Voor u gelezen in PP en FD eind september 2018

'Kabinet bereid om AOW-leeftijd minder snel te verhogen'

De AOW-leeftijd gaat minder snel naar 67 jaar: in 2025 in plaats van 2021. Dat is volgens De Volkskrant het gebaar dat het kabinet wil maken om de onderhandelingen over een pensioenakkoord vlot te treken. Het is de vraag of dat genoeg is: naast de AOW-leeftijd liggen er nog andere heikele dossiers op de onderhandelingstafel.

Met name de FNV heeft van de bevriezing van de AOW-leeftijd op 66 jaar een belangrijk punt van gemaakt in de onderhandelingen over een nieuw pensioenstelsel. Met de vertraagde verhoging wil het kabinet de FNV tegemoetkomen. Volgens de Volkskrant kost dat €500 mln, eerdere ramingen vielen echter hoger uit. Het ministerie van Sociale Zaken geeft woensdag geen commentaar. Ook de FNV wil niet reageren. 'Er is geen sprake van een officiële mededeling van de minister', aldus een verklaring. 'Bovendien is de AOW-leeftijd onderdeel van de ingewikkelde onderhandelingen over een nieuw pensioenstelsel waar we momenteel inzitten.'

Akkoord al anderhalf jaar vertraagd

Tot dusver hield minister van Sociale Zaken (D66) nog vast aan de stapsgewijze stijging van de AOW-leeftijd naar 67 jaar in 2021. Hij zag het als een inhaalslag om de volksverzekering voor toekomstige generaties betaalbaar te houden. Sinds de invoering van de AOW-leeftijd in 1956 is de levensverwachting immers fors gestegen.

De onderhandelingen over de modernisering van het pensioenstelsel duren al anderhalf jaar langer dan de bedoeling was. Een akkoord werd vorig jaar voor de verkiezingen al verwacht, maar is er nog steeds niet. Gepensioneerden zouden na de hervorming van het pensioenstelsel geen toezegging meer hebben voor een vast bedrag (een uitkeringsregeling, of defined benefit in jargon) maar een uitkering ontvangen die afhankelijk is van de financiële gezondheid van het pensioenfonds (een beschikbare premieregeling).

Geen uitruil

Rond Prinsjesdag was het optimisme in de polder groot dat de onderhandelaars in de Sociaal-Economische Raad met steun van het kabinet deze week definitief overeenstemming konden bereiken. Een compromis over de stijging van de AOW- leeftijd is daarvoor een voorwaarde. Maar het is niet genoeg. Zo moeten partijen het ook eens worden over hoe snel pensioenen worden verhoogd of gekort, bij mee- en tegenvallers. En over hoe de afschaffing van de doorsneesystematiek wordt betaald. Van een uitruil op deze dossiers voor een lagere AOW-leeftijd kan daarbij geen sprake zijn, zeggen FNV, CNV en VCP al maanden: zij willen op alle terreinen overeenstemming. En zover is het nog niet. Bij de afschaffing van de doorsneesystematiek dreigt een gat te vallen van tientallen miljarden in de pensioenopbouw van oudere werknemers. In de huidige doorsneesystematiek 'subsidieert' een jongere met zijn of haar pensioenpremie, de pensioenopbouw van oudere collega's. Het kabinet wil daarvan af. De vakbonden willen echter keiharde garanties dat oudere werknemers (45+) er daardoor niet op achteruit gaan. Zij hebben vroeger te veel premie betaald en hun oudere collega's gesteund, maar lopen straks hun 'subsidie' door jongere collega's mis.

Faalt de SER?

Is het er nog deze week? Moeten we wachten tot kerst? Of lukt het de SER- onderhandelaars weer niet om een pensioenakkoord te sluiten? De spanning in de pensioensector loopt deze dagen flink op. Het ene moment gaat het gerucht dat ‘ze er bijna uit zijn’, het volgende moment horen we dat ‘de laatste 10% het moeilijks zijn’. Komt het akkoord wel of niet, dat is de grote vraag.

Maar misschien is dat wel de verkeerde vraag. Want het gaat er niet om óf er een akkoord is, maar wát erin staat. Als de geruchten niet bedriegen, is juist dat iets om je zorgen om te maken.

Toen de SER aan het dossier begon, had men nog grote ambities. Volgens het eerste verslag uit 2015 moest het nieuwe pensioenstelsel vier zaken voor elkaar krijgen. Het pensioen moest minder rentegevoelig worden. Het moest beter aansluiten bij de moderne arbeidsmarkt waar werknemers regelmatig van werkgever, sector en contractvorm veranderen. Daarnaast zou er meer keuzevrijheid en maatwerk mogelijk moeten zijn en moest het stelsel begrijpelijker worden.

‘Individuele pensioenpotten lijken te zijn gesneuveld. Fondsen en vakbonden willen er niet aan’

Ik laat mij graag verrassen. Maar afgaande op de berichten en geruchten, gok ik dat de SER alleen de eerste ambitie gaat waarmaken: het pensioen wordt minder rentegevoelig. In het huidige stelsel moeten pensioenfondsen rekenen met de risicovrije rekenrente. Dat is logisch omdat de fondsen harde beloften over nominale uitkeringen hebben gedaan. In het nieuwe stelsel zou men die beloften willen loslaten, zodat de rekenrente omhoog kan, de dekkingsgraden stijgen en men weer kan indexeren. Het paradoxale effect: door de beloftes formeel door te strepen, kunnen ze in de praktijk juist worden nagekomen. Maar alleen voor de ouderen; voor jongeren wordt het pensioen juist onzekerder.

Hoe zit het dan met de ambities om het stelsel aan te laten sluiten bij de arbeidsmarkt en meer keuzevrijheid toe te staan? Voor beide doelen is het nodig om over te stappen op individuele pensioenpotten (zij worden collectief beheerd en belegd, uiteraard), zodat werknemers hun spaargeld kunnen meenemen van baan naar baan en van sector naar sector. Ook keuzevrijheid is pas echt mogelijk als je voor je eigen pensioen spaart. Maar individuele potten lijken te zijn gesneuveld in het SER-geweld. De fondsen en de vakbonden willen er niet aan. We blijven straks dus premie storten in een collectieve pot, maar krijgen daar geen harde pensioentoezegging voor terug. Zo’n stelsel valt voor de deelnemers met de beste wil van de wereld niet begrijpelijk te maken.

Vier ambities had de SER. Men maakt er waarschijnlijk maar één waar, en dan ook nog via een paradoxale argumentatie. Als dat de uitkomst is, laat dat pensioenakkoord dan maar zitten.

