarbij aan de aansluiting van de N16 op A12 alsook aan de rotonde van de Blaasveldstraat de N16 teruggebracht wordt op 1 rijstrook per rijrichting; hiertoe werd voor de N16 de I/C verhouding berekend voor zowel 2 als voor 1 rijstrook.

22 Indien er geen verstorende effecten zijn (kruispunten, in+uitvoegers, rotondes, langsparkeren enz…)

91

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

Tabel 4 intensiteit-capaciteit verhouding van de A12 en de N16 tijdens de ochtend- en avondspits richting C ochtend (I) I / C avond (I) I / C A12 (tussen N16 oost en N16 west) Richting Antwerpen 5.400 3.460 64 % 3.380 63 % Richting Brussel 5.400 4.260 79 % 3.210 59 % A12 ten zuiden van N16 oost Richting Antwerpen 5.400 2.480 46 % 2.860 53 % Richting Brussel 5.400 2.530 47 % 1.790 33 % N16 oost Richting A12 3.600 1.800 660 18 % 37 % 650 18 % 36 % Richting Mechelen 3.600 1.800 1.140 31 % 63 % 860 24 % 48 %

Op basis van bovenstaande gegevens kan gesteld worden dat er zich zowel tijdens de ochtend- als avondspits nagenoeg geen problemen voordoen op de wegvakken van de A12 en de N16. Belangrijk hierbij is echter wel te vermelden dat op het wegvak van de A12 tussen de N16 oost en de N16 west richting Brussel tijdens de ochtendspits reeds 79% van de beschikbare capaciteit ingevuld wordt. Dit percentage benadert de vooropgestelde intensiteit-capaciteitsverhouding (85%) waarbij problemen kunnen optreden.

Microniveau: lokale interne wegenis

Beschrijving van het wegennet

De Breendonkstraat heeft een 2x1 wegprofiel waar 50 km/u van toepassing is. Aan de noordzijde van de straat ligt een aanliggend verhoogd dubbelrichtingsfietspad van 1,8m breed. De Breendonkstraat sluit aan op de Veurtstraat ter hoogte van het kruispunt met de A12. De kruising met de A12 verloopt door middel van een lichtengeregeld kruispunt. In de gemeentelijk mobiliteitsplannen is de as Veurtstraat – Breendonkstraat geselecteerd als lokale verbindingsweg (lokale weg type I, verbinding tussen Breendonk en Willebroek).

De Bessemstraat sluit aan de oostzijde eveneens aan op de A12 door een “recht-in, rechts-uit”; de middenberm op A12 is gesloten. Aan de oostzijde betreft het een smalle weg dewelke in twee richtingen gebruikt kan worden. Er zijn geen fietsvoorzieningen of voetgangersvoorzieningen aanwezig. Er geldt een snelheidsregime van 70 km/u. De Bessemstraat is geselecteerd als lokale weg type II.

De Baeckelmansstraat is eveneens geselecteerd als lokale weg type I en geeft de verbinding naar de bestaande bedrijfsactiviteiten binnen het studiegebied en verder door naar de kern van Tisselt.

De Beekstraat en de Peeterstraat zijn geselecteerd als lokale wegen type II (lokale ontsluitingswegen).

De Wolvenweg is een smallere verharde weg dewelke in hoofdzaak toegang geeft naar de bestaande velden en akkers binnen het studiegebied.

Voor een situering van de vermelde wegen wordt verwezen naar Kaart 3.

Kruispunten

Er is een lichtengeregeld kruispunt met de A12 ter hoogte van de Breendonkstraat – Veurtstraat; - de Breendonkstraat ten oosten van de A12 ontsluit de kern van Tisselt richting de A12

92

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

- de Veurtstraat ten westen van de A12 ontsluit de kern van Breendonk alsook het bedrijventerrein Puurs-Breendonk.

In april 2005 werd een kruispunttelling23 uitgevoerd van het kruispunt A12 met de Breendonkstraat / Veurtstraat. De telgegevens worden weergegeven op onderstaand schema.

In de ochtendspits valt de grote verkeersstroom richting Brussel op, tijdens de avondspits in de omgekeerde beweging waarneembaar. Dit wordt weergegeven op Figuur 17. Er zijn relatief veel afslagbewegingen op het kruispunt.

Intensiteiten kruispunt A12 - Veurtstraat/Breendonkstraat Intensiteiten kruispunt A12 - Veurtstraat/Breendonkstraat Ochtendspits 28 april 2005: 07:30-08:30 uur (pae) Avondspits 28 april 2005: 17:00-18:00 uur (pae) 3777 6351 2574 2635 5636 3001 102 133 226 186 183 219 121 169 3542 2162 2233 2711

6 9 18 2 16 4 0 42 6 37 7 13 66 7 69 6 A12 Antwerpen A12 1 76 Antwerpen A12 85 5 2 34 48 at 3 at 9 ra 13 ra 21 st 9 st 5 nk 12 nk 12 o 3 o 8 nd 8 nd 13 ee ee Br Br

2 3 10 at 18 at 70 ra 36 ra tst 1 tst 43 ur 30 ur Ve 1 Ve 5 9 21 44 06 6 05 1 6 22 7 12 29 25 91 1 56 1 3 36 2 10 A12 Brussel A12 Brussel 36 43 83 10 69 166 130 138 3542 2711 2162 2233 1022_osp.str 1022_asp.str Grontmij Vlaanderen nv Grontmij Vlaanderen nv 3744 6032 2288 2312 5291 2979 Figuur 17 Weergave van de verkeersintenstiteiten (in pae) t.h.v. het kruispunt A12 – Breendonkstraat/Veurtstraat tijdens de ochtend en de avondspits

De Bessemstraat sluit enkel aan op de A12 aan de oostzijde. Het kruispunt is gelegen ter hoogte van de dancing Carré. Sommige percelen, waaronder de Carré hebben een rechtstreekse perceelstoegang op de A12.

23 Bron: TV3V, waarden in personenauto equivalenten (PAE) waarbij 1 vrachtwagen voor 2 personenwagens wordt gerekend.

93

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

Ongevalgegevens

Het kruispunt A12 – Breendonkstraat/Veurtstraat betreft een gevaarlijk punt24. In het kader van de studie “Wegwerken van de gevaarlijke punten en wegvakken in Vlaanderen” werd het ongevallenbeeld van het kruispunt in kaart gebracht.

Tabel 5 Overzicht van het aantal ongevallen t.h.v. het kruispunt A12- Breendonkstraat/Veurtstraat 1997-1999 1998-2000 1999-2001 Prioriteitswaarde 48 50 37 fietsprioriteit 5 4 1 TOTAAL aantal ongevallen 22 25 22 doden 0 0 0 zwaargewonden 6 5 2 lichtgewonden 30 35 31 ongevallen zonder betrokkenheid van fietser 19 23 21 doden 0 0 0 zwaargewonden 5 4 2 lichtgewonden 28 34 30 ongevallen met betrokkenheid van fietser 3 2 1 doden 0 0 0 zwaargewonden 1 1 0 lichtgewonden 2 1 1

Het belangrijkste ongevalstype is de kop-staart-aanrijding (lichtenregeling in combinatie met snelheidsregime op A12) alsook het conflict tussen het linksafslaande en rechtdoorgaande (A12) verkeer.

Openbaar vervoer

Binnen het studiegebied loopt 1 buslijn (nr 460; Boom-Londerzeel-Brussel). Deze lijn heeft een frequentie van 1 bus per uur en loopt komende van de kern van Breendonk, over de Veurtstraat, de Breendonkstraat en de Baeckelmansstraat naar de kern van Tisselt. Er zijn haltes ter hoogte van de Veurtstraat, de Breendonksstraat en in de kern van Tisselt.

Fietsroutes

In het oostelijk deel van het studiegebied is het jaagpad langs het Kanaal Brussel-Rupel geselecteerd als hoofdroute (non-stop-fietsroute); ten zuiden van de kern van Tisselt is de route aan de oostkant van het Kanaal gelegen, ten noorden van de kern van Tisselt ligt de route aan de westzijde van het Kanaal. Komende van Breendonk is de route Veurtstraat – Breendonkstraat – Baeckelmansstraat geselecteerd als functionele fietsroute25 in de oost-west richting. In de noordzuid richting is de oude spoorwegbedding (Oude Spoorbaan – Akkerlaan) geselecteerd als functionele fietsroute.

24 De gevaarlijke punten worden berekend door de geaggregeerde ongevallen naargelang de ernst van de ongevallen te vermenigvuldigen met een vaste waarde. Een ongevallocatie wordt als ‘gevaarlijk punt’ beschouwd indien, op basis van de beschikbare statistische gegevens, er de laatste drie jaar 3 of meer ongevallen gebeurd zijn en de prioriteitswaarde ‘P’ groter of gelijk is aan 15. De prioriteitswaarde ‘P’ wordt als volgt berekend; P=X+3Y+5Z met X=aantal lichtgewonden, Y=aantal zwaargewonden en Z=aantal doden (overledenen binnen de 30 dagen). Bron ongevallen-GIS: Provincie Antwerpen 25 Bron: Bovenlokaal Functioneel Fietsroutenetwerk Provincie Antwerpen, versie 2005, Provincie Antwerpen.

94

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

Binnen het fietsknooppuntennetwerk26 wordt een route aangeduid doorheen het studiegebied tussen de knooppunten nr 84 en 86 (route over een klein stuk van de Breendonkstraat, via de Wolvenweg en de Beekstraat naar de kern van Tisselt).

De bewegwijzerde fietsroute ‘Duvelroute’ (51 km) start aan de brouwerij ter hoogte van het kruispunt van de A12 met de Veurtstraat – Breendonkstraat. Via de A12 en de Bessemstraat verlaat de route het studiegebied. Via de brug over het Kanaal, de Beekstraat en de Wolvenweg wordt het vertrekpunt van de fietsroute opnieuw bereikt.

Bovenvermelde fietsroutes worden weergegeven op Kaart 4.

11.1.3. Effectvoorspelling en –beoordeling

Het MER dient na te gaan wat de tijdelijke en permanente effecten zijn van het bedrijventerrein op de verkeerssituatie in het studiegebied en dit voor de diverse verkeersvormen (autoverkeer, fietsverkeer, openbaar vervoer, …) en voor verschillende verkeersrelaties (regionaal of doorgaand verkeer, stedelijk en lokaal verkeer).

De effecten worden beschreven in termen van verkeersgenererend effect van het regionale bedrijventerrein, verkeersafwikkeling, verkeersveiligheid, bereikbaarheid en verkeersleefbaarheid. Specifieke aandacht zal hierbij gaan naar de verkeersafwikkeling en de intensiteit/capaciteit - verhouding van de ontsluitende wegen en het hogere wegennet. Tevens gaat de aandacht naar de diverse vervoersmodi (auto’s en vrachtwagens, openbaar vervoer en langzaam verkeer) en dit voor de verschillende verkeersrelaties (regionaal of doorgaand verkeer, stedelijk en lokaal verkeer).

Op basis van de gegevens van het multimodaal model zal de toekomstige verkeerssituatie van het hogere wegennet ingeschat worden. De ontsluitingsmogelijkheden van het gebied zullen besproken worden. Indien nodig worden aanbevelingen geformuleerd met betrekking tot de herinrichting van bestaande en geplande knooppunten. Ook het multimodaal ontsluiten van het gebied zal bestudeerd worden.

Met betrekking tot het langzaam verkeer wordt de impact op fietsers nader onderzocht. Hierbij wordt geanalyseerd welke fietsrelaties worden verstoord. De omrijfactor vormt een belangrijk criterium. Daarnaast wordt onderzocht of een combinatie van fiets- en landbouwwegen wenselijk is.

Aandachtspunten op het vlak van verkeer zijn: - Impact de op verkeerscapaciteit van het omliggende hogere wegennet en de ontsluitingsmogelijkheden, met specifieke aandacht voor de A12 en de N16. - Relatie met onderliggend wegennet: afwikkeling van lokaal verkeer, bereikbaarheid van omliggende dorpskernen, bediening door het openbaar vervoer, fietsverkeer; - In kaart brengen van mogelijke sluipwegen en aangeven van oplossingen om sluipverkeer te ontmoedigen.

De meest cruciale effectgroepen binnen de discipline mobiliteit zijn voor dit plan: - wijzigingen in doorstroming/verkeersbelasting en - wijzigingen in verkeersveiligheid en verkeersleefbaarheid. Voor deze effectgroepen wordt een voorstel van significantiekader gegeven. Dit kan nog worden geoptimaliseerd bij de opmaak van het MER.

26 Bron: Toerisme Provincie Antwerpen (kaart ‘Scheldeland – Mechelen – Lier)

95

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

Verkeersdoorstroming Effect Significantie Oplossing van huidige structurele congestie +++ Oplossing van huidige lokale congestie ++ Vlottere doorstroming tgv het plan, zonder invloed op het al dan niet optreden van + filevorming Geen of verwaarloosbare wijziging in doorstroming 0 Gestremde doorstroming tgv het plan, zonder echte filevorming - Lokaal filevorming op nieuwe locatie of significante versterking van huidige lokale -- congestie Filevorming op diverse nieuwe locaties of significante versterking van huidige congestie --- op diverse locaties

Verkeersveiligheid Effect Significantie Zeer significante afname van het risico op ongevallen op 1 locatie of significante afname +++ van het risico op ongevallen op diverse locaties Significante afname van het risico op ongevallen op 1 locatie of beperkte afname van ++ het risico op ongevallen op diverse locaties Beperkte afname van het risico op ongevallen op 1 locatie + Geen of verwaarloosbare wijziging in het risico op ongevallen 0 Beperkte toename van het risico op ongevallen op 1 locatie - Significante toename van het risico op ongevallen op 1 locatie of beperkte toename van -- het risico op ongevallen op diverse locaties Zeer significante toename van het risico op ongevallen op 1 locatie of significante --- toename van het risico op ongevallen op diverse locaties

Verkeersleefbaarheid Effect Significantie Zeer significante afname van de oversteekbaarheid +++ Significante afname van de oversteekbaarheid ++ Beperkte afname van de oversteekbaarheid + Geen of verwaarloosbare wijziging in de oversteekbaarheid 0 Beperkte toename van de oversteekbaarheid - Significante toename van de oversteekbaarheid -- Zeer significante toename van de oversteekbaarheid ---

11.1.4. Milderende maatregelen

Door het voorstellen van een aantal milderende maatregelen wordt getracht eventuele negatieve effecten van het plan te voorkomen, te beperken, te remediëren of te compenseren (in deze volgorde van prioriteit). In functie van de noodwendigheid zullen milderende maatregelen worden voorgesteld voor de uitvoeringsfase en voor de exploitatiefase.

Voorbeelden zijn: - randvoorwaarden in het kader van de omleidingsscenario’s (voor zover van toepassing) (bewegwijzering, optimalisering van de gekozen routes, …); - voorstellen inzake verkeerscirculatie - voorstellen om sluipverkeer te ontmoedigen; - voorstellen tot de inrichting van knooppunten; - voorstellen voor de eventuele verbetering van ontsluiting van de diverse functies in het studiegebied; - maatregelen die de bereikbaarheid voor en veiligheid van fietsers en voetgangers moeten garanderen.

96

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

11.2. Geluid en trillingen

11.2.1. Afbakening studiegebied

Het plangebied bevindt zich ten oosten van de A12 in de gemeente Willebroek, tegen de grens met de gemeente Puurs. In het noorden wordt het plangebied begrensd door het Fort van Breendonk. In het oosten grenst het gebied aan industrie- en woongebieden (Willebroek-Stad, Schorheide en Molenplein) en aan de Willebroekse Vaart. De zuidelijke grens valt samen met de grens van de Vlaams Brabantse gemeente Kapelle-Op-Den-Bos, hier zien we woon- en landelijke gebieden. Naast de woongebieden ten oosten en zuiden van het plangebied bevinden er zich ook woongebieden binnen het plangebied (bv Merkezeel).

Het studiegebied strekt zich uit tot op 200 m rondom het plangebied. Binnen deze contour zijn zowel de meest nabijgelegen woningen (woongebieden) als het Fort van Breendonk gelegen.

11.2.2. Beschrijving referentiesituatie

De belangrijkste geluidsbronnen die het omgevingsgeluid in het plangebied bepalen zijn de aanwezige industriegebieden verspreid binnen het plangebied, het wegverkeer op de A12 die de westelijke grens van het plangebied vormt, de Koning Boudewijnlaan (N16) die de noordelijke grens vormt van het plangebied en tenslotte ander plaatselijk verkeer op iets minder drukke wegen.

Ter controle van het huidige omgevingsgeluidsniveau werden ambulante metingen uitgevoerd op 21 meetpunten verspreid binnen en rond het plangebied. De metingen ter bepaling van het huidige omgevingsgeluid vonden plaats op vrijdag 07/03/2008 en dit bij een wind uit zuidelijke richting.

- Meetpunt 1: de meetpost werd opgesteld in de voortuin van de woning in de Europalaan 93 te Willebroek. Het betreft hier een woongebied (Willebroek-Stad) op minder dan 500m van een industriegebied. Het omgevingsgeluid wordt bepaald door verkeerslawaai afkomstig van de A12 (op +/- 630m) en verkeerslawaai afkomstig van de N16 (+/- 800m afstand tot het meetpunt). - Meetpunt 2: ook deze meetpost werd opgesteld in het woongebied Willebroek-Stad op minder dan 500m van industriegebied. Op het meetpunt aan de woning in de Kasteellaan 29 te Willebroek werd het omgevingsgeluid bepaald door verkeerslawaai afkomstig van de A12 (op ± 450m) en van de N16 (op ± 370m). Beide wegen zijn zichtbaar vanop het meetpunt. Ook waren er af en toe vrachtwagens en kranen hoorbaar van de bedrijven op het industrieterrein gelegen ten westen van het meetpunt. - Meetpunt 3: de meetpost werd opgesteld in de weide aan de overkant van de Ringlaan nummer 160 te Willebroek. Het betreft hier een woongebied en het omgevingsgeluid wordt er bepaald door verkeer van de Ringlaan en verkeerslawaai afkomstig van de N16 (op ± 400m). Ook was er met momenten lawaai waar te nemen afkomstig van het industriegebied ten zuiden van het meetpunt. - Meetpunt 4: ook meetpunt 4 is gelegen in woongebied en de meetpost werd opgesteld in het veld ten westen van de woning in de Hoevestraat nummer 1 te Willebroek. Het omgevingsgeluid wordt er bepaald door verkeerlawaai van de N16 (op ± 460m), het plaatselijk verkeer van de Akkerlaan en een geluid afkomstig van het industriegebied ten zuiden van het meetpunt. - Meetpunt 5: meetpunt 5 werd gekozen aan de woning in de Ploegstraat nummer 75 te Willebroek. Het betreft hier een woongebied op minder dan 500m van industriegebied. Het meetpunt ligt op ± 200m van de N16 en deze zal hier grotendeels het omgevingsgeluid bepalen. Ook hier is er af en toe een geluid waar te nemen afkomstig van het industriegebied ten zuiden van het meetpunt. - Meetpunt 6: de meetpost werd opgesteld rechts van de woning te Breendonkstraat 239 te Willebroek. Het betreft hier een agrarisch gebied op minder dan 500m van industriegebied en het omgevingsgeluid wordt bepaald door het verkeer van de Breendonkstraat en dit van de N16 op ongeveer 210m ten noorden van het meetpunt. - Meetpunt 7: de meetpost werd opgesteld in het veld/bos op ongeveer 110m ten zuiden van de Baeckelmansstraat in Willebroek. Verkeer afkomstig van deze Baeckelmansstraat samen met verkeerslawaai in de verte van de A12 en N16 bepalen het omgevingsgeluid.

97

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

- Meetpunt 8: meetpunt 8 werd gekozen rechts van het bedrijf Royal Equipment in de Breendonkstraat 323. Het meetpunt is gelegen in landelijk gebied op minder dan 500m van industriegebied. Het omgevingsgeluid wordt er bepaald door het verkeer op de Breendonkstraat en verkeerslawaai afkomstig van de A12 (op ± 100m). - Meetpunt 9: de meetpost werd opgesteld in de tuin van de woning in de Bosbeeklaan nummer 12 te Willebroek in een woongebied (Schorheide) op minder dan 500m van industriegebied. Het geluidsklimaat is hier redelijk rustig, in de verte kan men verkeerslawaai waarnemen (A12 / N16 / Baeckelmansstraat). - Meetpunt 10: meetpunt 10 werd gekozen achter de woning te Jozef De Blockstraat 34 in de Baeckelmansstraat. Het is gelegen in landelijk gebied op minder dan 500m van industriegebied en het omgevingsgeluid wordt er bepaald door het verkeer van de Jozef De Blockstraat, industrielawaai in de verte, verkeerslawaai van de N16 in de verte en lawaai veroorzaakt door de buurtbewoners. - Meetpunt 11: de meetpost werd opgesteld in het veld ten zuiden van de woning in de Schorheidelaan 37 in Willebroek. Het is gelegen in woongebied op minder dan 500m van industriegebied en het omgevingsgeluid is er rustig. Er is bijna geen plaatselijk verkeer en in de verte is de A12 lichtjes hoorbaar. - Meetpunt 12: het meetpunt werd gekozen aan de woning in de Roterijstraat 3 te Willebroek. Ook hier ligt de woning in een woongebied op minder dan 500m van industriegebied. Het omgevingsgeluid wordt bepaald door verkeerslawaai in de verte en een vrachtwagen in de Zwingelstraat (werken?). - Meetpunt 13: de meetpost werd hier links van de boerderij in de Beekstraat 128 opgesteld. Het meetpunt is gelegen in een landelijk gebied op minder dan 500m van een KMO gebied. Het omgevingsgeluid is rustig en wordt voornamelijk bepaald door het verkeer in de Beekstraat. Wanneer dit wegvalt is er verkeer afkomstig van de A12 in de verte waar te nemen. - Meetpunt 14: meetpunt 14 is gelegen in het veldje aan de overkant van de woning te Bormstraat 43 in Willebroek. Het betreft hier een woongebied op minder dan 500m van industriegebied. Het omgevingsgeluid wordt bepaald door het verkeer van de Bormstraat, af en toe komen hier zware vrachtwagens doorgereden. - Meetpunt 15: ook meetpunt 15 ligt in de Bormstraat maar nu aan de woning nummer 120 en kent dezelfde indeling volgens het gewestplan als meetpunt 14. Ook hier is het verkeerslawaai uit de Bormstraat die het omgevingsgeluid bepaalt. Over het algemeen is dit rustig te noemen. - Meetpunt 16: meetpunt 16 ligt in de weide links van de boerderij in de Bessemstraat nummer 2 te Willebroek. Het is gelegen in landelijk gebied en het omgevingsgeluid wordt bepaald door het verkeer van de A12 op ± 850m welke zichtbaar en licht hoorbaar is vanuit het meetpunt. - Meetpunt 17: Meetpunt 17 ligt eveneens in de Bessemstraat maar meer westelijk aan de woning nummer 30. Het betreft hier landelijk gebied op minder dan 500m van industriegebied en het omgevingsgeluid wordt bepaald door de A12 op ± 350m. - Meetpunt 18: de meetpost werd opgesteld op de weide ten westen van het Spaans Kasteel in de Peetersstraat 43 te Willebroek. Dit landelijk gebied ligt op minder dan 500m van een KMO gebied en de A12 die op ± 330m afstand van het meetpunt ligt bepaalt het omgevingsgeluid. - Meetpunt 19: de meetpost werd opgesteld aan de achtertuin van de woning in de Veurtstraat 126 tegen de Sint- Jozefstraat in Puurs. Het betreft hier landelijk gebied op minder dan 500m van KMO gebied. Het verkeer van de Veurtstraat en de Sint-Jozefstraat bepalen het omgevingsgeluid. De A12 op ± 220m ten oosten van het meetpunt wordt afgeschermd door de bedrijven die er langs liggen. - Meetpunt 20: de meetpost werd geplaatst in de weide ten noorden van de woning in de Peetersstraat 1 te Puurs en ligt in woongebied op minder dan 500m van industriegebied. Het omgevingsgeluid wordt bepaald door de A12 die op ± 60m van het meetpunt is gelegen. Af en toe was er ook hondengeblaf afkomstig van de woning in kwestie waarneembaar. - Meetpunt 21: de meetpost werd opgesteld aan de parking van het golfcentrum in de Schaafstraat 31 te Puurs. Het gaat hier om een gebied om minder dan 500m van een industriegebied. Het omgevingsgeluid wordt bepaald door het verkeer van de Schaafstraat en de A12 / N16 op ongeveer 140 meter afstand van het meetpunt.

