Programmaboekje : Alexei Lubimov
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Klavier Alexei Lubimov Brahms, Schubert, Debussy, Ives, Cage woensdag 15 oktober 2003 Klavier . Seizoen 2003-2004 Miklós Spányi klavichord C. Ph. E. Bach, Haydn zondag 12 oktober 2003 . 12 uur Alexei Lubimov piano Brahms, Schubert, Debussy, Ives, Cage woensdag 15 oktober 2003 Zoltan Kocsis piano van Beethoven, Schubert, Bartók, Kurtág, Liszt vrijdag 23 januari 2003 Naum Grubert piano Schumann, Skriabin, Liszt dinsdag 27 januari 2004 Aleksandar Madzar piano Schönberg, Haydn, Rameau, Ravel zaterdag 7 februari 2004 Alexei Lubimov piano Franz Schubert (1797-1828) Vier Impromptus, D935 33’ Johannes Brahms (1833-1897) Twee Rapsodieën, opus 79 15’ pauze begin concert 20.00 uur John Cage (1912-1992) pauze omstreeks 20.50 uur The Perilous Night 13’ einde omstreeks 21.55 uur Charles Ives (1874-1954) inleiding door Rudy Tambuyser . 19.15 uur . Foyer Three-Page Sonata 8’ teksten programmaboekje Rudy Tambuyser coördinatie programmaboekje deSingel druk programmaboekje Tegendruk Claude Debussy (1862-1918) Zes Préludes uit Tweede Boek: 22’ gelieve uw GSM uit te schakelen! • Feuilles mortes (Lent et mélancolique) • La puerta del vino (Mouvement de Habanera avec des brusques oppositions d’extrême violence et de passionnée douceur) • Ondine (Scherzando) Foyer deSingel enkel open bij avondvoorstellingen in Rode en/of Blauwe Zaal • Général Lavine - eccentric open vanaf 18.40 uur (Dans le style et le Mouvement d’un Cake-Walk) kleine koude of warme gerechten te bestellen vóór 19.20 uur • La terrasse des audiences du clair de lune broodjes tot net vóór aanvang van de voorstellingen en tijdens pauzes (Lent) Hotel Corinthia (Desguinlei 94, achterzijde torengebouw ING) • Feux d’artifice • Restaurant HUGO's at Corinthia (Modérément animé) open van 18.30 tot 22.30 uur • Gozo-bar open van 10 uur tot 1 uur, uitgebreide snacks tot 23 uur deSingelaanbod: tweede drankje gratis bij afgifte van uw toegangsticket van deSingel voor diezelfde dag De wereld is rond Een avond in het gezelschap van Alexei Lubimov is altijd een Anatol Ugorski. Lubimov speelde Schönberg, Cage, Boulez… beetje reizen. In de ruimte zowel als in de tijd. De grondig- (mind the gap). Even later geraakte hij in de ban van de authen- heid waarmee hij zich doorheen zijn loopbaan op de meest tieke muziekbeweging en de bijbehorende klavecimbels, uiteenlopende stijlen en disciplines heeft toegelegd, maak- pianofortes en andere protopiano's. Niet zoals een Paulus die te van hem, zo lijkt het wel, een musicus die niet kan kie- door de bliksem wordt getroffen en wat hij tot dan toe had zen. Voor een avond Bach-partita's, een rondje Beethoven- verworven afzwoer: Lubimov, en precies dat maakt hem tot sonates of een schubertiade hoef je hem wellicht niet te een van de interessantste pianisten van vandaag, bezit de bellen. Nee, liever raakt hij van een rondo van Mozart in een afgunstwekkende vaardigheid schijnbaar extreme antipoden sonate van Silvestrov verzeild. Of peddelt hij doorheen een in een logisch verband te plaatsen. Zijn muzikale universum fantasie van Carl Philipp Emanuel Bach tot aan Debussy's heeft ontelbaar vele hoeken, kanten, nissen en stegen, maar ‘L'Isle joyeuse’. Een avond als deze, die voor Lubimovs doen het krijgt nooit de allure van een doolhof. Zijn betoog is con- opmerkelijk romantisch en pianistiek inzet met Schubert en sistent, zelfs in programma's die op het eerste, foute gezicht Brahms, eindigt dan weer transatlantisch bij de vriendelijke lukraak in elkaar gegooid lijken. beeldenstormers Ives en Cage, na een tussenstop in het Uiteraard vergt het soms wat moeite, een hoofd en handen Parijs van de prille twintigste eeuw. die met zoveel muziek, kennis, ervaring en eigengereidheid Men kan zich afvragen hoe een van de laatste leerlingen van zijn gevuld, bij te houden. Wanneer Lubimov de Tweede de grote Russische leraar Heinrich Neuhaus zo'n historische Sonate van Silvestrov speelt, doet ze bijna klassiek aan. Een en geografische veelvraat kon worden. Richter, Gilels, fantasie van Mozart kan enkele minuten later haar Horowitz, Virsaladze en nog veel ander groot volk kwamen gewaagdheid van ruim twee eeuwen geleden herwinnen. Of uit dezelfde school en waren in een bepaald opzicht ook nog eigenaardiger: men kan Lubimov horen betogen dat hij veelzijdig, maar toch. Bij hen is binnen het geheel van fysie- met Bach of Mozart op een moderne concertvleugel geen ke en geestelijke activiteiten dat musiceren is, het bezwe- enkel probleem heeft, maar Beethoven eigenlijk alleen nog rende, hypnotische of transcendente aspect primordiaal. op een oud instrument zou willen spelen. Daar valt veel Lubimov is het, denk ik, minder om heiligheid te doen. Bij tegen in te brengen, maar luister, en u zal hem geloven. hem staat de nieuwsgierigheid centraal, de