Mathijs Bouman is macro-econoom en journalist. Knot: geen andere rekenrente in contract met zachtere rechten

Bij het waarderen van pensioenverplichtingen speelt de zekerheid van de toezegging geen rol, aldus DNB- president Klaas Knot. De buffers die pensioenfondsen moeten aanhouden kunnen wel omlaag bij zachtere rechten.

Dat staat in een brief waarin Knot zijn kijk op de rekenrente toelicht. Minister Koolmees van Sociale Zaken stuurde die donderdag naar de Tweede Kamer.

Aanleiding is een opmerking van Knot tijdens een bijeenkomst in de Kamer eerder dit jaar. ‘De keuze van de rekenrente is gewoon een afgeleide van de manier waarop verplichtingen worden aangegaan. Als u mij vraagt om die wetmatigheid te bevestigen, dan kan ik dat doen’, antwoordde hij op een vraag van Martin van Rooijen (50Plus).

Volgens Van Rooijen betekent dit DNB vindt dat de risicovrije rente kan verdwijnen bij een pensioencontract met minder zekerheden. Koolmees betwijfelde dit en zegde toe dit bij DNB na te vragen. Zelf zei de minister dat de risicovrije rente de enig juiste is bij een collectief pensioen. ‘Zo’n risicovrije rente voorkomt structurele ex-ante herverdeling: toekomstig rendement mag niet worden uitgedeeld voor het behaald is.’ De mate van zekerheid doet niet ter zake, aldus Koolmees.

Diezelfde boodschap brengt Knot nu dus in een uitgebreide toelichting op de rekenrente. De kern is dat de rekenrente voor een pensioenaanspraak onafhankelijk is van de zekerheidsmaat, legt hij uit. ‘Voor het waarderen van nominale pensioenaanspraken en — rechten is de risicovrije rentetermijnstructuur (RTS) de passende discontocurve. Dit staat los van de mate van zekerheid waarmee deze pensioenaanspraken en -rechten naar de toekomst worden nagekomen.’ Anders gezegd: de dekkingsgraad is bij hetzelfde fondsvermogen in een minder zeker pensioencontract gelijk aan die in het huidige contract.

De zekerheid komt terug in de hoogte van de buffers. Als pensioenfondsen minder zekerheid beloven, dan kunnen de buffers die ze moeten aanhouden omlaag. Fondsen kunnen dan eerder indexeren, maar zullen ook eerder moeten korten, aldus Knot. Pensioenfondsen die bij het waarderen van de verplichtingen rekening willen houden met verwacht rendement (lees: een rekenrente gebruiken waarin dit is meegenomen), moeten de pensioenaanspraken van deelnemers met datzelfde verwacht rendement uitrekenen. De uitkomst is bij beide berekeningsmethoden, risicovrij of verwacht rendement, gelijk, schrijft Knot.

Eerder dit jaar zei divisiedirecteur Toezicht Pensioenfondsen bij DNB, Gisella van Vollenhoven, op een congres van Pensioen Pro dat bij een minder harde toezegging een andere, hogere rekenrente zou kunnen passen. Van Vollenhoven koppelde dit niet aan een andere berekening van de aanspraken. Ze waarschuwde wel voor arbitraire keuzes bij zo’n andere rekenrente.

Van Rooijen was donderdag niet bereikbaar voor een reactie. Premier hoopt ‘zielsveel’ op pensioenakkoord

Politiek, werkgevers en werknemers moeten samen tot een goed pensioenakkoord komen, vindt premier . Hij suggereert dat dit kan leiden tot meer indexatie en uitblijven van kortingen. Aanpassen van de rekenrente zou echter in het nadeel van jongeren zijn, denkt Rutte.

Dat zei de premier afgelopen vrijdag bij de Algemene Politieke Beschouwingen. Hij reageerde op een opmerking van Tunuhan Kuzu (Denk) over het uitblijven van indexatie voor ‘mevrouw Cornelissen’ in de afgelopen vier jaar.

Indexatie kan met het aanpassen van de rekenrente zoals sommige politieke partijen willen, zei Rutte. ‘Maar dat zou er direct toe leiden dat de jongere generatie minder kans heeft op een goed pensioen.’

Zielsveel hoop

Het kabinet bevordert dat politiek, werkgevers en werknemers samen komen tot een goed pensioenakkoord, aldus de premier. ‘Er wordt hard aan gewerkt. Ik hoop echt zielsveel dat het gaat gebeuren, dat we zo'n pensioenakkoord kunnen sluiten, zodat er maatregelen genomen kunnen worden waardoor mevrouw Cornelissen niet meer geconfronteerd wordt met nul groei of waardoor — er zijn nog ergere gevallen — pensioenfondsen niet meer hoeven korten.’

Op de mogelijke inhoud van zo’n akkoord weigerde Rutte vervolgensin te gaan. ‘Het lijkt me niet handig om die broedende kip nu te storen door delen van de veren op te lichten en naar dat ei te gaan kijken.’

Evenmin kreeg hij vragen wat hij precies bedoelde met de opmerking dat ná een pensioenakkoord maatregelen mogelijk zijn zodat fondsen kunnen indexeren of niet hoeven te korten. Eigendomsrecht

50Plus liep met een motie vooruit op de gevolgen als een pensioenakkoord leidt tot het collectief omzetten van bestaande aanspraken in persoonlijke pensioenvermogens: het eigendomsrecht moet dan volledig gehandhaafd blijven. De motie haalde het niet.

Fractievoorzitter noemde als reden voor de motie dat er volgens sommige media een akkoord aanstaande is. Afgelopen week berichtten het FD en de Telegraaf hierover.

Uitwerking akkoord

Als er op korte termijn een akkoord komt, dan is de vraag hoe uitgewerkt dit is. Naar verluidt verloopt het overleg over een ander contract constructief, maar vraagt de invulling van details nog veel werk.

Complicerende factor is dat de vakbonden willen dat het kabinet beweegt. Als het kabinet vasthoudt aan de afgesproken stijging van de aow-leeftijd en aan overgang naar degressieve opbouw alleen wil bijdragen met meer fiscale ruimte, dan lijkt er hoogstens sprake te kunnen zijn van een akkoord op hoofdlijnen tussen sociale partners, al dan niet met steun van kroonleden in de SER.

De vraag is wat zo’n akkoord waard is als bijvoorbeeld de FNV het vervolgens weigert voor te leggen aan haar achterban. Een pensioenhervorming met draagvlak is dan hoogstens een klein stapje dichterbij gekomen.