De 21 meetpunten (1 tot en met 21) worden weergegeven op Kaart 5. De coördinaten van de meetpunten, de weergave van deze meetpunten op de kleurenortho en foto’s van de meetopstelling van elk meetpunt worden bijgevoegd in bijlage.

98

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

Onderstaande tabel geeft de indeling van de meetpunten volgens het gewestplan (huidige indeling) samen met de milieukwaliteitsnormen die in deze gebieden van toepassing zijn.

Tabel 6 Milieukwaliteitsnormen van toepassing op de meetpunten - huidige toestand Mpt Coördinaten Milieukwaliteitsnormen

Dag Avond Nacht 16 Landelijk gebied 40 dB(A) 35 dB(A) 30 dB(A) 1, 2, 5, 6, 7, 8, Gebied op minder dan 500m van 9, 10, 11, 12, 14, 50 dB(A) 45 dB(A) 45 dB(A) industriegebied 15, 17, 20 & 21 13, 18 & 19 Gebied op minder dan 500m van KMO gebied 50 dB(A) 45 dB(A) 40 dB(A) 3 & 4 Woongebied 45 dB(A) 40 dB(A) 35 dB(A)

De metingen leverden de waarden op van de grootheden LAeq,T, LA01,T, LA05,T, LA10,T, LA50,T en LA95,T uitgedrukt in dB(A) met T de meetperiode. De metingen werden uitgevoerd op 07/03/2008 en dit bij gunstige meteocondities (geen neerslag en geen hoge windsnelheid). Op de meetdag waaide het met een windsnelheid van 4 à 5 m/s uit zuidwestelijke richting.

Per meetpunt werd minstens 10 minuten gemeten op een meethoogte van 1,5 m en op minstens 4 m van een reflecterend object. De metingen werden uitgevoerd overeenkomstig VLAREM II, Bijlage 4.5.1. ‘Meetmethode en meetomstandigheden voor het omgevingsgeluid’.

Alle metingen werden uitgevoerd met een ‘real time frequentie analysatoren’, van Larson Davis type 824. Deze meetinstrumenten voldoen aan de wettelijke bepalingen in VLAREM II. De meettoestellen werden vooraf gekalibreerd met behulp van een ijkbron CAL200 van Larson Davis. De meetfout op de gemeten geluidsniveaus bedraagt +/- 1 dB(A).

De meetresultaten voor de 21 ambulante meetpunten op 07/03/08 tijdens een normale werkdag (meetperiode T = 10 minuten) zijn in onderstaande tabel weergegeven.

99

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

Tabel 7 Meetresultaten

Datum Meetpunt Starttijd van LAeq,T LA01,T LA05,T LA10,T LA50,T LA95,T meting met duurtijd T = 10min

7/03/2008 1 9u35 51.0 58.9 55.0 53.1 49.5 46.8 2 9u55 52.8 56.0 54.8 54.1 52.4 50.6 3 10u15 60.3 70.0 64.5 62.0 57.9 54.7 4 10u35 54.0 65.0 58.1 54.7 51.6 49.7 5 10u55 58.7 66.9 61.7 60.6 57.5 53.1 6 15u25 52.2 55.5 54.6 54.0 51.9 49.3 7 15u45 51.0 55.0 53.3 52.7 50.5 47.5 8 15u05 65.0 75.8 69.8 66.5 61.9 57.0 9 11u30 53.7 65.0 59.8 56.2 49.1 46.3 10 11u10 49.7 56.3 52.9 51.6 48.7 46.6 11 11u50 47.5 51.8 50.0 49.3 47.1 44.8 12 12u10 47.4 52.5 49.9 48.9 46.7 45.0 13 12u30 61.6 75.3 67.5 62.6 50.5 44.7 14 13u00 63.0 76.5 69.4 63.2 47.0 43.6 15 13u20 59.5 73.4 64.9 59.0 47.4 43.9 16 13u40 56.0 68.7 55.4 53.9 51.2 48.7 17 13u55 58.5 62.9 60.9 60.2 58.0 55.5 18 14u10 59.4 64.6 62.1 61.3 58.9 55.4 19 14u30 65.8 79.0 73.3 66.6 52.2 46.9 20 14u50 66.0 68.9 63.8 62.9 59.9 55.1 21 16u00 51.9 60.8 57.8 55.3 49.0 46.5

De parameter LA95,T wordt in Vlarem II gehanteerd als een maat voor het achtergrondgeluid. In onderstaande tabel wordt het opgemeten achtergrond-geluidsniveau met de opgelegde milieukwaliteitsnormen voor geluid vergeleken. Deze zijn afhankelijk van de indeling volgens het gewestplan en de periode (dag, avond of nacht). Doordat het achtergrondgeluidsniveau (dagperiode) op de betrokken meetpunten gekend is, kan de norm voor de specifieke geluidsniveaus bepaald worden (dagperiode) die de toekomstige nieuwe inrichtingen mogen produceren naar de meetpunten (woningen) toe. Dit moet echter nog geverifieerd worden op basis van langeduursmetingen in het kader van eventuele milieuvergunningsaanvragen. Deze korte metingen geven echter al goed aan waar er nog een goed geluidsklimaat terug te vinden is onder de gegeven meteo-omstandigheden.

100

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

Tabel 8 Vergelijking milieukwaliteitsnorm - LA95,T Milieukwaliteitsnorm L nieuwe Meet- Opgemeten sp Ligging volgens gewestplan Dag Avond Nacht inrichting voor punt L A95,T de dagperiode dB(A) dB(A) dB(A) 1 Gebied op minder dan 500m van industriegebied 50 45 45 46.8 45.0 2 Gebied op minder dan 500m van industriegebied 50 45 45 50.6 45.6 3 Woongebied 45 40 35 54.7 45.0 4 Woongebied 45 40 35 49.7 44.7 5 Gebied op minder dan 500m van industriegebied 50 45 45 53.1 48.1 6 Gebied op minder dan 500m van industriegebied 50 45 45 49.3 45.0 7 Gebied op minder dan 500m van industriegebied 50 45 45 47.5 45.0 8 Gebied op minder dan 500m van industriegebied 50 45 45 57.0 50.0 9 Gebied op minder dan 500m van industriegebied 50 45 45 46.3 45.0 10 Gebied op minder dan 500m van industriegebied 50 45 45 46.6 45.0 11 Gebied op minder dan 500m van industriegebied 50 45 45 44.8 45.0 12 Gebied op minder dan 500m van industriegebied 50 45 45 45.0 45.0 13 Gebied op minder dan 500m van KMO gebied 50 45 40 44.7 45.0 14 Gebied op minder dan 500m van industriegebied 50 45 45 43.6 45.0 15 Gebied op minder dan 500m van industriegebied 50 45 45 43.9 45.0 16 Landelijk gebied 40 35 30 48.7 40.0 17 Gebied op minder dan 500m van industriegebied 50 45 45 55.5 50.0 18 Gebied op minder dan 500m van KMO gebied 50 45 40 55.4 50.0 19 Gebied op minder dan 500m van KMO gebied 50 45 40 46.9 45.0 20 Gebied op minder dan 500m van industriegebied 50 45 45 55.1 50.0 21 Gebied op minder dan 500m van industriegebied 50 45 45 46.5 45.0

Op onderstaande figuur hebben de aangeduide meetpunten op het grondplan een kleur toegekend gekregen al naargelang het opgemeten achtergrondgeluidsniveau (LA95,T op meetdag 07/03/08 bij een zuidwestelijke wind van 4 à 5 m/s): • 40 – 45 dB(A) • 45 – 50 dB(A) • 50 – 55 dB(A) • 55 – 60 dB(A)

101

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

Figuur 18: grondplan + meetpunten

102

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

Meetpunten 2, 3, 4 en 5 zijn gelegen ten noorden van de N16 en ten oosten van de A12. Het betreft hier woongebied, al dan niet op minder dan 500m van industriegebied. Door de zuidwestelijke wind hadden deze meetpunten wind van bron (A12 / N16) naar ontvangers. Op al deze meetpunten was het verkeerslawaai goed waarneembaar en wordt de milieukwaliteitsnorm overschreden. Op het meest noordelijke meetpunt (1) was het verkeerslawaai ook nog hoorbaar maar hier wordt de norm niet overschreden.

Voor de meetpunten 11, 12 en 13 in en rond de woongebieden Merkezeel, Schorheide en Molenplein wordt de milieukwaliteitsnorm wel gerespecteerd. Deze meetpunten liggen ook al op enige afstand van de drukke A12. In het woongebied ten zuiden van de grens van het plangebied (meetpunten 14 & 15) in de Bormstraat is het geluidsklimaat redelijk rustig, we meten hier achtergrondgeluidsniveaus van 43 à 44 dB(A).

In het westen van het plangebied (meetpunten 8, 16, 17 & 18), dichter bij de A12, worden overschrijdingen van de milieukwaliteitsnorm waargenomen. Meetpunt 16 is gelegen in landelijk gebied en het verkeer van de Bessemstraat en de A12 in de verte zorgen voor een overschrijding van de milieukwaliteitsnorm. Meetpunten 17 en 18 liggen op ongeveer 350m van de A12 en hier worden achtergrondgeluidsniveaus van 55 dB(A) opgemeten, uitsluitend te wijten aan verkeerslawaai. Meetpunt 8 ligt op een 100 meter van de A12 met een achtergrondgeluidsniveau van 57 dB(A).

Op de meetpunten ten westen van de A12 en de grens van het plangebied meten we enkel een overschrijding van de norm op meetpunt 20. Ook hier bedraagt het achtergrondgeluidsniveau 55 dB(A) (uitsluitend verkeerslawaai). De andere 2 meetpunten (meetpunt 19 & 21) liggen tamelijk afgeschermd van de A12.

11.2.3. Effectvoorspelling en –beoordeling

De milieueffecten die optreden na de ontwikkeling en de ontsluiting van het bedrijventerrein worden als volgt bestudeerd.

Aan de hand van het ontwerp van de ontsluiting, de wijziging van de verkeersstromen (zowel op de N16 als op de A12) ten gevolge van het plan, wordt de situatie gemodelleerd in een computermodel. Voor wat de verkeersintensiteiten betreft wordt beroep gedaan op uitgevoerde studies die de te verwachten verkeersintensiteiten berekenden. Het computermodel dat opgebouwd wordt steunt op de Nederlandse rekenmethode SRM II. Dit model houdt rekening met de geometrische uitbreiding van het geluid, de luchtabsorptie, bodemreflecties en bodemabsorpties, afscherming van geluidsschermen en gebouwen, reflecties tegen gebouwen, de verkeersintensiteiten en samenstelling van het verkeer, de snelheid van het verkeer, de hoogte van de weg en ontvangpunten. De overdrachtsberekening gebeurt met behulp van het Geonoise- computerprogramma.

De discipline geluid baseert zich op deze beschikbare gegevens en prognoses. Lden en Lnight kunnen enkel worden aangegeven indien mobiliteitsgegevens of aannames beschikbaar zijn.

Met behulp van dit model wordt op een gelijkmatig raster het LAeq,dag, LAeq,avond en LAeq,nacht berekend. Met behulp van deze geluidsniveaus wordt dan het Lden berekend. De geluidscontouren, lijnen die gelijke geluidsniveaus verbinden, worden visueel weergegeven voor het Lden met een topografische kaart als ondergrond. Voor de Lden zullen contouren bepaald worden vanaf 55 dB(A) tot de 75 dB(A) en voor de Lnight vanaf 50 dB(A) tot de 70 dB(A).

Het resultaat van de berekeningen wordt getoetst aan het op dit moment gangbaar toetsingskader en dit bij ontstentenis van een definitief toetsingskader.

103

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

Deze resultaten worden aangereikt aan de disciplines Mens en flora en fauna, die hiermee de verstoringseffecten en afgeleide effecten kunnen evalueren.

Op basis van geluidsgegevens van een gelijkaardige situatie of op basis van literatuurstudies wordt een inschatting gemaakt van de effecten ten gevolge van de activiteiten ter hoogte van dit nieuw bedrijventerrein.

Ook kan eventueel op basis van de Nederlandse kengetallen een inschatting gemaakt worden van de effecten van bijvoorbeeld logistiek. Een kengetal is een geluidsvermogenniveau per m2 en per activiteit. Deze kengetallen werden opgesteld in opdracht van het Gemeentelijk Havenbedrijf Rotterdam ten behoeve van het Rijnmondgebied. Aan de ingevulde oppervlaktes wordt een geluidsvermogenniveau toegekend op basis van de totale oppervlaktes en de aard van de activiteiten. Hierdoor is het mogelijk om in eerste orde benadering met behulp van ISO 9613 de specifieke bijdrage in LAeq-niveaus te berekenen.

Tevens zullen de voorgestelde voorwaarden in het ruimtelijk onderzoek geëvalueerd worden en eventueel bijgestuurd op basis van concretere gegevens.

Evaluatie van de significantie van de wijziging in geluidimmissies gebeurt als volgt: Effectbeschrijving Significantie Effect op het omgevingsgeluid Zeer significant positief +++ verlaging van het omgevingsgeluid met 6 dB(A) of meer Significant positief ++ verlaging van het omgevingsgeluid met 3 tot 6 dB(A) Matig positief + verlaging van het omgevingsgeluid met 1 tot 3 dB(A) verwaarloosbaar 0 verlaging/verhoging van het omgevingsgeluid < 1 dB(A) Matig negatief - verhoging van het omgevingsgeluid met 1 tot 3 dB(A) Significant negatief -- verhoging van het omgevingsgeluid met 3 tot 6 dB(A) Zeer significant negatief --- verhoging van het omgevingsgeluid met 6 dB(A) of meer

In het kader van de opmaak van het MER kan dit significantiekader mogelijk nog aangepast of verfijnd worden. Zo wordt bij de beoordeling rekening gehouden met het huidige omgevingsgeluid en het aantal gevoelige receptoren.

11.2.4. Milderende maatregelen

Eventuele knelpunten geven aanleiding tot remediërende maatregelen. Deze maatregelen kunnen zijn: geluidsschermen of geluidsbermen en gebouwen-configuraties. De zones die in aanmerking komen worden aangeduid. Het milderend effect van de geluidsschermen wordt gemodelleerd en visueel voorgesteld. Ook kan voor een aantal gebieden geluidszonering toegepast worden.

104

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

11.3. Lucht

11.3.1. Afbakening studiegebied

Bij de ontwikkeling van een bedrijventerrein zijn volgende oorzaken van luchtverontreiniging belangrijk: - genereren van bijkomend verkeer in de omgeving van het plangebied; - gebouwenverwarming in de winter; - industriële emissies van de toekomstige bedrijven.

In de geplande situatie zijn de atmosferische emissies van het verkeer mogelijk belangrijk. Als gevolg van de ontwikkeling van het bedrijventerrein is immers een verhoging van de verkeersintensiteit te verwachten. De verbranding van fossiele brandstoffen veroorzaakt luchtemissies van vooral stikstofoxiden (NOx) en fijn stof (PM10 – particulate matter kleiner dan 10 µm). Naast bovengenoemde verontreinigende stoffen worden bij de verbranding van fossiele brandstoffen eveneens koolmonoxide (CO), zwaveldioxide (SO2) en vluchtige organische stoffen (VOS) geëmitteerd. Ook de emissies van kooldioxide (CO2) zijn aanzienlijk.

De invloedssfeer van verkeersemissies langs een weg is beperkt tot enkele honderden meters. De concentraties aan verontreinigende stoffen neemt in functie van de afstand tot de weg vlug af. Op circa 300 m van de weg benaderen de concentraties van de belangrijkste componenten terug de achtergrondniveaus.

Binnen dit planMER worden de differentiërende luchtverontreinigende stoffen NO2 en PM10 bestudeerd. Het voorgenomen plan zal immers vooral voor deze verontreinigende stoffen mogelijk een belangrijke bijdrage leveren aan de lokale luchtkwaliteit. Nu reeds worden de normen voor fijn stof op vele plaatsen overschreden en ook voor de toekomst wordt verwacht dat de normen voor NO2 plaatselijk zullen overschreden worden. De literatuur bevestigt ruimschoots dat momenteel NO2 en PM10 de aandachtscomponenten zijn voor de luchtkwaliteit. Dit neemt echter niet weg dat ook andere parameters (SO2, CO, VOS, CO2) wel degelijk een bijdrage leveren aan de plaatselijke luchtkwaliteit. Deze parameters zijn echter minder relevant omdat de verwachte concentraties laag zijn en de grenswaarden niet zullen overschrijden. De problematiek van CO2 overschrijdt het schaalniveau van het voorliggende plan.

Daarnaast zal gebouwenverwarming in de winter eveneens luchtverontreiniging veroorzaken. De geëmitteerde verontreinigende stoffen zijn dezelfde als deze bij het verkeer.

Tenslotte zijn in principe ook de bedrijfsspecifieke emissies belangrijk. Aangezien echter niet geweten is welke activiteiten zich in de toekomst op het bedrijfsterrein zullen vestigen, kunnen ook geen specifieke luchtverontreinigende stoffen naar voren worden geschoven. Wel zal een algemene kwalitatieve beoordeling gegeven worden van de emissies van de potentieel geschikte bedrijventypes.

105

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

11.3.2. Beschrijving referentiesituatie

De beschrijving van de luchtkwaliteit in de referentiesituatie gebeurt in een tweetal stappen: - beschrijving van de regionale luchtkwaliteit adhv meetgegevens van de VMM; - beschrijving van de lokale luchtkwaliteit ter hoogte van de planelementen.

Regionale luchtkwaliteit

De huidige luchtkwaliteit in de ruimere omgeving van het plangebied beschrijven we op basis van het meetstatistieken van de immissiemeetnetten van de Vlaamse MilieuMaatschappij (VMM). De gebruikte cijfers hebben betrekking op het kalenderjaar 2006 en het meteorologisch jaar 2006 – 2007 (VMM, 2007), en zijn afkomstig van de stations gelegen binnen een straal van 10 km rond het centrum van het plangebied. De geselecteerde stations behoren tot het telemetrische meetnet of het specifieke meetnet.

Meetstations De huidige luchtkwaliteit in het plangebied wordt beschreven aan de hand van de jaarrapporten lucht van de Vlaamse MilieuMaatschappij (VMM). De gebruikte cijfers hebben betrekking op het kalenderjaar 2006. Ze zijn afkomstig van de stations gelegen binnen een straal van 10 km t.o.v. het centrum van het plangebied. Enkel de stations behorende tot het telemetrische meetnet en het specifieke meetnet werden behouden. Verder werden alleen de stations waar NO2 en/of fijn stof werden gemeten, weerhouden omdat deze verontreinigende stoffen in de regio zeer belangrijk zijn en ook voor het plangebied. Een overzicht van de weerhouden meetstations is weergegeven in Tabel 9. De ligging van de stations t.o.v. het plangebied is in Kaart 6 weergegeven.

Tabel 9 Overzicht relevante meetstations lucht van de VMM, de Belgische Petroleumfederatie en de Belgische federatie van electriciteitsproducenten station Lambertcoördinaten afstand ligging Verontreinigende nr omschrijving x y (km) Stoffen

42R832 Ruisbroek, Gansbroekstraat 148937 196707 5,0 NO SO2, NO, NO2, PM10

42R841 Mechelen, Technologielaan 157059 188039 9,3 NO NO, NO2, O3, PM10, PM2,5, CO

40ML01 Mechelen, Hombeeksesteenweg 156569 189536 8,4 ZO NO, NO2, PM10, PM2,5

Meetwaarden De statistieken van de gemeten verontreinigende stoffen op de geselecteerde meetposten van de VMM zijn in Tabel 10 half(uurwaarden)) en Tabel 11 (dagwaarden) weergegeven. Het betreft: - het aantal metingen in het betreffende jaar; - de gemiddelde concentratie over de tijdsperiode (µg/m3); - de 98-ste percentiel van de meetwaarden(µg/m3); - het maximum in de beschouwde tijdsperiode (µg/m3);

106

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

Tabel 10 Statistieken van relevante immissiemetingen (half(uurwaarden)) in de omgeving van het plangebied in 2006 of het meteorologisch jaar 2006/2007 (bron VMM)27 station (half)uurwaarden in µg/m3 SO2 NO2 NO PM10 code ntl gem P98 max ntl gem P98 max ntl gem P98 max ntl gem P98 max 42R832 7884 6 32 115 7805 37 83 201 7805 18 141 585 15555 38 105 330 42R841 / / / / 7800 33 73 146 7799 15 121 426 16533 29 89 241 40ML01 / / / / 7991 36 77 136 7994 11 81 410 17129 28 76 159

Tabel 11 Statistieken van relevante immissiemetingen (dagwaarden) in de omgeving van het plangebied in 2006 of het meteorologisch jaar 2006/2007 (bron VMM) station dagwaarden in µg/m3 SO2 NO2 NO PM10 code ntl gem P98 max ntl gem P98 max ntl gem P98 max ntl gem P98 max 42R832 353 6 24 41 7805 37 83 201 7805 18 141 585 15555 38 105 330 42R841 / / / / 357 33 59 69 357 15 81 129 343 29 73 112 40ML01 / / / / 353 36 65 74 353 11 56 143 355 28 71 89

Achtergrondwaarden Op basis van de resultaten in alle meetstations in Vlaanderen berekende de VMM aan de hand van een interpolatiemethode jaargemiddelde concentraties in Vlaanderen. Deze berekende waarden kunnen opgevat worden als lokale achtergrondwaarden. Afhankelijk van lokale bronnen kan de plaatselijke immissieconcentratie van een verontreinigende stof afwijken van dit achtergrondniveau. De Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) voert jaarlijks interpolatieberekeningen uit voor zwaveldioxide (SO2), stikstofdioxide (NO2), stikstofmonoxide (N0) en stof (PM10). Tabel 12 geeft een overzicht van de gemiddelde jaarconcentraties die voor de verschillende luchtverontreinigende stoffen ter hoogte van het plangebied werden berekend.

