0217 TT 192-432 her.qxp_ 0405 chs 1-74 16-02-17 17:23 Pagina 198

Utrechtse Heuvelrug 1 dwaalspoor onder de groene deken

‘Ik beklom een langzaam rijzende heuvel en zette mij daar neder, onder een eikenstruik, die daar bij toeval geplant scheen. Hier zag ik de schoonste gezichten, die ge u verbeelden kunt; voor mij lagen vette, vruchtbare bouw- en weilanden; hier zachtrijzende heuvels met verschillend koorn bezaaid. [...] Daar achter vertoonden zich, op eenen verren afstand wijduitgestrekte bosschen, een meenigte torens, die slechts een vale streep aan den horizont schenen. Aan de eene zijde lag een keten van blauwe heuvels, waarop hier en daar varens en eikestruiken, door de winden met een schoone ongelijkheid gezaaid, uit de bruine heide oprezen. Daar graasden veel kudden schapen [...] Aan de andere zijde waren bezaaide en bewoonde vlakten...’ Elizabeth Maria Post, Het Land, 1787. 0217 TT 192-432 her.qxp_ 0405 chs 1-74 16-02-17 17:23 Pagina 199

DEELGEBIEDEN – 199

KARAKTERISTIEK

Het stuwwallenlandschap van de Utrechtse Heuvelrug bezit een grote diversiteit aan cultuurhistorische kwaliteiten. Deze diversi- teit, tegenwoordig grotendeels aan het oog onttrokken door dichte bebossing, is in drie thema’s onder te brengen:

Archeologische waarden liggen vooral op de flanken van de Heuvel- rug. Op de zuidelijke gradiënt zijn zeer uiteenlopende overblijfse- len aangetroffen. Op deze overgangszone naar de lagere kleigron- den bevinden zich diverse concentraties van prehistorische graf- heuvels, celtic fields en vroegmiddeleeuwse grafvelden. Ook treffen we hier nederzettingsterreinen aan als de voorlopers van de mid- deleeuwse esdorpen met hun bouwgronden (engen). Voorts liggen er sporen van zeer oude wegenpatronen, enkele hoogveenverkave- lingen en laatmiddeleeuwse boskernen.

Het ontworpen landschap betreft de boscomplexen met lanenstelsels van grote buitenplaatsen uit de 17de en 18de eeuw. Bijzonder karak- Boven • Zwerfsteneneiland bij , dat sinds 1999 met meer dan 700 teristiek voor de Heuvelrug is de benutting van natuurlijke hoogten zwerfstenen de grootste collectie van Europa vormt. Links voor is een en gradiëntverschillen voor uitzichtpunten en voor het creëren van restant van een draaischijf te zien als herinnering aan het vooroorlogse lange zichtlijnen en assen. Voor het uitzetten van deze lijnen is rangeerterrein (zie luchtfoto’s op p. 79). gebruik gemaakt van kerktorens en heuveltoppen. Concentraties Links • Centrale deel van de Utrechtse Heuvelrug met de parkaanleg van van deze grote, koninklijke ontwerpen zijn te vinden in het noorde- ’t Berghuis en op de achtergrond de Pyramide van Austerlitz. lijke gedeelte van de Heuvelrug, rond en Drakensteyn, en in het centrale gedeelte, tussen , en . GESCHIEDENIS Structuren en complexen uit de 19de en vroege 20ste eeuw bestaan uit buitenplaatsen, villaparken, instellingen en militaire kampe- Tot 1000 • Vroege bewoning menten. De belangrijkste structuren zijn die van de Stichtse Lust- De alleroudste tot nu toe bekende menselijke sporen in ons land warande, een gordel van buitens tussen en , en zijn gevonden in de zandgroeve Kwintelooyen tussen de vakkenverkaveling ter weerszijden van de Amersfoortsweg. en Rhenen. Hier zijn vuurstenen vuistbijlen opgegraven die Villaparken concen treren zich in , , Zeist en Drieber- ongeveer 200.000 jaar oud zijn. Deze dateren van vóór de vorming gen. Instellingen liggen verspreid en verscholen op de Heuvelrug. van de Utrechtse Heuvelrug, toen de Maas nog naar het noorden Militaire kampementen concentreren zich in het centrale gedeelte stroomde en vuursteen vanuit het zuiden meevoerde. van de Heuvelrug, op de Leusderheide en rond . De Heuvelrug is 150.000 jaar geleden ontstaan tijdens de voor- laatste ijstijd, het Saalien. Toen hebben ijsmassa’s uit het noorden zand- en grindlagen omhoog gestuwd, opzij geperst en als schub- HOOFDSTRUCTUUR ben over elkaar heen geplooid. De Maas en later ook de Rijn, die toen door het IJsseldal liep, werden gedwongen naar het westen af I Grote diversiteit aan structuren en complexen, verscholen in de te buigen. Tussen Amersfoort-Zeist en Rhenen ontstond een bijna bossen; aaneengesloten stuwwalgebied met enkele geïsoleerde kleine stuw- I Archeologische waarden in de zuidflank: walheuvels bij Soest, Baarn en . Het hoogste punt, – Prehistorische grafheuvels, grafvelden en celtic fields. de Amerongsche Berg, is bijna 70 meter boven NAP. Zwerfstenen – Vroegmiddeleeuwse esdorpen en engen. werden vanuit Scandinavië met het ijs meegevoerd. Een unieke – Middeleeuws wegenpatroon. collectie is op het Zwerfsteneneiland bij Maarn bijeengebracht. I Ontworpen landschap van de grote buitenplaatsen: De stuwwallen zijn hier en daar afgetopt door overschuivend – Noordelijk deel rond Soestdijk en Baarn. ijs, waardoor een soort ‘tafelbergen’ zijn ontstaan die soms als – Centraal deel tussen Zeist (Slot), Amersfoort galgenbergen en vooral als uitzichtspunten werden benut. Mooie (straatweg) en Amerongen (kasteel). voorbeelden daarvan zijn de Focoldusheuvel bij en I Structuren en complexen: de Paasheuvel bij Remmerstein. Door afsmelting van het terug- – Stichtse Lustwarande Utrecht-Rhenen. trekkende landijs zijn op verschillende plaatsen de stuwwallen – Villaparken Bilthoven, Baarn, Zeist en Driebergen. uitgeschuurd. Het grootste smeltwaterdal is de Darthuizer Poort – Instellingen van gezondheid, onderwijs en discipline. bij , dat in de 17de eeuw ‘’t Gadt van den Bergh’ werd – Militaire kampementen Leusderhei-Soesterberg. genoemd. Door dit gat is het zand ver de lagere moerasgronden van Langbroek ingespoeld. Zo ontstond een dekzandrug die in de 13de eeuw als stevige ondergrond werd benut voor de bouw van het kasteel Sandenburg. 0217 TT 192-432 her.qxp_ 0405 chs 1-74 16-02-17 17:23 Pagina 200

200 TASTBARE TIJD 2.0 • CULTUURHISTORISCHE ATLAS VAN DE PROVINCIE UTRECHT

Zie legenda achter in de atlas 0217 TT 192-432 her.qxp_ 0405 chs 1-74 16-02-17 17:23 Pagina 201

DEELGEBIEDEN – UTRECHTSE HEUVELRUG 201

Ongeveer 100.000 jaar geleden volgde een lange, warmere periode, en de voet van de stuwwal. In die periode is de Rijn tegen de voet het Eemien, genoemd naar de vorming van de Eemzee. Deze voor- van de Heuvelrug aan komen te liggen, waar zij een steilrand loper van de Zuiderzee heeft zich tot ver in het tijdens de ijstijd begon uit te schuren. Van permanente woonplaatsen is niets gevormde gletsjerdal van de Gelderse Vallei uitgestrekt. Tijdens de bekend, maar wel van de grafcultuur van deze eerste landbouwers: laatste ijstijd, het Wechselien, zo’n 50.000 jaar geleden, werd het de grafheuvels uit de Bronstijd, zo’n 3.000 tot 5.000 jaar geleden. weer kouder en kregen ijzige sneeuwstormen vrij spel in een Bij de Lage Vuursche liggen diverse grafheuvels. Op de zuidflank nagenoeg onbegroeid en onbewoond, toendra-achtig gebied. Rond van de Heuvelrug, tussen en Rhenen, bevindt zich de groot- de stuwwallen, maar vooral in de drooggevallen Gelderse Vallei, ste concentratie: hier zijn zo’n zeventig grafheuvels, met een door- zijn toen door de zandstormen dekzanden en dekzandruggen snede van acht tot twintig meter, gelokaliseerd. Opvallend is dat afgezet. Vanaf 10.000 jaar geleden, in het Holoceen, begon de deze grafheuvels in groepjes bij elkaar liggen, op een middenhoog- warmere tijd die tot op heden voortduurt. De eerste rondtrekkende te van ongeveer 20 tot 40 meter boven NAP. De groepsgewijze rendierjagers maakten plaats voor meer honkvaste jagers. Uit plaatsing duidt op een nederzetting van meerdere generaties. deze periode dateren de meeste vuursteenvondsten, van tijdelijke Verondersteld wordt dat de bewoning en de bouwgronden in de kampen verspreid over de Heuvelrug. buurt van de grafheuvels moeten hebben gelegen. De grafheuvels moeten toen goed zichtbaar zijn geweest. Grafheuvels en celtic fields Gaandeweg werden de verspreid gelegen akkertjes geconcen- Vanaf ongeveer 5000 jaar geleden vond een ingrijpende verande- treerd in zogenaamde celtic fields: rechthoekige complexen bestaan- ring plaats: de rondtrekkende jagers gingen plaats maken voor de uit door aarden walletjes omgeven akkertjes van ongeveer 35 bij landbouwers. De voorkeur voor vestiging in het dicht met loof- 35 meter. Deze soms uitgebreide akkercomplexen hebben van de bomen bedekte gebied ging nu uit naar de randen van het dekzand IJzertijd tot in de vroege middeleeuwen gefunctioneerd. Op de

Utrechtse Heuvelrug

tot 1000 0217 TT 192-432 her.qxp_ 0405 chs 1-74 16-02-17 17:23 Pagina 202

202 TASTBARE TIJD 2.0 • CULTUURHISTORISCHE ATLAS VAN DE PROVINCIE UTRECHT 0217 TT 192-432 her.qxp_ 0405 chs 1-74 16-02-17 17:23 Pagina 203

DEELGEBIEDEN – UTRECHTSE HEUVELRUG 203

middelhoge zandgronden, onder meer bij Elst en Remmerden, zijn resten van deze vroege landbouw gevonden. Door de toepassing van het in 2013 vernieuwde AHN2 (Actueel Hoogtebestand Neder- land) kunnen gridachtige structuren bij onder meer Amerongen en Maarn gedetailleerder in kaart worden gebracht. Deze wijzen op uitgebreide celtic field-complexen of vroegmiddeleeuwse akkers op de flanken van de Heuvelrug. Onderzoek naar prehistorische bewoning en wegenpatronen op de Heuvelrug is nog nauwelijks verricht, maar onder de latere zandverstuivingen en recentere bebossing moet nog veel verborgen liggen! Zo’n prehistorische route zou bijvoorbeeld het Ginkelse Spoor (gengi = germaans voor begaanbaar), tussen Amerongen en Leersum, kunnen zijn. Langs deze oude route naar de engen van Ginkel ligt in het Zuilenstein- sche Bosch een groep grafheuvels. Diverse hieronder beschreven wegen kunnen al uit deze periode dateren.

Grafvelden en een walburg Boven • Celtic fields tussen Amerongen en Elst. Met behulp van het Actueel Tot de 4de eeuw n.Chr. zal sprake geweest zijn van enige uitwis- Hoogtebestand Nederland (AHN) zijn de kenmerkende evenwijdig lopende seling met de bewoners van het Romeinse Rijk ten zuiden van walletjes als begrenzing van de prehistorische raatakkers zichtbaar gemaakt. de Rijn, maar sporen uit die tijd zijn er nauwelijks aangetroffen.

