Natuur als gebuur! Project aandachtsoorten Natuurstudie is niet alleen een specialisten-aangele- genheid. Veel kennis van onze fauna en flora zit ver- borgen in het geheugen en in de notitieboekjes van talrijke ‘amateurs’. Via het project aandachtsoorten brengt Brakona elk kwartaal enkele nieuwe soorten onder de aandacht. Deze soorten zijn eenvoudig te herkennen en relatief makkelijk waar te nemen. Zo kan iedereen meewerken om vindplaatsen van deze aandachtsoorten door te geven. En krijgt Brakona zicht op de aanwezige soorten in de provincie. Ook worden de gegevens gebruikt om na te gaan welke soorten er voor- of achteruit gaan.

Intussen telt het project 22 aandachtsoorten: maretak, brem, struikheide, tijgerspin, weidebeekjuffer, sikkel- sprinkhaan, oranjetipje, kolibrievlinder, hazelworm, levendbarende hagedis, koekoek, groene specht, boerenzwaluw, huiszwaluw, grote gele kwikstaart, nachtegaal, kuifmees, wielewaal, egel, eikelmuis, ko- nijn en steenmarter. Je vindt ze in deze waaier soort per soort omschreven.

Waarnemingen van deze soorten zijn steeds welkom Dit doe je door de datum van je waarneming, de nauw- keurige plaatsbeschrijving en aantallen samen met je naam door te geven aan de Brakona-medewerker.

Contactgegevens

Vlaams Brabantse Koepel voor Natuurstudie [email protected] 015 – 77 01 61 MARETAK (Viscum album)

Kenmerken • Zaadplant. • Heeft een bolvormige groeiwijze (tot 1m diameter) die het hele jaar door groen blijft. • In de winter draagt deze plant witte bessen. • Het is een halfparasiet: hij haalt water en mineralen bij zijn waardplant, maar maakt hier zelf zijn voedsel mee aan (doet zelf aan fotosynthese).

Groeiplaats Vooral kalkrijke bodems in de boomkruinen van veelal populieren, valse acacia, appel- en perenbomen.

Voortplanting • Het is een tweehuizige plant; er zijn dus mannelijke en vrouwelijke exemplaren. • De bestuiving vindt plaats via vliegen. • Voor de verspreiding van de zaden zorgen vogels.

© Stephane Swinnen BREM (Cytisus scoparius)

Kenmerken • Zaadplant. • De takken zijn lang, dun, groen en verhout, en dragen talrijke kleine groene blaadjes en gele bloemen. • De plant wordt tot 2m hoog; de platte bruinzwarte peulen bevatten veel vruchten.

Groeiplaats Bosranden, open plekken in bossen, heide, wegbermen met voldoende lichtinval. Liefst een licht zandige tot lemige bodem, zuur en voedselarm.

Voortplanting Eénhuizige plant met tweeslachtige bloemen: mannelijke en vrouwelijke exemplaren bevinden zich niet alleen op dezelfde plant, maar ook binnen dezelfde bloemen. De bestuiving gebeurt hoofdzakelijk door hommels.

© RLNH STRUIKHEI (Calluna vulgaris)

Kenmerken • Zaadplant. • Een lage houtige plant met groene bladeren die kruisgewijs tegenoverstaand staan ingeplant. • Vanaf half augustus verschijnen helderroze bloemen.

Groeiplaats Voedselarme of zure bodems, hoofdzakelijk zand of lemig zand. Voorkeur voor droge gronden, maar verdraagt ook natte standplaatsen. Bemesting en bebossing zijn nadelig voor deze soort.

Voortplanting Eénhuizige plant met tweeslachtige bloemen: mannelijke en vrouwelijke exemplaren bevinden zich niet alleen op dezelfde plant, maar ook binnen dezelfde bloemen. Bestuiving door insecten, vooral bijen. Zaden blijven in de bodem zeer lang levensvatbaar.

