Hoofdstuk 6 Geschiedenis Zwart-Wit ’28
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Hoofdstuk 6 Geschiedenis Zwart-Wit ’28 door Jan Sintemaartensdijk 6.1 Zoeken naar de oorsprong ‘Zwart-Wit, de club met eigen sfeer en pit’. Dat is een regel uit het clublied dat zo’n dertig of veertig jaar gele- den geschreven werd. Het was raak geformuleerd.Vooral die eigen sfeer. Die was moeilijk te omschrijven, maar was er ongetwijfeld. En even zeker was die sfeer de motor achter de grote successen op allerlei terrein. Zwart-Wit was anders dan de meeste andere voetbalclubs in de regio. Dat juist de organisatorische kracht, beslist het sterkste punt van de vereniging, uiteindelijk tot de ondergang zou leiden, had niemand ooit kunnen denken. Die gedachte maakt weemoedig en bitter.Vandaar dat het ook goed is om met enige trots nog eens alles wat er is gebeurd op een rijtje te zetten. Toen in 1978 de club een halve eeuw bestond, is er een poging gedaan om de geschiedenis van de club vast te leg- gen.Tussen de weinige vooroorlogse bezittingen van de club zat een foto uit de twintiger jaren. Ons oudste bezit. Er staan jongens op met keurig geknipte haren in het bekende Zwart-Wit-shirt. Het plaatje maakte me nieuwsgierig. Wie waren die jongens? Wat bezielde hen om een voetbalclub op te richten? Niet alleen een zaterdagclub, maar zelfs een christelijke voetbalvereniging? De jongens op die foto zagen er jong genoeg uit om na 50 jaar een aantal van hen nog terug te kunnen vinden. Het bleek een geluk dat we in 1978 zijn gaan zoeken. Het was op het nippertje.Want juist uit de beginperiode was er niets op papier bewaard gebleven. Het oudste boek met notulen van bestuursvergaderingen begon ergens in 1934, zes jaar te laat voor een geschiedschrijver. Maar achterin het boek lag een los velletje papier met daarop in zes zinnen een verslag van een bestuursvergadering op 17 maart 1933. De laatste regels boden voldoende houvast voor het onderzoek. Daarin stonden de namen van zes bestuursleden. Bij navraag bleken er inmiddels vier van hen over- leden te zijn, maar uiteindelijk vonden we de andere twee.Via hen kwamen we op het spoor van nog een aantal men- sen die het prille begin hadden meegemaakt. Hun verhalen leverden een beeld op van het ontstaan van de R.C.V.V. Zwart-Wit ’28. Het meest verrassende in hun relaas was dat ze in het oprichtingsjaar 1928 al minstens een paar jaar lid waren van Zwart-Wit. Uit hun verhaal kwam naar voren hoe dat mogelijk was. Hun geschiedenis vormt het begin van de histo- rie van het jongensclubje dat uitgroeide tot landskampioen bij de amateurs. Zwart-Wit omstreeks 1928 Boven v.l.n.r: Gerrit van der Sluys, Jan Hoogerwerf, Wim Baten, Hans Stuy, Henk Hoogerwerf, Maarten Groenenboom, Nico Lagendijk Midden:Arnold Koppelaar, Jaap de Waard,Izak Groenewegen Onder: Henk van Oorschot, Wim van den Heuvel, Pauw Koppelaar van kampioen tot buitenspel hoofdstuk 6 - 33 6.2 De eerste jaren (periode 1928-1945) Is sport een verantwoorde bezigheid? ‘Op de rechter Maasoever wonen de Rotterdammers, aan de overkant wonen alleen maar boeren’. Zo werd het in de vooroorlogse jaren vaak gesteld. Dat was natuurlijk sterk overtrokken. Met name Feyenoord, Hillesluis en de Afrikaanderbuurt waren typisch wijken van een grote stad. En juist in de twintiger jaren was Zuid zich sterk aan het uitbreiden. Bloemhof en Vreewijk ontstonden en tot aan de Dordtsestraatweg werd er stevig gebouwd. Daar hield plotseling Rotterdam op. Ineens stond je er temidden van bouw- en weilanden. Er waren geen straten meer, maar dijken met boerderijen en huisjes. Een totaal andere wereld. Dat sloeg niet alleen op het landschap. Het betrof ook de mensen die er woonden. Het waren merendeels wat we nu behoudende mensen zouden noemen. Trouwe kerkgangers, voor het merendeel Hervormd, die zondags twee maal met het hele gezin naar de ‘Nieuwe Kerk’ togen.Te voet uiteraard, omdat zelfs fietsen op de rustdag niet door iedereen aanvaardbaar werd geacht. Sport kwam in de gedachten van de ouderen onder hen niet voor.‘Sport is doel- loos en wereldgelijkvormig’ werd in de kerken vaak gesteld. Daar sloot de meerderheid zich bij aan. Dat juist in deze buurt zich het terrein van Feyenoord bevond, met meestal duizenden toeschouwers, deed aan die mening weinig afbreuk. Juist dat zondagse spektakel maakte de afstand die men voelde met voetbal alleen maar groter. De houding van de ouders was natuurlijk van invloed op hun kinderen. Op zondag stiekem naar Feyenoord deed slechts een enke- ling. Maar voetbal was bij de jeugd niet alleen volledig geaccepteerd, het was een passie. Met andere vormen van ontspanning waren ze niet bepaald verwend, zeker niet in georganiseerde vorm. Een hoogtepunt vormden op zaterdag de ‘conversatie-avonden’ in de kerk, waar men kon sjoelen, dammen of