Utrechtse Heuvelrug

1000-1600 0217 TT 192-432 her.qxp_ 0405 chs 1-74 16-02-17 17:23 Pagina 204

204 TASTBARE TIJD 2.0 • CULTUURHISTORISCHE ATLAS VAN DE PROVINCIE UTRECHT 0217 TT 192-432 her.qxp_ 0405 chs 1-74 16-02-17 17:23 Pagina 205

DEELGEBIEDEN – UTRECHTSE HEUVELRUG 205

Dat geldt echter niet voor de 5de tot de 9de eeuw, toen krijgers- Prattenburg voert, zouden uit deze periode dateren. Zo’n 350 jaar groepen vanuit het oosten het gebied binnendrongen en zich op later werd Cunera door de Utrechtse bisschop heilig verklaard. de zuidflank vestigden. Tussen Leersum en Rhenen getuigen graf- Dankzij Cunera groeide Rhenen in de 16de eeuw uit tot een belang- velden van hun aanwezigheid. Op de Koerheuvel ten westen van rijke pelgrimsplaats. Rhenen zijn meer dan 1.000 graven uit de periode 375-750 aange- troffen, het grootste grafveld dat tot nu toe in ons land is gevonden! Via Regia Gezien de rijkdom van de graven moet hier, bij Rhenen, een regio- De 7de eeuw stond in het teken van conflicten tussen de naar het naal machtscentrum zijn geweest. Verondersteld wordt dat de aar- zuiden opdringende Friezen en de Frankische uitbreiding naar het den walburg op de Heimenberg (naar Heimo, een toenmalige heer- noorden. Van deze onrustige periode getuigt een grote goudschat ser) toen is opgeworpen ter beheersing van de landroute vanuit die toen verstopt moet zijn en in 1988 bij Remmerden werd opge- oosten langs de noordoever van de Rijn, via de Darthuizer Poort en graven. Na terugtrekking van de Friezen uit Dorestad en Utrecht Oud richting ’t Gooi en het Eemmeer. Leusden was al in namen de Franken bezit van het gebied. Onder hun supervisie wist de laat-Romeinse tijd een belangrijke plaats, getuige de vondst van de missionaris Willibrord in 695 het christelijke kerkje uit 630 een 4de-eeuwse wacht toren. weer op te bouwen en zich als eerste aartsbisschop in Utrecht te Ook de legende van de Heilige Cunera wijst op de aanwezig- vestigen. In de 8ste eeuw gaven de Frankische koningen veel goe- heid van een belangrijk centrum hier. Deze legende verhaalt hoe deren aan de Utrechtse kerk. Zo schonk Karel de Grote in 777 vier de koningsdochter Cunera in 337 aan de marteldood in Keulen wouden, genaamd Hengistscoto (Henschoten), Fornhese (Vernhe- ontkwam doordat een heidense koning zich haar lot aantrok en se ten westen van Amersfoort), Mocoroht en Widoc (Wede onder haar meenam naar zijn paleis in Rhenen. Het Cunerabergje en Hoogland). Ook Leusden werd vermeld, als Villa Lisiduna. Dat de de Cuneraweg, die langs de oostflank van de Heuvelrug tot aan Heuvelrug en grote delen van de Vallei toen nog geheel bebost

Utrechtse Heuvelrug

1600-1800 0217 TT 192-432 her.qxp_ 0405 chs 1-74 16-02-17 17:23 Pagina 206

206 TASTBARE TIJD 2.0 • CULTUURHISTORISCHE ATLAS VAN DE PROVINCIE UTRECHT 0217 TT 192-432 her.qxp_ 0405 chs 1-74 16-02-17 17:23 Pagina 207

DEELGEBIEDEN – UTRECHTSE HEUVELRUG 207

moeten zijn geweest, bewijzen 9de eeuwse toponiemen als Doodweg heette, maar vanaf de 17de eeuw gebruikt werd als , (= het woud van Rhenen), Hees postroute tussen en , en de Buurtweg, die de (= kreupelhout), Vuursche (= gaspeldoorn), Leersum en aanliggende boerderijen met elkaar verbond. De bovenweg door Laarschen Berg (leer of laar = door mensen benut bos). Amerongen was de Burg. v.d. Boschstraat. De Utrechtse Straat, Over- en Nederstraat en Zandvoort vormden de benedenweg. Nadat Utrecht in 936 onderdeel ging uitmaken van het Oost-Fran- kische of Duitse rijk moest de bisschop regelmatig voor overleg 1000-1600 • Het agrarische landschap met de koning naar Keulen afreizen. De vroegmiddeleeuwse route Geleidelijk aan werden de grote loofwouden op de Heuvelrug tussen Utrecht en Rhenen werd tot via regia verheven. Deze oudste gekapt. Door afplagging en schapenbeweiding ontstonden heide- weg van de provincie had oorspronkelijk een ander tracé dan de velden. Deze transformatie vertrok zich al vanaf de vroege middel- huidige provincialeweg N225. Het eerste stuk volgde de Konings- eeuwen. Begin 18de eeuw was de Heuvelrug nagenoeg ontbost en weg vanaf de Tolsteegpoort en boog af over de stroomrug van de in uitgestrekte heidevlakten veranderd. Door verdroging en erosie Kromme Rijn naar Zeist. Daar werd vervolgd over een hoger lig- van de Heuvelrug daalde de vanouds op de zuidflank (én de noord- gende weg, de Arnhemse Bovenweg, die via de Kampweg-Acacia- oostflank) geconcentreerde bewoning af naar de lagere overgangs- laan ten oosten van Doorn uitkwam om ongeveer het huidige tracé zones, waar zich een eerste kernvorming ontwikkelde. Op de tot Rhenen te volgen. Evenwijdig langs de zuidzijde van de boven- noordoostflank, met zijn moerassige veengebieden in de Gelderse weg liep een meer kronkelende benedenweg, die als kerkweg de Vallei, bleef de bewoning beperkt tot enkele geïsoleerde klooster- dorpen Zeist en Doorn met elkaar verbond en zich later tot de gemeenschappen. De in 1134 door ridder Focoldus gestichte abdij belangrijkste route ontwikkelde. Het stuk tussen Doorn en Leer- Maarsbergen of ‘Merseeberch’ (merse = moerasland, berch = sum kende twee benedenvarianten: de Postweg, die oorspronkelijk heuvel) is daarvan een mooi voorbeeld.

Utrechtse Heuvelrug

1800-1900 0217 TT 192-432 her.qxp_ 0405 chs 1-74 16-02-17 17:23 Pagina 208

208 TASTBARE TIJD 2.0 • CULTUURHISTORISCHE ATLAS VAN DE PROVINCIE UTRECHT 0217 TT 192-432 her.qxp_ 0405 chs 1-74 16-02-17 17:23 Pagina 209

DEELGEBIEDEN – UTRECHTSE HEUVELRUG 209

In het noorden ontstonden vanaf de 11de eeuw enkele kernen op vinden we aan de noord zijde van de Lange en Korte Duinen onder en langs de randen van de stuwwalheuvels. Hier, bij , Baarn Soest. Ronduit spectaculair zijn de eeuwenoude hakhoutboscom- en Soest werden vanaf de 13de eeuw de hoogveengebieden ontgon- plexen bij de Stompert en op de Vlasakkers en de Leusderheide, met nen. Het hogere centrale deel van de Heuvelrug bleef praktisch stoven van 10 tot 19 meter omtrek. Dit is te danken aan de bijzonder onbebouwd en onontgonnen, slechts doorkruist met zich vaak lage dynamiek in deze gebieden. Hier, op de gemeenschappelijke verplaatsende karrensporen. markengronden van Soest en Leusden, is de traditionele hakhout- cultuur tot ver in de 19de eeuw doorgezet, waarna het gebied werd Heide en hakhout afgesloten door defensie. Op de extensief gebruikte gedeelten bleef Dat de Heuvelrug vóór de grootschalige eind 19de-eeuwse bebos- het oude bos staan. Intensief militair gebruik in andere delen zorg- sing één grote heidevlakte was, is zeker niet juist. Al sinds de de juist voor het behoud van de open heide. vroege middeleeuwen is hier op uitgebreide schaal hakhoutcultuur geweest als onderdeel van het agrarische landschap. Het was een Engen, meenten en velden economische manier van houtwinning, omdat men steeds en in Vanaf de 8ste eeuw ontstond een agrarisch systeem van geconcen- korte tijd het hout kon oogsten. De bomen bleven daarbij leven in treerde nederzettingen, bouwlandcomplexen en gemeenschappe- de vorm van stoven of stobben. Deze hakhoutstoven konden zeer lijke gronden. De boerderijen stonden doorgaans dicht bij elkaar oud worden. Onderzoek (2004) heeft diverse van deze vaak eeuwen- en in de directe nabijheid van hun akkers. Deze akkers waren tot oude stoven op de Heuvelrug aangetoond. Eikenhakhout werd één of meerdere bouwland complexen samengevoegd, de engen. vroeger vaak op aarden wallen geplant. Deze houtwallen werden Door eeuwenlange plaggenbemesting zijn deze engen tot soms wel vooral in de 17de en 18de eeuw opgeworpen om de toenemende één meter opgehoogd. Hierdoor is het onderliggende archeologi- zandverstuivingen tegen te gaan. Mooie voorbeelden daarvan sche landschap afgedekt en nog goed bewaard gebleven. De engen

Utrechtse Heuvelrug

1900-2014 0217 TT 192-432 her.qxp_ 0405 chs 1-74 16-02-17 17:23 Pagina 210

210 TASTBARE TIJD 2.0 • CULTUURHISTORISCHE ATLAS VAN DE PROVINCIE UTRECHT

weiden (schaarweiden) of, in de nattere gebieden, als hooilanden (maten). In Soest is dit systeem nog goed te zien met aan de ene kant de hogere Soestereng, met smalle van noordoost naar zuid- west lopende percelen, en aan de andere kant de lagere hooilanden van de . Achter de engen en de hooilanden strekten zich de woeste gronden uit, die voor houtkap en afplagging eveneens in gemeenschappelijk gebruik waren. Deze woeste gronden beston- den uit de velden (Leersumsche Veld) en de broeken in de natte veen zones en uit de bossen en heide op de drogere zandgronden. Vanaf de 13de eeuw werden markgenootschappen opgericht om het gebruik van de ‘gemene’ gronden te reguleren en de bossen te beschermen. Maar het eiken-beukenbos degradeerde de daarop volgende eeuwen tot berkenbos (De Birkt), dat vervolgens in heide veranderde door de intensieve beweiding.

