gemeente

bestemmingsplan landelijk gebied woerden,

,

commentaarnota

gemeente woerden

bestemmingsplan landelijk gebied woerden, kamerik, zegveld

commentaarnota

66103u 22 mei 2007 amer adviseurs b.v. ruimtelijke ordening

INHOUDSOPGAVE Blz.

1. INLEIDING 1 1.1 Procedure inspraak en vooroverleg 1 1.2 Verdere procedure 1

2. COMMENTAAR OP REACTIE EX ARTIKEL 10 BRO 3 2.1 Provincie 3 2.2 VROM-inspectie, regio NoordWest, 12 2.3 Recreatieschap de Stichtse Groenlanden (2 reacties) 14 2.4 Prorail 16 2.5 Natuur- en milieufederatie Utrecht 17 2.6 Kamer van Koophandel, kantoor Utrecht 20 2.7 Ondernemerskring Woerden 23 2.8 Oasen (waterleidingbedrijf) 23 2.9 Commissie Monumenten en Cultuurlandschap 26 2.10 Rijkswaterstaat 32 2.11 Nederlandse Spoorwegen, afd. commercie 33 2.12 Milieudienst Noord-West Utrecht 33 2.13 KPN operations 40 2.14 Gasunie (2 reacties) 40 2.15 Ministerie van Defensie, Commando Diensten Centra 42 2.16 Gemeente Reeuwijk 42 2.17 Gemeente Oudewater 42 2.18 Gemeente Bodegraven 42

3. INSPRAAKREACTIES 44 3.1 Dhr. W.M. Kromwijk, 71, Woerden 44 3.2 Dhr. M.J. Spek, Barwoutswaarder 85, Woerden 44 3.3 Dhr. A van den Berg, Barwoutswaarder 87a, Woerden (2 brieven) 45 3.4 Beheersmaatschappij Verweij en Marinus v.d. Berg Onroerend Goed BV, Barwoutswaarder 97 en 89a, Woerden 46 3.5 Dhr T.J.R. Peters, Barwoutswaarder naast 162, Woerden 47 3.6 Dhr. P. de Wit, Barwoutswaarder 162, Woerden 47 3.7 Dhr. S.G. de Jong, Barwoutswaarder 168, Woerden 48 3.8 Dhr. W. van Maanen, 5, Woerden 49 3.9 Dhr en mevr. Peter en Karin Bol, Breeveld 7, Woerden. 49 3.10 Dhr. C.J. van Leeuwen, Breeveld 16a, Woerden 49 3.11 Dhr. R. Stuffken, Breeveld 18b, Woerden 50 3.12 Dhr/mevr. M.B. Frijlink, De Kruipin 2, Kamerik 51 3.13 Dhr. W.A.J. van der Burg, Dwarsweg 3, Zegveld 51 3.14 Dhr. A. Boer, 16, Woerden 52 3.15 Dhr. D. Netten, Geestdorp 34a-b, Woerden 53 3.16 Dhr. B.A.C. van Noort, Geestdorp 36e, Woerden 53 3.17 Dhr. N.J. van Halm, Geestdorp 39, Woerden 54 3.18 Dhr. J.F. de With, Geestdorp 53, Woerden 54 3.19 Dhr. H. Verboom en Dhr. A.L. Verboom, Hoofdweg 26, Zegveld 54 3.20 Dhr. G. Bergman, Hoofdweg 63, Zegveld 55 3.21 Dhr. B. Hofland, Hoofdweg 108, Zegveld 55

bestemmingsplan landelijk gebied woerden, kamerik, zegveld commentaarnota

3.22 Dhr. R. Bodenstaff, Hoofdweg 124, Zegveld (2 brieven) 56 3.23 Werktuigenvereniging Ons Belang, dhr. A. van Zoest, Hoofdweg 149, Zegveld 57 3.24 Dhr. W.A.P.F.L. Kooter, Hoofdweg 173c, Zegveld 58 3.25 Dhr. C. Wortman, Houtdijk 10, Kamerik 61 3.26 Dhr. D.N. van de Panne, Houtdijkerpad tegenover 5, Woerden 62 3.27 Dhr. M. Bontan, Ir. Enschedéweg 5, Kamerik 62 3.28 Dhr. D.E. Damen, Kromwijkerdijk 18, HW Woerden 63 3.29 Dhr. G.W. de Bruyn, M.A. Reinaldaweg 4, Woerden 64 3.30 Dhr. K.P. Leeuwenstein, Meije 153, Leidschendam 65 3.31 Dhr. R.N. Brons, Meije 256, Zegveld 65 3.32 Dhr. A.R. van der Vlugt, Meije 310, Zegveld 66 3.33 Dhr. H.J. Hoogendoorn, Mijzijde 6, Kamerik (2 brieven) 67 3.34 Dhr. J. van Staalduinen, Mijzijde 92, Kamerik 68 3.35 Dhr. C. Verlaan, Mijzijde 93, Kamerik 68 3.36 Dhr. J.H.J. Tuithof, Mijzijde 106, Kamerik 68 3.37 Dhr. I. Verduijn, Mijzijde 136, Kamerik 69 3.38 Dhr. A. Nap, Mijzijde 155, Kamerik 69 3.39 Pietersen Makelaardij, Milandweg 25, Nieuwkoop 70 3.40 Dhr. A.M.A. Kastelein, Milandweg 64, Zegveld 70 3.41 Dhr. A. Verburg, Molenweg 43, Zegveld 70 3.42 Dhr. P.H. van Vliet, Oortjespad 2, Kamerik 71 3.43 Dhr. C.N.M. Koot, Oude Meije 10, Zegveld 71 3.44 Dhr. A. van Dijk, Polanerzandweg 13, 3446 CC Woerden 72 3.45 Dhr. M.D. Bon, Reigerstraat 14 B, Kamerik 73 3.46 Dhr. J. van Vliet, Rietveld 51, Woerden 73 3.47 Dhr. R.S. Le Poole, Rietveld 75, 3443 XB Woerden 74 3.48 Dhr. C. Smienk, Rietveld 77a, Woerden 77 3.49 Dhr. J.P. Huisman, Rietveld 91, Woerden, 77 3.50 Dhr. H. Streng, Rietveld 64, Woerden 79 3.51 Dhr. J. Ruitenburg, Rietveld 92, 3443 XE Woerden 79 3.52 Dhr. G. van Stavel, Rietveld 132, Woerden 80 3.53 Dhr. G. van Ingen, Rondweg 17, Zegveld 80 3.54 Dhr. R.A. van Erven Dorens, Rondweg 26, Zegveld 80 3.55 Dhr. J.M. Verheul, Rondweg 40, Zegveld 81 3.56 Dhr. J.A.A. Vergeer, Rondweg 52, Zegveld 81 3.57 Dhr L. de Groot, ’s-Gravensloot 14, Kamerik 82 3.58 Mevr. G.A.H. de Vries, ’s-Gravensloot 16a, Kamerik 82 3.59 Dhr G.C. Kastelijn, ’s-Gravensloot 23, Kamerik 83 3.60 Dhr. G.M. de Wit, 13, Kamerik 83 3.61 Dhr. J.P. Baars, Teckop 15, Kamerik 84 3.62 Dhr. J.W. Verkleij, Teckop 17, Kamerik 84 3.63 Dhr. J.H.M.M. Stolwijk, Teckop 2, Kamerik 85 3.64 Mevr. L. Koomen, Teckop 4, Kamerik (2 brieven) 85 3.65 Dhr. D.J. Ockhuijsen, Teckop 16, Kamerik 86 3.66 Dhr. T.J. Roest, Teckop 26, Kamerik 87 3.67 Dhr. J.D. ten Thije, Toegang 2a, Zegveld 87 3.68 Dhr. L.C. Eveleens, Van Teylingenweg 8, 3471GA Kamerik 87 3.69 Dhr. J.A. Vernooij, Van Teylingenweg 114, Kamerik 88 3.70 Dhr. J.G.M. Kooijman, Van Teylingenweg 132, Kamerik 88

bestemmingsplan landelijk gebied woerden, kamerik, zegveld commentaarnota

3.71 Loonbedrijf A.A.M. van Leeuwen, Van Teylingenweg 133, Kamerik 89 3.72 Mevr. M. Samson-Burgers, Van Teylingenweg 156, Kamerik 89 3.73 Dhr. G. Samson, Van Teylingenweg 158, Kamerik 90 3.74 Dhr. J.F.H. Berk, Van Teylingenweg 192, Kamerik 90 3.75 Dhr. C. Kronenburg, Van Teylingenweg 192, Kamerik 91 3.76 Mevr. A.M. van Dijk, Van Teylingenweg 200, Kamerik (2 brieven) 92 3.77 Dhr. B.W. Kwant, Van Teylingenweg 200, Kamerik 93 3.78 Dhr. M. Isman, Van Teylingenweg 200 I, Kamerik 93 3.79 Dhr. P.H.M. ’t Hoen, Van Teylingenweg 179, Kamerik 93 3.80 Dhr/mevr. D.J. Groeneweg en J.S. Groeneweg – van Tol, Van Teylingenweg 183, Kamerik 93 3.81 Dhr/mevr. S.A. van den Boogert 94 3.82 Stichting wijkplatform Staatsliedenkwartier 94 3.83 Dhr F. Bugter 95 3.84 Stichting Kerngroep Bredius, Nieuwendijk 72, Woerden 95 3.85 Stichting Hugo Kotestein 99 3.86 Werkgroep behoud polder Lagebroek, Broeksloot 10, 3474 HP Zegveld 101 3.87 Werkgroep Vrienden van ’s-Gravensloot, s-Gravensloot 30, 3471 BN, Kamerik 104 3.88 Stichting Natuurkampeerterreinen, Postbus 413, 3430 AK Nieuwegein 105 3.89 Platform de Groene Buffer, De Hunze 50, 3448 XH Woerden 107 3.90 IVN afdeling Woerden, Schermerhornlanen 21, 3445 ET Woerden 108 3.91 LTO Woerden e.o, Rondweg 40, 3474 KG Zegveld 110

4. VERSLAG INSPRAAKAVOND 112

bestemmingsplan landelijk gebied woerden, kamerik, zegveld commentaarnota

bestemmingsplan landelijk gebied woerden, kamerik, zegveld commentaarnota 1

1. INLEIDING

1.1 Procedure inspraak en vooroverleg

Overleg ex artikel 10 BRo Het bestemmingsplan Landelijk Gebied Woerden, Kamerik, Zegveld is op 11 decem- ber 2006 toegezonden aan diverse instanties, die volgens art. 10 van het Besluit op de ruimtelijke ordening bij de planvorming betrokken dienen te worden. In hoofdstuk 2 zijn de reacties van de 18 instanties integraal opgenomen en van een gemeentelijke reactie voorzien.

Inspraak In deze commentaarnota wordt tevens een beantwoording gegeven van de verschil- lende reacties, die in het kader van de inspraak en het overleg zijn binnengekomen op het voorontwerp-bestemmingsplan landelijk gebied Woerden, Kamerik, Zegveld. Het voorontwerp heeft van 15 december 2006 t/m 25 januari 2007 in het gemeentehuis en op internet ter inzage gelegen. Op 8, 9 en 10 januari 2007 zijn een drietal inloopavonden gehouden. De eerste vond plaats in de “Schulenburch” te Kamerik, de tweede in het stadhuis te Woerden en de derde avond in de “Milandhof” te Zegveld. Op 16 januari is een inspraakavond gehou- den in het stadhuis van de gemeente Woerden. Van die laatste avond is het verslag in hoofdstuk 4 opgenomen. Alle mondelinge opmerkingen tijdens de inspraakavond zijn teruggekomen bij de schriftelijke inspraakreacties en ofwel tijdens de inspraakavond of in deze commentaarnota beantwoord.

Tijdens de inspraakperiode bestond de mogelijkheid om schriftelijk te reageren. Van 91 personen en/of instanties is een schriftelijke reactie ontvangen. De beantwoording van alle binnengekomen inspraakreacties is verwerkt in hoofdstuk 3.

Het geheel geeft een uitvoerig beeld van de reacties op het plan en de wijze waarop hiermee in deze fase van de planvorming is omgesprongen.

1.2 Verdere procedure Na de behandeling van de commentaarnota in het college van B&W en in de raad en in een rondetafelgesprek wordt het bestemmingsplan aangepast. In verband met de invoering van de nieuwe Wro heeft de Provincie Utrecht inmiddels besloten niet langer te verlangen dat het bestemmingsplan dat als voorontwerp in de inspraak is geweest, nog in een aparte ronde naar de PPC moet worden verstuurd. Derhalve wordt na aanpassing van het plan onmiddellijk verder gegaan met de ter visie legging.

Het ontwerp-bestemmingsplan wordt vervolgens in ontwerp gedurende 6 weken ter visie gelegd, waarbij een ieder de mogelijkheid heeft om zienswijzen in te dienen bij de gemeenteraad. Het college van B&W legt het ontwerp-bestemmingsplan met een reactie op de zienswijzen (nota zienswijzen) voor aan de gemeenteraad met de be- doeling om het bestemmingsplan vast te stellen.

bestemmingsplan landelijk gebied woerden, kamerik, zegveld commentaarnota 2

De hoofdpunten die voortkomen uit deze commentaarnota worden voorgelegd in de rondetafelgesprekken.

bestemmingsplan landelijk gebied woerden, kamerik, zegveld commentaarnota 3

2. COMMENTAAR OP REACTIE EX ARTIKEL 10 BRO

2.1 Provincie Utrecht

Geacht college,

In het kader van het vooroverleg als bedoeld in artikel 10 van het Besluit op de Ruim- telijke Ordening heeft u mijn reactie gevraagd op het bestemmingsplan “Landelijk ge- bied Woerden, Kamerik, Zegveld” van uw gemeente. Ook namens de andere provinciale diensten merk ik over de aanvaardbaarheid van dit bestemmingsplan het volgende op. Tot mijn spijt is de reactie over het plan helaas vertraagd. I. Het provinciaal beleid Het provinciaal ruimtelijk beleid is neergelegd in het streekplan Utrecht. Op de streek- plankaart heeft het plangebied in hoofdzaak de aanduiding Landelijk gebied 2 met op een aantal kleinere verspreid liggende locaties de aanduidingen Landelijk gebied 3 en 4. II. Planbeoordeling

Plankaarten Het voorontwerp bestemmingsplan voorziet in een actualisering van de bestaande situatie. Nieuwe (groot-schalige) ontwikkelingen in het gebied zijn hier niet voorzien. De plankaarten zijn getekend op 1: 10.000 en daarom zijn de details moeilijk dan wel zeer slecht leesbaar. De plankaart is daarom eigenlijk alleen te gebruiken als over- zichtskaart. Voor meer gedetailleerde kaarten verwijst u naar de gemeentelijke websi- te waar detailkaarten kunnen worden geraadpleegd. De detailkaarten op 1: 2500 zijn gedetailleerder. Echter, een goede beschouwing van een groter gebied is niet hele- maal mogelijk. Bovendien acht ik het een gemis dat de detailkaarten niet zodanig zijn genummerd dat in een oogopslag binnen een bepaald gebied direct de goede detailkaarten kunnen worden geraadpleegd. Een en ander komt de leesbaarheid niet ten goede. Verder mis ik bij het renvooi de terminologie “AMK”en “IKAW”. Ik adviseer u een en ander aan te passen.

Beantwoording 1. Het bestemmingsplan is voorbereid op de nieuwe Wro en de Bro, waarbij zeer waarschijnlijk wordt bepaald dat het digitale plan het rechtsgeldige plan zal zijn. De ‘papieren’ ofwel analoge versie zal nog slechts als ondersteuning dienen voor het raadplegen van het plan. Dat laat onverlet dat de uitsnedes en de digitale kaart in principe gelijk moeten zijn en gemakkelijk te vergelijken moeten zijn. De legenda dient overeen te komen met de gebruikte kleuren, lijnen, symbolen e.d. op de plankaart. De gemeente draagt zorg voor een zorgvuldige afstemming van de analoge en digita- le versie van de plankaart .

In het bestemmingsplan is veel aandacht voor de landschappelijke kwaliteiten in het waardevolle gebied. Het is niet voor niets een belangrijk gebied in het Nationaal Land- schap Groene Hart. Hiervoor zijn in de Nota Ruimte de drie kernkwaliteiten beschre- bestemmingsplan landelijk gebied woerden, kamerik, zegveld commentaarnota 4

ven: grote mate van openheid, slagenverkaveling met hoog percentage water-land en veenweidekarakter. Vanuit landschap zijn er in dit licht de volgende opmerkingen te maken. Bij de Toelichting: In par. 4.4. wordt verwezen naar het Nationaal Landschap Groene Hart en daarna de structuren en waarden beschreven. Ik mis hierin de kernkwaliteiten voor het Groene Hart uit de Nota Ruimte. Die geven de focus aan de beschrijving. Daarnaast is er een link met par. 4.5 over ruimtelijke kwaliteit. Ook hier is een samen- hang met de kernkwaliteiten. In par. 5.3.1. wordt bij de alinea over 'paardenhouderij en paardenbakken' minimaal ingegaan op de landschappelijke effecten. Juist door de afwijkingen t.a.v. het agrari- sche gebruik heeft dit gevolgen voor de kernkwaliteiten van het landschap. Bij nieuwe kuilplaten buiten het bouwvlak wordt wel een landschappelijke toetsing ge- regeld.

Beantwoording 2. De kernkwaliteiten zullen in de toelichting worden toegevoegd. De ruimtelijke kwaliteit zal in relatie worden gebracht met de kernkwaliteiten in de toelichting. De toetsing is, in tegenstelling tot wat in de toelichting is gesteld, wel geregeld in de voorschriften. De toelichting wordt hierop aangepast.

Bij de Voorschriften: In artikel 16 mis ik de aandacht voor landschappelijke inpassing van de recreatiebe- drijven. Zeker de bedrijven die in het cultuurhistorische landschap liggen zullen hier- voor aandacht moeten hebben. Voor de bedrijven Mijzijde 6 en Oortjespad naast 1 geld dit zeker door hun ligging in de cultuurhistorische unieke dubbele lintbebou- wingsstructuur van Kamerik.

Bij de Plankaart blad 1: Voor het recreatiebedrijf Mijzijde 6 is het onduidelijk waarom het gedeelte groenbe- stemming deze vorm heeft.

Voor het recreatiebedrijf Oortjespad naast 1 heeft een uitbreiding van de bestemming in noordelijke richting, die niet past in de verkavelingsstructuur.

Beantwoording 3. De gemeente is van mening dat bij ontwikkelingen op de bestaande bedrijven getracht moet worden deze te laten passen in het landschap. Het is in bestaande situaties ver- der niet mogelijk eisen te stellen aan inpassing. Voor nieuwe situaties heeft ze in de voorschriften opgenomen dat bij nieuwvestiging van een recreatief bedrijf in een “VAB”, de landschappelijke inpassing moet zijn gewaarborgd. Ook bij het verlenen van andere vrijstellingen en wijzigingen is dit als voorwaarde opgenomen. De vorm bij beide bedrijven is in eerdere procedures vastgelegd (partiële herziening Mijzijde 6 en artikel 19 procedure voor Oortjespad naast 1) en daar heeft de provincie mee ingestemd.

Cultuurhistorie In de plantoelichting wordt een goed beeld geschetst van de historie van het gebied en wat daarvan nog waarneembaar is in het landschap. Met name de structuren in het landschap als gevolg van de veen ontginning zijn nog vrijwel gaaf in het landschap

bestemmingsplan landelijk gebied woerden, kamerik, zegveld commentaarnota 5

aanwezig. In het plan zijn geen landschappelijke ingrepen voorzien die aan deze pa- tronen schade toebrengen.

Beantwoording 4. De gemeente deelt deze opvatting.

Monumenten In het plangebied komen diverse monumenten, zowel Rijks- als gemeentelijke monu- menten, MIP-panden en overige cultuurhistorische waardevolle bebouwing voor. Ik waardeer het in bijlage 1 van de toelichting uitgebreide overzicht en adviseer u om op pagina 33 van de toelichting nadrukkelijker te verwijzen naar dit overzicht, als me- de kort in te gaan op de status van de diverse toegekende waarderingen in relatie tot het bestemmingsplan. Het is teleurstellend dat de diverse objecten niet op een kaart met een wat grotere schaal kunnen worden geraadpleegd in de omgeving waarin zij staan.

Beantwoording 5. Op de analoge kaarten zijn de gebouwen en symbolen eenvoudigweg te klein om getoond te kunnen worden. Wie echter inzoomt in het digitale plan, kan nauwkeurig bekijken welke gebouwen zijn aangewezen als Monument, MIP, cultuurhistorisch waardevol bijgebouw danwel karakteristiek hoofdgebouw. Deze aanduidingen zijn ook op de detailkaartjes te raadplegen. Het doel van het opnemen van deze bebouwing is de bijhorende regeling in de voor- schriften (artikel 36) . Het bestemmingsplan is niet het primaire document om een overzicht van dergelijke bebouwing te tonen.

Archeologie Op pagina 34 van de toelichting wordt nader ingegaan op de archeologie. De in het plangebied voorkomende archeologisch waardevolle gebieden worden kort beschre- ven. De toelichting ware nog te completeren met een uitsnede van de IKAW met bij- behorend renvooi. U geeft aan dat de gemeente een eigen archeologiebeleid voorbereid, waarin de re- sultaten van het eigen onderzoek zullen worden verwerkt. De recent voorgestelde wijziging van de Monumentenwet geeft aan dat de regelge- ving voor archeologie niet van toepassing is voor grond- en bouwwerkzaamheden op een oppervlakte kleiner dat 100 m². De gemeente kan gemotiveerd van deze maat- voering afwijken. Verder wordt een pleidooi gehouden om af te wijken van de gebruikelijke dieptemaat van 30 cm naar 50 cm. Ik verzoek u om de dieptemaat van 30 cm onverkort te hand- haven. Of er nu sprake is van meer of minder dan 100 m² is daarbij op dit moment nog niet relevant. Ik hecht er daarom aan om het vigerende provinciale beleid terzake te handhaven. Het gaat hier om provinciaal archeologiebeleid terzake in aanlegvergunningstelsels, dat de provincie heeft gebaseerd op het “Modelvoorschrift aanlegvergunningen”zoals opgesteld door de ROB.

bestemmingsplan landelijk gebied woerden, kamerik, zegveld commentaarnota 6

Beantwoording 6. De gemeente heeft met de regeling geanticipeerd op de in voorbereiding zijnde ‘Monumentenwet’. Deze zal op afzienbare termijn in werking treden. De gemeente Woerden is van mening dat weliswaar van inwoners verlangd mag wor- den dat zij met de (mogelijke!) archeologische waarden rekening houden bij het ge- bruiken en bebouwen van gronden, maar dat dit in redelijkheid moet plaatsvinden. Vanzelfsprekend neemt ze daarbij de begrenzingen van de AMK-gebieden en de uit- komsten van het archeologisch onderzoek naar de verwachtingswaarden, in acht. In dit onderzoek is de IKAW-kaart als basis gehanteerd. Dit rapport is als bijlage bij het bestemmingsplan gevoegd. De gemeente is van mening dat de grootste aantasting potentieel plaatsvindt bij het uitvoeren van graafwerkzaamheden, roeren en omwoelen van de grond. Dit kan ook van toepassing zijn bij het oprichten van bouwwerken (graven voor kelder, fundering e.d.). In gebieden met archeologische waarde zijn bij meer werkzaamheden, zoals ophogen, egaliseren en aanbrengen van diepwortelende beplanting ook aanlegver- gunningvereisten opgenomen. De voorschriften voor het aanlegvergunningenstelsel zullen op dit punt worden verduidelijkt. Wat betreft de dieptemaat van 50 of 30 cm, zal toch 30 cm moeten worden aange- houden, omdat uit nader onderzoek is gebleken dat driekwart van de vondsten zich in de laag tussen 30 en 50 cm onder het maaiveld voordoen. Dat is volgens de archeo- logisch deskundige te veel om deze zone niet in de onderzoeksverplichting te betrek- ken. De aan te houden minimale maat voor de onderzoeksverplichting bij werkzaamheden en bouwvergunningen is 100 m² in gebieden met archeologische waarde en met ar- cheologische verwachtingswaarde. Echter in het gebied met archeologische verwachtingswaarde heeft de provincie een interim-regeling voorgesteld, waarbij tot een oppervlakte 2.500 m² vrijstelling van die onderzoeksverplichting kan worden gegeven onder bepaalde voorwaarden. Deze vrij- stellingsbepaling zal ook toegevoegd worden aan de voorschriften, zodat de gevolgen voor de eigenaren in de gebieden met archeologische verwachtingswaarde beperkt kunnen zijn. De voorschriften en toelichting zullen worden aangepast.

Economie Op pagina 20/21 wordt het provinciaal beleid zoals uit het streekplan omschreven. Echter, nergens wordt in het bestemmingsplan genoemd dat in het streekplan een aanduiding is opgenomen voor het gebied aan de westkant van Woerden ten behoeve van de realisatie van een nieuw regionaal bedrijventerrein van circa 30 ha bruto. Het zoekgebied voor het bedrijventerrein maakt namelijk wel onderdeel uit van het gebied waarvoor dit bestemmingsplan van kracht zal worden. Ik acht het gewenst dat over het al dan niet realiseren van het regionaal bedrijventerrein een passage wordt opgenomen in de toelichting van het bestemmingsplan.

Beantwoording 7. De gemeente heeft bij de voorbereiding van dit bestemmingsplan kennis genomen van de opgave uit het streekplan. Echter, hierover wordt nog steeds gesproken tussen de gemeentes en de provincies. Op dit moment is nog niet helder of het regionale ter- rein er komt en op welke termijn dat eventueel gerealiseerd zou worden. Voorts is het opstellen van een nieuwe bestemmingsplan landelijk gebied een geheel andere opgave dan voor een nieuw bedrijventerrein. Bij voorkeur dienen daarvoor dan ook twee gescheiden trajecten te worden gevolgd. bestemmingsplan landelijk gebied woerden, kamerik, zegveld commentaarnota 7

Het gebied is in dit plan opgenomen, omdat de kans nog steeds bestaat dat het regio- nale bedrijventerrein niet doorgaat en er dan wel een actueel plan landelijk gebied moet zijn. In de toelichting zal kort iets over de provinciale wens worden opgenomen. Uit- gangspunt blijft vooralsnog dat het betreffend gebied bij het plan buitengebied betrok- ken blijft.

Met hetgeen op pagina 56 en van de toelichting en pagina 31 van de voorschriften over de bedrijventerreinen wordt gesteld kan ik instemmen. Ik merk op dat de wijzigingsbevoegdheid voor het bedrijventerrein Nijverheidsbuurt bij Zegveld, dat aansluit op de aangegeven uitbreiding in het streekplan, wel in de legen- da, maar niet op de plankaart is aangegeven. De detailplankaart toont hier wel een specifieke aanduiding, maar deze komt weer niet in de legenda terug. Een en ander ware nader te herzien / aan te passen.

Beantwoording 8. De voorziene uitbreiding van het bedrijventerrein Nijverheidsbuurt zal niet langer in het bestemmingsplan worden opgenomen, omdat daarvoor een aparte procedure (post- zegelbestemmingsplan) zal worden gevolgd. In de toelichting zal de uitbreiding worden vermeld. Het plangebied en de wijzigings- bevoegdheid zullen uit de voorschriften en van de plankaart worden gehaald.

Recreatie en Toerisme In de toelichting op pagina 38 en 56 wordt een goed beeld geschetst van de recreatie- vormen in het plangebied. Echter, bij het beschreven provinciaal beleid ontbreekt een weergave van het in 2004 vastgestelde Actieplan voor Recreatie en Toerisme van de provincie. Ik hecht er aan dat een en ander alsnog wordt toegevoegd.

Beantwoording 9. Het actieplan zal aan de toelichting worden toegevoegd.

Met de regelingen in de voorschriften kan ik instemmen. Ik acht het een goede zaak dat de diverse mogelijkheden voor recreatief medegebruik van agrarische gronden, routestructuren en agrotoerisme worden gepropageerd en in het bestemmingsplan zijn geregeld. Voor de grotere voorzieningen, zoals het Oortjespad, de Boerin en het verblijfsrecrea- tieterrein De Berkenhoeve is een specifieke, overwegend conserverende bestemming Recreatie opgenomen. In het plangebied zijn zowel maneges als ruitersportverenigingen gevestigd. Ik acht het gewenst om in de begripsbepalingen het verschil tussen beide paardenvestigingen nader aan te geven. Het bestemmingsplan sluit goed aan bij de regelingen in de af te schaffen Wet op de Openluchtrecreatie.

Beantwoording 10. De gemeente zal in de begripsomschrijving van de voorschriften de definitie van ruitervereniging toevoegen. bestemmingsplan landelijk gebied woerden, kamerik, zegveld commentaarnota 8

Wet geluidhinder, wegverkeerslawaai Ten overvloede merk ik op dat eventuele hogere grenswaardenprocedures dienen te zijn doorlopen voordat het bestemmingsplan kan worden goedgekeurd.

Beantwoording 11. Niet duidelijk is wat wordt bedoeld. Sinds 1-1-2007 is de nieuwe Wet geluidhinder van kracht, waarbij de gemeente zelf verantwoordelijk wordt voor het formuleren van ge- luidsbeleid en het verlenen van ontheffingen daarvan. Bij de vaststelling van het plan zal de nieuwe wet in acht worden genomen en zal de uitvoerbaarheid ten aanzien van geluid worden aangetoond. In de toelichting zal hieraan aandacht worden besteed.

Water De waterparagraaf (4.2) is vanuit een visie opgebouwd en de afwegingen zijn duidelijk gemotiveerd. Overigens adviseer ik u in dit hoofdstuk een verwijzing op te nemen naar het Water- plan Woerden 2006-2009 “Zicht op water”. De provincie zal spoedig een concrete beslissing nemen over locaties voor waterber- ging. Wel is al duidelijk dat in het plangebied geen grootschalige waterberging nodig is. Wel is mogelijk kleinschalige berging nodig zoals voor het verbreden van sloten en verla- gen van oeverlanden. In de bestemmingsvoorschriften dient bij de bestemming Agrarisch-Landschappelijke en Natuurlijke waarden (artikel 4) in de bestemmingsomschrijving tevens de mogelijk- heid “water”te krijgen. Op de plankaart mis ik de aanduiding “Grondwaterbeschermingsgebied”.