Vijf grote fondsen manen tot haast De directeuren van de vijf grote pensioenfondsen ABP, PFZW, PMT, PME en BpfBouw, spraken in een opiniestuk in NRC Handelsblad afgelopen vrijdag hun teleurstelling uit, dat er met Prinsjesdag nog geen pensioenakkoord lag. Ze waarschuwen dat er kortingen dreigen, die 'tegen elk rechtvaardigheidsgevoel indruisen', omdat 'we voor elke €100 die we komende zeventig jaar moeten uitkeren vandaag al meer dan €100 in kas hebben'. De directeuren schrijven dat de voorzichtigheid in het huidige stelsel doorschiet, waardoor ze niet het best mogelijk pensioen kunnen uitkeren. Ze pleiten voor een stelsel met een lagere zekerheidsmaat, dat nog wel collectief en solidair blijft. AFM: 40% deelnemers wil tijdelijke premiestop

Als die keuzemogelijkheid bestond, dan zou 40% van de deelnemers kiezen voor het tijdelijk stopzetten van premiebetalingen, blijkt uit onderzoek van de AFM. Vooral voor deelnemers die te weinig aanvullend pensioensparen kan dat slecht uitpakken, aldus de toezichthouder.

Dat staat in een gisteren gepubliceerd onderzoek naar de voors en tegens van maatwerk en keuzevrijheid bij aanvullend pensioen. In opdracht van de AFM stelde onderzoeksbureau MWM2 drieduizend deelnemers van verschillende pensioenfondsen de vraag of zij gebruik willen maken van de mogelijkheid om één, drie of vijf jaar geen pensioenpremie te betalen. De deelnemers konden kiezen uit (netto) bedragen in euro’s, gebaseerd op het werkgevers- en werknemersdeel van de pensioenpremie en hun leeftijds- en inkomensgroep. De berekeningen waren actuarieel fair, dus zonder doorsneepremie.

Van de deelnemers kiest dus 40% voor een premiestop. De meerderheid van deze deelnemers (60%) wil premiebetalingen één jaar staken, zo’n 20% kiest voor drie jaar of vijf jaar. Als reden voor een stop noemen deelnemers aflossen van de hypotheek, gebrek aan vertrouwen in het pensioenstelsel en de verwachting dat ze zelf betere rendementen kunnen halen.

Irrationeel

Volgens de AFM is een premiestop verstandig voor deelnemers die nu eigenlijk te veel sparen. Voor het onderzoek waren geen harde gegevens beschikbaar over de verwachte vervangingsratio, maar het was wel duidelijk hoe deelnemers wonen, in een eigen of gehuurde woning. De toezichthouder veronderstelt dat woningeigenaren eerder te veel sparen dan mensen die huren. Onderzoek van bijvoorbeeld Netspar wijst in die richting, aldus het onderzoek. Woningeigenaren doen er dan goed aan minder te sparen en te kiezen voor een premiestop. Voor huurders is dat juist een slecht idee, omdat dit negatieve financiële gevolgen heeft.

‘We zouden verwachten op basis van rationele keuzes dat meer huiseigenaren dan huurders zouden kiezen voor een premiestop’, aldus de AFM. Dat is dus niet het geval. Deze en andere kenmerken, zoals leeftijd of gezinssamenstelling, lijken geen enkele voorspellende waarde te hebben. De toezichthouder vindt dat zeer opmerkelijk.

Het pleit er volgens de AFM voor om de mogelijkheid van een premiestop goed in te kaderen. Bindend maatwerk met beperkte keuzemogelijkheden voor deelnemers lijkt de beste optie, aldus het onderzoek. Extra waarborgen voor collectieve waardeoverdracht naar buitenland

Met extra waarborgen wil het kabinet voorkomen dat Nederlands pensioengeld naar het buitenland verdwijnt vanwege soepeler toezicht. Zo moet een tweederdemeerderheid van de deelnemers en gepensioneerden straks instemmen met een grensoverschrijdende collectieve waardeoverdracht.

Minister Koolmees van Sociale Zaken heeft hiervoor gisteren een nota van wijziging ingediend bij het wetsvoorstel dat de implementatie regelt van IORP 2, de gewijzigde pensioenfondsenrichtlijn. Een tweede waarborg is dat het kabinet bij algemene maatregel van bestuur extra eisen kan stellen aan grensoverschrijdende waardeoverdrachten, mits daar aanleiding toe is. Dit is aan de orde als pensioenfondsen of bedrijven pensioengeld naar het buitenland willen brengen omdat het toezicht daar soepeler is.

Afgelopen maand bleek dat de dekkingsgraad van het gesloten pensioenfonds Hewitt na verhuizing naar België 11%-punt hoger lag.

In het debat over de implementatie dat gisterenavond plaatsvond in de Tweede Kamer noemde de minister deze verhuizing als één van de redenen voor de wijzigingsnota. Hij merkte daarbij wel op dat er legitieme redenen kunnen zijn voor grensoverschrijdende waardeoverdrachten, met als voorbeeld een multinational die het pensioen van zijn medewerkers in één land bij elkaar wil houden. Hij constateerde verder dat grensoverschrijdend waardeoverdrachten tot nu toe zeer beperkt zijn. ‘Tegelijkertijd zie ik wel dat dit gewoon een opletpunt is voor ons allemaal.’

Over de praktische uitwerking van de wijziging bestaat nog onduidelijkheid. Zo moet een tweederdemeerderheid van de deelnemers die reageren instemmen, maar is er geen minimaal aantal deelnemers dat moet reageren. Ook zijn er vragen over de rol van het verantwoordingsorgaan. Dat lijkt bij de goedkeuring voor waardeoverdracht buiten spel te staan.

Met een amendement wilden Kamerleden (CDA) en Bruins (ChristenUnie) regelen dat grensoverschrijdende waardeoverdrachten alleen mogelijk zijn als de zekerheidsmaatstaf van 97,5% ook in het buitenland wordt waargemaakt. Koolmees ontraadde dit amendement, omdat dit strengere eisen stelt aan buitenlandse dan aan binnenlandse overdrachten.

Pensioenfondsen in 2017 fors rijker in dollars

Het vermogen van de grootste driehonderd pensioenfondsen ter wereld is in 2017 met 15% gestegen tot $18.100 mrd.

Dat blijkt uit de jaarlijkse ranglijst van Willis Towers Watson.

Het is de sterkste stijging sinds 2012, toen WTW begon met de rapporten. De gemiddelde groei over de afgelopen vijf jaar was 5,3%. In 2016 was de stijging 6,1%.