Dorpen De boerennederzettingen op de Heuvelrug behoren tot de engdorpen en kennen drie varianten: Als brinkdorp bovenop de stuwwal met de engen er omheen. Baarn is het beste voorbeeld en laat de naar de trechtervormige brink toelopende veedriften vanuit de Heuvelrug (Oude Utrechtse Weg-Laanstraat en de Eemnesserweg) nog zien. De noordelijke ovale eng is nu geheel bebouwd. Soest is een variant op dit type, waarbij het dorp zich vanuit de brink als randbebouwing langs de eng heeft ontwikkeld. Geheel ver dwenen is de vroegmiddeleeuwse nederzetting Hees met de Heesereng ten oosten van station Den Dolder langs de oude weg Utrecht-Amersfoort, het Heezerspoor. Als flankengdorp onderaan en langs de stuwwal. Het betreft dorpen langs de zuidrand van de Heuvelrug, waarvan de engen en daarachter de woeste gronden ten noorden en de weiden ten zui- den van de kernen lagen met dwars op de gradiënt noord-zuid lopende veedriften. Bij de Brink van Zeist, met de lobvormige Kroostweg en Noordweg in de kleizone en de Schaerweijdelaan (!) als veedrift richting de Heuvelrug, is de middeleeuwse structuur nog herkenbaar. Amerongen heeft nog de meest gave dorpsstruc- tuur met compacte bebouwing, bepaald door de heerwegsplitsing, Hoogtelijnenkaart zuidelijk deel van de Heuvelrug. Goed te zien is hoe de de brink waar het bisschoppelijke hof lag en het kasteel. De Over- oude dwarswegen gebruik hebben gemaakt van de smeltwaterdalen uit de eng rond de Holleweg is nu bebouwd, maar de Nedereng (De Bos- periode na de ijstijd. Ook de rasterachtige patronen van prehistorische celtic rand) en de westelijk gelegen Leersummereng zijn nog te traceren. fields bij Remmerstein zijn hier zichtbaar. Als verspreide bebouwing op de dekzand(ruggen) en aan ont- sluitingswegen, zoals en Tuil, als Villa Tiuli in 855 vermeld, met de boerderijen aan de noordzijde van de Buurtweg. liggen in een zone van middelhoge gronden langs de randen van Op de dekzandgronden onder Doorn en Leersum, zien we in de stuwwallen en hebben vaak een onregelmatige ovaalvormige de percellering hoe telkens kleine uitbreidingen van de eng omtrek, omgeven door een aarden wal. De ovaalvorm van Oud- noordwaarts en van de weidegronden zuidwaarts hebben plaats- Leusden, een zeer vroege nederzetting met één van de eerste kerk- gevonden. stichtingen op de Heuvelrug, is nog goed op de topografische kaart te herkennen. Naast enkele tientallen kleine bouwlandcomplexen Rhenen zijn zo’n veertig engen op de Heuvelrug aangetroffen. De meeste Rhenen kwam door de verlegging van de Rijnloop begin 13de eeuw liggen aan de voet van de zuidflank, op de hellingen van de direct aan de rivier te liggen. Tussen 1230 en 1258 kreeg Rhenen sneeuwsmeltwaterdalen. Om de voortdurende erosie door regenval stadsrechten. De enige andere nederzetting op de Heuvelrug die, van vooral de steilere hellingen tegen te gaan zijn vanaf de middel- om strategische redenen, stadsrechten kreeg was Baarn (1346-1390). eeuwen terrassen met houtwallen aangelegd. Een zeldzaam voor- Door dominantie van Amersfoort bleef Baarn een boerendorp. beeld van deze terrasranden, de ‘graften’, vinden we nog langs het Anders was dit met Rhenen, als handelsplaats aan de rivier en als smelt-waterdal ten westen van Rhenen, bij De Tangh. Geheel ver- belangrijkste grensvesting tegenover Gelre, dat met het kasteel Ter stoven is de Grote Eng onder Soest, waar nu het landgoed De Paltz Horst in de 12de eeuw een vooruitgeschoven bewaking kreeg. Na ligt. Achter de boerderijen en de engen lagen de meenten. Dit 1346 kreeg Rhenen onder bisschop Jan van Arkel een ovaalvormige waren gronden die in gemeenschappelijk gebruik waren als ommuring met stadspoorten, waarbij de heerweg de centrale as 0217 TT 192-432 her.qxp_ 0405 chs 1-74 16-02-17 17:23 Pagina 211

DEELGEBIEDEN – UTRECHTSE HEUVELRUG 211

Het zuidelijk deel van de Heuvelrug tussen en Gelderse Vallei. Het witte gebouw is de buitenplaats De Tangh (1927), rechts geeft een slingerende groen- zoom een smeltwaterdal aan als rand van de Koerheuvel. De uiterwaarden lopen zonder bedijking door tot de vroegmiddeleeuwse heerweg Utrecht-Rhenen.

werd. Haaks daarop, vanaf de Rijn, kwam langs de Rijnstraat een handelswijk tot ontwikkeling. Na diverse Gelderse verwoestingen en na inname van de stad in 1499 liet David van Bourgondië de bisschoppelijke tol naar zijn residentie verplaat- sen. De handel liep terug en alleen de Cuneraverering hield de stad als pelgrimsoord nog in stand, met de bouw van de Cuneratoren tussen 1492 en 1531 als letterlijk hoogtepunt. Toen werd Rhenen ook als oostelijke vestingstad van Het Sticht niet meer interessant en verviel de ommuring geleidelijk.

Het onbebouwd gebleven zuidelijke gedeelte van de Soestereng. Aan de Enghenbergsteeg ligt een grafheuvel, daarachter loopt over het hoogste punt de Soesterengweg als deel van de Hessenweg Amersfoort-Amsterdam. Op de achtergrond de bebouwing van het oorspronkelijke flankengdorp Soest met de Eem in de verte. Opname in noordelijke richting uit september 2004. 0217 TT 192-432 her.qxp_ 0405 chs 1-74 16-02-17 17:23 Pagina 212

212 TASTBARE TIJD 2.0 • CULTUURHISTORISCHE ATLAS VAN DE PROVINCIE UTRECHT

Reliëfkaart van de Heuvelrug tussen Doorn en Leersum, gebaseerd op het Actueel Hoogtebestand van Nederland. Met behulp van deze techniek is nabij de engen van Maarsbergen, op de noordelijke helling van de Heuvelrug, een rastervormige structuur zichtbaar gekomen. Deze structuur duidt mogelijk op prehistorische akkercomplexen, de zogenaamde celtic fields. Zichtbaar wordt nu ook dat de middeleeuwse dwarsverbindingen over de Heuvelrug, voor zover nog te reconstrueren, gebruik hebben gemaakt van de lagere smeltwaterdalen. Sommige buitenplaatsen hebben heuveltoppen benut voor hun uitzichten.

Ontginningen Om de exploitatie van zijn nieuwe gebiedsuitbreidingen rendabel In het noordelijk en westelijke deel van de Heuvelrug lagen uit- te maken stichtte Oostbroek diverse uithoven, zoals Jagtlust gebreide hoogveengebieden die tussen de 13de en de 17de eeuw in (‘Uythof te Nyveen’), Vollenhoven, Houdringe, en een zeer langzaam tempo zijn ontgonnen voor de turfwinning. Dijnselburg (Dinslo). De veenontginningen langs de flank van de Gelderse Vallei kwamen in de 15de eeuw op gang (zie deelgebied 10). De ontginning In het noorden lagen de woeste hoogveengebieden tussen De Vuur- begon vanuit het zuiden, waar de monnikken van het klooster sche, Baarn en Soest. Deze waren in handen van het kapittel van Oostbroek (1121) een steeds verder noordwaarts opstrekkende Sint Jan. In 1239 gaf bisschop Otto III toestemming om voor het verkaveling realiseerden, totdat de hoge gronden bij De Vuursche turftransport een vaart te graven tussen De Vuursche en de Eem: werden bereikt. Dwars erop werden als opschuivende ontginnings- het Oude Grachtje. Hiervan resteert nog een smalle wetering tus- bases de Blauwkapelse Weg, de Looydijk, de Groenekanseweg, sen Soestdijk en de Grote Melm aan de Eem. Haaks hierop, de Leijenseweg, de Dwarsweg-Jan Steenlaan en de Maartens- tot aan de rand van de Soestereng, werd de verkaveling uitgezet. dijkseweg aangelegd. Voor de ontginning van het Oostveen en Tussen Soest en Baarn bleef een brede strook veenland niet ont- het Ridderveen kwam als ontsluitingsweg voor de verspreide gonnen. Niet lang vóór 1378 liet de bisschop hierop de Soestdijk boerderijen een route tussen Eyckenstein, Staalbergen en Ewijck. aanleggen als doorgangsweg naar zijn Huis Ter Eem. In 1398 Het zuidelijk deel van de Soestdijkseweg fungeerde als meest werd de turfvaart verbeterd door de aanleg van een meer noordelijk oostelijke grens. De westelijke grens kreeg in 1470 een rechtlijnige tracé, de Pijnenbur gergrift of Praamgracht (praam = turfschip). afbakening met de ‘Rade Gruppel’, de huidige Eijckensteinse Laan. Deze werd westwaarts, dieper het veen in, doorgetrokken tot in 0217 TT 192-432 her.qxp_ 0405 chs 1-74 16-02-17 17:23 Pagina 213

DEELGEBIEDEN – UTRECHTSE HEUVELRUG 213

Kaart van Tuilland tussen Doorn en Darthuizen door Floris van Diepenem uit 1669 in opdracht van het domkapittel. Deze kaart laat goed de verkavelings- verschillen zien van dit overgangsgebied tussen de Heuvelrug (links) en de Langbroekerwetering met net nog een stukje Gooyerdijk (rechts). Tussen de Leer- sumse Straatweg (bovenweg), de Postweg (benedenweg) en de hier zwaarder aangezette Buurtweg liggen de blokvormige kamppercelen van de enggronden. Net als bij de kampontginningen in de Vallei vinden we hier ook boerderijsplitsingen, zoals Groot en Klein Katwinkel. Rechts van de Buurtweg de onregelmatige strookverkaveling van De Bunt die, na een gegraven wetering (Dwarsweg), overgaat in de regelmatige strookverkaveling van het Tuilerbroek. De boerderijen staan aan de noordzijde van de Buurtweg. Op de kruising met de Buntlaan als noord-zuidverbinding zijn twee omzoomde kampen zichtbaar.

het huidige park van Prins Hendriksoord (Engelse Vaart). In de huis Drakenburg (zie kaart circa 1650 op p. 159). De westelijke 15de eeuw is de Praamgracht verlengd naar Maartensdijk om het achtergrens van de ontginningen is de huidige Oud-Eemnesser- turf naar Utrecht te kunnen transporteren. weg. Deze maakte deel uit van de oorspronkelijke Roeterswal De ontginning van de noordelijke hoogveengebieden bestaat uit omstreeks 1620, die in 1719 definitief als grens tussen Het uit drie eenheden: Sticht en Holland werd vastgesteld. Een andere ontginning verliep De Baarnse Venen, waar na 1330 de Utrechtse schepen Werner vanaf De Eult in kilometers lange stroken aan de noordzijde van de van Drakenburg met de ontginning startte in lange, iets gerend ver- Praamgracht. In het park van Soestdijk zijn deze lijnen nog terug lopende stroken, die vanaf de Baarnse Dijk (Amsterdamse Straat- te vinden. Uit praktische overwegingen werd het westelijke deel weg) richting ’t Gooi liepen. Omstreeks 1390 werd de Drakenbur- in 1424 herverkaveld in een rastervormig patroon. Hiertoe werden gergracht graven, ter ontwatering van het veen en als turfvaart naar onder meer de Veensloot en de Hessenweg doorgetrokken. Bij de de Eem. In het zuiden was de ontginning aanvankelijk begrensd ontmoeting met de Vuursche Venen bleef een driehoekig terrein door de Ravensteinse Laan, maar is later, in de 17de eeuw, meer over. Op dit ‘Gheerkin Veens’ kwam naderhand de buitenplaats zuidwaarts uitgebreid. Omstreeks 1340 bouwde Werner er zijn Pijnenburg. 0217 TT 192-432 her.qxp_ 0405 chs 1-74 16-02-17 17:23 Pagina 214

214 TASTBARE TIJD 2.0 • CULTUURHISTORISCHE ATLAS VAN DE PROVINCIE UTRECHT

Ingekleurde gravure van het Slot Zeist in zuidwestelijke richting door D. Stoopendaal omstreeks 1700. Zeist is met een hoofdas van 1, 5 kilometer richting Kromme Rijn (hier afgebeeld) en 5, 5 kilometer richting Heuvelrug de grootste buitenplaats in de provincie. Het Slot was geïnspireerd op het Palais de Luxem- bourg te Parijs en werd tussen 1677 en 1687 aangelegd door Willem Adriaan van Nassau-Odijk.