Beantwoording 12. Inde toelichting zal een passage over ‘Zicht op water, waterplan Woerden 2006- 2009’ worden opgenomen; Op de locatie Geestdorp achter 33 is de dubbelbestemming Waterstaatsdoeleinden van toepassing. Deze locatie is beoogd als waterberging voor de Oude Rijn. In de an- dere bestemmingen zijn watergangen toegestaan, zodat kleinschalige verbredingen van watergangen mogelijk zijn (terrasbermen, overhoeken etc.) Water zal als functie aan de bestemmingsomschrijving in artikel 4.1. van de voorschriften worden toege- voegd (In artikel 3.1. onder k is dat al het geval) en ook zijn watergangen toegestaan bij alle andere bestemmingen. Het verbreden van sloten en het verlagen van oever- landen is binnen de bestemmingen mogelijk. Dit is ook wenselijk met het oog op het ontwikkelen van blauwe diensten. Het waterwingebied is als dubbelbestemming in het plan opgenomen (artikel 28). Het grondwaterbeschermingsgebied staat wel op de plankaart aangeduid, en heeft gevol- gen voor de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden in het bestemmingsplan. In de voorschriften bij de bestemming Bedrijventerrein is aangegeven dat bedrijven met een verhoogde kans op bodemverontreiniging niet zijn toegestaan binnen het grondwater- beschermingsgebied. In de Nota van Uitgangspunten, behorend als bijlage bij dit be- stemmingsplan, is het grondwaterbeschermingsgebied ook aangegeven.

bestemmingsplan landelijk gebied woerden, kamerik, zegveld commentaarnota 9

Externe veiligheid Ik mis in de toelichting een passage over de ambitiewaarden van de provincie. Voor het Plaatsgebonden risico is dat 10-8 en voor het Groepsrisico is dat 0,1 maal de oriënterende waarde. Daarnaast is geen verantwoording gegeven voor het groepsrisico.

Beantwoording 13. In de toelichting zal een verantwoording over de ambitiewaarden (Plaatsgebonden Risico, Groepsgebonden Risico) van de provincie alsmede het Groepsgebonden Risi- co (GR, 10 -6) worden opgenomen. Op dit moment is het PR (10 -6) de enige wettelijke eis die in acht moet worden geno- men.

Bodem Onlangs heeft u de Leidraad water en milieu in ruimtelijke plannen van de provincie ontvangen. Gelet op de grootte van het bestemmingsplangebied kan geen totaaloverzicht worden gegeven van bij de provincie bekende bodemverontreinigingen. Desgewenst kunnen deze per deelgebied worden opgevraagd via [email protected] . Indien sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging dient een melding art. 28 Wbb te worden gedaan alvorens met de sanering kan worden gestart. Deze melding kan worden gezonden aan de provincie Utrecht t.a.v. de sector bodembe- scherming.

Beantwoording 14. De gemeente zal in de toelichting aangeven dat via het bodemloket de locaties te raadplegen zijn.

Flora en fauna De provincie heeft in het jaar 2006 een groot deel van het onderhavige bestemmings- plan geïnventariseerd op flora en fauna, doch helaas is deze data nog niet operatio- neel. Wij verwachten dat deze binnen 4 weken operationeel zal zijn.

Beantwoording 15. De gemeente wacht de nieuwe gegevens af. Ook moet worden bezien of de nieuwe gegevens (2006) ook daadwerkelijk voor het plangebied relevant zijn. Ze hecht er wel aan aan te geven dat ten behoeve van dit bestemmingsplan in 2004 een zorgvuldig flora- en faunaonderzoek heeft plaatsgevonden. De resultaten daarvan zijn in de toe- lichting opgenomen. Op basis van de nieuwe gegevens zal de toelichting en de bijla- gen daarbij worden herzien.

Beleidskader In hoofdstuk 3 mis ik aandacht voor de Flora- en faunawet en het Nee, tenzij beginsel (EHS). Niet duidelijk is of, en zo ja waar, in het bestemmingsplan rekening is gehou- den met dit principe.

bestemmingsplan landelijk gebied woerden, kamerik, zegveld commentaarnota 10

Beantwoording 16. De Flora en Faunawet biedt volgens gemeente en provincie een goede bescherming voor beschermde soorten. Bij het opstellen van het bestemmingsplan is rekening ge- houden met de volgens de Flora- en Faunawet beschermde soorten (zie bijlage 3). Naar aanleiding van het overleg over de commentaarnota in de participatiegroep is besloten de bijlagen aangaande het Flora- en Faunaonderzoek meer in de toelichting te integreren. De kaartjes in de bijlagen worden dan geactualiseerd. Daar het een overwegend conserverend bestemmingsplan is, is de soortenbescherming voldoende gewaarborgd. De EHS is van toepassing in de bestaande en toekomstige natuurgebieden en de ecologische verbindingszone. De kaart van de EHS in het streekplan zal overigens als kaartje in de toelichting worden opgenomen, naar aanleiding van de bijeenkomst met de participatiegroep. Een dubbelbestemming, zoals is voorgesteld in de participa- tiegroep, wordt niet opgenomen. De wijzigingsbevoegdheid naar natuur op grond van het natuurgebiedsplan, biedt voldoende mogelijkheden om de natuur te realiseren en is flexibeler op het moment dat het natuurgebiedsplan wijzigt. De gemeente heeft met de provincie besproken dat zich geen grootschalige ontwikke- lingen in het plangebied voordoen in en rond de EHS en de (mogelijke) ecologische verbindingszones, die aan het ‘nee-tenzij’-principe getoetst zouden moeten worden. Overigens is het de vraag of er een externe werking uitgaat van die onderdelen van de EHS en/of ecologische verbindingszones die niet onder de Natuurbeschermings- wet vallen.

Natuur De conclusie in paragraaf 4.3. naar aanleiding van de natuurinventarisatie (Schenke- veld, 2004) dat het niet gerechtvaardigd is sommige landbouwgebieden qua (natuur) bestemming te onderscheiden deel ik niet. Delen van het plangebied onderscheiden zich namelijk wel van andere delen door het voorkomen van de zeer bijzondere leefgemeenschap krabbenscheer, ondermeer in de polder Zegvelderbroek. Van deze leefgemeenschap krabbenscheer is de groene gla- zenmaker de zwaarst beschermde soort. De groene glazenmaker is bij de eiafzet vol- ledig afhankelijk van krabbenscheer. Bovendien herbergen sloten vol krabben-\scheer ook vaak een broedkolonie zwarte sterns, zijn ze onderdeel van het voedselhabitat van kleine reigerachtigen (purperreiger en woudaap) en bieden tevens veel ruimte aan bittervoorn en grote modderkruiper. Het duurzaam voortbestaan van deze leefgemeenschap is ondermeer afhankelijk van het behoud van sloten en aangepast slootbeheer. Het is wenselijk dat demping van sloten waarin bovengenoemde soorten aanwezig zijn aanlegvergunningplichtig is. Demping van dergelijke sloten is bovendien alleen toegestaan met ontheffing van de Flora- en Faunawet. Deze ontheffing zal alleen na toetsing op strenge criteria worden verleend. Ik acht het gewenst dat in het bestemmingsplan de gebieden met de leefgemeen- schap krabbenscheer worden onderscheiden met de bestemming ALN (agrarische gebied met landschappelijke en natuurwaarden). Een voorschrift moet dan zijn de verplichting voor het hebben van een aanlegvergunning voor het dempen van sloten. Op pagina 29 is vermeld dat in kleine dwarssloten meestal geen krabbenscheer voor- komt. Dit is onjuist. Ook in dit type sloten komt regelmatig krabbenscheer voor.

bestemmingsplan landelijk gebied woerden, kamerik, zegveld commentaarnota 11

Ook is op pagina 29 aangegeven dat vastlegging van sloten waarin de zwarte stern broedt of waarin veel krabbenscheer voorkomt een negatief effect zal hebben op het vrijwillig beheer. Ik zie dat anders. Het beheer bij waterschappen is met goedkeuring van de minister van LNV in een ge- dragscode vastgelegd. 50 % van de krabbenscheersloten wordt bij beheer en onder- houd ontzien. Dit vastgestelde gefaseerde beheer moet de aanwezige natuurwaarden van levensgemeenschappen krabbenscheer beschermen. In Bijlage 3 (pagina 79) wordt vooral aandacht geschonken aan soorten met de status “Rode Lijst soort”of “Habitatrichtlijnsoort”. Niet wordt vermeld of, en welke Flora- en faunawetsoorten voorkomen. Ik acht het van belang dat vermeld wordt welke Flora- en faunawetsoorten in het gebied voorkomen. Voor een deel zijn dit ook Habitatricht- lijnsoorten die wel vermeld worden in de bijlage 3. N.B. wouwaapje (pag. 28) moet zijn: woudaap; krabbescheer moet zijn: krabben- scheer.

Beantwoording 17. In de reactie wordt ten onrechte gesteld dat in de bestemming Agrarisch- Landschap- pelijke waarden de leefgebieden van de krabbenscheer onvoldoende worden gewaar- borgd. In de voorschriften van het bestemmingsplan (artikel 39) is reeds een aanleg- vergunning opgenomen voor het dempen van sloten, watergangen en andere waterpartijen. Overigens geldt die aanlegvergunning alleen indien er na demping een perceel breder dan 110m ontstaat. Alhoewel de aanlegvergunning daarmee primair is gericht op be- houd van de landschappelijke kwaliteiten (copeverkaveling), is daarmee ook gewaar- borgd dat demping van (grotere) sloten niet zonder meer plaatsvindt. Met het oog op peilbeheer is het niet aannemelijk dat agrariërs en/of het Hoogheem- raadschap overgaan tot demping van sloten. Mocht dat toch plaatsvinden, is altijd een vergunning van het Hoogheemraadschap nodig en die wordt in het veenweidegebied in ieder geval geweigerd als het perceel breder zou worden dan 60m. Daarnaast moet altijd eenzelfde oppervlakte vervangend water worden gegraven. Aangezien in het gebied met krabbenscheer dezelfde waterkwaliteit ook in het nieuw te graven water zal zijn, is het zeer waarschijnlijk dat ook daar de omstandigheden goed zijn voor de krabbenscheer en de Zwarte Stern. Tevens hangt het van de vrijwilligheid van de agrariër af of hij bij de reguliere onder- houdswerkzaamheden zoals maaien en sloten schonen, rekening houdt met het in standhouden van de krabbenscheer en de bijzondere slootkantvegetatie voor de Zwarte Stern. Onderhoudswerkzaamheden zijn niet te regelen in het bestemmings- plan, dus hangt het van de vrijwillige inzet via agrarisch natuur beheer af of bijzondere planten- en dierensoorten extra beschermd worden. In de afgelopen jaren is ter be- houd van landschaps- en natuurwaarden ingezet op (vrijwillig) agrarisch natuurbe- heer. Dit is vooralsnog een succes. Aan deze vorm van natuurherstel- en ontwikkeling hangen ook subsidies vast. Van meet af aan is aan de deelnemers toegezegd dat een vergroting van de natuurwaarden uiteraard gewenst is, maar dat deze niet zullen lei- den tot planologische restricties. Dit om te voorkomen dat het beheer een verplichtend karakter krijgt en om te voorkomen dat de subsidies komen te vervallen. Anders ge- steld: Agrariërs zouden meewerken aan het uiteindelijk beperken van de eigen be- drijfsvoering, hetgeen naar de mening van de gemeente niet wenselijk is. Dat heeft de gemeente bedoeld in de toelichting door te stellen “dat het bestemmen van de waar- den leidt tot een negatief effect op agrarisch natuurbeheer.” Bij het eerste proefproject bestemmingsplan landelijk gebied woerden, kamerik, zegveld commentaarnota 12

voor agrarisch natuurbeheer in 1995 was al door de provincie Utrecht in de Provincia- le Commissie Landelijk Gebied duidelijk gesteld dat meedoen aan agrarisch natuur- beheer geen gevolgen heeft voor de bestemming in het kader van de ruimtelijke orde- ning. Dat staat ook vermeld in diverse provinciale beleidsnota’s, zoals het streekplan. Bij het overleg in de participatiegroep is de provincie teruggekomen op haar stand- punt dat sloten met krabbenscheer en gebieden waar de Zwarte Stern voorkomt extra beschermd zouden moeten worden. De lijst in de bijlagen zal worden gecompleteerd met een lijst van beschermde Flora- en Faunawetsoorten.

De voorschriften Economische uitvoerbaarheid. Maatschappelijke uitvoerbaarheid. Het plan moet nog worden aangevuld met de resultaten van de inspraak.

Conclusie Ik verzoek u met de gemaakte opmerkingen in de verdere planprocedure rekening te houden en ga ervan uit dat u het ontwerpplan zelf controleert op kleine onvolkomen- heden als foutieve verwijzingen en dergelijke.

Beantwoording 18. De gemeente Woerden zal de overwegingen van de provincie betrekken bij het opstellen van het ontwerp-bestemmingsplan. Inmiddels is in de participatiegroep de provinciale reactie besproken.

2.2 VROM-inspectie, regio NoordWest,

In het kader van het vooroverleg zoals bedoeld in artikel 10 van het Besluit op de ruimtelijke ordening, bericht ik u dat bovenvermeld voorontwerp-bestemmingsplan "Landelijk Gebied Woerden, Kamerik, Zegveld" van de gemeente Woerden mij vanuit het oogpunt van volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en milieubeheer aanleiding geeft tot het maken van de volgende opmerkingen.

Luchtkwaliteit In de toelichting bij het bestemmingsplan geeft u aan dat uit de resultaten van de van- af 2001 uitgevoerde luchtkwaliteitberekeningen blijkt dat de grenswaarden voor stik- stofdioxide (NO2) op een tweetal locaties overschreden worden. Ik adviseer u in het bestemmingsplan aan te geven in welke mate de overschrijdingen zullen plaatsvinden en welke maatregelen u denkt te nemen om in 2010 aan de grenswaarden voor NO2 te kunnen voldoen. Daarnaast geeft u aan dat, volgens een indicatieve berekening voor de toekomstige luchtsituatie, langs wegen met veel verkeer een overschrijding van de grenswaarden voor fijn stof (PM10) mogelijk is en dat langs een tweetal wegen in het plangebied sprake is van een mogelijke overschrijding van de grenswaarden voor NO2. Ik adviseer u in te gaan op de eventuele mogelijkheden op lokaal niveau om deze overschrijdingen te doen verminderen.

Beantwoording 19. De gemeente is van mening dat in het overwegend conserverend bestemmingsplan het niet noodzakelijk is de maatregelen te benoemen om overschrijdingen van grens-

bestemmingsplan landelijk gebied woerden, kamerik, zegveld commentaarnota 13

waarden te reduceren. Temeer daar er zich geen ontwikkelingen in die gebieden voor- doen waar de grenswaarden worden overschreden (vlak bij de weg). Nieuwe berekeningen zullen overigens wel worden uitgevoerd, als gevolg van het nieuwe rekenvoorschrift (dd december 2006) en de (aanstaande) Wet Luchtkwaliteit.

Externe veiligheid

LPG verkooppunten Volgens de toelichting in het bestemmingsplan bevinden zich in het plangebied twee verkooppunten van LPG, die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Daarbij geeft u de plaatsgebonden risicocontour rondom de vulpunten van de LPG-opslag aan maar niet de doorzet in m³/jaar. Ik adviseer u het bestemmingsplan hierop aan te passen.

Beantwoording 20. De doorzet zal in de toelichting van het bestemmingsplan worden vermeld.

Aardgastransportleidingen Uit de toelichting in het bestemmingsplan blijkt dat zich aardgastransportleidingen be- vinden in het plangebied. U geeft aan dat voor het bouwen nabij de aardgastransport- leidingen de bebouwingsvrije afstand maatgevend is maar u gaat hier niet nader op in. Op de digitale kaart op de gemeentelijke website (www.woerden.nl) is een zonering aangegeven aan weerszijden van de aardgastransportleiding maar is niet te achterha- len om hoeveel meters het gaat. Bovendien is uit de bestemmingsplantoelichting en voorschriften niet af te leiden om wat voor soort aardgastransportleiding het gaat. Het valt daarom niet te beoordelen of met dit bestemmingsplan voldaan wordt aan de aanvaardbare veiligheidsafstanden zoals vermeld in de VROM-circulaire 'Zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen' van 26 november 1984. Ik adviseer u het bestemmingsplan op dit onderdeel conform bovengenoemde richtlijn te verduidelijken en indien nodig aan te passen.

Beantwoording 21. De toelichting van het bestemmingsplan zal hierop worden aangepast. Indien nodig zal de breedte van de dubbelbestemming op de plankaart worden bezien.

Wegverkeer In de toelichting bij het bestemmingsplan wordt een aantal wegen genoemd die zijn aangeduid als wegen waarover gevaarlijke transporten plaatsvinden. U geeft aan dat een plaatsgebonden risicocontour geldt die geen gevolgen heeft voor de planopzet maar geeft hiervoor geen nadere onderbouwing. Ik adviseer u nader in te gaan op de consequenties die de genoemde transporten zullen hebben voor zowel het groepsge- bonden als het plaatsgebonden risico.

Beantwoording 22. De toelichting van het bestemmingsplan zal hierop worden aangepast.

Hoogspanningsleidingen Op de bestemmingsplankaart is de aanduiding opgenomen van een bestaande hoog- spanningsverbinding. Uit de toelichting en voorschriften in het bestemmingsplan blijkt echter niet om wat voor soort hoogspanningsverbinding het gaat (aantal kV's) en hoe bestemmingsplan landelijk gebied woerden, kamerik, zegveld commentaarnota 14

het bestemmingsplan omgaat met het eventueel vrijwaren van blootstellingen aan personen van meer dan 0,4 uT (microTesla). Ik adviseer u om dit onderdeel uit het bestemmingsplan te verduidelijken en het bestemmingsplan hierop aan te passen. Voor de toepassing hiervan verwijs ik naar de brief van VROM met bijlagen van 3 ok- tober 2005 betreffende 'Advies met betrekking tot hoogspanningslijnen', die ook aan uw gemeente is verstuurd. (TK, 2004-2005, 28 089, nr 6; GR advies nr. 2000/6 en RIVM-rapport nr. 610050007/2001 en RIVM- briefrapport 032/2003) Over de aanduiding van de hoogspanningsverbinding op de plankaart is een arcering aangegeven die niet is verklaard op de bijbehorende legenda. Ik adviseer u het be- stemmingsplan hierop aan te passen.

Beantwoording 23. De toelichting van het bestemmingsplan zal hierop worden aangepast. Op de plankaart zal een correcte verklaring van de arcering worden opgenomen.

2.3 Recreatieschap de Stichtse Groenlanden (2 reacties)

(eerste reactie) In het kader van het vooroverleg ex artikel 10 Bro hebben wij het voorontwerp be- stemmingsplan Landelijk Gebied 2006 ontvangen met het verzoek om commentaar. Mede naar aanleiding van het gesprek van 23 januari jl. met u wil ik graag de volgen- de opmerkingen maken: Onder hoofdstuk 5.3.6. wordt aan de bestaande kinderboerderij, naast een bestem- ming Dagrecreatie, de medebestemming "Maatschappelijk" toegekend. Deze toevoe- ging is niet duidelijk en komt ook niet terug in de voorschriften onder artikel 13. Ik ver- zoek u de medebestemming Maatschappelijk uit de toelichting te verwijderen.

Beantwoording 24. In de toelichting en de voorschriften staat de kinderboerderij onder de paragraaf en de bestemming Recreatie. Een kinderboerderij vervult tevens een maatschappelijke func- tie, dus kan ook onder deze bestemming worden gevat. Naar aanleiding van uw twee- de brief blijft de toelichting ongewijzigd.

Op de plankaart is niet duidelijk aangegeven welke de bestemming is van de beplan- tingszones rond de recreatieplas Eend nabij het Oortjespad. Ik wil u verzoeken om aan de beplantingszone aan de Noord- en de Westzijde (m.u.v. het meest zuidelijk deel hiervan) een bestemming "Bos - Waardevol landschapselement" toe te kennen. De zone aan de Oostzijde is al sinds lange tijd recreatief in gebruik. De Zuidzijde wordt nu met de aanleg van de Pitch- en Puttbaan tevens recreatief gebruikt. Daarom verzoek ik u om aan de beplantingszones aan de Oost-, de Zuidzijde en het zuidelijk- ste deel van de Westzijde een bestemming Recreatie toe te kennen.

Beantwoording 25. Op de detailkaarten (85 en 86) is het gebied ten westen en noorden van de plas reeds bestemd conform de wens van het Recreatieschap. Het gebied ten zuiden heeft de bestemming “Groen”. Doordat nu de Pitch- en Puttbaan gedeeltelijk in de zuidelijke zone komt, krijgt deze zone ook de bestemming “Recreatie”. De zone ten oosten heeft de Agrarische bestemming en ook een klein deel aansluitend aan de westelijke groenzone. Hier past de agrarische bestemming niet en hoort de bestemming Recrea- tie te zijn. Dit zal ook worden aangepast op de plankaart .

bestemmingsplan landelijk gebied woerden, kamerik, zegveld commentaarnota 15

Het bestaande dagrecreatieterrein Grutto is in het voorontwerp aangegeven met de bestemming Groen. In verband met mogelijke toekomstige exploitatiemogelijkheden van het terrein als pleisterplaats langs recreatieve routes (b.v. voor mobiele horeca- voorziening) verzoek ik u dit gebied met een bestemming Recreatie in het plan op te nemen. Op bijgaand kaartje 1 is aangegeven op welke plaats het bebouwingsvlak ge- wenst is. Ik verzoek u om deze begrenzing van het bebouwingsvlak tevens op te ne- men in de bestemming van betreffende gebied.

Beantwoording 26. In de bestemming “Groen” zijn geen gebouwen mogelijk, wel bouwwerken. Het bestaande dagrecreatieterrein Grutto is openbaar toegankelijk en om de recreatieve functie te versterken is enige bebouwing mogelijk, passend in het landschap. Het aangegeven bouwperceel voor maximaal 50 m² bebouwing voor een kleinschalige horeca/toiletvoorziening voor het dagrecreatieterrein zal passen binnen de structuur van het gebied. Met name door de ligging langs druk bezochte wandel- en fietsroutes en het vele gebruik als vislocatie kan de behoefte aan een dergelijke voorziening ont- staan. De plankaart , voorschriften en toelichting zullen hierop worden aangepast.

In artikel 21, bestemming Water, is in de bestemmingsomschrijving geen mogelijkheid aangegeven voor steigers met een recreatieve functie. Ik verzoek u om de bouw van steigers in de bouwvoorschriften op te nemen. Aansluitend hierop verzoek ik u de in- getekende steiger in de recreatieplas Eend van de plankaart te verwijderen. Ik verzoek u genoemde punten te verwerken in het definitieve bestemmingsplan.

Beantwoording 27. Het aanleggen van steigers zal in de bestemming “Water” mogelijk worden gemaakt; de voorschriften worden hierop aangepast. De gemeente wijst het Recreatieschap erop dat voor het aanleggen van steigers een ontheffing van de Keur (Hoogheem- raadschap) noodzakelijk is. De steiger zal van de plankaart worden verwijderd.

(tweede reactie) Op 7 februari 2007 heeft u een reactie van ons ontvangen in het kader van het voor- overleg ex artikel 10 Bro op het voorontwerp bestemmingsplan Landelijk Gebied 2006. In de tweede alinea heb ik u verzocht de medebestemming Maatschappelijk, ge- noemd onder hoofdstuk 5.6.3. die betrekking heeft op de bestaande kinderboerderij van het Oortjespad, uit de toelichting te verwijderen. Dit verzoek is in afstemming met u, in het voorafgaande gesprek van 23 januari 2007, tot stand gekomen. In de behandeling van mijn reactie in het DB van het recreatieschap van 15 maart jl. is opgemerkt dat de activiteiten van het recreatieschap wel als een maatschappelijke taak beschouwd kunnen worden. Ik wil u dan ook hierbij verzoeken om de aanduiding Maatschappelijk in de toelichting van het voorontwerp te handhaven.

Beantwoording 28. De gemeente handhaaft de teksten in de toelichting.

1 Het kaartje is bij de reactie gevoegd, doch niet in deze nota opgenomen bestemmingsplan landelijk gebied woerden, kamerik, zegveld commentaarnota 16

2.4 Prorail

Het voorontwerp-bestemmingsplan "Landelijk Gebied Woerden, Kamerik, Zegveld" dat wij van u ontvingen in het kader van het overleg ex artikel 10 van het Besluit op de ruimtelijke ordening geeft ons aanleiding het volgende op te merken. ProRail is de beheerder van de hoofdspoorweginfrastructuur. Op grond van artikel 16 van de Spoorwegwet heeft ProRail onder andere de zorg voor de beschikbaarheid van de infrastructuur. Het behartigen van de belangen van het spoor en van de spoorweg, waaronder de beschikbaarheid en de veilige berijdbaarheid van de spoorweg, behoort daarom tot de taak van ProRail. In dit kader vragen wij u het plan op de volgende punten aan te vul- len dan wel te wijzigen.

4.12 Milieu Externe veiligheid Railverkeer Uit het voorontwerp bestemmingsplan blijkt dat er geen aandacht is besteed aan het groepsrisico en het plaatsgebonden risico verbonden aan het vervoer van gevaarlijke stoffen per spoor. Over de in het plan gelegen spoorweg vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. In het bestemmingsplan zijn wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Hierdoor is het mogelijk dat er een aantal nieuwe kwetsbare en/of beperkt kwetsbare bestemmingen zoals omschreven in de hieronder aangehaalde Circulaire, mogelijk wordt. Deze nieuwe bestemmingen kunnen de belangen van het spoor en de spoor- weg, waaronder de beschikbaarheid van de spoorweg, schaden. Het bestemmingsplan mag geen inbreuk maken op de beschikbaarheid van de spoorweg voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Nu de toetsing aan de normen voor externe veiligheid nog niet heeft plaatsgevonden, is voor ons niet mogelijk om te beoordelen of u de belangen voldoende heeft meegewogen bij het ontwerpen van het bestemmingsplan en wat het resultaat van uw belangenafweging is. Wij zien het resultaat van uw belangenafweging graag alsnog terug in het bestem- mingsplan, met dien verstande dat de beschikbaarheid gebaseerd op het huidige en het toekomstig voorzienbaar vervoer niet mag worden aangetast. Voor het omgaan met externe veiligheid in het bestemmingsplan kunt u gebruik ma- ken van de Circulaire "Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen". Deze circulaire is op 4 augustus 2004 in de Staatscourant gepubliceerd. In deze circulaire is aangege- ven op welke wijze u om kunt gaan met dit aspect in bestemmingsplannen, met welke gegevens u de risico's kunt berekenen en welke normstelling er geldt. De in de bovengenoemde circulaire genoemde huidige en geprognosticeerde ver- voerstromen kunt u opvragen ProRail, Bedrijfseenheid Capaciteitstoedeling (Postbus 3500 GC te Utrecht of telefoon: 030-2356277). De geprognosticeerde vervoerstromen zijn door de minister van Verkeer en Water- staat bij brief van 26 april 2004 in het rapport "Prognose van het vervoer van gevaarlij- ke stoffen. Een beleidsvrije marktprognose" aangeboden aan de Tweede kamer. Vertrouwende u hiermede voldoende te hebben geïnformeerd.

Beantwoording 29. Verwezen wordt naar de beantwoording van de Provincie Utrecht (antwoord 13. ) In de toelichting zal aandacht worden besteed aan het Plaatsgebonden en Groepsgebon- den risico, onder meer voor de spoorlijnen. Vanzelfsprekend moeten er geen nieuwe, gevoelige (veelal woningen) functies worden toegestaan binnen deze contouren.

bestemmingsplan landelijk gebied woerden, kamerik, zegveld commentaarnota 17

2.5 Natuur- en milieufederatie Utrecht

Om te beginnen onze dank voor het toezenden van het voorontwerp bestemmings- plan Landelijk gebied 2006 Woerden, Kamerik, Zegveld. Het voorontwerp geeft ons aanleiding tot een aantal opmerkingen, gedeeltelijk gelijk aan de opmerkingen zoals eerder gemaakt in het overleg met de participatiegroep, waaraan de Natuur en Milieu- federatie Utrecht heeft deelgenomen.

Begrenzing Zoals reeds bij het concept- voorontwerpbestemmingsplan aangegeven, heeft de NMU bezwaar tegen de begrenzing van het gebied waarover het bestemmingsplan gaat. Ons inziens dient het bestemmingsplan het totale landelijk gebied te omvatten. Dit betekent dat de rode contouren uit het provinciale streekplan als uitgangspunt moeten dienen. In het plan wordt aangegeven dat de Nota Rode Contouren 2002 van de gemeente Woerden als uitgangspunt is genomen, maar dit is onterecht. Het gaat voornamelijk om een gebied in de kern Zegveld (polder Lagebroek), bij Kamerik en bij waar de grens van het landelijk gebied de provinciale rode contour niet volgt. In feite wordt hierdoor vooruitgelopen op bebouwing van deze gebieden, dit vinden wij ongewenst. Er dient ruimte voor woningbouw gevonden te worden binnen de provinci- ale Rode contouren. Volgens de conceptnota Wonen 2006 is er binnen de rode con- tour van Woerden ruimte voor 3600 woningen, terwijl er tot 2015 behoefte is aan 1900 woningen voor de eigen bevolkingsgroei en 300 extra woningen vanwege de regiona- le opvangfunctie van Woerden. Dit betekent dat in totaal 2200 woningen nodig zijn, waar er ruimte is voor 3600 woningen binnen de rode contour in dezelfde periode. Het is dan onacceptabel dat toch wordt vooruitgelopen op 'oprekken' van de rode contour bij Lagebroek, Kamerik en Kanis.