continuïteit en hoe ze wordt doorbroken. Midden in de jaren zestig een al te grote interesse voor westerse nieuwe muziek tentoonspreiden, kon een sovjet- musicus van toen nog duur te staan komen, vraag maar aan Johannes Brahms (1833-1897) Twee Rapsodieën, opus 79 (1879) De ‘Twee Rapsodieën opus 79’ van Johannes Brahms zijn enigszins atypisch binnen het oeuvre van de componist. Eerst en vooral is er de naam zelf: 'rapsodie' verwijst vaak naar een vrije vorm met een manifest improvisatorische inslag, maar deze twee zijn formeel als uit graniet gehou- wen. De thema’s worden netjes voorgesteld en op diep-Duit- se wijze contrapuntisch tegen mekaar uitgespeeld. Dat alles binnen een onwankelbare triptiekstructuur. Opvallender is echter het karakter van de stukken: eerder heroïsch, een beetje aan de verwaaide kop van Beethoven herinnerend, enigszins breedvoerig maar toch affirmatief. Brahms schreef wel vaker paren van werken, vooral dan kamermuziek, die echter altijd op een bepaalde manier com- plementair waren: het tweede bevatte het materiaal dat in het eerste niet bruikbaar was, zoiets. Deze twee rapsodieën trekken echter ondubbelzinnig aan hetzelfde zeel. Boven- dien lijkt Brahms hier terug te keren naar de soort expressie van zijn jongere jaren: het stormachtige van zijn sonates of van de derde ballade zit er opnieuw in. Terwijl we als histo- risch terugkijkende, op evolutiematige logica gestelde luisteraars zo graag een direct verband zien tussen de ‘Kla- vierstücke opus 76’, waarin het zo typisch Brahmsiaanse, geleerde mijmeren inderdaad een aanvang neemt en de ronduit geniale cycli van het einde van zijn leven: opus 116 tot 119. We zouden kunnen vragen: waarom, beste Johannes, sla je als rijpe veertiger opnieuw die jeugdige toon aan? En Brahms zou zonder twijfel antwoorden: dat gaat u geen moer aan, en wilt u me alstublieft niet tutoyeren? Gelijk heeft hij. Franz Schubert (1797-1828) Vier Impromptus, D935 (1827) Dat Brahms nogal wat Schubert in zijn bibliotheek had staan, is geen geheim. Hij was een grote fan, net zoals Schumann, Mendelssohn, Chopin en tal van andere roman- tici die door de kleine Wiener beïnvloed werden. Dan heb- ben we het vooral over zijn zogeheten lyrische pianomuziek - aan de sonate voor pianosolo besteedden de negentiende- eeuwers relatief weinig aandacht, op enkele memorabele bijdragen van Chopin, Schumann, Brahms en Liszt na. Het is niet bekend wie de term ‘impromptu’ precies bedacht, maar wel is zeker dat hij begin negentiende eeuw in zwang raakte: voortaan stond ‘impromptu’ voor een lyrisch stuk in een vrije vorm (rondo, thema met variaties, zelfs de sonate- vorm duikt nu en dan op) die wel steeds tot doel had, een soort intiem moment met de componist tot leven te wek- ken. Aangezien Schuberts lyrische pianomuziek - twee sets van vier impromptu's, de ‘Moments Musicaux’ en de drie postume ‘Klavierstücke’ - integraal in zijn laatste twee levensjaren ontstond, moet duidelijk zijn wat de emotione- le strekking van die ontboezemingen was: droefenis troef. De tweede reeks impromptu's, die Lubimov vanavond speelt, hebben dezelfde wrede schoonheid als de kolossale sonatetriptiek waarmee Schubert zijn muzikale testament zou schrijven. Misschien zijn ze iets berustender en mede- deelzamer dan die laatste sonates, zonder evenwel aan- spraak te maken op de architecturale absoluutheid ervan. Of toch? De eerste van de vier is immers een van de gaafste staaltjes van deugdelijke sonatevorm die Schubert ooit heeft neergeschreven. Waarvoor twee eeuwen later nog steeds onze dank. Claude Debussy (1862-1918) Préludes, boek II (1912-13) Een verband tussen de ‘Impromptus’ van Schubert en de ‘Préludes’ van Debussy zou kunnen zijn: de autonomie van de stukken. De bundels zijn geen cycli in de werkelijke zin van het woord. De afzonderlijke stukken staan door hun vrije vorm op zichzelf. Als verzameling worden ze niet strij- dig (al sprak Debussy zich ooit uit tegen integrale uitvoe- ring) maar ook niet in een nieuw of verhelderend licht geplaatst. Verder is elke vergelijking irrelevant, en niet alleen omdat Debussy zo'n eeuw jonger is dan Schubert, of omdat Parijs niet Wenen is. Debussy's ‘Préludes’ zijn vintage twintigste eeuw; dat wil zeggen de eeuw waarin de tonen zich ont- voogdden tegenover het tonale systeem, waarin de term consonantie stilaan zijn vaste betekenis verloor, waarin appreciatie zich niet meer in geijkte termen liet vangen, kortom: de eeuw die door Nietzsche terecht werd aange- kondigd als die van de psychologie. Debussy doet, anders dan Schubert, de luisteraar geen ver- trouwelijke mededeling. Daarvoor vindt hij noch de luiste- raar, noch zichzelf belangrijk genoeg. Voor Debussy kan de basisidee van een werk geen geestesgesteldheid zijn - hij is geen romanticus meer en nog geen expressionist. Zijn idee is een atmosfeer, een neiging,