© Staf De Roover TIJGERSPIN (Argiope bruennichi)

Kenmerken • Spin. • Vrouwtjes: lichaam tot 1,5 cm groot en kenmerkende zwart-geel- witte streeptekening op achterlichaam en poten. • Mannetjes: kleiner en minder opvallend (bruinig met witachtig achterlichaam). • De tijgerspinnen hebben een typische web­ structuur: wielweb met zigzagdraad in het midden.

Woonplaats Open en zonnige vegetatietypes, zoals wegbermen, schrale graslanden en heidevelden. De spin kan ook wel voorkomen in verruigde graslanden en ruigtes.

Voortplanting Paren gebeurt in het web van een vrouwtje. Een hachelijke onderneming voor het mannetje, want meestal wordt hij onmiddellijk na de paring door het vrouwtje ingesponnen en opgegeten. De eieren worden gelegd in grote, bruine, urnevormige eicocons.

Voedsel Grote prooien zoals sprinkhanen en kevers, die zich laag doorheen de vegetatie bewegen.

© Veerle Cielen WEIDEBEEKJUFFER (Calopteryx splendens)

Kenmerken • Insect (waterjuffer). • De mannetjes hebben een metaalglanzend blauw lichaam. De vleugels hebben een donkerblauwe band die bijna de volledige vleugel bedekt. • De vrouwtjes hebben een metaalglanzend groen lichaam met doorschijnende groene tot groenbruine vleugels. • Deze soort kan je vooral waarnemen vanaf eind mei tot augustus.

Woonplaats Zuurstofrijke, meestal onbeschaduwde beken en rivieren. Je treft ze zelden aan in de buurt van stilstaande wateren.

Voortplanting Na de paring zet het vrouwtje eitjes af in waterplanten. Na het ontluiken leven de larven nog een tiental maanden in het water voordat de volwassen juffer te voorschijn komt.

Voedsel Kleine insecten die in de lucht worden gevangen.

© Staf De Roover SIKKELSPRINKHAAN (Phanoptera falcata)

Kenmerken • Insect. • Helgroene sprinkhaan met kleine zwarte stippeltjes over het hele lichaam, gemakkelijk herkenbaar aan de achtervleugels die ver voorbij de voorvleugels uitsteken.

Woonplaats Hoofdzakelijk droge biotopen zoals kruidenrijke graslanden en bermen.

Voortplanting De mannetjes lokken de vrouwtjes met geluid. Na de paring (tijdens de zomer) zet het vrouwtje de eitjes met haar legboor af in de bodem, waar ze overwinteren alvorens de volgende zomer uit te komen.

Voedsel De groene delen van kruidachtige planten en grassen.

© Jeroen Mentens ORANJETIPJE (Anthocharis cardamines)

Kenmerken • Dagvlinder. • Het mannetjes is wit met opvallende oranje voorvleugelpunten. Deze oranje kleur ontbreekt bij het vrouwtje. De onderkant van de achtervleugels heeft een groene gemarmerde tekening. • Vleugellengte: +/- 20 mm

Woonplaats Vochtige graslanden, hooilanden en bosranden waar hun waardplanten aanwezig zijn.

Voortplanting Na de paring zetten oranjetip-vrouwtjes hun eieren af op hun geliefkoosde waardplanten pinksterbloem, look-zonder-look of scheefkelk. Dit flesvormig eitje ontwikkelt tot een groene rups. Het volgende stadium is een doornachtige pop. Pas de volgende lente ontpopt de vlinder zich.

Voedsel • Rupsen: groene delen van hun waardplanten. • Volwassen vlinders: nectar uit bloemen.

©Katrijn Vandendriessche KOLIBRIEVLINDER (Macroglossum stellatarum)

Kenmerken • Dagactieve nachtvlinder. • Borststuk en voorvleugels bruingrijs met vage dwarsstrepen, achtervleugels oranjegeel, achterlijfspunt met karakteristieke zwart-wit geblokte tekening, spanwijdte 40-50 mm. • De vlinder beschikt over een lange tong en is in staat om stil te hangen in de lucht bij een bloem tijdens het opslurpen van nectar.

Woonplaats Stelt weinig eisen aan biotoop, zolang er voldoende eten aanwezig is.