Beantwoording 30. De gemeente is van mening dat voor haar woningbouwprogramma uiteraard de geschetste kaders in acht moeten worden genomen. Echter, met dit bestemmingsplan wordt daarvan niet afgeweken. De begrenzing van het plan is gebaseerd op de begrenzing van de bestemmingsplan- nen voor de kernen Kamerik, Kanis en Zegveld, die recent zijn vastgesteld. Voor de beoogde woningbouwlocatie bij Zegveld wordt wel afgeweken van de grens van het bestemmingsplan Kern Zegveld. Het gaat om ca. 2 ha weiland, waarin de agrarische bestemming in stand blijft. Er is voor dit gebied geen bebouwing mogelijk, zonder dat er een nieuw plan wordt gemaakt. Ook de voorlopig bekende tracés van de BRAVO projecten blijven buiten het plangebied, evenals het buitengebied van . Daarnaast zijn wel de bedrijventerreinen Nijverheidsbuurt en Zegveldse Uitweg en ook het gebied van de Polanerzandweg in dit plan opgenomen, terwijl deze gebieden wel binnen de rode contour liggen. Er is met name bekeken wat de huidige grenzen van de bestemmingsplannen zijn en de in gemeentelijk beleid vastgelegde gebieden waar- in nieuwe ontwikkelingen te verwachten zijn, zijn buiten het plangebied gelaten. Het is niet juist te stellen dat de begrenzing van die plannen automatisch de (nieuwe) grens zal vormen van de woonbebouwing van die kernen c/q locatie, omdat ook andere functies in een bestemmingsplan voor de kernen/locatie ondergebracht kunnen en zullen worden. Het bestemmingsplan is op zichzelf ook geen grond voor het vastleggen van rode contouren. Die worden, na zorgvuldige afweging tussen provincie en gemeente, door de provincie bepaald. Er is op dit moment dan ook geen aanleiding te veronderstellen

bestemmingsplan landelijk gebied woerden, kamerik, zegveld commentaarnota 18

dat dit nieuwe bestemmingsplan landelijk gebied bijdraagt aan het ‘oprekken’ van de rode contour.

Cultuurhistorische waarden De bescherming van gebieden met cultuurhistorische waarden vinden wij van groot belang. In de gebieden met aanduiding openheid (o) en karakteristiek verkavelingspa- troon (v) is deze bescherming geregeld door het aanlegvergunningenstelsel. Het is mij onduidelijk of op deze manier de cultuurhistorische waarden afdoende worden be- schermd. Het lijkt bijvoorbeeld onvoldoende om de karakteristieke waaiervormige ver- kaveling rond het Branderpad te beschermen, door te voorkomen dat door dempen van sloten percelen breder dan 110m ontstaan. Op dit moment zijn er veel percelen smaller dan 110 m aanwezig, die deels het karakter van het gebied bepalen. Een tweede voorbeeld: in gebieden met aanduiding 'openheid' is het toegestaan om gras- land onbeperkt naar ruwvoedergewassen (zoals maïs) om te zetten. Dit tast de open- heid van het gebied aan.

Beantwoording 31. Voor de beantwoording wordt verwezen naar de beantwoording onder 17. De gemeente heeft een aantal watergangen, die niet bij het Hoogheemraadschap als hoofdwatergang zijn aangemerkt, aangewezen als cultuurhistorisch waardevolle wa- tergangen. Deze zijn bestemd voor “Water”. Dientengevolge is demping ervan niet mogelijk. Het waterschap heeft al als beleid dat er geen sloten mogen worden ge- dempt als er percelen breder dan 60m zouden ontstaan. De kenmerkende waaierverkaveling nabij Zegveld (Branderpad en omgeving), wordt als cultuurhistorisch waardevol gezien en is daarom tot “Water” bestemd. Water dat tot ‘Water” is bestemd, kan zonder aanlegvergunning niet worden gedempt. Het plan voorziet derhalve wel in een goede bescherming van deze verkaveling.

Weidevogels Het aanduiden van 'weidevogels' met een specifieke bestemming op de kaart heeft voor- en nadelen. Openheid is inderdaad een zeer belangrijke voorwaarde voor het voorkomen van weidevogels, deze openheid is beschermd in het bestemmingsplan. Openheid is echter niet de enige voorwaarden voor weidevogels, ook de juiste grond- waterstanden en rust zijn van groot belang. Aangezien het landelijk en in deze omge- ving de aantallen weidevogels nog steeds afnemen, is een stevige bescherming op z'n plaats. Dit kan door weidevogels meer expliciet te beschermen en te benoemen in de toelichting, voorschriften en op de plankaart.

Beantwoording 32. De gemeente deelt de mening van de Natuur- en Milieufederatie niet volledig. Niet alleen openheid maar ook actief beschermen van weidevogelnesten en –jongen, rust- periodes in het grasland en voldoende variatie/voedsel voor de vogels vertaald in in de vorm van mozaïekbeheer zorgen ook voor een betere weidevogelstand. De ge- meente kiest voor de trits van bewustwording, stimulering en regelgeving (alleen voor excessen). Dat laatste is bij het weidevogelbeheer niet nodig. Het agrarisch natuurbe- heer is sinds 1995 actief uitgevoerd in dit bestemmingsplangebied. Toen was afge- sproken dat meedoen aan agrarisch natuurbeheer niet zou leiden tot gevolgen voor de bestemming in het kader van de ruimtelijke ordening. De resultaten van het actieve weidevogelbeheer zijn goed te noemen (zie de verslagen van de agrarische natuur-

bestemmingsplan landelijk gebied woerden, kamerik, zegveld commentaarnota 19

vereniging). Extra regelgeving zou alleen maar tot weerstand leiden en de actieve be- scherming van de weidevogelnesten en –jongen juist verminderen. Daarnaast is het regelen van waterpeilen en waterstanden in sloten geen zaak van het bestemmingsplan, want dat regelt het Hoogheemraadschap via peilbesluiten en watergebiedsplannen. De gemeente gaat er vanuit dat bij het vaststellen van de peilbesluiten alle belangen zijn afgewogen. Ten aanzien van rust ofwel stilte gelden ook geen aanvullende bepa- lingen in het bestemmingsplan. Voor het stiltegebied Kockengen/Teckop gelden wel enkele beperkingen vanuit de PMV, maar deze activiteiten zijn ook in dit bestem- mingsplan niet toegestaan (gebiedsvreemde geluidsverstorende activiteiten, zoals motorcrossen). De aanduiding ‘weidevogels’ wordt dan ook niet opgenomen in dit bestemmingsplan.

Bescherming natuurwaarden Het bestemmingsplan erkent de grote landschappelijke en natuurwaarden van het gebied. De bescherming van de natuurwaarden komt echter onvoldoende tot uitdruk- king in de voorschriften. In artikel 3 'Agrarisch- Landschappelijke waarden' wordt be- scherming en behoud van de aanwezige natuurwaarden niet genoemd. Natuurwaar- den beperken zich niet alleen tot de natuurgebieden, ook de AL- gebieden hebben natuurwaarden! In artikel 4 'Agrarisch - Landschappelijke en Natuurlijke waarden' worden de natuur- wetenschappelijke waarden beschermd. Het is ons niet duidelijk wat wordt verstaan onder natuurwetenschappelijke waarden en of dit overeenstemt met bescherming van' natuurwaarden in brede zin. In artikel 4 staat vervolgens dat de natuurwetenschappe- lijke waarden aanduiding (-) hebben op de plankaart. Betekent dit dat deze aanduiding niet voorkomt op de plankaart?

Beantwoording 33. In de bestemming “Agrarisch – landschappelijke waarden” zijn de voorschriften gericht op het behoud van de landschappelijke waarden. Ecologisch onderzoek heeft uitge- wezen dat het behoud van die kwaliteiten (openheid, verkaveling) de belangrijkste borging zijn voor de aanwezige natuurwaarden. Aanvullend beleid voor deze gebieden specifiek voor de natuurwaarden, wordt dan ook niet noodzakelijk geacht. In artikel 4 zullen de natuurwaarden helder worden gemaakt. Deze worden benoemd in de toelichting , voorschriften en op de plankaart .

Polder Rietveld De polder Rietveld heeft in het streekplan de aanduiding Nieuwe natuur, en valt daar- mee binnen de Ecologische Hoofdstructuur. In het voorontwerp bestemmingsplan heeft deze polder de aanduiding ALN gekregen. Wij vinden dit niet in overeenstem- ming met het streekplan en de (potentiële) natuurwaarden van de polder. Derhalve pleiten wij ervoor om de polder een natuurbescherming te geven.

Beantwoording 34. De polder Rietveld is buiten het ALN-gebied gelaten en alleen het toekomstige natuurgebied in de polder De Bree is bestemd als ALN-gebied. Op basis van het flora- en faunaonderzoek in bijlage 3 is eigenlijk niet te concluderen dat deze bestemming terecht is, want de natuurwaarden in dit gebied zijn niet anders dan in de rest van het landelijk gebied.

bestemmingsplan landelijk gebied woerden, kamerik, zegveld commentaarnota 20

De Landinrichting Bodegraven-Noord is echter in 2006 afgerond en het gebied in de polder De Bree is eigendom van Natuurmonumenten geworden. De inrichting en be- grenzing van het nieuwe natuurgebied staan echter opnieuw ter discussie, vanwege de dure watermaatregelen, die moeten worden getroffen om een hoger waterpeil in de natuurgebieden te kunnen realiseren ten opzichte van het agrarisch peil in de agrari- sche gebieden. De provincie Zuid-Holland is nu de trekker van de visievorming voor het gebied Bodegraven-Noord in relatie tot de Natte As, die waarschijnlijk in het ver- lengde van de Wierickes tot aan de Nieuwkoopse Plassen zal komen. De ligging van de Natte As hangt mede af van de realiseerbaarheid van het hogere waterpeil dat voor Rietveld als natuurgebied noodzakelijk is. Via een wijzigingsbevoegdheid kan de bestemming van gronden binnen de begrensde natuurgebieden van het natuurgebiedsplan en in of aansluitend aan ecologische ver- bindingszones wijzigen naar de bestemming “Natuur”. Dat geldt overigens ook voor de gebieden buiten de polder Rietveld. De gemeente gaat na bij de provincie en DLG wat de begrenzing is van de gebieden die voor natuurontwikkeling in Rietveld, in aanmer- king komen.

Nevenfuncties en vrijkomende agrarische bebouwing De regeling voor toestaan van nevenfuncties en gebruik van vrijkomende agrarische bebouwing in het buitengebied is ruim toegepast in het bestemmingsplan. De NMU is zeker niet tegen particuliere initiatieven in het buitengebied, maar wij vrezen dat deze ruime toepassing leidt tot verrommeling en verstoring in het buitengebied . Wij verzoe- ken u om in het plan op te nemen dat bij alle functiewijzigingen in vrijkomende agrari- sche bebouwing, getoetst zal worden op het effect op landschap, milieu en verkeers- aantrekkende werking. Wij wensen u succes met de verdere planvorming en zijn altijd bereid tot een nadere toelichting.

Beantwoording 35. De gemeente Woerden heeft zoveel mogelijk rekening gehouden met de zorg van de NMU. Voor de verschillende wijzigingen en vrijstellingen die zijn opgenomen, gericht op het toestaan van nieuwe functies in vrijkomende agrarische bebouwing, is altijd als één van de voorwaarden opgenomen dat er zich geen onevenredige verkeersaantrek- kende werking mag voordoen, inpassing in het landschap noodzakelijk is en rekening moet worden gehouden met geluid- en geurhinder. Daarnaast zijn ook expliciet nieu- we functies aangegeven, die niet zijn toegestaan in het landelijk gebied, zoals gara- ges, transportbedrijven, detailhandel. De niet aan het gebied gebonden functies zijn tevens beperkt tot een maximale maat (kleinschalig, 250 m²) en daarvoor moet ook eenzelfde oppervlakte van de bestaande bebouwing gesloopt worden.

2.6 Kamer van Koophandel, kantoor Utrecht

In het kader van artikel 10 BRO maken wij gebruik van de mogelijkheid te reageren op het voorontwerpbestemmingsplan Landelijk gebied Woerden, Kamerik, Zegveld. Allereerst willen wij u een compliment maken voor de wijze waarop u betrokkenen, dus ook de in het buitengebied gevestigde ondernemers, geïnformeerd en geconsul- teerd heeft over het nieuwe bestemmingsplan. In de beoordeling van het plan kijken wij met name naar de ruimte die geboden wordt voor huidige en toekomstige economische activiteiten in het buitengebied. Het plan biedt op zich een duidelijk kader hiervoor. Wij onderschrijven de op toekomstig land- schapsbehoud en –onderhoud gestoelde rode draad in het plan. Ook onderschrijven bestemmingsplan landelijk gebied woerden, kamerik, zegveld commentaarnota 21

wij de keuze om bepaalde typen bedrijven (bijv. detailhandel en transportbedrijven) niet toe te staan in het buitengebied.

Beantwoording 36. De gemeente neemt kennis van het door de KvK gestelde.

Ten aanzien van andere keuzes hebben wij de behoefte kanttekeningen te plaatsen. In de toekomst zal niet-agrarische bedrijvigheid in het buitengebied verder toenemen. Een gewenste ontwikkeling, omdat het buitengebied door de afname van het aantal agrarische bedrijven nieuwe economische dragers hard nodig heeft. Wat wij voor be- staande en nieuwe bedrijven in het plan missen is voldoende flexibiliteit in het toe- staan van bedrijfsuitbreiding, nieuwe bedrijfsvestiging of bedrijfsverandering. Oftewel flexibiliteit in het bestemmingsplan om in voorkomende en wenselijke situaties maat- werk te kunnen leveren. Er wordt enige ruimte geboden op dit vlak maar het zou meer mogen zijn. Wij begrijpen dat u als gemeente de behoefte heeft om controle te houden over toe- komstige ontwikkelingen. Dit vergt inderdaad strikte regels. Maar daarnaast zouden vrijstellingsbepalingen / wijzigingsbevoegdheden opgenomen moeten worden die door de gemeente gecontroleerd maatwerk mogelijk maken. Geen vrijstellingsbepalingen / wijzigingsbevoegdheden derhalve waarin (alleen) kwantitatieve grenzen centraal staan maar vrijstellingsbepalingen / wijzigingsbevoegdheden die op basis van duidelij- ke kwaliteitscriteria doelgericht maatwerk faciliteren. Goede initiatieven in het buiten- gebied dreigen nu in de kiem gesmoord te worden doordat bepalingen in het bestem- mingsplan ondernemers zullen afschrikken. Ook kunnen huidige niet-agrarische bedrijven in de toekomst in de knel komen omdat bedrijfsuitbreiding in de meeste ge- vallen niet toegestaan is. Een voorbeeld van een in potentie knellende kwantitatieve limiet is de bestemmings- wijziging naar max. 250 m² bedrijfsbestemming gekoppeld aan de sloopplicht van een zelfde oppervlak aan bestaande bebouwing. Wij kunnen ons heel goed een situatie voorstellen waarbij (bijvoorbeeld) 350 m² bedrijfsoppervlak gecreëerd wordt met gelijk- tijdige sloop van niet meer dan (bijvoorbeeld) 100 m², mits dit gepaard gaat met een door een landschapsdeskundige opgesteld plan dat ruimtelijke en landschappelijke kwaliteiten aan de kavel toevoegt. Dergelijk maatwerk lijkt in dit bestemmingsplan niet mogelijk. Wij geven u in dringende overweging de in dit licht relevante bepalingen in het plan aan te passen.

Beantwoording 37. De gemeente Woerden is van mening dat ook in de toekomst de agrarische bedrijvigheid de belangrijkste functie in het landelijk gebied zal blijven. De provincie Utrecht hanteert voor niet-agrarische functies in het landelijk gebied een strikt beleid ten aanzien van vestiging ervan en het toestaan van bebouwing. Belangrijke overwe- ging daarbij is dat niet-agrarische bedrijven een goede ontsluiting nodig hebben en verstening van het landelijk gebied moet worden tegengegaan. De gemeente deelt die opvatting. Bedrijven moeten in de eerste plaats dan ook naar een locatie op een be- drijventerrein blijven zoeken. Dat laat onverlet dat voor vrijkomende agrarische bebouwing een passende functie gevonden moet worden. Eén van de opties die dan in beeld is, is het vestigen van een niet-agrarisch bedrijf. Het kan echter niet zo zijn, dat het voor bedrijven aantrekkelijker wordt zich te vestigen in het landelijk gebied dan op een bedrijventerrein. De gemeen- te is van mening dat de huidige voorschriften voldoende mogelijkheden bieden voor de bedrijfjes die ze wel wenselijk acht in het gebied. Het toestaan van een groter op- bestemmingsplan landelijk gebied woerden, kamerik, zegveld commentaarnota 22

pervlak aan bebouwing acht ze niet gewenst, omdat daarmee een onevenwichtige situatie ontstaat. Dat zou in het buitengebied een teveel aan verkeersbewegingen en bebouwing met zich meebrengen.

Concreet hebben wij verder de volgende opmerkingen bij opgenomen voorschriften: - Artikel 3.5.2 en artikel 38.2.: wij verzoeken u de maximale bedrijfsgrootte van p t/m x op te hogen van 100 tot minimaal 300 m² (= norm provincie Utrecht, handleiding bestemmingsplannen 2006), dit omdat voor een activiteit die niet gebonden is aan het buitengebied, maar wel een goede aanvulling vormt op de inkomsten uit de agrarische bedrijfsvoering (een nieuwe economische drager) het maximale oppervlak van 100m² tekort schiet c.q. kan schieten.

Beantwoording 38. Verwezen wordt naar de beantwoording onder 35. De 100 m² is alleen van toepassing voor de niet aan het landelijk gebied gebonden functies, zoals timmerbedrijf, maar de functies die iets toevoegen aan de beleving van het landelijk gebied, zoals recreatie, zorgboerderij, of passen in het landelijk gebied, zoals paardenhouderij, zijn voor een grotere oppervlakte toegestaan als onderge- schikte neventak (max. 500 m²). Bij wijziging naar hoofdtak is de maximale oppervlak- te 250 m² voor de niet aan het landelijk gebied gebonden functies en de bestaande bebouwing is de maximale maat voor de functies die passen in het landelijk gebied of iets toevoegen aan de beleving daarvan.

Artikel 3.5.2, artikel 36.5 en artikel 38.2: wij verzoeken u een categorie y toe te voe- gen: "overige bedrijvigheid die qua aard en eventuele overlast gelijk te stellen is aan bedrijvigheid genoemd onder p t/m x". Dit om flexibiliteit in te bouwen ten aanzien van bijvoorbeeld toekomstige economische ontwikkelingen die nu nog niet te voorziene specifieke bedrijvigheid met zich mee brengt (die qua aard prima zou passen in het buitengebied).

Beantwoording 39. De gemeente is van mening dat de limitatieve lijst voldoende mogelijkheden biedt voor hergebruik van bebouwing. Het opnemen van de door de KvK voorgestelde bepaling biedt onvoldoende zekerheid dat zich niet-gewenste bedrijven in het landelijk gebied vestigen.

Artikel 5.5.1: ons is onduidelijk waarom bedrijven die in lid 5.1 zijn aangemerkt als VAB geen vrijstelling zouden kunnen krijgen voor het (be)bouwen en gebruiken van gronden en bouwwerken voor een ander soort bedrijf. Zeker het gebruiken van de bestaande gebouwen voor een ander soort (toegestaan) bedrijf zou mogelijk moeten zijn. Wij verzoeken u het plan hierop aan te passen. Artikel 5.5.1: toevoegen aan de onder a. opgenomen passage over de positieve lijst: "of een bedrijf dat qua aard en overlast gelijk te stellen is aan de in de positieve lijst genoemde bedrijfsactiviteiten." Artikel 30.3: in dit artikel wordt het gebruik van een woning voor beroep aan huis c.q. bedrijf aan huis toegestaan. Ook hier verzoeken wij u de lijst van toegestane beroeps- en bedrijfsactiviteiten uit te breiden met de categorie "overige bedrijvigheid die qua aard en eventuele overlast gelijk te stellen is aan bovengenoemde bedrijvigheid".

bestemmingsplan landelijk gebied woerden, kamerik, zegveld commentaarnota 23

Artikel 32.1: in dit artikel wordt bestemmingswijziging naar o.a. bedrijf behandeld. In de lijst van toegestane bedrijven verzoeken wij u toe te voegen "of een bedrijf dat qua aard en overlast gelijk te stellen is aan de in de positieve lijst genoemde bedrijfsactiviteiten." Wij verzoeken u onze opmerkingen in het ontwerpbestemmingsplan te verwerken.

Beantwoording 40. Verwezen wordt naar de beantwoording onder 35, 37 en 38 . In artikel 38 is de vrijstellingsregeling voor VAB’s aangegeven (ondergeschikte neventak) en in artikel 32 de wijzigingsbevoegdheid naar hoofdtak. Dan zou er voor VAB’s een dubbele rege- ling van toepassing zijn, die niet volledig hetzelfde is. Als een bestaand niet-agrarisch bedrijf een ander gebruik wil van de bestaande bebouwing, dan is dat mogelijk vol- gens artikel 5.5.1. Vaak zijn dit bestaande rechten, omdat het huidige bedrijf al als zodanig was bestemd in het vorige bestemmingsplan en dan is bij verandering naar een andere bedrijfsvoering geen sanering verplicht of een maximale maat van 250 m². Bij wijziging van een VAB met nadere bestemming paardenhouderij naar timmerbedrijf is nog steeds de saneringsverplichting uit artikel 32 lid n van toepassing en ook de maximale maat van 250 m². Men kan bij een VAB niet via een omweg onder deze sa- neringsverplichting uitkomen.

2.7 Ondernemerskring Woerden

Bij brief van 6 maart 2007 reageert de Kamer van Koophandel Utrecht op het voor- ontwerp bestemmingsplan Landelijk gebied Woerden, Kamerik, Zegveld. In die brief worden aanbevelingen gedaan om wijzigingen/aanvullingen in een aantal voorschriften aan te brengen. Wij onderschrijven die aanbevelingen van harte en drin- gen er bij u op aan de voorgestelde wijzigingen/aanvullingen over te nemen.

Beantwoording 41. Verwezen wordt naar de beantwoording van de Kamer van Koophandel ( 2.6 ), onder 37, 38 en 40.

2.8 Oasen (waterleidingbedrijf)

Op 13 december 2006 stuurde u ons toe het voorontwerp bestemmingsplan Landelijk Gebied Woerden, Kamerik, Zegveld in het kader van vooroverleg ex. Artikel 10 Bro. U hebt ons de gelegenheid gegeven te reageren tot 13 maart 2007. Hiervan maken wij graag ge- bruik.

Waterleidingbedrijf Op pagina 26, onder het kopje 'vigerend waterbeleid' staat waterleidingbedrijf Hydron genoemd. Inmiddels is Hydron gefuseerd en heet zij Vitens. Ook ontbreekt de naam van ons waterleidingbedrijf in deze opsomming. Op pagina 60, onder het kopje 'nutsdoeleinden en water' wordt slechts gesproken over Hydron. Ook hier ontbreekt de naam van ons waterleidingbedrijf.

Beantwoording 42. De naam van uw organisatie zal in de toelichting worden aangepast.

bestemmingsplan landelijk gebied woerden, kamerik, zegveld commentaarnota 24

Restricties Op pagina 27 l e alinea wordt gesproken over uit de provinciale milieuverordening voortvloeiende restricties voor bepaalde activiteiten. Graag zouden wij hierbij het vol- gende voorbeeld expliciet opgenomen zien, namelijk een restrictie in de vorm van een verbod op activiteiten inzake koude en warmte opslag.

Beantwoording 43. De toelichting zal worden aangevuld met het voorbeeld.

Grondwaterbeschermingsgebied Wij constateren dat op de plankaart in de legenda het begrip 'Grondwaterbescher- mingsgebied' wordt gebruikt, terwijl in het rapport onder Voorschriften artikel 28 spreekt over 'Waterwingebied' (pagina 66 van de voorschriften). Naar onze mening refereert dit artikel aan het 'Grondwaterbeschermingsgebied'. Graag verzoeken wij u deze benaming ook in de voorschriften te gebruiken.

Voorts zijn de bepalingen, zoals deze in het genoemde artikel 28 opgenomen zijn, naar onze mening vrij summier. Gezien het essentiële belang van het grondwater voor de uiteindelijke drinkwaterproductie, willen wij u verzoeken dit voorschrift de aandacht te geven die zij verdient. In de bijlage 2 treft u een tekstvoorstel aan voor dit artikel. Graag willen wij u verzoeken dit tekstvoorstel, zo mogelijk integraal, op te nemen in het bestemmingsplan. Ook treft u als bijlage een kaartje aan, waarop duidelijk de wa- terwin- en grondwaterbeschermingsgebieden te onderscheiden zijn.

Beantwoording 44. Voor de beantwoording wordt verwezen naar de beantwoording onder 12.

Plankaart Op plankaart 2, is het eigendom van Oasen bestemd als 'bedrijf -nuts en waterstaat- doeleinden'. Het direct naastliggende gebied rondom ons bedrijventerrein is op de plankaart bestemd voor 'agrarisch - landschappelijke en natuurlijke waarden'. Deze indeling is momenteel inderdaad ook zo in de praktijk aanwezig. Niettemin willen wij op voorhand een voorbehoud maken tegen een blijvende bestemming als 'agrarisch - landschappelijke en natuurlijke waarden'. In de toekomst is het niet ondenkbaar dat uitbreidingen zullen moeten plaatsvinden op ons bedrijventerrein ten einde een ade- quate drinkwatervoorziening blijvend te kunnen garanderen. Graag willen wij u dit op voorhand laten weten en verzoeken wij u in overweging mee te nemen om deze, mo- gelijk toekomstige, bestemming in dit plan reeds op te nemen.

Beantwoording 45. Op het moment dat een concreet verzoek van uw zijde wordt ingediend, gericht op het vergroten van het bestemmingsvlak of het aanpassen van de begrenzing van het wa- terwingebied, zal dit verzoek door de gemeente worden beoordeeld. Vanzelfsprekend worden op dat moment de belangen van anderen ook betrokken. Het is op dit moment niet mogelijk het verzoek te honoreren, omdat onvoldoende helder is op welke wijze en wanneer de wijziging zal plaatsvinden. Het direct naastliggende gebied is bestemd als “Agrarisch- Landschappelijke waarden”.

2 Bij de brief is de bijlage opgenomen. Deze is niet in de commentaarnota verwerkt bestemmingsplan landelijk gebied woerden, kamerik, zegveld commentaarnota 25

Tot slot Bij deze hebben wij u voorzien van onze zienswijze ten aanzien van het voorontwerp bestemmingsplan Landelijk Gebied Woerden, Kamerik, Zegveld. Hebt u nog vragen, dan kunt u contact opnemen met Aleida Koot-Vermaat. Zij is telefonisch als volgt be- reikbaar: bel 0900 8410 en vraag naar 0182 59 34 47. Ook per email is zij bereikbaar: [email protected].

Bijlage bij brief van 6 maart 2007: Tekstvoorstel uitbreiding artikel 28 Artikel 28 Grondwaterbeschermingsgebied Algemeen De milieubeschermingsgebieden voor grondwater bestaan uit: A. waterwingebieden B. grondwaterbeschermingsgebieden en De gebieden zijn bestemd voor de exploitatie en bescherming van het grondwater ten behoeve van de drinkwatervoorziening. Op deze gebieden is de Provinciale Milieuver- ordening van kracht. Definities 1. Schadelijke stoffen: Stoffen in welke vorm dan ook, waarvan redelijkerwijs kan worden verwacht dat ze de bodem kunnen verontreinigen. 2. Bodem: zoals wordt beschreven in de Wet bodembescherming: Het vaste deel van de aarde met de zich daarin bevindende vloeibare en gasvormige bestanddelen en organismen.

A. Waterwingebied 1. Doeleinden Het waterwingebied valt onder het grondwaterbeschermingsgebied en de boringsvrije zone. Er is geen ander gebruik toegestaan dan: a. het exploiteren van grondwater b. het beschermen van grondwater c. eventueel agrarisch medegebruik d. natuur 2. Gebruik Constructies in of op de bodem kunnen worden opgericht ten behoeve van bedrijfsma- tige activiteiten van het waterleidingbedrijf. Alle overige constructies in of op de bodem van welke aard dan ook kunnen in uitzonderlijke gevallen worden verricht na onthef- fing van de Gedeputeerde Staten. Handelingen met schadelijke stoffen is alleen toe- gestaan als het gaat om bodemsanering, of om bodemonderzoek op grond van de Wet Bodembescherming.

B. Grondwaterbeschermingsgebied 1. Doeleinden Het grondwaterbeschermingsgebied valt onder de boringsvrije zone en overkoepelt het waterwingebied. Het gebied is bestemd voor: a. het beschermen van grondwater 2. Gebruik In de Provinciale Milieuverordening staat beschreven wat wel en niet is toegestaan. In ieder geval gelden er restricties voor: • buisleidingen, • licht verontreinigde grond, bestemmingsplan landelijk gebied woerden, kamerik, zegveld commentaarnota 26

• verhardingen en gebouwen, • boorputten en boringen, • grond- en funderingswerken en constructies, • vloeistofinjectie, • warmte- en koudeopslag, • begraafplaatsen en uitstrooivelden, • bestrijdingsmiddelen, • zuiveringsslib, en • meststoffen, niet zijnde kunstmeststoffen, dierlijke meststoffen, compost, • zuiveringsslib of zwarte grond. Voor de restricties kan ontheffing worden verleend door de Gedeputeerde Staten.

Beantwoording 46. Het grondwaterbeschermingsgebied is aangeduid op de plankaart. In de voorschriften bij de bestemming Bedrijventerrein is aangegeven dat bedrijven met een verhoogde kans op bodemverontreiniging niet zijn toegestaan binnen het grondwaterbescher- mingsgebied. De regels van de PMV worden al door de provincie vergund en gecon- troleerd. Het bestemmingsplan is hiervoor dan niet het juiste instrument om dubbele regelgeving en vergunningverlening te voorkomen.

2.9 Commissie Monumenten en Cultuurlandschap

In de vergadering van december 2006 heeft mevrouw M. De Groot van de afdeling RO een toelichting gegeven op het voorontwerp bestemmingsplan Landelijk Gebied van Woerden, Kamerik en Zegveld. Onze Commissie heeft dit voorontwerp met name op het gebied van cultuurhistorie & landschap bestudeerd. Graag willen wij uw college onze reactie geven. In de bijlage bij deze brief treft u onze reactie aan. Graag vernemen wij van u of en op welke wijze onze opmerkingen verwerkt worden in het definitieve bestemmingsplan.

