Leerbroekseweg 27 te Leerbroek (gemeente )

Een Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek in de vorm van een verkennend booronderzoek

J. Holl

2 1.1

2 Colofon

ADC Rapport 4232

Leerbroekseweg 27 te Leerbroek (gemeente Zederik) Een Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek in de vorm van een verkennend booronderzoek

Auteur: J. Holl

In opdracht van: Van den Heuvel Ontwikkeling & Beheer b.v.

© ADC ArcheoProjecten, Amersfoort, 28 november 2016 Foto’s en tekeningen: ADC ArcheoProjecten, tenzij anders vermeld

Status onderzoek: concept Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie of op welke wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgevers. ADC ArcheoProjecten aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit de toepassing van de adviezen of het gebruik van de resultaten van dit onderzoek.

Autorisatie: R.M. van der Zee

ISSN 1875-1067

ADC ArcheoProjecten Postbus 1513 3800 BM Amersfoort Tel 033-299 81 81 Fax 033-299 81 80 Email [email protected]

3 1.1

3 Inhoudsopgave

Samenvatting 4 1 Inleiding en administratieve gegevens 6 2 Bureauonderzoek 7 2.1 Doelstelling en vraagstelling 7 2.2 Methodiek 7 2.3 Resultaten 8 2.4 Gespecificeerde verwachting en conclusie 14 3 Inventariserend Veldonderzoek (IVO-O) 15 3.1 Plan van Aanpak 15 3.2 Resultaten Inventariserend Veldonderzoek (IVO-O) 16 3.3 Conclusies 17 4 Aanbeveling 18 Literatuur 18 Geraadpleegde websites 19 Lijst van afbeeldingen en tabellen 19

Bijlage 1 Boorgegevens

4 1.1

4 Samenvatting

In opdracht van Van den Heuvel Ontwikkeling & Beheer b.v. heeft ADC ArcheoProjecten in november 2016 een bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek uitgevoerd op de locatie Leerbroekseweg 27 te Leerbroek, gemeente Zederik. De aanleiding van het onderzoek vormt de voorgenomen herontwikkeling waarbij onder meer sloop van enkele bijgebouwen en nieuwbouw van een bedrijfshal/opslagloods zal plaatsvinden.

Op grond van het bureauonderzoek werden binnen 2 m –mv crevasse-afzettingen van de Schoonrewoerdse meandergordel verwacht. Op grond van de vormingsgeschiedenis en onderzoek in de omgeving werden in de top archeologische resten uit de periode Neolithicum – IJzertijd verwacht. Deze resten zullen overwegend bestaan uit een archeologische laag, een humeuze laag met bewoningsresten, zoals aardewerk- en vuursteenconcentraties, aangevuld met grondsporen. Op grond van de vernatting van het gebied en grootschalige veenvorming, waarbij ook de Schoonrewoerdse meandergordel met veen overgroeid raakte, werden geen resten uit de periode Romeinse tijd – Vroege Middeleeuwen verwacht. Hoewel het plangebied langs een ontginningsas ligt, gold op basis van oude kaarten een lage verwachting voor bewoningsresten uit de periode Late Middeleeuwen – Nieuwe tijd. Hierop lijkt de bewoning zich in deze periode vooral aan de noordzijde van de Leerbroekseweg te concentreren. Vermoedelijk is het plangebied pas in 1923, toen de huidige boerderij werd opgericht, voor het eerst bebouwd.

Teneinde deze verwachting te toetsen en aan te vullen is in het plangebied een verkennend booronderzoek uitgevoerd. Tijdens dit booronderzoek is vanaf 175 à 225 cm –mv veen aangeboord, met hierboven in enkele boringen een 100 tot 80 cm dik pakket oever- of beddingafzettingen van de Gorkum-Arkel stroomgordel. Dit geheel wordt afgedekt door een pakket crevasse-afzettingen van de Schoonrewoerdse stroomgordel. In één boring was hierboven een dun pakket komafzettingen aanwezig, maar in de overige boringen zijn deze afzettingen vermoedelijk opgenomen in de bouwvoor.

De aangetroffen oeverafzettingen zijn ongerijpt en kalkrijk, slechts 50 cm dik en rustend op een veenpakket. Het is niet waarschijnlijk dat de afzettingen een bewoonbaar oppervlak hebben gevolgd. In de crevasse-afzettingen zijn eveneens geen ontkalkte of humeuze lagen aangetroffen. Naar verwachting hebben deze afzettingen niet lang aan het oppervlak gelegen en heersten hier al snel natte, ongunstige bewoningsomstandigheden. Verder zijn geen opgebrachte of omgewerkte lagen aangetroffen die kunnen duiden op bewoning in de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd. De archeologische verwachting voor alle perioden kan daarom bijgesteld worden naar laag.

ADC ArcheoProjecten adviseert daarom om het terrein vrij te geven voor de voorgenomen ontwikkeling. Het is echter niet volledig uit te sluiten dat binnen het onderzochte gebied toch nog archeologische resten voorkomen. Het verdient daarom aanbeveling om de uitvoerder van het grondwerk te wijzen op de plicht archeologische vondsten te melden bij de bevoegde overheid, zo- als aangegeven in artikel 5.10 van de Erfgoedwet.

Wij wijzen u erop dat de bevoegde overheid op basis van dit rapport een selectiebesluit neemt. De mogelijkheid bestaat dat dit selectiebesluit afwijkt van het door ons opgestelde advies.

5 1.1

5

Tabel 1. Overzicht van de verschillende (pre)historische perioden.

Periode Afkorting Tijd in jaren

Nieuwe tijd NT 1500 - heden Middeleeuwen: XME 450 – 1500 na Chr. Late Middeleeuwen LME 1050 - 1500 na Chr. Vroege Middeleeuwen VME 450 - 1050 na Chr. Romeinse tijd: ROM 12 voor Chr. – 450 na Chr. Laat-Romeinse tijd ROML 270 - 450 na Chr. Midden-Romeinse tijd ROMM 70 - 270 na Chr. Vroeg-Romeinse tijd ROMV 12 voor Chr. - 70 na Chr. IJzertijd: IJZ 800 – 12 voor Chr. Late IJzertijd IJZL 250 - 12 voor Chr. Midden-IJzertijd IJZM 500 - 250 voor Chr. Vroege IJzertijd IJZV 800 - 500 voor Chr. Bronstijd: BRONS 2000 - 800 voor Chr. Late Bronstijd BRONSL 1100 - 800 voor Chr. Midden-Bronstijd BRONSM 1800 - 1100 voor Chr. Vroege Bronstijd BRONSV 2000 - 1800 voor Chr. Neolithicum (Jonge Steentijd): NEO 5300 – 2000 voor Chr. Laat-Neolithicum NEOL 2850 - 2000 voor Chr. Midden-Neolithicum NEOM 4200 - 2850 voor Chr. Vroeg-Neolithicum NEOV 5300 - 4200 voor Chr. Mesolithicum (Midden-Steentijd): MESO 8800 – 4900 voor Chr. Laat-Mesolithicum MESOL 6450 - 4900 voor Chr. Midden-Mesolithicum MESOM 7100 - 6450 voor Chr. Vroeg-Mesolithicum MESOV 8800 - 7100 voor Chr. Paleolithicum (Oude Steentijd): PALEO tot 8800 voor Chr. Laat-Paleolithicum PALEOL 35.000 - 8800 voor Chr. Midden-Paleolithicum PALEOM 300.000 – 35.000 voor Chr. Vroeg-Paleolithicum PALEOV tot 300.000 voor Chr.