WTW haalt in het rapport ter verklaring de jaarverslagen van de grootste twintig fondsen aan. Deze spreken van een herstel in de wereldwijde economische groei in 2017, en goede rendementen, vooral op aandelen. WTW heeft zelf de achterliggende factoren voor de groei niet onderzocht, laat het bedrijf weten.

Dollarkoers De gedaalde koers van de dollar in 2017, de munt waarin de hele ranglijst is opgesteld, moet ook een voornaam deel van de verklaring vormen. In 2017 steeg de euro in waarde van $1,04 naar $1,20 (momenteel is het $1,17).

In dollars maken de Nederlandse fondsen in de ranglijst daardoor een enorme sprong: zo gaat ABP van $404 md naar $495 mrd en PFZW van $196 mrd naar $236 mrd.

Dat zijn stijgingen van rond 20%, meer dan het gemiddelde in het WTW- onderzoek. In eurotermen boekten de fondsen in 2017 echter ‘slechts’ 7,6% en 5,1% rendement, respectievelijk.

Ook munten als de Noorse Kroon en Zuid-Koreaanse Won (met grote fondsen in de top driehonderd) stegen in 2017 ten opzichte van de dollar.

Beleggingsmix: meer aandelen

De gewogen gemiddelde beleggingsmix van de twintig grootste fondsen verschoof verder richting aandelen. In 2017 zat 46,3% van de beleggingen in aandelen, tegen 44,2% in 2016 en 43,3% in 2015. Obligaties werden verkocht. Zij besloegen in 2017 nog 36,1% van de portfolio, tegen 37,2% in 2016 en 40,0% in 2015.

Amerikaanse fondsen zitten veel in aandelen (48%) en alternatives & cash (35%). Europese fondsen hebben nog meer aandelen (53%), maar veel minder alternatives (14%). Aziatische fondsen hebben de minste aandelen (41%) en nauwelijks alternatieve beleggen (7%). Zij zitten voor 53% in obligaties.

DC groeit

De groei van dc ten opzichte van DB gaat voort, maar dit gaat wel langzaam. Db ging van 66,8% (2014) en 65,5% (2016) naar 64,7% van het vermogen in het laatste onderzoek. DC steeg van 21,2% via 22,2% naar 22,7%.

Nederland op plek drie

De top driehonderd bestaat grotendeels uit Amerikaanse fondsen: 133 stuks, met 37% van het vermogen. Daarna komt Japan (zeventien fondsen, 12%) en Nederland (twaalf fondsen in de top driehonderd, 6,7% van het vermogen).

Het grootste fonds in de ranking is het Japanse staatspensioenfonds ($1444 mrd), gevolgd door het Noorse staatsfonds ($1063 mrd), het nationale pensioenfonds van Zuid-Korea ($583 mrd) en de Federal Retirement Thrift uit de VS ($531 mrd). De grootste Nederlandse fondsen staan op plek vijf (ABP, $495 mrd), tien (PFZW) en 39 (PMT).

‘Brexit geen gezonde ontwikkeling voor Nederlandse pensioensector’

PensionsEurope-voorzitter Janwillem Bouma maakt zich zorgen over de effecten van de Brexit op de Europese pensioensector.

Dat zegt hij in een interview dat morgen verschijnt in Pensioen Pro Magazine. ‘Als Groot- Brittannië uit de EU vertrekt, dan blijft Nederland als enig land over met een grote tweede pijler. Dat lijkt me geen gezonde ontwikkeling.’

Bouma verwacht niet dat dat tot nadelige wetgeving zal leiden voor de Nederlandse pensioensector. ‘We hebben nu last van de lage rente, maar die blijft niet eeuwig. En het risico dat de Europese schulden worden weggeïnflateerd waardoor ons pensioenvermogen daalt, lijkt me nu ook niet echt reëel.’

Bouma is eveneens bezorgd over de negatieve effecten van een Brexit op de beleggingsindustrie. ‘Als de Brexit doorgaat, is het allerbelangrijkste dat er duidelijke afspraken komen. Dat er goede toegang tot de financiële markten blijft, dat financiële dienstverleners voor pensioenfondsen kunnen blijven werken, dat derivaten in Londen kunnen worden gecleared. Dat is voor beleggers zoals pensioenfondsen erg belangrijk.’

In het interview gaat Bouma in op de successen van de Europese pensioenlobby en op het feit dat in de meeste Europese landen veel te weinig is gespaard om ouderen een goed pensioen te bieden. ‘De afgelopen tijd ging de discussie in Europa vooral over de houdbaarheid van bestaande omslagsystemen. De Europese Commissie is bezorgd over het effect daarvan op de begrotingen van de lidstaten. Nu blijkt dat die begrotingen op zich houdbaar zijn, maar het probleem is dat dan de pensioenen ontoereikend zijn. Aan de adequaatheid van de pensioenen is te weinig gedaan.’

Een nieuwe ‘high level expert group’ moet de Europese Commissie adviseren over hoe de pensioenen in Europa omhoog kunnen, zodat ze een adequate oudedagsvoorziening vormen. De expert group kwam deze maand voor het eerst bij elkaar.

Ballast Nedam hevelt opgebouwde pensioenen over naar Stap

Pensioenfonds Ballast Nedam wil de opgebouwde pensioenen overdragen aan apf Stap., waar het een eigen kring krijgt. Het fonds moet hiervoor nog wel goedkeuring krijgen van DNB.

Dat meldt Ballast Nedam Pensioenfonds (BNPF) op zijn website. Eerder meldde Pensioen Pro al dat het fonds op zoek was naar een partij om de opgebouwde pensioenen bij onder te brengen. De werkgever had de overeenkomst met het pensioenfonds per 1 januari 2019 opgezegd. Als de plannen voor waardeoverdracht doorgaan, dan wordt het fonds volgend jaar opgeheven.

In 2016 bracht Ballast Nedam de toekomstige opbouw in de basisregeling al onder bij bpf Bouw. Naast het beheer van de reeds opgebouwde pensioenen, voerde het pensioenfonds ook de excedentregeling uit. Voorzitter Dick Vis laat weten dat sociale partners op dit moment onderhandelen over de excedentregeling.

PGB was tot het laatste moment kandidaat om de opgebouwde pensioenen bij onder te brengen. Vis laat weten dat PGB uiteindelijk afviel, onder andere vanwege het verschil in risicohouding tussen beide fondsen. ‘Deelnemers van Ballast Nedam zijn bereid minder risico te nemen dat de deelnemers bij PGB. Dat heeft te maken met kortingen die ons pensioenfonds heeft moeten doorvoeren in het verleden.’