Algemeen De naamgeving van de Monumentencommissie in het best. plan wijzigen in Commis- sie Monumenten & Cultuurlandschap.

Beantwoording 47. Deze zal in de toelichting worden aangepast.

Kaart In digitale kaart worden kleuren niet alle in legenda verklaart (bijv donkergroen) In papieren kaart zijn die percelen zwart omrand, en staat er geen bestemming bij aangegeven, gaat het om agrarische bedrijven? Het zuidelijke deel van de Kromwijkerwetering nabij de snelweg, is in de kaart niet als water aangegeven In de digitale kaart wordt niet duidelijk gemaakt wat de dikke blauwe lijnen zijn Bescherming lignekade: Watergangen aan beide zijden bestemmen als water. (zoals bijv. de Rietveldse kade ook heeft)

bestemmingsplan landelijk gebied woerden, kamerik, zegveld commentaarnota 27

Beantwoording 48. De legenda van de analoge en digitale plankaart worden gecompleteerd. De bouwvlakken welke zijn gelegen in de bestemming “Agrarisch – landschappelijke waarden” zijn “agrarische bouwpercelen”. (Zij hebben gewoon de bestemming “Agra- risch - Landschappelijke waarden”.) Het deel van de Kromwijkerwetering dat wordt bedoeld, is betrokken in de bestem- ming “Verkeer”. Binnen die bestemming zijn ook watergangen mogelijk, maar de ver- keersfunctie is de hoofdfunctie voor dit gebied. Op de digitale kaart zijn de blauwe lijnen hoofdtransportleidingen, die zich in de grond bevinden ten behoeve van transport van water, gas of als riool dienen. Op de analoge kaart zijn deze ook aanwezig, zij het met een andere kleur. In de legenda van de digi- tale plankaart zal een verklaring worden opgenomen. De gemeente deelt de mening van de commissie niet. De watergang aan de noordzij- de van de Lignekade is door het waterschap gedempt bij het uitbaggeren van de Lig- newetering. De watergang is hier dus niet meer aanwezig en het naastgelegen per- ceel is weiland. Er worden door de gemeente alleen bestaande cultuurhistorisch waardevolle watergangen bestemd met de bestemming Water. Gedempte delen hou- den over het algemeen de agrarische bestemming. Bij een hoofdwatergang, die evenwijdig aan het verkavelingspatroon loopt, is meestal maar één watergang als zo- danig bestemd, bijvoorbeeld in de polder Barwoutswaarder, Breeveld, Rietveld (Mo- lentocht), Groot Houtdijk (Teckopse Molenvliet).

Water op de 'kop' van ontginningsblokken: Waar een weg langs het ontginningsblok loopt is dit water vrijwel overal bestemd als 'weg'. Deze sloten zijn echter historisch geen onderdeel van de weg, maar onderdeel van het - te beschermen - verkavelingspatroon. Laat de bestemming 'weg' dan ook uitdrukkelijk niet deze sloten omvatten. Dit is ook aangekondigd in hoofdstuk 5.3.18 (pag. 71) van de toelichting. (Voorbeeld: sloten langs de weg 'sGravensloot, Mijzijde en van Teijlingenweg) Het waterschap kent geen criterium 'cultuurhistorisch waardevol' bij hun afweging voor een vergunning voor dempen van water. Het is derhalve des te meer van belang deze voor de beleving van het landschap zeer belangrijke watergangen een afzonderlijke status te geven in het bestemmingsplan.

Beantwoording 49. De meest cultuurhistorisch waardevolle watergangen zijn al als Water bestemd. De overige watergangen langs de wegen hebben eerder een scheidende functie dan een grote cultuurhistorische waarde. De wegen zijn meestal eigendom van de gemeente en hebben een openbare functie. De eigendomsgrens ligt over het algemeen op het hart van de scheidingssloten tussen de weg en het aangrenzende perceel. De ge- meente wil, vanwege de scheidende werking, deze sloten niet dempen. Echter in veel gevallen is deze sloot al niet meer aan beide zijden van de weg aanwezig (bijv. Bree- veld, Kromwijk, Barwoutswaarder, Rietveld, Meije) en het zou heel veel werk zijn om dit accuraat op de plankaart in te tekenen vanaf de luchtfoto’s. Ook zijn er vanuit oude rechten soms uitritten toegestaan vanaf elk perceel. Bij een hoofdwatergang is dan het aanleggen van een brug als vereiste op te leggen, maar bij de vele smalle water- gangen langs wegen als ’s-Gravensloot, Breeveld, Geestdorp, Houtdijk, Meije, zijn dammen gewoon en zou het onredelijk zijn om bij een uitrit een brug te vereisen. Het tegengaan van demping van de watergangen langs wegen kan eenvoudiger met een

bestemmingsplan landelijk gebied woerden, kamerik, zegveld commentaarnota 28

regeling in de voorschriften (aanlegvergunning), zonder dat in detail elke nog be- staande sloot op de plankaart moet worden ingetekend.

Bestemming 'waterstaatsdoeleinden'. Op Geestdorp bevindt zich sedert enige jaren een baggerdepot boven op de stroom- rug van de Oude Rijn. Dit depot ligt ingeklemd tussen de locatie van een middeleeuw- se uithof ('duifhuis') en een laat middeleeuws versterkt huis ('Woudenberg'). Het ter- rein heeft een hoge archeologische verwachtingswaarde. Dit baggerdepot is tijdelijk. Afgesproken is na rijping van de bagger de oorspronkelijke toestand te herstellen. Het bestemmingsplan legaliseert nu het permanente gebruik van deze gronden voor wa- terstaatkundige doeleinden. Er wordt gedacht aan een bassin voor waterberging. Het waterschap heeft nog geen definitieve voorkeur voor de noodzaak en de locatie van een dergelijk bassin uitgesproken. Verwijder de dubbelbestemming. Eventueel kan voor een nader te bepalen zoekgebied een wijzigingsbevoegdheid worden opgeno- men.

Beantwoording 50. De gemeente hecht aan het adequaat regelen van de waterbergingslocatie. In de rapportage van het Hoogheemraadschap over de waterproblematiek van De Oude Rijn is duidelijk de behoefte naar waterberging voor de boezem van de Oude Rijn naar voren gekomen. De dubbelbestemming is daarvoor een goede methode, omdat ener- zijds de agrarische functie in stand blijft en anderzijds en waterberging in noodsitua- ties gebruikt kan worden.

• Het meest noordelijke deel van de voormalige Buursloot in Oud-Kamerik is (per abuis?) niet als 'water' bestemd.

Beantwoording 51. De watergang is daar niet meer aanwezig.

• De aanduiding 'AL O+V' ontbreekt op de gronden in Teckop-noord, 's Gravesloot en ten zuiden van de Oude Mije.

Beantwoording 52. Niet duidelijk is wat wordt bedoeld. De gebieden hebben de bestemming “Agrarisch – Landschappelijke Waarden”. Mogelijk dat dit niet goed is af te lezen aan de aandui- dingen, deze zullen op leesbaarheid worden nagelopen.

• In analogie met de situatie in Zegveld zou het waaiervormige verkavelingspatroon in Teckop vastgelegd kunnen worden.

Beantwoording 53. Het waaierpatroon in Zegveld liep het risico dat te veel van de schuine punten gedempt zou kunnen worden binnen de regels van het Hoogheemraadschap (perce- len niet breder dan 60 m), terwijl dat bij Teckop en Breeveld niet het geval is, omdat de puntpercelen daar over het algemeen al breder zijn. Wel is de sloot, die de blok- verkaveling bij Breeveld/Haanwijk aangeeft, bestemd als Water, zodat dit patroon zichtbaar in stand blijft.

bestemmingsplan landelijk gebied woerden, kamerik, zegveld commentaarnota 29

• In de polder Teckop-noord bevinden zich nog enige percelen met originele hout- singels. Deze staan niet op de plankaart vermeld. ('WL')

Beantwoording 54. De waardevolle landschapselementen zijn door Landschapsbeheer Utrecht in samenwerking met de landschapscoördinator geïnventariseerd. De houtsingels zijn met subsidie van de gemeente opgeknapt en moeten daardoor in stand blijven. Deze houtsingels stonden niet op de plankaart van het bestemmingsplan Buitengebied van Kamerik, terwijl de geriefhoutbosjes wel als zodanig waren aangeduid. Naar nu blijkt is één van de singels evenwel een oude, die op de plankaart bestemd zal worden als “Bos-Waardevol Landschapselement”. (Zie ook de beantwoording van de Stichting Hugo Kotestein). De regeling voor de geriefhoutbosjes is reeds bekend bij de eigena- ren.

Toelichting • par.4.6, r.3-4: vroeg-middeleeuws moet hoog-middeleeuws of gewoon middel- eeuws zijn • par.4.6, bij het eerste stipje gaat het over ‘De waardevolle structuren..’ maar dit moet ‘De overige waardevolle structuren …’ zijn anders, lijken de eerder genoem- de elementen van geen belang terwijl ze dat juist wel zijn

Beantwoording 55. De toelichting wordt hierop aangepast.

• par.4.7: De stroomruggronden zijn inderdaad van groot belang, maar het zou kun- nen dat de eerste ontginningbasis iets verder van de rivier aflagen in het veenge- bied , ongeveer in de buurt van de overgang van stroomrug naar veen (dit zijn vrij nieuwe archeologische inzichten, in bijvoorbeeld bij Gouda lijkt het hier steeds sterker op). Mogelijk zou dit kunnen gelden voor de Houtdijk, ’s-Gravensloot en elders. Daar zouden mogelijk dus oude huisplaatsen kunnen liggen.

Beantwoording 56. Niet duidelijk is wat de commissie wil als gevolg van wat ze aangeeft. De nieuwe kaart met archeologische (verwachtings)waarden is vertaald naar de plankaart. Die archeo- logische kaart is door bureau Hazenberg (2006) opgesteld, dat is gespecialiseerd op gebied van archeologie. De gemeente baseert hier haar archeologische beleid op. Ze acht het niet noodzakelijk locaties of zones toe te voegen aan de gebieden die Ha- zenberg heeft aangewezen. Het onderzoek van Hazenberg moet worden gezien als een nadere uitwerking van de op de (landelijke) Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) aangegeven gebieden en de door de provincie opgestelde Cultuur- historische Hoofdstructuur.

• Pag. 35, 1e alinea. Graag een toelichting op de daar beschreven regeling bij sa- nering van bebouwing. • par.4.7 p35 tweede alinea: ‘hun gewaarde verleden’ moet zijn ‘hun gewaardeerde verleden’

Beantwoording 57. Dit wordt in de toelichting aangepast.

bestemmingsplan landelijk gebied woerden, kamerik, zegveld commentaarnota 30

• par.4.7 p35 halverwege: hier staat dat het is aangetoond dat de ruimte voor evt. nieuwe agrarische bebouwing niet op historische bewoningsplekken ligt: onduide- lijk is hoe dat is aangetoond, betwijfeld wordt of dat werkelijk aantoonbaar is zon- der nauwkeurig onderzoek.

Beantwoording 58. Bedoeld is dat aanvragen voor nieuwbouw die niet is gelegen in een gebied met archeologische (verwachtings)waarde, niet vergezeld hoeven te gaan van een archeo- logisch onderzoek. Eventuele vondsten dienen overigens onverminderd het bepaalde in het bestemmingsplan, te worden gemeld bij het bevoegd gezag.

• Niet duidelijk is wat er in de diverse gebieden (waardevolle en hoge verwach- tingswaarde en lage verwachtingswaarde) wel of niet zonder vergunning kan wor- den gegraven (dus tot welke dieptes in de verschillende gebieden)

Beantwoording 59. Verwezen wordt naar de beantwoording onder 6. In gebieden met een archeologische (verwachtings)waarde geldt een aanlegvergunningplicht voor het graven dieper dan 30cm.

• Pag. 57, agrarische bedrijfswoning. Hier zou hetzelfde regime dienen te gelden als bij nieuwbouw van burgerwoningen, n.l. 500m³. (zie hiervoor pag 61) • Pag 62, idem voor nieuwbouw in het kader van de 'ruimte voor ruimte' regeling.

Beantwoording 60. Het ruimtelijke ordeningsbeleid van de gemeente in het landelijk gebied is met name gericht op het bieden van voldoende ruimte aan volwaardige melkveehouderijbedrij- ven, zodat door hen het gevarieerde open weidelandschap in stand kan worden ge- houden. In de huidige bestemmingsplannen mogen agrarische bedrijfswoningen al uitbreiden naar 600 m³. Bij burgerwoningen en niet-agrarische bedrijfswoningen is dat over het algemeen kleiner. De ruimte voor ruimte regeling is vanuit de provincie als basis geformuleerd. De maatwerkregeling in bijlage 5 van de voorschriften laat ook kleinere woningen toe als er minder te slopen is.

• Rol 'Commissie voor monumenten en cultuurlandschap' (voorheen 'Monumenten- commissie'). Gezien het bredere werkgebied van deze commissie ware het ver- standig een wat bredere adviesbevoegdheid op te nemen. Zie o.a. art. 20.7 en 20.8. Wat is dat????

Beantwoording 61. Gezien de korte termijnen, waarop bij de omgevingsvergunning bij binnenplanse vrijstellingen geadviseerd moet worden, zal de adviestaak zo veel mogelijk worden teruggebracht en moeten de randvoorwaarden in de voorschriften zo duidelijk moge- lijk moeten worden geformuleerd.

Voorschriften • Artikel 36: steeds staan hier opsommingen aangemerkt met letters. Deze worden niet duidelijk ingeleid: In het ene geval gaat het om ‘of’-voorwaarden (36.1: er moet steeds aan 1 voorwaarde worden voldaan) en in het andere om ‘en’-

bestemmingsplan landelijk gebied woerden, kamerik, zegveld commentaarnota 31

voorwaarden (36.6: er moet aan alle voorwaarden worden voldaan). Meer uitleg is dus noodzakelijk.

Beantwoording 62. Aan alle voorwaarden dient te worden voldaan, tenzij bij de voorwaarden expliciet gebruik is gemaakt van “of”. Bij artikel 36.1 en 36.5 zijn eerst de mogelijkheden opge- somd (limitatief). Dat zijn dan geen voorwaarden. Bij artikel 36.5 zijn vervolgens de voorwaarden in cijfers genoemd, waarbij ook aan alle voorwaarden moet worden vol- daan.

• 36.1 laatste zijn: ipv ‘maat’ zou ‘volume’ veel duidelijker zijn 36.2 en 3: omdat het om aanzienlijke ingrepen kan gaan lijkt een advies van de Com- missie Monumenten hier noodzakelijk 36.3: toevoegen dat een deel van de investering aantoonbaar moet zijn en bedoeld voor restauratie/versterking van de historische waarde. • 36.3 regel 4: ‘gebouw’ moet ‘hoofdgebouw’ zijn

Beantwoording 63. De gemeente neemt de suggestie voor 36.1 niet over, want maatvoering duidt zowel op inhoud als oppervlakte. . Conform de op de plankaart gebruikte termen is in 36.3 bedoeld. “Cultuurhistorisch waardevol bij gebouw. De voorschriften worden hierop aangepast. De gemeente zal niet als voorwaarde in de voorschriften opnemen dat een advies van de commissie noodzakelijk is, omdat al een bestaande woonfunctie in het pand aanwezig is en niet elk karakteristiek hoofdgebouw heeft cultuurhistorische waarde. De boerderijen ouder dan 50 jaar met woning en stal onder één dak worden al als ka- rakteristiek hoofdgebouw gekenmerkt. Dit sluit aan op het provinciale beleid, die al een extra woonfunctie in dergelijke gebouwen toestond. Zie ook het antwoord onder 61. Er is bij de voorwaarden niet aangegeven dat de cultuurhistorische waarde in stand moet blijven. Met name het behoud van de bestaande bebouwing staat voorop.

• 36.4 f: oppervlakte van bijgebouwen bij de extra wooneenheid is max. 50m²: moet dit niet net als in 36.3 e max 50m² zijn voor alle wooneenheden samen? • 36.4.g: Is de toekomstige waarde wel een referentiepunt? Wie bepaalt de toekom- stige waarde en hoe? De geplande investering is mogelijk een veel beter referen- tiepunt. De eis van 10% herinvestering lijkt aan de lage kant. Met een dergelijke investering kunnen weinig verbeteringen op het perceel aangebracht worden (ze- ker geen restauratie van het hoofdgebouw).

Beantwoording 64. De suggestie is juist. De gemeente past de voorschriften hierop aan. De gemeente is van mening dat de toekomstige waarde adequaat kan worden getaxeerd en dat mini- maal 10% van die herinvesteringswaarde voor de kwaliteitsverbetering van de omge- ving een redelijke eis is.

• 36.5: moeten we loonwerkbedrijven en veehandelsbedrijven wel toestaan in cul- tuurhistorisch waardevolle gebouwen/erven? Deze hebben altijd veel grote voer- tuigen die op het terrein staan, en het karakter aantasten. Dit geldt ook voor aan- nemers, en vaak voor maneges. Voorstel is om bij punt 7 toe te voegen dat ook

bestemmingsplan landelijk gebied woerden, kamerik, zegveld commentaarnota 32

machines en voertuigen, behorende bij het andere gebruik, niet in de open lucht mogen worden opgeslagen/gestald.

Beantwoording 65. De lijst in de voorschriften is na zorgvuldig afwegen tot stand gekomen. De door de commissie aangegeven bedrijven, zijn bedrijven die aan de voorwaarden bij het verle- nen van de vrijstelling moeten voldoen. Daarmee is gewaarborgd dat zich geen one- venredige aantasting van de omgeving voordoet. Bovendien zijn dergelijke bedrijven wel aan het landelijk gebied gebonden. Het is dan ook niet redelijk ze geheel uit te sluiten in het plangebied, omdat er op zichzelf ruimte voor geboden moet worden.

• 36.6 bij stip twee: ‘en in het oorspronkelijke beeld’ is ontzettend vaag; dit moet worden ‘in de zelfde vorm, materialen en detaillering’ o.i.d.

Beantwoording 66. Uit de laatste discussie bij herbouw van de karakteristieke boerderij Molenweg 45 kwam naar voren dat bij niet-monumenten de zeer slechte bouwkundige staat via een objectieve gecertificeerde methode is aan te tonen. Het advies van de cultuurhisto- risch deskundige (bijv. Monumentencommissie) is met name van belang voor het tweede onderdeel, namelijk of de cultuurhistorische waarde bij herbouw enigszins te- rugkomt door hergebruik van zoveel mogelijk van de oorspronkelijke materialen en zoveel mogelijk in dezelfde vorm, maatvoering en detaillering.

Overige (kleine) opmerkingen • pag 7, laatste alinea: landbouwbedrijven vervangen door agrarische bedrijven. • de hoofdstuknummers corresponderen niet met de tekst. (o.a. pag 15, 2e alinea) • pag 24, 5e alinea 'omwikkelingen'. • pag. 28 de kaart is onvolledig. • pag 43 kaart ontbreekt. • pag 66 1e alinea: datum '31 december 2004' is reeds ruim verstreken. • Voorschriften art 6.2.b: hier ontbreekt een stuk tekst. • Voorschriften art 32.4 en 32.6: naam monumentencommissie is gewijzigd.

Beantwoording 67. De gemeente verwerkt de opmerkingen in de toelichting en de voorschriften . De datum van 31 december 2004 staat niet genoemd, maar 1 april 2004. Dat is de datum van de digitale luchtfoto’s, waarop het overgangsrecht voor het bouwen is gebaseerd. Er zijn nog geen luchtfoto’s van latere datum en dat zou ook weer een uitgebreide in- ventarisatie vergen.

2.10 Rijkswaterstaat

Hartelijk dank voor de toezending van uw voorontwerpbestemmingsplan landelijk ge- bied Woerden, Kamerik, Zegveld. Bij deze willen wij u mededelen dat Rijkswaterstaat Utrecht geen opmerkingen op het genoemde plan heeft. Wij vertrouwen erop hiermee u voldoende te hebben geïnformeerd.

Beantwoording 68. De gemeente neemt kennis van de reactie van Rijkswaterstaat. bestemmingsplan landelijk gebied woerden, kamerik, zegveld commentaarnota 33

2.11 Nederlandse Spoorwegen, afd. commercie

Het voorontwerp bestemmingsplan 'Landelijk gebied Woerden, Kamerik, Zegveld', dat wij van u - via AMER Adviseurs BV - ontvingen in het kader van het overleg ex artikel 10 van het Besluit op de Ruimtelijke Ordening, geeft ons geen aanleiding tot het ma- ken van opmerkingen. Voor het betrekken van NS bij het artikel 10-overleg zeggen wij u hartelijk dank. Ook in toekomstige gevallen worden wij graag geïnformeerd over of betrokken bij wijzigingen van bestemmingsplannen of andere ruimtelijke plannen binnen uw ge- meente, voor zover deze raakvlakken hebben met de spoorlijn of NS-gronden. Het centrale adres binnen NS voor dergelijke zaken is: NV Nederlandse Spoorwegen afdeling Bedrijfs- en Productontwikkeling t.a.v. de heer J.N. Paulissen Hoofdgebouw IV kamer 17.k.33 Postbus 2025 3500 HA Utrecht.

Beantwoording 69. De gemeente neemt kennis van de reactie van Rijkswaterstaat.

2.12 Milieudienst Noord-West Utrecht

Op 12 juli 2006 ontving ik uw opdracht ten aanzien van het voorontwerp bestemmingsplan landelijk gebied Woerden, Kamerik en Zegveld. In dit gedeeltelijk advies ga ik in op de onderwerpen externe veiligheid en bodem. Over de overige onderwerpen is al in een eerder stadium geadviseerd.

Externe veiligheid In het kader van Externe veiligheid ga ik in op de volgende onderwerpen: • Bedrijven die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). • Bedrijven die op grond van overige milieuwetgeving afstandsnormen voor veilig- heid bezitten, zoals het Vuurwerkbesluit of het Besluit voorzieningen en installa- ties milieubeheer (bijv. propaantanks). • Het vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoor en water. • Het vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.

Bedrijven - Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) In het kader van Bevi moet rekening worden gehouden met bepaalde bedrijven die risicovolle activiteiten uitvoeren. Gelet op de omvang van het bestemmingsplan en het feit dat het plangebied grenst aan andere gemeenten is zowel gekeken naar bedrijven binnen als buiten het plangebied. Een eerste inventarisatie op basis van de provinciale risicokaart 2006 leert dat er in de nabijgelegen gemeenten Nieuwkoop, Bodegraven, Reeuwijk, Oudewater, Montfoort, Breukelen en De Ronde Venen geen Bevi-inrichtingen aanwezig zijn die invloed heb- ben in het plangebied. Binnen de gemeente Woerden, maar buiten het plangebied, zijn Bevi-inrichtingen gelegen die mogelijk invloed hebben in het plangebied. Of er daadwerkelijk invloed is op het plangebied moet onderzocht worden. Als deze invloed er is moet deze worden opgenomen in het bestemmingsplan. Dit betreft de volgende inrichtingen: bestemmingsplan landelijk gebied woerden, kamerik, zegveld commentaarnota 34

• Benzinex BV, Leidsestraatweg 132 te Woerden (LPG-tankstation) • BP Woerden, Van der Duijn van Maasdamlaan te Woerden (LPG-tankstation) • Int. Transportbedrijf G. Snel, Blekerijlaan 12 te Woerden (Ammoniakkoelinstalla- tie) • Schuitema West B.V., Finse Golf 7 te Woerden (Ammoniakkoelinstallatie én op- slag gevaarlijke stoffen CPR/PGS 15-2) Binnen de gemeente Woerden, gedeeltelijk in en gedeeltelijk buiten het plangebied is een Bevi-inrichting gelegen. Volledige verantwoording op grond van het Bevi is in het bestemmingsplan noodzakelijk. Het betreft: • BP Servicestation Benschop BV, Europabaan 1-2 te Woerden (LPG-tankstation) Voor het overige zijn mij geen bedrijven in de buurt bekend, waar op grond van het Bevi rekening mee moet worden gehouden.

Beantwoording 70. De gemeente zal in de toelichting melding maken van de contouren voorzover in het plangebied gelegen. Indien daartoe aanleiding is, zullen minder gewenste of strijdige situaties worden gemeld. Omdat gevoelige functies niet deels of geheel binnen deze contouren toegelaten kunnen worden, worden ze op de plankaart opgenomen en zal dat in de voorschriften bepaald worden. Het bestemmingsplan heeft overigens een overwegend conserverend karakter. Het creëren van mogelijke nieuwe, gevoelige functies zal overwegend beperkt plaatsvin- den en veelal alleen binnen bestaande bouwvlakken en in bestaande gebouwen.

Algemeen Er moet gekeken worden naar plaatsgebonden risico en groepsrisico. Er moet reke- ning mee worden gehouden dat in 2010 eventueel door sanering voldaan moet zijn aan de norm 10 -6 voor het plaatsgebonden risico. De LPG-tankstations Benzinex BV en BP Woerden vallen onder de urgente sanering van LPG-tankstations, hiervoor wordt de milieuvergunning voor oktober 2007 ingetrokken.

Beantwoording 71. De gemeente ziet hierop toe en stelt indien noodzakelijk een actieplan op.

Er moet worden vastgesteld of aan de oriënterende waarde van het groepsrisico wordt voldaan. Dit kan soms door standaardgetallen, maar als er sprake is van een niet uni- forme en niet-homogene verdeling van de objecten in het invloedsgebied van 150 meter moet dit door middel van een kwantitatieve risicoanalyse (Qra) worden vastgesteld. Op grond van het Besluit externe veiligheid inrichtingen én de "Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico" (www.vrom.nl) is de verantwoording van het groepsrisico meer dan het vaststellen dat (nog steeds) aan de oriënterende waarde wordt voldaan. Het bevoegd gezag motiveert -kort gezegd- in ieder geval: • Het aantal personen in het invloedsgebied, • Het groepsrisico, • De mogelijkheden tot risicovermindering, • De alternatieven, • De mogelijkheden om de omvang van de ramp te beperken, • De mogelijkheid tot zelfredzaamheid. De regionale brandweer wordt daarbij om advies gevraagd. Voor een meer concrete invulling kan gekeken worden naar tabel 8, hoofdstuk 10 en

bestemmingsplan landelijk gebied woerden, kamerik, zegveld commentaarnota 35

hoofdstuk 11 van de Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico. Aan de hand van de genoemde elementen dient de gemeenteraad verantwoording af te leggen over het groepsrisico. Het groepsrisico wordt niet voor niets een maat voor "maat- schappelijke ontwrichting" genoemd. Er dient derhalve een brede afweging plaats te vinden tussen maatschappelijke en veiligheidsbelangen.

Beantwoording 72. In de toelichting zal hierop worden ingegaan. Verwezen wordt ook naar de beantwoording onder 20, 21 en 22. Daarbij zal tevens het door de provincie benoem- de ambitieniveau worden betrokken.

Een gedeelte van het tankstation aan de oostzijde van de Europabaan ligt buiten het plangebied. Het gedeelte aan de westzijde (met wasstraat) ligt in het plangebied. Voor de Wet milieubeheer is er sprake van één inrichting, waarvoor dus ook één milieuver- gunning is verleend. Het LPG-vulpunt en de LPG-tank liggen bij het oostelijk deel. Het westelijk deel krijgt LPG via een ondergrondse leiding. Voor de ontwikkeling van een hotellocatie in de hoek van de A12 met de Europabaan is in 2005 een rapport opge- steld door SAVE. Dit rapport kan als basis worden gebruikt bij het opstellen van de paragraaf externe veiligheid voor het tankstation. Ik adviseer u ten aanzien van de genoemde bedrijven het plaatsgebonden risico en groepsrisico te bepalen. Indien dit invloed heeft op het plangebied moet een volledige invulling worden gegeven van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. De vol- ledige invulling moet in ieder geval worden gegeven voor het LPG-tankstation aan de Europabaan.

Bedrijven - Overige veiligheidswetgeving

Drinkwaterwinning Oasen, 's Gravensloot 36 te Woerden Binnen deze inrichting zijn grotere hoeveelheden gevaarlijke stoffen aanwezig in tanks. Deze stoffen zijn dieselolie, zwavelzuur, zoutzuur en natronloog. Deze zijn op verschillende plaatsen in het gebouw aanwezig. Formeel gelden hier geen afstanden, maar omdat de totale hoeveelheid groter is dan 10.000 liter adviseer ik vanuit veiligheidsoogpunt -analoog aan de PGS 15- een minimum veiligheidsafstand van 20 meter aan te houden tot kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten.

Besluit voorzieningen en installaties milieubeheer - Propaantanks Op grond van genoemd Besluit en de richtlijnen voor propaantanks (PGS 20/21) gel- den er veiligheidsafstanden rondom tanks en opstelplaatsen voor tankauto's. Op dit moment is er waarschijnlijk geen volledig overzicht van aanwezige propaantanks en hun veiligheidsafstanden. Er is voor het plaatsen van een tank ook geen bouwvergun- ning mogelijk. Het bouwen van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten binnen zo'n veiligheidsafstand is echter niet toegestaan. Hoewel waarschijnlijk niet alle tanks be- kend zijn, verdient het aanbeveling om over dit onderwerp iets in het bestemmings- plan op te nemen. Voor het overige zijn mij geen bedrijven in de buurt bekend, waar rekening mee moet worden gehouden.

Vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoor en water Er moet rekening worden gehouden met de risico's als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen over de weg, het water of het spoor. In dit geval de categorieën "spoor" en "weg". Het plangebied ligt in de buurt van de spoorlijn Utrecht/Breukelen- bestemmingsplan landelijk gebied woerden, kamerik, zegveld commentaarnota 36

Gouda 'en nabij de Rijksweg A12. Toetsing voor het bepalen van de noodzaak van nader onderzoek vindt normaliter plaats aan de vuistregels zoals vastgelegd in deel 2, hoofdstuk 1 van het zogenaamde "Paarse boek". Specifiek in Woerden is in 2005 een rapport uitgebracht door TNO over de Externe veiligheid van het railtransport van gevaarlijke stoffen door Woerden.

Spoor - Plaatsgebonden risico Er moet invulling worden gegeven aan de norm 106. Dit betekent dat een risicoaf- stand uit het hart van het spoor moet worden opgenomen in het bestemmingsplan, waarbinnen geen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten gerealiseerd mogen wor- den. De rapportage van TNO kan waarschijnlijk gebruikt worden voor het opstellen van dit onderdeel.