De Vuursche Venen moeten na 1359 ontgonnen zijn, toen weg van Utrecht naar het klooster Oostbroek (ca. 1125). Als betere Werners zoon de gronden in erfpacht kreeg van het kapittel van verbinding tussen Utrecht en Keulen werd in 1139 dwars door het St. Jan en deze dertig jaar later uitbreidde met gronden van het veen een weg aangelegd die omstreeks 1290 als Steenweg bestraat Vrouwenklooster uit De Bilt. De turfwinning vond voornamelijk werd. De huidige Biltstraat is daar een onderdeel van. Deze Nieuwe ten zuiden van zijn centraal gelegen Werners Hofstede (voorganger Steenweg sloot bij De Bilt aan op de oude heerweg naar Rhenen. van Drakensteyn) plaats: in een strook ten oosten van de Vuurse De Heuvelrug had verder nog nauwelijks wegen. Na de opkomst Steeg en ten westen van Pijnenburg en Ewijcks hoeve, respectie- van de steden in de 14de eeuw kwamen er enkele interlokale zand- velijk aangeduid als ‘Nonnegroep Rooyende op Den Tooren van wegen. Hier en daar zijn de oude, kronkelende tracés nog aanwe- Seyst’ en ‘De Ooster Nonnegroep’. zig, maar de meeste zijn in de 18de eeuw recht getrokken of tijdens De Soester Venen bestaan uit twee blokken. Het gebied Laag de 19de-eeuwse bebossing ver dwenen. Hees werd door de Paulusabdij in 1399, kort na de aanleg van de De oude route Amersfoort-Amsterdam maakte deel uit van een Praamgracht, ontgonnen. Laag Hees kwam vanaf de gracht, tussen Hessenweg en liep via de Birktstraat-Kolonieweg over de Soester- de Ooster Nonnegroep en de Veensloot (Wieksloterweg), in lange, eng, volgens de huidige Molenweg-Soesterengweg-Julianaweg. gerend verlopende percelen tot stand, tot aan hoger gelegen zand- De verbinding Utrecht-Amersfoort volgde aanvankelijk twee grond (De Zoom). Een tweede ontginning is die van het Soester- tracés. Het noordelijke tracé is nog enigszins te volgen en liep veen, tussen Soestereng en Veensloot. Pas na 1900 werd dit veen- via de Soestdijkseweg (Spieringweg) door een bospad van Noord gebied vanuit de Soestereng in smalle percelen geheel ontgonnen. Houdringe, over de Sperwerlaan-Paltzerweg en het Heezerspoor, door de Vlasakkers. De oude route kwam via de Prins Frederiklaan Wegen door het zand op de Utrechtseweg in Amersfoort uit. De oudste bestrate weg van ons land is de Hoofddijk-Oude Steen- 0217 TT 192-432 her.qxp_ 0405 chs 1-74 16-02-17 17:23 Pagina 215

DEELGEBIEDEN – UTRECHTSE HEUVELRUG 215

Op de provinciekaart van Utrecht door Bernard de Roy uit 1696 werd het karakter van de nieuwe Amersfoortseweg als grand projet sterk benadrukt. De weg is prominent weergegeven en contrasteert in het kaartbeeld sterk met zijn omgeving, ook omdat hij aan beide uiteinden overgaat op een oudere, meer slingerende weg. De Roy gaf de Amersfoortseweg weer in zijn ideale vorm; op de kaart zijn alle vakken verdubbeld tot vierkanten van 100 bij 100 roeden.

De weg vanuit Wijk bij Duurstede naar Amersfoort liep via Cothen- Driebergen had een verbinding met Amersfoort via de Traayweg- Doorn-Oud Leusden. Op de Heuvelrug bestond deze verbinding Oude Driebergseweg over de Leusderheide, waar het tracé nu tot in de 19de eeuw uit zeker vier parallelle karrensporen. Een stukje geheel verdwenen is. De oude route door de Dart huizer Poort, van deze oude Wijkerweg is alleen nog bij het Treekerpunt aan- de Utrechtse Baan, kreeg bij Leersum een variant met de wezig. Deze parallelsporen kruisten de zandweg Utrecht-Wouden- Scherpenzeelseweg. Een derde verbindingsweg is de Darthuizer- berg, die dwars over de Heuvelrug liep en bij Vollenhoven op de weg-Hoogstraat, die zich in het bos splitst in de Wijkerweg langs heerweg uitkwam. Deze weg is nog als bospad herkenbaar in de Maarsbergen en in de Scherpenzeelseweg langs de Valkeneng. Oude Woudenbergse Zandweg en, vanaf de Pyramide van Auster- Opvallend is de relatieve dichtheid van meer lokale dwars - litz, in de Oude Utrechtse Weg. verbindingen in de zuidelijke ‘tong’ van de Heuvelrug: de Bergweg 0217 TT 192-432 her.qxp_ 0405 chs 1-74 16-02-17 17:23 Pagina 216

216 TASTBARE TIJD 2.0 • CULTUURHISTORISCHE ATLAS VAN DE PROVINCIE UTRECHT

stuwwalflanken en de bestaande heuveltoppen in het kale heide- landschap werden benut voor uitzichtpunten.

Amersfoortseweg In 1647 gaf het vroedschap van Amersfoort opdracht om de aanleg van een nieuwe ‘wegh op den Bergh naer Utrecht’ te onderzoeken. Het ging niet alleen om een kortere en goed berijdbare route tus- sen de beide steden, maar nadrukkelijk ook om een mooie weg. Volgens het klassieke ideaal van toen moest dit een kaarsrechte weg zijn, beplant met eikenbomen. Ontwerper van de nieuwe weg was , die toen op Randenbroek in Amersfoort woonde. Toen de Staten van Utrecht uiteindelijk in 1652 toestem- ming gaven, kon begonnen worden met de aanleg vanaf de Galgen- berg van Amersfoort tot aan de Hoge Bilt bij de hofstede Den Eyk. Met een breedte van maar liefst 16 roeden (60, 16 meter) tussen een drie roeden brede wal aan beide zijden was deze weg volgens Constantijn Huygens ‘d’allerbreedste Straet van d’allerbreedste Straten’. Ook op Everard Meyster, bijna-buurman van Jacob van Campen, maakte de ‘Wegh der Weegen’ grote indruk. Ter financiering besloten de Staten dat de grond langs de weg uitgegeven moest worden voor de vestiging van buitenplaatsen. Er zouden 24 vakken moeten komen van elk 100 roeden (376 meter) breed en 50 roeden diep. Een vak besloeg twee van dergelijke tegenover elkaar gelegen kavels, de ideale proportie, ‘rondsom vierkant’, in de woorden van Meyster. Om de gemeenschappelijk gebruikte heide bereikbaar te houden werden de kavels door vijf roeden (18, 8 meter) brede sorties (zijwegen) gescheiden. Bij stich- ting van een buitenplaats mochten de vakken naar achteren met nog 50 roeden uitgebreid worden (zie kaart uit 1738 op p. 188-189). De stad Amersfoort kreeg twaalf vakken toebedeeld, maar van nieuwe buitenplaatsen kwam het niet. Deze vakken werden dan Het Slot Zeist met de het complex van de Broedergemeente en de hoofdas ook niet verdubbeld. De overige vakken kwamen in particuliere in zuidwestelijke richting. In tegenstelling tot de Slotlaan richting handen en werden gedeeltelijk ontwikkeld. Hier vond wel een uit- Heuvelrug is deze as richting (Koelaan) onbebouwd gebleven. breiding van de rasterverkaveling naar achteren plaats. Binnen deze vakken werden diverse extra dwarsassen uitgezet als zicht- lijnen voor de nieuwe huizen. Zandbergen en Beukbergen zijn tussen Amerongen en Overberg, de oude Scherpenzeelseweg tus- daarvan de enige resterende voorbeelden. In de bosstrook tegen- sen Elst en Overberg (nu bospad), de Veenen daalse straatweg tussen over Vollenhoven vinden we nog de kaarsrechte wallen van de Elst en Prattenburg, de Remmerdselaan tussen Remmerden en oorspronkelijke weg. Remmerstein en de Nieuwe en Oude Veenendaalseweg vanaf de Bij de uitspanning Het Huis ter Heide ontstond een buurt- vroegere stadspoorten van Rhenen. Over de gehele zuidflank lag schapje, dat via een kerkepad verbonden werd met Zeist (Bergweg- een patroon van haaks op de heerweg kronkelende schapendriften, Voorheuvel). Op de kruising met de postroute tussen Arnhem en die als ‘haarvaten’ de gemeenschappelijke heidegronden in liepen. Amsterdam ontstond een tweede gehucht, Soesterberg, dat via een Deze dwarsverbindingen maakten veelal gebruik van de natuur- kerkepad (Soester Hoogt-Van Weerden Poelmanlaan) met Soest lijke smeltwaterdalen. was verbonden. De vakkenverkaveling is in de loop der eeuwen een sterke structuur gebleven en is nog grotendeels intact. 1600-1800 • Het ontworpen landschap Politieke stabiliteit en koloniale handel zorgden voor een Het Slot Zeist en Beek en Royen Gouden Eeuw in ons land. Het vergaarde kapitaal van de opkomen- Een tweede belangrijke ingreep was de aanleg van Slot Zeist tussen de regentenklasse vond niet alleen een uitweg in de buitens langs 1677 en 1687. Kort na de bouw van het jachtslot Soestdijk door de Vecht, maar ook op de Heuvelrug. Het opkopen van sinds de stadhouder Willem III besloot zijn achterneef Willem Adriaan van Reformatie van 1580 vrijgekomen kerkelijke goederen raakte in een Nassau-Odijk voor zichzelf een groots buitenverblijf aan te leggen stroomversnelling na het definitieve einde van de Tachtigjarige op de plek van een oudere voorganger. Zijn grote voorbeeld was Oorlog in 1648. Tussen 1640 en 1680 werden de meeste kloosters Versailles van Lodewijk XIV, met zijn in het oneindige doorlopende van de hand gedaan voor de aanleg van nieuwe buitenplaatsen assen. Het nieuwe, door watersingels omsloten huis kreeg een cen- met koninklijke allure. De Heuvelrug onderging een transformatie trale zichtas, die de bestaande verkaveling richting Houten volgde op niet eerder vertoonde schaal, waarbij naar Franse voorbeelden en vanuit het huis de heidevlakte in liep tot de achtergrens van de beheersing van de natuur centraal stond. Het reliëf van de één van de vakken van de Amersfoortseweg, in totaal ruim zeven 0217 TT 192-432 her.qxp_ 0405 chs 1-74 16-02-17 17:23 Pagina 217

DEELGEBIEDEN – UTRECHTSE HEUVELRUG 217

Soesterberg omstreeks 1930 in zuidelijke richting. De bebouwing maakt gebruik van één van de 100 roeden (376 meter) brede vakken aan de Amersfoort seweg uit 1653. Precies in het midden wordt het Soesterbergse vak gedeeld door de oude Postweg die langs het Kamp van Zeist (linksboven) loopt. De omstreeks 1840 aangelegde weg naar Soest (Soesterhoogt) is nog niet omgelegd. Op de voorgrond de hangars van de vliegheide. Een eerste instelling die zich hier binnen de vakken vestigt is Sterrenberg, hier rechts op de foto.

kilometer lang. Ter weerszijden, over een breedte van 800 meter, Deutz, wiens kleinzoon Willem Gideon de buitenplaats in 1741 legde Willem Adriaan symmetrische deeltuinen en een uitgestrekt grootscheeps liet verfraaien. De Graeff kocht in 1638 grond aan jachtbos aan met sterrenlanen en bospaden. De oostelijke begren- in Baarn en stichtte rond 1650 Soestdijk. Overigens was kort zing van het lusthof is nog aanwezig in de vorm van de Lorentz- daarvoor, in 1647, een vierde ‘Amsterdamse’ buitenplaats gebouwd, laan, vroeger ‘’t Mooie Laantje’ geheten. Tussen 1748 en 1794 wer- Pijnenburg, naar ontwerp van Philips Vingboons. In 1674 verkocht den de beide voorpleinen bebouwd met de huizen van de Evange- De Graeff zijn huis aan stadhouder Willem III, die van de Staten lische Broedergemeente. van Utrecht ook de heerlijke rechten kreeg over het gehele noorde- Kort daarvoor, omstreeks 1730, liet de Utrechtse burgemeester lijke gebied als dank voor de verdrijving van de Fransen na 1672. Hendrik Verbeek zijn buitenplaats Beek en Royen aanleggen. Als Van Willems ambitie om tussen het jachtslot en de Eem een zichtlaan voor zijn huis benutte hij een diagonale as van Het Slot, Nieuwe Allée aan te leggen is slechts een derde, tot aan de Toren- gericht op de Leusdense kerktoren: de huidige Laan van Beek en laan, gerealiseerd. Met de bouw van Soestdijk begon een periode Royen-Woudenbergse Weg. Deze as kreeg halverwege weer diago- van hofcultuur, die de grote buitens op de Heuvelrug sterk heeft naalasssen in de vorm van een ‘ganzenvoet’: een zichtlaan op de beïnvloed. Amersfoortse toren (Laantje-zonder-Eind) en aan de andere kant Het huidige bosgebied van Baarn en De Vuursche is behalve een vergraven beekpartij. Samen met het Slotcomplex werd dit de onderliggende veenontginningen vooral bepaald door de karak- park, het latere Zeisterbos, afgesloten door de Krakelingweg. teristieke lanenstelsels van de volgende ‘koninklijke’ buitens: Drakensteyn kwam in 1634 in handen van Ernst van Reede. Baarnse buitens Zijn zoon Gerard liet in 1640 een nieuw, volledig symmetrisch Startsein voor de aanleg van diverse buitenplaatsen in het noorde- achthoekig huis bouwen. Mogelijk was Jacob van Campen, bouw- lijk deel van de Heuvelrug gaven Cornelis de Graeff en zijn schoon- meester van de kerk van Renswoude, de ontwerper. De hele om- zoon Jacob Bicker, beide stammend uit een Amsterdams burge- geving onderging een metamorfose met de aanleg van lanen- meestersgeslacht. Bicker bouwde De Eult en De Hooge Vuursche I stelsels en de stichting van het dorp Lage Vuursche, inclusief kerk in 1640. De Eult ging in 1654 over naar zijn schoonzoon Jean (1659), herberg, molen, school en pastorie. 0217 TT 192-432 her.qxp_ 0405 chs 1-74 16-02-17 17:23 Pagina 218