Het behoud van eigen identiteit in een besloten apf-kring speelde ook een rol. Of een overstap naar Stap duurder of juist goedkoper is dan naar PGB kan de voorzitter niet zeggen. Naast Stap was ook nog een ander apf in de running om de opgebouwde pensioenen van BNPF binnen te slepen. Stap is het apf van Aegon en TKP.

Het verantwoordingsorgaan (vo) en de raad van toezicht van BNPF hebben inmiddels hun steun uitgesproken voor de collectieve waardeoverdracht naar Stap. De zetels in het belanghebbendenorgaan bij Stap zullen worden ingevuld door het huidige bestuur van BNPF en een aantal leden van het vo. Kandidaten gepensioneerdenvereniging winnen verkiezingen BPL

De twee kandidaten van gepensioneerdenvereniging Mijn Landbouw Pensioen hebben de meeste stemmen gekregen bij de verkiezingen voor bestuurders namens gepensioneerden bij BPL Pensioen.

Dat heeft het pensioenfonds bekend gemaakt op zijn website. Het gaat om Arthur Theunissen en Ronald Zwijnenburg. Beiden waren kandidaat namens gepensioneerdenvereniging Mijn Landbouw Pensioen, Theunissen voor het aandachtsgebied integraal risicomanagement en audit, Zwijnenburg voor communicatie, pensioenbeheer en juridische zaken.

Het betekent dat er twee leden in het bestuur komen van een vereniging die afgelopen jaar drie keer tegenover het pensioenfonds stond bij de rechter. Eerst voor het afdwingen van een verkiezingen voor twee in plaats van één bestuurder en daarna twee keer over de kandidatuur van Theunissen. BPL wilde hem niet op de kandidatenlijst zetten, maar zowel de kantonrechter in Utrecht als het gerechtshof in Arnhem vond de argumenten die het fonds aanvoerde onvoldoende zwaarwegend.

Constructieve samenwerking In een reactie zegt Theunissen dat hij vooral vooruit wil kijken. ‘Het is duidelijk dat er lastige periode is geweest. Het is jammer dat het zo is gelopen, maar de blik is nu gericht op een constructieve samenwerking in de toekomst.’ Hij heeft er vertrouwen in dat dit gaat lukken, ook omdat de overige bestuurders van BPL professionals zijn die het boek zullen willen sluiten.

Theunissen is blij dat Zwijnenburg en hij het vertrouwen hebben gekregen van de gepensioneerden. ‘BPL is één van de grotere pensioenfondsen van Nederland, met efficiënte uitvoering.’

Aspirant-bestuurder

Volgens het verkiezingsreglement is het bedoeling dat de gekozen kandidaten eerst maximaal een half jaar meedraaien als aspirant- bestuurder. ‘In deze periode stelt het bestuur de geschiktheid vast en toetst de Raad van toezicht of de aspirant-bestuurder voldoet aan het functieprofiel’, zo staat in het reglement. Als die test positief uitvalt, dan volgt de formele voordracht aan DNB. MLP verwacht niet dat zich op dit punt voor beide gekozen kandidaten een probleem zal voordoen.

Ná de benoeming bestaat het bestuur uit dertien leden: vijf namens de werkgevers, vier namens de werknemers, twee namens gepensioneerden en twee onafhankelijke bestuurders. De leeftijden variëren van 32 tot 66.

Het pensioenfonds was de afgelopen dagen niet bereikbaar voor een reactie. Daarom is onder meer onduidelijk hoe hoog de opkomst was en hoe de stemmen tussen de kandidaten waren verdeeld. Veertigduizend pensioenen PME te laat uitbetaald

Bij pensioenfonds Metalektro zijn maandag veertigduizend pensioenen per abuis niet uitbetaald. Het incident werd een dag later hersteld. Woordvoerders van PME en MN kunnen zich niet herinneren dat iets dergelijks eerder gebeurde.

Het fonds bevestigt het incident na berichtgeving op dinsdag in onder meer de Telegraaf en AD.

Volgens PME, dat in totaal 167.000 gepensioneerden heeft, is er iets misgelopen met het versturen van een ‘batch’, een bestand met betalingsgegevens, door MN aan bank ING. Die is ‘blijven hangen’, meldt woordvoerder Ellen van Amersfoort.

Daardoor werden de uitkeringen uit dat bestand niet overgeboekt op de vaste betaaldag van PME, namelijk de 24e van de maand. Dat leidde tot de nodige verontruste telefoontjes van deelnemers. PME laat weten dat de betrokken deelnemers een dag later (de 25e) alsnog hun pensioen hebben ontvangen.

Het fonds weet nog niet exact wat er is misgegaan. ‘De prioriteit heeft in eerste instantie gelegen bij het snel alsnog uitbetalen van de betrokken pensioenen. Nu gaan we precies uitzoeken waar de betaling misging. We willen het graag weten, want het mag niet opnieuw voorkomen’, aldus Van Amersfoort.

Van Amersfoort, sinds 2013 actief bij MN en PME, kan zich niet herinneren dat er eerder problemen waren met een te late uitbetaling door PME. ‘We zijn met de betalingen altijd zeer consciëntieus.’

Ook bij MN kan woordvoerder Michiel Cleij, ook vijf jaar werkzaam daar, zich geen eerdere incidenten herinneren, ook niet bij de andere klanten van de uitvoerder. ‘Er zitten diverse controles op het proces. Tevoren worden alle gegevens gecheckt en achteraf hebben we ook een overzicht van de betalingen en of ze geslaagd zijn. Daarop was deze fout dinsdagochtend al te zien. Rond dezelfde tijd krijg je dat dan natuurlijk ook al via deelnemers te horen.’

Voor zover bekend komen problemen met uitbetalingen in het algemeen weinig voor bij pensioenfondsen. Administratieproblemen gaan vaker over verkeerde toekenning van rechten, te laat verstuurde start- en stopbrieven, of fouten in de facturen, zo leer een zoektocht in de archieven van Pensioen Pro. Kostenserie | Veel variatie en weinig openheid bij bestuurskosten

Vast of per vergadering, vervangingswaarde of markttarief. De vergoedingen die pensioenfondsen betalen aan hun bestuurders lopen sterk uiteen. Slechts de helft van de fondsen rapporteert over de bestuurskosten.