Spoor - Groepsrisico Het groepsrisico moet verantwoord worden. Net als bij een LPG-tankstation betekent dit dat er zowel iets gevonden moet worden van de oriënterende waarde als van an- dere aspecten aangaande de verantwoording, zoals voorbereiding op een ramp of zwaar ongeval. De rapportage van TNO kan waarschijnlijk gebruikt worden voor het opstellen van dit onderdeel.

Weg - Plaatsgebonden risico Er moet invulling worden gegeven aan de norm 106. Dit betekent dat een risicoaf- stand uit het hart van de weg moet worden opgenomen in het bestemmingsplan, waarbinnen geen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten gerealiseerd mogen wor- den. Er zijn mij op dit moment geen gegevens bekend over aan te houden afstanden. Dit moet nader worden uitgezocht.

Weg - Groepsrisico Het groepsrisico moet verantwoord worden. Net als bij een LPG-tankstation betekent dit dat er zowel iets gevonden moet worden van de oriënterende waarde ais van an- dere aspecten aangaande de verantwoording, zoals voorbereiding op een ramp of zwaar ongeval. Er zijn mij op dit moment geen gegevens bekend. Dit moet nader wor- den uitgezocht. Ik adviseer u de toetsing aan het plaatsgebonden en groepsrisico integraal op te ne- men in het bestemmingsplan en daarvoor eventueel noodzakelijk onderzoek uit te (la- ten) voeren. Ook adviseer ik u de verantwoording van het groepsrisico als gevolg van transport van gevaarlijke stoffen op te nemen in het bestemmingsplan.

Vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen Er moet rekening worden gehouden met transport van gevaarlijke stoffen door buislei- dingen. Volgens de plankaart én de "Risico-evaluatie vervoer gevaarlijke stoffen per buisleiding" van 25 april 2003 (AVIV Adviserende ingenieurs)" liggen er in of bij het plangebied hogedruk aardgastransportleidingen. Ook voor deze leidingen zijn het plaatsgebonden en groepsrisico van belang. De voor de toetsing benodigde leiding- gegevens zijn opgevraagd bij Gasunie. Deze worden voor advies voorgelegd aan het Centrum voor Externe Veiligheid van het RIVM. Nadat ik dit advies heb ontvangen stuur ik u een uitgebreid advies over dit onderwerp.

U wordt geadviseerd: • Het plaatsgebonden en groepsrisico te bepalen van de in dit advies genoemde bedrijven. Indien hieruit blijkt dat effecten optreden binnen het plangebied, dan bestemmingsplan landelijk gebied woerden, kamerik, zegveld commentaarnota 37

moet een volledige uitwerking zoals bedoeld in het Besluit externe veiligheid in- richtingen worden opgenomen in het bestemmingsplan. Voor het LPG-tankstation aan de Europabaan 1-2 moet dit in ieder geval plaatsvinden. • Een veiligheidsafstand van 20 meter aan te houden uit het gebouw van drinkwa- terwinning Oasens tot kwetsbare beperkt kwetsbare objecten. Ten aanzien van propaantanks te bepalen of regels ten aanzien van veiligheidsafstanden moeten worden opgenomen in het bestemmingsplan. • Het plaatsgebonden en groepsrisico te bepalen als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen over weg en spoor. Indien hieruit blijkt dat effecten optreden binnen het plangebied, dan moet een volledige uitwerking worden opgenomen in het bestemmingsplan. • Het plaatsgebonden risico en groepsrisico te bepalen als gevolg van de hogedruk aardgastransportleidingen in en bij het plangebied. Een volledige uitwerking moet worden opgenomen in het bestemmingsplan.

Beantwoording 73. In de toelichting zal hierop worden ingegaan. Verwezen wordt ook naar de beantwoording onder 20, 21 en 22. Daarbij zal tevens het door de provincie benoem- de ambitieniveau worden betrokken. De gemeente is van mening dat de door de provincie opgestelde risico-atlas in princi- pe voldoende basis moet bieden voor het opstellen van het plan voor wat betreft het plaatsgebonden risico. Voor wat betreft het groepsgebonden risico hecht de gemeente eraan aan te geven dat dit voldoende uitgezocht moet worden, maar uiteindelijk een afweging is van de Gemeenteraad aangaande de aanvaardbaarheid. In vrijkomende agrarische bebou- wing zijn groepsaccomodaties, kleinschalige horeca, tentoonstellingsruimten e.d. toe- gestaan na vrijstelling of wijziging. Toegevoegd wordt aan de aan de voorwaarden in de voorschriften dat voor dergelijke functies aangetoond wordt dat het groepsgebon- den risico niet wordt overschreden.

Bodem Hergebruik van gebiedseigen grond en bagger binnen het landelijk gebied van Woer- den wordt gestimuleerd om te voorkomen dat deze grond afgevoerd moet worden naar elders. In 2004 is hiervoor beleid vastgesteld. Het beleid is tot stand gekomen door een samenwerking tussen de provincie Utrecht, de Dienst Landelijk gebied, het waterschap Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden en de gemeente Woerden / Milieudienst Noord-West Utrecht. Voor de onderbouwing van dit beleid is een (water) bodemkwaliteitskaart ontwikkeld.

Landbodem Als eerste is het landelijk gebied ingedeeld in deelgebieden. De indeling heeft plaats- gevonden op basis van onderscheidende gebiedskenmerken zoals geomorfologie, landgebruik, grondwatertrappen en bodemopbouw. Op basis van bovenstaande on- derscheidende gebiedskenmerken kan het landelijk gebied als volgt in deelgebieden worden ingedeeld: A. veengrond. Deze zone kenmerkt zich voornamelijk door de bodemopbouw; B. vaaggrond. Deze zone kenmerkt zich voornamelijk door de bodemopbouw; C. eerdgrond. Deze zone kenmerkt zich voornamelijk door de bodemopbouw; D. vaaggrond met kwekerijen. Deze zone kenmerkt zich door de bodemopbouw, het peilbeheer (hoger waterpeil dan elders in Woerden) en het veelvuldig voorkomen

bestemmingsplan landelijk gebied woerden, kamerik, zegveld commentaarnota 38

van fruit- en bomenkwekerijen. In deze zone worden op veel plaatsen verhoogde achtergrondgehalten aan bestrijdingsmiddelen gemeten; E. eerdgrond met kwekerijen. Deze zone kenmerkt zich door de bodemopbouw en het veelvuldig voorkomen van fruit- en bomenkwekerijen. In deze zone worden op veel plaatsen verhoogde achtergrondgehalten aan bestrijdingsmiddelen gemeten. F. toemaakdek. Deze zone kenmerkt zich voornamelijk door de bodemopbouw. In bijlage 1 3 is de verklaring gegeven van de hierboven gebruikte begrippen. Som- mige deelgebieden zijn samengevoegd tot bodemkwaliteitszones, aangezien de kwaliteit in dezelfde orde van grootte lag.

Sommige deelgebieden zijn samengevoegd tot bodemkwaliteitszones, aangezien de kwaliteit in dezelfde orde van grootte lag.

Het hergebruikbeleid voor grond binnen of tussen de onderscheiden zones is geba- seerdop het standstill-principe. Dat wil zeggen dat bij de toepassing van grond de be- staande bodemkwaliteit niet mag verslechteren. Via een zogenaamde grondstromen- matrix kan men zien of de grondverplaatsingen met of zonder bodemonderzoek of partijkeuring kunnen worden uitgevoerd. De regels die hiervoor gelden zijn opgeno- men in het bodembeheerplan Landelijk Gebied Woerden (kenmerk: Grontmij, doc.nr. 99049446, 25 augustus 2004). Waterbodem Omdat de bodem en waterbodem nauw met elkaar verweven zijn is het ontwikkelde beleid ook van toepassing op hergebruik van baggerspecie op de landbodem. Ook de waterbodems in het landelijk gebied zijn hiertoe ingedeeld in zones.

Klasse 4 waterbodem wordt vrijwel nergens in het landelijk gebied aangetroffen (met uitzondering van kleine gedeelten van de Oude Rijn). 1 Aan de oostkant van het plangebied (langs Breeveld en Geestdorp) en aan de west- kant (Barwoutswaarder) zijn veel (voormalige) boomgaarden gelegen op de stroomrug van de Oude Rijn; en aan de kant van Harmelen komen enkele (voormalige) fruitkwe- kerijen voor. In het noorden (Meije) komt een enkele boomkwekerij voor. Klasse 3 waterbodem wordt voornamelijk aangetroffen in doorgaande watergangen zoals de Oude Rijn en de Kamerikse Wetering en langs de Ir. Enschedeweg en de Nieuwe Molenvliet. In de Oude Rijn zijn de klassenbepalende stoffen voornamelijk nikkel, zink, kwik en polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK). In de Kamerikse Wetering zijn voornamelijk nikkel en PAK de klassenbepalende stoffen, hoewel hier en daar ook kwik, koper en OCB voorkomt. Klasse 2 waterbodem wordt verspreid over het gehele plangebied aangetroffen. In het toemaakdekgebied (zone B4/04) en het oorspronkelijke veenweidegebied (zone B1/O1) zijn voornamelijk de metalen koper, nikkel, zink en kwik de klassenbepalende stoffen. In het gebied met hoofdzakelijk vaaggronden (zone B2/O2) zijn voornamelijk PAK en minerale olie de klassenbepalende stoffen. Met name in de Breudijker Molen- vliet en langs de Rodendijk worden vaak minerale olie en PAK als klassenbepalende stoffen aangetroffen. In het gebied vaaggrond met (voormalige) kwekerijen (zone B3/O3) worden bestrijdingsmiddelen vaak als klassenbepalende stof aangetroffen (met name DDT). Klasse 0 en1 waterbodem wordt eveneens verspreid over het gebied aangetroffen. De schone waterbodems in het toemaakdek kunnen verklaard worden door de eigenschap van veengrond om verontreinigende stoffen sterk aan zich te binden.

3 De bijlagen zijn niet opgenomen in de commentaarnota bestemmingsplan landelijk gebied woerden, kamerik, zegveld commentaarnota 39

Provinciaal bodembeleid voor plangebied De Venen. Het gebied ten noorden van de Oude Rijn maakt deel uit van het plangebied De Ve- nen. In dit gebied zal de komende vijftien tot twintig jaar veel gebeuren op het gebied van recreatie, natuur- en landschapsontwikkeling. Hierbij zijn ook grootschalige verplaatsingen van grond aan de orde. In augustus 2006 is er door de provincie Utrecht bodembeleid vastgesteld voor het omgaan met toemaakdekgrond binnen het plangebied De Venen. Het Woerdense deel van het toemaakdekgebied is in de bo- demkwaliteitskaart Landelijk Gebied Woerden aangeduid als zone B4/04. Het provin- ciale toemaakdekbeleid is risicogericht bodembeleid dat is opgesteld om stagnaties van bij het realiseren van natuur- en landbouwfuncties als gevolg van de aanwezige bodemverontreinigingen in het toemaakdekgebied (dus ook buiten Woerden) zoveel mogelijk te voorkomen. Voor hergebruik van grond wordt, evenals voor de rest van het landelijk gebied het standstill-principe als uitgangspunt gehanteerd. Het provinciale bodembeleid is alleen van toepassing op de functies natuur en landbouw en mogelijk ook op de functie extensieve recreatie zonder voorzieningen. Het beleid is samenge- vat in de notitie "Beleidskader bodembeheer toemaakdek buitengebied plangebied De Venen".

Wanneer is een bodemonderzoek noodzakelijk? Bij veel fysieke maatregelen is het van belang om vooraf inzicht te hebben in de kwali- teit van de grond. Bijvoorbeeld bij: wegreconstructies, aanleg riolering, verbreden wa- tergangen, bouwplannen. Dit is van belang om de volgende redenen: a. voorkomen dient te worden dat men zonder het te weten in (mogelijk) sterk ver- ontreinigde grond graaft; b. voorkomen dient te worden dat er (sterk) verontreinigde grond uit het gebied el- ders (in schonere) gebieden terecht komt.

Hetgeen onder a genoemd is heeft een tweeledig aspect, nl.: • op grond van de Wet bodembescherming is het niet toegestaan om zonder mel- ding of zonder toestemming van het bevoegd gezag verontreinigde grond te ver- plaatsen; • bij het werken in een verontreinigde bodem kunnen humane risico's aan de orde zijn in verband met direct contact met verontreinigde grond of inademing van vluchtige stoffen. Hetgeen onder b genoemd wordt heeft te maken met het bodembeleidsuitgangspunt dat door de gemeente Woerden geformuleerd en bestuurlijk vastgesteld is. Dit houdt in dat door hergebruik van grond de bestaande bodemkwaliteit niet mag verslechteren (het zogenaamd standstill-principe). Dit zal per toepassing getoetst moeten worden door de Milieudienst Noord-West Utrecht.

Geregistreerde gevallen van bodemverontreiniging In bijlage 2 4 treft u een overzicht aan van alle locaties die bij de provincie Utrecht ge- registreerd zijn in verband met (een vermoedelijke) bodemverontreiniging. Dit over- zicht geeft slechts een indicatie en géén inzicht in de omvang en exacte plaats van de verontreinigingen. Wanneer er sprake is van een ontwikkeling (bijv. een bouwplan) dient nagegaan te worden of de verdachte omstandigheid (gedempte sloot of bodem- bedreigende activiteit) daadwerkelijk tot bodemverontreiniging geleid heeft.

4 De bijlagen zijn niet opgenomen in de commentaarnota bestemmingsplan landelijk gebied woerden, kamerik, zegveld commentaarnota 40

Beantwoording 74. Verwezen wordt naar de beantwoording onder 14. Bovenstaande informatie zal als bijlage bij de toelichting worden gevoegd.

2.13 KPN operations

Naar aanleiding van de brief van 13 December 2006 bestemmingsplan Landelijk ge- bied Woerden, Kamerik en Zegveld kenmerk 66103 van Amer Adviseurs BV. heb ik, uw plan gezien te hebben, geen aanleiding tot opmerkingen van KPN Vaste Net. De Straalpaden lopen buiten het plan gebied. Een van de straalpaden die van Utrecht naar Alpen aan de Rijn over het plan gebied staat getekend is komen te vervallen daar is geen beperking meer van 27 meter.

Beantwoording 75. Het bedoelde straalpad zal van de plankaart en uit de voorschriften en toelichting worden verwijderd.

2.14 Gasunie (2 reacties)

(eerste reactie) Uit een publicatie in de Nederlandse Staatscourant nr. 219 van 9 november jongstle- den, vernamen wij dat uw gemeenteraad heeft verklaard dat een voorbereidingsbe- sluit is genomen voor het gebied en Landelijk gebied Woerden, Kame- rik en Zegveld. Zoals blijkt uit de hierbij gevoegde topografische kaart ligt in het gebied, waarop dit besluit betrekking heeft, een aantal aardgastransportleidingen van ons bedrijf. Tot voor kort gaven wij u omtrent aan te houden veiligheidsafstanden in de omgeving van bestaande gastransportleidingen een advies op basis van de circulaire VROM getiteld "zonering rondom hoge druk aardgastransportleidingen" uit 1984. Het ministerie van VROM is echter doende het externe veiligheidsbeleid rondom aardgas- leidingen te vernieuwen. Hier kunnen veiligheidsafstanden uit voortkomen die afwijken van de circulaire uit 1984. Teneinde te kunnen anticiperen op dit nieuwe externe veiligheidsbeleid heeft het mi- nisterie van Verkeer en Waterstaat de gemeenten en provincies per brief van 2 fe- bruari 2005 kenmerk DGG/V-05/000698/VL verzocht het RIVM te raadplegen voor vragen over veiligheidsafstanden. Het RIVM zal u de maximaal aan te houden afstand verstrekken, (contactpersoon RIVM: Gerald Laheij, Postbus 1, 3720 BA Bilthoven, tel: 030-2743829, e-mail: [email protected] Veelal treft u, in een reactie als deze, de leidinggegevens aan welke het RIVM hier- voor nodig heeft. Echter kunnen wij uit de publicatie niet opmaken om welk gebied het exact gaat. Indien u deze gegevens alsnog wenst, kunt u deze opvragen bij onderge- tekende. Hierbij kunt u op een kaart de plangrenzen aangeven, zodat wij u de juiste informatie kunnen verschaffen. Wij gaan er vanuit dat bij de voorbereiding van het bestemmingsplan hiermee reke- ning zal worden gehouden en verzoeken u ons bedrijf te zijner tijd in het vooroverleg, zoals bedoeld in artikel 10 Bro 1985, te betrekken. Vertrouwende u op deze wijze voldoende te hebben geïnformeerd.

Beantwoording 76. De gemeente gaat er vanuit dat de tweede reactie ter beantwoording in behandeling dient te worden genomen.

bestemmingsplan landelijk gebied woerden, kamerik, zegveld commentaarnota 41

(tweede reactie) Naar aanleiding van uw brief van 13 december jongstleden, waarmee u ons bovenge- noemd voorontwerpbestemmingsplan in het kader van het vooroverleg zoals bedoeld in artikel 10 Bro 1985 deed toekomen, delen wij u mee dat het plan ons aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen. In het gebied waarop dit plan betrekking heeft, liggen twee hoofdaardgastransportlei- dingen en een drietal regionale gastransportleidingen van ons bedrijf. De ligging van de leidingen is echter niet geheel correct op de kaartbladen aangege- ven. Wij doen u hierbij blad 2 van de plankaart weer toekomen waarop de juiste lig- ging van de hoofdaardgastransportleidingen in blauw is aangegeven. De ligging van de regionale gastransportleidingen is in rood aangegeven. Wij verzoeken u de kaart- bladen dienovereenkomstig aan te passen.

Beantwoording 77. De ligging van de leidingen zal worden aangepast op de plankaart .

Wellicht ten overvloede wijzen wij u erop dat de hoofdaardgastransportleidingen (36 inch) een vrijwaringzone van 5 meter aan weerszijden van de hartlijn van de leidingen dienen te hebben. Ter uwer informatie zijn tevens ons buiten bedrijf zijnde leidingde- len in oranje aangegeven.

Beantwoording 78. De gemeente neemt kennis van de genoemde afstanden. De dubbelbestemming die op de plankaart is aangegeven, wordt beoordeeld op de door u aangegeven afstand.

Tot voor kort gaven wij u omtrent aan te houden veiligheidsafstanden in de omgeving van bestaande gastransportleidingen een advies op basis van de circulaire VROM getiteld "zonering rondom hoge druk aardgastransportleidingen" uit 1984. Het ministe- rie van VROM is echter doende het externe veiligheidsbeleid rondom aardgasleidin- gen te vernieuwen. Hier kunnen veiligheidsafstanden uit voortkomen die afwijken van de circulaire uit 1984. Teneinde te kunnen anticiperen op dit nieuwe externe veiligheidsbeleid heeft het mi- nisterie van Verkeer en Waterstaat de gemeenten en provincies per brief van 2 fe- bruari 2005 kenmerk DGG/V-05/000698/VL verzocht het RIVM te raadplegen voor vragen over veiligheidsafstanden. Het RIVM zal u de maximaal aan te houden afstand verstrekken, (contactpersoon RIVM: Gerald Laheij, Postbus 1, 3720 BA Bilthoven, tel: 030-2743829, e-mail: [email protected]

Beantwoording 79. Dit zal in de toelichting worden opgenomen.

Bijgaand treft u de leidinggegevens aan die het RIVM hiervoor nodig heeft 5. Wij verzoeken u hiervan melding te maken in paragraaf 'Externe Veiligheid' van de toelichting van voorgenoemd bestemmingsplan. Wanneer u voor het onderhavige ge- bied over digitale informatie van onze leidingen wenst te beschikken, kunt u hierom- trent een schriftelijk verzoek indienen bij ondergetekende: [email protected].

5 De bedoelde gegevens zijn niet in de commentaarnota opgenomen. bestemmingsplan landelijk gebied woerden, kamerik, zegveld commentaarnota 42

Beantwoording 80. Verwezen wordt naar de beantwoording onder 79.

2.15 Ministerie van Defensie, Commando Diensten Centra

Het aan mij - in het kader van het vooroverleg ex.art.10 BRO - toegezonden vooront- werp bestemmingsplan "Landelijk gebied Woerden, Kamerik, Zegveld" geeft mij geen aanleiding tot het maken van op- en/of aanmerkingen. Onder dankzegging voor de toezending stuur ik hierbij het plan retour.

Beantwoording 81. De gemeente neemt de reactie voor kennisgeving aan.

2.16 Gemeente Reeuwijk

Met dank voor de toezending van het voorontwerp-bestemmingsplan landelijk gebied 2006 Woerden, Kamerik, Zegveld delen wij u hierbij mee, dat dit voorontwerp ons geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen. Voor nadere inlichtingen kunt u contact opnemen met mevrouw A.G.W. Blijleven, doorkiesnummer (0182) 390186, e-mailadres [email protected].

Beantwoording 82. De gemeente neemt de reactie voor kennisgeving aan.

2.17 Gemeente Oudewater

Het door u bij brief van 13 december 2006 toegezonden voorontwerpbestemmings- plan geeft ons geen aanleiding tot het maken van opmerkingen.

Beantwoording 83. De gemeente neemt de reactie voor kennisgeving aan.

2.18 Gemeente Bodegraven

Op 15 december 2006 ontvingen wij van u het voorontwerpbestemmingsplan "Lande- lijk gebied Woerden, Kamerik, Zegveld". De bestemmingen in de omgeving van onze gemeentegrenzen sluiten aan bij de be- stemmingen die zijn vastgelegd in het bestemmingsplan "Buitengebied" van onze ge- meente. Wij gaan er vanuit dat bij de toegekende woonbestemmingen (met name die met de aanduiding "vab") er voldoende onderzoek is gedaan naar de exploitatiemogelijkhe- den van omliggende agrarische bedrijven in de omgeving, ook op het grondgebied van de gemeente Bodegraven.

Beantwoording 84. Er is rekening gehouden met de naburige agrarische bedrijven in de gemeente Bodegraven.

Het plan is dermate consoliderend dat het noch frustrerend, noch stimulerend werkt voor de uitvoering van de transformatievisie Oude Rijnzone. Wij spreken hierbij wel de verwachting uit, zoals reeds ambtelijk en bestuurlijk is besproken, dat de gemeente bestemmingsplan landelijk gebied woerden, kamerik, zegveld commentaarnota 43

Woerden en de gemeente Bodegraven in gezamenlijkheid de ruimtelijke kwaliteit van het Groene Hart, meer in het bijzonder van het "venster Bodegraven-Woerden", ver- der vorm gaan geven.

Beantwoording 85. Dit aspect is geen directe opmerking over het bestemmingsplan. Uiteraard zal met de gemeente Bodegraven over het bedoelde vraagstuk verder worden gesproken.

Het plan geeft ons voor het overige geen aanleiding tot het maken van opmerkingen. Wij wensen u succes toe in het verdere planvormingsproces.

Beantwoording 86. De gemeente neemt de reactie voor kennisgeving aan.

bestemmingsplan landelijk gebied woerden, kamerik, zegveld commentaarnota 44

3. INSPRAAKREACTIES

3.1 Dhr. W.M. Kromwijk, Barwoutswaarder 71, Woerden

Samenvatting Vraagt duidelijkheid over "woon"bestemming van het vleesbedrijf aan Barwoutswaar- der 168. Het hek en amsterdammertjes staan op gemeentegrond.

Beantwoording Deze locatie is geen vrijkomend agrarisch bedrijf. Een vleesverwerkend bedrijf is tot maximaal 250 m² mogelijk binnen bestaande bebouwing, mits eenzelfde oppervlakte bebouwing wordt gesloopt. Dat is hier niet het geval. Na controle op 11 juli 2006 ble- ken er 4 containers met een oppervlakte van 75 m², een vrachtwagentrailer van ca. 30 m² en opslagplaatsen van metalen profielplaten van ca. 25 m² te staan. Uitbreiding van bebouwing werd alleen overwogen als het perceel Rietveld 33a, waar voorheen het vleesverwerkingsbedrijf zat, werd gesloopt en niet meer bebouwd. Dat perceel is echter verkocht, zodat uitbreiding van bebouwing op deze locatie niet mo- gelijk is. De containers, trailer en opslagplaatsen moeten verwijderd worden, want de- ze bebouwing is niet te legaliseren en hiervoor zal een handhavingsprocedure worden doorlopen. Er zijn volgens artikel 30.3 wel beroep- en bedrijfsactiviteiten aan huis toegestaan in bestaande bebouwing (woning, bijgebouw) tot een maximaal oppervlak van 100 m². Ten aanzien van de klacht over het hek en de paaltjes te dicht op de weg moet er mi- nimaal 0,5 m afstand tot de rand van het asfalt zijn en mag er geen verkeersonveilige situatie optreden (hek gaat bijv. naar buiten open).

3.2 Dhr. M.J. Spek, Barwoutswaarder 85, Woerden

Samenvatting

I. In het voorontwerp bestemmingsplan staat dat er geen nieuwe burgerwonin- gen in het buitengebied mogen bijkomen. In cultuurhistorische gebouwen van een VAB daarentegen zou hierin wel de mogelijkheid zijn mits de agrarische activiteit van een omliggende veehouder niet wordt gehinderd. Dit zou bete- kenen dat er wel meer burgerwoningen bij kunnen komen. II. Inspreker kan in de tekst niet lezen welke afstanden er genomen moeten worden tot een veehouder. Inspreker wordt doorverwezen naar andere wet- geving. Inspreker heeft liever dat deze afstanden in het bestemmingsplan ge- noemd worden. III. Als een veehouder wil uitbreiden dan is er een grotere afstand bedrijfsgebou- wen tot burgerwoningen nodig. Toch zou het voor die tijd mogelijk zijn om in een cultuurhistorisch bijgebouw een woonhuis op te richten waardoor een aanvraag voor uitbreiding niet verleend kan worden of op veel grotere afstand in een bouwkavel gebouwd kan worden. IV. Inspreker verzoekt om mee te werken om in de gebouwen andere activiteiten, als omschreven in het voorontwerp, wat betreft beroepen of bestemmingen dan bewoning toe te staan. V. Inspreker mist de aanduiding ‘intensief’ op Barwoutswaarder 85. Er is een varkensmesterij. Deze staat omschreven als KAB, maar deze is middelgroot. bestemmingsplan landelijk gebied woerden, kamerik, zegveld commentaarnota 45

Beantwoording

I. Constatering van inspreker is juist. Nieuwe gebouwen die dienen als (bur- ger)woning, zullen niet worden toegestaan. De enige uitzondering is de situa- tie waarbij van de Ruimte-voor-ruimte-regeling gebruik gemaakt wordt. (zie 3.28). Daarnaast zijn woningen toegestaan in karakteristieke hoofdgebouwen, cultuurhistorisch waardevolle bijgebouwen, in MIP-panden en in Monumenten. In die gevallen moet de (extra) bewoning bijdragen aan de instandhouding van die panden. II. In het bestemmingsplan gelden geen (minimale) afstandsmaten tussen vee- houderijbedrijven en andere functies zoals wonen. Echter, bij het tekenen van de bouwvlakken is wel rekening gehouden met de milieuruimte / afstandsma- ten die veehouders nu en in de toekomst nodig hebben. Bouwvlakken zijn, als de situatie dat mogelijk maakte zodanig getekend, dat uitbreiding van bijvoor- beeld stallen in de toekomst nog mogelijk is. III. De afstandsmaten waarnaar wordt gevraagd, zijn vermeld in onder andere de Wet Geurhinder en Veehouderij, die bij het ministerie is op te vragen. Met die maten in het achterhoofd zijn de bouwvlakken getekend. Als vuistregel voor melkveehouders kan worden uitgegaan van een afstand van minimaal 50m tussen een veestal en een woning . De nieuwe Wet Geur- hinder en Veehouderij biedt gemeenten de mogelijkheid om van deze vaste maatvoering af te wijken. Dat is de gemeente Woerden ook van plan voor een kortere afstandsmaat. Het is dan ook niet wenselijk een vaste afstandsmaat in het bestemmingsplan op te nemen. Inspreker mag en kan er vanuit gaan dat op het moment dat een verzoek wordt ingediend om een waardevol pand te gaan bewonen, alleen aan dat verzoek wordt meegewerkt als de milieuruimte van de nabijgelegen agrariër nu en in de toekomst niet onevenredig wordt belemmerd. Hiervan wordt op dat moment op basis van de dan geldende regelgeving, een zo goed mogelij- ke inschatting gemaakt. IV. Niet duidelijk is wat wordt bedoeld. In artikel 36 is aangegeven welke moge- lijkheden er zijn voor vrijkomende agrarische bebouwing. In de voorschriften is ook een vrijstelling opgenomen (artikel 3.5.2.) om voor agrarische bedrijven mogelijkheden te bieden binnen de huidige bebouwing om andere functies te starten. V. In de presentatie van de tekening van het bestemmingsplan is een fout geslo- pen. De aanduiding “KAB” is gelegd op Barwoutswaarder 87. Op de analoge (detail)kaart lijkt het alsof de aanduiding ligt op Barwoutswaarder 85, maar dit is niet het geval. (Het is een aanpijling van nummer 87) Dit wordt gewijzigd op de plankaart . De aanduiding intensief is alleen voor agrarische bedrijven met intensieve veehouderij als hoofdtak. De neventak intensieve veehouderij staat benoemd in bijlage 2 van de voorschriften.

3.3 Dhr. A van den Berg, Barwoutswaarder 87a, Woerden (2 brieven)

Samenvatting (brief 1) I. in artikel 5, sub 5.1 van de voorschriften is opgenomen dat sprake is van een bedrijfsbebouwing van 10.350m². Er is echter door de gemeente Woerden een bouwvergunning verleend voor enkele vernieuwingen en uitbreidingen bestemmingsplan landelijk gebied woerden, kamerik, zegveld commentaarnota 46

waardoor sprake is van een toename van het bebouwde oppervlak. Inspreker verzoekt deze wijziging door te voeren. II. in artikellid 5.2.2. is het volgende vermeld: ‘de hoogte van andere bouwwer- ken mogen niet meer bedragen dan 2 m voor erf- of perceelafscheidingen en 1 meter voor overige, andere bouwwerken.’ Telefonisch is aangegeven dat de hoogte van 1 m onjuist is en veranderd zal worden in 12 m. III. inspreker verzoekt de mogelijkheid van het plaatsen van een windmolen op bedrijfsterrein Barwoutswaarder 89a in het bestemmingsplan op te nemen. Nu wordt de maximale bouwhoogte van 12m vermeld, maar deze is onvol- doende voor de bouw van een windmolen.