Voortplanting Overwintert slechts de laatste jaren als volwassen vlinder in onze streken. Vanaf mei worden de eieren gelegd. Hieruit groeien tot 5 centimeter lange rupsen met een groene of bruine kleur. Ook hebben ze van kop tot staart een witte en een gele streep. Tijdens één zomerseizoen kunnen 2 tot 3 generaties ontwikkelen.

Voedsel Rupsen: groene delen van vooral walstro-soorten. Volwassen vlinders: bloemennectar

© Joachim Mergeay HAZELWORM (Anguis fragilis)

Kenmerken • Reptiel. • Enige pootloze hagedis in ons land. • Kan tot 50 cm lang worden. • Zijn kleur kan variëren van brons- of koperkleurig tot dof goud of beige. De jonge dieren zijn meer goudkleurig. • De vrouwtjes zijn meestal groter dan de mannetjes. • Vooral actief op de koelere delen van de dag (vroege ochtend en late namiddag). Woonplaats Variabele woonplaatsen, gaande van loof- en gemengde bossen tot bosranden, houtwallen, droge en natte heide tot zelfs wegbermen. Soms ook in de buurt van bebouwing onder o.a. boomstronken en platen. Overwinteren gebeurt in holen onder de grond, onder boomstronken of stapels stenen. Voortplanting In het voorjaar wordt gepaard waarna de eieren zich verder in de buik van het vrouwtje ontwikkelen. Na 2 à 3 maanden worden de eieren gelegd, waarop ze onmiddellijk uitkomen (meestal 6 à 12 jongen). Voedsel Slakken, regenwormen en insecten.

© Rudy Petitjean LEVENDBARENDE HAGEDIS (Lacerta vivipara)

Kenmerken • Reptiel. • Kleine hagedis (+/- 7 cm zonder staart, tot 18 cm met staart) met een onopvallende bruine kleur (soms met een groene, grijze of rode gloed). Over heel de rugzijde kunnen lichte en donkere vlekken voorkomen. • De mannetjes hebben een oranjerode buik met zwarte vlekken. De buikzijde van de vrouwtjes is geel met enkele lichte vlekken.

Woonplaats Droge en vochtige heidegebieden, bosranden, kapvlaktes, wegbermen, duinen en heischrale graslanden. Overwintert in grote graspollen, onder boomstronken of in holen onder de grond.

Voortplanting Ook deze reptielen paren in het voorjaar. Het vrouwtje legt geen eieren, maar de jongen ontwikkelen in haar lichaam en komen na 2 à 3 maanden levend ter wereld.

Voedsel Kleine ongewervelde dieren zoals spinnen, insecten en slakken.

© Wouter Pattyn KOEKOEK (Cuculus canorus)

Kenmerken • Vogel • Makkelijk te herkennen aan zijn grijze bovendelen en kop, gestreepte onderdelen en lange staart. Naast deze grijze variant bestaat er ook een bruine variant. • Een onmiskenbare roep: koekoek. • Wordt tot 40 cm lang.

Woonplaats Bos-, moeras- en landbouwgebieden. Zolang zijn waardsoorten er voorkomen (bv. Bosrietzanger, Kleine Karekiet, Zwartkop, Graspieper, Gele Kwikstaart, …) en er voldoende voedsel is (grote rupsen). Voortplanting Broedparasiet: eieren worden in nesten van andere vogelsoorten, zijn waardsoorten, gelegd.

Voedsel Spinnen, motten, torren, vlinders, rupsen en ook kleinere reptielen, zoals slangen en hagedissen.

Trek Lange-afstandstrekker (overwintert in Afrika).

© Marcel Vos GROENE SPECHT (Picus viridis)

Kenmerken • Vogel. • De groene specht is op één na onze grootste spechtensoort (tot 36cm). • Groene bovendelen met geelgroene stuit, rode kruin en zwarte vlek rond wit oog. De mannetjes hebben bovendien een met zwart omrande rode snorstreep (bij de vrouwtjes is deze volledig zwart). • Opvallend lachend geluid.