Tabel 12 Achtergrondwaarden ter hoogte van het plangebied in kalenderjaar 2005 of het meteorologische jaar 2005/2006 (bron VMM) verontreinigende stof jaar jaargemiddelde concentratie Eenheid 3 zwaveldioxide, SO2 4-6 µg/m 3 stikstofdioxide,NO2 2006 21-25 µg/m fijn stof (PM10) 2006 26-30 µg/m3

Beoordeling van de luchtkwaliteit In deze paragraaf worden de statistieken van de immissiemetingen van de VMM beoordeeld (tabel 10 en tabel 11) ten aanzien van het luchtkwaliteitsdoelstellingen.

Zwaveldioxide

Zwaveldioxide werd in slechts één station (42R832) gemeten. De gemeten concentraties aan zwaveldioxide (SO2) zijn er ruimschoots lager zijn dan de kwaliteitsdoelstellingen.

27 (ntl: aantal meetwaarden in betreffende periode; gem: gemiddelde concentratie, P98: 98ste percentiel van de meetwaarden)

107

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

De jaargemiddelde concentraties bedroeg in 2006 6 µg/m3. De jaargrenswaarde voor de bescherming van de vegetatie bedraagt 20 µg/m3, zodat aan de grenswaarde wordt voldaan.

De uurgrenswaarde voor de bescherming van de gezondheid van de mens bedraagt 350 µg/m3. Deze grenswaarde mag maximaal 24 keer overschreden worden. De maximale gemeten uurconcentratie in station 42R832 bedraagt 115 µg/m3, zodat ook ruim aan deze grenswaarde wordt voldaan.

Stikstofdioxide

De toekomstige jaargrenswaarde (2010) voor de bescherming van de gezondheid van de mens 3 bedraagt voor stikstofdioxide (NO2) 40 µg/m . De jaarconcentraties in de beschouwde meetstations variëren van 33 (station 42R841) tot 37 µg/m3 (station 42R832), zodat aan de lange termijngrenswaarde werd voldaan. De jaargemiddelde concentratie in het plangebied bedraagt op basis van de interpolatiemethode van de VMM in het plangebied circa 25 µg/m3.

3 De uurgrenswaarde voor NO2 bedraagt 200 µg/m en mag slechts 18 keren per jaar worden overschreden. Op de meetpost te Ruisbroek werd deze uurgrenswaarde éénmaal overschreden, zodat ter hoogte van het plangebied hoogstwaarschijnlijk ook aan de grenswaarde wordt voldaan.

Fijn stof (PM10)

De jaargrenswaarde voor de gemiddelde concentratie aan fijn stof (PM10) bedraagt 40 µg/m3. De waarden in het plangebied variëren van 28 tot 38 µg/m3, zodat de jaargrenswaarde in geen enkel station werd overschreden.

Tabel 13 geeft een overzicht van het aantal overschrijdingen van de daggrenswaarde voor PM10 in de stations van de VMM. Conform de kwaliteitsdoelstelling mag de uurgrenswaarde van 50 µg/m3 slechts 35 keren per jaar overschreden worden. Uit de tabel blijkt dat het aantal overschrijdingen in station 42R832 groter is dan 35, zodat ter hoogte van dit meetstation niet voldaan werd aan de kwaliteitsdoelstelling. De meetpost 42R832 is gelegen in industriegebied. Waarschijnlijk wordt de PM10 concentratie beïnvloed door plaatselijke bronnen, zodat de concentraties niet zonder meer van toepassing zijn op het plangebied in Willebroek. De VMM overweegt om het meetstation te verplaatsen in de richting van Boom, waar het meer representatief is voor de plaatselijke bevolking.

Via een interpolatiemethode berekende de VMM ter hoogte van het plangebied PM10-concentraties van 26 tot 30 µg/m3.

Tabel 13 Aantal overschrijdingen van de daggrenswaarde voor PM10 (maximum 35 overschrijdingen zijn toegelaten). aantal overschrijdingen in 2005 station omschrijving (maximum 35)

42R832 Ruisbroek, Gansbroekstraat 78

42R841 Mechelen, Technologielaan 26

40ML01 Mechelen, Hombeeksesteenweg 25

108

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

Actuele luchtkwaliteit langs de wegen

De meetstations van de VMM geven een goede indicatie van de regionale luchtverontreiniging in het bestudeerde gebied. Plaatselijk zijn er afwijkingen van deze luchtkwaliteit als gevolg van de aanwezigheid van specifieke bronnen zoals het verkeer.

In eerste instantie worden de wegvakken geselecteerd waarin ten gevolge van het voorgenomen plan een belangrijke verandering van de verkeersintensiteit te verwachten is. Een wegvak wordt hierbij gedefinieerd als een stuk weg waar de intensiteit, de rijsnelheid, de samenstelling en de rijdynamiek constant zijn. De totale emissies van het wegverkeer worden vooral bepaald door het totale aantal voertuigen, het aandeel vrachtverkeer, de rijsnelheid en de rijdynamiek. Deze verkeersinformatie wordt in de mate van het mogelijke verzameld via gegevensoverdracht van de discipline mobiliteit.

De snelheid van de voertuigen is eveneens bepalend voor de emissies. Volgende aannames worden gemaakt: - bebouwde kom en wegen rond industrieterrein: alle voertuigen 50 km/h; - buiten bebouwde kom: personenwagens 90 of 70 km/h; vrachtwagens 70 km/h; - autosnelwegen: personenwagens 120 km/h (90 km/h); vrachtwagens 90 km/h (70 km/h). Deze aannames worden afgetoetst op basis van informatie uit de discipline mobiliteit.

De gegevens van verkeerstellingen hebben meestal betrekking op aantallen voertuigen in de spitsuren. Voor de berekening van de emissies en immissies zijn echter gemiddelde aantallen over een periode van 24 uur nodig. Voor de omrekening van spitsuurtellingen naar dagaantallen wordt beroep gedaan op de gemiddelde verdeling van de intensiteiten over de dag in % van het 24u-totaal (Teeuwisse, 2003).

Voor de verdeling van de voertuigen over de verschillende klassen wordt indien nodig (dus indien onvoldoende informatie hieromtrent vanuit discipline mobiliteit) gesteund op de gemiddelde samenstelling in Vlaanderen (Teeuwisse, 2003), namelijk: - personenauto’s: 89,46%; - middelzware vrachtwagens: 6,56%; - zware vrachtwagens: 3,17%; - bussen: 0,81%

Verkeersemissies De verkeersemissies in een wegvak worden berekend op basis van het aantal personenwagens en vrachtwagens per dag, de lengte van het wegvak en emissiefactoren (emissie per voertuig per km). Volgende wegen worden beschouwd: - N16; - A12; - Breendonkstraat; - Baeckelmanstraat; - Beekstraat.

De grootte van de emissiefactor is ook afhankelijk van de rijsnelheid. Er wordt onderscheid gemaakt tussen stedelijk verkeer, landelijk verkeer en verkeer op autowegen. De gehanteerde emissiefactoren zijn afkomstig van het verkeersmodel MIMOSA van VITO. De verkeersemissies worden berekend voor het jaar 2010.

Verkeersimmissies (luchtkwaliteit) De bijdrage van het wegverkeer aan de luchtkwaliteit in de directe omgeving van de weg is in belangrijke mate afhankelijk van de grootte van de uitstoot (emissie) door het wegverkeer.

109

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

De berekeningen van de immissies (luchtkwaliteit) langs de wegen wordt uitgevoerd met behulp van het CAR-Vlaanderen. Het CAR-model vraagt volgende invoergegevens: - naam van de straat; - Lambertscoördinaten van het kilometerhok waarin de straat is gelegen; - totaal aantal voertuigen per wegvak en per dag; - De fractie licht, middelzwaar, zwaar verkeer en bussen; - snelheid van het verkeer (snelweg, doorstromend, normaal, stagnerend, …); - bebouwing langs de weg (open, gesloten, hoogte van de bebouwing, …); - beplanting langs de weg (bomenfactor); - afstand tot de weg waar men de immissie wenst te berekenen (maximaal 300 m). Er wordt aangenomen dat op 300 m van een weg de concentraties gedaald zijn tot de achtergrondniveaus.

Het computerprogramma laat toe de luchtkwaliteit van stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) te berekenen. Het verkeer levert enkel voor deze verontreinigende stoffen een belangrijke bijdrage aan de locale luchtkwaliteit. Van deze luchtverontreinigende stoffen worden berekend: - de jaargemiddelde concentratie in µg/m3 langs de weg; - de jaargemiddelde achtergrondwaarde in µg/m3; - de bijdrage van het verkeer aan de totale immissieconcentratie; - het aantal overschrijdingen van de korte termijn grenswaarde. Hierdoor kan een toetsing aan de luchtkwaliteitdoelstellingen worden uitgevoerd.

In CAR Vlaanderen is de mogelijkheid opgenomen om de luchtkwaliteit te berekenen voor de jaren 2010 en 2015. De algemene verwachting is dat de luchtemissies van het verkeer in 2015 zullen zijn gedaald, als gevolg van verbeterde technologie en strengere normen.

Naast de jaargemiddelde concentratie wordt voor ieder wegvak de bijdrage van het verkeer aan de jaargemiddelde immissieconcentratie berekend.

Specifieke emissies

In de zoekzone van het bedrijventerrein zijn buiten het verkeer momenteel geen belangrijke emissiebronnen voor luchtverontreiniging aanwezig.

11.3.3. Effectvoorspelling en –beoordeling

Toetsingskader Om de luchtkwaliteit te evalueren, toetsen we de berekende immissieconcentratie van een verontreinigende stof aan de bestaande normen en richtwaarden voor omgevingslucht. Deze normen en richtwaarden hebben tot doel: • de gezondheid en het welzijn van de omwonenden te vrijwaren; • de hinder tot een minimum te beperken; • de verontreiniging van de verschillende compartimenten binnen aanvaardbare grenzen te houden.

Onderstaande tabel geeft een overzicht van de kwaliteitsdoelstellingen voor de belangrijkste luchtverontreinigende stoffen: stikstofdioxide (NO2), zwaveldioxide (SO2), fijn stof (PM10), koolmonoxide (CO), en ozon (O3). Voor vluchtige organische stoffen (VOS) zijn er tot op heden geen grens- of richtwaarden.

110

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

Tabel 14 Luchtkwaliteitsnormen Koolmonoxide, CO (Vlarem II, bijlage 2.5.6.2) aard Waarde omschrijving 10 mg/m3, grenswaarde als hoogste 8-uursgemid- grenswaarde voor de bescherming van de mens delde van een dag

Stikstofdioxide, NO2 tot 1 januari 2010 (Vlarem II, bijlage 2.5.1) aard Waarde omschrijving als 98ste percentiel berekend uit de gedurende het hele kalenderjaar gemeten gemiddelde uur- of 135 µg/m3 halfsuurwaarden als 50ste percentiel berekend uit de gedurende het hele kalenderjaar gemeten gemiddelde uur- of richtwaarde 50 µg/m3 halfsuurwaarden als 98ste percentiel berekend uit de gedurende het hele kalenderjaar gemeten gemiddelde uur- of 200 µg/m3 halfsuurwaarden als 50ste percentiel berekend uit de gedurende het hele kalenderjaar gemeten gemiddelde uur- of grenswaarde - halfsuurwaarden vanaf 1 januari 2010 (Vlarem II: bijlage 2.5.5.2): middelingstijd grenswaarde omschrijving overschrijdingsmarge 50% op 19 juli 1999, op 1 200 µg/m3, uurgrenswaarde voor januari 2001 en daarna om de mag niet meer dan 18 keer de bescherming van twaalf maanden met een 1 uur per kalenderjaar worden de gezondheid van de gelijkblijvend jaarpercentage overschreden mens afnemend tot 0% uiterlijk 1 januari 2010 50% op 19 juli 1999, op 1 jaargrenswaarde voor januari 2001 en daarna om de de bescherming van twaalf maanden met een kalenderjaar 40 µg/m3 de gezondheid van de gelijkblijvend jaarpercentage mens afnemend tot 0% uiterlijk 1 januari 2010 jaargrenswaarde voor kalenderjaar 30 µg/m3 de bescherming van Geen de vegetatie

Zwaveldioxide, SO2 (Vlarem II, bijlage 2.5.5.1) middelingstijd grenswaarde Omschrijving 350 µg/m3 uurgrenswaarde voor de 1 uur mag niet meer dan 24 keer per kalenderjaar bescherming van de gezondheid worden overschreden van de mens 125 µg/m3 daggrenswaarde voor de 24 uur mag niet meer dan 3 keer per kalenderjaar bescherming van de gezondheid worden overschreden van de mens grenswaarde voor de kalenderjaar en winter (1 20 µg/m3 bescherming van het oktober t.e.m. 31 maart) ecosysteem

111

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

Zwevende deeltjes , PM10 (Vlarem II, bijlage 2.5.5.3)

middelingstijd grenswaarde Omschrijving

fase 1: 50 µg/m3, daggrenswaarde voor de 24 uur mag niet meer dan 35 keer per kalenderjaar bescherming van de gezondheid worden overschreden van de mens jaargrenswaarde voor de kalenderjaar 40 µg/m3 bescherming van de gezondheid van de mens fase 2 (van toepassing vanaf 2010 (*): 50 µg/m3, daggrenswaarde voor de 24 uur mag niet meer dan 7 keer per kalenderjaar bescherming van de gezondheid worden overschreden van de mens jaargrenswaarde voor de kalenderjaar 20 µg/m3 bescherming van de gezondheid van de mens (*) Indicatieve grenswaarden te herzien in het licht van nadere informatie over de effecten op gezondheid en milieu, technische haalbaarheid en ervaring met de toepassing van de grenswaarden van fase 1 in de lidstaten

Effecten aanlegfase

De effecten tijdens de aanlegfase zullen slechts zeer beknopt aan bod komen in het MER. Hierna wordt hiertoe reeds een eerste aanzet gegeven.

Emissies opwaaiend stof

Tijdens de aanleg van de infrastructuur en het bedrijventerrein zullen er graafwerken en transporten van gronden plaatsvinden. Er ontstaan oppervlakten zonder begroeiing waar de wind bij droge weersomstandigheden stof kan doen opwaaien.

Het opwaaiend stof betreft bodemstof dat over het algemeen niet toxisch is. Bovendien is dit stof overwegend vrij grof (diameter > 10 µm) en zal onder invloed van zijn eigen gewicht op korte afstand (enkele honderden meter) weer terug op de grond uitvallen. Deze emissies zijn over het algemeen te verwaarlozen. Alleen tijdens droge perioden met veel wind kunnen deze emissies eventueel aanleiding tot hinder geven.

Emissies werfverkeer

Tijdens de aanlegfase veroorzaken de ingezette graafmachines en transportvoertuigen voor grond een beperkte luchtverontreiniging door het verbruik van fossiele brandstoffen. Het aantal ingezette machines dat permanent op de werf aanwezig is, zal eerder beperkt zijn. Een groter aantal zal voor aan- en afvoer instaan en slechts kortstondig in de werfzone verblijven. De effecten van dit werfverkeer zijn nagenoeg te verwaarlozen.

112

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

Effecten exploitatiefase

Tijdens de exploitatiefase zijn luchtemissies te verwachten als gevolg van: - het toenemende verkeer; - gebouwenverwarming in de winter; - industriële activiteiten. De verwachte emissies ten gevolge gebouwenverwarming in de winter zijn voor het bedrijventerrein laag, en worden in het MER niet verder behandeld.

Verkeersimmissies

De methodologie voor de berekening van de emissies en immissies van het verkeer is bij de beschrijving van de referentiesituatie beschreven. Voor de berekening en beoordeling van de verkeersemissies en –immissies worden dezelfde wegvakken behandeld als in de referentiesituatie.

De beoordeling van de effecten gebeurt door vergelijking van de immissieconcentraties in de geplande situatie met deze van de referentiesituatie. De verschillen tussen beide situaties komen overeen met de bijdrage van het voorgenomen plan.

De berekende immissiebijdragen van het plan worden voor de verschillende luchtverontreinigende stoffen getoetst aan de hand van het beoordelingskader in onderstaande tabel.

Tabel 15 Beoordelingskader immissiebijdragen Effectbeschrijving Significantie Effect Zeer significant positief +++ bijdrage ≤ -7,5 Significant positief ++ -7,5% < bijdrage ≤ -5% Matig positief + -5% < bijdrage ≤ -2,5 % verwaarloosbaar 0 -2,5% < bijdrage ≤ 2,5 % Matig negatief - 2,5% < bijdrage ≤ 5,0% Significant negatief -- 5,0% < bijdrage ≤ 7,5% Zeer significant negatief --- bijdrage > 7,5%

Het effect van de inrichting van de aansluitingspunten en/of het voorkomen van hellingen zal enkel kwalitatief beoordeeld worden op basis van een studie over de invloed van het rijgedrag op de emissies (Mierlo et al. (2002)). De resultaten van de evaluatie in het MER, op basis van de simulatie met CAR-Vlaanderen, worden - indien relevant - vergeleken met de resultaten van een studie in opdracht van AMINAL, dienst lucht (Teeuwisse S. en Vanhove F., 2004) aangaande de immissieproblematiek ten gevolge van het verkeer in Vlaanderen.

Bedrijvigheden

Momenteel is niet duidelijk welke industriële activiteiten zich op het bedrijventerrein zullen vestigen. Hierdoor kunnen de emissies niet op een betrouwbare emissies worden berekend.

Met behulp van het IFDM luchtverspreidingsmodel kan wel de maximale massastroom van een verontreinigende stof worden geschat, waarbij in de omliggende woonzones de bijdrage aan de immissieconcentraties worden geëvalueerd conform onderstaand significatiekader (Tabel 16);

113

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

Tabel 16 Algemeen significantiekader voor lucht bijdrage significantie milderende maatregelen bijdrage ≤ 1% "verwaarloosbaar" niet noodzakelijk 1% < bijdrage ≤ 3% "beperkt" niet noodzakelijk 3% < bijdrage ≤ 5% "relevant" op lange termijn noodzakelijk bijdrage > 5% "belangrijk" op korte termijn noodzakelijk

De bijdrage wordt berekend in functie van de kwaliteitsdoelstelling en verschilt bijgevolg naargelang de verontreinigende stof. In het MER zullen de maximale emissies berekend worden voor stikstofoxiden (NOx), zwaveldioxide (SO2) en fijn stof (PM10).

11.3.4. Milderende maatregelen

Indien nodig/wenselijk worden milderende maatregelen voorgesteld om de emissies te beperken, of worden voorstellen geformuleerd om het plan bij te sturen, zodat aan de kwaliteitsdoelstellingen en het significantiekader kan worden voldaan.

114

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

11.4. Bodem

11.4.1. Afbakening studiegebied

Het studiegebied voor de discipline bodem is minimaal het plangebied. In functie van de effectgroep kan het studiegebied eventueel ruimer afgebakend worden.

Structuurwijziging, profielwijziging, wijziging van de bodemkwaliteit en eventueel bodemerosie treden zeer plaatselijk op, namelijk daar waar de werken worden uitgevoerd. Voor deze effectengroepen zal het studiegebied gelijk zijn aan het plangebied (zoekgebied voor regionale bedrijvigheid) en de benodigde ruimte buiten het plangebied om de ontsluiting van het bedrijventerrein te realiseren .

Bodemzetting kan op grotere schaal optreden en dit als gevolg van een belangrijke langdurige belasting of ten gevolge van de ontwatering van een slappe, samendrukbare laag. Het studiegebied zal zich hierbij dan ook in de ruimere omgeving uitstrekken.

11.4.2. Beschrijving referentiesituatie

Voor de beschrijving van de referentiesituatie wordt gebruik gemaakt van volgend bronnenmateriaal: - www.gisvlaanderen.be - dov.vlaanderen.be - Verklarende legende bij de bodemkaart - Geologische kaart van België en toelichtingen bij de Geologische kaart van België

Topografie

De topografie van het plangebied wordt beschreven aan de hand van visuele waarnemingen, de topokaart en het digitaal hoogtemodel.

Het plangebied behoort topografisch tot het Land van Mechelen. Het is een laag gelegen gebied in de riviervlakte ten zuiden van Boom en een uitloper van de Vlaamse Vallei. Het is een vlak landschap, waardoor een aantal belangrijke waterlopen lopen en uitmonden: de Beneden Nete, de Dijle, de Zenne en de Rupel, alsook het Zeekanaal van Brussel naar de Rupel. Dit gebied sluit aan bij Klein-Brabant en het Gebied tussen Zenne en Dijle in de Provincie Brabant.

Het reliëf is weinig uitgesproken. Het maaiveld binnen het plangebied schommelt tussen ca. 5 en 9 mTAW. In het noorden van het plangebied, ter hoogte van het Fort van Breendonk ligt het maaiveld op ca. 5 à 6 mTAW. De maaiveldhoogte neemt in zuidelijke richting geleidelijk aan toe tot een hoogte van ca. 9 mTAW in de omgeving van Kapelle-Op-den-Bos. Grote vlakke delen met gering microreliëf en enkele hogere ruggen wisselen af met smalle, doorgaans naar het noorden en noordoosten gerichte depressies, waarin o.a. de Bosbeek loopt.

De Bosbeek doorkruist het plangebied. Ter hoogte van de Bosbeek ligt het maaiveld op 5 à 6 mTAW.

Binnen het plangebied komen volgens het digitaal hoogtemodel plaatselijk enkele hoger gelegen delen voor, nl.: - het tracé van de N16, t.h.v. de aantakking op de A12, ligt op 12 tot 14 mTAW; - t.h.v. van Kersdonk, in het zuidoosten van het plangebied, worden twee hogere zones waargenomen. Het maaiveld van de meest noordelijke van deze twee zones ligt op 25 à 26 mTAW. De meest zuidelijke zone ligt op 18 à 20 mTAW.

115

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

Een situering van het plangebied op het digitaal hoogtemodel wordt weergegeven op Kaart 7.

Geologische opbouw

Voor de beschrijving van de geologische opbouw wordt er gesteund op de Quartair en Tertiairkaart voor Vlaanderen en beschikbare boorstaten (te raadplegen via Databank Ondergrond Vlaanderen, dov.vlaanderen.be). Deze informatie wordt gebruikt om het geologisch profiel ter hoogte van de geplande ingrepen te beschrijven.

Volgens de Geologische kaart heeft de Quartaire deklaag in het plangebied een gemiddelde dikte van 10m. Enkel in het zuiden van het plangebied, tussen de Beekstraat en Kapelle-Op-Den-Bos, kan de dikte van de Quartaire deklaag tot 15m oplopen. Boorbeschrijvingen28 geven aan dat de dikte van de Quartaire deklaag in het plangebied kan schommelen tussen 9 en 10,90 m in het noordelijke deel en tussen 10,20 en 13,70 m in het zuidelijk deel. De Quartaire deklaag is vnl. opgebouwd uit zandig materiaal.