(brief 2) IV. Perceel van inspreker, Barwoutswaarder 87a maakt op de plankaart van het voorontwerp bestemmingsplan landelijk gebied deel uit van een industrieter- rein. Het perceel heeft de bestemming ‘Houtverwerkingsbedrijf’. Dit is niet juist, de inspreker woont op dit perceel en maakt ook niet uit van het industrie- terrein. Daarbij komt dat het perceel in het geldend bestemmingsplan ook geen bedrijfsbestemming heeft. Inspreker heeft het perceel aangegeven op bijgeleverde situatieschets. Inspreker vraagt de bestemming van het perceel in een volgende planfase te wijzigen.

Beantwoording I. Het is juist dat er recent een bouwvergunning is verleend. De toegestane op- pervlakte zal daarop worden aangepast. II. De gemeente zal de voorschriften op het genoemde deel aanpassen. III. De gemeente Woerden is van mening dat solitaire windmolens op eigen ter- rein niet wenselijk zijn. De landschappelijke impact is te groot, als dit op ver- spreide percelen in het landelijk gebied mogelijk zou zijn. Het past ook niet in het provinciale beleid voor windmolens. Aan het verzoek dit op het eigen ter- rein wel mogelijk te maken, wordt dan ook niet meegewerkt. IV. De gemeente past de plankaart aan. Perceel van de inspreker krijgt de be- stemming “Wonen”.

3.4 Beheersmaatschappij Verweij en Marinus v.d. Berg Onroerend Goed BV, Barwoutswaarder 97 en 89a, Woerden

Samenvatting Verzoek om de mogelijkheid open te houden van een ontsluiting aan de achterzijde naar de locatie van het toekomstige bedrijventerrein van Nieuwerbrug, zodat deze bedrijven direct naar de Molendijk en A12 kunnen.

Beantwoording Het perceel achter deze bedrijven heeft de agrarische bestemming. Er is geen aan- legvergunning nodig voor het aanleggen van ontsluitingen. Niet bekend is of een der- gelijke ontsluiting past in de planvorming van de gemeente Bodegraven.

bestemmingsplan landelijk gebied woerden, kamerik, zegveld commentaarnota 47

3.5 Dhr T.J.R. Peters, Barwoutswaarder naast 162, Woerden

Samenvatting Inspreker dient een reactie in m.b.t. het perceel Barwoutswaarder naast 162 te Woer- den. In het voorontwerp heeft dit perceel de bestemming ‘maatschappelijk- vereniging’ gekregen. De bestemming beperkt de bouw- en gebruiksmogelijkheden van het per- ceel die voor verenigingen op het gebied van sport, cultuur en educatie. In het voor- ontwerp wordt de gebruiksmogelijkheid beperkt tot maatschappelijke verenigingsdoel- einden. Inspreker verzoekt om in het ontwerpbestemmingsplan de bestemmingsregeling voor het perceel te verbreden tot ‘recreatieve en/of maatschappelijke doeleinden’. Tevens verzoekt inspreker om in het bestemmingsplan op te nemen dat er geen abso- luut nachtelijk verblijfsverbod genomen wordt. Dit vanwege het feit dat muzikanten uit geheel Nederland komen en soms ook uit het buitenland. Inspreker merkt op dat in de tekst van het voorontwerp abusievelijk de teksten van 14.3.1 en 14.3.2 zijn verwisseld. Inspreker verzoekt de mogelijkheid tot het realiseren van een beheerderwoning op te nemen in het bestemmingsplan. Dit om te voorkomen dat nadelige situaties van van- dalisme, inbraak etc. zich voordoen. Tevens wenst de inspreker in het bestemmingsplan op te nemen dat het gebruik van het verenigingsgebouw getransformeerd kan worden in woongebruik.

Beantwoording De gemeente is van mening dat al lange tijd is bekend dat het pand voor de genoem- de verenigingsdoeleinden mag worden gebruikt. Er is dezelfde bestemmingsregeling als in het vigerende bestemmingsplan Landelijk gebied Woerden opgenomen. Binnen deze bestemming staat de gemeente nachtelijk verblijf niet toe en dat is bij alle ge- sprekken en bij de aanvraag duidelijk aangegeven. De aanwezige oppervlakte en de mogelijkheden voor sport, cultuur en educatie biedt aan verenigingen voldoende mogelijkheden, maar het wordt niet grootschalig. Doordat ’s nachts niet overnacht mag worden, blijft de overlast voor omwonenden beperkt. Overnachten is bij andere verenigingsgebouwen ook niet toegestaan. Er zijn geen nieuwe burgerwoningen toegestaan in het landelijk gebied, met uitzondering van de ‘ruimte voor ruimte regeling’ en in cultuurhistorisch waardevolle bebouwing. Dat is hier beide niet het geval. De gemeente acht een aanpassing van de voorschriften op dit punt niet noodzakelijk. Wel is terecht opgemerkt dat de tekst van de voorschriften 14.3.1 en 14.3.2 abusievelijk zijn verwisseld. Dit zal in de voorschriften worden aan- gepast. De Julianaboom is een gedenkboom en is foutief niet op de plankaart als “Bijzondere Status Boom” opgenomen. Dit zal op de plankaart worden aangepast.

3.6 Dhr. P. de Wit, Barwoutswaarder 162, Woerden

Samenvatting Inspreker wil graag dat er de bestemming ‘wonen’ aan het perceel Barwoutswaarder 162 naast, de bestemming kleinschalige bedrijfs-/ verenigingsactiviteiten wordt toege- voegd. Dit gezien inspreker zorgen heeft omtrent de ontwikkeling van overlast op het betreffende perceel. Naar de mening van de inspreker biedt dit de beste garantie voor een gebruik en be- heer zonder overlast voor de omgeving en uitstraling passend bij het buitengebied. bestemmingsplan landelijk gebied woerden, kamerik, zegveld commentaarnota 48

Beantwoording De voorschriften en daarmee bebouwings- en gebruiksmogelijkheden komen overeen met de mogelijkheden in het geldende plan. De aanwezige oppervlakte en de moge- lijkheden voor sport, cultuur en educatie biedt aan verenigingen voldoende mogelijk- heden, maar het wordt niet grootschalig. Doordat ’s nachts niet overnacht mag wor- den, blijft de overlast voor omwonenden beperkt. Overnachten is bij andere verenigingsgebouwen ook niet toegestaan. Er zijn geen nieuwe burgerwoningen toe- gestaan in het landelijk gebied, met uitzondering van de ‘ruimte voor ruimte regeling’ en in cultuurhistorisch waardevolle bebouwing. Dat is hier beide niet het geval. De gemeente acht een aanpassing van de voorschriften dan ook niet noodzakelijk.

3.7 Dhr. S.G. de Jong, Barwoutswaarder 168, Woerden

Samenvatting Inspreker verzoekt om de activiteiten van de inspreker positief te bestemmen, dan wel de activiteiten te gedogen, zodat zij onder het overgangsrecht kunnen worden ge- bracht. Inspreker levert op kleine schaal vlees en vleesproducten aan gespecialiseer- de bedrijven. Inspreker heeft geen personeel in dienst en verwerkt voor het grootse deel in de keuken van zijn woning. Maximaal 500 kilogram per dag. Inspreker slacht in het pand niet. Het vlees wordt gekoeld aangevoerd en door inspreker bewerkt en ver- werkt. De foodsector heeft geadviseerd dat het een activiteit betreft die uitstekend te combineren valt met een woonbestemming. Inspreker verwijst naar het feit dat vleesverwerking in de positieve lijst van bedrijfs- doeleinden, bijlage 3 bij het bestemmingsplan, vleesverwerking wordt aangemerkt als een ambachtelijk landbouwproductverwerkend bedrijf. Inspreker verzoekt om het bestemmingsplan aan te passen zodat bovenstaande acti- viteiten mogelijk gemaakt kunnen worden. Inspreker is bereidt om de activiteiten, die nu op het terrein in containers plaatsvinden, onder te brengen in een aanbouw aan zijn woning. Hiervoor is een bouwplan ontwik- keld waarin voorzien is in een dergelijk aanbouw. Een kleurenafdruk is bijgevoegd. De afmetingen zijn conform de voormalige bedrijfsruimte die inspreker had aan de noordzijde van de Oude Rijn. Inspreker heeft deze ruimte verlaten op verzoek van het college van B&W, waarbij door intrekking van de erkenningen de mogelijkheid om ter plekke nog een vleesverwerkend bedrijf te voeren, ongedaan is gemaakt. Van de zijde van het college van B&W is destijds toegezegd dat bij de woning van de inspreker eenzelfde bedrijfsruimte mogelijk gemaakt zou kunnen worden.

Beantwoording Deze locatie is geen vrijkomend agrarisch bedrijf. Een vleesverwerkend bedrijf is tot maximaal 250 m² mogelijk binnen bestaande bebouwing, mits eenzelfde oppervlakte bebouwing wordt gesloopt. Dat is hier niet het geval. Na controle op 11 juli 2006 ble- ken er 4 containers met een oppervlakte van 75 m², een vrachtwagentrailer van ca. 30 m² en opslagplaatsen van metalen profielplaten van ca. 25 m² te staan. Uitbreiding van bebouwing werd alleen overwogen als het perceel Rietveld 33a, waar voorheen het vleesverwerkingsbedrijf zat, werd gesloopt en niet meer bebouwd. Dat perceel is echter verkocht, zodat uitbreiding van bebouwing op deze locatie niet mo- gelijk. De containers, trailer en opslagplaatsen moeten verwijderd worden, want deze bebouwing is niet te legaliseren. Er zijn wel beroep- en bedrijfsactiviteiten aan huis toegestaan in bestaande bebou- wing (woning, bijgebouw) tot een maximaal oppervlak van 100 m². bestemmingsplan landelijk gebied woerden, kamerik, zegveld commentaarnota 49

Ten aanzien van de klacht over het hek en de paaltjes te dicht op de weg, moet er minimaal 0,5 m afstand tot de rand van het asfalt zijn en mag er geen verkeersonveili- ge situatie optreden (als het hek bijvoorbeeld naar buiten open gaat).

3.8 Dhr. W. van Maanen, Breeveld 5, Woerden

Samenvatting Op de plattegrond is volgens inspreker niet te zien waar de oostelijke scheidingslijn van de woonbestemming loopt. Inspreker neemt, gezien de situatie en bebouwing, een afstand 10 m vanaf de garagemuur aan.

Beantwoording De afstand tussen de garage en de grens van de woonbestemming is nu op de detail- kaart ca. 5m. De gemeente zal dit op de plankaart aanpassen tot 10m. Het huisnum- mer wordt aan de ondergrond toegevoegd.

3.9 Dhr en mevr. Peter en Karin Bol, Breeveld 7, Woerden.

Samenvatting Betreft perceel nabij Breeveld 7; ‘ruimte-voor-ruimte regeling’ I. is er de mogelijkheid om het bouwblok te verschuiven richting het oosten? Dit i.v.m. de overweging om het bijgebouw naar de andere zijde te verplaatsen vanwege de bezonning. Eventueel wordt overwogen om het bijgebouw naar achter te plaatsen. II. Insprekers willen het bouwblok oprekken van 20x20 m naar 30 m(br) x 60m om een slag om de arm te hebben. III. Omliggende percelen hebben een ruimer gebied waar de bestemming ‘W’ staat. Wat voor consequenties heeft deze begrenzing voor insprekers? In- sprekers willen graag een fatsoenlijke tuin en niet alleen maar grasland. IV. de positie t.o.v. de weg is uitstekend.

Beantwoording I. De gemeente acht de verplaatsing geen probleem. Ze zal het perceel naar het oosten verschuiven op de plankaart . II. Het bestemmingsvlak zoals door u wordt bedoeld, kan groter worden ge- maakt. Dit laat onverlet dat niet van de gemaakte afspraken ten aanzien van de omvang van de bebouwing kan worden afgeweken. III. Op het moment dat het bestemmingsvlak wordt vergroot en wordt verscho- ven, kan ook een tuin op eigen grond worden gerealiseerd.

3.10 Dhr. C.J. van Leeuwen, Breeveld 16a, Woerden

Samenvatting Inspreker dient enkele voorstellen in met betrekking tot de ‘ruimte voor ruimte’ rege- ling. Als er meer als 1000 m² vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen gesloopt wordt mag er een woning voor in de plaats gebouwd worden van 600 m³. Inspreker vraagt zich af of gemeente niet bang is dat er veel aanvragen komen waar de oude stallen achter de boerderij gesloopt gaan worden en er dan naast de oude

bestemmingsplan landelijk gebied woerden, kamerik, zegveld commentaarnota 50

boerderij een nieuwe woning geplaatst wordt. De smalle langwerpige boerderij perce- len worden hier ingekort en de brede open ruimtes tussen de boerderijen worden min of meer opgevuld met nieuwe woningen, waardoor het open landelijke karakter veran- dert in een lintbebouwing. Inspreker vermeldt dat er een duidelijke maat ontbreekt waarbinnen de nieuwe woning opgericht mag worden. Volgens inspreker dient er aangegeven te worden dat binnen de grenzen van de ge- sloopte bebouwing mag worden. Hiermee wordt bovenstaand probleem ondervangen. Inspreker is van mening dat er de mogelijkheid moet zijn om de bouwvergunning te verplaatsen naar een perceel aan de rand van de stad wanneer bovenstaande op een perceel niet mogelijk is. Inspreker vraagt zich af waarom tussen het perceel Breeveld 16 en Breeveld 16a een geel blok met de bestemming wonen in ingekleurd en waarom hier zomaar een bouw- blok wordt gecreëerd. Volgens inspreker is de ruimte voor ruimte regeling hier niet van toepassing. Volgens inspreker is het stalgedeelte van de boerderij op Breeveld 16 verbouwd tot woonhuis. Het nieuwe bouwblok moet volgens de inspreker verwijderd worden en het bijgebouw ingetekend worden met de bestemming ‘wonen’. Volgens inspreker voldoet het dan meer naar het idee van het nieuwe bestemmings- plan, en komt dit ten goede van het cultuurhistorische gebouw en het open landelijke karakter.

Beantwoording De gemeente heeft reeds invulling gegeven aan de wensen van inspreker ten aanzien van de Ruimte-voor-Ruimte-regeling. Hieraan wordt alleen meegewerkt, indien het leidt tot een verbetering van de landschappelijke kwaliteit. Idee is dat de nieuwe wo- ning beter is in te passen dan de bestaande schuren veelal zijn. Landschappelijk gezien kan een kavel bij het dorp of de stad ook soms minder ge- wenst zijn. Het principe is dat de nieuw te bouwen woning op het voormalig bouwper- ceel komt, maar niet bijvoorkeur op de gesloopte schuren, omdat dan een situatie van achter elkaar wonen ontstaat en dat is stedenbouwkundig niet optimaal. Als er in het agrarisch bouwperceel voldoende ruimte is om de ‘ruimte voor ruimte’ woning aan de weg te situeren, dan heeft dat de voorkeur. In uitzonderingsituaties, bijv. naast een monumentaal pand, kan de afstand groter zijn en zelfs buiten het agrarisch bouwper- ceel komen te liggen, vanwege het behouden of versterken van het zicht op het mo- numentale pand. Er wordt een artikel 19 procedure doorlopen voor de nieuw te bouwen ‘ruimte voor ruimte’ woning tussen Breeveld 16 en 16a, want er is meer dan 1.000 m² schuren ge- sloopt achter Breeveld 16. Het bestemmingsvlak “Wonen” ligt op de beoogde locatie. De extra wooneenheden in karakteristieke hoofdgebouwen en cultuurhistorisch waar- devolle bijgebouwen worden aangeduid op de kaart “Wooneenheid toegestaan”, en niet bestemd.

3.11 Dhr. R. Stuffken, Breeveld 18b, Woerden

Samenvatting Inspreker (dhr de Vos) dient namens eigenaren/bewoners van het perceel Breeveld 18 b de volgende inspraakreactie in:

bestemmingsplan landelijk gebied woerden, kamerik, zegveld commentaarnota 51

I. Inspreker gaat niet akkoord met maximaal 600 m³ voor een woning. De wo- ning is veel groter. Het overige deel onder het overgangsrecht en dat mag niet volgens de vaste jurisprudentie. Het betreft een bestaand en legaal gebouw en dient voor de volle 100 % positief te worden bestemd. II. Het gebouwtje van 10 m² is - in tegenstelling tot hetgeen is toegezegd in een brief van 17 maart 2006, nr. U 3403 - op de plankaart niet terug te vinden. In- spreker verzoekt dit s.v.p. nog bij te werken.

Beantwoording I. De bestaande bestemmingsplannen noemen ook een maximale maat voor burgerwoningen, waarbij het meerdere onder het overgangsrecht valt. Dat is bijvoorbeeld bij Buitengebied Kamerik voor burgerwoningen slechts 450 m³. In dit bestemmingsplan is er bewust voor gekozen om voor alle bouwwerken, die afwijken van een genoemde maatvoering, niet alleen onder het overgangs- recht te laten vallen, maar ook herbouw van de helft van het meerdere toe te staan bij volledige herbouw. Dat is in de huidige bestemmingsplannen niet het geval en biedt meer kansen om vervallen schuren e.d. op te knappen, maar dan voor de helft. Zo wordt een kwaliteitsverbetering van het landelijk gebied bereikt. Alleen als het bouwwerk cultuurhistorische waarde heeft mag bij slechte bouwkundige staat zelfs volledig vernieuwd worden met zoveel moge- lijk behoud van de cultuurhistorische waardevolle delen. Bij een calamiteit mag het bouwwerk ook volledig vernieuwd worden en zelfs enigszins worden uitgebreid. Dit doet recht aan de uitspraak van de Raad van State over het bestemmingsplan Buitengebied van Harmelen. Bij een redelijk nieuwe woning is nog geen sprake van cultuurhistorische waarde. Dan is gedeeltelijk ver- nieuwen een prima mogelijkheid. II. De ondergrond zal worden aangevuld op de plankaart .

3.12 Dhr/mevr. M.B. Frijlink, De Kruipin 2, Kamerik

Samenvatting Inspreker woont aan de Kruipin 2 (blok van vier huizen aan de Oude Rijn). Aan dit blok grenst een stuk grond/ groen met daarop 7 kastanjes (zie rode cirkel op bijge- voegd kaartje). Dit stuk groen heeft in het conceptbestemmingsplan de bestemming ‘verkeer’ gekregen. Inspreker vindt dit onwenselijk. Inspreker vraagt of dit een vergis- sing is.

Beantwoording De bermen van de wegen zijn ook onder de bestemming “Verkeer” gekomen. In het huidige bestemmingsplan heeft dit perceel de bestemming “Weg, fietspad, pad en berm”. De gemeente past de bestemming van de locatie op de plankaart aan naar de bestemming “Groen”.

3.13 Dhr. W.A.J. van der Burg, Dwarsweg 3, Zegveld

Samenvatting Inspreker is van plan om een geitenstal op te richten gezien de vraag naar geitenmelk en dus naar starters toeneemt. Inspreker wil de te bouwen geitenstal op het perceel bestemmingsplan landelijk gebied woerden, kamerik, zegveld commentaarnota 52

aan de zuidkant van de huidige gebouwen zetten. Dit gebouw past binnen de bouw- kavel. Toch wil de inspreker de bouwkavel graag wat breder hebben richting het zui- den. Bij het houden van melkgeiten is er meer ruimte nodig voor mestopslag en ruwvoer- opslag. Inspreker wil aan de zuidkant van de geitenstal ruwvoer bewaren. Op de meegeleverde tekening is met blauw aangegeven waar inspreker het bouwblok wil uitbreiden om over voldoende ruimte te beschikken voor de opslag van ruwvoer.

Beantwoording Evenals bij Dwarsweg 7 is de situering van het bouwperceel nu al breder ingetekend, ook gezien de korte lengte van het weiland. Vanwege de doorzichten en omdat voer en mestopslag bij voorkeur achter de stal moet plaatsvinden, lijkt opnieuw een verbre- ding van het bouwperceel niet noodzakelijk. Er zijn echter tekeningen ingediend, waaruit blijkt dat de geitenstal ca. 100 m lang en 27 m breed wordt. Er zal niet voor het voorste deel van het bouwperceel enige extra ruimte in de breedte worden gebo- den, maar enige ruimte bij het achterste deel van het bouwperceel past wel. De open ruimte tussen de bouwpercelen met het agrarisch bedrijf op nr. 7 blijft minimaal 50 m. De benodigde milieuvergunning voor de geitenstal en voer- en mestopslag is al in be- spreking. Op de plankaart zal dan ook de achterste helft van het bouwperceel in de breedte worden aangepast.

3.14 Dhr. A. Boer, Geestdorp 16, Woerden

Samenvatting Bij verplaatsing van de bestaande woning Geestdorp 16a verzoekt inspreker om de bestaande oppervlakte bijgebouwen te mogen handhaven.

Beantwoording In afwijking van de mogelijkheden om een woning over maximaal 10 m te verplaatsen, wordt in deze situatie toegestaan dat de woning naast Geestdorp 16 komt te staan (ca. 40 tot 50 m verplaatsen). Daarvoor is ook in het voorontwerpbestemmingsplan de begrenzing van het bouwperceel aangepast. Echter, omdat er geen daadwerkelijke procedure voor de verplaatsing is doorlopen voordat het bestemmingplan wordt vast- gesteld, wordt de bestaande situatie bestemd en zal in de vrijstellingsbepaling voor het verplaatsen van woningen (art. 22.3.1) worden toegevoegd dat Geestdorp 16a over maximaal 50 m mag worden verplaatst. Dan is juridisch de huidige situatie goed bestemd en blijft er geen bebouwing onder het overgangsrecht staan. De huidige situ- atie van voor en achter wonen is stedenbouwkundig niet optimaal en bij voorkeur ko- men beide woningen aan de weg. Zowel bij de woning op Geestdorp 16 als bij Geest- dorp 16a is 50 m² bijgebouw toegestaan. Het meerdere boven 50 m² per woning mag gedeeltelijk vernieuwd worden en bij volledige herbouw voor de helft herbouwd wor- den. De grenzen van het bouwvlak van Geestdorp 16a worden op de plankaart nu zodanig aangepast dat zowel de bestaande woning als de nieuwe locatie in het bouw- vlak passen. De bestaande woning met bijgebouw worden aan de ondergrond toege- voegd.

bestemmingsplan landelijk gebied woerden, kamerik, zegveld commentaarnota 53

3.15 Dhr. D. Netten, Geestdorp 34a-b, Woerden

Samenvatting Inspreker heeft een reactie m.b.t. woonwagenstandplaatsen. De nummering is ver- keerd. De eerste woonwagen is a, niet d.

Beantwoording De gemeente zal de ondergrond van de plankaart op verzoek van inspreker, aanpas- sen.

3.16 Dhr. B.A.C. van Noort, Geestdorp 36e, Woerden

Samenvatting Adres ‘geestdorp 36 e’ is aangemerkt in het ontwerp bestemmingsplan met kenmerk ‘W’ I. Inspreker heeft een bedrijfsgebouw met een oppervlakte van ca. 70 m². Be- drijf inspreker is een ambulante handel in noten en gebruikt de bedrijfsruimte als opslag en stalling. Inspreker wil het huidige gebruik van zijn panden veranderen in ‘W’ en ‘B’. II. Kan de inspreker bij beëindiging van zijn bedrijf pand en woning verkopen on- der de bestemming ‘W’? III. Is het mogelijk een tweede ‘W’ aan de bestemming te hangen zodat de be- drijfsruimte omgebouwd kan worden tot een woning?

Voor de tweede keer is inspraak ingediend gezien het uitblijven van een reactie welke omstreeks 21 november plaats had moeten vinden.

Beantwoording I. In het huidige bestemmingsplan hebben deze percelen de bestemming be- drijfsdoeleinden met 100 m² bedrijfsbebouwing per perceel. Van deze 100 m² wordt op dit perceel ca. 70 m² gebruikt voor het bestaande bedrijf (opslag). De gemeente past de plankaart aan. Het perceel krijgt de bestemming Bedrijf met nadere bestemming opslag voor maximaal 70 m² en de woning wordt aangeduid als bedrijfswoning. Inspreker mag de bedrijfsbebouwing voor op- slag gebruiken. Indien er een andere bedrijfsfunctie wordt gevestigd, mag dat voor dezelfde oppervlakte. Alleen de functies die in de voorschriften in art. 5.5.1 staan vermeld, worden toegestaan; ook zijn beroep- en bedrijfsactivitei- ten aan huis mogelijk in de bestaande bebouwing. II. Dat kan nadat de bestemming wordt gewijzigd naar “Wonen”. De bijgebou- wen mogen dan wel gesloopt worden, maar het meerdere ten opzichte van 50 m² mag voor maximaal de helft worden teruggebouwd. III. Dat is niet mogelijk. Alleen als 1.000m² aan voormalige bedrijfsbebouwing wordt gesloopt, kan een woning worden opgericht (ruimte voor ruimte rege- ling).

bestemmingsplan landelijk gebied woerden, kamerik, zegveld commentaarnota 54

3.17 Dhr. N.J. van Halm, Geestdorp 39, Woerden

Samenvatting Perceel van de inspreker heeft de vermelding VAB gekregen in bestemmingsplan, terwijl deze niet in aanmerking komt voor deze afkorting in het huidige bestemmings- plan. Inspreker wil graag wijziging van bovenstaande en ontvangt graag een bevesti- ging van deze wijziging.

Beantwoording Dit staat nog foutief op de plankaart vermeld, terwijl het in de voorschriften al is ver- wijderd. Dit zal op de plankaart worden aangepast.

3.18 Dhr. J.F. de With, Geestdorp 53, Woerden

Samenvatting Inspreker maakt bezwaar tegen de bestemming van zijn adres. In het voorontwerp staat deze benoemd als woonbestemming terwijl op dit adres een fruitbedrijf gevestigd is. In- spreker lijkt het beter om het perceel de bestemming bedrijf te geven. De boomgaard is wel aangemerkt als Klein Agrarisch Bedrijf. De gebouwen worden ge- bruikt als opslag voor fruit, materialen, stalling machines en deels verhuurd. Het gebied waar inspreker woont staat op geen enkele plattegrond vermeld.

Beantwoording De aanduiding “KAB” is bedoel voor het achterste deel van het bouwperceel van het agrarische bedrijf op Gervescop 2. Dit bouwperceel lig in het bestemmingsplan Bui- tengebied Harmelen en de uitbreidingsmogelijkheden liggen in dit bestemmingsplan. Het fruitteeltbedrijf beslaat echter maar ca 2 ha boomgaard. Dat is ca. 10 nge. Voor een klein agrarisch bedrijf moet de agrarische omvang minimaal 20 nge zijn. Dat is hier niet het geval. Als aangetoond wordt dat de agrarische activiteiten groter zijn (zie bijlage 5 van de toelichting) dan 20 nge, dan kan een agrarisch bouwperceel opgeno- men worden voor een klein agrarisch bedrijf. In het nu nog geldende bestemmings- plan Landelijk gebied Woerden heeft dit perceel echter ook de bestemming Wonen.

3.19 Dhr. H. Verboom en Dhr. A.L. Verboom, Hoofdweg 26, Zegveld

Samenvatting Betreft inspraak voor reactie Oude Meije 4 Insprekers willen op hun bedrijf: - de melkveehouderij uitbreiden - een varkenshouderij bouwen

Beantwoording De gemeente neemt kennis van de wens van insprekers. Het uitbreiden van een melkveehouderij kan plaatsvinden, als daarvoor een bouwaanvraag wordt ingediend die aan het bestemmingsplan kan worden getoetst. Ook de andere vergunningen die- nen aangevraagd te worden. Nieuwe intensieve veehouderijen als hoofdtak worden in het bestemmingsplan niet mogelijk gemaakt. Een melkveehouderijbedrijf met een bestaande neventak intensie- ve veehouderij (zie de lijst in bijlage 2 van de voorschriften) kan wel wijzigen naar bestemmingsplan landelijk gebied woerden, kamerik, zegveld commentaarnota 55

hoofdtak intensieve veehouderij (artikel 3.6.2). Dit is niet het geval voor Oude Meije 4. De verwijzing bij dit artikel naar bijlage 2 zal in de voorschriften nog verder verduide- lijkt worden. Ook is volgens artikel 3.1.a1 een duurzame neventak intensieve veehouderij toege- staan bij een grondgebonden agrarisch bedrijf. In artikel 1.23 is aangegeven dat een duurzame neventak intensieve veehouderij een ondergeschikte nevenactiviteit (min- der dan 50% van de totale activiteiten van een bedrijf in omvang, arbeid en inkomen) moet zijn en een maximale oppervlakte per diercategorie van bijvoorbeeld 2.240 m² voor vleesvarkens of 1.050 m² voor zeugen mag hebben.

3.20 Dhr. G. Bergman, Hoofdweg 63, Zegveld

Samenvatting I. Inspreker mist een aanwijzing bestemming randweg tracés. Inspreker pleit voor opname/ aanwijzing van mogelijke tracés van randwegen buiten de kern Zegveld ter ontlasting cq het leefbaar houden van het dorp Zegveld en andere kleine kernen. Tevens moet er volgens inspreker niet gewacht worden tot de situatie onhoudbaar wordt in de kleine kernen door de alsmaar toenemende verkeersbewegingen. II. Inspreker mist de aanduiding van uitsluiting van het plaatsen van (sta-) cara- vans in het landelijk gebied. Inspreker bemerkt steeds vaker dat (sta)caravans gedoogd worden en uiteindelijk eindigen via recreatiewoningen tot permanente bebouwing. Volgens inspreker is dat niet het beoogde veen- weide landschap wat het bestemmingsplan benoemt.

Beantwoording I. Het realiseren van randwegen rondom Zegveld is niet aan de orde. De ge- meente voorziet daarom niet in het opnemen ervan in het bestemmingsplan. Het aanleggen van wegen is niet in het plan mogelijk gemaakt. II. De gemeente deelt de visie van inspreker. Nieuwe stacaravans worden niet toegelaten op erven. Wel mag in een deel van het jaar een kleine camping worden gehouden op en naast bedrijven, waarvoor vrijstelling kan worden aangevraagd.