Woonplaats Open loof- en gemengde bossen, maar ook cultuurlandschappen zoals parken en grote tuinen.

Voortplanting Het wijfje legt 6-8 witte eieren in een boomholte, die door beide ouders worden uitgebroed.

Voedsel Voornamelijk mieren en hun larven die hij op de grond zoekt.

Trek Standvogel, trekt dus niet.

© Wouter Pattyn BOERENZWALUW (Hirundo rustica)

Kenmerken • Vogel. • Typische roestkleurige keel en voorhoofd, witte onderzijde en donkere metaalglanzende blauwe rug. Ze hebben een lange diepgevorkte staart, met lange spitse buitenste staartpennen. Bij het mannetje kan de staart tot 10 cm lang zijn. • Snelle sierlijke vlucht met veel wendingen. • Wordt tot 19 cm groot. Woonplaats Nestelt bijna altijd binnen in een gebouw - liefst in stallen met dieren. Het nest is opgebouwd uit kluitjes modder of klei, aan elkaar geplakt en verstevigd met sprietjes hooi e.d. Voortplanting Meestal in kleine kolonies, soms ook solitair broedend. Zeer plaatstrouw (keren jaar na jaar terug naar dezelfde plek om te broeden). Leggen 4 à 5 eieren per nest. Voedsel Insecten, vooral vliegen. Trek Bij ons vanaf eind maart tot begin oktober. Onze vogels overwinteren vooral in West- en Centraal Afrika.

© Marcel Vos HUISZWALUW (Delichon urbicum)

Kenmerken • Vogel. • Zwarte, metaalachtig glanzende rug en • witte vlek tussen rug en staart. Onderzijde sneeuwwit. Staart zwak gevorkt. De staart is kleiner dan bij de boerenzwaluw. • Wordt ongeveer 12 cm groot.

Woonplaats Dorpen en stadsranden. Ze bouwen nesten van modder en klei aan de buitenkant van gebouwen, vaak onder een richel of dakgoot.

Voortplanting Jaarlijks 2 à 3 broedsels met telkens een viertal glanzende witte eieren. Zeer plaatstrouw (keren jaar na jaar terug naar dezelfde plek om te broeden)

Voedsel Kleine insecten die in de lucht worden gevangen.

Trek Lange-afstandstrekker, overwintert in Afrika. Komt onderweg veel problemen tegen.

© Marcel Vos GROTE GELE KWIKSTAART (Motacilla cinerea)

Kenmerken • Vogel. • Heldergele buik, geelgroene stuit, bruinroze poten, grijze bovendelen (met witte wenkbrauwstreep) en zwarte vleugels met een opvallende witte vleugelstreep. • Mannetjes krijgen ´s zomers een zwarte kin en keel die sterk contrasteert met een witte mondstreep, en de volledige onderdelen worden felgeel. • Worden ongeveer 18 cm groot. Woonplaats Snelstromende wateren met veel rotsblokken in een bosrijke omgeving; tegenwoordig ook in stadscentra in de onmiddellijke nabijheid van water (steeds meer ook aan stilstaande wateren). Voortplanting Nest steeds goed verborgen in de buurt van water gebouwd, bv. tussen rotsblokken, in een muurnis of onder een brug. Er worden 4 tot 6 eieren gelegd. Voedsel Voornamelijk ongewervelden. Soms kikkervisjes en kleine visjes. Trek Onze inheemse populatie wordt in de winter aangevuld met noordelijke vogels.

© Rudy Petitjean. NACHTEGAAL (Luscinia megarhynchos)

Kenmerken • Vogel. • Overwegend bruine vogel met rossige staart. • Prachtige zang die vaak ‘s nachts te horen is. • Ongeveer 16.5 cm groot.

Woonplaats Vooral in moerasbosjes, populierenbossen met weelderige ondergroei en andere struweelbossen op natte gronden.

Voortplanting Het goed in de vegetatie verstopte nest telt 4 tot 6 eieren.

Voedsel Ongewervelden, die voornamelijk op of dichtbij de grond of in lage struiken worden gevonden. Vliegt soms op om insecten te vangen.