Bron: Archeologisch Basis Register 1992

6 1.1

6 1 Inleiding en administratieve gegevens

In opdracht van Van den Heuvel Ontwikkeling & Beheer b.v. heeft ADC ArcheoProjecten in november 2016 een bureauonderzoek en Inventariserend veldonderzoek uitgevoerd op de locatie Leerbroekseweg 27 te Leerbroek, gemeente Zederik (afb. 1 en 2).

De aanleiding van het onderzoek vormt de voorgenomen herontwikkeling waarbij onder meer sloop van enkele bijgebouwen en nieuwbouw van een bedrijfshal/opslagloods zal plaatsvinden.

Sinds 1 juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden en is de Monumentenwet 1988 komen te vervallen. De bepalingen van de Monumentenwet zijn echter opgenomen in de Erfgoedwet. Op grond van de Erfgoedwet moeten archeologische (verwachtings)waarden gewaarborgd zijn in het bestemmingsplan. In het vigerende bestemmingsplan Kernen Zederik, dat op 27 mei 2013 door de gemeente Zederik is vastgesteld, geldt in het plangebied echter geen dubbelbestemming wat betreft archeologie.1 Wel wordt in dit bestemmingsplan gesteld dat de gemeentelijjke archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart richtinggevend is bij nieuwe planontwikkelingen. Op deze archeologische verwachtingskaart ligt het plangebied in een zone met een hoge verwachting voor resten uit de periode prehistorie tot Middeleeuwen, aan of nabij het oppervlak.2 Hiervoor geldt dat archeologisch onderzoek verplicht is bij ingrepen groter dan of gelijk aan 250 m2 en dieper dan 30 cm.

Ten behoeve van het verkrijgen van een omgevingsvergunning dient de initiatiefnemer een rapport te overleggen waarin naar oordeel van de bevoegde overheid de archeologische waarde van het plangebied voldoende is vastgesteld. In het kader van dit proces heeft het in dit rapport beschreven onderzoek plaatsgevonden.

In Nederland dient het vaststellen van de archeologische waarde van een plangebied te gebeuren op grond van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA versie 3.3).3 Gemeenten kunnen hierop aanvullende uitvoeringskaders vaststellen. De gemeente Zederik heeft voor zover bekend echter geen aanvullende uitvoeringskaders vastgesteld voor het uitvoeren van archeologisch vooronderzoek, noch zijn deze voor dit project afzonderlijk opgesteld.4 Dit onderzoek is dus gebaseerd op de algemene criteria die in de KNA staan geformuleerd.

De volgende administratieve gegevens zijn van toepassing: Opdrachtgever: Van den Heuvel Ontwikkeling & Beheer b.v. Dhr. R. de Groot Lekdijk 44 2967GB Langerak Tel.: 0184 – 600 240 E-mail: [email protected] Fasen AMZ-cyclus: Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek in de vorm van een verkennend booronderzoek Aanleiding: Sloop bebouwing en nieuwbouw bedrijfshal Locatie: Leerbroekseweg 27 Plaats: Leerbroek Gemeente: Zederik Provincie: Zuid-Holland Kadastrale gegevens: Zederik, sectie D, nrs. 778, 780, 783, 784 & 785 Kaartblad: 38H Oppervlakte plangebied 1 ha Coördinaten: 131.165 / 436.046 131.288 / 436.046

1 www.ruimtelijkeplannen.nl/ 2 BAAC, 2009. 3 SIKB 2013. 4 www.zederik.nl.

7 1.1

7 131.288 / 435.902 131.165 / 435.902 Bevoegde overheid met contactgegevens: Gemeente Zederik Dhr. K. Schrijvers Postbus 1 4230 BA Tel.: 0183 – 35 65 45 E-mail: [email protected] Deskundige namens de bevoegde overheid met Dhr. drs. E.E.A. van der Kuijl contactgegevens: Hamaland Advies Ambachtsweg 9 7021 BT Zelhem Tel.: 0573 - 430 742 E-mail: [email protected] ARCHIS-onderzoeksmeldingsnummer (CIS-code): 4021888100 ADC-projectcode: 4180881 Auteur: J. Holl Projectmedewerker(s): n.v.t. Autorisatie: R.M. van der Zee Periode van uitvoering: November 2016 Beheer en plaats documentatie: ADC ArcheoProjecten bv, Amersfoort Beheer en plaats digitale documentatie (e-depot): http://dx.doi.org/10.17026/dans-28k-2ftg

2 Bureauonderzoek

2.1 Doelstelling en vraagstelling Het bureauonderzoek vormt de eerste stap in het vaststellen van de archeologische waarde van het gebied. Het doel van bureauonderzoek is het aan de hand van schriftelijke bronnen verwerven van informatie over bekende en/of verwachte archeologische waarden in het plangebied, om daarmee te komen tot een gespecificeerde, archeologische verwachting.

Voor het bureauonderzoek zijn de volgende onderzoeksvragen opgesteld:  Zijn mogelijk archeologische waarden in het plangebied aanwezig, en zo ja, wat is de specifieke archeologische verwachting?  Is het plangebied voldoende onderzocht en zo nee, welke vorm van nader archeologisch onderzoek kan worden geadviseerd?

2.2 Methodiek Het onderzoek is uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA), versie 3.3 Landbodems, protocol 4002 Bureauonderzoek.

Het bureauonderzoek bestaat uit de volgende elf processtappen: 1. Afbakenen plan- en onderzoeksgebied en vaststellen consequenties van mogelijk toekomstig gebruik; 2. Aanmelden onderzoek bij Archis; 3. Vermelden (en toepassen) overheidsbeleid; 4. Beschrijven huidig gebruik; 5. Beschrijven historische situatie en mogelijke verstoringen; 6. Beschrijven mogelijke aanwezigheid bouwhistorische waarden in de ondergrond; 7. Beschrijven bekende archeologische en aardwetenschappelijke waarden; 8. Opstellen gespecificeerde verwachting; 9. Opstellen standaardrapport bureauonderzoek; 10. Afmelden onderzoek bij Archis: overdracht onderzoeksgegevens; 11. Aanleveren digitale gegevens bij e-Depot.

8 1.1

8 De processtappen 1 tot en met 7 leveren gegevens op basis waarvan processtap 8, de gespecificeerde verwachting wordt opgesteld. De gespecificeerde verwachting kan worden beschouwd als een belangrijke conclusie van het bureauonderzoek, omdat hierin wordt aangegeven of, en zo ja, welke archeologische waarden worden verwacht, indien relevant weergegeven op een kaart.