Oud-politicus Roos Vermeij is sinds een jaar een van de drie uitvoerende bestuurders van PME, het pensioenfonds van de metalektro. Vermeij was jarenlang pensioenwoordvoerder voor de PvdA in de Tweede Kamer. Met de overstap naar de pensioensector ging zij er financieel behoorlijk op vooruit. Als Kamerlid kreeg ze iets meer dan €100.000 per jaar. Bij PME was dat afgelopen jaar voor de vijf maanden augustus tot en met december €70.175; €168.400 op jaarbasis.

Overigens krijgen haar collega- uitvoerend bestuurders, Eric Uijen en Marcel Andringa, een nog hogere vergoeding voor hun werk, namelijk €240.000. De hoogte van de vergoedingen bij het metaalfonds is een uitzondering. Geen enkel ander fonds meldt zulke hoge vergoedingen voor bestuurders. Vergelijkbare salarissen zijn er wel voor de directeuren van ABP en PFZW, Nicole Beuken en Peter Borgdorff.

Vermeij krijgt ook meer dan Corien Wortmann, bestuursvoorzitter van ABP, het grootste Nederlandse pensioenfonds. In 2017 kreeg

Wortmann €130.000 voor een vierdaagse werkweek, omgerekend naar vijf dagen is dat €162.500. Ook de vergoeding voor de bestuursvoorzitter van PFZW, in omvang het tweede pensioenfonds, ligt lager dan de bedragen die PME betaalt aan zijn uitvoerende bestuurders. Carla Moonen krijgt €120.000 per jaar.

Vervangingswaarde

Vermeij verdient meer dan de voorzitters van de grootste twee fondsen omdat ze uitvoerend bestuurder is. Die krijgen in de regel een hogere vergoeding dan niet- uitvoerend bestuurders. PME geeft deze bestuurders een marktopslag. De beloning wordt bepaald aan de hand van het functieprofiel en marktconformiteit, aldus een toelichting. ‘Als pensioenfonds begeven we ons in de financiële wereld. Bij de hoogte van de beloningen wordt hiermee rekening gehouden’, aldus een woordvoerder van PME.

Ook de onafhankelijk voorzitter van het PME-bestuur, Frans Briët, krijgt een opslag. In zijn geval is dat 20% bovenop de norm van €152.390 voor voltijdsbestuurders die PME in 2017 hanteerde. De reden: een grotere verantwoordelijkheid en een hoger afbreukrisico. Opslag voor een voorzitter is gebruikelijk, ook Wortmann en Moonen krijgen meer dan hun collega- bestuurders. Bij andere fondsen die de vergoeding aan het bestuur uitsplitsen, is hetzelfde beeld te zien. Zo krijgt de voorzitter van PMT €45.000 bovenop de vergoeding voor een bestuurslid van €41.000.

In het verleden waren er normen voor de vergoeding aan bestuurders, inclusief bedragen. De Pensioenfederatie deed in 2011 twee suggesties aan pensioenfondsen. Ze konden een gespecialiseerd bureau inhuren om de zwaarte van de bestuursfunctie vast te stellen of uitgaan van een vervangingswaarde. Dat bedrag was gebaseerd op de totale werkgeverslasten die de vakbond zou hebben voor pensioenbestuursleden namens werknemers. De federatie hanteerde drie niveaus, afhankelijk van de grootte van het bedrijfstakpensioenfonds. €140.000 voor een fulltime bestuurder bij een groot bedrijfstakpensioenfonds, €125.000 voor een middelgroot en €100.000 voor een klein fonds.

Eisen omhoog

Voor beroepspensioenfondsen ligt het tarief dat in de beroepsgroep gebruikelijk is voor de hand, aldus dezelfde aanbeveling. Verder is het redelijk om de voorzitter een extra vergoeding te geven, net als leden van het dagelijks bestuur. Ook lidmaatschap van een commissie kan reden zijn voor een hogere vergoeding.

Ondernemingspensioenfondsen komen in de aanbevelingen niet aan bod, omdat de bestuurders daar meestal in dienst zijn van de onderneming. Zij staan gewoon op de loonlijst en krijgen geen aparte vergoeding voor hun bestuurswerk. Onderzoek uit 2014 van Jean- Louis d’Hooghe en Paulien Siegman naar de beloning bij ondernemingspensioenfondsen bevestigt dit beeld. Bij 24 van de 27 onderzochte fondsen kregen bestuurders geen vergoeding als ze in dienst waren, vertelt d’Hooghe.

De Pensioenfederatie heeft de vervangingswaarde met een concreet bedrag in 2014 laten vallen. ‘Sinds 2011 is er veel veranderd in de pensioenwereld en ook in de wereld waarin pensioenfondsen hun werk doen’, laat een woordvoerder weten. Daarnaast volgen veranderingen in wet- en regelgeving elkaar steeds sneller op. Die factoren samen maken dat de eisen aan het bestuur omhoog gaan. Verder komen tegenwoordig meer bestuurders van buiten de traditionele pool van werkgevers en werknemers, met dank aan de komst van meerdere bestuursmodellen. Verwijzing naar één vergoeding vindt de Pensioenfederatie daarom niet meer passend. Het uitgangspunt moet zijn dat de vergoeding in redelijke verhouding staat tot het tijdsbeslag en de verantwoordelijkheid van de functie. Ook moet het beloningsbeleid beheerst zijn en passen bij de doelstellingen van het pensioenfonds.

Afgerond

Toch nemen veel fondsen de vervangingswaarde nog steeds als uitgangspunt voor hun beloningsbeleid. Dit geldt onder meer voor VLEP, het bpf voor Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees. Het fonds heeft zijn beloningsbeleid in september 2017 opnieuw vastgesteld, op basis van de norm uit 2011.

Het fonds voor de Waterbouw baseerde afgelopen jaar de vergoeding eveneens op de bedragen uit 2011: bestuurders krijgen €25.000, de voorzitter €37.500, respectievelijk de vergoeding voor één of anderhalve dag in de week werk bij een middelgroot bpf. Het tijdsbeslag past bij de norm voor het besturen van een klein pensioenfonds van DNB. Klein zijn in dit geval alle fondsen met minder dan €10 mrd onder beheer. Alle andere fondsen zijn groot en daar veronderstelt DNB dubbel zoveel inzet in tijd. Aan de hand van deze VTE (voltijds equivalent) norm bepaalt DNB of een bestuurder benoembaar is bij een fonds.