Trek Lange-afstandstrekker (overwintert in Afrika), komt onderweg veel problemen tegen.

© Marcel Vos KUIFMEES (Parus cristatus)

Kenmerken • Vogel. • Makkelijk te herkennen aan zijn markante zwart- wit getekende kop en altijd zichtbare en spitse kuif. De bovendelen van het vogeltje zijn bruin, de onderdelen vuilwit. • Wordt tot 11.5 cm groot.

Woonplaats Uitgestrekte naaldwouden maar ook kleinere groepjes naaldbomen in loofbos, tegenwoordig ook steeds vaker in groepjes naaldbomen temidden van menselijke bebouwing.

Voortplanting Nest in een zelf uitgehakte holte in rottend (naald)hout. Doorgaans 4 tot 8 eieren.

Voedsel Insecten, maar eet ook bessen en dennenzaden.

Trek Standvogel waarvan de aantallen tijdens de winter worden aangevuld met noordelijkere vogels.

© Wouter Pattyn WIELEWAAL (Oriolus oriolus)

Kenmerken • Vogel. • Het mannetje heeft een opvallend geel-zwarte kleur. • De vrouwtjes zijn minder opvallend met groenachtige bovendelen en lichte onderdelen. • Zijn aanwezigheid wordt vooral opgemerkt door z’n opvallende, karakteristieke zang.

Woonplaats Diverse soorten eikenbossen en andere loofbossen, veelal in riviervalleien en broeken.

Voortplanting Het grootste deel van de Vlaamse populatie broedt hoog in de kruinen van aangeplante populierenbossen. Ze leggen meestal 3 à 4 eieren per nest.

Voedsel Voornamelijk insecten, maar na de broedtijd ook aanzienlijke hoeveelheden vruchten.

Trek Lange-afstandstrekker (overwintert in Afrika), komt onderweg veel problemen tegen.

© Norbert Huys EGEL (Erinaceus europaeus)

Kenmerken • Nachtactief zoogdier. • De spitse snuit, kleine ogen, korte nek en korte staart, maar vooral de vele stekels die op de bovendelen de plaats innemen van haren, maken van de egel een onmiskenbare verschijning. • Egels houden een winterslaap. Woonplaats Een goed verborgen nest van bladeren in open gebieden zoals graslanden met hier en daar wat struiken. Voortplanting Egels paren in de lente. Na een dertigtal dagen worden er 3 tot 6 dove, blinde en volkomen kale jongen geboren. Na 1 à 2 dagen krijgen de jongen hun eerste stekels. Soms volgt er in de zomer nog een tweede nest jongen. Voedsel Voornamelijk insecten.

© Stephane Swinnen EIKELMUIS (Eliomys quercinus)

Kenmerken • Nachtactief zoogdier. • Middelgroot knaagdier tot 17 cm lang. • Karakteristieke kleurtekening: grijs- tot kaneel– bruine rugvacht, op flanken scherpe kleurgrens met de vuilwitte buik, zwart oogmasker, lange staart die eindigt in een zwart-witte pluim. • Winterslaap. Woonplaats Open loofbossen met struiken, hagen en kreupelhout, maar ook in stallen en bewoonde huizen. Maken een nest van mos of bladeren dat ze bedekken met mos, veren en vacht en brengen hun winterslaap door in een holle boom, grot of een holte in een muur. Voortplanting Kunnen tot 2 worpen per jaar krijgen. De 4 à 5 jongen worden meestal na een draagtijd van 21 tot 23 dagen in mei of juni geboren. Voedsel Noten, eikels, vruchten, zaden, knoppen, insecten en slakken, maar ook eieren en jonge dieren (vogeltjes, muizen). In het najaar: veel fruit, vandaar de naam fruitrat.