De resultaten van processtappen 1 tot en met 8 worden behandeld in de paragrafen 3.1 tot en met 3.5. Processtap 9 resulteert in het voorliggende rapport. De processtappen 10 en 11 hebben betrekking op het voor derden openbaar maken van de resultaten van het bureauonderzoek bij onder meer Archis en het e-Depot.

2.3 Resultaten 2.3.1 Afbakening plan- en onderzoeksgebied, beschrijving huidig gebruik en vaststellen van de consequenties van het mogelijk toekomstige gebruik Het plangebied is gelegen in het bewoningslint van het dorp Leerbroek. Het wordt aan de noordkant begrensd door de Leerbroekseweg, aan de west- en oostzijde bevinden zich erven met woningen en bedrijfsgebouwen en ten zuiden en zuidoosten bevindt zich grasland.

Het plangebied is momenteel voor een groot deel verhard en bebouwd met een woonhuis, enkele stallen en een schuur. Bovendien bevinden zich enkele sleufsilo’s en kuilplaten op het terrein. De onverharde delen van het plangebied bevinden zich overwegend in het zuiden en langs de randen van het erf in het noorden. De exacte funderingsdieptes van de huidige bebouwing is niet bekend. Het woonhuis en de hieraan grenzende ligboxenstal zijn deels onderkelderd, tot maximaal 1,5 m – mv.

Er zijn geen gegevens met betrekking tot de milieuhygiënische situatie bekend.

In het kader van het onderzoek zijn gegevens met betrekking tot de aanwezigheid van ondergrondse kabels en leidingen opgevraagd bij het KLIC. Uit de hierop ontvangen gegevens blijkt dat enkele kabels en leidingen tussen de Leerbroekseweg en de oostzijde van het woonhuis lopen. In het overige deel van het plangebied zijn geen kabels en leidingen in het plangebied weergegeven.5

Van het plangebied zelf zijn onvoldoende archeologische en aardkundige gegevens beschikbaar om een uitspraak te kunnen doen over de archeologische verwachting. Daarom zijn tevens gegevens betrokken uit de directe omgeving, waarmee het onderzoeksgebied kan worden gedefinieerd als het gebied binnen een straal van circa 1000 m rondom het plangebied. De begrenzing van deze zone is gebaseerd op het gegeven dat hierbinnen sprake is van voldoende informatie om een uitspraak te doen over de archeologische verwachting die representatief is voor het plangebied.

In het plangebied zijn de volgende ingrepen gepland (zie afb. 3):

Aard ingreep: Sloop huidige bebouwing, verwijdering verharding en nieuwbouw bedrijfshal Wijze fundering: Op palen Onderkeldering: Nee Diepte bodemverstoring: Maximaal 100 cm –mv Oppervlakte bodemverstoring: Ca. 1.200 m2 te slopen bebouwing, ca. 3.300 m2 te saneren verharding, nieuwbouw van 1.600 m2 Verwachte wijziging grondwaterstand: Onbekend Toekomstige ligging boven- en ondergrondse Onbekend infrastructuur: Toekomstige ligging verharding: Overwegend rondom de nieuwbouw, evenals enkele toegangswegen en een weg langs het westen van het

5 KLIC-meldingsnr. 16G465037.

9 1.1

9 plangebied, totaal ca. 4.700 m2.

De consequentie van de voorgenomen ingreep kan zijn dat eventuele aanwezige waardevolle archeologische resten in de ondergrond mogelijk worden aangetast.

2.3.2 Beschrijving van de aardwetenschappelijke waarden De volgende aardwetenschappelijke informatie is bekend van het plangebied:

Bron Informatie Geologische kaart van Nederland 1:50.0006 Afwisselende gelaagdheid van Hollandveen met Afzettingen van Tiel, rustend op geulafzettingen van de Afzettingen van Gorkum; aan de oppervlakte Afzettingen van Tiel ontwikkeld als komklei; de vertande Afzettingen van Gorkum rusten op geulafzettingen van de Afzettingen van Gorkum (kaartcode: A3k)7 Geomorfologische kaart van Nederland Rivierkom-/oeverwalachtige vlakte (kaartcode: 2M22) 1:50.0008 Bodemkaart van Nederland 1:50.0009 Kalkloze poldervaaggronden in zware zavel en lichte klei, profielverloop 5 (Rn95C-VI) Meandergordelkaart (afb. 4)10 Gorkum-Arkel meandergordel (6515 – 5590 BP) Nieuwland meandergordel (7370 – 6270 BP), in het midden van het plangebied doorsneden door crevasse-afzettingen vanuit de Schoonrewoerdse meandergordel (4520-3700 BP) Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN)11 0,1 m beneden NAP tot 0,5 m boven NAP. Het gedeelte dichter bij de weg is hoger gelegen. Rondom het plangebied zijn enkele onregelmatige verhogingen in het landschap te zien.

Het plangebied bevindt zich in de , in een overgangszone tussen het rivierengebied in het oosten en het getijdengebied in het westen. In de laatste ijstijd (Weichelien; tot ca. 10.000 jaar geleden) bevond zich een vlechtende riviervlakte in dit gebied. Tijdens warmere perioden in deze ijstijd sneden de rivieren zich in in de terrasvlakte, waarbij enkele terrassen ontstonden. Het plangebied bevindt zich naar verwachting op het oudste terras binnen de Vijfheerenlanden, dat ontstaan is in het Midden-Weichselien. Aan het eind van het Weichselien zijn onder droge, koude omstandigheden enkele rivierduinen afgezet in de Vijfheerenlanden, doordat zand uit de riviervlakte verstoof en even verderop in de vorm van duinen werd afgezet. In het plangebied zelf worden geen rivierduinen verwacht. Op basis van een boring van TNO12 ca. 50 m ten westen van het plangebied bevinden de terrasafzettingen (Formatie van Kreftenheye) op ca. 7,5 m –mv.

Vanaf het begin van het Holoceen het huidige geologische tijdvak dat 11.700 jaar geleden begon, werd het klimaat warmer. Door de stijgende zeespiegel en de daaraan gekoppelde stijging van de grondwaterspiegel ontstond ter plaatse van de Vijfheerenlanden een drassig gebied, waarin op grote schaal veenvorming plaatsvond.

Gedurende het Holoceen kregen de rivieren een meanderende loop en vormden zich diverse stroomgordels, die zich gedurende het Holoceen regelmatig verlegden.

6 Rijks Geologische Dienst 1970 7 In de huidige classificatie is dit: Afwisselende gelaagdheid van Hollandveen Laagpakket (Formatie van Nieuwkoop) met Formatie van Echteld, rustend op geulafzettingen van Formatie van Echteld; Aan de oppervlakte Formatie van Echteld ontwikkeld als komklei. 8 Alterra 2006. 9 Stichting voor Bodemkartering 1972. 10 Cohen et al. 2012. 11 ahn.arcgisonline.nl/ahnviewer 12 www.dinoloket.nl; boring B38H2135.