3.21 Dhr. B. Hofland, Hoofdweg 108, Zegveld

Samenvatting Inspreker verzoekt om het bouwvlak te verbreden om daarmee zijn bedrijf in de toe- komst levensvatbaar te houden. Dit mede gezien de afstand tussen de buren aan de andere zijde van het bouwvlak.

Beantwoording De gemeente is van mening dat de uitbreidingsrichting voor de agrarische bedrijven bij voorkeur naar ‘achteren’, gezien vanaf de weg, moet plaatsvinden. Dit om de door- zichten vanaf de wegen naar het open gebied te bewaren. De bebouwing dient bij voorkeur met de nokrichting haaks op de weg te worden gerealiseerd. Echter op deze locatie is de afstand tot nabijgelegen burgerwoningen op sommige punten net niet voldoende (meer dan 50m) ten opzichte van de bestaande bedrijfsgebouwen. Dan zal bij uitbreiding juist de bestaande situatie een belemmering vormen. Het bouwperceel bestemmingsplan landelijk gebied woerden, kamerik, zegveld commentaarnota 56

moet dan voldoende ruimte bieden om ook de bestaande bedrijfsgebouwen te kunnen veranderen. Een kleine uitbreiding in de breedte is op deze locatie acceptabel, omdat de naastgelegen woning op Hoofdweg 110 op relatief grote afstand ligt.

3.22 Dhr. R. Bodenstaff, Hoofdweg 124, Zegveld (2 brieven)

Samenvatting I. Inspreker tekent bezwaar aan tegen uitbreiding van industrieterrein, Handel en Nijverheid, aan de Hoofdweg te Zegveld. II. Inspreker heeft bezwaar om de volgende redenen: • diverse bedrijven zijn niet uit Zegveld afkomstig wat de bedoelding was. Dat is gedoogd om leegstand te voorkomen. • Pand op de Hoofdweg 177 stond al vele jaren leeg totdat het werd verkocht en opgeknapt. Nu is het pand nog steeds maar voor de helft verhuurd. (staat op 200 meter afstand beoogde uitbreidingsterrein) • In Woerden staat genoeg kantoor- en bedrijfsruimte te huur voor aller- lei soorten bedrijven. • interesse voor kopen of huren is niet noemenswaardig. • alleen het bedrijf van dhr. Kruijt (kaasverwerking) uit Zegveld wil ver- plaatst worden. Dit bedrijf moet i.v.m. stankoverlast verplaatst worden naar buiten de bebouwde kom. • het uitzicht wordt door uitbreiding aangetast. De beoogde uitbrei- dingslocatie komt pal voor deur van inspreker. • inspreker is bij vorige discussie tegen uitbreiding van het industrieter- rein 10 a 12 jaar geleden naar het gerecht gestapt en in het gelijk ge- steld. • Er is na deze tijd niets wezenlijks veranderd dat een uitbreiding recht- vaardigt. • Er is weinig interesse van Zegveldse ondernemers en er zijn in de re- gio voldoende alternatieven. Brief 2: • Inspreker wil de bestemming van zijn perceel graag veranderd zien. De schuren op zijn perceel gebruikt hij nu als opslag voor zijn kle- dingwinkels en opslag voor een verkoopwagen. • inspreker wil de volgende schuren veranderen in bestemming ‘bedrijf’: − 1 schuur van 8 meter bij 15 meter − 1 schuur van 8 meter bij 8 meter − 1 schuur van 4 meter bij 2.50 meter − Tuinhuis 2 meter bij 2 meter − Totale oppervlakte schuren bedraagt 198 vierkante meter.

Beantwoording I. De gemeente Woerden is van mening dat aan de keuze voor de uitbreiding van de Nijverheidsbuurt wel degelijk een zorgvuldige afweging ten grondslag ligt. Over de overwegingen is met de provincie al vaker overleg gevoerd. De provincie is met de gemeente Woerden van mening dat een uitbreiding nood- zakelijk is. De gemeente Woerden deelt de opvatting niet dat de vraag naar verplaatsing van bedrijven beperkt is. Bovenal acht ze het zelf ook gewenst dat bedrijven verplaatst worden,zodat op de vrijgekomen locaties woningen kunnen worden bestemmingsplan landelijk gebied woerden, kamerik, zegveld commentaarnota 57

teruggebouwd. Met het oog op de leefbaarheid, milieuhinder en de verkeers- bewegingen is het beter de bestaande bedrijven op een nieuwe locatie te concentreren. De gemeente is het niet eens met de stelling dat de verplaat- sing niet gerealiseerd zal worden en alleen nieuwe bedrijven worden toegela- ten. De randvoorwaarde voor uitbreiding van het bedrijventerrein Nijverheids- buurt is juist dat het om verplaatsing moet gaan van bedrijven uit Zegveld. In de afweging die heeft plaatsgevonden worden altijd belangen van omwo- nenden betrokken. Gekozen is voor de uitbreiding bij het bestaande terrein, om redenen van bereikbaarheid, beperkte overlast, het creëren van een aan- eengesloten gebied en de relatief geringe landschappelijke effecten. De ge- meente heeft begrip voor de belangen van inspreker, maar is van mening dat het algemene belang voorrang geniet inzake de wens ruimte te bieden aan bedrijven, waarbij de locatie het meest geschikt wordt geacht. Aangezien er voor de uitbreidingslocatie van Nijverheidsbuurt een aparte be- stemmingsplanprocedure zal worden doorlopen, zal het gebied van de wijzi- gingsbevoegdheid uit dit bestemmingsplan worden gehaald, want anders lo- pen er twee procedures over hetzelfde plan door elkaar heen. Deze wijzigingsbevoegdheid was wel in het voorontwerpbestemmingsplan opgeno- men, zodat iedereen kon zien dat deze wijziging er aan staat te komen.

Brief 2 I. Dit perceel heeft bij de inventarisatie de aanduiding VAB gekregen, netzoals de naburige percelen op Hoofdweg 124a en Hoofdweg 126. Dit is in het voor- ontwerpbestemmingsplan niet goed op de plankaart aangegeven, en de plankaart zal hieraan worden aangepast. Het gebruik van de bestaande be- bouwing voor opslag is al sinds medio jaren ’90. Een bestemming “Bedrijf” met nadere bestemming opslag past hierbij en dit zal in de voorschriften en plankaart worden aangepast. II. Bestaande bijgebouwen mogen voor opslag worden gebruikt. Bij het bepalen van de oppervlakte bedrijfsgebouwen kunnen geen bijgebouwen, die voor de woning gebruikt worden, zoals het tuinhuis en een kleine schuur (10 m²), wor- den betrokken. Dan resteert een oppervlakte van ca. 185 m². Bij volledige herbouw van de bedrijfsgebouwen voor opslag bij een VAB is alleen herbouw van de helft toegestaan.

3.23 Werktuigenvereniging Ons Belang, dhr. A. van Zoest, Hoofdweg 149, Zegveld

Samenvatting Inspreker vermeldt dat het perceel van de coöperatie sinds kort is uitgebreid met 25m lengte en 35m breedte, totaal ca. 875m². Er is een vergunning om de bestaande bebouwing met ongeveer 215m² uit te breiden, hiervan 10 meter in de lengte. Met de aanbouw wordt binnenkort begonnen. Inspreker verzoekt om deze uitbreiding op te nemen in het bestemmingsplan. Tevens verzoekt inspreker de 15m, gezien in de lengte achter de loods, betreffend 322m², aan te wij- zen als bouwlocatie en het perceel voor de loods, vanaf 16 mtr van de as van de weg tot de bestaande bebouwing, als bouwlocatie te handhaven. Inspreker wil dat uitbreiding van dit agrarische loonbedrijf in de toekomst mogelijk is, wat erg belangrijk is voor de veehouders in de omgeving. Inspreker gaat akkoord met de bestemming "Bedrijfsdoeleinden Loonbedrijf', er van uitgaande dat dit van toepassing is op het gehele perceel, Hoofdweg 149. bestemmingsplan landelijk gebied woerden, kamerik, zegveld commentaarnota 58

Beantwoording De verleende bouwvergunning zal verwerkt worden in de toegestane oppervlakte be- drijfsgebouwen. Dit blijft dan ook de maximale maat (975 m²). De grens van het be- stemmingsvlak zal worden aangepast aan de nieuwe eigendomsgrens. Dit zal op de plankaart en de voorschriften worden verwerkt.

3.24 Dhr. W.A.P.F.L. Kooter, Hoofdweg 173c, Zegveld

Samenvatting Algemene bezwaren: Inspreker is sinds 1990 eigenaar van het perceel grond, kadastraal bekend gemeente Zegveld, sectie D, nummer 263. I. In het voorontwerp bestemmingsplan wordt het perceel van inspreker om- schreven als ‘slachterij’. Dit is onjuist, inspreker heeft een ambachtelijk vlees- verwerkend bedrijf waar geen slacht van dieren plaatsvindt. Inspreker ver- zoekt in het voorontwerp bestemmingsplan de bestemmingsomschrijving te wijzigen in de feitelijke bestemming. II. Inspreker is van mening dat hij aangemerkt moet worden als direct belang- hebbende gezien zijn perceel onderdeel uitmaakt van het plangebied. III. Inspreker is van mening dat met name de voorgenomen uitbreiding van het bedrijventerrein Nijverheidsbuurt zich niet goed verhoudt met de op het plan- gebied van toepassing geldende beleidsplannen en beleid. Volgens inspreker blijkt uit beleidstukken dat dient te worden uitgegaan van het ‘stand-still’ prin- cipe. Voor deze binnengebieden dient het beleid er op gericht te zijn op het behoud en onderhoud van natuurlijke ecosystemen en op herstel van ecologi- sche relaties. Het beleid moet er op gericht zijn voorrang te geven aan na- tuurontwikkeling. IV. Inspreker is van mening dat het voorontwerp bestemmingsplan is strijd is met de doelstellingen, zoals verwoord in de, in de nota van uitgangspunten ge- noemde (beleids)plannen. Inspreker is van mening dat, in geval van behoefte aan uitbreiding, de kern Woerden hierin dient te voorzien. V. Inspreker is tevens van mening dat het voorontwerp bestemmingsplannen niet past in het streekplan, met name waar dit de uitbreiding van bedrijventerrein Nijverheidsbuurt betreft. VI. Inspreker is bekend met de inhoud van het rapport Stuurgroep het Groene Hart. Volgens inspreker leidt het onderhavige voorontwerp bestemmingsplan ertoe dat slechts afbreuk wordt gedaan aan de uitgangspunten van de stuur- groep. VII. Inspreker stelt dat het voorontwerp bestemmingsplan in strijd is met het Na- tuurbeleidsplan. Onderhavig plangebied maakt direct onderdeel uit van het speerpuntgebied van het Natuurbeleidsplan en voldoet niet aan het beleids- uitgangspunt. VIII. Inspreker heeft in het verleden, samen met een groot aantal anderen, be- zwaar gemaakt tegen de beoogde uitbreiding van het bedrijventerrein Nijver- heidsbuurt. Inspreker is van mening dat thans door Burgermeester en Wethou- ders van de gemeente Woerden wordt getracht alsnog een uitbreiding te realiseren en wel in het kader van een volledige herziening van het bestem- mingsplan Landelijk gebied Woerden, Kamerik en Zegveld. bestemmingsplan landelijk gebied woerden, kamerik, zegveld commentaarnota 59

IX. Inspreker is van mening dat uitbreiding van het bedrijventerrein Nijverheids- buur onherstelbare schade zal toebrengen aan de landschappelijke waarde. Inspreker is van mening dat het voorontwerp bestemmingsplan Landelijk ge- bied te veel ruimte biedt aan agrarische bedrijven waardoor de natuurweten- schappelijke en landschappelijke waarde van het plangebied ernstig ge- schaad wordt. X. Volgens inspreker past beoogde uitbreiding van bedrijventerrein Nijverheids- buurt niet in het beeld wat in de nota van uitgangspunten door de gemeente wordt geschetst. Tevens heeft, naar de mening van inspreker, geen inventari- satie plaatsgevonden en is niet aangetoond dat uitbreiding van het bedrijven- terrein voorziet in behoeften. XI. Tevens is het perceel grond direct grenzend aan bedrijventerrein Nijverheids- buurt ten onrechte in het voorontwerp bestemmingsplan opgenomen.

Specifieke bezwaren: XII. Inspreker is van mening dat hij ernstig geschaad wordt in zijn (financiële) be- langen, wanneer het onderhavige ontwerp bestemmingsplan zou worden vastgesteld. Inspreker is van mening dat de op het plangebied rustende be- stemming moet worden gehandhaafd. XIII. Het perceel van de inspreker zal door de in het bestemmingsplan aangegeven bebouwingsgrenzen geheel worden ingesloten. Daarnaast zal een eventueel naast het perceel van de inspreker te realiseren bedrijf een aanzienlijke ge- luidsoverlast met zich meebrengen. Inspreker wordt ernstig in zijn woongenot geschaad. XIV. Inspreker is van mening dat binnen de kern Zegveld geen directe behoefte bestaan aan uitbreiding van de bedrijfsruimte op het bedrijventerrein Nijver- heidsbuurt. XV. Volgens inspreker blijkt uit het voorontwerp bestemmingsplan, de beleidsnota en de nota van uitgangspunten op geen enkele wijze of het gefaseerde ont- werpplan economisch uitvoerbaar is. Inspreker en belanghebbende zullen planschadeclaims bij de gemeente neer gaan leggen gezien zij niet- voorzienbare schade lijden. Inspreker wijst in dit verband op een groot aantal bedrijfspanden welke leegstaan in de kern Woerden. XVI. Volgens inspreker is de in het ontwerp bestemmingsplan aangegeven infra- structuur volstrekt onvoldoende. Bovendien zal de Hoofdweg het verkeers- aanbod niet kunnen verdragen en zal aanpassing, dan wel herstel, een aan- zienlijke kostenpost betekenen. XVII. Volgens inspreker zal realisatie van onderhavig ontwerpbestemmingsplan alsook de ten gevolge daarvan te verwachten verkeerstroom geluidsoverlast met zich meebrengen. Deze geluidsoverlast heeft, volgens inspreker, tot ge- volg dat de voorkeursgrenswaarde zal worden overschreden. XVIII. Inspreker verzoekt naar aanleiding van hiervoor gestelde niet tot vaststelling van het ontwerpbestemmingsplan Landelijk gebied Woerden, Kamerik en Zegveld over te gaan dan wel de wijzigingsbevoegdheid van het perceel grond direct grenzend aan het perceel van inspreker gelegen op bedrijventer- rein Nijverheidsbuurt uit het voorontwerp te verwijderen en wel in die zin dat dit perceel grond haar agrarische bestemming behoudt.

Beantwoording I. De nadere bestemming voor het adres, namelijk vleesverwerkingsbedrijf, zal in de voorschriften worden aangepast. bestemmingsplan landelijk gebied woerden, kamerik, zegveld commentaarnota 60

II. Vanzelfsprekend is dat het geval. III. De gemeente Woerden deelt de opvatting van het Rijk in de Nota Ruimte over “Migratiesaldo nul”. Dit houdt onder andere in dat er in het Groene Hart ook woningen gebouwd mogen worden voor de s natuurlijke bevolkingsgroei. Voor dat doel mag uitbreiding plaatsvinden, wat ook door de andere overheden wordt aangegeven. De gemeente vindt dat met het oog op de leefbaarheid ook wenselijk om de kern Zegveld een uitbreiding van het aantal woningen te bieden. Doordat de provinciale rode contour zo strak om de kern Zegveld is gelegd, is in eerste instantie een inbreidingslocatie gewenst. Dit kan door ver- plaatsing van o.a. het bedrijf van Kruijt uit de kern Zegveld. De provincie heeft in het streekplan dan ook de contour van het bedrijventerrein Nijverheidsbuurt verruimd voor de uitplaatsing van bedrijven uit Zegveld. Voor het overige wordt verwezen wordt naar de beantwoording van brief 1 onder 3.23. IV. Recent is de Nota Wonen door de gemeenteraad vastgesteld. Daarin is aan- getoond dat ook voor de kern Zegveld een kleine uitbreiding van het aantal woningen noodzakelijk is, passend binnen Migratiesaldo nul. V. Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het streekplan wat betreft de begrenzing van de toekomstige uitbreiding van het bedrijventerrein Nijver- heidsbuurt. VI. De gemeente deelt die opvatting niet. Het behoud van het Groene Hart heeft een hoge prioriteit. In dit bestemmingsplan wordt invulling gegeven aan dat doel door de actuele waarden vast te leggen. Het is een conserverend be- stemmingsplan. Dat betekent niet dat de bewoners van het gebied niets meer zouden mogen. Het gebied kan alleen worden behouden als agrarische on- dernemers verder kunnen met hun bedrijfsvoering, rekening houdend met het landschap. Verder moet voor de overige niet-agrarische functies verstening worden tegengegaan. In dit plan zijn die uitgangspunten vertaald. VII. De gemeente deelt die opvatting niet. De actuele natuurwaarden zijn onder- zocht bij het opstellen van het bestemmingsplan. Hieruit blijkt dat de waarden een gevolg zijn van de aanwezige sloten, openheid en het feit dat de bebou- wing langs wegen is geconcentreerd. In het plan zijn die landschappelijke waarden onderkend en beschermd (bv door het aanlegvergunningenstelsel). Door de landschappelijke waarden te beschermen, worden ook de natuur- waarden beschermd. Daarnaast zijn agrariërs actief op gebied van agrarisch natuurbeheer om ook langs die weg een bijdrage te leveren aan de natuurwaarden, bv door middel van slootkantbeheer; de uitbreiding van het bedrijventerrein Nijverheidsbuurt ligt buiten de Ecologische Hoofdstructuur. VIII. De uitbreiding van de het bedrijventerrein Nijverheidsbuurt staat gepland. Dit zal niet langer in het bestemmingsplan worden opgenomen, omdat een be- stemmingsplan specifiek gericht op de uitbreiding zal worden opgesteld. Die doorloopt ook de benodigde procedures. IX. Reeds eerder is hierop ingegaan. De gemeente heeft wel degelijk een zorg- vuldige afweging gemaakt bij het toekennen van agrarische bouwvlakken. Ze is niet van mening dat de natuurwetenschappelijke- en landschappelijke waarden worden aangetast. Het ‘ op slot’ zetten van de agrarische bedrijven zou ertoe leiden dat bedrijven moeten stoppen, die dan niet meer kunnen bij- dragen aan het beheer van het landschap. X. De gemeente laat het uitbreidingsgebied niet langer deel uitmaken van het plangebied. In het kader van de dan te voeren planologische procedure zullen de benodigde onderzoeken worden opgesteld. bestemmingsplan landelijk gebied woerden, kamerik, zegveld commentaarnota 61

XI. Verwezen wordt naar de beantwoording onder X. XII. Bij het toekennen van de bestemmingen en bouwvlakken wordt rekening ge- houden met de omgeving. Voor wat betreft de afwegingen bij het zoeken naar de uitbreidingslocatie Nijverheidsbuurt wordt verwezen naar de beantwoor- ding onder 3.23 en de eerdere in dit document op door inspreker opgestelde brief gegeven antwoorden. Bij uitbreidingslocaties vindt altijd een afweging van het algemene versus het individuele belang plaats. Van eventuele finan- ciële (plan)schade kan pas sprake zijn op het moment dat het bestemmings- plan voor de uitbreiding onherroepelijk is. XIII. Verwezen wordt naar de beantwoording onder 3.23 en de eerdere in dit do- cument op door inspreker opgestelde brief gegeven antwoorden. De normen voor onder andere geluidsbelasting op de omgeving zullen in acht genomen worden. XIV. Verwezen wordt naar de beantwoording onder 3.23 en de eerdere in dit do- cument op door inspreker opgestelde brief gegeven antwoorden. XV. Verwezen wordt naar de beantwoording onder 3.23 en de eerdere in dit do- cument op door inspreker opgestelde brief gegeven antwoorden. In de eco- nomische visie, die recent in de inspraak is geweest, is aangegeven dat er onvoldoende ruimte is voor bedrijven in Woerden (niet kantoren) en er bijna geen leegstand is. XVI. In het bestemmingsplan zijn alleen bestaande wegen vastgelegd. Er is geen aanleiding te veronderstellen dat, behalve de buiten het plangebied gehouden nieuwe randwegen, nog meer grote wegen in het landelijk gebied worden aangelegd. Met het oog op behoud van natuur- en landschapswaarden acht de gemeente dat ook ongewenst. XVII. Ten behoeve van het bestemmingsplan dient een actueel onderzoek te wor- den uitgevoerd. Het reeds opgestelde onderzoek moet opnieuw worden uitge- voerd in verband met de op 1-1-2007 in werking getreden nieuwe Wet Ge- luidhinder. Voor die locaties waar de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden, zal een ontheffing moeten worden verleend. De gemeente wijst inspreker erop dat het geluidsbeleid voortaan door de ge- meente zelf wordt uitgevoerd. Zij bepaalt de maximaal aanvaardbare geluids- belasting op locaties door middel van eigen beleid. XVIII. Verwezen wordt naar de beantwoording onder 3.23 en de eerdere in dit do- cument op door inspreker opgestelde brief gegeven antwoorden.

3.25 Dhr. C. Wortman, Houtdijk 10, Kamerik

Samenvatting Inspreker dient een reactie in betreffende de thans opgenomen beperking qua bouw- volume van de woning. Uit artikel 22.2.2 wordt uitgegaan van maximaal 600m³. In ge- val van herbouw kunnen nu forse beperkingen opgelegd worden. Inspreker verzoekt de bepaling zo aan te passen dat bij herbouw van de woning tot maximaal de bestaande inhoud wordt vergund. Inspreker geeft in overweging een vergelijkbare bepaling op te nemen als bedoeld in artikel 22.2.1, onder i.

Beantwoording In artikel 22.2.2. onder i staat een uitzondering voor het adres ’s-Gravensloot 7. Daar zijn drie woningen ingeruild voor één woning van 1500 m³ en een bijgebouw van 190 m². Dat is in op dit perceel niet het geval. Deze woning heeft in het huidige bestem- bestemmingsplan landelijk gebied woerden, kamerik, zegveld commentaarnota 62

mingsplan een maximaal toegestaan volume van 400 m³. Via een artikel 19 procedure is ca. 5 jaar geleden een woning toegestaan van 600 m³ met een inpandig bijgebouw van 50 m². Dat was toen ook provinciaal al de maximale maat en deze maat is nu ook maximaal toegestaan in dit bestemmingsplan. Verwezen wordt verder naar de beantwoording onder 3.11.

3.26 Dhr. D.N. van de Panne, Houtdijkerpad tegenover 5, Woerden

Samenvatting Inspreker verzoekt de volgende zaken te wijzigen: Op het perceel van de inspreker staat een woning met bedrijfsgebouwen. Deze wor- den gebruikt voor paardenhouderij en bewoning. Inspreker verzoekt om deze gebou- wen de bestemming te geven zoals het feitelijke gebruik is en dit op te nemen in het bestemmingsplan. Inspreker behoudt zich het recht om nadere zienswijze aan te ge- ven en toe te lichten en verzoekt om rekening te houden met zienswijzen en bestem- mingsaanpassingen.

Beantwoording Bij de inventarisatie van dit bestemmingsplan is gebleken dat op deze locatie illegaal wordt gewoond. Er loopt nu een handhavingsprocedure tegen deze illegale bewoning. De bestaande schuren hebben in het huidige bestemmingsplan geen bouwperceel en waren ooit gebouwd als schuren op afstand, niet behorend bij een direct aangrenzend agrarisch bedrijf. In dit bestemmingsplan is opslag/stalling en dierenverblijf toegestaan in de vele verspreid voorkomende schuren buiten agrarische bouwpercelen of andere bestemmingsvlakken. Deze regeling zal ook nog expliciet in de voorschriften worden verduidelijkt. Dat is hier ook het geval. Uit de inventarisatie kwam ook naar voren dat er op basis van gegevens van de Milieudienst geen milieuvergunning nodig was. Dat kan nu anders zijn, maar zal moeten worden aangetoond. De bouw- en gebruiksmo- gelijkheden voor paardenhouderijen in het nieuwe bestemmingsplan zijn mede geba- seerd op een bedrijfsmatige omvang (meer dan 20 nge). Dan moeten bijv. bij fok- of pensionpaarden ca. 10 paarden gehouden worden. Dat is hier, voor zover bekend, niet het geval.

3.27 Dhr. M. Bontan, Ir. Enschedéweg 5, Kamerik

Samenvatting I. Perceel van de inspreker heeft de bestemming ‘W’ gekregen. Dit terwijl de bestemming ‘VAB’ beloofd is gezien een agrarisch bedrijf op perceel geves- tigd is. II. Tevens zou er een tweede woonbestemming op perceel komen, deze ont- breekt. III. Inspreker wil duidelijkheid over de bovenstaande punten en een kopie van de verslaglegging van het gesprek. IV. Wat zijn de inspraakmogelijkheden voor de inspreker tegen de bestemmings- wijziging recreatieterrein aan het Oortjespad te Kamerik?

Beantwoording I. Inspreker merkt op dat de bestemming onjuist zou zijn. Dit is niet het geval. De bestemmin Wonen is gelegd vanwege het feit dat zich op dit moment geen bestemmingsplan landelijk gebied woerden, kamerik, zegveld commentaarnota 63

actief agrarisch bedrijf op het perceel bevindt. De woning wordt als burgerwo- ning gebruikt. Om in de toekomst, na inwerkingtreding van het plan, een wijzi- ging van ‘Wonen’ naar onder meer “Bedrijf”, “Recreatie” maar ook “Agrarisch – Landschappelijke waarden” mogelijk te maken, is de aanduiding “VAB” op- genomen. Dat laatste betreft dus geen bestemming zoals inspreker stelt, maar is een aanduiding. II. De tweede woonbestemming is weliswaar een verzoek van inspreker, maar wordt niet gehonoreerd. Zoals al eerder naar inspreker was aangeven is een tweede wooneenheid onder voorwaarden mogelijk in het karakteristieke hoofdgebouw ter behoud van het gebouw. Daarvoor moet wel een vrijstel- lingsprocedure worden doorlopen, zoals in het bestemmingsplan is aangege- ven in artikel 36 lid 3. Van belang is te melden dat die regeling pas van kracht wordt bij inwerkingtreding van het nieuwe bestemmingsplan; tot die tijd zal daarvoor een aparte procedure voor moeten worden doorlopen (artikel 19 procedure). III. Er is geen letterlijk verslag gemaakt van de gesprekken die zijn gehouden tij- dens de inventarisatiefase. De beantwoording in de brief, die vorig jaar aan inspreker verzonden is, bevat een samenvatting van het besprokene. IV. De artikel 19 vrijstellingsprocedure voor de aanleg van de Pitch- en Puttbaan, natuurrecreatiecentrum en overige bebouwing en gebruik van een deel van de gronden van het recreatieterrein is doorlopen en onherroepelijk en er wordt nu al gebouwd. Tijdens de zienswijzefase van dit bestemmingsplan kan er een zienswijze ingediend worden. Dit zal vermoedelijk in het najaar van 2007 zijn.

3.28 Dhr. D.E. Damen, Kromwijkerdijk 18, HW Woerden

Samenvatting Inspreker is uitgegaan van het voorontwerp welke op de inloopavond is besproken (en niet het voorontwerp welke op internet te zien is) Inspreker is van mening dat het grote bijgebouw dient te worden aangeduid als ‘cul- tuurhistorisch waardevol bijgebouw’ met de waardering ‘M’ omdat: I. Vanuit de gemeente en de rijksdienst van de monumentenzorg is be- paald dat bij het rijksmonument ‘Leeuwenstein” een evenwichtig bijge- bouw past conform huidige situatie. II. De gebruikte materialen, voor zover mogelijk, hergebruikt zijn uit de ou- de bebouwing. Tijdens de inventarisatie t.b.v. de nota Belvédère het aanwezige bijgebouw niet is aangemerkt als bijgebouw met bijzondere cultuurhistorische waarden omdat toenter- tijd niet mogelijk was om het pand te bezichtigen (eigenaar was geëmigreerd)

Beantwoording De Commissie Monumenten en Cultuurlandschap heeft op verzoek van inspreker het bijgebouw alsnog geïnventariseerd. Daaruit bleek dat het geen cultuurhistorisch waar- devol bijgebouw is.

bestemmingsplan landelijk gebied woerden, kamerik, zegveld commentaarnota 64

3.29 Dhr. G.W. de Bruyn, M.A. Reinaldaweg 4, Woerden

Samenvatting Inspreker is gevestigd op de percelen Reinaldaweg 4 en 6. Door de versnippering van de panden over 2 niet aan elkaar liggende percelen, is er een niet gewenste bedrijfs- voering ontstaan. In de toekomst zal het gehele bedrijf zich vestigen op Reinaldaweg 4. Nieuwbouw is hierbij noodzakelijk. Momenteel zijn 2 bouwvlakken aanwezig met een maximale bebouwingsvlakte van 300m². In de nieuwe situatie is een oppervlakte van 870m² gewenst. Met dhr. van Dijk van het aangrenzende perceel Polanerzandweg 13 zal een grondruil plaatsvinden. Het transportbedrijf is met de eigenaar overeengekomen dat zij de lang- gerekte punt rechts van de boerderij ruilen tegenover een vierkant stuk weiland in het verlengde van de huidige garage. Hierdoor ontstaan 2 rechthoekige percelen. Ook de bestemmingen van beide te ruilen percelen gaan over naar de andere eigenaar. Om de gewenste bebouwing op Reinaldaweg 4 te kunnen ontwikkelen is 870m² be- nodigd. Binnen de voorschriften is slechts 800m² beschikbaar. Om 70m extra bebou- wingsoppervlakte te compenseren zal op het perceel Reinaldaweg 6 70m² bebouwing worden gesloopt. Het restant bebouwd oppervlakte binnen de bestemmingsvoorschrif- ten zal na goedkeuring worden: • Reinaldaweg 4 > 870m²; • Reinaldaweg 6 > 880m². Het nieuwe plan voor het transportbedrijf zal dit voorjaar gepresenteerd worden aan de gemeente Bijlagen: Grondruil Reinaldaweg 4/Polanerzandweg 13; Bestemmingskaart met wijziging; Te compenseren m² bouwvlak op no. 6; Situatie voor uitvoering grondruil; Situatie na uitvoering grondruil.