Onder de Quartaire laag dagzomen Tertiaire afzettingen. Van noord naar zuid dagzomen binnen het plangebied volgende Tertiaire afzettingen: - Formatie van Zelzate – Lid van Watervliet - Formatie van Zelzate – Lid van Bassevelde - Formatie van Maldegem – Lid van Buisputten - Formatie van Maldegem – Lid van Zomergem - Formatie van Maldegem – Lid van Onderdale

Onderstaande tabel geeft een overzicht en een beschrijving van de Tertiaire Formaties die in het plangebied voorkomen.

Tabel 17 Kenmerken van de Tertiaire formaties in het plangebied Chrono- en Lithologie Dikte (m) Hydrogeologische karakteristieken lithostratigrafie BOVEN EOCEEN Formatie van Zelzate Lid van Watervliet Donkergroene zandige klei, Maximaal Slecht doorlatend, niet (ZzWa) glauconiet- en glimmerhoudend, 3m watervoerend zonder kalk Lid van Bassevelde Donkergrijs middelmatig fjjn zand tot Gemiddeld Doorlatend, watervoerend (ZzBa) silthoudend zand, glauconiet- en 5m glimmerhoudend met af en toe intercallaties van grijze klei. MIDDEN EOCEEN Formatie van Maldegem Lid van Buisputten Donkergrijs middelmatig fijn zand, Gemiddeld Doorlatend, watervoerend (MaBu) silt- glauconiet- en glimmerhoudend, 5m zonder fossielen Lid van Zomergem Grijsblauwe klei tot zware klei, geen 4 à 8m Slecht doorlatend, niet (MAZo) glauconiet of kalk watervoerend Lid van Onderdale Donkergrijs middelmatig fijn zand, Gemiddeld Doorlatend, watervoerend (MaOn) silt- glauconiet en glimmerhoudend 5m Lid van Asse en Klei met aan de basis grof Gemiddeld Slecht doorlatend, niet Ursel (MaAs-Ur) glauconiethoudend zand 10m watervoerend. Lid van Wemmel Fijn zand met een toename van Maximaal Matig doorlatend, matig

28 Bron: dov.vlaanderen.be

116

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

(MaWe) kleigehalte naar de top. 10m watervoerend Formatie van Lede Grijs, fijn zand Gemiddeld Doorlatend en watervoerend 5 à 10m Formatie van Kalkhoudende zanden met Tot 40m Doorlatend en watervoerend Brussel kalksteenconcreties en soms ook grind met fossiellaagjes ONDER EOCEEN Formatie van Gent Lid van Vlierzele Fijn zand met zones van zandrijke Gemiddeld Doorlatend en watervoerend. klei, duidelijk horizontaal of 12m Plaatselijk minder doorlatend en kruisgewijs gelaagd. watervoerend Lid van Merelbeke Klei Gemiddeld Slecht doorlatend en niet 4m watervoerend Formatie van Tielt Kleiig fijn zand tot zandige klei. Gemiddeld Doorlatend en watervoerend. Plaatselijk komt een meer kleiig 120m Plaatselijk minder doorlatend en middendeel voor. watervoerend Formatie van Zware klei afgewisseld met meer Tot meer Slecht doorlatend, niet Kortrijk zandige klei dan 100m watervoerend

Bodemgesteldheid

De bodemgesteldheid wordt gekarakteriseerd door de bodemserie (Belgische bodemclassificatie) en de drainageklasse. De bodemkaart wordt weergegeven op Kaart 8.

Het plangebied situeert zich in de Vlaamse Zandstreek. Het gebied wordt gekenmerkt door matig droge tot natte licht zandleembodems, matig droge tot matig natte lemige zandbodems en matig natte en zeer natte zandleembodems. Plaatselijk komen antropogene gronden voor.

Bodemvochtregime

Het bodemvochtregime wordt besproken aan de hand van de drainagekaart.

De drainagekaart geeft aan dat het plangebied voornamelijk opgebouwd is uit vochtige bodems (klasse d). Plaatselijk komen matig droge (klasse c), natte (klasse e en h) zeer natte (klasse h) bodems voor.

Bodemgebruik

Het bodemgebruik wordt besproken op basis van terreinwaarnemingen en de bodemgebruikskaart.

Het plangebied wordt vnl gekenmerkt door landbouwgronden. Afwisselend komen er akkerlanden en weilanden voor. Binnen het plangebied komen bewoning en industrie voor. Plaatselijk worden bosfragmenten aangetroffen.

Bodemgeschiktheid

De bodemgeschiktheid voor zowel landbouw als constructies wordt beschreven per bodemserie. Hiervoor wordt er gesteund op de verklarende tekst bij de bodemkaart. Belangrijk is enerzijds de bodemtextuur en anderzijds de drainageklasse (zie ook bodemgesteldheid).

De bodems binnen het plangebied zijn ofwel geschikt voor akkerbouw ofwel voor weiland. Plaatselijk kan drainage gewenst zijn.

117

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

Volgens de landbouwtyperingskaart schommelt de landbouwwaarde van de bodems binnen het plangebied tussen bodems met lage waardering tot bodems met hoge waardering. Tussen de Bosbeek en het Molenplein komt een landbouwgebied met zeer hoge waardering voor. Dit wordt weergegeven op Kaart 9.

Bodemerosie

Het plangebied is overwegend niet-erosiegevoelig. Plaatselijk zijn enkele erosiegevoelige zones aanwezig, o.a. de taluds langsheen de N16, de op- en afritten met de A12 en de taluds langsheen het Kanaal. Deze taluds zijn in realiteit slechts beperkt erosiegevoelig door de aanwezige plantengroei. In het zuidelijk deel van het plangebied, t.h.v. Kersdonk, worden eveneens erosiegevoelige zones waargenomen.

Bodemkwaliteit

De bodemkwaliteit hangt nauw samen met de grondwaterkwaliteit, dewelke bij de discipline grondwater wordt behandeld.

Binnen het plangebied werden in het verleden 30 oriënterende bodemonderzoeken uitgevoerd. Vijf van deze locaties werden uitgebreid naar een beschrijvend bodemonderzoek. Uiteindelijk zijn drie bodemsaneringsprojecten opgestart. De beschrijvende bodemonderzoeken en de bodemsaneringsprojecten worden weergegeven op Kaart 8.

11.4.3. Effectvoorspelling en –beoordeling

Bij de bespreking van de effecten wordt er een onderscheid gemaakt tussen volgende effectgroepen: - structuurwijziging; - profielwijziging; - erosie; - bodemzetting; - wijziging bodemvochtregime; - wijziging bodemkwaliteit.

Per effectgroep zal eerst een korte beschrijving van de inhoud van de effectgroep gegeven worden met erna de concrete beschrijving van de effecten van het plan binnen deze effectgroep en een evaluatie van de significantie van de effecten. De voorgestelde significantiekaders kunnen nog verder worden verfijnd bij de opmaak van het plan-MER. Er wordt onderscheid gemaakt tussen effecten die optreden tijdens de werken en effecten die optreden na uitvoering van de werken. Bijzondere aandacht zal uitgaan naar het aspect bodemzetting gezien de ligging in het valleigebied van de Bosbeek.

Structuurwijziging

Wat betreft de effectgroep structuurwijziging zal de aandacht vooral uitgaan naar bodemverdichting. Door het gebruik van zware machines tijdens de werken, kan er bodemverdichting optreden. De gevoeligheid voor bodemverdichting is afhankelijk van de bodemtextuur, de bodemstructuur en de waterhuishouding. Gezien de voorkomende zand- en zandleembodems is de gevoeligheid voor bodemverdichting beperkt. De significantie van de bodemverdichting zal bepaald worden rekening houdend met de gevoeligheid voor bodemverdichting en de oppervlakte waarover de bodemverdichting zal optreden. Volgend s

118

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

ignificantiekader wordt voorgesteld. effectbeschrijving significantie Structuurwijziging verwaarloosbaar 0 Aantasting beperkt gevoelige bodem over kleine oppervlakte Aantasting beperkt gevoelige bodem over matige oppervlakte; matig negatief - aantasting gevoelige tot zeer gevoelige bodem over kleine oppervlakte Aantasting beperkt gevoelige bodem over grote oppervlakte; significant negatief -- aantasting gevoelige tot zeer gevoelige bodem over matige oppervlakte Aantasting gevoelige tot zeer gevoelige bodem over grote Zeer significant negatief --- oppervlakte

Profielwijziging

Door ophogingen en uitgravingen wordt het bodemprofiel gewijzigd. Criteria om de significantie van deze effectgroep in te schatten zijn: oppervlakte profielwijziging, diepte profielwijziging en de authenticiteit en zeldzaamheid van het bodemprofiel. Bij de bespreking van deze effectgroep komt niet enkel de profielwijziging aan bod, maar ook de globale grondbalans van de geplande ingrepen. Er zal getracht worden het grondverzet op hoofdlijnen in te schatten, hoewel dit hoogstwaarschijnlijk zeer moeilijk zal zijn gezien het plan nog maar weinig concreet is. Aangezien profielwijziging vermoedelijk slechts tot een beperkte diepte zal optreden en er hierover momenteel geen concrete informatie voorhanden is, worden hier dan ook geen significantiecriteria voor deze effectgroep weergegeven.

Bodemerosie

Bodemerosie kan mogelijk lokaal optreden ten gevolge van de grondwerken. De aandacht gaat zowel naar watererosie als winderosie: • Watererosie kan optreden ter hoogte van nieuw gegraven grachten of nieuwe hellingen (buffervoorzieningen). • Winderosie (opstuivend zand) is mogelijk ter hoogte van vergraven gronden (in hoofdzaak tijdens de werken).

Criteria voor de bepaling van de significantie zijn: oppervlakte beïnvloed door erosie, intensiteit van de mogelijk erosieverschijnselen en de periode gedurende dewelke deze optreden (waarschijnlijk enkel tijdens de uitvoeringsfase).

Aangezien de bodems in het plangebied voornamelijk niet-erosiegevoelig zijn, wordt het risico op erosie dan ook beperkt ingeschat. Er worden dan ook geen significantiecriteria voor deze effectgroep gegeven.

Bodemzetting

Bodemzetting kan optreden als gevolg van langdurige belasting van de ondergrond door bijkomende infrastructuren (gebouwen, wegenis,…) of ten gevolge van het ontwateren van een slappen, samendrukbare laag. Het risico van bodemzetting is ondermeer afhankelijk van de aard en de ondergrond. Evaluatiecriteria zijn de omvang en de duur van de belasting, de omvang en de duur van de bemaling en de zettingsgevoeligheid van de ondergrond. Gezien er momenteel nog geen zicht is op de eventuele noodzaak van bemaling, zal het MER zich beperken tot een kwalitatieve bespreking van de zettingsrisico’s die mogelijke bemaling met zich meebrengen. Gezien de zandige ondergrond wordt het risico op bodemzetting als eerder beperkt ingeschat en worden er hier geen significantiecriteria voor deze effectgroep gegeven.

119

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

Bodemvochtregime

Als gevolg van de toename aan verharde oppervlakte wordt een wijziging in het afstromingsregime verwacht. Hierdoor kunnen lokale wijzigingen in het bodemvochtregime optreden. Mogelijke effecten op het vlak van verdroging en vernatting ten gevolge van de wijziging van de verharde oppervlakte of de ophoging zullen aan bod komen bij de discipline grondwater.

Bodemkwaliteit

De wijziging van de bodemkwaliteit hangt sterk samen met de wijziging van de grondwaterkwaliteit en wordt daar besproken.

11.4.4. Milderende maatregelen

Indien er significant negatieve effecten optreden, wordt er gezocht naar milderende maatregelen. Deze maatregelen kunnen betrekking hebben op de uitvoeringsmodaliteiten tijdens de werken of op het tenietdoen/afzwakken van de effecten na uitvoering van de werken.

Zo kan bijvoorbeeld voorgesteld worden om - om bodemverdichting tegen te gaan - machines te gebruiken met een groot contactoppervlak en/of om na afloop van de werken de bodemverdichting ongedaan te maken door de grond te diepwoelen.

120

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

11.5. Grondwater

11.5.1. Afbakening studiegebied

Het studiegebied voor de grondwaterkwetsbaarheid komt overeen met het plangebied zelf.

Betreffende de grondwaterkwantiteit (vernatting/verdroging) is het studiegebied ruimer dan het plangebied. Het is de zone waarbinnen de grondwaterstand wijzigt ten gevolge van de geplande ingrepen. De omvang hangt ondermeer af van de uitvoeringswijze. Gezien momenteel geen informatie voorhanden is mbt de noodzaak van bemaling, kan de aflijning van het studiegebied momenteel niet verfijnd worden.

Het studiegebied voor grondwaterkwaliteit is het plangebied en de ruime omgeving daar omheen. Calamiteiten tijdens en na uitvoering van de werken kunnen immers niet alleen een impact hebben op de grondwaterkwaliteit ter hoogte van het plangebied, maar ook op de omgeving daar omheen (verspreiding via grondwaterstroming).

11.5.2. Beschrijving referentiesituatie

Voor de beschrijving van de referentiesituatie wordt gebruik gemaakt van volgend bronnenmateriaal: - www.gisvlaanderen.be - dov.vlaanderen.be - Verklarende legende bij de bodemkaart - Geologische kaart van België en toelichtingen bij de Geologische kaart van België - De kwetsbaarheidskaart van het grondwater in Antwerpen.

Beschrijving watervoerende lagen

De beschrijving van de watervoerende lagen gebeurt op basis van de beschrijving van de geologische opbouw bij de discipline bodem en de gegevens van de Hydrogeologische codering van de ondergrond Vlaanderen (HCOV).

Onderstaande tabel geeft een overzicht van de hydrogeologische opbouw van de ondergrond tot en met het Ieperiaan Aquitard. Algemeen kan gesteld worden dat de zandige lagen watervoerend zijn en de kleiige lagen slecht watervoerend zijn.

121

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

Tabel 18 Hydrogeologische opbouw van de ondergrond in het plangebied (bron: HCOV) Hoofdeenheid Subeenheid Basiseenheid Opbouw Quartair Pleistocene afzettingen Pleistoceen van de Vlaamse vallei Zand aquifersysteem Oligoceen Tongeren aquitard Formatie Zelzate - Lid van Watervliet Klei aquifersysteem Onder-oligoceen aquifersysteem Formatie Zelzate - Lid van Bassevelde Kleiig zand Bartoon Formatie van Maldegem – Lid van Buisputten Zand Aquitardsysteem Formatie van Maldegem – Lid van Zomergem klei Formatie van Maldegem – Lid van Onderdale Zand Formatie van Maldegem – Lid van Asse/Ursel Klei Ledo-paniseliaan Wemmel-Lede aquifer Formatie van Maldegem – Lid van Wemmel zand Brusseliaan Formatie van Lede zand aquifersysteem Zand van Brussel Formatie van Brussel zand Zandige afzettingen van het Formatie van Gent - Lid van Vlierzele Zand Onder-Paniseliaan Paniseliaan aquitard Formatie van Gent - Lid van Merelbeke Klei Ieperiaan Aquifer Formatie van Tielt Zand/silt Ieperiaan Aquitard Afzettingen van Kortrijk klei

De freatisch watervoerende laag wordt gevormd door het zandig materiaal van de Quartaire deklaag. De onderliggende afgesloten watervoerende laag wordt gevormd door het Lid van Bassevelde (Formatie van Zelzate) en het Lid van Buisputten (Formatie van Maldegem). Beide watervoerende lagen worden van elkaar gescheiden de kleiafzettingen van het Lid van Watervliet (Formatie van Zelzate). Deze watervoerende laag wordt onderaan afgesloten door de kleiige afzettingen van de Formatie van Maldegem.

Er zijn 7 grondwaterwinningen binnen het plangebied vergund. Zes winningen onttrekken water uit de artesisch watervoerende laag, nl. uit het Ledo-Paniseliaan-Brusseliaan Aquifersysteem. Eén winning onttrekt grondwater uit de freatisch watervoerende laag, nl uit het Pleistoceen van de Vlaamse Vallei. De ligging van de grondwaterwinningen wordt weergegeven op Kaart 8.

Onderstaande tabel geeft over overzicht van de kenmerken van de grondwaterwinningen in het plangebied.

Tabel 19 Kenmerken van de vergunde grondwaterwinningen in het plangebied Naam Adres Aantal Diepte Einde Vergund Watervoerende laag putten (m) vergunning debiet (m³/jaar) Sunplast NV J. De Blockstraat 70 1 8 01/01/2019 30.000 Pleistoceen Vlaamse Vallei Sunplast NV J. De Blockstraat 70 1 40 01/01/2019 30.000 Brusseliaan Aquifersysteem Promat Bormstraat 24 2 52 23/10/2009 150.000 Brusseliaan Aquifersysteem Schaverij Hoebeek Baeckelmansstraat 131 1 54 21/02/2013 30.000 Brusseliaan Aquifersysteem Alural J. De Blockstraat 69 1 70 29/10/2010 150.000 Brusseliaan Aquifersysteem Van Den Bergh Dirk Breendonkstraat 259 1 56 01/01/2019 5.000 Brusseliaan Aquifersysteem Schreers Louis Bessemstraat 2 1 52 01/01/2019 365 Brusseliaan Aquifersysteem

Kwelgebieden

In het GNOP van de gemeente Willebroek wordt een overzichtskaart opgenomen met weergave van zowel de brongebieden als de zones met gering opwellend grondwater. Hierin zijn de permanente en

122

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

tijdelijke kwelzones opgenomen. De zones worden voornamelijk aangetroffen ten zuiden van de N16. De locaties worden aangegeven op Kaart 10. De uitgebreidheid van de aangeduide zones komt overeen met een kwelstroming op zijn maximale uitgebreidheid zoals die voorkomt in het begin van de lente. Tijdens het verloop van de lente en de zomer neemt de kwelstroming in volume en in geografische verspreiding af.

Grondwatertafel

Voor de beschrijving van de diepte van de grondwatertafel en de richting van de grondwaterstroming wordt gesteund op beschikbare informatie van het freatisch grondwatermeetnet (dov.vlaanderen.be). De resultaten van dit meetnet worden aangevuld met gegevens die opgenomen zijn in het gemeentelijk natuurontwikkelingsplan (GNOP) van de gemeente Willebroek.

Algemeen kan gesteld worden dat in beekdalen en depressies de afname van het grondwaterpeil gedurende het verloop van de seizoenen eerder beperkt is. In de infiltratiegebieden kan de grondwaterspiegel grote schommelingen vertonen.

In de vallei van de Rupel en in de beekvalleien worden de bodems beïnvloed door een permanente grondwatertafel, die gedurende een groot deel van het jaar op geringe diepte onder het maaiveld staat en in de winter meestal tot aan het oppervlak stijgt. In het plangebied is ten noorden van de Beekstraat en ten westen van de Bosbeek een meetpunt van het grondwatermeetnet gelegen29. Meetgegevens tonen aan dat de grondwaterstand zich op een diepte tot 2m-mv kan situeren. In de natte periodes van het jaar staat het grondwater tot net onder het maaiveld.

In het zuiden van de gemeente Willebroek, buiten de beekvalleien, ligt het permanente grondwater op grote diepte. Tijdens het natte seizoen kan een tijdelijke watertafel dicht aan het oppervlak aangetroffen worden die in de zomer volledig verdwijnt. De amplitude van de seizoenale grondwaterschommelingen in dit gebied kan verscheidene meters bedragen.

In een tamelijk brede strook langsheen het Kanaal is de grondwaterstand hoog door een irrigerende invloed van het kanaal, omdat het waterpeil van het Kanaal hoog gehouden worden ten behoeve van de scheepvaart.

Grondwaterstromingsrichting

Rekening houdend met de topografie, de afwatering van het plangebied en de meetgegevens van het freatisch grondwatermeetnet, kan gesteld worden dat het grondwater in het plangebied in noordwestelijke richting stroomt. Het waterpeil van het Kanaal ligt hoger dan dat van de omgeving, zodanig dat het vaartwater naar het grondwater geperst wordt. Deze grondwaterstroming wordt bevorderd door het Quartaire dek.

Grondwaterkwetsbaarheid

De grondwaterkwetsbaarheid van de bovenste watervoerende laag wordt beschreven aan de hand van de grondwaterkwetsbaarheidskaart in Antwerpen. Het grondwater in het plangebied wordt gekarakteriseerd als zeer kwetsbaar (Ca1) ten gevolge van het gecombineerd voorkomen van een zandig watervoerende laag, een zandige deklaag en een onverzadigde zone die kleiner is dan 10m.

Grondwaterkwaliteit

De kwaliteit van het grondwater wordt beschreven aan de hand van het grondwatermeetnet (dov.vlaanderen.be) en de gegevens die in het GNOP opgenomen zijn.

29 Bron: dov.vlaanderen.be – meetpunt 1-0262

123

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

De kwaliteit van het grondwater is in bepaalde gebieden in Willebroek erg slecht. Uit studies van het PIH is in het verleden gebleken dat het putwater uit de freatische waterlagen over het algemeen niet voldoet aan de norm voor drinkwater op het vlak van nitraten. Voor de artesische lagen voldoen gemiddeld gezien wel alle putten die grondwater oppompen uit het Ledo-Paniseliaan aan de gestelde drinkwaternorm. Voor de putten van het Bartoon Aquitardsysteem wordt niet voldaan aan de norm voor NH4, Fe, Zn en bacteriologie30.

11.5.3. Effectvoorspelling en –beoordeling

Bij de bespreking van de mogelijke effecten ten gevolge van het plan worden volgende effectgroepen onderscheiden: - wijziging grondwaterkwetsbaarheid; - vernatting/verdroging; - wijziging grondwaterkwaliteit.

Grondwaterkwetsbaarheid

Bij de effectgroep wijziging grondwaterkwetsbaarheid wordt nagegaan of de gevoeligheid van de watervoerende lagen voor verontreiniging wijzigt. Mogelijk zal de grondwaterkwetsbaarheid wijzigen door uitgravingen, ophogingen en verhardingen inherent aan de realisatie van een bedrijventerrein. Gezien de lokale aard ervan –in relatie tot de omvang van de gehele watervoerende laag, zal het effect hoogstwaarschijnlijk beperkt zijn en worden er hier geen significantiecriteria voor deze effectgroep gegeven.

Verdroging/vernatting

Met betrekking tot de effectgroep verdroging/vernatting wordt nagegaan in welke mate er tijdens of na uitvoering van de werken een wijziging optreedt in de grondwaterstand en de grondwaterstroming. Dit kan indirecte effecten veroorzaken op de vegetatie in de omgeving. Na uitvoering van de werken zal er ter hoogte van de nieuwe verharde oppervlakte verdroging optreden, terwijl elders (namelijk daar waar het water afstromend van de verharde oppervlakte terechtkomt) vernatting zal optreden. De grootte van dit effect zal afhankelijk zijn van de infiltratievoorzieningen naar het grondwater. Algemene aanbevelingen zullen hieromtrent geformuleerd worden. Ook de impact van eventuele bemalingen en grondwaterwinningen zal op hoofdlijnen (kwalitatief of semi-kwantitatief) besproken worden.

Verwacht wordt dat de directe effecten inzake verdroging/vernatting na uitvoering van de werken slechts plaatselijk zullen optreden. Effecten ten gevolge van bemaling tijdens de werken treden slechts tijdelijk op en kunnen gemilderd worden door aangepaste uitvoeringstechnieken. Er worden dan ook geen significantiecriteria voor deze effectgroep gegeven.