10 1.1

10

In de Vijfheerenlanden ontstonden de eerste meandergordels tussen 8.000 en 7.000 jaar geleden. Eén van deze stroomgordels was de Nieuwland stroomgordel, die tussen 5.420 en 4.320 v. Chr. door het plangebied zou hebben gestroomd. Deze stroomgordel is een zogenaamde anastomoserende rivier, een rivier met meerdere stabiele geulen. Tussen 4.565 en 3.640 v. Chr. was de stroomgordel van Gorkum-Arkel actief in het plangebied en deze volgde in de omgeving van het plangebied dezelfde loop als de Nieuwland stroomgordel. De top van het beddingzand van de Gorkum-Arkel meandergordel wordt verwacht op een diepte van ca. 3 m –mv. Op deze stroomgordel zijn (nog) geen archeologische resten bekend.

Beide stroomgordels hadden in tegenstelling tot de oudere stroomgordels een meanderend patroon. De afzettingen die gevormd worden door Holocene stroomgordels worden tot de Formatie van Echteld gerekend. Deze Formatie wordt lithogenetisch ingedeeld in grofweg: stroomgordelafzettingen, crevasse-afzettingen, komafzettingen en dijkdoorbraakafzettingen. De stroomgordelafzettingen worden verder onderverdeeld in bedding-, oever-, en restgeul-afzettingen. Bedding-, restgeul- en oeverafzettingen worden nabij de rivier zelf gevormd. Op grotere afstand van de rivier zijn komafzettingen afgezet; zwak tot matig siltige klei en veen.13

Tussen 2570 en 1750 v. Chr. was de stroomgordel actief rondom het plangebied. Dit was eveneens een anastomeserende rivier van waaruit bij hoog water regelmatig oeverwaldoorbraken voorkwamen, waarbij crevasses ontstonden. In het plangebied zijn naar verwachting crevasse-afzettingen gevormd die zijn afgezet vanuit deze stroomgordel. De afzettingen van de Schoonrewoerd stroomgordel kunnen in het plangebied voorkomen binnen een meter beneden maaiveld.14

In de periode hierna raakten de actieve geulen in de Alblasserwaard buiten gebruik, waardoor een venig komgebied ontstond dat ruwweg de Alblasserwaard, Vijfheerenlanden en Krimpenerwaard besloeg. Het in deze periode gevormde veenpakket wordt gerekend tot het Hollandveen Laagpakket, behorende bij de Formatie van Nieuwkoop.15

Boven de afzettingen van de Schoonrewoerd stroomgordel kan, eventueel vertakt met het veen, een dunne laag komafzettingen voorkomen van de Linge (zijtak van de Waal), die actief was vanaf 200 v. Chr. tot 1307 na Chr.

Op basis van bovenstaande gegevens en boringen gedaan in de omgeving van het plangebied16, kan in het plangebied de volgende opeenvolging van geologische niveaus worden verwacht:

Diepte bovenkant Ouderdom Geologisch niveau Omschrijving van laag Formatie van Echteld vanaf het maaiveld komafzettingen Late IJzertijd – Late Middeleeuwen Formatie van Nieuwkoop, binnen 2 m -mv veen Late Bronstijd – Vroege Hollandveen Laagpakket Middeleeuwen Formatie van Echteld binnen 2 m –mv crevasse-afzettingen van Laat Neolithicum – de Schoonrewoerd Vroege Bronstijd stroomgordel Formatie van Echteld 2 à 4 m –mv oever- of Vroeg- tot Midden- beddingafzettingen van Neolithicum de Nieuwland en Gorkum-Arkel stroomgordels Formatie van Nieuwkoop, onbekend veen Midden Mesolithicum –

13 De Mulder, et al. 2003. 14 Cohen, et al. 2012. 15 Boshoven, et al. 2009. 16 www.dinoloket.nl (boring B38H2135); Vissinga, 2006; De Groot & Huizer, 2006; Bouter, 2015.

11 1.1

11

Diepte bovenkant Ouderdom Geologisch niveau Omschrijving van laag Basisveen Laag Laat - Mesolithicum Formatie van Kreftenheye ca. 7.5 m -mv Pleistoceen rivierzand Paleolithicum

De bodem bestaat naar verwachting uit een kalkloze poldervaaggrond (Rn95C) in zware zavel en lichte klei. Dit zijn kleigronden met een zwak ontwikkelde (vage) humushoudende bovengrond. Deze gronden vormen in dit gebied de relatief hoge delen van stroomruggen. Ze hebben in het algemeen een aflopend profiel (naar boven toe fijner) en ze zijn tot meer dan 50 cm diepte kalkloos. Langs de randen van een stroomrug kunnen zware lagen en humusrijke vegetatiehorizonten voorkomen17.

Volgens het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) ligt het plangebied op een hoogte van 0,1 m –NAP tot 0,5 m +NAP. Dichter naar de Leerbroekseweg lijkt het erf iets opgehoogd te zijn. In de omgeving zijn enkele onregelmatige verhogingen in het landschap te zien, die waarschijnlijk crevasse-afzettingen voorstellen. In het plangebied lijkt dit eveneens het geval, hoewel dit vanwege de aanwezige bebouwing niet duidelijk te zien is.

In het plangebied wordt volgens de Bodemkaart van Nederland 1:50.00018 grondwatertrap VI verwacht. Dit betekent dat de gemiddeld hoogste grondwaterstand tussen 40 en 80 cm –mv ligt en de gemiddeld laagste grondwaterstand beneden 120 cm –mv.

2.3.3 Beschrijving van bekende archeologische waarden In het onderzoeksgebied zijn de volgende archeologische waarden en ondergrondse bouwhistorische waarden vastgesteld (zie afbeelding 5):

AMK-terrein Omschrijving Datering19 Opmerking 6.904 Nederzettingscomplex IJZ-ROM terrein van hoge archeologische waarde; zie waarnemingsnrs. 24.897 & 24.898

Onderzoeksmelding Soort onderzoek Resultaat Advies 56703/49144 Bureau-/booronderzoek onbekend onbekend 16421 Bureau-/booronderzoek in 1 boring is een brokje aanvullend karterend houtskool in crevasse- booronderzoek. Vanwege afzettingen de geringe toekomstige aangetroffen.20 verstoring is in het selectiebesluit echter afgezien van nader onderzoek. 19673 Bureau-/booronderzoek geen eenduidige vrijgeven archeologische resten aangetroffen21 36487 Bureau-/booronderzoek geen archeologische vrijgeven indicatoren en bodem verstoord tot minstens 50 cm –mv22 45094 Bureau-/booronderzoek geen aanwijzingen vrijgeven gevonden dat de

17 Harbers 1981 18 Stichting voor Bodemkartering 1972. 19 Voor een verklaring van de afkortingen, zie tabel 1. 20 De Groot & Huizer, 2006. 21 Vissinga, 2006. 22 Miedema, 2009.