218 TASTBARE TIJD 2.0 • CULTUURHISTORISCHE ATLAS VAN DE PROVINCIE UTRECHT

Boven • Platte-Grond van het Baarnsche-Bosch omstreeks 1880. Deze toeris- tenkaart toont de rijke Baarnse buitenplaatsenomgeving van het Baarnse Bos, met Peking en Canton aan de ene zijde en het Paleis Soestdijk aan de andere zijde, inclusief alle namen van de vele wandelattracties en horeca- gelegenheden. De spoorlijn met station uit 1874 is pas aangelegd, maar de villaparken nog niet. LInks • Het midden 18de-eeuwse Baarnse Bos met de Witte Laan als centrale lengte-as en de Grote Kom als middelpunt van een sterrenbos. Deze centrale as is tussen de kerktorens van en Soest uitgezet. Op de achtergrond de villaparken van Baarn aan weerszijden van de spoor- lijn Amsterdam-Amersfoort uit 1874. Op de voorgrond de Koningslaan, afgesloten door de Naald van Waterloo uit 1818. De Koningslaan is in 1674 als Nieuwe Allée aangelegd en zou vanaf paleis Soestdijk tot aan de Eem hebben moeten doorlopen.

Pijnenburg kreeg in 1647 een huis met formeel lanenstelsel. Boer- derij Laanzicht herinnert daar nog aan. De hoofdas werd langs de Pijnenburgergrift gelegd, thans de Biltseweg. In 1823 is het park verlandschappelijkt en voorzien van een serpentinevijver. Het huidige huis dateert uit 1835. Vosseveld ten zuiden van het dorp Soest werd in 1654 als Heuvel en Dal aangelegd door Guillelmo Bartolotti nadat hij zich uit het project Amersfoortseweg had teruggetrokken. Het recht- hoekige lanenstelsel is nog bewaard gebleven. Soestdijk, een jachthuis uit omstreeks 1650, kreeg van Willem 0217 TT 192-432 her.qxp_ 0405 chs 1-74 16-02-17 17:23 Pagina 219

DEELGEBIEDEN – UTRECHTSE HEUVELRUG 219

Het Baarnse Bos maakt sinds 1758 deel uit van paleis Soestdijk. Het was oorspronkelijk de buitenplaats De Eult van de schatrijke Amsterdamse koopman en burgemeester Willem Gideon Deutz. Op magistrale wijze liet hij vanaf 1741 met grootse assenstelsels zijn buitenverblijf aanleggen. Op deze tekening door J. Perk uit 1754 is de aanleg weergegeven. Een typisch ontwerpmotief uit de Franse formele tuinstijl is de ganzenvoet, een hoofdas met twee daarop samen- komende diagonalen: de Torenlaan werd de zichtas van het sinds 1881 verdwenen huis, de andere diagonaal, de Schrikslaan op de Amersfoortse Joriskerk, staat nog niet op de kaart. Deze werd rond 1765 aangelegd door prins Willem V. De aanleg, waaronder ook de Amsterdamse Straatweg, Hilversumse Straatweg en de Van Heutszlaan, domineert nog steeds het deftige aanzien van Baarn. 0217 TT 192-432 her.qxp_ 0405 chs 1-74 16-02-17 17:23 Pagina 220

220 TASTBARE TIJD 2.0 • CULTUURHISTORISCHE ATLAS VAN DE PROVINCIE UTRECHT

Boven • De Manege van Amerongen in zuidwestelijke richting met op de voorgrond de Hooiweg naar Veenendaal. Deze opname van april 2004 laat de reconstructie van het sterrenbos zien. Het bijzondere element is rond 1790 aangelegd door de eigenaar van kasteel Amerongen. De acht diagonale paden boden een prachtig zicht op het kasteel en de uiter waarden en op diverse andere punten op de Heuvelrug. Bij helder weer was ook de Dom- toren van Utrecht zichtbaar. Links • Amerongen werd kort na de verwoesting in 1672 herbouwd in sobere Hollands classicistische stijl met formeel aangelegd park. Op de achter- grond het dorp Amerongen en links het laatste stuk van de Lekdijk.

Caarte Vande Ambachts Heerlikheid en Landerije van Meersbergen Anno 1756 door Justus van Broeckhuysen. De Hollands classicistische parkaanleg met de geometrische tuinen en de straalgewijze paden op de Focoldusheuvel zijn hier gedetailleerd aangegeven. 0217 TT 192-432 her.qxp_ 0405 chs 1-74 16-02-17 17:23 Pagina 221

DEELGEBIEDEN – UTRECHTSE HEUVELRUG 221

III in 1674 de Koningslaan als zichtas. Het paleis werd in 1816-22 De Hooge Vuursche I dateert uit omstreeks 1780-1790. Deze grote, door architect Jan de Greef geheel vernieuwd en vergroot in nu geheel verdwenen buitenplaats lag aan de Hilversumse Straat- empirestijl. De tuinen werden kort daarna door Jan David Zocher weg, tegenover de Vuurscheweg. De Vuurscheweg moet toen zijn omgevormd in een landschapspark. rechtgetrokken en als statige laan met bomen beplant. Als zicht- Groeneveld werd kort voor 1700 aangelegd op de hofstede De laan op het huis werd ter vermaak een vinkenbaan aangelegd, de Biezen door de Hugenoot Marcus Mamuchet. Tot zijn dood in 1730 huidige Brandtorenlaan. In het bos achter het in 1815 gesloopte werd het uitgebreid met een relatief smal, formeel park op de huis zijn nog diverse dwars assen, een grand canal en een vroeg- veenontginning van Drakenburg. De ruim drie kilometer lange landschappelijke serpentinevijver aanwezig. Ook het 19de-eeuwse zichtas domineert nog steeds (zie luchtfoto op p. 181). Rond 1759 is Hooge Vuursche II is inmiddels verdwenen en heeft in 1911 plaats- het huis met twee hoge vleugels uitgebouwd. Het park werd vóór gemaakt voor het huidige nummer III, aan de overzijde van de 1787 verlandschappelijkt door J.G. Michaël, rond 1860 gevolgd weg. De tuin van het huidige Hooge Vuursche, ontworpen door door de aanleg van J.D. Zocher. Het oude Drakenburg ernaast Dirk F. Versteeg, behoort tot de beste voorbeelden van de architec- kreeg kort na 1673 een nieuw huis met bijgebouwen in formele tonische tuinstijl in Nederland! setting. Alleen een deel van de omgrachting herinnert nog aan Ewijckshoeve, schuin tegenover Pijnenburg, werd in 1694 deze oude buitenplaats. De Eult is vanaf 1741 aangelegd. Een verworven door Justus van Ewijck. In de loop van de 18de eeuw uitgebreid stelsel van 45 meter brede, met dubbele bomenrijen ontstond achter het huis een uitgestrekt park. De landschap- gemarkeerde lanen domineren nog steeds het gebied: de Amster- pelijke padenstructuur uit omstreeks 1860 is nog geheel intact. damse Straatweg, de Torenlaan gericht op de Baarnse kerktoren en Het huidige huis in empirestijl dateert uit 1827. de Van Heutzlaan. De Hilversumse Straatweg moet in de periode zijn rechtgetrokken. Het Baarnse Bos werd in 1758 aan Soestdijk Amersfoortse buitens toegevoegd en voorzien van nu nog goed bewaard gebleven Langs de Heiligerbergerbeek onder Amersfoort zijn kort na 1640 geometrische aanleg met sterrenlanen. enkele bijzondere buitenplaatsen aangelegd. De fraaiste is wel

Links • Amerongen tot omstreeks 1600. Nadat de Nederrijn zich in zuidelijke richting terugtrok werden in de brede uiterwaard, direct tegenover het dorp, twee kastelen gebouwd. De zuidflank van de Heuvelrug was al veel langer bewoond, getuige de resten van celtic fields en grafheuvels in de hoger gelegen zone. Vanaf de 8ste eeuw werd de helling langs de heerweg Utrecht-Rhenen benut voor bouwlanden, de engen. Rechts • Amerongen omstreeks 1800. De engen op de zonnige zuidhelling werden benut als tabaksplantages. Na verwoesting in 1672 werd kasteel Amerongen weer opgebouwd. Niet in de onveilige uiterwaard, maar op de Heuvelrug lieten de Van Reedes dennenbossen aanleggen, doorkruist met statige beukenlanen. Op het hoogste punt kwam een sterrenbos (Manege) dat uitzicht naar alle kanten bood. 0217 TT 192-432 her.qxp_ 0405 chs 1-74 16-02-17 17:23 Pagina 222

222 TASTBARE TIJD 2.0 • CULTUURHISTORISCHE ATLAS VAN DE PROVINCIE UTRECHT

Boven • De buitenplaats Zuylestein met de geometrische tuinaanleg en het in 1983 gereconstrueerde huis. Op de Heuvelrug is links van de lange laan in donkergroen het jachtbos, genaamd het Wafelijzer, zichtbaar. Aan weerszijden zijn restanten van de vroegere engen nog herkenbaar. Rechts • Gravure van Zuylestein te Leersum naar het noorden door D. Stoopendaal omstreeks 1710. Deze vogelvlucht vanaf het huis is kort na de uitbreiding van de tuin met assenstelsels gemaakt. De Heuvelrug oplopende hoofdas en het jachtbos zijn goed zichtbaar. Vanuit zichtassen in dit bos moet destijds een prachtig uitzicht hebben bestaan over de heide en op het dorp Amerongen. In de hier afgebeelde broderietuin staat het huidige huis.