Grondwaterkwaliteit

De grondwaterkwaliteit kan mogelijk beïnvloed worden door het geplande bedrijventerrein, namelijk door het optreden van calamiteiten tijdens of na uitvoering van de werken. Daarnaast kan de bodem- en grondwaterkwaliteit worden beïnvloed door hemelwater afstromend van de verharde oppervlakte (zoals parkings en wegen), gezien dit mogelijk een verhoogde concentratie aan koolwaterstoffen (PAK’s), zware metalen en zouten (afkomstig van strooizouten) bevat. Dit effect wordt uitsluitend kwalitatief besproken, rekening houdend met een inschatting van het risico van

30 Bron: Gemeentelijk milieubeleidsplan Willebroek. 2005-2009.

124

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

calamiteiten en met de verspreidingsmogelijkheden van verontreinigingen. Er worden dan ook geen significantiecriteria voor deze effectgroep gegeven.

11.5.4. Milderende maatregelen

Milderende maatregelen in het kader van de discipline grondwater zullen in eerste instantie gericht zijn op het maximaal voorkomen van wijzigingen, zelfs tijdelijke, in het grondwaterpeil. Milderende maatregelen kunnen betrekking hebben op het voorzien van voldoende infiltratiemogelijkheden binnen het bedrijventerrein (infiltratiegrachten,…), randvoorwaarden voor eventuele bemalingen,…

125

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

11.6. Oppervlaktewater

11.6.1. Afbakening studiegebied

Het studiegebied voor de discipline oppervlaktewater is minimaal het plangebied. Het plangebied wordt voornamelijk gekenmerkt door het voorkomen van de Bosbeek, een waterloop van tweede categorie. Voor de waterlopen gelegen in de onmiddellijke omgeving wordt het studiegebied uitgebreid tot het stroomgebied van deze waterlopen. De waterkwantiteit- en kwaliteit wordt besproken voor het ruimere studiegebied, terwijl er wat betreft de structuurkwaliteit wordt toegespitst op het plangebied en de zones nodig voor de realisatie van de ontsluiting.

11.6.2. Beschrijving referentiesituatie

Hydrografie

De beschrijving van de hydrografisch gebeurt op basis van volgende documenten: AWP II Inventarisatie 1991 nr. 33 Vliet, het deelbekkenbeheerplan van de Vliet en de Zielbeek en de studie ‘Inventarisatie en hydrologische modellering van het stroomgebied van de Bos-/Birrebeek’31.

Het grondgebied van de gemeente Willebroek maakt deel uit van 2 bekkens, namelijk het Beneden- Scheldebekken en het Dijle-Zennebekken. De deelbekkens die er voorkomen zijn respectievelijk deelbekken Barebeek-Benedendijle (08-08) en deelbekken de Vliet en Zielbeek (04-08 en 04-09). De VHA-zones 822 (Zielbeek/ Bosbeek) en 824 (Rupel) overlappen het grondgebied van de gemeente. Het plangebied is gelegen in het Bekken van de Benedenschelde, meer specifiek in de subhydrografische zone van Zielbeek en Bosbeek (zone 82C).

De Bosbeek32, een waterloop van 2e categorie doorkruist het gebied van zuid naar noord. Deze waterloop ontvangt verschillende zijbeken (o.a. de Palijkbeek, de Plasbeek, de Motselaarloop, de Meerloop en de Schalkloop), sloten en greppels en staat zo in voor de afwatering van het gebied. Vroeger waterde de Bosbeek uit in de Vliet, die op zijn beurt afwaterde in de Rupel. De doorsteek naar de Vliet werd echter afgesloten. De afwatering van de Bosbeek naar de Rupel gebeurt nu via een pompgemaal (pompgemaal van de Zielbeek). De afwatering is echter afhankelijk van de tijwerking in de Rupel. Indien de waterstand in de Rupel te hoog is, wordt afwatering naar de Rupel onmogelijk. Stroomopwaarts de Bosbeek kan het water dan in het Kanaal Brussel-Rupel terechtkomen door de werking van het overstort te Tisselt.

De invloedssfeer van het pompgemaal en het overstort hangt af van het verhang in de waterlopen en de duur van het hoogwater. De gebieden stroomopwaarts het overstort staan voornamelijk onder invloed van hun eigen afvoercapaciteit en de neerslaghoeveelheid. Aan het pompgemaal komen de Appeldonkbeek en de Bosbeek samen. Beide beken stromen in een gekanaliseerde bedding en staan enkele meters voor het pompgemaal in verbinding met elkaar. Juist voor het pompgemaal wordt het water gestockeerd in twee langwerpige wachtbekkens, nl. het wachtbekken op de Appeldonkbeek en het wachtbekken op de Zielbeek. De droogweerafvoer van de Bosbeek en de Appeldonkbeek wordt d.m.v. drie kleine pompen in de Rupel verpompt indien het waterpeil op de Rupel lager is dan 2,0 mTAW. De pompen hebben elk een capaciteit van 0,8 m³/s. Als het waterpeil in de Rupel bij vloed het peil van 3,5 mTAW bereikt, stoppen de kleine pompen en nemen de grote pompen, naar gelang het peil van het vergaarbekken, het automatisch over. Deze pompen debiteren rechtstreeks in het

31 Inventarisatie en hydrologische modellering van het stroomgebied van de Bos-/Birrebeek. 2002. Grontmij-Belgroma. 32 Stroomopwaarts wordt de Bosbeek ook Sint-Niklaasbeek en verder ook de Birrebeek genoemd. Stroomafwaarts staat de Bosbeek ook gekend als de Zielbeek.

126

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

Kanaal en hebben elk een capaciteit van 2,5 m³/s. Indien het waterpeil in het vergaarbekken het alarmpeil bereikt worden de kleine pompen mee ingeschakeld die dan bij hoogwater op de Rupel, via een overstort naar het Kanaal debiteren.

In het oosten wordt het plangebied begrensd door het Kaan Brussel-Willebroek. De waterstand in het Kanaal wordt d.m.v. sluizen geregeld. In het Kanaal wordt een peil van 4,45 mTAW nagestreefd, maar t.g.v. de bediening van de sluizen schommelt het vooropgestelde peil met een marge van 20 cm. Bij extreme neerslag kan het peil tijdelijk tot 4,9 m TAW bedragen.

Het waterpeil van het Kanaal ligt hoger dan dat van de omgeving. Het Kanaal Brussel - Rupel ontvangt normaal gezien geen beekwater van het Willebroeks grondgebied. Zoals reeds vermeld is er t.h.v. Tisselt een overstort aanwezig die het water, bij hoge waterpeilen in de Rupel, naar het Kanaal kan afvoeren. De overstortdrempel van deze overstort ligt op 5,17 mTAW en de basis van de sluis ligt op 4,69 mTAW. Het water vloeit gravitair via een 430 m lange gracht naar het Kanaal Brussel-Rupel. Over een lengte van 170m is de gracht overwelfd. Juist stroomafwaarts het overstort kan de doorgang naar de Bosbeek afgesloten worden d.m.v. een manueel te bedienen sluis.

De waterlopen in en inde omgeving van het plangebied worden weergegeven op Kaart 11.

Waterkwantiteit

Langsheen de Zielbeek-Bosbeek liggen geen actuele waterbergingsgebieden. De hoofdfunctie berging wordt hier toegekend aan de wachtboezem. Bij piekdebieten moet de Zielbeek-Bosbeek het water op een veilige manier kunnen afvoeren tot aan de wachtboezem om wateroverlast te voorkomen. De functie ‘bergen’ en de functie ‘piekafvoer’ vormen bij piekdebieten de meest belangrijke functies van de Zielbeek-Bosbeek en krijgen op deze momenten absolute prioriteit. De waterkwantiteitsfuncties staan bij piekdebieten dus samen in voor het verzekeren van de veiligheid. De afweging tussen ‘bergen waar mogelijk’ en ‘afvoeren wanneer mogelijk’ vormt de kern van een veilig waterbeheer tijdens piekperiodes.

o Overstromingsproblematiek

Op het grondgebied van de gemeente komen volgens de watertoetskaart een aantal effectief overstromingsgevoelige zones voor. Binnen het plangebied is nagenoeg het volledige traject van de Bosbeek tussen de N16 en de zuidelijke gemeentegrens aangegeven als een effectief overstromingsgevoelige zone. Dit recent overstromingsgebied langsheen de Bosbeek strekt zich verder stroomopwaarts deze waterloop uit tot in Kapelle-Op-Den-Bos.

De Bosbeek, stroomopwaarts de Baeckelmansstraat, overstroomt meerdere malen per jaar bij korte hevige regenbuien. Bij hoge waterstanden in de Bosbeek loopt er water over de terugslagkleppen van de twee niet-geklasseerde zijlopen op de linkeroever van de Bosbeek en komen de velden langsheen deze beken blank te staan. Hetzelfde gebeurt stroomopwaarts in een andere niet- geklasseerde zijbeek op de rechteroever ter hoogte van de Beekstraat. Deze laatste wordt niet afgeschermd via een terugslagklep. Ook langsheen de zijbeken Paalijkbeek en Motselaarsloop wordt meermaals per jaar wateroverlast waargenomen33.

Langsheen het Kanaal worden natuurlijke overstromingsgebieden aangetroffen. Plaatselijk binnen het plangebied komen ook natuurlijke overstromingsgebieden voor. De overstromingsgebieden worden weergegeven op Kaart 11.

33 Bron: Inventarisatie en hydrologische modellering van het stroomgebied van de Bos-/Birrebeek. 2002. Grontmij-Belgroma.

127

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

Ecologische kwaliteit

o Waterkwaliteit

De waterkwaliteit van de alle waterlopen binnen het plangebied dient te voldoen aan de basiskwaliteitsnormen. De waterkwaliteit van het Kanaal Brussel – Rupel dient te voldoen aan de viswaterkwaliteitsnormen.

De oppervlaktewaterkwaliteit wordt besproken op basis van beschikbare gegevens afkomstig van het VMM-meetnet. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen de fysico-chemische kwaliteit op basis van de Prati-Index (PI) en de biologische kwaliteit op basis van de Belgische Biotische index (BBI). De Prati-index wordt bepaald op basis van het percentage zuurstofverzadiging van het water en geeft een graad aan van de zuiverheid van het water. De Belgisch Biotische Index wordt bepaald op basis van het aantal aanwezige macro-invertebraten in het water.

In en in de nabije omgeving van het plangebied worden vijf meetpunten van het VMM-meetnet aangetroffen. Het betreft de monitoring van het Kanaal Brussel-Rupel, de Paalijkbeek, de Bosbeek, de Meerloop en de Schalkloop.

Onderstaande tabellen geven een overzicht van de meest recente meetresultaten inzake PI en BBI voor de verschillende waterlopen.

Tabel 20 Overzicht van de PI (bron: VMM-meetnet) Meetpunt Waterloop Omschrijving PI 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 352000 Kanaal Tisselt; Brielen, aan verlichtingspaal K13 - 3,4 - 0,5 - - - 238000 Paalijk- Tisselt; Kersdonk via zijweg Bormstraat, 12,0 7,5 4,0 4,9 7,9 - - beek opwaarts weg 234200 Bosbeek Tisselt; Kersdonk 5,4 5,5 - - - - - 236500 Meerloop Breendonk; De Buisseretlaan aan A12, 6,8 5,9 4,0 5,1 5,0 - - afw. A12 236100 Schalkloop Koningin Astridlaan, naast A12 - 4,5 3,8 6,0 4,9 - - Met PI <1: niet verontreinigd >4 – 8: verontreinigd >1 - 2: aanvaardbaar >8: zwaar verontreinigd >2 – 4: matig verontreinigd

Tabel 21 Overzicht van de BBI (bron: VMM-meetnet) Meetpunt Waterloop Omschrijving BBI 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 352000 Kanaal Tisselt; Brielen, aan verlichtingspaal K13 - 5 - 6 - - - 238000 Paalijk- Tisselt; Kersdonk via zijweg Bormstraat, 2 - 0 - - - - beek opwaarts weg 234100 Bosbeek Ruisbroek, Kreweg, Schoonmansveld, afw. - - - - - 2 4 A12 236500 Meerloop Breendonk; De Buisseretlaan aan A12, - - - 1 - - - afw. A12 236100 Schalkloop Koningin Astridlaan, naast A12 - - - - - 4 - Met BBI tussen 9 – 10: zeer goede kwaliteit 3 – 4: slechte kwaliteit 7 – 8: goede kwaliteit 1 – 2: zeer slechte kwaliteit 5 – 6: matige kwaliteit 0: uiterst slechte kwaliteit

Bovenstaande tabellen tonen aan dat de Paalijkbeek, de Bosbeek, de Meerloop en de Schalkloop verontreinigd zijn en een slechte tot uiterst slechte kwaliteit hebben. Op basis van de meetgegevens uit 2004 blijkt het Kanaal Brussel – Rupel niet verontreinigd te zijn en een matige waterkwaliteit te hebben.

128

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

o Structuurkwaliteit

De structuurkwaliteit van de waterlopen in het plangebied wordt beschreven aan de hand van het document ‘Typologie van de waterlopen’ dd. 1990 en veldwaarnemingen. De waterlopen binnen het plangebied hebben allemaal een matige tot zwakke structuurkwaliteit. De Bosbeek heeft afwisselend een matige tot zwakke structuurkwaliteit.

Riolering

Het plangebied behoort tot het zuiveringsgebied Ruisbroek. De riolering is sinds 2003 aangesloten op de RWZI Ruisbroek te Puurs (82 km riolering). Deze RWZI is sinds augustus 2003 in werking. Momenteel wordt het Aquafinproject project ‘Collector Tisselt’ uitgevoerd. Er wordt een collector aangelegd met als doel de bestaande lozingspunten t.h.v. de Beekstraat, de Blockstraat, de Baeckelmansstraat en de Sleperlaan te saneren. Het einde van deze werken is gepland tegen november 2008.

11.6.3. Effectvoorspelling en –beoordeling

Bij de aanleg van het bedrijventerrein zal de nodige aandacht moeten uitgaan naar kwaliteits- en kwantiteitsaspecten. Het lokale deelbekkenbeheerplan en bekkenbeheerplan kunnen hiervoor een kader aanreiken. De effecten worden ingedeeld in diverse effectgroepen: - wijziging waterkwantiteit; - wijziging ecologische kwaliteit: ° fysisch-chemische waterkwaliteit, ° biologische waterkwaliteit, ° structuurkwaliteit.

Waterkwantiteit

Een wijziging van de waterkwantiteit treedt op ten gevolge van de toename aan verharde oppervlakte. Aangezien het een ontwikkeling van een bedrijventerrein met bijhorende infrastructuren (wegenis,…) betreft is de toename aan verharde oppervlakte aanzienlijk. Een wijziging in de waterkwantiteit kan eveneens optreden indien het waterbergende vermogen van de Bosbeek veranderd wordt. Specifieke aandacht zal gaan naar de invloed op de lokale problematiek en op de effectieve overstromingsgevoeligheid van de Bosbeek binnen het plangebied. Een toename van de verharde oppervlakte zal immers mogelijk resulteren in een versnelde waterafvoer en hogere piekdebieten waardoor het risico op wateroverlast zal toenemen. Mogelijk zal het afvalwater na zuivering worden afgevoerd naar de Bosbeek (zie ook oppervlaktewaterkwaliteit) wat eveneens een invloed kan hebben op de oppervlaktewaterkwantiteit. Daarenboven zal bij een eventuele (gedeeltelijke) inname van het valleigebied het waterbergend vermogen afnemen. Bergingsbekkens moeten voldoende gedimensioneerd zijn op piekafvoeren van run-off water te kunnen opvangen. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen de benodigde berging voor de opvang van water afstromend van de verharde oppervlakte en de berging nodig ter compensatie van het verlies aan komberging. De berging zal bij voorkeur gezocht worden binnen het bedrijventerrein zelf. Richtcijfers zullen aangereikt worden voor de benodigde berging evenals aanbevelingen voor de concrete inrichting.

Een van de mogelijkheden omtrent de verwerking van afvalwater betreft het afvoeren van het afvalwater naar de RWZI. Er zal hierbij nagegaan worden of de capaciteit van de RWZI toereikend is.

129

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

Criteria voor de beoordeling van de effectgroep waterkwantiteit zijn: wijziging bufferend vermogen, piekafvoerdebieten en toename verharde oppervlakte. Volgende significantiecriteria worden voor deze effectgroep aangegeven. effectbeschrijving significantie Oppervlaktewaterkwantiteit Zeer significante afname van het risico op wateroverlast op 1 zeer significant positief +++ locatie of significante afname van het risico op wateroverlast op diverse locaties Significante afname van het risico op wateroverlast op 1 locatie significant positief ++ of beperkte afname van het risico op wateroverlast op diverse locaties matig positief + Beperkte afname van het risico op wateroverlast op 1 locatie Geen of verwaarloosbare wijziging in het risico op verwaarloosbaar 0 wateroverlast matig negatief - Beperkte toename van het risico op wateroverlast op 1 locatie Significante toename van het risico op wateroverlast op 1 significant negatief -- locatie of beperkte toename van het risico op wateroverlast op diverse locaties Zeer significante toename van het risico op wateroverlast op 1 zeer significant negatief --- locatie of significante toename van het risico op wateroverlast op diverse locaties

Ecologische kwaliteit

o Oppervlaktewaterkwaliteit

Op het vlak van de fysisch-chemische en de biologische waterkwaliteit wordt de mogelijke impact van calamiteiten op de oppervlaktewaterkwaliteit kort besproken. De mogelijke invloed van het afstromend wegwater op de waterkwaliteit komt aan bod. Het afvalwater afkomstig van het bedrijventerrein zal ofwel na zuivering in de het oppervlaktewater terechtkomen, ofwel via de riolering afgevoerd worden naar de RWZI. Beide opties zullen besproken worden. Verontreiniging van waterlopen kan in principe optreden door morsverliezen of calamiteiten tijdens de werkzaamheden, en uiteraard ook tijdens de exploitatie van het bedrijventerrein. Van belang bij de evaluatie is de huidige waterkwaliteit en het al dan niet overschrijden van de oppervlaktewaterkwaliteitsnormen – voor zover dit kan ingeschat worden.

De significantie wordt bepaald aan de hand van verschillende criteria: - wijziging fysisch-chemische kwaliteit: invulling van de draagkracht van de ontvangende waterlopen ten gevolge van de te verwachten bijdragen voor diverse parameters (zuurstofvragende stoffen, nutriënten,…); - wijziging biologische kwaliteit: invulling van de milieuruimte inzake biologische kwaliteit.

Indien een bepaalde wijziging van de oppervlaktewaterkwaliteit niet toegelaten kan worden, zal dit resulteren in restricties in toe te laten activiteiten op het bedrijventerrein.

o Structuurkwaliteit

Er wordt nagegaan in hoeverre de inrichting van het bedrijventerrein een invloed kan hebben op de structuurkwaliteit van de Bosbeek (bv. overwelving) en de zijwaterlopen. De impact op de structuurkwaliteit wordt geëvalueerd ten opzichte van de huidige structuurkwaliteit rekening houdende met de natuurlijkheid. Ook de structuurkwaliteit van potentieel nieuwe waterlopen (langsgrachten) zal geëvalueerd worden. Bijzondere aandacht zal besteed worden aan de nieuw te graven afwateringsgrachten en bergingsbekkens.

130

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

De behandeling van de aspecten structuurkwaliteit, waterkwaliteit, oppervlaktewaterkwantiteit en risico op overstromingen vormt een onderdeel van de watertoets.

11.6.4. Milderende maatregelen

Indien er significant negatieve effecten optreden, worden milderende maatregelen voorgesteld. Bijzondere aandacht gaat uit naar maatregelen op het vlak van het voorzien van voldoende buffer- en infiltratiemogelijkheden voor het afstromend run-off water, de natuurtechnische inrichting van waterlopen en bergingsbekkens. Indien bepaalde effecten niet gemilderd kunnen worden, kan dit resulteren in harde randvoorwaarden bij de ontwikkeling van het bedrijventerrein.

131

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

11.7. Fauna en flora

11.7.1. Afbakening studiegebied

Het studiegebied wordt afgebakend als het volledige gebied waarbinnen zich mogelijke effecten voordoen ten gevolge van de werkzaamheden en/of de aanwezigheid van de nieuwe infrastructuur. Het omvat bijgevolg, naast het plangebied, ook de zone nodig voor de realisatie van de ontsluiting, de gehele zone die onderhevig is aan een gewijzigd geluidsklimaat, de zone tot waar zich mogelijks verdrogingseffecten voordoen, de zone waar ecotoopverlies optreedt en de zone die eventueel beïnvloed wordt door barrière-effecten. Omdat effecten van geluidsverstoring tot op 1000 m van de bron relevant kunnen zijn, omvat het studiegebied een zone van 1000 m rond het plangebied. Voor meer mobiele organismen, zoals vogels en vleermuizen, wordt rekening gehouden met foerageergebieden en trekroutes, zodat het voorkomen van deze soorten beschreven wordt binnen de UTM5 hokken die geheel of gedeeltelijk overlappen met het plangebied.

11.7.2. Beschrijving referentiesituatie

De beschrijving van de huidige situatie omvat een analyse en evaluatie van de bestaande natuurlijke structuur, flora en fauna in het studiegebied. Basisgegevens voor de beschrijving van de referentiesituatie zijn onder meer: - Biologische waarderingskaart versie 2 (INBO); - GNOP en milieubeleidsplan Willebroek; - Afbakening VEN-gebieden, Natura 2000-netwerk, natuurgebieden; - Rode lijsten (INBO); - Diverse databanken zoals de Vlaamse broedvogelatlas, de Vogelatlas, het Vis Informatie Systeem,…; - Inventarisatie autochtone bomen en struiken (Maes et al. 2005).

Ecoregio-Ecodistrict

Het plangebied behoort tot het ecodistrict ‘Rupelstreek en zandig Klein-Brabant’ binnen de ecoregio van de zandleemstreek.

Biologische waardering

Van het studiegebied is een biologische waarderingskaart versie 2 beschikbaar (INBO) (Kaart 12). Volgens deze BWK bedraagt de oppervlakte waardevolle en zeer waardevolle ecotopen (w, wz, z) binnen het plangebied 70,4 ha of 13,0%. Rekenen we hier ook de opgewaardeerde ecotopen (mw, mwz) bij, komen we tot 136,5 ha of 25,2 %.