12 1.1

12

Onderzoeksmelding Soort onderzoek Resultaat Advies crevasse-afzettingen lang aan het oppervlak hebben gelegen23 65368 Bureau-/booronderzoek intacte crevasse- karterend booronderzoek afzettingen met hierop een restant van een woonheuvel.24 39259 Bureau-/booronderzoek crevasseafzettingen vrijgeven deels intact met vegetatiehorizont in top, maar geen archeologische indicatoren25 33427 Bureau-/booronderzoek geen archeologische vrijgeven indicatoren26

Waarneming Omschrijving Datering27 Opmerking 24.897 enkele handgevormde IJZ gevonden tijdens opgraving in 1965, ter aardewerkfragmenten plaatse van oude woongrond op Schoonrewoerdse stroomrug 24.898 enkele handgevormde IJZ gevonden tijdens bodemkartering in aardewerkfragmenten proefput. Onder 35 cm komklei in oude woonlaag.

Op 1 km ten westen van het plangebied bevindt zich een AMK-terrein van hoge archeologische waarde, waar tijdens een veldkartering en opgraving enkele aardewerkscherven uit de IJzertijd zijn aangetroffen. Deze zijn gevonden in een oude woonlaag in de top van de crevasse-afzettingen van de Schoonhoven meandergordel, afgedekt door 35 cm komklei.28

Binnen 1 km afstand van het plangebied zijn diverse booronderzoeken uitgevoerd, waarbij in de meeste gevallen geen archeologische indicatoren zijn aangetroffen. In een booronderzoek ca. 1 km ten zuidoosten van het plangebied zijn restanten van een woonheuvel aangetroffen, en is karterend booronderzoek aanbevolen.29 Dit aanvullende onderzoek is echter (nog) niet uitgevoerd.

Op de provinciale en gemeentelijke verwachtings-/beleidskaarten staat de volgende archeologische verwachting voor het plangebied aangegeven (zie afb. 5 en 6): Bron Verwachting Toelichting Cultuurhistorische zeer grote kans op geulafzettingen/stroomgordels met bewoning vanaf Hoofdstructuur Zuid- archeologische sporen de Bronstijd of IJzertijd of Romeinse tijd en plaatselijk Holland vanaf het Neolithicum Gemeentelijke hoge verwachting aan of prehistorie tot middeleeuwen beleidskaart Zederik nabij het oppervlak

Het plangebied heeft op beide kaarten een hoge verwachting vanwege de ligging op de crevasse- afzettingen van Schoonrewoerd. In de top van deze afzettingen kunnen archeologische resten voorkomen vanaf het Laat-Neolithicum.

23 Verboom-Jansen & Hebinck, 2011. 24 Bouter, 2015. 25 Hebinck, 2010. 26 Soetens, 2006. 27 Voor een verklaring van de afkortingen, zie tabel 1. 28 AMK-nr. 6.904; waarnemingsnrs. 24.897 & 24.898. 29 onderzoeksmeldingsnr. 65.368; Bouter, 2015.

13 1.1

13

Gedurende het Paleo- en Mesolithicum werden vooral de rivierduinen bewoond, maar in het Neolithicum vond een verschuiving plaats naar bewoning op de stroomruggen, en dan overwegend de Schoonrewoerdse stroomrug. Binnen de gemeente Zederik zijn echter geen vindplaatsen bekend uit deze periode. Ook uit de Bronstijd zijn diverse vindplaatsen bekend op de Schoonrewoerdse stroomrug, waaronder enkele vindplaatsen in de gemeente Zederik. Vanaf de Late Bronstijd neemt het aantal bekende vindplaatsen in de Vijfheerenlanden sterk af en ook uit de Vroege en Midden-IJzertijd zijn weinig waarnemingen bekend, mogelijk vanwege de toenemende vernatting van het gebied. De bekende vindplaatsen uit de IJzertijd zijn overwegend afkomstig uit de Late IJzertijd. In de Romeinse tijd en Vroege Middeleeuwen concentreerde de bewoning zich langs de in het gebied aanwezige waterlopen, zoals de Linge en (in veel mindere mate) de Lek. In het huidige plangebied worden geen resten uit deze perioden verwacht. Vanwege de aanwezigheid van een veenmoeras was het gebied weinig aantrekkelijk voor bewoning. Vanaf de Late Middeleeuwen werden de Vijfheerenlanden ontgonnen en langs de ontginningsassen worden bewoningsresten uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd verwacht.30

2.3.4 Beschrijving van de historische situatie, mogelijke verstoringen en bouwhistorische waarden De historische situatie is op verschillende kaarten als volgt:

Bron Jaartal Historische situatie Kadastrale minuut31 1811-1832 weiland, ten noorden van de Leerbroekseweg bevindt zich een woonhuis Bonnekaart (afb. 7)32 1874-1928 weiland Topografische kaart33 1936-1953 grotendeels weiland. Huidige woonhuis met bijgebouw was reeds aanwezig. Topografische kaart34 1958-1969 woonhuis met twee bijgebouwen Topografische kaart35 1981 Half verharde weg loopt door het plangebied. Wagenschuur is gerealiseerd Topografische kaart36 1989 Bebouwing gelijk aan huidige, rondom bebouwing nog overwegend grasland Topografische kaart37 1998-2010 Verharding rondom de huidige bebouwing gerealiseerd BAG38 huidige woonhuis dateert uit 1923, de wagenschuur uit 1971 en de paardestal uit 1982.

e e Vanaf de 11 eeuw is begonnen met de ontginning van de Vijfheerenlanden. In de 12 eeuw is begonnen met veenontginning vanuit de Leerbroekseweg en Leerbroekse Voorwetering, het verlengde van de veenstroom de Leede. Hierbij werd zogenaamde cope-ontginning toegepast, waarbij volgens een vaste maatvoering langgerekte percelen haaks op de ontginningsbasis aangelegd werden. De percelen ten zuiden van de Leerbroekseweg hadden een meer onregelmatige vorm dan de percelen ten noorden hiervan, vooral wat diepte betreft.

30 Boshoven et al. 2009. 31 Kadaster, 1832. 32 Bureau Militaire Verkenningen, 1874, 1888, 1892 & 1928. 33 www.topotijdreis.nl; exacte bron onbekend. 34 www.topotijdreis.nl; exacte bron onbekend. 35 www.topotijdreis.nl; exacte bron onbekend. 36 www.topotijdreis.nl; exacte bron onbekend. 37 www.topotijdreis.nl; exacte bron onbekend. 38 bagviewer.kadaster.nl

14 1.1

14

Het dorp Leerbroek is rond 1025 gesticht bij een doorwaadbare plaats langs de Leede. Het zwaartepunt lag aan de noordzijde van de Leerbroekseweg en ook de meeste huisterpen buiten het dorp lagen aan de noordzijde van de weg. 39

Op oude kaarten is te zien dat het plangebied tot in het begin van de 20e eeuw onbebouwd was en in gebruik als weiland. Direct aan de overkant van de Leerbroekseweg, ca. 50 m ten noorden van het plangebied, bevond zich al wel bebouwing op kaarten uit de 19e eeuw (Leerbroekseweg nr. 36). Volgens de Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG) dateert deze woning uit 1706.40

Het huidige woonhuis is volgens het BAG in 1923 gebouwd, hoewel deze nog niet op de Bonnekaart van 1928 staat weergegeven. Het is in ieder geval al aanwezig op kaartmateriaal uit 1936. Ten oosten van het woonhuis waren enkele bijgebouwen gerealiseerd (ter hoogte van de huidige paardestal), die in een later stadium gesloopt zijn. De huidige wagenschuur is gebouwd in 1971 en de paardestal in 1982. Het huidige betonpad dat vanaf het erf het achterland in loopt, is aan het eind van de 20e eeuw een half verharde weg geweest die doorliep die de Leerbroekseweg verbond met de achterliggende weilanden.