© Norbert Huys KONIJN (Oryctolagus cuniculus)

Kenmerken • Zoogdier, dagdier. • Zandkleurige tot grijsbruine vachtkleur. • Staart heeft witte onder- en zwarte bovenzijde. • Kortere oren en achterpoten en donkere irissen vormen de belangrijkste verschilpunten met Haas. • Kan tot 50 cm groot worden. Woonplaats • Vooral graslanden en weides op zandige bodems, waar bossen, hagen en braakliggende akkers voor voldoende dekking zorgen. • Mijdt koude en vochtige milieus. Voortplanting Plant zich het ganse jaar voort, maar de meeste jongen worden geboren tussen februari en augustus. Per jaar kan een vrouwtje 3 tot 7 worpen krijgen. Na een draagtijd van 28 tot 33 dagen worden gemiddeld 5 kale en blinde jongen geboren.

Voedsel Grote variatie aan plantaardig voedsel: grassen, kruiden, loten, knollen, bast en akkergewassen. Eigen uitwerpselen: zonder de mogelijkheid om zijn eigen keutels te eten zal een konijn binnen 3 weken sterven.

© Wouter Pattyn STEENMARTER (Martes foina)

Kenmerken • Zoogdier. • Overwegend lichtbruine vacht met opvallende grote witte keelvlek die doorloopt tot op de voorpoten. De belangrijkste verschilpunten met Boommarter zijn de witte tot grijswitte ondervacht (grijsbruin bij Boommarter) en de vleeskleurige neusspiegel (donker bij Boommarter).

Woonplaats Bossen, bosranden, parklandschappen, maar steeds vaker ook in dorpen en steden.

Voortplanting Paren midden in de zomer, maar de jongen worden pas tijdens de volgende lente geboren. Een worp bestaat doorgaans uit 3 tot 4 jongen. Voedsel Muizen en ratten, woelmuizen en eekhoorns, bessen, kersen, vogels en eieren. Soms ook kikkers en hagedissen.

© Wouter Pattyn REGIONALE LANDSCHAPPEN Vlaams Brabant

Een regionaal landschap is een samenwerkingsverband tussen de provincie Vlaams-Brabant, de aangesloten ge- meenten per regionaal landschap en verenigingen actief rond natuur en landschap, recreatie en toerisme, land- bouw en jacht, ….

Een regionaal landschap is eveneens een streek met een eigen identiteit en met belangrijke na- tuur- en landschapswaarden. In samenwerking met alle gebruikers van de open ruimte werken we aan duurzame natuur- en landschapszorg. Maar ook onze inwoners willen we nauw betrekken. We nodigen inwoners en bezoekers uit om op een zorgzame manier te genieten van onze typische natuur en landschappen.

In de provincie Vlaams-Brabant zijn vier regionale landschappen actief:

Regionaal Landschap Dijleland vzw (RLD)

Regionaal Landschap Groene Corridor vzw (RLGC) Regionaal Landschap Noord-Hageland vzw (RLNH) Regionaal Landschap Zenne, Zuun en Zoniën vzw (RLZZZ)

Deze regionale landschappen krijgen steun van de Vlaams Overheid en de provincie Vlaams-Brabant. REGIONaAL LANDSCHAP DIJLELAND vzw

Regionaal Landschap Dijleland is een bijzondere streek, grofweg gelegen tussen en Brus- sel. Het is een aantrekkelijke regio met een af- wisselend landschap. De Dijle en haar bijrivieren zorgen immers voor een gevarieerd landschap van valleien, hellingen en plateaus. Er zijn grote boscomplexen, mooie natuurreser- vaten, oude dorpskernen en vele bijzondere holle wegen te vinden.

@VbeZc]dji

=ZgZci

@dgiZcWZg\ AZjkZc 7ZgiZb 7^ZgWZZ` IZgkjgZc DjY" =ZkZgaZZ

DkZg^_hZ =jaYZcWZg\

Het werkingsgebied van Regionaal Landschap Dij- leland vzw beslaat 10 gemeenten (Bertem, Bier- beek, Herent, , Kampenhout, Korten- berg, Leuven, Oud-Heverlee, Overijse en Tervuren) en heeft een oppervlakte van 37.630 hectare.