132

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

Tabel 22 Biologisch waardevolle en zeer waardevolle ecotopen binnen het plangebied (BWK versie 2, INBO) Evaluatie Eenheid1 Omschrijving Oppervlakte (ha) w aer Recente, eutrofe plas 0,23 w hp+ Soortenrijk permanent cultuurgrasland met relicten van halfnatuurlijke graslanden 21,49 w hr Verruigd grasland, al dan niet met struik- of boomopslag 4,45 w kb Bomenrij 0,13 w kf Oud militair fort 0,21 w ks Verlaten spoorweg met interessante bermvegetatie 0,02 w kt Talud 3,57 w lhb Populierenaanplant op vochtige grond met elzen- en/of wilgenondergroei 22,91 w lhi Populierenaanplant op vochtige grond met ruderale ondergroei 6,30 w lsi Populierenaanplant op droge grond met ruderale ondergroei 2,62 w n Loofhoutaanplant 1,71 w pa Naaldhoutaanplant zonder ondergroei 0,85 w pop Populier 0,11 w sz Struweelopslag 2,79 wz sf Vochtig wilgenstruweel op voedselrijke bodem 0,74 z ae Eutrofe plas 0,58 z Kn Veedrinkpoel 0,05 z lh Populierenaanplant op vochtige grond 0,46 z va Alluviaal essen-olmenbos 0,38 z vn Nitrofiel alluviaal elzenbos 0,76

De waardevolle ecotopen zijn vooral geconcentreerd ter hoogte van het bos Kersdonk en het weilandgebied rondom ‘Schorheide’. Een deel van deze ecotopen is echter reeds ingenomen door bedrijfsterreinen. Daarnaast komen meer versnipperde percelen waardevol tot zeer waardevol bos en struweel voor langs de Paalijkbeek ter hoogte van het bedrijventerrein Promat. Rond het plangebied zijn de natuurwaarden sterk versnipperd. De belangrijkste zones omvatten het Fort van Breendonk, het kasteelpark bij het kasteel van Houtem en Hof ten Berenbroek, de graslanden, struweel en populierenbos langs Hoge Dreef, de bossen langs de Plasbeek en de Zielbeek, de bossen en graslanden op de oostelijke oever van de Willebroekse Vaart tussen Triest en Tisselt, de graslanden, het bos en de N16 en de vallei van de Zwarte Beek.

133

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

Natuurtypes

Het bosareaal in het plangebied en de omgeving ervan is beperkt en omvat vooral versnipperde populierenbossen. Waardevolle populierenbossen en nitrofiel elzenbos komen voor ten westen van Promat en ter hoogte van het toponiem Kersdonk. Verder komen nog verspreid struweelvegetaties voor. De vallei van de Zielbeek/Bosbeek omvat een landelijk gebied waarbij de randen van de vallei een grootschalig, open karakter kennen terwijl de lager gelegen valleigronden een relatief kleinschalig landschap rijk aan knotbomenrijen omvatten. In de vallei vindt men overwegend soortenarme intensieve graslanden. De zones ten oosten van de Breendonkstraat en ten zuiden van het Fort van Breendonk omvatten een relatief kleinschalig agrarisch landschap met kleine landschapselementen. Ten zuiden van het Fort van Breendonk zijn talrijke knotwilgenrijen aanwezig. In de omgeving van de Breendonkstraat komen houtkanten, knotwilgenrijen, wilgenstruwelen, populieraanplanten, graslanden, akkertjes, ruigten, rietkragen en waardevolle vijvers voor. De wegbermen zijn in deze omgeving relatief soortenrijk. Langs de Baeckelmanstraat vindt men ondermeer Bezemkruiskruid, Knoopkruid, Wilde peen, Veldlathrus, Bereklauw en Gewoon biggekruid. De poel in het grasland langs de Baeckelmanstraat heeft een soortenrijke waterplantenvegetatie met ondermeer Waterranonkel, Pinksterbloem, Zomp-vergeet-me-nietje, Gele waterkers, Pitrus en Grote waterweegbree. Daarnaast is het de biotoop van verscheidene insecten en amfibieën. De Merkezeelse putten, t.h.v. van de N16, zijn eutrofe vijvers omgeven door een kleinschalig agrarisch landschap met houtkanten, knotwilgenrijen, elzenbroek, wilgenstruweel, grasland, ruigten en rietkragen en populierenaanplanten. Het gebied rondom de Wolvenweg is een open landbouwgebied met hier en daar nog kleine landschapselementen, voornamelijk knotwilgenrijen en grachten. Het betreft naast de polder van Heindonk, het grootste nog open aaneengesloten gebied in de gemeente. De dijken langs het Kanaal kennen een vrij soortenrijke grazige vegetatie met vnl. glanshavergrasland.

Autochtone bomen en struiken

In de Houtvesterij Antwerpen werd een inventarisatie van autochtone bomen en struiken uitgevoerd34. In het plangebied zijn geen autochtone bomen en struiken gekend.

Vogels

De Broedvogelatlas biedt een overzicht van alle broedvogels die tijdens de inventarisatieperiode tot 2002 waargenomen werden per atlashok. De meest bijzondere vogelsoorten worden weergegeven in de onderstaande tabel.

34 Maes B., Rövekamp C., Opstaele B. & Zwaenepoel A. 2003. Autochtone bomen en struiken in de houtvesterij Antwerpen. Oorspronkelijk inheemse bomen en struiken in de houtvesterijen Antwerpen en . Onderzoek naar autochtone genenbronnen in Vlaanderen. Houtvesterij Antwerpen. In opdracht van AMINAL, Afdeling Bos & Groen, Brussel.

134

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

Tabel 23 Broedvogelgegevens van beschermde soorten, rode lijst-soorten en soorten met een negatieve trend in het plangebied en de omgeving de omgeving35 Trend 2000- Nederlandse Bijlage I Rode lijst1 2002 t.o.v. UTM1 Broedzekerheid³ per UTM5 hok naam Vogelricht-lijn 1973-1977² ES9355 ES95A ES95B ES95C ES95D Kwak Z x T 1 2 Woudaap U x A 2 Wespendief NB x T 2 Pijlstaart Z A 3 Zomertaling B T 3 3 Patrijs K A X 3 2 3 Porseleinhoen B x S 3 Kluut K x T 1 Zomertortel B A X 3 3 1 3 Koekoek A A 3 3 2 3 Gierzwaluw NB A 3 3 2 3 Ijsvogel NB x T 3 3 3 3 Zwarte specht NB x T 1 3 Veldleeuwerik K A X 3 3 2 3 Oeverzwaluw A A 3 Boerenzwaluw A A X 3 3 3 3 Huiszwaluw K A 3 3 3 3 Graspieper B A X 1 3 1 3 Gele kwikstaart A S 3 3 Nachtegaal K A 3 3 2 3 Blauwborst NB x T 3 3 3 Gekraagde K A 3 3 2 3 roodstaart Tapuit U A 1 Grote lijster NB A X 3 3 3 3 Rietzanger B T 3 3 2 Bosrietzanger NB A 3 3 2 3 Spotvogel NB A 3 3 2 3 Braamsluiper NB A 3 3 2 3 Grauwe NB A 3 3 2 3 vliegenvanger Matkop K A 3 3 3 3 Wielewaal B A 2 3 2 Spreeuw NB A X 3 3 3 3 Huismus A A X 3 3 3 3 Ringmus A A X 3 3 2 3 Buidelmees Z T 1 Kneu A A X 3 3 2 2 Goudvink B A 2 Rietgors B A 3 3 2 Grauwe gors B A 3

35 Bron: broedvogelatlas 2000-2002.

135

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

1 Rode Lijst Vlaanderen: U: met uitsterven bedreigd, B: bedreigd, K: kwetsbaar, Z: zeldzaam, A: achteruitgaand, NB: momenteel niet bedreigd; ² Trend: T: toename, S: stabiel, A: achteruitgang; ³ Broedzekerheid: 1: mogelijk broedend, 2: waarschijnlijk broedend, 3: zeker broedend;

Het UTM1 hok ES9355 is grotendeels binnen het plangebied gelegen. Er komen een aantal typische akkervogels tot broeden. Het is algemeen bekend dat het niet goed gaat met deze broedvogels.

Het kleinschalig agrarisch landschap is bijzonder rijk aan knotwilgenrijen waar verschillende koppels steenuilen broeden. De westelijke vijver van de Merkezeelse putten vormt het broed- en rustgebied voor verschillende vogelsoorten. Het Fort van Breendonk is belangrijk voor vogels. Fuut, Kuifeend, Blauwborst en Roodborsttapuit zijn belangrijke broedvogels terwijl Tafeleend er overwintert (GNOP Willebroek). Volgens de Vogelatlas is het kanaal van Willebroek een pleistergebied van regionaal belang voor avifauna. Daarnaast is het een belangrijke route voor de slaaptrek van steltlopers, meeuwen en aalscholvers (1001-2000 vogels/dag) en voor de voedseltrek van eenden (501-1000 vogels/dag).

Zoogdieren Op basis van de Zoogdierenatlas36 kunnen we er van uitgaan dat volgende zoogdierensoorten voorkomen in het studiegebied en de omgeving ervan (UTM5): Tabel 24 Zoogdieren in het studiegebied37 (Bron: Zoogdierenatlas) Soort Habitatrichtlijn KB 1980 Rode Lijst Vlaanderen1 Huisspitsmuis X NB Egel X NB Europese mol NB Laatvlieger IV X NB Brandts-/Baardvleermuis IV X B/VB Watervleermuis IV X NB dwergvleermuis IV X NB grootoorvleermuis IV X Bosmuis NB Dwergmuis NB Bruine rat NB Rosse woelmuis NB Aardmuis NB Veldmuis NB Woelrat NB Muskusrat NB Euraziatische rode eekhoorn X NB Haas NB Konijn NB Wezel NB Hermelijn NB Bunzing V NB Vos NB Ree NB 1 Rode lijst: NB: vermoedelijk niet bedreigd, B: bedreigd; VB: vermoedelijk bedreigd.

Uit bovenstaande tabel blijkt dat het studiegebied enkel van belang is voor algemenere soorten.

36 Verkem et al. 2003. Zoogdieren in Vlaanderen. Ecologie en verspreiding van 1987 tot 2002. Natuurpunt Studie en JNM- Zoogdierenwerkgroep 37 Bron: Zoogdierenatlas

136

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

Door Natuurpunt en de gemeente Willebroek werden verschillende Willebroekse locaties onderzocht op hun geschiktheid als winterverblijfplaats voor vleermuizen. In het Fort van Breendonk werden drie bunkers onderzocht en drie voor het publiek afgesloten gangen in het fort. Deze gegevens werden opgevraagd en worden besproken in het planMER.

Aquatische fauna

Binnen het project Meetwerk Zoetwatervis van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek worden waterlopen in Vlaanderen bevist. De gegevens van deze bevissing zijn opgenomen in de databank Vis Informatie Systeem.

Tabel 25 Resultaten van bevissing van de Willebroekse Vaart en Zielbeek in het plangebied en de onmiddellijke omgeving38 Aantal Waterloop Locatie Lambert X/Y Datum Vissoort visindex beoordeling /100 m 24/09/1997 baars 0,4 0,27 ontoereikend baars 1 blankvoorn 0,2 Stroomafwaarts van 14/10/2002 kopvoorn 0,2 0,37 ontoereikend 149792 / de sluis te Kapelle- 188767 paling 0,6 op-den-Bos winde 0,6 16/10/2002 0,32 ontoereikend 22/10/2007 0,27 ontoereikend 24/10/2007 geen vissen 0 0 slecht Willebroekse 149308 / Vaart 23/09/1997 bot 0,2 0,27 ontoereikend 190629 149448 / 23/09/1997 0,28 ontoereikend 192609 baars 0,6 0,27 ontoereikend 24/09/1997 blankvoorn 8,8 Willebroek riviergrondel 0,8 149622 / 16/10/2002 0,27 ontoereikend 194269 17/10/2002 geen vissen 0 0 slecht 22/10/2007 0,35 ontoereikend 24/10/2007 geen vissen 0 0 slecht 7/05/1996 geen vissen 0 0 slecht Het Broek te Kapelle- 148202 / Zielbeek 21/05/2002 geen vissen 0 0 slecht op-den-Bos 189604 15/05/2006 geen vissen 0 0 slecht

Uit de Biotische index blijkt dat zowel de Bos-/Birrebeek als haar zijlopen een slechte tot zeer slechte biologische kwaliteit hebben39.

11.7.3. Effectvoorspelling en –beoordeling

Volgende effectengroepen worden beschreven en beoordeeld: • Ecotoop/habitatwijziging: verlies en creatie; • versnippering en barrièrewerking; • verstoring; • verdroging/vernatting;

38 Bron: Vis Informatie Systeem 39 Bron: Oppervlaktewaterkwaliteitsmeetnet VMM.

137

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

• verontreiniging. Per effectgroep wordt een significantiekader opgesteld. Bij de opmaak van het plan-MER worden de significantiekaders, waar nodig, verder verfijnd en aangevuld.

De milieueffecten worden beoordeeld per effectengroep volgens de onderstaande significantiekaders.

Ecotoop/habitatverlies

Ecotoop/habitatverlies ontstaat door inname tijdens de werken en na realisatie van het bedrijventerrein. Tijdens de werken gebeurt dit door o.a. werfverkeer en tijdelijke opslagplaatsen. Na de werken betreft dit het definitieve ruimtebeslag. Naargelang de afbakening van het uiteindelijke plangebied zal een bepaalde oppervlakte aan ecotopen worden ingenomen. De significantie hangt af van de ingenomen oppervlakte (relatief en absoluut), de ecologische waarde en de zeldzaamheid van de ecologische ecotopen. Met betrekking tot ecotoopverlies wordt volgend significantiekader voorgesteld. effectbeschrijving significantie Ecotoopverlies geen of verwaarloosbare ecotoop/habitatverlies of beperkt verwaarloosbaar 0 areaalverlies van een minder waardevol ecotoop/soort beperkt areaalverlies van een minder waardevol ecotoop in matig negatief - verhouding tot het totale areaal binnen het studiegebied of inname van een minder waardevol ecotoop/habitat beperkt areaalverlies van een waardevol ecotoop of habitat van een significant negatief -- waardevolle soort in verhouding tot het totale areaal binnen het studiegebied significant areaalverlies van een waardevol tot zeer waardevol zeer significant negatief --- ecotoop binnen het studiegebied of significante afname van habitat van een waardevolle soort

Ecotoop/habitatcreatie

Ecotoop/habitatcreatie ontstaat onder andere door de natuurvriendelijke inrichting van allerlei randinfrastructuur (bvb. wegbermen, geluidsbermen, langsgrachten, bufferbekkens) of overhoeken of door compenserende maatregelen. Volgend significantiekader wordt voorgesteld. effectbeschrijving significantie Ecotoopverlies en -creatie een belangrijk areaal van een waardevol ecotoop ontstaat of optimale zeer significant positief +++ habitatcondities voor een waardevolle soort Belangrijke areaaltoeneme van een waardevol ecotoop in verhouding significant positief ++ tot het totale areaal binnen het studiegebied of belangrijke toename van een habitat van een belangrijke soort beperkte areaaltoename van een waardevol ecotoop in verhouding tot matig positief + het totale areaal binnen het studiegebied of beperkte toename van de habitat voor een waardevolle soort geen of verwaarloosbare areaalwijziging of beperkte areaalwijziging verwaarloosbaar 0 van een minder waardevol ecotoop/soort

Versnippering

Versnippering omvat het proces waarbij een groter geheel opgedeeld wordt tot kleinere gehelen die onderling geïsoleerd zijn. Door infrastructuur en bebouwing wordt het actuele landschap (verder)

138

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

versnipperd. Er wordt nagegaan in hoeverre nieuwe infrastructuren als een barrière fungeren voor bepaalde diersoorten (bv. vleermuizen, roofvogels) en vegetatietypes. Ook in hoeverre randeffecten van belang zjin, bepaalt de invloed van op de habitatkwaliteit en –gebruik. De significantie is afhankelijk van het belang van het plangebied als leefgebied of voor de verplaatsing van soorten en de gevoeligheid van organismen. Ook de huidige barrièrewerking is van belang. Volgend significantiekader wordt hierbij voorgesteld. effectbeschrijving significantie Versnippering De ecologische infrastructuur wordt op diverse locaties verbonden, migratiebarrières worden opgeheven, samenhang wordt op grote zeer significant positief +++ schaal significant verbeterd, negatieve randeffecten worden opgeheven Een aantal migratiebarrières worden opgeheven; samenhang wordt lokaal significant verbeterd, lokaal ontstaan nieuwe significant positief ++ migratiemogelijkheden, negatieve randeffecten worden in belangrijke mate gemilderd Samenhang wordt beperkt verbeterd, beperkte mitigerende matig positief + maatregelen ten aanzien van migratieknelpunten en/of randeffecten. verwaarloosbaar 0 Geen of verwaarloosbare wijziging in bereikbaarheid of samenhang De ecologische samenhang wordt beperkt verstoord, beperkte impact matig negatief - op migratie, zachte barrière of barrièrewerking reeds aanwezig, tijdelijke barrière of negatieve randeffecten De ecologische infrastructuur wordt op 1 of diverse locaties doorsneden; harde barrière, samenhang wordt lokaal significant significant negatief -- verstoord, permanente barrière of randeffecten; impact op waardevolle soorten/ecotopen De ecologische infrastructuur wordt doorsneden, harde barrière voor belangrijke soorten, samenhang wordt op grote schaal significant zeer significant negatief --- verstoord, permanente barrière of randeffecten; grote impact op waardevolle soorten/ecotopen

Verstoring

Tijdens de werkzaamheden (graafwerken, aanleg verhardingen, …) treedt zowel auditieve (lawaaihinder) als visuele verstoring (lichthinder) op. Eenmaal het plangebied in gebruik is, treedt eveneens verstoring op. Het effect van de verstoring is afhankelijk van de aard, het tijdstip en de duur van de verstoring, van de afstand tot de verstoringsbron en de gevoeligheid van de fauna en flora. Aan de hand van literatuuronderzoek en informatie van de discipline geluid wordt nagegaan in hoeverre er een toename van de verstoring van fauna kan worden verwacht. De eventuele wenselijkheid van buffering van kwetsbare zones wordt aangehaald. Onderstaand significantiekader wordt voorgesteld.

effectbeschrijving significantie Verstoring Zeer significante buffering ten aanzien van bestaande zeer significant positief +++ verstoringsbronnen binnen plangebied of significante verbetering op diverse locaties Lokale buffering ten aanzien van bestaande verstoring van kwetsbare significant positief ++ gebieden/soorten of beperkte verbetering op diverse locaties matig positief + Lokale buffering ten aanzien van bestaande verstoring verwaarloosbaar 0 Geen of verwaarloosbare wijziging in de verstoring - Tijdelijke verstoring van niet-verstoringsgevoelige gebieden of soorten; matig negatief - - vrij beperkte, permanente verstoring van weinig verstoringsgevoelige gebieden of soorten

139

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

- Tijdelijke verstoring van niet-verstoringsgevoelige gebieden of soorten; significant negatief -- - vrij beperkte, permanente verstoring van weinig verstoringsgevoelige gebieden of soorten Permanente verstoring van verstoringsgevoelige, waardevolle zeer significant negatief --- gebieden of soorten

Ecotoopwijziging door wijziging van hydrologie

De effectgroep ecotoopwijziging door gewijzigde hydrologie gaat de effecten na van zowel verdroging als wijziging van structuurkenmerken van de waterlopen ten aanzien van de aanwezige natuurtypes en soorten. Hierbij wordt gesteund op de disciplines grond- en oppervlaktewater. Voor zover bemaling zal worden uitgevoerd, zal de impact van (tijdelijke) verdroging tijdens de werkzaamheden worden geëvalueerd ten aanzien van de aanwezige vegetatietypes en soorten. Een vernatting van het gebied wordt niet verwacht als direct effect van de geplande ingrepen. Daarnaast wordt rekening gehouden met eventueel gewijzigde structuurkenmerken van de waterlopen en wijziging in waterkwaliteit in het studiegebied. Voor deze effectgroep wordt volgend significantiekader voorgesteld. effectbeschrijving significantie Wijziging van de hydrologie Globaal significant herstel van standplaatskenmerken in zeer significant positief +++ overeenstemming met de ecologische potentie van de locatie, Significante lokaal herstel van de standplaatskenmerken in significant positief ++ overeenstemming met de ecologische potentie van de locatie Beperkt herstel van de standplaatskenmerken in overeenstemming matig positief + met de ecologische potentie van de locatie Geen of verwaarloosbare wijziging van de hydrologie of kortdurende, verwaarloosbaar 0 lokale wijziging van de standplaats van een weinig gevoelig natuurtype of soort Beperkte wijziging van de hydrologie op 1 locatie, nadelig voor de matig negatief - beperkte natuurwaarde van de locatie Tijdelijke wijziging van de hydrologie van een standplaats/habitat van een waardevol, gevoelig natuurtype of soort of permanente beperkte significant negatief -- wijziging van de standplaats van een gevoelig waardevol natuurtype of soortpotentiële of actuele natuurwaarde Permanente wijziging van de hydrologie van een standplaats/habitat zeer significant negatief --- van een waardevol, gevoelig natuurtype of soort

Verontreiniging

Verontreiniging van grond- en/of oppervlaktewater veroorzaakt door morsverliezen, calamiteiten (tijdens of na de werken), door afstromend wegwater of bedrijfsafvalwater kan gevolgen hebben voor de kwaliteit van het ontvangende ecosysteem. Er zal worden nagegaan welke de mogelijke risico’s (bedreigingen) zijn en welke de gevoeligheid van de habitats en soorten is. Hiertoe wordt gebruik gemaakt van informatie afkomstig uit de disciplines bodem, grondwater en oppervlaktewater. De huidige kwaliteit en waarde van het ecotoop of habitat worden mee beschouwd bij de effectenevaluatie. Voor deze effectgroep wordt volgend significantiekader voorgesteld. effectbeschrijving significantie Verontreiniging Significante en globale sanering van bestaande verontreinigingen ter zeer significant positief +++ hoogte van een waardevol ecotoop significant positief ++ Significante verbetering van een bestaande verontreiniging matig positief + Beperkte kwaliteitsverbetering van een bestaande verontreiniging

140

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

verwaarloosbaar 0 Geen of verwaarloosbare wijziging Beperkte en lokale verontreiniging van een reeds verontreinigd, matig negatief - weinig waardevol ecotoop of habitat Verontreiniging van een voordien niet-verontreinigd, weinig gevoelig significant negatief -- ecotoop of habitat of significante bijkomende verontreiniging van een reeds matig verontreinigd ecotoop of habitat Verontreiniging van een voordien niet-verontreinigd, waardevol, zeer significant negatief --- gevoelig ecotoop of habitat

11.7.4. Milderende maatregelen

Milderende maatregelen zullen gericht zijn op: • het minimaliseren van ecotoopinname en de maximalisatie van ecotoopcreatie door natuurvriendelijke inrichting van bijvoorbeeld wegbermen, geluidsbermen, overhoeken, langsgrachten, bufferbekkens); • het minimaliseren van verstoring, tevens door het nemen van licht- en geluidsbeperkende en - afschermende maatregelen; • het minimaliseren van mogelijke verdrogingseffecten (zie ook grondwater); • het minimaliseren van versnippering en barrièrewerking; milderende maatregelen in de vorm van faunapassages en andere ontsnipperings-maatregelen worden uitgewerkt waar dit opportuun wordt geacht (bvb daar waar waterlopen of andere migratieroutes worden gekruist); • het maximaal voorkomen van verontreiniging (zie ook bodem, grondwater, oppervlaktewater); • het maximaal implementeren van natuurtechnische milieubouw bij inrichting van waterpartijen en waterlopen.

Een bijzondere vorm van milderende maatregelen vormen de compenserende maatregelen.