Nimmerdor, gebouwd door de ‘dolle jonker’ Everard Meyster, die Stichtse buitens ook de verdwenen buitenplaatsen Dool-om-Berg en Oog in Al bij De basis voor de Stichtse Lustwarande werd al in de 17de eeuw Utrecht had aangelegd. Nimmerdor, waarvan het park rond 1830 in door de Oranjes gelegd. Naast Het Slot van Zeist kwam rond 1700 landschapsstijl is veranderd, bezit nog de 1, 5 kilometer lange zicht- het park van Zuylestein bij Leersum tot ontplooiing. Zuylestein as richting Oud-Leusden. Naast Nimmerdor lagen Waterdal en werd in 1630 aangekocht door prins Frederik Hendrik en door zijn Zandbergen. Ten zuiden ervan, eveneens op de stuwwalrand van kleinzoon Willem sterk vergroot met geometrische tuinen en een de Heuvelrug, zijn later de buitens Don Bosco (Leusder End, 1916) assenstelsel, waarvan de hoofdas vanaf de provinciale weg tussen en Schutterhoef (1919) aangelegd. Als laatste in de rij kunnen we de oude engen ruim één kilometer de Leersumsche Berg opliep. Den Treek beschouwen, begin 18de eeuw met lanen stelsels (Hout- Op het hoogste punt, met uitzicht over Amerongen, kwam een laan) aangelegd en rond 1820 voorzien van een landschapspark. bospadenpatroon, dat naar zijn vorm het Wafelijzer werd genoemd. 0217 TT 192-432 her.qxp_ 0405 chs 1-74 16-02-17 17:24 Pagina 223

DEELGEBIEDEN – UTRECHTSE HEUVELRUG 223

Boven • Caerte van de Jurisdictie van de Ridderhoff-stee van Zuijlesteijn ende het dorp Leersum, door Hendrik Verstralen uit 1633. Het noorden ligt hier links. De nog grotendeels vroegmiddeleeuwse verkaveling bestaat uit enggronden ter weerszijden van de Rijksstraatweg (‘Den Boven Wegh’). De kerk van Leersum ligt aan de kruising met de Scherpenzeelseweg naar de Ginkelse venen. Onder is het smeltwaterdal van de Utrechtse Baan (‘Gat vanden Bergh’) afgebeeld, boven ligt Zuylestein. Het 14de-eeuwse kasteel is na aankoop in 1630 door stadhouder Frederik Hendrik tot buitenplaats vergroot. De lange laan met het direct ten noorden van de eng gelegen jachtbos staat al aangegeven. 0217 TT 192-432 her.qxp_ 0405 chs 1-74 16-02-17 17:24 Pagina 224

224 TASTBARE TIJD 2.0 • CULTUURHISTORISCHE ATLAS VAN DE PROVINCIE UTRECHT

Een vierde buitenplaats van allure was Sparrendaal in Driebergen, die na verkoop door de Staten van Utrecht in 1642 in particuliere handen kwam. Hier was het de Utrechtse griffier Jacob van Berck en diens erfgenamen die hun bezit uitbreidden. Een oude schapen- drift tussen de Langbroekerwetering en het hoogste punt van de Heuvelrug ter plaatse werd rechtgetrokken en benut voor een lange zichtas. Rond 1700 kreeg deze as op twee kilometer afstand van de Hoofdstraat een sterrenbos met maar liefst zestien lanen. In 1754 werd op de as het huidige huis gebouwd. Een andere belangrijke buitenplaats in Driebergen was Dennenburg. Deze is vanaf 1745, met de aankoop van het naast- gelegen Broekbergen door het Utrechtse burgemeestersgeslacht Van der Muelen, noordwaarts uitgebreid langs een tweetal schapendriften: de Hogesteeg-Welgelegenlaan en de Buntlaan. Geïsoleerd op de oostflank met de Vallei kwam een vijfde grote buitenplaats tot stand: Maarsbergen. Sinds de 12de eeuw lag hier een belangrijke abdij die de Heuvelrugflank tussen de Maarnse Grindweg en de Buurtsteeg had ontgonnen. De Amsterdammer Samuel de Marez begon na zijn aankoop in 1656 met de aanleg van een in totaal 2,2 kilometer lange noord-zuid as, waarop het huis kwam te staan. De Wijkerweg aan de ene zijde en een tweede zichtas op de Focoldusheuvel aan de andere zijde begrensden het 400 meter brede, in vakken opgedeelde park, dat in het zuiden een halfronde afsluiting kreeg. Op de 38 meter hoge Focoldusheuvel kwam een koepel te staan die met zestien lanen uitzicht bood over het wijdse landschap destijds. De Wijkerweg kreeg ten zuidwesten van de uitzichtsheuvel een afsluiting in de vorm van de cirkel- vormige wal, de Paraplu.

Sparrendaal uit 1754 op de topografische kaart uit 1906. Kenmerkend voor de Stichtse Lustwarande is de ligging van de buitenplaatsen tussen de boven- en de benedenweg met zichtlijnen haaks erop.

Een derde belangrijke buitenplaats was Amerongen, die na ver- woesting door de Fransen in 1672 werd opgebouwd door Godard van Reede in de strenge Hollands classicistische stijl. Zijn nazaten transformeerden de nabij gelegen zuidflank van de Heuvelrug tot een jachtbos met uitzicht over hun kasteel: rond 1760 met de aan- leg van de Bergjessteeg en een eerste dennenaanplant ter weers- zijden, rond 1780 gevolgd door een formeel lanenpatroon en omstreeks 1790 gecompleteerd door een sterrenbos (Manege) met acht assen en een cirkellaan, uitzicht gevend op onder meer met op de voorgrond het poortgebouw uit 1920 in de nieuwe as het kasteel, de Utrechtse Dom en de Veenendaalse molen. van het huis. 0217 TT 192-432 her.qxp_ 0405 chs 1-74 16-02-17 17:24 Pagina 225

DEELGEBIEDEN – UTRECHTSE HEUVELRUG 225

Kaart van Huis Doorn uit 1792. De 14de-eeuwse ridderhofstad kreeg in de eerste helft van de 18de eeuw een formele aanleg met een noord-zuid-gerichte zichtas (Gezichtslaan) tot de Arnhemse Bovenweg (Kampweg). Vanaf 1800 werd het park ingrijpend in landschapsstijl gewijzigd. Daarbij is de Achterweg in zuidelijke richting verlegd volgens het huidige tracé. Toen kreeg Huis Doorn ook een nieuwe voorgevel, gericht op de tegenwoordige entree vanaf de Langbroekerweg.

Op de oostflank van de Heuvelrug liggen nog twee andere grote Het uitzicht moet groots zijn geweest. De middenas is gericht landgoederen: Prattenburg en Remmerstein. Het lanenstelsel van op de lager gelegen verdwenen woontoren (sinds 1910 een duiven- Remmerstein is in de tweede helft van de 18de eeuw aangelegd en toren) van het laatmiddeleeuwse Remmerstein. Andere lanen zijn bezit een bijzonder sterrenbos met twaalf lanen vanuit het midden- gericht op de kerktorens van Veenendaal, Rhenen en Wageningen punt, een verhoging genaamd de Paasheuvel (+ 53 meter NAP). (Wageningselaan). Het huidige landhuis van Remmerstein met de 0217 TT 192-432 her.qxp_ 0405 chs 1-74 16-02-17 17:24 Pagina 226

226 TASTBARE TIJD 2.0 • CULTUURHISTORISCHE ATLAS VAN DE PROVINCIE UTRECHT

Op de topografische kaart van 1891 liggen de landerijen van kasteel Maarsbergen nog temidden van de kale heidevelden. De in 1656 met formele assen aangelegde buitenplaats heeft de Focoldusheuvel als uitzichtspunt benut. De bouwgronden aan de westzijde en de Valkeneng aan de zuidoostkant dateren nog uit de periode van de 12de-eeuwse abdij die hier heeft gestaan.

fraaie architectonische tuin van D.F. Tersteeg dateert uit 1912 en heeft met een 45 graden hoek ten opzichte van de hoofdlaan een nieuwe oriëntatie richting Nederrijn. In Doorn waren het de oude ridderhofsteden Moersbergen, Huis Doorn en Schoonoord die met een eerste bosaanplant de Heuvelrug opkropen. Bij Moersbergen werd kort na 1743 de zicht- laan tot de oude hoofdstraat doorgetrokken. Huis Doorn, dat tot 1635 in handen was van de domproost, kreeg rond 1720 een formele tuinaanleg met centrale as over de hoofdstraat. Deze Gezichtslaan liep door tot aan de toen rechtgetrokken bovenweg, de huidige Kampweg. Ter weerszijden ervan, tot aan de huidige Middellaan en IJskelderlaan, werd een parkbos aangelegd. De oude hofstede Schoonoord werd in 1732 omgevormd tot een buitenplaats. Vanaf 1751 is Schoonoord door Hendrik Swellengrebel en zijn nazaten uitgebreid met zichtlanen en bosaanplant: de huidige Kaapse Bossen, herinnerend aan de afkomst van Swellen- grebel als gouverneur van de Kaapkolonie. Het huis werd in 1861 afgebroken. Bij De Bilt werden, ditmaal aan de noordzijde van de hoofdweg, Houdringe en het aangrenzende Beerschoten aangelegd. In 1640 verving de gevluchte hugenoot J.F. Mamuchet een hofstede en noemde het nieuwe huis Houdringe als herinnering aan zijn Het in 1936 van bepleistering ontdane kasteel Maarsbergen met torens uit Noord-Franse familiebezit. Het was een eenvoudig huis met een 1930. kleine formele tuin voorzien van een zichtlaan naar het zuiden. 0217 TT 192-432 her.qxp_ 0405 chs 1-74 16-02-17 17:24 Pagina 227

DEELGEBIEDEN – UTRECHTSE HEUVELRUG 227

Het tegenwoordige huis dateert uit 1779 en het landschapspark is van rond 1860. Beerschoten kwam in 1680 in particulier eigendom en kreeg na 1765 diverse formele lanenstelsels met attracties als de Konijnenberg en de Goudvissenkom. Deze liggen nog in het bos achter het huis en zijn in 2013 gerestaureerd door het Landschap. De verder in het bos gelegen Trappenberg, waarop vroeger een windharp stond, gaat nog schuil achter het groen.

1800-1900 • Buitenplaatsen, bossen en kampementen Vlak voor en tijdens de Franse tijd verschenen twee grote buiten- plaatsen in de Lustwarande, Vollenhoven (1777-1806) bij De Bilt en Broekhuizen (1794-1810) bij Leersum. Met hun witgepleisterde neoclassicistische gevels en hun parken in landschapsstijl zijn ze kenmerkend voor de Stichtse Lustwarande. Pieter de Smeth, wiens vader Beerschoten bezat, kreeg Vollen- hoven in 1800 in bezit en gaf kort na de aankoop in 1806 van Den Eijck tuinarchitect Hendrik van Lunteren de opdracht voor een groots parkontwerp van de nu vergrote buitenplaats Vollenhoven. Broekhuizen kreeg van de tuinachitect J.G. Michael (en later zijn schoonzoon J.D. Zocher jr.) slingervijvers, grillig begrensde gazons en zichtlijnen naar Wijk bij Duurstede en de Heuvelrug. Naast een rechte zichtlaan (Broekhuizerlaan) door de Darthuizer Poort werd een landschappelijke zichtlijn getrokken op de in 1818 gebouwde tombe van Van Nellestein.

Stichtse Lustwarande Een nieuwe fase brak aan nadat koning Willem I tussen 1822 en 1840 uitverkoop hield van de staatsdomeinen ter bekostiging van nieuwe infrastructuur. De tijdens de Franse tijd opgepotte Amster- damse kapitalen vonden een veilige belegging op de lege en goed- kope zandgronden van de Utrechtse Heuvelrug. Belegging werd gecombineerd met het ‘grote genieten’ van de rijke renteniers op zuidflank, dat met zijn reliëf en natuurlijke waterhuishouding bij uitstek geschikt was voor de aanleg van zomerverblijven in de populaire landschappelijke stijl. Met de bestrating in 1818 van de weg tussen Utrecht en Rhenen werd het gebied beter bereikbaar. Tussen 1820 en 1840 ontstond een eerste bouwgolf van buitens langs de weg van Utrecht naar Zeist. Lagen de oude kastelen en de enkele grote buitens met hun watersingels nog op de lagere klei- gronden, nu kwamen de huizen en hun parken op de droge zand- gronden, bijvoorbeeld Beek en Royen in Zeist. Dit 18de-eeuwse bui- ten werd in 1824 verkaveld in de buitenplaats Hoog Beek en Royen aan de noordzijde van de weg. De oriëntatie vanuit de huizen werd omgedraaid, van hoog naar laag, uitkijkend over de arcadisch ont- worpen overplaatsen en weilanden. Heerewegen en De Breul in Zeist en Bloemenheuvel in Driebergen zijn daarvan nog steeds mooie voorbeelden. De zone tussen de oude bovenweg en de bene- denweg werd ingericht voor huis en park. De oude kronkelende schapendriften trok men recht om als perceelsscheiding van de nieuwe parken te dienen. Een tweede bouwperiode vond plaats tussen 1850 en 1880, nadat de aanleg van de spoorlijn Amsterdam-Arnhem voor een Ontwerp voor het 114 ha grote Hydepark te Doorn uit 1885 door tuinarchitect recht streekse verbinding zorgde. De buitens concentreerden zich Hendrik Copijn. Typerend voor de late landschapsstijl zijn de beslotenheid, rond het station Driebergen-Zeist op de kruising met de oude de exotische beplanting en de geometrische tuindelen nabij de gebouwen. hoofdweg. De groei van de dorpen Driebergen-Rijsenburg kreeg Voor de aanleg werden volwassen bomen aangevoerd. In 1891 zijn enkele hierdoor een sterke impuls. In Rijsenburg had P.J. van Oosthuyse, wijzigingen op de kaart aangebracht, zoals de verlegging van de Oude Arn- rijk geworden door handel met de Frans-Bataafse legermacht van hemse Bovenweg voor de aanleg van La Forêt. Op de plek van het enorme generaal Marmont, al in 1810 een bebouwing met kerk gerealiseerd, huis stond sinds 1962 een modern gebouw, dat in 2014 weer is vervangen. 0217 TT 192-432 her.qxp_ 0405 chs 1-74 16-02-17 17:24 Pagina 228