Contactgegevens:

Regionaal Landschap Dijleland vzw Naamsesteenweg 573 3001 Heverlee tel/fax: 016 - 40 85 58 [email protected] www.rld.be REGIONAAL LANDSCHAP Groene corridor vzw

Regionaal Landschap Groene Corridor is gelegen in het noordwesten van de provincie Vlaams-Brabant (boven Brussel). Ondanks de verstedelijking is het landschap nog erg mooi en afwisselend: heuvelig in het zuiden en vlak in het noorden. De Zenne en enkele grote beekvalleien zorgen voor groene linten door het landschap. In de regio bevinden zich verschillende kasteeldomeinen, natuurgebieden, bossen, kouters, oude dorpskernen en enkele holle wegen.

@VeZaaZ"de"YZc"7dh

AdcYZgoZZa

OZbhi Del^_` BZ^hZ

Het werkingsgebied van Regionaal Landschap Groene Corridor vzw beslaat 11 gemeenten (Asse, Opwijk, Merchtem, Londerzeel, Kapelle-op-den-Bos, Wemmel, Meise, Grimbergen, Vilvoorde, Zemst en Steenokkerzeel) en heeft een oppervlakte van 32.453 hectare.

Contactgegevens:

Regionaal Landschap Groene Corridor vzw Leuvensestraat 117 1800 Vilvoorde tel: 016 - 26 72 82 GROENE [email protected] CORRIDOR www.rlgc.be REGIONA A L LA N DSCHAP REGIONAAL LANDSCHAP NOORD-HAGELAND vzw

Regionaal Landschap Noord-Hageland ligt in het noordoosten van de provincie Vlaams-Brabant. De streek ligt op de overgang van de zandige Kem- pen (in het noorden) en het zandlemige Hageland (in het zuiden).

De uitgesproken ijzerzandsteenheuvels zorgen sa- men met de valleien van de Demer, Winge, Motte en Begijnenbeek voor een aantrekkelijk, charmant en afwisselend landschap. Denk hierbij nog talrijke oude monumenten, historische stadjes en pittores- ke dorpen en je hebt de perfecte mix van natuur en cultuur.

7Z\^_cZcY^_` 9^Zhi HX]ZgeZc]ZjkZa" 6VghX]di O^X]Zb GdihZaVVg

7Z``Zkddgi =dahWZZ` I^Zai" L^c\Z

AjWWZZ`

Het werkingsgebied van Regionaal Landschap Noord-Hageland vzw beslaat negen gemeenten (Aarschot, Begijnendijk, Bekkevoort, Diest, Hols- beek, Lubbeek, Rotselaar, Scherpenheuvel-Zichem en Tielt-Winge) en heeft een oppervlakte van 41.000 hectare. Contactgegevens:

Regionaal Landschap Noord Hageland vzw Gelrodeweg 2 3200 Aarschot tel.: 016 - 63 59 54 fax: 016 - 63 10 60 [email protected] www.rlnh.be REGIONAAL LANDSCHAP ZENNE, ZUUN en ZONIEN vzw

Regionaal Landschap Zenne, Zuun & Zoniën om- vat een knap stukje Zuidwest Brabant. Het gebied bestaat uit twee grote landschappelijke eenheden. Door het groen golvende Pajottenland stromen de blauwe aders van de Zuunbeek en de Mark. De Zen- nevallei scheidt dit agrarisch gebied af van de Bra- bantse Ardennen waar holle wegen de weg naar het Zoniënwoud leiden. Het Regionaal Landschap is een vzw die de streek opnieuw een eigen, aantrekkelijk gezicht wil ge- ven. Via terreinrealisaties, publieksevenementen, natuureducatie en recreatieve natuurwandelingen wil het Regionaal Landschap natuur en landschap bij een groot publiek brengen.

A^ZYZ`Zg`Z IZgcVi 9^aWZZ` GddhYVVa

AZcc^`

H^ci"E^ZiZgh" 9gd\ZcWdh

Het werkingsgebied van Regionaal Landschap Zenne, Zuun & Zoniën vzw beslaat 15 gemeenten (Beersel, Bever, Dilbeek, Drogenbos, Galmaarden, Gooik, Halle, Herne, , Lennik, Liedekerke, Pepingen, Roosdaal, Sint-Pieters-Leeuw en Ternat) en heeft een oppervlakte van 46.377 hectare.