2.4 Gespecificeerde verwachting en conclusie De eerste, voor het bureauonderzoek opgestelde onderzoeksvraag “Zijn mogelijk archeologische waarden in het plangebied aanwezig, en zo ja, wat is de specifieke archeologische verwachting?” kan als volgt worden beantwoord:

In het plangebied worden binnen 2 m –mv crevasse-afzettingen van de Schoonrewoerdse meandergordel verwacht. Op grond van de vormingsgeschiedenis en onderzoek in de omgeving worden in de top archeologische resten uit de periode Neolithicum – IJzertijd verwacht. Deze resten zullen overwegend bestaan uit een archeologische laag, een humeuze laag met bewoningsresten, zoals aardewerk- en vuursteenconcentraties, aangevuld met grondsporen. Op grond van de vernatting van het gebied en grootschalige veenvorming, waarbij ook de Schoonrewoerdse meandergordel met veen overgroeid raakte, worden geen resten uit de periode Romeinse tijd – Vroege Middeleeuwen verwacht. Hoewel het plangebied langs een ontginningsas ligt, geldt op basis van oude kaarten een lage verwachting voor bewoningsresten uit de periode Late Middeleeuwen – Nieuwe tijd. Hierop lijkt de bewoning zich in deze periode vooral aan de noordzijde van de Leerbroekseweg te concentreren. Vermoedelijk is het plangebied pas in 1923, toen de huidige boerderij werd opgericht, voor het eerst bebouwd.

Voor de gespecificeerde verwachting gelden de volgende karakteristieken:

Karakteristiek Omschrijving Datering: Laat-Neolithicum – IJzertijd Complextype(n): nederzettingsterreinen Omvang: onbekend Landschappelijke en/of geologische context: op crevasse-afzettingen van de Schoonrewoerdse meandergordel Diepteligging: binnen 2 m –mv, onder dunne laag komklei Locatie: hele plangebied Soort vindplaats: Vindplaats met een archeologische laag Uiterlijke kenmerken: vegetatielaag met resten aardewerk, dierlijk bot etc. Conservering: mogelijk deels verstoord door huidige bebouwing en verharding, in de zuidelijke helft van plangebied waarschijnlijk goed bewaard door afdekking met komklei. Wordt het archeologisch relevante niveau bedreigd Er wordt gegraven tot maximaal 100 cm –mv, waardoor door de voorgenomen werkzaamheden: archeologische waarden mogelijk verstoord worden.

39 Haartsen, 2009; Boshoven et al. 2009. 40 bagviewer.kadaster.nl

15 1.1

15

De beantwoording van de overige onderzoeksvragen is als volgt:  Is het plangebied voldoende onderzocht en zo nee, welke vorm van nader archeologisch onderzoek kan worden geadviseerd?  In het plangebied moet rekening worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van archeologische resten uit de periode Laat-Neolithicum – IJzertijd. Om de kans op de aanwezigheid van archeologische resten te bepalen is vooral het verwerven van inzicht in de bodemopbouw en de mate van intactheid van belang. Geadviseerd wordt daarom een Inventariserend Veldonderzoek in de vorm van een verkennend booronderzoek uit te voeren (zie hoofdstuk 3).

3 Inventariserend Veldonderzoek (IVO-O)

3.1 Plan van Aanpak

3.1.1 Inleiding Het doel van het inventariserend veldonderzoek is het aanvullen en toetsen van de op basis van het bureauonderzoek opgestelde gespecificeerde verwachting, zoals deze is geformuleerd in par. 2.4. Op 15 november 2016 werd een Plan van Aanpak opgesteld, waarin de werkwijze van het onderzoek werd vastgelegd. In lijn met de conclusie naar aanleiding van de gespecificeerde verwachting (par. 2.4) is gekozen voor een verkennend booronderzoek.

Met het verkennende booronderzoek zal de bodemopbouw en de mate van intactheid daarvan bepaald worden. Het leidt tot beantwoording van de volgende onderzoeksvragen:  Wat is de geo(morfo)logische en bodemkundige opbouw van de ondergrond in het plangebied?  In hoeverre is deze opbouw nog intact?  Bevinden zich archeologisch relevante afzettingen in het plangebied?  Zo ja, op welke diepte ten opzichte van het maaiveld en het NAP?  Alhoewel niet het doel van een verkennend booronderzoek, zijn er desondanks toch archeologische indicatoren aangetroffen? Zo ja: - Op welke diepte ten opzichte van het maaiveld en het NAP zijn deze archeologische indicatoren aangetroffen? - Wat is de horizontaal ruimtelijke spreiding van deze archeologische indicatoren? - Wat is de aard en ouderdom van deze indicatoren?  In welk opzicht kan op basis van het veldonderzoek de archeologische verwachting worden bijgesteld?  In hoeverre worden de (mogelijk aanwezige) archeologische waarden bedreigd door toekomstige planontwikkeling?  Is het plangebied voldoende onderzocht en zo nee, welke vorm van nader archeologisch onderzoek kan worden geadviseerd?

3.1.2 Uitvoeringsplan veldwerkzaamheden Voor het beantwoorden van de in par. 3.1.1 genoemde onderzoeksvragen is de volgende onderzoeksmethode toegepast:

Aantal boringen: 5 Boorgrid: verspreid over plangebied Diepte boringen: 4 boringen tot 2 m –mv, 1 boring tot 4 m -mv Boormethode: Edelman met diameter 7 cm en guts met diameter 3 cm Bemonstering: versnijden en/of verbrokkelen

De bodemtextuur en archeologische indicatoren worden beschreven volgens SBB 5.1 van het NITG-TNO waarin ondermeer de standaard classificatie van bodemmonsters volgens NEN5104

16 1.1

16 41 wordt gehanteerd. De X- en Y-coördinaten worden bepaald aan de hand van de lokale topografie en ingemeten met behulp van een meetlint. De hoogte van het maaiveld ter plaatse van de boringen is bepaald aan de hand van AHN-beelden.

3.1.3 Monsternameplan Hoewel een verkennend booronderzoek niet als primair doel het opsporen van archeologische vindplaatsen en indicatoren heeft, zullen eventuele relevante archeologische vondsten wel worden verzameld en indien mogelijk globaal worden gedetermineerd. Ook voor het onderzoek relevante bodemlagen zullen worden bemonsterd.