228 TASTBARE TIJD 2.0 • CULTUURHISTORISCHE ATLAS VAN DE PROVINCIE UTRECHT

Boven • Het landgoed Den Treek op de topografische kaart van 1907. Pas nadat de markegronden van Leusden in 1889 vrijkwamen konden grootgrondbezitters met de bebossing ervan beginnen. Hier is goed te zien hoe het landschapspark van Den Treek is uitgebreid met een Sterrenbosch in de kwelzone van de Lange Duinen. De westelijk gelegen Leusderheide is na vestiging van het militaire oefenterrein in 1870 heide gebleven. Onder • Landgoed Den Treek op de overgangszone tussen het duinengebied van de Heuvelrug en de strookontginning van de Vallei. 0217 TT 192-432 her.qxp_ 0405 chs 1-74 16-02-17 17:24 Pagina 229

DEELGEBIEDEN – UTRECHTSE HEUVELRUG 229

aangelegd in de vorm van een halve cirkel, naar voorbeeld van het ‘nieuw gezaaid Mastbosch’ vermeld. Kort na 1800 begon Van Oost- St. Pietersplein te Rome. Zijn weduwe trad in zijn ondernemers- huyse vanuit zijn buiten Sparrendaal het Noordhout met naald- sporen en liet ten noorden van de Hoofdstraat als belegging zo’n bomen in te planten. Andere grootgrondbezitters als Stoop en De vijftien buitenverblijven aanleggen, waaronder Beukenstein en Beaufort volgden na 1830, toen de heide verder werd ontsloten door Kraaijbeek. de aanleg van de Woudenbergseweg en de Maarnseweg. In het ver- In Doorn ontwikkelden enkele grootgrondbezitters forse lengde van de oude achtergrens van het Slotcomplex, de Krakeling- buitenplaatsen als Beukenrode (1873) en Aardenburg (1865-1902). weg, werd een rechte grenslijn getrokken tot aan de Maarnseweg. In het dorp zelf werden rond 1860-1870 kleinere buitens als geld- De oude bovenweg werd rechtgetrokken en bij Hydepark noord- belegging aangelegd. waarts verlegd. Het tussengebied kreeg ontsluitingswegen en was Een verdere ontsluiting van de Lustwarande oostwaarts vond rond 1900 bebost met naaldbomen, bestemd als stuthout voor de plaats na de aanleg van de tramlijn Utrecht-Doorn in 1883, die vijf opkomende Limburgse mijnen. jaar later tot aan Rhenen werd doorgetrokken. Kort voor de eeuw- Een bijzondere bebossing vond omstreeks 1837 plaats direct ten wisseling kwamen nog een paar zeer luxueuze buitens tot stand, zuiden van de Woudenbergseweg. Hier trachtte de Amsterdamse zoals Hydepark in Doorn (1885) en Ma Retraite in Zeist (1896). bankier J.B. Stoop een buitenplaats te stichtten met een landschap- Tijdens een derde en laatste bouwperiode, tussen 1900 en 1920, pelijke aanleg naar ontwerp van J.D. Zocher. Het park is er geko- werden nog diverse buitenverblijven gerealiseerd. De weg Doorn- men, maar op de plaats van het nieuwe huis verrees een tempeltje. Amersfoort ontwikkelde zich tot een nieuwe buitenplaatszone met Een jachthuis (’t Berghuis) is het middelpunt van de aanleg onder meer het Maarten Maartenshuis (1912), Stameren (1903), geworden, met lange zichtlijnen richting Veluwe. Na 1880 zette ’t Stort (1904) en De Hoogt (1908). Men ging het ook wat hogerop De Beaufort de bebossing van Henschoten en Den Treek op voort- zoeken, zoals De Hoogstraat (1914), De Ruiterberg (1916) en Huis te varende wijze voort. Maarn (1915). De tijd van de grote landschapsparken had toen Ten zuiden van Huis ter Heide en Soesterberg werd de 17de- plaats gemaakt voor geometrisch aangelegde tuinen in directe rela- eeuwse vakkenverkaveling van de Amersfoortseweg verlengd. tie met het huis. Na de aanleg van De Tangh bij Rhenen in 1927, Tussen 1798 en 1813 kwam hier Wallenburg als experimentele zand- vlak voor de grote crisisjaren, was het gebeurd met de Lustwarande. ontginning tot stand. Na 1813 verloren de Staten van Utrecht hun Tussen Doorn en Leersum bleef het opvallend leeg aan buitens. eigendom over de uitgestrekte meentgronden op de Heuvelrug. De Hier kregen de productiebossen de overhand. Tussen Amerongen ‘gemene grond’ bij Soest kwam in bezit van de gemeente, die van en Rhenen bleef tot in de jaren 1930 de tabaksteelt domineren. Zeist en Driebergen kwam in bezit van de staat. Alleen op de Leus- Hierdoor heeft het zuidelijk deel van de Lustwarande haar open derheide behielden de boeren hun eeuwenoude gebruiksrecht. karakter langs de uiterwaarden van de Nederrijn behouden. Een derde fase volgde tussen 1880 en 1900, toen productiebossen Bebossingen door de staat werden aangelegd voor de opkomende mijnen. Als De eerste fase van de bebossing van de Heuvelrug dateert van onge- gevolg van de Markenwet in 1886 kwamen grote stukken gemeen- veer 1750 tot 1800. Belegging op lange termijn (laan bomen) werd schappelijke heidegrond vrij en moesten de boeren op de Leusder- afgewisselend met eikenhakhout voor snelle verdiensten. Jacht en heide het veld ruimen. De oostzijde van de Doornseweg kwam vermaak waren toen andere belangrijke motieven. Een geliefde grotendeels in handen van particulieren en werd spoedig bebost. aanleg voor de jacht was het sterrenbos waar, vanuit het middel- De westzijde werd een gesloten militair oefenterrein en bleef hei- punt, gemakkelijk naar alle kanten geschoten kon worden. de. Op de oostelijke Heuvelrug flank, tussen Oud-Leusden en Geëxperimenteerd werd met de aanleg van dennen (Dennenburg) Henschoten, werden in 1887 de oude kronkelende karrensporen vanwege hun statige en altijd groenblijvende karakter (Nimmer- vervangen door een recht wegenstelsel en bosproductiepaden: de dor). Voor de lanenstelsels genoot de eik als koninklijke boom Kerkweg en als dwarswegen de Buurtweg-Waterlooweg en de de voorkeur. Viesteeg. Diverse vennen, zoals de Droogmakerij, ’t Waswater en Vanwege de snellere groei werden echter voornamelijk beuken- het Langeveen, waren eind 18de eeuw al omgezet in grasland. bomen aangeplant; voor eenvoudige lanen in een enkele rij, voor In het bosgebied tussen Overberg en Elst werd een lange, noord- belangrijke lanen in een dubbele rij. Als wandellaan kwamen de zuid lopende ontsluitingsweg aangelegd en voorzien van parallel- bomen in een rechthoekverband te staan, als rijlaan voor koetsen en dwarspaden (Midden- en Noorderlaan). Voor de ontginning van ging de voorkeur uit naar het driehoekverband vanwege de diago- de Elsterberg verscheen hiermee een geheel nieuwe bosverkave- nale kijkrichting. Het statige theedrinken voor het huis maakte op ling. Het oudere Amerongse en Prattenburgse Bos met de Westen- de Heuvelrug plaats voor het bewegen door het landschap, te voet laan als scheiding groeiden aan elkaar. In het zuiden werd de of te paard. De Kaapse en Amerongse Bossen, alsook de bossen Buurtse Berg bebost na aanleg van de Defensieweg als centrale rond de Hooge Vuursche, zijn daarvan mooie voorbeelden. ontsluitingsweg, haaks op de Veenendaalse Straatweg. Bij Ameron- gen zien we in de vorm van sterrenbossen nog de restanten van de Een tweede fase luidde de grootschalige bebossing van de heide in. typische eind 19de-eeuwse esthetische bosbouw, die ook exoten als Ten tijde van de Bataafse Republiek ging de overheid zich bemoei- de Douglasspar introduceerde. Het Sterrenbosch op Den Treek is en met de systematische ontginning van de ‘nog ledige en woeste hiervan het beste voorbeeld. gronden’. Een staatsregeling uit 1798 moest de ontginning van de heide door particulieren stimuleren. Hiervan profiteerde groot- Een vierde fase, tussen 1900 en 1940, richtte zich op een kortere grondbezitter Laurens Jan Nepveu: op een kaart van zijn buiten- omloopsnelheid van het productiebos. Het dichte net van even- plaats Zandbergen bij Huis ter Heide staat in de achterste vakken wijdig met de hoogtelijnen meelopende productiepaden, zoals 0217 TT 192-432 her.qxp_ 0405 chs 1-74 16-02-17 17:24 Pagina 230

230 TASTBARE TIJD 2.0 • CULTUURHISTORISCHE ATLAS VAN DE PROVINCIE UTRECHT

ten noorden van de Amerongse Berg, maakte plaats voor een rechthoekig rasterpatroon. Het laat goed de mechanisatie in de bosbouw zien, die niet meer afhankelijk was van de terreingesteld- heid ter plaatse. Een dergelijke verkaveling vinden we ook in het Zuilensteinse Bos en ten noorden van de Utrechtse Baan, de laatste beschikbare gebieden die door het in 1899 opgerichte Staatsbos- beheer bebost werden.

Tabaksteelt Na introductie van de tabaksteelt bij Amersfoort volgde na 1645 het gebied rond Amerongen. Met schapenmest en plaggen werden de oude engen op de zuidflank tot aan Rhenen opgedeeld in tabaks- plantages. Na de komst van de sigaar in 1850 was de tabakscultuur over haar hoogtepunt heen. Nog tot 1950 werd in het Utrechtse hardnekkig volgehouden. Een uniek initiatief om de tanende tabakscultuur nieuw leven in te blazen was de grote Plantage Willem III bij Elst uit 1853. Rond 1900 stonden hier nog twaalf grote tabaksschuren in gelid tussen de beide ontsluitingspaden. Maar de half ontgonnen, met een windsingel van dubbele bomen- rijen omzoomde plantage stagneerde en werd omstreeks 1930 opgeheven. Diverse 19de-eeuwse tabaksschuren bepalen hier en daar nog het beeld.

Legerkampen Het centrale deel van de Heuvelrug wordt gedomineerd door mili- taire terreinen. Een eerste aanzet daartoe gaf de Franse generaal Marmont, die als opperbevelhebber van de Frans-Bataafse troepen in 1804 een tijdelijk kamp voor zijn 18.000 manschappen liet aanleggen. De drie kilometer lange strip van dit Camp d’Utrecht met het daarbinnen centraal gelegen dorpje Austerlitz is nog goed herkenbaar. Ter herinnering aan zijn verblijf liet Marmont in het najaar van 1804 de Pyramide oprichten als bijzonder baken op de destijds lege heidevlakte. Na de bevrijding in 1813 kwam grond in handen van Domeinen; met de aanleg van het Kamp van Zeist werd vanaf 1818 de militaire aanwezigheid definitief. In 1887 huurde het Ministerie van Oorlog de Leusderheide van Amersfoort. Een gesloten oefengebied met een nieuwe wegenstructuur, schietbanen en, na 1953, werkplaatsen en oefenbanen voor tanks veroorzaakten ingrijpende aanpassingen op de heide. Amersfoort werd een belangrijke garnizoensstad met kazernebouw aan de zuidkant en oefenterrein op de Vlasakkers. Soesterberg werd in 1913 de bakermat van onze luchtmacht met de aanleg van het eerste militaire vliegveld van Nederland. Onder de Duitse bezetting werd Soesterberg in 1941 uitgebouwd met rol- en startbanen, opstelplaatsen voor bommenwerpers en een drietal gecamoufleerde Waldlager in Heimatstil, waarvan één complexje nog resteert, het Walaardt Sacrékamp in Huis ter Heide.