Het Bakkerspensioenfonds is nog een fonds dat de vervangingswaarde als ijkpunt neemt, maar in tegenstelling tot VLEP en Waterbouw komt het fonds uit op hogere bedragen. Het fonds heeft gekeken naar andere fondsen waarvan de beloningen bekend zijn en komt zo op een bedrag tussen €25.000 en €40.000 per jaar voor één dag werk in de week. Het bestuur heeft de bedragen gemiddeld en die vervolgens naar beneden afgerond. Het komt zo op €30.000 voor een gewoon bestuurslid en €45.000 voor de voorzitter.

Geheimzinnig

Openheid over de kosten voor het bestuur is geen vanzelfsprekendheid. Onderzoeksbureau TPRA concludeerde in onderzoek vorig jaar dat de helft van de pensioenfondsen géén informatie geeft over de vergoedingen aan bestuurders. Van de 213 onderzochte fondsen gaven er slechts 105 informatie. Van ondernemingspensioenfondsen is dit nog wel te begrijpen, vindt het bureau. Daar staan bestuurders immers meestal gewoon op de loonlijst. Van bedrijfstakfondsen is dit moeilijker te verklaren.

Het grootste bpf dat geheimzinnig doet, is PGB, zo blijkt uit het onderzoek. Dat ging over 2016, maar PGB geeft over 2017 niet meer informatie prijs. Het fonds meldt alleen dat de dagvergoeding voor alle bestuursleden vanaf 2017 omhoog gaat naar €950 en dat de kosten voor bestuur en bestuursbureau samen in 2017 €1,3 mln waren. In 2016 was dit nog €1,2 mln. Oorzaak van de stijging: de verhoging van de dagvergoeding. Die was sinds 2011 niet meer aangepast.

Detailhandel was in 2016 evenmin scheutig met informatie. Het rapporteerde alleen de totale bestuurskosten (€1,06 mln). In dit bedrag zitten ook de kosten voor leden van het verantwoordingsorgaan en de raad van toezicht. Over afgelopen jaar geeft Detailhandel wél aan hoeveel een bestuurder verdient: €14.000 per dagdeel per jaar. Dat bedrag is precies te herleiden tot de norm uit 2011 van €140.000 voor een groot bpf. De totale bestuurskosten bedroegen in 2017 €1,14 mln.

Volgens TPRA betalen fondsen in veel gevallen een vergoeding die lager ligt dan de norm uit 2011. Als fondsen meer betalen, dan is dat vooral aan externe experts.

Wrang

In veruit de meeste gevallen krijgen bestuurders een vaste vergoeding voor hun werk. Dat was in het verleden minder vanzelfsprekend. Zo ontstond eind 2012 ophef over de sterke stijging van de vergoedingen voor bestuurders. De reden: onderzoek van het FD onder de grootste twintig fondsen had uitgewezen dat de bestuurskosten daar tussen 2008 en 2011 met 61% waren gestegen. Een belangrijke oorzaak was de toename van het aantal vergaderingen vanwege de financiële crisis en de gevolgen daarvan voor pensioenfondsen. ‘Een hoger aantal vergaderingen leidt bij vacatievergoeding per vergadering automatisch tot hogere kosten’, aldus toenmalig staatssecretaris Klijnsma in antwoord op Kamervragen over de kwestie. ‘Bij de grootste ondernemingspensioenfondsen, waar de bestuursleden overigens in de regel niet per vergadering worden betaald, is er sprake van geen of een zeer beperkte stijging over de afgelopen jaren.’

Voor ABP was de kostenstijging van 46% aanleiding om bestuurders niet meer te betalen per overleg, maar over te stappen op een vaste vergoeding. Het onderzoek van TPRA laat zien dat dit het meest gangbaar is. Bijna driekwart van de fondsen kent alleen een vaste vergoeding toe. Een kleine 20% werkt met variabele beloningen en de rest combineert vast en variabel.

De meeste bestuurders krijgen dus niet meer betaald als zij vaker vergaderen. Het kan er toe leiden dat – omgerekend naar uurloon – leden van een verantwoordingsorgaan beter betaald krijgen dan bestuurders. Dit om de simpele reden dat de meeste fondsen voor hun verantwoordingsorgaan wel werken met een vacatievergoeding. Zij krijgen betaald per vergadering. Het is wat wrang, omdat het verantwoordingsorgaan geen verantwoordelijkheid draagt voor het beleid.

Specifieke taken

Van de grote vijf bpf’en kent alleen Bpf Bouw op dit moment nog vacatiegeld voor bestuursleden. De onafhankelijk deskundigen in het bestuur krijgen wel een vaste vergoeding. Uit het jaarverslag valt niet op te maken hoe hoog die is. Voor het vacatiegeld sluit Bouw aan bij de regeling van de SER: €410 voor een vergadering van 1 tot 3 uur. TPRA heeft uitgerekend dat fondsen die bestuurders variabel belonen volgens de SER-regeling in de regel duurder uit zijn dan met een vaste vergoeding.

TPRA probeert zo goed en zo kwaad als dat kan de beloningen van bestuurders te vergelijken, vertelt analist Michaël Deinema. Maar de bedragen die fondsen betalen zijn vaak lastig te vergelijken, als ze al openheid van zaken geven. Een moeilijkheid is bovendien dat gepensioneerde bestuurders vaak een lagere vergoeding krijgen voor hun werk dan anderen, maar dat fondsen daar amper over rapporteren. Ook is vaak onduidelijk hoeveel tijd een bestuurder besteedt: valt dit binnen de VTE-norm van DNB? D’Hooghe constateert dat de tijdsbesteding niet goed wordt gemeten.

‘En de hoogte van een vergoeding zegt niet zoveel als onduidelijk is welke taken een bestuurder precies uitvoert’, zegt Deinema. Als bestuurders zelf veel specifieke taken op zich nemen, dan kan dat reden zijn voor een hogere beloning.

Over 2016 komt TPRA op een gemiddelde vergoeding voor het totale bestuur van €115.000 voor een ondernemingspensioenfonds en €422.000 voor een bpf.

Van de totale kosten zijn deze beloningen maar een klein deel: bij ABP is dit nog geen procent van de pensioenbeheerkosten en veel minder dan een promille van alle kosten. Bij kleinere fondsen is dit percentage vanzelfsprekend hoger, maar ook daar vallen ze in het niet bij de overige kosten.