3.2 Resultaten Inventariserend Veldonderzoek (IVO-O)

3.2.1 Lithologische beschrijving De locatie van de boringen is weergeven in afb. 8. De boorgegevens worden gepresenteerd in bijlage 1.

In de boring die tot 4 m –mv is doorgezet, is 225 cm –mv een veenpakket aangetroffen, die doorloopt tot het einde van de boring. Het gaat hier om rietveen, waarin dieper dan 300 cm –mv enkele lagen kleiig veen zijn aangetroffen. De top van het veen is sterk kleiig. In boring 5 is dit veen aangetroffen vanaf 175 cm –mv. Hier was het veen licht veraard. In de overige boringen is geen veen binnen de boordiepte aangetroffen.

Dit veen gaat naar boven geleidelijk over in matig tot sterk siltige, grijze, kalkrijke klei met plantenresten. Deze klei is ongelaagd, weinig gerijpt en kalkrijk. Naar boven toe wordt de klei kalkrijk en doorsneden door zandlagen. Dit pakket wordt geïnterpreteerd als oeverafzetting, mogelijk van de stroomgordel van Gorkum-Arkel. In de overige boringen is deze afzetting niet aangetroffen. De top van deze laag bevindt zich op een diepte van 100 à 170 cm –mv.

In boring 1 is vanaf 180 cm –mv zwak siltig, matig fijn, kalkrijk, lichtgrijs zand aangetroffen. Mogelijk betreft het hier beddingafzettingen van de stroomgordel van Gorkum-Arkel. Dit valt echter niet met zekerheid vast te stellen en het kan hier ook gaan om crevasse-afzettingen van de Schoonrewoerdse stroomrug.

In alle boringen is een pakket uiterst siltige tot zandige klei met veel zandlagen, of zwak tot matig siltig, matig fijn zand met kleilagen aangetroffen. Dit pakket bevat schepmateriaal, is lichtgrijs of bruingrijs van kleur en is kalkrijk. Dit pakket wordt geïnterpreteerd als crevasse-afzetting van de Schoonrewoerdse stroomrug. De top hiervan ligt op een diepte variërend van 40 tot 80 cm –mv. In de boringen 2 en 4 lopen de crevasseafzettingen door tot 2 m –mv (maximale boordiepte). In boring 1 liggen ze direct op de mogelijke beddingafzettingen en in de boringen 3 en 5 rusten ze op oeverafzettingen. In boring 5 is deze laag slechts 20 cm dik. In de crevasseafzettingen is geen ontkalkte top of vegetatiehorizont aangetroffen.

In boring 1 is boven de crevasse-afzettingen een 20 cm dikke laag matig siltige, blauwgrijze, kalkloze, gerijpte klei aangetroffen. Deze laag wordt geïnterpreteerd als komafzetting, mogelijk afgezet vanuit de Linge.

De bovenste 40 à 80 bestaat uit matig siltige tot zandige klei met zandbrokken, puinresten en humusbijmenging. De kleur is overwegend donkerbruingrijs en de klei is kalkloos. Het gaat hier om een omgewerkt pakket dat deels verstoord is geraakt bij de realisatie van de huidige bebouwing en de inrichting van het erf. In het gedeelte dat in gebruik is als weiland is de verstoring waarschijnlijk gerelateerd aan grondbewerking ter bevordering van de waterhuishouding.

3.2.2 Interpretatie Het aangetroffen veenpakket behoort tot de Formatie van Nieuwkoop, Hollandveen Laagpakket. Hierboven zijn in de boringen 3 en 5 oeverafzettingen aangetroffen, mogelijk behorend tot de

41 Bosch 2005; Nederlands Normalisatie-Instituut 1989.

17 1.1

17

stroomgordel van Gorkum-Arkel. Hoewel oeverafzettingen in het verleden vaak een ondergrond vormden voor menselijke bewoning, geldt dat naar verwachting niet voor deze afzettingen. Deze klei is ongerijpt en kalkrijk, slechts 50 cm dik en rust direct op een veenpakket. In boring 1 is mogelijk de bedding van deze stroomgordel aangeboord.

In de crevasse-afzettingen van de Schoonrewoerdse meandergordel zijn geen ontkalkte of humeuze lagen aangetroffen. In de meeste boringen was de bodem tot in de top van de crevasse- afzettingen omgewerkt, maar in boring 1 is deze laag afgedekt door komafzettingen. Ook in deze boring was de top van de crevasse-afzettingen niet ontkalkt of humeus, wat een aanwijzing is dat deze laag niet lang aan het oppervlak gelegen heeft en hier al snel natte omstandigheden heersten.

Bovendien zijn geen opgebrachte en/of omgewerkte lagen aangetroffen die duiden op bewoning in Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd. Boven de crevasse-afzettingen zijn geen aanwijzingen voor veenvorming aangetroffen. Mogelijk komt dit doordat het veen na de ontginning sterk geoxideerd was en het veenrestant is vergraven en opgenomen in de bouwvoor. Het is echter ook mogelijk dat vanwege verhoogde rivieractiviteit geen veenvorming meer op gang kwam.

3.3 Conclusies De in paragraaf 3.1.1 gestelde onderzoeksvragen kunnen op basis van de bereikte resultaten als volgt worden beantwoord:  Wat is de geo(morfo)logische en bodemkundige opbouw van de ondergrond in het plangebied? Vanaf ca. 175 à 225 cm –mv is Hollandveen aangeboord. Hierop zijn in enkele boringen oeverafzettingen van waarschijnlijk de stroomgordel van Gorkum-Arkel aangetroffen, vanaf 100 à 170 cm -mv. In boring 1 zijn mogelijk beddingafzettingen van deze stroomgordel aanwezig, vanaf 180 cm –mv. Dit veen en deze rivierafzettingen worden afgedekt door een pakket crevasseafzettingen van de Schoonrewoerdse stroomrug. In twee boringen loopt dit pakket door tot 200 cm –mv (maximale boordiepte). In boring 1 was boven de crevasse een dunne laag komafzettingen aanwezig. In de overige boringen was de bodem verstoord tot in de top van de crevasse. Geomorfologisch gezien ligt het plangebied op een crevasserug, deels afgedekt met komafzettingen.  In hoeverre is deze opbouw nog intact? De top van de crevasse is in de meeste boringen verstoord en de komafzettingen zijn in de meeste boringen niet meer intact aanwezig. Alleen in boring 1 is de top van de crevasse naar verwachting nog intact.  Bevinden zich archeologisch relevante afzettingen in het plangebied? De aangetroffen oeverafzettingen zijn ongerijpt en kalkrijk, slechts 50 cm dik en rustend op een veenpakket. Dit maakt dat hier naar verwachting geen gunstige bewoningsomstandigheden op de oever heersten. In de crevasse-afzettingen zijn geen ontkalkte of humeuze lagen aangetroffen. Naar verwachting hebben deze afzettingen niet lang aan het oppervlak gelegen en heersten hier al snel natte, ongunstige bewoningsomstandigheden.  Zo ja, op welke diepte ten opzichte van het maaiveld en het NAP? n.v.t.  Alhoewel niet het doel van een verkennend booronderzoek, zijn er desondanks toch archeologische indicatoren aangetroffen? nee  In welk opzicht kan op basis van het veldonderzoek de archeologische verwachting worden bijgesteld? De archeologische verwachting kan worden bijgesteld naar laag. In het plangebied worden geen archeologische resten meer verwacht.  In hoeverre worden de (mogelijk aanwezige) archeologische waarden bedreigd door toekomstige planontwikkeling? n.v.t.  Is het plangebied voldoende onderzocht en zo nee, welke vorm van nader archeologisch onderzoek kan worden geadviseerd?