141

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

11.8. Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie

11.8.1. Afbakening studiegebied

Het studiegebied beperkt zich niet enkel tot het plangebied. Het studiegebied wordt gedefinieerd als het gebied waarbinnen de geplande ingrepen en de effecten van die ingrepen voelbaar zijn op het landschap als erfgoed, dynamische relatiestelsel en als zintuiglijk (hoofdzakelijk visueel) waarneembaar verschijnsel.

Op microschaal kan het plan gevolgen hebben voor waardevolle, beschermde of te beschermen landschappelijke en archeologische elementen in de onmiddellijke omgeving van de geplande ingreep.

Op meso- en macroschaal zullen ook de landschappelijke gehelen waartoe deze elementen behoren invloeden van het plan ondervinden. Hierbij wordt onder meer rekening gehouden met de visuele reikwijdte van de ingreep.

11.8.2. Beschrijving referentiesituatie

Basisgegevens voor de beschrijving van de referentiesituatie zijn onder meer: - de atlas van de relicten van de traditionele landschappen; - de landschapskenmerkenkaart; - historische kaarten (Graaf de Ferrariskaart, Vandermaelenkaart); - de lijst van beschermde landschappen, monumenten, dorps- en stadsgezichten in het studiegebied - luchtfoto’s; - topografische kaarten.

Het landschap wordt beschouwd als erfgoed, dynamisch relatiestelsel en zintuiglijk (hoofdzakelijk visueel) waarneembaar verschijnsel. De beschrijving van de referentiesituatie omvat een analyse en een evaluatie van de bestaande landschappelijke structuur in de omgeving van het plangebied.

Macro- en mesoschaal

Op macroschaal is het plangebied hoofdzakelijk gesitueerd in het traditionele landschap ‘Klein Brabant, Vaartland en Buggenhout. Het is een vlak tot zacht golvend gebied met een sterk verstedelijkt weefsel, industrie en infrastructuren. De open ruimte is sterk versnipperd, onregelmatig en begrensd door reliëf, bebouwing en/of vegetatie. (naar Antrop, 1998). Op mesoschaal worden de belangrijkste landschapsstructurerende elementen (lijnrelicten, landschappelijke entiteiten, …) en de belangrijkste landschapsecologische zones (relictzones en ankerplaatsen) aangeduid en beschreven. Op basis van deze indeling en van de analyse van de bestaande landschappelijke structuur worden binnen het studiegebied eventueel landschappelijke deelgebieden (landschappen) onderscheiden. Dergelijke indeling in deelgebieden biedt een goede ingang voor de evaluatie van de landschappelijke kwaliteiten en knelpunten van de referentiesituatie en voor de evaluatie van de effecten van de geplande ingrepen op het landschap.

De landschapsatlas wordt weergegeven op Kaart 13.

De beschrijving van de referentiesituatie op mesoschaal richt zich vooral op de nabije omgeving van het plangebied en bekijkt die volgens de drie kenmerkende landschappelijke waarden die op mesoschaal aangetroffen worden:

142

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

o Landschap als (hoofdzakelijk) visueel waarneembaar verschijnsel

Voor de beschrijving op mesoschaal wordt waar relevant de landschapsstructuur en het landschapsbeeld besproken aan de hand van (positieve en negatieve) beelddragers. Opvallend op de landschapskenmerkenkaart is het voorkomen van een aantal lijnvormige structuren die het gebied doorsnijden en begrenzen. Het betreft de A12, de verlaten spoorbedding en de het Zeekanaal die het gebied van noord naar zuid doorsnijden, de interstedelijke hoofdweg N16, de spoorlijn Gent - Mechelen en twee hoogspanningslijnen die het gebied van west naar oost doorsnijden. In de hoek tussen de spoorlijn en de A12 bevindt zich een vrij grote industriezone. Overigens worden nog het kasteelpark van Houtem en het Fort van Breendonk aangeduid. Het fort maakt deel uit van de buitenste fortengordel rond Antwerpen. In tegenstelling tot de harde lijnvormige infrastructuren zijn dit verspreid gelegen landschapselementen die worden gekenmerkt door hun historische en groene karakter. Opvallend is echter dat het Spaans kasteel en de Bosbeek niet worden aangeduid in de landschapskenmerkenkaart.

De landschapskenmerkenkaart wordt weergegeven op Kaart 14.

Zoals al eerder vermeld vormen de A12, het industriegebied tussen de A12 en de spoorweg, de bebouwing van Kapelle-op-den-bos, de bebouwing van Willebroek en de bebouwing langs het zeekanaal de visuele begrenzing van het gebied. Binnen deze grenzen wordt het gebied visueel in vijf afzonderlijke zones opgedeeld door de aanwezigheid van verbindingswegen met daarlangs bermen en lintbebouwing. De zones worden onderling met elkaar verbonden door de Bosbeek en haar zijlopen. Elke zone heeft zijn eigen specifieke kenmerken en worden hieronder opgesomd: - De eerste zone betreft het gebied tussen het Fort van Breendonk (positieve beelddrager) en de N16 (negatieve beelddrager). het gebied wordt gekenmerkt door een vrij groot bedrijf (negatieve beelddrager) langs de A12, sportvelden en weilanden met een vrij gave perceelsrandbegroeiing (positieve beelddrager). - De tweede zone betreft het gebied aan de overzijde van de N16, tussen A12 en de Breendonkstraat (negatieve beelddrager). Het gebied wordt eveneens getypeerd door één bedrijfsgebouw (negatieve beelddrager) met overigens nog een aantal akkers en weilanden met een zeer beperkte perceelsrandbegroeiing. - De derde zone betreft de zone tussen de A12, de N16, de Beekstraat en de Bosbeek. Het gebied wordt getypeerd door de aanwezigheid van het Spaans kasteel (positieve beelddrager) en het rechthoekige percelenpatroon (positieve beelddrager). Centraal in het gebied komt een concentratie van akkerlanden voor met daarlangs weilanden die omgeven zijn door knotbomenrijen (positieve beelddrager). De Wolvenweg situeert zich centraal tussen de akkers en is in die zin structurerend voor het landbouwgebied. Langs de Bosbeek komt zo goed als geen beekbegeleidende beplanting meer voor. - De vierde zone betreft het gebied tussen de Beekstraat, het industriegebied van Ramsdonk (negatieve beelddrager) en de Tisseltstraat. Het gebied wordt getypeerd door de aanwezigheid van het kasteeldomein van Houtem (positieve beelddrager). In dit gebied ontbreekt het rechthoekige percelenpatroon maar komt eerder een willekeurig percelenpatroon voor. Het overgrote deel van de landbouwgronden zijn akkers met een goede afwatering van de gronden naar de Plasbeek die tussen populierenaanplantingen (positieve beelddrager) naar de Bosbeek loopt. Opvallend in het gebied zijn een aantal merkwaardige dreven ter hoogte van het kasteeldomein, het hof ‘Ten Berenbroek’ en de hoogspanningslijnen (negatieve beelddrager) die het gebied van west naar oost kruisen. - De vijfde zone situeert zich ten oosten van de Tisseltstraat en wordt getypeerd door de Bosbeek en een aantal zijtakken waarlangs grote populieren-aanplantingen voorkomen. Tussen de populierenbossen komen hoofdzakelijk weilanden voor met een beperkte perceelsrandbegroeiing. Het gebied wordt van west naar oost doorsneden door hoogspanningsleidingen (negatieve beelddrager).

143

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

o Landschap als erfgoed

Binnen het plangebied komen verspreid een aantal relicten voor die worden ondergebracht in verschillende relictzones. In het uiterste noorden maakt het fort van Breendonk deel uit van de fortengordel Klein Brabant - Mechelen. Het fort maakt deel uit van de hoofdweerstandstelling van de Vesting Antwerpen. De Bosbeek en het Spaans kasteel maken deel uit van de relictzone ‘akker- en valleigebied Vaartland’. In deze relictzone zijn voornamelijk nog de perceelsstructuur en de begroeiing bewaard gebleven. De cultuurgrond buiten de relictzone heeft een schaalvergroting ondergaan. In het zuiden komt de relictzone ‘Leefdaalbos - Impde - Molenbeek’ voor. Het typische landschap van beemden, weiden met houtkanten en bomenrijen bleef bewaard.

Het kasteel van Houtem en het park rond het kasteel is aangeduid als ankerplaats. Het kasteeldomein van Houtem herbergt oude bomen, dreven, vista’s, vijvers en grachten die de feodale voorgeschiedenis en structuur weergeven. Tegen de noordwestelijke rand van het park ligt het hof berenbroek. Samen met het kasteel vormt het een opmerkelijk gaaf bewaarde historische site, verwijzend naar twee middeleeuwse ringwalsites.

In het plangebied en in de nabije omgeving komen vrij veel archeologische vindplaatsen voor die zijn opgenomen in de centrale archeologische inventaris. Het betreft het Hof ten Berenbroek, het kasteel van Houtem en het hof te Liere als relicten uit de late Middeleeuwen. Het Spaans kasteel met walgracht dat dateert uit de 16e eeuw en de Keukenhoeve, de Withuishoeve, de Meerhoeve en de windmolen van Tisselt die dateren uit de 18e eeuw. Deze archeologische vindplaatsen worden weergegeven op kaart 13.

o Landschap als dynamische relatiestelsel

Het plangebied maakt deel uit van het oude rivierenlandschap van de Schelde en de Rupel. Het gebied werd getypeerd als grote vlakke alluviale vlakte met hoger gelegen zandheuvels (donken) waartussen de rivieren een vrij verwilderd stroompatroon vertoonde. Geleidelijk aan werd het land ontgonnen door de mens en kreeg het oude rivierenlandschap een andere invulling. De eeuwenoude rivierwerking in het gebied heeft duidelijke sporen nagelaten in het gebied. Zo is de oost - west stroomrichting tussen de donken nog duidelijk herkenbaar in het wegen- en percelenpatroon zoals afgebeeld op de Graaf de Ferrariskaart (zie Kaart 15). Op de donken werden de eerste dorpen gebouwd. De toponiemen Breendonk en Ramsdonk verwijzen hiernaar. Door de verspreide ligging van de donken in het rivierengebied liggen de dorpen zeer verspreid. De niet bebouwde delen van de donken werden benut als landbouwgronden. Het waren zeer grote aaneengesloten percelen waar bijna geen perceelsrandbegroeiing voorkwam. Aan de rand van de donken kwamen grote hoeves voor. Deze hoeves situeerden zich langs de voet van de donken omwille van het natte karakter van deze gebieden. Door de scheiding tussen de kleiige alluviale vlakte en de zandige donken was er een vrije permanente wateraanvoer van oppervlaktewater dat aan de voet van de donken stagneert. Dit verklaart onder andere de walgrachten rondom de hoeves en het voorkomen van bossen langs de donken. Vermoed wordt dat de alluviale vlakte vanuit deze hoeves werden ontgonnen. De alluviale vlakte was zeer vruchtbaar maar periodiek ook zeer nat waardoor er een uitgebreid grachtenstelsel werd gegraven om het gebied te ontwateren. Mede in functie van de ontwatering werd langs de grachten een perceelsrandbegroeiing voorzien van hagen en heggen. Het voorkomen van hagen en heggen als perceelsrandbegroeiing wijst erop dat de gronden werden gebruikt voor begrazing. Enkel langs de ontsluitingswegen kwamen bomenrijen voor. Eén van de grootste ingrepen ten tijde van Ferraris was de aanleg van het zeekanaal. Het kanaal werd aangelegd op de hoogst gelegen zones in het gebied omdat het kanaal de verbinding moest vormen tussen Brussel en de Rupel. Het zeekanaal vormde in die tijd een belangrijke handelsverbinding tussen Brussel en Antwerpen.

144

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

Op basis van de Vandermaelenkaart kan afgeleid worden dat het landschap verder evolueerde onder invloed van de feodaliteit en de Spaanse invasie. De grote omwalde hoeves werden omgevormd tot kastelen en de bossen werden jachtgebieden waarin typische drevenstructuren werden aangelegd. Aan de rand van het kasteeldomein bevond zich de hoeve van waaruit de landbouwgebieden werden bewerkt en het kasteel bevoorraadde. Een nieuw element in de landbouwgebieden waren de windmolens die gebruikt werden in functie van de graanverwerking. De molens kwamen voor ter hoogte van de uitgestrekte akkers op de donken. Behalve de evoluties in het landbouwsysteem liet ook de Spaanse invasie in beperkte mate sporen na in het gebied. Onder andere elementen zoals het Spaans kasteel en de bijhorende Portugalveldekens getuigen hiervan. De meest opvallende ingreep in het landschap ten tijde van Vandermaelen is weliswaar de aanleg van een spoorlijn tussen Antwerpen en Douai. Deze spoorlijn doorsneed het landschap parallel met het Zeekanaal. Deze spoorlijn takte aan op de lijn Mechelen - Dendermonde. De Vandermaelenkaart wordt weergegeven op Kaart 16.

Het Fort van Breendonk werd gebouwd tijdens de eerste wereldoorlog en maakt deel uit van de tweede fortengordel rondom Antwerpen. Pas eind 19e eeuw werden de grote infrastructuren A12 en N16 aangelegd en breidden de kleine verspreidde woonkernen zich uit door de aanleg van grote verkavelingen en lintbebouwing langs de verbindingswegen. Het kleinschalige agrarische landschap was onderhevig aan de schaalvergroting van de landbouw waardoor heel wat perceelsrandbegroeiing en grachten verdwenen. Langs de grote verkeer- en vervoersassen en grenzend aan de bebouwde kernen werden bedrijventerreinen aangelegd. Door de open agrarische gebieden werden hoogspanningsleidingen geplaatst. Voornoemde ingrepen in het landschap hebben ertoe geleid dat het studiegebied landschappelijk zeer geïsoleerd is van de omgeving. Grote infrastructuren, grote verkavelingen en bedrijven vormen de rand van het gebied.

11.8.3. Effectvoorspelling en –beoordeling

De voorgestelde ingrepen kunnen een verbetering dan wel een verslechtering van de huidige toestand voor gevolg hebben. In de effectbespreking wordt een onderscheid gemaakt tussen de effecten ten gevolge van de werkzaamheden en de effecten na realisatie van het voorgestelde plan (exploitatiefase). De impact van het plan op het landschap of desgevallend de landschappelijke deelgebieden, zoals geschetst bij de beschrijving van de referentiesituatie, wordt geëvalueerd aan de hand van de onderscheiden effectgroepen. Voor elke effectgroep wordt steeds rekening gehouden met volgende algemene criteria: - grootte van de impact van het effect (‘werkingsgebied’); - duur van het effect.

de impact op de landschappelijke erfgoedwaarde een beschrijving en beoordeling van de impact van het plan op de landschappelijke erfgoedwaarde van het studiegebied (direct verlies, contextverlies,…). Hierbij zal in het bijzonder aandacht besteedt worden aan de eventuele impact op bestaande archeologische sites en beschermde (of te beschermen) monumenten en stadsgezichten. Er wordt gesteund op het archeologische advies van het ROHM, afdeling onroerend erfgoed en wordt de Centrale Archeologische Inventaris geraadpleegd.

Volgende criteria worden aangehaald bij de bespreking van de effectgroep: graad van bescherming (aanduiding als monument/landschap, selectie als relict,…), typologie en aard, ouderdom, zeldzaamheid, gaafheid (bewaard in goede staat?) en representativiteit. Volgend significantiekader wordt voorgesteld.

145

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

effectbeschrijving significantie Wijziging erfgoedwaarde Significant en globaal herstel of opwaarderen van al dan niet zeer significant positief +++ beschermd waardevol erfgoed Significant lokaal herstel of opwaarderen van al dan niet beschermd significant positief ++ waardevol erfgoed matig positief + Beperkt herstel of opwaarderen van erfgoed Geen invloed op erfgoedwaarden of beperkte impact of reeds verwaarloosbaar 0 aangetast minder waardevol erfgoed matig negatief - Verdere aantasting van reeds aangetast erfgoed Aantasting contextwaarde of samenhang van al dan niet beschermd significant negatief -- waardevol erfgoed Fysieke aantasting of verdwijnen al dan niet beschermd waardevol zeer significant negatief --- erfgoed

Structuur- en relatiewijziging

Deze effectgroep behandelt de wijziging van de landschapsecologische en hydrografische structuren, wijziging in landgebruik en percelering (grootte, vorm,…), wijziging van het microreliëf, de wijziging van de functionele relaties, … Dit zijn criteria die mee het effect bepalen binnen de effectengroep. Nieuwe infrastructuren kunnen namelijk leiden tot een functionele versnippering van het actuele gebruik en verandering in toegankelijkheid. Graafwerken leiden tot veranderingen van de geomorfologische elementen. De beschrijving en beoordeling van deze effectgroep gebeurt in afstemming met de disciplines bodem, water en fauna en flora. Volgende criteria worden aangehaald bij de bespreking van de effectgroep: graad van verandering, mate van samenhang, mate van versnippering. Volgend significantiekader wordt voorgesteld. effectbeschrijving significantie Wijziging landschapsstructuur en -relaties Globaal herstel of opwaardering van waardevolle structuren of zeer significant positief +++ relaties Lokaal herstel of opwaardering van waardevolle structuren of relaties significant positief ++ of globaal herstel of opwaardering minder waardevolle structuren of relaties matig positief + Lokaal herstel of opwaardering van landschapsstructuur en –relaties verwaarloosbaar 0 Geen impact op samenhang of verstoring van processen Beperkte, lokale verstoring of versnippering van landschapsstructuur matig negatief - en –relaties of beperkte verstoring van reeds aangetaste structuren of relaties Vrij beperkte verstoring of versnippering van waardevolle structuren significant negatief -- of relaties of een sterke, globale verstoring van reeds aangetaste structuren of relaties zeer significant negatief --- Verstoring of versnippering van waardevolle structuren of relaties

Wijziging van de perceptieve kenmerken en belevingswaarde

Deze effectgroep behandelt hoofdzakelijk visuele en auditieve effecten. Deze effecten kunnen een verandering van de aard van het landschapstype veroorzaken. De effectbeoordeling houdt in het bijzonder rekening met mogelijke effecten op relictzones. Effecten hangen onder meer af van schaalvergroting of –verkleining, toevoegen en verwijderen van elementen, inpasbaarheid de mate van openheid, zichtbaarheid van de ingrepen, … de landschappelijke inkleding van de bedrijvigheid is in dit opzicht van bijzonder belang. Volgende criteria worden aangehaald bij de bespreking van de effectgroep: relatie met de context (samenhang met de polders), variatie en contrast,

146

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

herkenbaarheid (oriëntatie, identiteit), gaafheid, zorg, netheid, gebruiksmogelijkheden, algemene sfeer en archeologische potentie Volgend significantiekader wordt voorgesteld. effectbeschrijving significantie Wijziging perceptieve kenmerken Belangrijke en globale meerwaarde voor perceptieve kenmerken, zeer significant positief +++ waardevolle positieve beelddragers significant positief ++ Belangrijke lokale meerwaarde voor perceptieve kenmerken matig positief + Zeer lokale meerwaarde voor perceptieve kenmerken Geen impact op perceptieve kenmerken of zeer beperkte impact op verwaarloosbaar 0 reeds sterk aangetaste kenmerken matig negatief - Beperkte aantasting van perceptieve kenmerken significant negatief -- Belangrijke lokale aantasting van perceptieve kenmerken zeer significant negatief --- Belangrijke en globale aantasting van perceptieve kenmerken

11.8.4. Milderende maatregelen

Milderende maatregelen zullen ondermeer gericht zijn op: - de visuele inpassing van bedrijven - de bijdrage van het plan aan de landschappelijke gehelen - het omgaan met het archeologische erfgoed

147

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

11.9. Mens (socio-organisatorische aspecten40)

11.9.1. Afbakening studiegebied

Het studiegebied wordt gedefinieerd als het gebied waarbinnen de geplande ingrepen en de effecten van die ingrepen op het vlak van de ruimtelijke functies merkbaar zijn. Het betreft in dit gebied vooral de onmiddellijk nabij gelegen woonstructuur, de landbouwgebieden in de omgeving, de bedrijventerreinen rondom de geplande ingrepen en de toeristisch-recreatieve structuur. op lokaal en bovenlokaal niveau.

Er worden drie schaalniveaus onderscheiden waarop het plan invloed zal hebben. - Gevolgen van het plan op microschaal: min- en meerwaarden tengevolge van effecten zoals geluidshinder, verandering van de belevingswaarde, transformatie, wijziging en verdwijnen van functies, nieuwe functies en nieuwe relaties, … - Op mesoschaal zullen ook de aangrenzende functionele structuren (o.a. bedrijvigheid) invloeden van het plan ondervinden (onder meer bereikbaarheid functies). - Op macroschaal kan het voorgestelde plan effect hebben op de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Willebroek in totaliteit

11.9.2. Beschrijving referentiesituatie

De discipline ruimtelijke aspecten handelt over de mate waarin de diverse gebruikers van het gebied invloed ondervinden van het plan. Het betreft in dit geval de gebruikersgroepen: bewoning, landbouw, , industrie (en hiermee gerelateerd transport over de weg, per spoor, per schip) en recreatie.

Wonen

Het onderzoeksgebied strekt zich uit temidden van diverse kernen. In het noorden betreft het de kern Willebroek, in het oosten de kern Tisselt, in het zuiden de kernen Kapelle-op-den-Bos en Ramsdonk en in het westen, voorbij de A12, de kern Breendonk.

o Kern Willebroek

De kern van Willebroek kent een hoge densiteit en situeert zich in hoofdzaak ten noorden van de N16. Daar waar de kern grenst aan het onderzoeksgebied concentreert de bewoning zich aan de assen Breendonkstraat en Tisseltsesteenweg (N149). Aansluitend bevinden zich ten oosten en ten westen van deze assen achterliggend woonwijken en uniforme verkavelingen met hoofdzakelijk vrijstaande of geschakelde ééngezinswoningen. De woningen ter hoogte van de Breendonkstraat en de Tisseltsesteenweg zijn ouder; de woningen aan de zuidwestelijke rand (in de verkavelingen) zijn zeer recent. Bovendien zal op termijn een bijkomend deel als verkaveling worden aangesneden.

Op de assen Breendonkstraat en N149 zijn, voornamelijk meer noordwaarts, in het centrum de meeste woonondersteunende functies aanwezig.

40 Vaak wordt deze discipline benoemd als ‘mens – ruimtelijke aspecten’

148

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

Woningen in Breendonkstraat Woningen in Breendonkstraat Woningen in Breendonkstraat

Woningen in Tisseltsesteenweg Woonwijk Geplande verkaveling

Woonwijk Recent gerealiseerde woonwijk Recent gerealiseerde woonwijk

o Kern Tisselt

Het westelijk deel van de kern van Tisselt grenst aan het onderzoeksgebied. Binnen dit gebied concentreert het centrum zich ter hoogte van de assen Baeckelmansstraat en Beekstraat. Langsheen de as Jozef de Blockstraat zijn in het zuidelijk deel voornamelijk geschakelde woningen gelegen. De meest oude bebouwing situeert zich aan deze assen. Parallel (ten zuiden) met de Backelmansstraat is een wijk waarneembaar (ter hoogte van de Kardinaal Cardijnlaan) met een uniforme woontypologie. Aan de randen van de kern zijn ook twee woonwijken gelegen. De meest westelijke woonwijk omvat voornamelijk vrijstaande ééngezinswoningen. De woonwijk aan het kanaal kent een gelijkaardige bebouwingpatroon met ter hoogte van het kanaal vrij recente bebouwing.