1900-2014 • Verstedelijkte versnippering

Villaparken De Tabaks Plantage Willem III op de topografische kaart uit 1912. Omzoomd Betere ontsluiting van de Heuvelrug leidde eind 19de eeuw tot de door een dubbele windsingel van bomen werd vanaf 1853 een grote tabaks- eerste villaparken. Na de aanleg van de spoorlijn Amsterdam- plantage aangelegd op de zuidhelling van de Heuvelrug. Langs ontsluitings- Amersfoort in 1874 kwamen de villaparken in Baarn en Amersfoort paden kwamen grote schuren voor het drogen van de tabak. Door opkomst (Bergkwartier) tot ontwikkeling. In 1863 werd de spoorlijn Utrecht- van tabak uit Nederlands-Indië is de plantage niet meer voltooid. Amersfoort aangelegd, waarlangs rond 1900 de forenzendorpen Bilthoven, Den Dolder en Soestduinen ontstonden. Na de aanleg 0217 TT 192-432 her.qxp_ 0405 chs 1-74 16-02-17 17:24 Pagina 231

DEELGEBIEDEN – UTRECHTSE HEUVELRUG 231

Boven • Plan en Omstreken van het Kamp bij Zeist op 15 augustus 1853. Waarschijnlijk werd deze kaart gemaakt ter gelegenheid van de grote legeroefeningen die toen op de Leusderheide plaatsvonden. De strips van het Frans-Bataafse kamp bij Austerlitz en het Kamp Zeist met de water- putten zijn goed zichtbaar. Op de Leusderhei is een eerste oefenbatterij. Rechts • De Pyramide van Austerlitz tijdens de restauratie in september 2004. 0217 TT 192-432 her.qxp_ 0405 chs 1-74 16-02-17 17:24 Pagina 232

232 TASTBARE TIJD 2.0 • CULTUURHISTORISCHE ATLAS VAN DE PROVINCIE UTRECHT

Kersbergen, Lommerlust) en Driebergen (Burgemeesterspark). Na verkoop van Huis Doorn in 1874 werd het parkbos ten noorden van de hoofdstraat lukraak verkaveld en bebouwd. Naast deze wijken voor gegoede forenzen werden tussen 1910 en 1930 diverse sociale woningbouwcomplexen gebouwd voor arbeiders van de lokale industrieën. Vooral Baarn (Rode Dorp) en Zeist (Gerodorp) bezitten nog fraai gedetailleerde complexen. Vanwege de sterke uitbreiding van de dorpen na 1900 heeft de Heuvelrug de grootste concentratie aan stedenbouwkundig en architectonisch waardevolle woonbuurten.

Instellingen Heide en bossen op de Heuvelrug raakten na 1900 in trek bij men- sen uit de stad. Opkomend toerisme had de bouw van pensions, bosbaden (Baarn, Leersum), uitspanningen en dierentuinen als Ouwehand in Rhenen uit 1932 tot gevolg. Relicten uit het verleden, zoals het Zeisterbos en de Pyramide van Austerlitz, werden als toe- Ontwerp Villapark Vogelzang te Bilthoven uit 1899. Omlijst door fraaie ristische attracties ingericht. Typerend voor de Heuvelrug waren de jugendstil-krullen presenteerde een particuliere ondernemer zich met het vele gezondheidsinstellingen, gestichten, internaten, conferentie- eerste villapark van Bilthoven, goed bereikbaar nabij het uit 1863 daterende oorden en disciplinaire inrichtingen die hier verspreid over het spoorwegstation. De grote kavels werden na 1907 verkleind en dichter met gebied verrezen. Gezonde boslucht en geïsoleerde ligging, op villa’s bebouwd. afstand van de stad, waren motieven voor vestiging. Het goed met (buurt) spoor lijnen ontsloten noordelijk gedeelte van de Heuvelrug was het meest in trek. van de buurtspoorlijnen tussen 1898 en 1901 breidden Zeist, Bilt- Bij Den Dolder werd in 1909 begonnen met de aanleg van de hoven en Soest zich sterk uit. In Zeist kwam het Wilhelminapark psychiatrische inrichting de Willem Arntsz Hoeve. Eind 1920 (1881), gevolgd door het Lyceumkwartier (1905/1925) en het zeer kwam ten noorden van Bilthoven het rooms-katholieke sanatorium extensief bebouwde Bosch en Duin. In Bilthoven werd direct ten voor tuberculose Berg en Bosch tot stand. Zeist kreeg in 1903 het zuiden van de spoorlijn het Park Vogelzang (1899) aangelegd. Christelijk Sanatorium voor Zenuwlijders en in 1905 de strafin- Ten noorden van de spoorlijn kwamen vanaf 1910 de villaparken richting Eikenstein. Aan de Amersfoortseweg verrees in 1931 de Drakensteyn, De Biltsche Duinen, in 1918 gevolgd door het Ooster- Nederlands Hervormde psychiatrische instelling Zon en Schild. park (Componistenbuurt) en het Ridderoordspark (Schilders- Schoolinternaten, kinder tehuizen, blindeninstituten en kerkelijke buurt). In Soest werd het noordelijk deel van de eng op geofferd complexen kwamen aan de randen van de forenzendorpen te lig- en het lint erlangs volgebouwd. gen. Op Beukenrode kwam in 1894 de Doornsche Golfclub die in De tramlijn Utrecht-Rhenen (vanaf 1887) en nieuwe busverbin- 1902 naar Heidestein verhuisde en zich in 1927 definitief vestigde dingen (vanaf 1930), hebben de verstedelijking van Zeist, Drieber- in de Pan bij Huis ter Heide. Na die in Den Haag (1893) was het de gen en Doorn verdere impulsen gegeven. Op kleine schaal was oudste golfclub van ons land. In de bossen bij Zeist kwam in 1931 sprake van bebouwing in Maarn bij de spoorlijn Amsterdam- Woudschoten, één van de eerste conferentieoorden. Om klandizie Arnhem, waar ten behoeve van de grootschalige zandafgraving te bevor deren werd veel aandacht besteed aan de architectuur. tussen 1890 en 1930 een rangeerterrein werd aangelegd. Een geheel ander complex ligt bij Soestduinen. Hier wordt sinds 1898 drinkwater opgepompt, in eerste instantie voor de stad Middenstandswijken en arbeidersbuurten Utrecht, maar later ook voor diverse dorpen op de Heuvelrug. Na de crisis van 1929 was het gedaan met de Stichtse Lust warande. Verscholen in het bos is nog steeds een uitgebreid stelsel van De ene na de andere buitenplaats werd verkaveld tot villa- of zinkbedden en waterreservoirs aanwezig met het voormalige middenstandswijk. Exploitatie van bouwterreinen was de enige pompstation aan de weg. lucratieve onderneming in dit gebied zonder landbouw en indus- trie. Ter indamming van de ongebreidelde particuliere exploitatie Militarisering van de Leusderheide presenteerden Granpré Molière en Verhagen in 1931 een geweste- Tijdens de Koude Oorlogperiode (1949-1989) ontstond een lijk plan voor Oost-Utrecht, de eerste voorloper van het streekplan. compleet nieuwe militaire infrastructuur op de Leusderheide en Geconcentreerde uitbreiding rond de bestaande kernen, toeristi- de Vlasakkers. Tanktestbanen, aanvalsbanen, werkplaatsen, sche natuurbanen en beschermde natuurgebieden waren de uit- mobilisatiemagazijncomplexen en nieuwe cavalerie-opleidingen in gangspunten. Ter ontsluiting van dit ‘hotel in het groot voor de Amersfoort, kazernes voor landmacht, luchtmacht, marechaussee stedelijke samenleving’ waren randwegen geprojecteerd, een (Soesterberg) en mariniers (Doorn) hebben een halve eeuw actief concept dat vooruitliep op de stedelijke ring van de Randstad. het beeld en de cultuur bepaald in dit deel van de Heuvelrug. Van een hiervoor vereiste intergemeentelijke samen werking In 1953 kreeg Soesterberg de status van een NAVO-vliegbasis. kwam echter niets terecht. Tussen 1954 en 1994 vloog hier een Amerikaans squadron. In 2008 Het uitnutten van buitenplaatsterreinen ging gewoon door. Dit valt het doek definitief voor de vliegbasis, die vanaf 2014 als Park zien we in De Bilt (Park Arenberg) en vooral in Zeist (Patijnpark, Vliegbasis Soesterberg voor het publiek is geopend. Op één voor- 0217 TT 192-432 her.qxp_ 0405 chs 1-74 16-02-17 17:24 Pagina 233

DEELGEBIEDEN – UTRECHTSE HEUVELRUG 233

Met een boerderij temidden van bouw- en weilanden voor arbeidstherapie startte in 1906 de Utrechtse Willem Arntsz Stichting een buitengesticht voor krank- zinnigen bij Den Dolder. Op deze terreinkaart uit 1915 is de eerste aanleg volgens het toen nieuwe paviljoensysteem gerealiseerd: het directiegebouw en de voorzieningen op een middenas met paviljoens aan drie noord-zuid gerichte dwarsassen. De middenas fungeerde als scheiding tussen mannen (links) en vrouwen (rechts). Hiërarchie in drie klassen kwam tot uitdrukking in de afstand van de paviljoens tot de middenas. Woningen voor het personeel kwamen langs de Dolderseweg. Het heidegebied tot aan de spoorlijn werd tot wandelpark ingericht.

oorlogse vliegtuighangar na hebben alle gebouwen in de centrale woningbouwcomplexen als Vreewijk. Ook Amerongen, Leersum, hangarstrip plaats gemaakt voor het imposante Nationaal Militair Doorn en Driebergen verstedelijkten verder. Museum. Langs de Amersfoortseweg werd de bebouwing verdicht en het tracé bij Soesterberg omgeleid. De nieuwe Stichtse Rotonde, bijna Verstedelijking even groot als de Amersfoortse binnenstad, werd landschappelijk Na 1945 nam vooral tussen Utrecht en Rhenen de verstedelijkings- fraai ingepast. De in de jaren zeventig aangelegde A27 veroorzaak- druk sterk toe. In de jaren zestig en zeventig trad uitgebreide ver- te een sterke barrièrewerking tussen de noord- en de zuidzijde van dichting op in de Stichtse Lustwarande met kantoren en verdere de Heuvelrug. De kort na 1945 gerealiseerde A12 werd gedeeltelijk verkavelingen. De kernen zelf groeiden expansief. Zeist is daarvan langs de spoorlijn Utrecht-Arnhem gelegd en heeft het centrale en een interessant voorbeeld met wederopbouwwijken als het Staats- zuidelijke gedeelte van de Heuvelrug gesplitst. liedenkwartier en flatbebouwing als het Kerkebosch uit 1957. Baarn Diverse oudere instellingen veranderden van functie en vorm. breidde uit met een woonschil in het noorden, Soest pakte nog een Vele buitenplaatsen, vooral die van Zeist en Driebergen, werden deel van de oude eng en bebouwde het gehele Soesterveen, De Bilt vervangen of verder uitgekleed met scholen, woningbouw, kanto- groeide in westelijke richting uit. Het in 1940 verwoeste Rhenen ren en tehuizen op hun achterterreinen. De periode 1960-1980 werd direct weer opgebouwd in de traditionalistische stijl van de was desastreus voor de buitenplaatsengordel. Delftse School. Het stadje breidde naar het noorden uit met