Contactgegevens:

Regionaal Landschap Zenne, Zuun & Zoniën vzw Oude Pastorie, Donkerstraat 21 1750 Gaasbeek tel.: 02 - 452 60 45 fax: 02 - 460 07 01 [email protected] www.rlzzz.be Brakona De Vlaams-Brabantse Koepel voor Natuurstu- die (Brakona) is een initatief van de provincie Vlaams-Brabant in overleg met een aantal na- tuur– en milieuverenigingen. Brakona wil de na- tuurkennis in onze provincie verbeteren met het oog op natuurbehoud en –beheer. Deze koepel is geen ledenvereniging, maar een contactorgaan dat werkt aan de ontsnippering van het Vlaams- Brabantse natuurstudielandschap. Brakona or- ganiseert overleg tussen bestaande natuurver- enigingen en werkgroepen rond natuurstudie. Iedereen die in Vlaams-Brabant bezig is met natuurstudie kan hierbij betrokken worden. Via een samenwerkingsover- eenkomst met de provincie Vlaams-Brabant berust de uitwerking van Brakona bij Natuurpunt.

Provincie Vlaams –Brabant De provincie Vlaams-Brabant werkt aan meer en betere natuur. Zij realiseert dit door de uit- voering en ondersteuning van natuurprojecten op haar grondgebied. Zo worden natuur-, bos- en harmonisch parkbeheerplannen uitgewerkt voor de provinciedomeinen en leidt natuuront- wikkeling tot vaak spectaculaire resultaten. Erkende natuurverenigingen en gemeenten worden financieel ondersteund voor aankoop, inrichting en beheer van natuurreservaten of -terreinen. De Regionale Landschappen ontvan- gen projectsubsidies voor de uitvoering van na- tuur- en landschapsacties in de gemeenten van hun werkingsgebied. Naast de professionele werking rond biodiversiteit waardeert de provin- cie tevens de vrijwilligerswerking. Onder meer in dat kader werd de Vlaams-Brabantse Koepel voor Natuurstudie (BRAKONA) opgericht en wordt de uitbouw van materiaaldepots in het kader van natuurbeheer door vrijwilligers gefinancierd. Speur mee met een BV!

Landschapswandelingen op vier zomerzondagen

• onder leiding van bekwame gidsen • in gezelschap van een Bekende Vlaming uit de streek • met focus op de aandachtsoorten van Brakona!

• 1 juli: regio Noord-Hageland De Spicht en omgeving • start: 13u30, gemeentehuis Lubbeek • einde: 17u, gemeentehuis Lubbeek • BV: Paul Michiels

• 15 juli: regio Dijleland • start: 14u, gemeentehuis Huldenberg • einde: +/- 17u, gemeentehuis Huldenberg • BV: Zjef Vanuytsel

• 12 aug: regio Zenne, Zuun en Zoniën • start: vanaf 13u, Paddenbroekstraat 12, Gooik • einde: Paddenbroekstraat 12, Gooik • BV: Patsy Van der Meeren

• 26 aug: regio Groene Corridor Kruisborrewandeling Asse • start: 14u, Hopmarkt Asse GROENE CORRIDOR • einde: 17u, Hopmarkt Asse REGIONA A L LA N DSCHAP • BV: Sabine Appelmans

Gratis deelname + gratis drankje of hapje uit de streek. Wandelschoenen en stevige kinderwagens aangeraden! Colofon De waaier ‘Natuur als gebuur!’ is een uitgave van de Vlaams-Brabantse regionale landschappen ism Brakona, Villa Coremans, Gelrodeweg 2, 3200 Aarschot

• Verantwoordelijke uitgever: Julien Delauré • Foto cover: Staf De Roover • Vormgeving: Roel Thoné • Druk: drukkerij Tuerlinckx • Oplage: 3000 exemplaren

Deze uitgave is mogelijk gemaakt met steun van de provincie Vlaams-Brabant.

GROENE CORRIDOR REGIONA A L LA N DSCHAP