Woningen in Baeckelmansstraat Woningen in Beekstraat Woningen in Jozef de Blockstraat

149

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

Wijk met uniforme Westelijke woonwijk Woonwijk aan kanaal woontypologie

Recente deel van woonwijk aan kanaal

o Kern Kapelle-op-den-Bos

Van de kern van Kapelle-op-den-Bos grenst enkel de bebouwing in de Bormstraat aan het onderzoeksgebied. Het westelijke gedeelte van de kern alsook de kern van Ramsdonk bevinden zich reeds op een ‘grote’ afstand van de grens van het onderzoeksgebied. De bebouwing aan de Bormstraat bestaat uit vrijstaande en geschakelde ééngezinswoningen van uiteenlopende ouderdom.

o Kern Breendonk

De kern van Breendonk ligt ten westen van de A12 en dus buiten voorliggend onderzoeksgebied.

De bebouwing langsheen de Breendonkstraat vloeit voort uit de kernen van Breendonk en Willebroek en bestaat uit een dense bebouwing van één- en meergezinswoningen. Naast de woonfunctie zijn ook diverse woonondersteunende functies (zoals winkels, diensten en vrije beroepen) en bedrijfsfuncties aanwezig.De Breendonkstraat omvat 279 inwoners. Het aandeel oude woningen (van vóór 1919) is beperkt tot 5% van het totaal aantal woningen. Het aantal meergezinswoningen omvat 20% van het aantal woningen.41

Bebouwing Breendonkstraat Bebouwing Breendonkstraat

41 Bron: Universiteit Antwerpen – Woonbehoeften in Willebroek – Wooninitiatieven voor de toekomst in een gemeente met een verleden – september 2006.

150

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

Aanvullend bij de kernen en de woonwijken is langsheen de Peeterstraat lintbebouwing aanwezig bestaande uit recente en minder recente woningen met op het einde van de weg een historisch waardevolle woning. De verspreide bebouwing concentreert zich in hoofdzaak ter hoogte van de as Bessemstraat – Beekstraat, met ter hoogte van de kruising met de Peeterstraat recente bebouwing. Het totaal aantal inwoners dat gehuisvest is in het gebied tussen de kernen bedraagt 251 inwoners. De leeftijd van de woningen is uiteenlopend en het aandeel meergezinswoningen is te verwaarlozen. 42

Lintbebouwing Peeterstraat Verspreide woningen Recente bebouwing Bessemstraat

Het aandeel zonevreemde woningen binnen het plangebied is beperkt.

Al de woningen die langs invalswegen richting A12 en N16 gelegen zijn, wordt de woonkwaliteit in belangrijke mate aangetast door het bedrijfsverkeer. Deze overlast is het grootst in de Breendonkstraat en in de kern van Tisselt.

o Kwetsbare receptoren

Rondom het onderzoeksgebied zijn diverse kwetsbare functies aanwezig: - Scholen: ° In Willebroek (2) ° In Tisselt (2) ° In Breendonk (1) - Rust- en verzorgingstehuis: ° In Willebroek (1) ° In Tisselt (1) ° In Kapelle-op-den-Bos (1)

Landbouw

Momenteel is het onderzoeksgebied een open ruimte gebied dat in hoofdzaak gebruikt wordt door de landbouwsector. Volgens de landbouwtyperingskaart is ten zuiden van de kern van Tisselt een gebied aangeduid met een zeer hoge waardering. Aansluitend bevindt zich in het zuiden van het onderzoeksgebied een gebied dat als hoog gewaardeerd wordt. De landbouwgronden meer noordwaarts binnen het onderzoeksgebied hebben een lage tot matige waardering. Hieruit kan geconcludeerd worden dat met uitzondering van het gebied in het zuiden van het onderzoeksgebied de landbouwgronden langsheen de ontsluitingsinfrastructuren over een matige landbouwwaardering beschikken.

De landbouwtyperingskaart wordt weergegeven op Kaart 9.

42 Bron: Universiteit Antwerpen – Woonbehoeften in Willebroek – Wooninitiatieven voor de toekomst in een gemeente met een verleden – september 2006.

151

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

Volgens de weergave van het grondgebruik volgens de biologische waarderingskaart (Zie Kaart 17) wordt centraal het grootste gedeelte aangeduid als een gebied met een intensief agrarisch gebruik.

Graslanden Akkerland Serre

Landbouwbedrijfszetel Landbouwbedrijfszetel Suikerbiet

Het centrale gebied is hoofdzakelijk ingericht in functie van akkerland; de voorkomende gewassen zijn aardappelen, suikerbieten, groenten, wintertarwe en andere graangewassen. Voor een meer gedetailleerde beschrijving van het bodemgebruik en de bodemgeschiktheid wordt verwezen naar de bespreking van de discipline Bodem.

Verspreid binnen het onderzoeksgebied zijn een aantal landbouwbedrijfszetels en serres aanwezig. De grootste concentratie bevindt zich ter hoogte van de Breendonkstraat en ter hoogte van de as Bessemstraat – Beekstraat.

Bedrijvigheid

Aan de randen van het onderzoeksgebied is momenteel reeds bedrijvigheid aanwezig. Er kunnen drie belangrijke concentratiegebieden onderscheiden worden: de concentratie aan de A12, de concentratie aan het Zeekanaal en de concentratie centraal aan de Baeckelmansstraat.

Aan de A12 zijn een aantal bedrijven gehuisvest die rechtstreeks ontsluiten op de A12; het zijn grootschalige bedrijfssites die voornamelijk in het noordelijke deel gesitueerd zijn, ter hoogte van de kruising met de N16. Ten zuiden van het onderzoeksgebied is in Ramsdonk een bedrijventerrein gelegen dat eveneens rechtstreeks ontsluit op de A12. Aanvullend kan opgemerkt worden dat er in de woonstraten, die momenteel rechtstreeks aansluiten op de A12, verspreid ook een aantal eerder kleinschaligere bedrijfszetels aanwezig zijn, die ook gebruik maken van de zichtlocatie aan de A12.

152

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

Bedrijvigheid A12 Bedrijvigheid A12

Langsheen het Zeekanaal worden grootschalige bedrijfszetels aangetroffen die op twee plaatsen gebruik kunnen maken van overslag op het kanaal. De bedrijfszetels die langsheen de Jozef De Blockstraat gelegen zijn, maken geen gebruik van het Kanaal. De ontsluiting van de sites op de weg is eerder problematisch; het bedrijfsverkeer doorkruist immers het centrum van Tisselt om vervolgens via de bedrijvenzone de N16 te bereiken. Voor het bedrijfsverkeer belemmert dit een vlotte verkeersontsluiting richting het hogere wegennet. Dit heeft momenteel een invloed op de leefkwaliteit in het centrum van Tisselt.

Bedrijvigheid Zeekanaal Bedrijvigheid Zeekanaal Bedrijvigheid Zeekanaal

De bedrijvigheid ter hoogte van de Baeckelmansstraat is grootschalig qua ruimte-inname. Het meest zuidwaarts gelegen bedrijf ligt te midden van een woonomgeving. De ontsluiting van deze bedrijven gebeurt hetzij richting Breendonkstraat en A12 hetzij richting Tisselt en N16. In beide gevallen dienen kernen te worden doorkruist hetgeen een vlotte verkeersafwikkeling belemmert en de leefkwaliteit beïnvloedt.

Bedrijvigheid Baeckelmansstraat Bedrijvigheid Baeckelmansstraat Bedrijvigheid in woonomgeving

Aansluitend op de Beekstraat kan nog een kleine bedrijvencluster onderscheiden worden die in het zuiden ruimtelijk aansluit op de bedrijfssites langsheen het kanaal.

153

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

Bedrijvigheid Beekstraat Bedrijvigheid Beekstraat

De verspreide zonevreemde bedrijven zijn voornamelijk achter de Breendonkstraat gelegen.

Toerisme en recreatie

Voor wat betreft recreatie kunnen op lokaal niveau binnen het onderzoeksgebied net ten zuiden van de kern van Willebroek een aantal voetbalvelden onderscheiden worden, het betreft het terrein Ringlaan en de terreinen FC Meerhof. Ook in het centrum van Tisselt is een polyvalente sportzone aanwezig.

Het onderzoeksgebied wordt doorsneden door verschillende fietsroutes. De voorkomende fietsroutes worden beschreven onder de discipline Mobiliteit en worden weergegeven op Kaart 4.

Binnen het onderzoeksgebied zijn een 2-tal historische sites aanwezig met een toeristische betekenis. Voor toerisme en recreatie is het fort van Breendonk belangrijk aangezien deze site eveneens een museum omvat. Dagelijks komen hier grote groepen van bezoekers. De tweede site is de hoeve Spaans kasteel die omgeven wordt door een gracht. Deze hoeve ligt op het einde van het woonlint in de Peeterstraat. De toeristisch-recreatieve functie van dit gebouw is gering.

Ook de discotheek Carré, gelegen aan de A12, is een grote publiekstrekker.

Fort van Breendonk Hoeve Spaans kasteel Carré

De lokale recreatieve activiteiten zijn qua werking gebonden aan de kernen. De fietspaden maken deel uit van een groter netwerk.

11.9.3. Effectvoorspelling en –beoordeling

De impact op het dagelijks ruimtelijk functioneren van het gebied, zoals geschetst bij de beschrijving van de referentiesituatie, wordt geëvalueerd per type ruimtegebruiker (verlies aan ruimte en gebruiksmogelijkheden) en per onderscheiden impactgroep (bijv. barrièrevorming, beleving, ruimtelijke samenhang): de voorgestelde ingreep kan een verbetering dan wel een verslechtering van de huidige toestand tot gevolg hebben. Daarna volgt een effectbespreking naar de structurele samenhang van het studiegebied.

154

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

Hierbij wordt nagegaan hoe en in welke mate het plan ingrijpt op de sociaal-ruimtelijke organisatie van het gebied en welke de structurerende impact is op de verdere ontwikkeling van het gebied (versnippering, toegankelijkheid, ...). Er is ook aandacht voor de meerwaarde die het plan kan betekenen voor de economische functies en de woonfuncties in het gebied.

De impact op de ruimtelijke structuur en functies wordt ingeschat: • tijdens de aanlegfase; • tijdens de exploitatiefase.

Volgende effectgroepen worden beschreven:

• impact op de ruimtegebruikfuncties: het ruimtebeslag wordt duidelijk beschreven voor alle functies. Waar nodig worden de functies ook kwalitatief beschreven (bvb. woondichtheid, aandeel en kwaliteit van de lokale voorzieningen, tewerkstelling van dienstverlening en bedrijven, …). Door de realisatie van een regionaal bedrijventerrein wordt grond ingenomen die momenteel voornamelijk gebruikt wordt als landbouwgrond. Afhankelijk van de locatiekeuze kan grondinname van een huidige woonfunctie optreden.

Voor wat betreft de effectgroep ‘impact op de ruimtegebruikfuncties’ wordt per relevante functie gebruik gemaakt van volgend significantiekader:

effectbeschrijving significantie Impact op de ruimtegebruikfuncties Rekening houdend met de aard van het plan niet van zeer significant positief +++ toepassing significant positief ++ matig positief + geen of verwaarloosbare areaalverlies van de functie verwaarloosbaar 0 geen onteigening van woningen of tuinen beperkt areaalverlies van de functie in verhouding tot het totale areaal binnen het studiegebied matig negatief - geen onteigening van woningen, maar wel van tuinen horende bij woningen significant areaalverlies van de functie in verhouding tot het significant negatief -- totale areaal binnen het studiegebied onteigening van 1 tot 3 woningen (quasi) volledig areaal van de functie binnen het studiegebied zeer significant negatief --- gaat verloren onteigening van meer dan 3 woningen

• impact op de ruimtelijke samenhang en barrièrewerking: hierbij wordt de sociaal-ruimtelijke organisatie van het gebied onderzocht. Barrièrewerking kan optreden als verbindingen al dan niet tijdelijk onderbroken worden. Ook de versnippering van ruimtelijke gehelen (zoals natuurgebieden, aaneengesloten landbouwpercelen) wordt onderzocht. Het eventuele verschuiven van het economisch zwaartepunt in Willebroek wordt mee bekeken.

155

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

Voor de effectgroep ‘impact op de ruimtelijke samenhang en barrière-werking’ wordt volgend significantiekader voorgesteld:

effectbeschrijving significantie Ruimtelijke samenhang en barrière-werking diverse functies/locaties die op heden (quasi) niet bereikbaar waren, worden ontsloten zeer significant positief +++ ruimtelijke samenhang wordt op grote schaal significant verbeterd 1 functie/locatie die op heden (quasi) niet bereikbaar was, wordt ontsloten significant positief ++ bereikbaarheid is verbeterd op macroschaal ruimtelijke samenhang wordt lokaal significant verbeterd bereikbaarheid van 1 functie/locatie is verbeterd matig positief + ruimtelijke samenhang wordt beperkt verbeterd geen of verwaarloosbare wijziging in bereikbaarheid of verwaarloosbaar 0 ruimtelijke samenhang bereikbaarheid van 1 functie/locatie is verminderd matig negatief - ruimtelijke samenhang wordt beperkt verstoord bereikbaarheid van 1 functie/locatie is niet langer gegarandeerd significant negatief -- bereikbaarheid van diverse functies/locaties is verminderd ruimtelijke samenhang wordt lokaal significant verstoord bereikbaarheid van diverse functies/locaties is niet langer zeer significant gegarandeerd --- negatief ruimtelijke samenhang wordt op grote schaal significant verstoord

• hinderaspecten: het betreft in hoofdzaak de hinderaspecten naar omwonenden. In welke zones ondervinden mensen (in woningen, buitengebied) overlast (geluid, trillingen, stofhinder, wateroverlast, …). Hiervoor wordt onder meer gesteund op de beschrijvingen door de disciplines ‘lucht’, ‘geluid en trillingen’ en ‘water’.

Voor de effectgroep ‘hinderaspecten’ wordt voor de beoordeling van de significantie in hoofdzaak gesteund op de significantiebeoordeling bij de disciplines geluid en lucht. Er wordt hierbij ook rekening gehouden met de duur van de hinder en het aantal gehinderden.

• impact op de ruimtelijke belevingswaarde: de visueel-ruimtelijke aspecten (visuele kwaliteit van de omgeving, sociale veiligheid, …) die beïnvloed worden door het plan worden beschreven. Hiervoor wordt onder meer gesteund op de discipline ‘landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie’.

• externe bereikbaarheid: de bereikbaarheid van functies (bijvoorbeeld landbouwpercelen) kan veranderen door het realiseren van het regionaal bedrijventerrein. In het MER zal de bereikbaarheid van functies zowel tijdens als na de werken beschreven worden.

Voor elke effectgroep wordt rekening gehouden met volgende algemene criteria: - aantal beïnvloede gebruikers; - duur van het effect; - omkeerbaarheid van het effect.

De hier voorgestelde significantiekaders kunnen in het kader van de opmaak van het MER aangepast of verfijnd worden.

156

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

11.9.4. Milderende maatregelen

Twee soorten milderende maatregelen worden beschouwd, namelijk: - milderende maatregelen die negatieve effecten moeten verzachten of compenseren en/of die positieve effecten versterken; - afgewogen gehelen van verschillende milderende maatregelen, zoals voorgesteld binnen de andere disciplines, om het menselijke ruimtelijke systeem te optimaliseren.

157

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

12. Interdisciplinaire gegevensoverdracht Onderstaande tabel geeft een overzicht van de gegevensoverdracht tussen de diverse disciplines.

Tabel 26 Overzicht van de gegevensoverdracht tussen de disciplines Discipline Gegevens Gegevensoverdracht naar Mobiliteit Verkeersintensiteiten Geluid Verkeersdoorstroming Lucht Verkeersontsluiting Mens-ruimtelijke aspecten Geluid Geluidsimmissies in Fauna en flora (verstoring) natuurgebieden Geluidsimmissies ter hoogte van Mens-ruimtelijke aspecten kwetsbare receptoren Lucht Emissies Mens-ruimtelijke aspecten Bodem Structuurwijziging Grondwater, oppervlaktewater, fauna en flora (bodemverdichting, …) Profielwijziging Grondwater Wijziging bodemkwaliteit Grondwater, fauna en flora Grondwater Optreden van Oppervlaktewater, fauna en flora verdroging/vernatting Wijziging grondwaterkwaliteit Oppervlaktewater, bodem, fauna en flora Oppervlaktewater Wijziging waterkwantiteit Grondwater, fauna en flora Wijziging waterkwaliteit Fauna en flora Wijziging structuurkwaliteit Fauna en flora, landschap Fauna en flora Ecotoopwijzigingen Landschap Versnippering Landschap Landschap Wijziging belevingswaarde Ruimtelijke aspecten

158

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

13. Gekende onzekerheden In tegenstelling tot een project-MER waar één concreet welomschreven project het voorwerp vormt van de milieueffectbeoordeling is hier - in het geval van een plan-MER - enkel rudimentaire informatie omtrent het plan beschikbaar. Wat het plan-MER voor de inrichting van een regionaal bedrijventerrein in Willebroek betreft is dit evenzeer het geval. We beschikken in het kader van de opmaak van het MER alleen over vrij algemene informatie inzake het onderzoeksgebied, mogelijke locatiealternatieven, de benodigde oppervlakte en de economische potenties. Bouwtechnische plans en kwantitatieve gegevens over het vereiste grondverzet zijn momenteel niet voorhanden. De beschrijving van de plankenmerken biedt in ieder geval voldoende informatie opdat de milieueffectevaluatie op niveau van een plan-MER voldoende onderbouwd kan gebeuren. Bovendien zal het MER ten behoeve van de latere concretisering van het plan in de vorm van een project de nodige aanbevelingen en aandachtspunten formuleren.

159

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

14. Grensoverschrijdende effecten Gezien de ligging van het plangebied worden er geen gewestgrensoverschrijdende effecten verwacht.

160

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

15. Voorstel inhoudstafel MER Niet-technische samenvatting Voorwoord Leeswijzer

I. Algemene inlichtingen 1. Beknopte beschrijving plan 2. Toetsing MER-plicht 3. Gegevens initiatiefnemer 4. Team van deskundigen 5. Verder besluitvormingsproces

II Situering van het plan 1 Ruimtelijke situering van het plan 2. Verantwoording van het plan 3. Programma voor regionaal bedrijventerrein 4. Geïntegreerd ontwikkelingsscenario 5. Juridische en beleidsmatige context

III. Beschrijving voorwerp plan

IV. Administratieve voorgeschiedenis

V. Beschrijving overwogen alternatieven

VI. Relevante informatie uit bestaande onderzoeken

VII. Ingreep-effectanalyse

VIII. Bespreking per discipline 1. Mobiliteit 2. Geluid 3. Lucht 4. Bodem 5. Grondwater 6. Oppervlaktewater 7. Fauna en flora 8. Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie 9. Mens - ruimtelijke aspecten

Per discipline wordt volgende indeling gevolgd: 1. Bespreking juridisch en beleidsmatig kader 2. Afbakening studiegebied 3. Referentiesituatie 4. Beschrijving en beoordeling milieueffecten 5. Milderende maatregelen 6. Synthese 7. Leemten in de kennis 8. Voorstellen inzake monitoring en postevaluatie

IX. Grensoverschrijdende effecten

X. Integratie en eindsynthese

161

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

XI. Literatuurlijst

XII. Verklarende woordenlijst

162

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

16. Bijlagen Bijlage 1 Coördinaten van de geluidsmeetpunten Bijlage 2 Kleurenortho en foto van de meetopstelling per geluidsmeetpunt Bijlage 3 Verslag stuurgroep van 4 juli 2008

163

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

Bijlage 1 Lambert Coördinaten van de meetpunten Lambert Coördinaten Meetpunt Adres X-Coördinaat Y-Coördinaat 1 Europalaan 93, 2830 Willebroek 148442 193777 2 Kasteellaan 29, 2830 Willebroek 148161 193410 3 Ringlaan 190, 2830 Willebroek 148636 193168 4 Hoevestraat 1, 2830 Willebroek 148874 193116 5 Ploegstraat 73, 2830 Willebroek 148909 192809 6 Breendonkstraat 239, 2830 Willebroek 148103 192767 7 Veld ten zuiden Baeckelmansstraat, 2830 Willebroek 148117 192273 8 Breendonkstraat 323, 2830 Willebroek 147430 192367 9 Bosbeeklaan 12, 2830 Willebroek 148155 192077 10 Jozef De Blockstraat 34, 2830 Willebroek 148931 192014 11 Schorheidelaan 37, 2830 Willebroek 148384 191769 12 Roterijstraat 3, 2830 Willebroek 148661 191569 13 Beekstraat 128, 2830 Willebroek 148422 190976 14 Bormstraat 43, 2830 Willebroek 148778 189705 15 Bormstraat 120, 2830 Willebroek 148414 189748 16 Bessemstraat 2, 2830 Willebroek 147681 190681 17 Bessemstraat 30, 2830 Willebroek 147152 190705 18 Peeterstraat 43, 2830 Willebroek 147296 191209 19 Veurtstraat 126, 2870 Puurs 146770 191506 20 Peeterstraat 1, 2870 Puurs 147082 191953 21 Schaafstraat 31, 2870 Puurs 147382 193285

164

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

Bijlage 2 Kleurenortho en foto van de meetopstelling per geluidsmeetpunt

165

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

166

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

167

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

168

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

169

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

170

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

Bijlage 3 Verslag stuurgroep van 4 juli 2008

171

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

172

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

173

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

174

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

175

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

176

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

177

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

178

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

179

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving

Dossiernummer: ROPR/06-75

17. Kaartenbundel

Kaart 1 Situering op de topografische kaart Kaart 2 Situering op de luchtfoto Kaart 3 Situering op de wegenkaart Kaart 4 Situering van de fietsroutes in de omgeving Kaart 5 Situering van de geluidsmeetpunten op het gewestplan Kaart 6 Situering van het luchtmeetpunten Kaart 7 Situering op het digitaal hoogtemodel Kaart 8 Situering op de bodemkaart met weergave van de beschrijvende bodemonderzoeken (BBO), de bodemsaneringsprojecten (BSP) en de grondwaterwinningen Kaart 9 Situering op de langbouwtyperingskaart Kaart 10 Situering van de kwelgebieden Kaart 11 Situering op de VHA met weergave van de overstromingsgebieden Kaart 12 Situering op de biologische waarderingskaart Kaart 13 Situering op de landschapsatlas met weergave van de beschermingen en de archeologische vindplaatsen Kaart 14 Landschapskenmerkenkaart Kaart 15 Situering op de Ferrariskaart Kaart 16 Situering op de Vandermaelenkaart Kaart 17 Situering op de grondgebruikskaart volgens de BWK

180

PlanMER – Inplanting van een regionaal bedrijventerrein in de omgeving van de A12 te Willebroek - Kennisgeving