18 1.1

18

Het plangebied is voldoende onderzocht.

4 Aanbeveling

ADC ArcheoProjecten adviseert om het terrein vrij te geven voor de voorgenomen ontwikkeling. Het is echter niet volledig uit te sluiten dat binnen het onderzochte gebied toch nog archeologische resten voorkomen. Het verdient daarom aanbeveling om de uitvoerder van het grondwerk te wijzen op de plicht archeologische vondsten te melden bij de bevoegde overheid, zoals aangegeven in artikel 5.10 van de Erfgoedwet.

Wij wijzen u erop dat de bevoegde overheid op basis van dit rapport een selectiebesluit neemt. De mogelijkheid bestaat dat dit selectiebesluit afwijkt van het door ons opgestelde advies.

Literatuur

Alterra, 2006: Geomorfologische kaart van Nederland 1:50.000. Landsdekkende en digitale versie. Wageningen. BAAC, 2009: Archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart Gemeente Zederik. ’s Hertogenbosch. Bosch, J.H.A., 2005: Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode, Versie 5.2. (TNO-rapport NITG 05-043-A). Boshoven, E.H., A. Buesink, H.M.M. Geerts, J.S. Krist, L.A. Tebbens & J.M.J. Willems, 2009: Regio Albasserwaard en Vijfheerenlanden. Een archeologische inventarisatie, verwachtings- en beleidsadvieskaart. Deventer (BAAC-rapport V-08.0185). Bouter, H.E., 2015. Recht van ter Leede 40 te Leerbroek, gemeente Zederik; Een bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek in de vorm van een verkennend booronderzoek. Amersfoort (ADC-Rapport in voorbereiding). Bureau Militaire Verkenningen, 1874, 1888, 1892 & 1928: Leerbroek, blad 506, 1:25.000. Cohen, K.M., E. Stouthamer, H.J. Pierik & A.H. Geurts, 2012: Rhine-Meuse Delta Studies’ Digital Basemap For Delta Evolution And Palaeogeography / Digitaal Basisbestand Paleogeografie van de Rijn-Maas Delta. Utrecht. Groot, R.W. de & J. Huizer, 2006. Bureauonderzoek en Karterend Inventariserend Veldonderzoek; Plangebied Leerbroekseweg, Leerbroek, Gemeente Zederik. Dordrecht (Synthegra-rapport 176057). Haartsen, A., 2009: Ontgonnen verleden; Regiobeschrijvingen provincie Zuid-Holland. Ede. Harbers, P., 1981: Bodemkaart van Nederland, 1:50.000; Bijlage bij blad Oost (38O). Wageningen. Hebinck, K.A., 2010: Een archeologisch bureau-onderzoek en inventariserend veldonderzoek door middel van boringen aan de Leerbroekse Kerkweg te Leerbroek, gemeente Zederik (ZH). Geldermalsen (ARC-Rapport 2010-50). Kadaster, 1832: Kadastrale kaart 1811-1832: minuutplan Leerbroek, Zuid Holland, sectie C, blad 01 (MIN08098C01). Miedema, F.R.P.M., 2009: Gemeente Zederik, Plangebied Recht van ter Leede 6 te Leerbroek; Bureauonderzoek en Inventariserend veldonderzoek (karterende fase). Deventer (BAAC-rapport V-09.0239). Mulder, E.F.J. de, M.C. Geluk, I. Ritsema, W.E. Westerhof & T.E. Wong. 2003: De ondergrond van Nederland. Groningen. Normalisatie-Instituut, Nederlands, 1989: Geotechniek, classificatie van onverharde grondmonsters NEN 5104. Delft. Rijks Geologische Dienst, 1970: Geologische kaart van Nederland, 1:50.000, blad Gorinchem Oost (38O). Haarlem. SIKB, 2013: Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) Landbodems. Gouda. Soetens, L., 2006: Arcehologisch onderzoek De Geer te Nieuwland; Inventariserend Veldonderzoek. Assen (Grontmij Archeologisch Rapport 57). Stichting voor Bodemkartering, 1972: Bodemkaart van Nederland, 1:50.000, blad Gorinchem Oost (38O). Wageningen.

19 1.1

19

Verboom-Jansen, M. & K.A. Hebinck, 2011: Een archeologisch bureau-onderzoek en inventariserend veldonderzoek door middel van boringen aan de Recht van Terleede 11 te Leerbroek, gemeente Zederik (ZH). Geldermalsen (ARC-Rapport 2011-20). Vissinga, A., 2006. Leerbroek, Leerbroekseweg, Gemeente Zederik (ZH); Een Inventariserend Archeologisch Veldonderzoek. Zuidhorn (Steekproef-rapport 2006-10/14).

Geraadpleegde websites http://ahn.arcgisonline.nl/ahnviewer http://archis.cultureelerfgoed.nl http://bagviewer.kadaster.nl http://beeldbank.cultureelerfgoed.nl http://easy.dans.knaw.nl http://www.dinoloket.nl http://www.ruimtelijkeplannen.nl http://www.topotijdreis.nl

Lijst van afbeeldingen en tabellen

Afb. 1 Locatie van het plangebied Afb. 2 Detailkaart van het plangebied Afb. 3 Weergave van de inrichtingsplannen Afb. 4 Het plangebied geprojecteerd op de meandergordelkaart Afb. 5 Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland, AMK-terreinen en ARCHIS-meldingen Afb. 6 Locatie van het plangebied op de gemeentelijke verwachtings- en beleidsadvieskaart Afb. 7 Het plangebied geprojecteerd op de Bonnekaart uit 1874 Afb. 8 Boorpuntenkaart

Tabel 1. Overzicht van de verschillende (pre)historische perioden.

20

Afb. 1 Locatie van het plangebied

21

Afb. 2 Detailkaart van het plangebied

22

Afb. 3 Weergave van de inrichtingsplannen

23

Afb. 4 Het plangebied geprojecteerd op de meandergordelkaart42

42 Cohen et al,. 2012.

24

Afb. 5 Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland, AMK-terreinen en ARCHIS-meldingen

25

Afb. 6 Locatie van het plangebied op de gemeentelijke verwachtings- en beleidsadvieskaart43

43

26

Afb. 7 Het plangebied geprojecteerd op de Bonnekaart uit 1874

27

Afb. 8 Boorpuntenkaart