Algemene kosten

Volgens het Besluit uitvoering Pensioenwet vallen bestuurskosten onder pensioenbeheer. Maar fondsen kunnen daarvan afwijken. De Pensioenfederatie raadt fondsen aan zelf een toerekening te maken en die schatting in het jaarverslag te onderbouwen. PME rekent bijvoorbeeld de ene helft van de kosten voor bestuurders en bestuursbureau toe aan pensioenbeheerkosten en de andere aan vermogensbeheer. Bpf Bouw heeft dat afgelopen jaar ook gedaan; eerst was de verdeling daar twee derde pensioenbeheer en een derde vermogensbeheer. Dankzij de nieuwe verdeling kwamen de kosten per deelnemer uit op €100 in plaats van €103. Vakbond vergrijst sneller dan bevolking

Vakbonden hebben het moeilijk. De FNV, de grootste Nederlandse vakbond, wordt niet alleen vaker gepasseerd bij het afsluiten van een cao, maar moet ook eigen werknemers ontslaan omdat de inkomsten onder druk staan.

Dit laatste komt mede doordat de vakbond sterk vergrijst. Deze groep betaalt namelijk minder contributie dan werkende leden. Volgens onderzoek van demografisch instituut Nidi zijn de ledenbestanden van de vakbonden, en vooral die van de FNV, veel sterker vergrijsd dan de werkzame beroepsbevolking. Hierdoor worden werkenden vertegenwoordigd door een vakbond die steeds minder representatief is.

Uit het verloop van het ledenbestand van FNV is de vergrijzing duidelijk te zien. Het aandeel leden tot 45 jaar is sinds 1999 afgenomen van de helft tot een kwart van het totaal. Het aandeel jongeren tot 25 jaar is zelfs gehalveerd. Daar staat tegenover dat gepensioneerden een steeds groter deel uitmaken van het ledenbestand. Het aandeel 65-plusser nam vanaf 1999 toe van 9% naar 21%.

Het stijgende aandeel gepensioneerden heeft een directe invloed op de inkomsten van de vakbonden. Gepensioneerden betalen minder contributie, in sommige gevallen zelfs de helft van de werkende leden. Daar komt nog bij dat het aantal vakbondsleden de afgelopen jaren is afgenomen. Zo daalde het ledenbestand van de FNV de afgelopen tien jaar met 10% en die van vakcentrale CNV zelfs met meer dan 20%. Zelfs de oudjes 'staken mee' bij Akzo Sassenheim

Hendrik Pieter van Tongeren is 82 jaar. Hij voegde zich dinsdag bij de stakers op de parkeerplaats van de AkzoNobel Sikkens-fabriek in Sassenheim. De productie op de Zuid- Hollandse vestiging voor autoreparatielakken, vliegtuig- en jachtcoatings, ligt voor 48 uur vrijwel stil.

Sassenheim is één van de locaties in een estafettestaking deze week bij het AkzoNobel- concern. Maandag beet Wapenveld het spits af en donderdag volgen Hengelo en Arnhem. En ook in de Botlek bij Akzo's chloorbedrijf MEB broeit het, zeggen kaderleden van FNV Procesindustrie in Sassenheim.

Vijfentwintig jaar geleden ging Van Tongeren, kranig en klein van stuk, met de vut, op 57,5 jarige leeftijd. Het is zijn eerste keer dat hij 'meedoet'. Hij werkte 25 jaar bij Akzo, als hoofd laboratorium in de kunstharsfabriek in Katwijk, daarna in Bergen op Zoom, Wapenveld en op het (toenmalige) hoofdkantoor in Arnhem.

Zijn pensioen is de afgelopen tien jaar in waarde verminderd. Met 14%, omdat het bedrijfspensioenfonds nauwelijks kon indexeren wegens een tekort. Hij moet zijn levensstandaard wat aanpassen. Dat voelt 'niet eerlijk'. 'Ik heb mijn huis in Dieren moeten inruilen voor een appartement hier in de buurt.'

Akzo kan niet bijstorten

Van Tongeren is één van de enkele tientallen gepensioneerden die dinsdag naar Sassenheim is gekomen. Zij luisteren naar Gerard van Stein, bestuurslid van de Vereniging van Gepensioneerden AkzoNobel, die de actievoerders hartstochtelijk toespreekt. Samen met AkzoNobel Pensioenfonds en de vakbonden van FNV, CNV en VMHP eisen de gepensioneerden een herstel van een welvaartsvast bedrijfspensioen. Eerder dit jaar vroegen zij AkzoNobel een bijstorting van €400 mln.

Maar AkzoNobel zegt niet te kunnen bijstorten. Het pensioenfonds is in 2005 met instemming van de bonden verzelfstandigd. Afgesproken is dat Akzo het pensioen niet meer garandeert ('defined benefit'), maar alleen zorgdraagt voor een vaste premie-inleg ('defined contribution'). Een extra bijdrage kan boekhoudkundig niet volgens de door Akzo geraadpleegde deskundigen. 'Ze verschuilen zich achter die boekhoudmethoden', zegt Stein, vóór zijn pensionering nog lid van de directie AkzoNobel Nederland.

Terwijl AkzoNobel al in april snel een nieuwe cao wilde afsluiten, wilden de bonden eerst toezeggingen over het pensioenfonds. Een ultimatum van de bonden leidde in juli al tot een eerste reeks van 24-uursstakingen. Informeel overleg tot eind vorige week heeft niets opgeleverd. De eis van €400 miljoen is niet meer in steen gehouwen, aldus bestuurder Arthur Bot van CNV Vakmensen. 'Die eis is niet meer hard. Maar de pensioenkwestie is geen wisselgeld. Dat welvaartsvaste pensioen kan ook via andere manieren, bijvoorbeeld via een hogere werkgeverspremie.'

Extreem beschermend

In de ochtend hebben zich zo'n tweehonderd werknemers, bondsleden en niet- leden, op de parkeerplaats verzameld. Vlaggen van de FNV wapperen fier naast die van AkzoNobel Sikkens. Opgesteld tussen vier speakers in de laadbak van een - rode - vrachtwagen roept FNV-voorzitter Han Buskers de actievoerders op hun stem letterlijk te laten horen. Hij begint: 'Actie, actie, actie..'.

Het vertrouwen in het management van AkzoNobel is bij de actievoerders tot een nulpunt gedaald. Een werknemer wijst cynisch op het logo op de voorkant van de fabriek. AkzoNobel Sikkens 'Extreem beschermend'.

'We zijn geen onruststokers', zegt een werknemer. 'Maar de maat is vol. Het pensioen, de werkdruk.' Een werknemer van de Albastine Buitendienst: 'Steeds meer vergoedingen zijn er afgelopen jaren geschrapt. En twee jaar terug zou ons elf vrije dagen zijn afgenomen, als we ons niet hadden verzet.'