domino- spelen. Die avonden vormden een onderdeel van het werk van de C.J.M.V.Timotheus. Die vereniging noemen we hier niet zomaar. Het was het trefpunt van de kerkelijke jeugd, die ook bijeenkwam op de jongensclub van de zon- dag en als ze wat ouder werden op de jongelingsvereniging. Ze luisterden er naar bijbelverhalen en leerden er zelf een onderwerp behandelen en ook het maken van notulen van de bijeenkomsten. Omdat het meest jongens betrof van wie de schoolopleiding maar kort had geduurd, mag men er rustig van uitgaan dat veel van de organisatorische kracht van Zwart-Wit in de beginperiode te danken is aan wat ze op die CJMV hadden geleerd. In hun vrije tijd kwamen de jongens van die vereniging bij elkaar om te voetballen. Eerst speelden ze wat onder elkaar in een boomgaard. Door de laaghangende takken was dat niet zo’n succes, ook al was de vreugde er niet min- der om. Het werd een stuk beter toen ze van boer Vaandrager een stuk weiland aan de Korperweg mochten egalise- ren. Het was een heel karwei, maar als ze de koeien er hadden afgejaagd, waren ze wat trots op hun veld, ondanks het steeds weer moeten opruimen van de koeienstront. Ze konden nu ook wedstrijdjes spelen tegen andere CJMV’s of tegen buurtclubjes uit de omgeving. Spelmoment uit de wedstrijd Zwart-Wit – V.V.O. op 2e pinksterdag 1929, gespeeld op het terrein van de Ernst Sillemhoeve te Lage Vuursche van kampioen tot buitenspel hoofdstuk 6 - 34 Na enig speurwerk vonden we een van de mensen die in 1933 als bestuurslid werden genoemd. Piet Groeneweg ontving ons graag in Prinsenbeek en vertelde over die beginjaren. We waren allemaal jongens van een jaar of 14. Behalve Izak Groenewegen. Die was een paar jaar ouder. Een geboren aan- voerder was dat.Hij had een natuurlijk overwicht op de rest.En verder waren er natuurlijk Wim van den Heuvel,Wim Baten, Wim Hoogerwerf,Henk van Oorschot,Pleun Nuis,Toob Monster en Hans Stuy.Ik begrijp ook wel waarom Zwart-Wit al een paar jaar bestond voor de officiële oprichtingsdatum van 1 mei 1928. Die dag is gekozen omdat we ons toen hebben aan- gesloten bij de Christelijke Voetbalbond.Toen werd alles veel officiëler.We kregen daarna ook wel mensen van buiten de CJMV die mee wilden doen. Daar waren we blij mee, want we werkten allemaal nog op zaterdag en het was een hele toer om een elftal compleet te krijgen. Ergens in Vreewijk troffen we Jaap de Waard aan, ook een lid uit die tijd: Hij wist nog: Het was in die dagen niet gemakkelijk om op zaterdag te voetballen. Je kon vanuit je werk amper op tijd komen. Ik werkte tot ’s middags twee uur.Naar huis kon je dan niet meer.Ik waste me in de Waalhaven met een puts en ging dan in mijn werk- goed op de fiets naar het veld.Toen we eenmaal in de competitie speelden betekende dat naar Pernis,Vlaardingen of zelfs naar Maassluis. Sommige jongens hadden niet eens een fiets en moesten bij een ander achterop.Aan het stuur hingen je voetbal- schoenen.Voor zover je die had. Ik heb nog een poosje op een rechter voetbalschoen en een linker gewone schoen gespeeld. Meestal had je je shirt al aan omdat er op het veld toch geen kleedlokaal was. Na afloop waste je je benen in de sloot.Alles was behelpen.Een trainer hadden we niet.Het voetbal was hard,maar ach,je keek niet op een stootje.Scheidsrechters waren er nauwelijks. Dan moest er iemand uit het publiek fluiten. Er is zelfs een scheidsrechter geweest die we achterna hebben gezeten. Die moest over sloten springen om veilig weg te komen. Een zelfstandige voetbalclub In de loop van de jaren dertig werden allerlei omstandigheden langzamerhand beter. Het jongensclubje van 1928 begon geleidelijk volwassener te worden.Vanaf 1934 werden de bestuursvergaderingen genotuleerd. Dat vergade- ren deed men aan de Lange Hilleweg in het zaaltje van de nieuwgevormde CJMV Zacheüs, waarvan Zwart-Wit nog altijd een onderafdeling was. Elk lid van de voetbalclub moest minstens begunstiger van de CJMV zijn. Met name voorzitter Izak Groenewegen voelde die band heel sterk.Toen hij benoemd werd tot tweede voorzitter van de CJMV beschouwde hij dit als veel belangrijker en legde zijn functie als eerste voorzitter van de voetbalafdeling neer.Wim van den Heuvel volgde hem daar op. Pas toen in maart 1935 de CJMV werd opgeheven, kon men helemaal zelf- standig gaan handelen.Wim van den Heuvel was er beducht voor dat hiermee het christelijk karakter van de vereni- ging in gevaar zou kunnen komen en stelde voor alle vergaderingen met gebed te openen. Een traditie die heel lang in stand is gebleven. In de jaren daarna wisselden Izak en Wim elkaar een paar maal als voorzitter af. Beide grote mannen van het eerste uur zouden later tot ere-voorzitter van Zwart-Wit benoemd worden.Wim van den Heuvel bleef actief tot in de zeventiger jaren en was lange tijd leider van het eerste elftal.