Beantwoording De gemeente past de nieuwe eigendomsverhoudingen op de plankaart aan. Echter de inspreker was al vooruitlopend op de vrijstellingsprocedure begonnen met het ver- harden van het gehele terrein en plaatsen van vrachtauto’s. Dat past niet in het huidi- ge bestemmingsplan en daarvoor is ook een vrijstellingsverzoek ingediend. De nabu- rige woning ondervindt hinder van deze activiteiten op zo korte afstand van zijn tuin. Dit zal zoveel mogelijk moeten worden voorkomen. De voorgestelde inrichting met water met direct daarnaast de verharding heeft onvoldoende afschermende werking naar het naburige perceel. In aansluiting op de regeling voor buitenopslag in de be- stemming Bedrijf (artikel 5.4.2) zal in dit geval minimaal een 5 m brede zone met af- schermende streekeigen beplanting aangelegd moeten worden rondom het nieuwe parkeerterrein. In het landelijk gebied dient bij sloop van de bebouwing het uitgangspunt te worden gehanteerd dat slechts de helft mag worden teruggebouwd. De nu voorgestelde sloop van 70 m² in een smalle zone langs een bestaand gebouw is geen ruimtelijke kwali- teitsverbetering. Er zal nauwelijks zichtbaar zijn dat er wordt gesloopt. Er zal minimaal 140 m² bedrijfsgebouw moeten worden gesloopt, waarvan aantoonbaar is dat het ge- bouw legaal is opgericht (verleende bouwvergunning). Afgewogen zal moeten worden of een dergelijke regeling in de voorschriften bij de bestemming Bedrijf en bij perce- len met de aanduiding VAB moet worden opgenomen, zodat ook kwaliteitsverbetering

bestemmingsplan landelijk gebied woerden, kamerik, zegveld commentaarnota 65

wordt bereikt door (voormalige) bedrijfsbebouwing te slopen op het ene perceel en de helft daarvan te herbouwen op een ander perceel. Vooruitlopend daarop wordt nu nog niet de toegestane oppervlakte bebouwing bij beide percelen aangepast. Daarnaast wordt opgemerkt dat het gehele bestemmingsvlak van M.A. Reinaldaweg 4 binnen 150 m afstand van het LPG-vulpunt van het tankstation aan de Europabaan ligt. Bij een bouwplan voor een bedrijfsgebonden kantoor zal aangetoond moeten worden dat het groepsrisico niet wordt overschreden. Op de plankaart en voorschrif- ten zullen deze zones rondom LPG-vulpunten worden aangegeven.

3.30 Dhr. K.P. Leeuwenstein, Meije 153, Leidschendam

Samenvatting Inspreker is tevreden met de toegekende bestemming van (recreatie)tuinen en van het achtergelegen schiereiland. Inspreker suggereert dat vanuit de gemeente gedacht wordt dat hij een wietplantage heeft op het perceel, dit omdat hij vaker aanwezig is voor onderhoud gebouw en terrein. Inspreker wil hiervan verschoond blijven.

Beantwoording De gemeente neemt kennis van de reactie. De opmerking inzake wietplantages is geen zaak van het bestemmingsplan.

3.31 Dhr. R.N. Brons, Meije 256, Zegveld

Samenvatting Inspreker treft tot ongenoegen opnieuw een passage aan in de brochure (tweede pa- gina, rechter kolom in het midden) ‘in een groot aantal gevallen is zelfs vermindering van de bebouwing verplicht bij herbouw’. I. inspreker vindt het onacceptabel dat in het geval van verlies door brand, schade van buitenaf of slijtage van pand, een herbouw in het huidige volume niet meer zou worden toegestaan. II. Inspreker tekent bezwaar aan tegen elke clausule in het bestemmingsplan die de herbouw van het huidige volume onmogelijk maakt. III. Inspreker verzoekt van bovenstaande nota te nemen en het bestemmingsplan te herformuleren.

Beantwoording I. In de eerste plaats is in artikel 41 van het bestemmingsplan bepaald dat na storm, brand, etc. in alle gevallen gehele herbouw mag plaatsvinden, mits de vergunning daarvoor binnen twee jaar na de calamiteit is ingediend. II. De gemeente Woerden is van mening dat terughoudend dient te worden om- gegaan met het toestaan van niet-agrarische functies in het buitengebied. Be- staande bebouwing dient voor de huidige functie ervan en voor opslag benut te kunnen worden. Nieuwe bebouwing en uitbreiding van bebouwing wordt al- leen ten behoeve van agrarische bedrijven toegestaan, omdat die functioneel en landschappelijk horen in het landelijk gebied. Indien een eigenaar/aanvrager vrijwillig kiest voor het vestigen van een niet- agrarische functie in het landelijk gebied, acht de gemeente het redelijk daar-

bestemmingsplan landelijk gebied woerden, kamerik, zegveld commentaarnota 66

aan mee te werken onder voorwaarde dit zich een kwaliteitsverbetering voor- doet. Ook in de voorbereidingsfase is inspreker meegedeeld dat het huidige be- stemmingsplan Buitengebied Zegveld een woning tot maximaal 500 m³ toe- laat en in het nieuwe bestemmingsplan wordt dat vergroot naar 600 m³. Dit is provinciaal en gemeentelijk het maximaal toegestane volume van woningen in het landelijk gebied. Is het volume nu groter, dan mag bij een calamiteit altijd het bestaande gebouw teruggebouwd worden. Daarnaast mag ook de woning gedeeltelijk vernieuwd worden. Volgens het archiefdossier is de woning met inpandige garage gebouwd ter vervanging van de afgebrande boerderij (ook toen al een calamiteit) op dat perceel. De woning heeft volgens de bouwver- gunning uit 1983 een volume van ca. 700 m³ en de inpandige garage heeft een oppervlakte van ca. 50 m². Bij een karakteristieke boerderij is ook sloop en herbouw na zeer slechte bouwkundige staat onder voorwaarden mogelijk. Dat is hier niet het geval. Voor het overige verwijzen naar het antwoord bij 3.11 III. De gemeente heeft aangegeven waarom ze het plan op genoemde punten niet herformuleert.

3.32 Dhr. A.R. van der Vlugt, Meije 310, Zegveld

Samenvatting Waarom mag in het geval van bedrijfsmatige exploitatie perceel 312 niet vervreemd worden van 310? Inspreker is het niet eens met het gestelde in de brief dd 18 juli 2006: ‘Ik ga er vanuit dat deze aanvulling samenvat wat besproken is op 5 juli 2006’ , omdat in het gesprek niet is gesproken over de vervreemding. Waarom zou inspreker als deze elders woont, dat perceel niet bedrijfsmatig kunnen exploiteren, of voor eigen gebruik als vakantiewoning kunnen gebruiken? Inspreker wil regeling/ bestemming verkrijgen die overeenkomstig is met het contract met Natuurmonumenten. Opties van inspreker zijn: • Het is een vakantiewoning, die dan liever niet zomerwoning heet, om- dat er dan 4 maanden per jaar niemand mag slapen, • Het is toch een zomerwoning, waarbij die eis van nooit slapen tussen 1 november en 1 maart wordt afgezwakt (misschien ook aan de hand van een nachtregister) • Het is een logiesverblijf met nachtregister, met de afwijkende clausule dat er niet steeds aan anderen hoeft te worden verhuurd, maar dan zonder het verbod op vervreemding van Meije 310.

Voor de tweede keer is inspraak ingediend gezien het uitblijven van een reactie zoals beloofd.

Beantwoording Over de woonboot/woonunit uit de jaren ’60 op Meije 312 is bij de verkoop aan Na- tuurmonumenten bepaald, dat deze woonboot/woonunit niet meer permanent be- woond mag worden, nadat de toen aanwezige bewoners eruit zijn (eind jaren ’70). Sinds die tijd wordt de woonunit jaarrond aan dezelfde persoon verhuurd, maar die verblijft er onregelmatig vanwege het werk. De bestemming Recreatie met aanduiding zomerwoning past niet, omdat er dan in de wintermaanden niet overnacht mag wor- den. Dat overnachten in de wintermaanden gebeurt wel en valt nu onder het over- bestemmingsplan landelijk gebied woerden, kamerik, zegveld commentaarnota 67

gangsrecht. Ook is een aanduiding als recreatief nachtverblijf met bedrijfsmatige ex- ploitatie heel lastig, want feitelijk is het een woonunit, waar steeds dezelfde persoon mag wonen, maar niet permanent, volgens afspraak met Natuurmonumenten. Beper- kende privaatrechtelijke afspraken zijn echter niet bepalend voor de bestemming. Fei- telijk was dit sinds de jaren ’60 een woonboot/woonunit, die niet altijd permanent is bewoond, maar dat doet niets af aan de situatie dat dit een woonruimte was. De aan- duiding ‘wonen toegestaan’ past dan veel beter bij de huidige en historische situatie. Dan is eventueel vervreemden ook mogelijk. De bouwmogelijkheden zijn echter be- perkt tot het bestaande gebouw. De gemeente Woerden heeft dan op zichzelf geen probleem met de verkoop van Meije 312. In de brief was dat nog zo gesteld uitgaande van een bedrijfsmatige exploitatie, waarbij niet aan de huurder vervreemd mag wor- den.

3.33 Dhr. H.J. Hoogendoorn, Mijzijde 6, Kamerik (2 brieven)

Samenvatting (brief 1) Inspreker verzoekt artikel 37.3 lid a als volgt aan te passen: Bestaande tekst: a. binnen een bouwvlak of direct aansluitend buiten het bouwvlak……….. Graag wijzigen in: a. binnen een bouwvlak of bestemmingsvlak of direct aansluitend buiten het bouwvlak ….. Inspreker komt anders is de knel.

(brief 2) Inspreker verzoekt om op pagina 85 artikel 37.2 aan te passen/uit te breiden met: Als de landelijke norm voor het maximaal aantal standplaatsen wordt verruimd, dat Woerden hierin zal meegaan, tenzij er zwaar wegende belangen zijn om dit niet te doen. Volgens inspreker moet de strekking zo zijn.

Beantwoording Inspreker geeft aan dat als de vrijstelling voor kamperen ook verleend moet kunnen worden voor locaties aangewezen als “Wonen”, “Bedrijf” en “Recreatie” waarvoor geen bouwvlak is opgenomen, de formulering niet juist is. Bij deze bestemmingen is immers geen sprake van een bouwvlak. De gemeente zal de formulering zodanig aanpassen, dat vrijstellingen ook op of direct aansluitend aan de bestemmingsvlakken “Wonen”, “Bedrijf” en “Recreatie” aange- vraagd kunnen worden.

(brief 2) De gemeente betrekt bij het toestaan van het aantal standplaatsen de landschappelij- ke en milieutechnische effecten op de omgeving. Het aantal standplaatsen wordt nog nader afgewogen en aangepast in de voorschriften . Ook in dit artikel zal het woord bouwvlak worden aangevuld met bestemmingsvlak.

bestemmingsplan landelijk gebied woerden, kamerik, zegveld commentaarnota 68

3.34 Dhr. J. van Staalduinen, Mijzijde 92, Kamerik

Samenvatting Betreft percelen Mijzijde 91 en 92. Inspreker wil op de Mijzijde 91 een nieuwe woning bouwen. Eigendomsgrenzen gewijzigd: -kadastraal sectie F 2028 groot ± 100 m² toegevoegd aan Mijzijde 91 (sectie F 2027) -kadastraal sectie F 2026 groot ± 80 m² toegevoegd aan Mijzijde 92 (sectie F 2029) -nr. 2028 = tuin -nr. 2026 is oprijlaan

Beantwoording De gemeente past de plankaart aan de nieuwe eigendomsverhoudingen aan. Voorts wacht ze de bouwvergunning af.

3.35 Dhr. C. Verlaan, Mijzijde 93, Kamerik

Samenvatting Inspraak betreft: Vorm bouwblok. Inspreker wil de grens van het bouwblok aan de noordkant verleggen naar het hart van de sloot, zodat het bouwblok breder wordt achter Mijzijde 94.

Beantwoording Het kan vanuit bedrijfstechnisch oogpunt noodzakelijk zijn om de bestaande ligboxen- stal te verbreden vanwege een vergroting van de melkstal, maar dat is nu niet aange- geven. Er is ca. 8 m ruimte tussen de stal en de bestaande sloot. Deze sloot is ca. 15 m breed. Niet bekend is of de gedeeltelijke demping past in het beleid van het Hoog- heemraadschap, want in principe mogen percelen in het veenweidegebied na dem- ping niet breder worden dan 60 m en het perceel is nu al breder dan 60 m. Aange- toond moet worden wat de bedrijfstechnische noodzaak is en of het Hoogheemraadschap vergunning zal verlenen voor het gedeeltelijk dempen van de sloot. De gemeente ziet nu geen redenen om aan het verzoek mee te werken. In het bestemmingsplan staat ook een vrijstellingsregeling voor het bouwen buiten bouw- vlakken, waarbij eveneens wordt afgewogen om het bouwvlak zoveel mogelijk aan de achterzijde uit te breiden vanwege het zicht op de open polders te behouden. In wes- telijke richting heeft inspreker voldoende uitbreidingsruimte.

3.36 Dhr. J.H.J. Tuithof, Mijzijde 106, Kamerik

Samenvatting Inspreker wordt in het voorontwerp bestemmingsplan ernstig belemmerd in de be- drijfsvoering (betreft een slachterij) door het gestelde maximum goot- en bouwhoogte van respectievelijk 3 en 6 meter. Inspreker verzoekt deze uit te breiden naar respec- tievelijk 5,5 en 9 meter. Dit alles i.v.m. vernieuwing en uitbreiding van de slachterij.

Beantwoording De gemeente Woerden hanteert als beleid dat uitbreiding van bestaande niet- agrarische bebouwing niet wordt toegelaten. Dat beleid is ook van toepassing op het bedrijf van inspreker. Het perceel heeft in het huidige bestemmingsplan de bestem- bestemmingsplan landelijk gebied woerden, kamerik, zegveld commentaarnota 69

ming Woondoeleinden en het gebruik van de bestaande bebouwing voor de slachterij en verkoop van vlees valt onder het overgangsrecht. De uitbreidingsmogelijkheden van de bebouwing zijn in het verleden al ruimschoots benut. Indien de omvang van dergelijke niet-agrarische bedrijven te groot wordt, ligt een locatie op het bedrijventer- rein meer voor de hand. Alleen als andere bestaande bebouwing op het eigen perceel wordt gesloopt, zou het gesloopte volume benut kunnen worden voor de verhoging. Tevens wordt afgewogen (zie beantwoording 3.33) of het mogelijk is om (voormalige) bedrijfsbebouwing op het ene perceel (bestemming Bedrijf of aanduiding VAB) te slopen en de helft ervan te mogen herbouwen op een ander perceel met de bestemming Bedrijf.

3.37 Dhr. I. Verduijn, Mijzijde 136, Kamerik

Samenvatting Inspreker wil de grens van het bouwblok aan de zuidkant evenwijdig laten lopen aan de stal. Nu wordt de bouwgrens achter de stal smaller omdat er een sloot ligt. Zijn vraag is om dezelfde breedte aan te houden zodat de stal eventueel zonder pro- bleem verlengd kan worden.

Beantwoording In dit geval is het perceel ca. 45 m en zou na verbreding ca. 55 m worden. Dat past wel in het beleid van het Hoogheemraadschap. Ook gaat het om een sloot achter be- staande bebouwing, zodat deze bebouwing verlengd zou kunnen worden. Dit is moge- lijk. De gemeente past het bouwvlak aan op de plankaart . Ze wijst inspreker erop dat als de sloten gedempt moeten worden in verband met de uitbreiding van de stal, hier- voor toestemming van het Hoogheemraadschap nodig is.

3.38 Dhr. A. Nap, Mijzijde 155, Kamerik

Samenvatting I. Inspreker vindt dat de gemeente niet meet met 1 maat. II. Inspreker heeft hetzelfde materiaal gebruikt als een mede inwoner van Kame- rik. Inspreker moet slopen, mede inwoner niet. III. Inspreker moet het te veel aan bijgebouwen slopen en anderen in zijn ogen niet. IV. Inspreker vindt de claim van slopen te zwaar en wil hiertegen in hongerstaking gaan.

Beantwoording De gemeente hanteert als uitgangspunt dat iedereen in gelijke gevallen gelijk behan- deld dient te worden. Eerder is geconstateerd dat zich een teveel aan bebouwing op het terrein van inspreker bevindt. De gemeente dient hierop te handhaven. Hiertegen kan overigens bezwaar worden ingediend. Opgemerkt zij dat de gemeente van me- ning is dat ze wel degelijk om gegronde redenen het teveel aan bebouwing heeft ge- constateerd. In andere situaties in het plangebied is er mogelijk sprake van meer bebouwingsmo- gelijkheden dan bij inspreker, hetgeen verklaart dat bijvoorbeeld meer bebouwing wordt toegelaten. Inspreker kan er van op aan dat niet-legaal gebruik en illegale be- bestemmingsplan landelijk gebied woerden, kamerik, zegveld commentaarnota 70

bouwing ook bij anderen nu en in de toekomst na constatering door de gemeente, ge- handhaafd zal worden. De gemeente acht het niet wijs met andere middelen tegen deze aanpak in het geweer te komen.

3.39 Pietersen Makelaardij, Milandweg 25, Nieuwkoop

Samenvatting In het voorontwerpbestemmingsplan heeft perceel Milandweg 25 te Zegveld de be- stemmingen Kwekerij en Agrarisch-landschappelijke waarden gekregen. De heer Leliveld heeft zijn kwekersbedrijf officieel per 31 december 2005 beëindigd. Inspreker verzoekt vriendelijk het perceel in het definitieve bestemmingsplan de be- stemming Wonen te geven.

Beantwoording Geconstateerd is dat de feitelijke functie anders is dan tot nu toe is vastgesteld. De bestemming van het perceel zal op de plankaart worden gewijzigd van “Agrarisch – Landschappelijke Waarden” nadere bestemming “Kwekerij” naar “Wonen”. Die wijzi- ging gaat vergezeld van de aanduiding “VAB”. Die maakt het voor eigenaren mogelijk de functie te wijzigen naar “Bedrijf”, “Maatschappelijk”, “Recreatie” of desgewenst weer naar “Agrarisch Bedrijf – Landschappelijke waarden”.

3.40 Dhr. A.M.A. Kastelein, Milandweg 64, Zegveld

Samenvatting Inspreker heeft op de inspraakavond een vraag gesteld hoe het zit met een voormali- ge varkensschuur bij een boerderij. Kan de inspreker hier een woonbestemming op krijgen? Op welke wijze is dit mogelijk of kan dit mogelijk gemaakt worden?

Beantwoording Het verkrijgen van een extra woning in een schuur is alleen mogelijk als dit een cul- tuurhistorisch waardevol bijgebouw is. Dit is, volgens de inventarisatie van de ge- meente, op de locatie Milandweg 64 maar ook op de locatie Rondweg 54 niet het ge- val. Een extra woning is dan ook niet mogelijk.

3.41 Dhr. A. Verburg, Molenweg 43, Zegveld

Samenvatting Inspreker maakt bezwaar tegen het bestemmingsplan landelijk gebied Woerden, Ka- merik en Zegveld. In het bestemmingsplan wordt de agrarische bestemming van het agrarische bedrijf van de inspreker ontnomen. Tevens maakt de inspreker bezwaar tegen het plan om vervangende nieuwbouw niet meer toe te staan voor kleine agrari- sche bedrijven. Volgens inspreker is dit funest voor agrarische bedrijven op kleinere schaal. Inspreker vindt het bevreemdend dat in het landelijk beleid door alle instanties wordt onderschreven dat neveninkomsten noodzakelijk zijn voor heel veel agrarische ondernemingen. Ook is de inspreker van mening dat vernieuwing van gebouwen- bin- nen de normen- een duidelijke verfraaiing is van het groene hart. Inspreker hoopt dat zijn bezwaar niet alleen wordt gezien als een persoonlijke zaak maar dat meerdere agrarische ondernemers in de afbouw- of in de afloopfase van hun

bestemmingsplan landelijk gebied woerden, kamerik, zegveld commentaarnota 71

ondernemerschap feitelijk de mogelijkheid zouden moeten hebben om ook kleinscha- lig te functioneren.

Beantwoording De gemeente is van mening dat ze, juist om redenen die inspreker aanvoert, wel een passend beleid in het plan heeft opgenomen. Bedrijven die recent zijn gestopt of gaan stoppen, krijgen automatisch de aanduiding “VAB” op het perceel. Het perceel kan dan met een wijziging omgezet worden naar “Bedrijf”, “Recreatie”, “Wonen” of terug naar “ Agrarisch – landschappelijke waarden” (met een bouwvlak). Voor kleine agrarische bedrijven geldt dat uitbreiding en nieuwbouw van het bedrijf alleen met een vrijstelling kan plaatsvinden. Dit om ongewenste, niet in agrarisch ge- bruik zijnde schuren tegen te gaan. Hierdoor wordt het niet onmogelijk om wel nieuw- bouw te plegen ten behoeve van een kleinschalig agrarisch bedrijf. Op de locatie van inspreker is 8 ha grasland aanwezig en zijn 30 schapen toegestaan volgens de Milieuwetgeving. De agrarische omvang hiervan is veel minder dan 10 nge en dat is hobbymatig. De hoofdfunctie op dit perceel is opslag van andere producten (nu sinasappels, voorheen kaas) in de schuur met koelcellen achter de woning. De toegestane oppervlakte bebouwing (480 m²) is ruim voldoende om machines op te slaan en in de wintermaanden huisvesting te hebben voor de schapen. Bij de be- stemming “Bedrijf” met nadere bestemming ‘opslag’ voor een VAB is afgewogen dat de bestaande gebouwen voor opslag gebruikt mogen worden, maar bij volledige her- bouw van een schuur is alleen herbouw van de helft toegestaan. Opslag voegt name- lijk niets toe aan de beleving van het landelijk gebied en kan ook op een bedrijventer- rein. Daarom geldt voor herbouw bij opslag wel de saneringsverplichting. Ook bij herbouw van de helft van de oude schuur resteert op het perceel van inspreker nog steeds voldoende bebouwing voor de werktuigen om 8 ha te onderhouden en voor de 30 schapen. De aangevraagde bouwvergunning voor volledige herbouw van deze schuur is dan ook geweigerd.

3.42 Dhr. P.H. van Vliet, Oortjespad 2, Kamerik

Samenvatting Het bouwblok loopt aan de zuidzijde tot aan erfscheiding Van Teylingenweg 130 Zie detailkaart nr. 75. De grens van het bouwblok loopt nu niet tot de scheidingsgrens van dhr. Vianen. Dit gedeelte (de zuidkant op voorheen het weiland van de heer Vianen) wordt alleen ge- bruikt voor opslag kuilgras in de winterperiode.

Beantwoording De gemeente past de voorgestelde wijziging van het bouwvlak aan op de plankaart .

3.43 Dhr. C.N.M. Koot, Oude Meije 10, Zegveld

Samenvatting Inspreker is verbaasd dat het hele bouwblok in de Oude Meije staat ingekleurd. Het betreft immers een archeologisch gebied. Inspreker maakt bezwaar tegen deze stel- ling gezien er in de toekomst mogelijk een nieuwe loopstal gebouwd gaat worden.

bestemmingsplan landelijk gebied woerden, kamerik, zegveld commentaarnota 72

Beantwoording De gemeente is gehouden de aanduiding “Archeologisch waardevol gebied’ op te ne- men. Dit omdat die waarden in het gebied zijn aangetroffen. Er zal altijd een archeologisch vooronderzoek noodzakelijk zijn als een gebouw groter dan 100 m² en dieper dan 30 cm komt. De maatvoering van 50 cm bleek niet haalbaar en wordt dan ook 30 cm, omdat in de zone tussen 30 en 50 cm onder maaiveld drie- kwart van de vondsten worden gedaan. Ook voor andere werkzaamheden als graven, roeren, ophogen, egaliseren, aanleggen van diepwortelende beplanting etc. over een oppervlakte groter dan 100 m² is eenzelfde vooronderzoek nodig. Afgewogen wordt om als gemeente aan de provincie te vragen om in de drie agrari- sche bouwpercelen langs de Oude Meije nader onderzoek te laten doen naar de loca- tie van de archeologische waardevolle elementen. Ook zou onderzocht moeten wor- den welke maatregelen genomen kunnen worden om de archeologische waarden bij bouwplannen op de agrarische bedrijven te kunnen ontzien. Dan wordt de onder- zoeksverplichting al voor een deel door de overheden uitgevoerd en wordt duidelijk of er nog bouwmogelijkheden zijn op deze bestaande agrarische bedrijven, die zorgdra- gen voor het openhouden van het waardevolle cultuurlandschap.

3.44 Dhr. A. van Dijk, Polanerzandweg 13, 3446 CC Woerden

Samenvatting Het perceel van inspreker grenst aan de achterzijde aan het perceel Reinaldaweg 4 waar een transportbedrijf gevestigd is. Met de eigenaar van het transportbedrijf is overeengeko- men dat er delen van beide percelen worden uitgewisseld. Hierdoor ontstaan voor beide partijen een courant, rechthoekig perceel. Inspreker wenst het volgende aangepast te zien in het bestemmingsplan: I. Met Transportbedrijf G.W. de Bruyn b.v. van het aangrenzende perceel Rei- naldaweg 4 zal een grondruil plaatsvinden. Er is overeengekomen dat de langgerekte punt rechts van de boerderij geruild wordt tegenover een vierkant stuk weiland in het verlengde van de huidige garage van de Bruyn. Hierdoor ontstaan 2 rechthoekige percelen. Ook de bestemmingen van beide te ruilen percelen gaan over naar de andere eigenaar (zie bijlage 1 en 2). Zie ook de inspraakreactie van Transportbedrijf de Bruyn d.d. 23-01-2007 incl. bijlagen. II. Na de herindeling van het perceel is inspreker voornemens om een groot aan- tal van zijn bijgebouwen op het achterterrein te slopen en te herbouwen aan de achterzijde van het terrein. Er zouden 7 bijgebouwen verdwijnen met een gezamenlijk oppervlak van ± 325m². De inspreker wil in afwijking tot het ge- stelde in het voorontwerp bestemmingsplan (slechts 50%) deze 325m² her- bouwen achter zijn woning of achter de grote loods. In verband met het ge- bruik is een reductie van ruim 160m² niet mogelijk. Door de herindeling van het perceel en het verdwijnen van de versnippering aan gebouwen ontstaat een open gebied wat past in het slagenlandschap. Ingeval van medewerking van gemeente Woerden omtrent reactie 2, zal het nieuwe plan dit voorjaar worden voorgesteld en ingediend.

Beantwoording Dit perceel heeft nu nog de bestemming Wonen met aanduiding VAB. Alleen bij cul- tuurhistorisch waardevolle bebouwing is sloop en volledige herbouw mogelijk bij zeer slechte bouwkundige staat. Dan moet het gebouw zoveel mogelijk herbouwd worden en bij voorkeur op dezelfde plek. Op basis van het advies van de Commissie Monu- bestemmingsplan landelijk gebied woerden, kamerik, zegveld commentaarnota 73

menten en Cultuurlandschap zal nog op de plankaart worden aangegeven welke schuren van dit en het naburige perceel cultuurhistorische waarde hebben. De ge- meente zal het verzoek beoordelen op het moment dat een sloop- en bouwvergun- ningaanvraag wordt ingediend. De nieuwe oppervlaktes moeten voldoen aan het in de bestemming “Wonen” gestelde, waarin staat dat alleen herbouw van de helft is toege- staan bij niet-cultuurhistorisch waardevolle bebouwing. De nieuwe eigendomsverhoudingen zullen op de plankaart worden vertaald.

3.45 Dhr. M.D. Bon, Reigerstraat 14 B, Kamerik

Samenvatting In het voorontwerp is nog geen rekening gehouden met het door inspreker ingediende principeverzoek en de door inspreker aangevraagde bouwvergunning. Tevens staat het huis van de inspreker op de kaart aangegeven als Rijksmonument, terwijl het volgens hun gegevens een gemeentelijk monument betreft.

Beantwoording Volgens detailkaart 63 heeft dit perceel nog de agrarische bestemming, terwijl het agrarisch bedrijf is beëindigd en de functie gewijzigd is naar Wonen. Er is een principe verzoek ingediend voor de ruimte voor ruimte regeling. Daar is nog geen duidelijkheid over, want waarschijnlijk wordt er nog onvoldoende gesloopt, gezien de maatwerkre- geling in bijlage 5 van de voorschriften. Een locatie op het perceel voor de boerderij dichtbij de kern Kanis voor een nieuwe woning is vanuit stedenbouwkundig oogpunt niet gewenst. Er zal een locatie bij voorkeur in het bouwvlak gezocht moeten worden, waarbij tevens rekening zal moeten worden gehouden met de benodigde afstand tot de naburige agrarische bedrijven. De schuur, die nu tijdelijk tijdens de verbouwing als woonruimte wordt ingericht, zal indien mogelijk daarna als recreatief nachtverblijf be- nut gaan worden. Deze schuur aan de noordzijde van de kapberg was tijdens de in- ventarisatie niet als cultuurhistorisch waardevol aangemerkt, maar heeft, volgens een cultuurhistorisch deskundige toch voldoende cultuurhistorische waarde om bij voor- keur te behouden en een passende functie, zoals recreatief nachtverblijf, te geven. Dit principeverzoek heeft geen consequenties voor de plankaart, want pas als er een vrij- stellingsprocedure is doorlopen of via een artikel 19 procedure vooruitlopend op de vaststelling van het bestemmingsplan of na goedkeuring van het bestemmingsplan via artikel 32.1 en 36.5, kan de nieuwe situatie daadwerkelijk worden bestemd. Op de plankaart zal de aanduiding worden gewijzigd in “gemeentelijk monument”.

3.46 Dhr. J. van Vliet, Rietveld 51, Woerden

Samenvatting 1e inspraakreactie: Over Barwoutswaarder 168 I. perceel heeft de bestemming ‘wonen’. Een jaar geleden zijn er een 3-tal con- tainers geplaatst voor een vleesverwerkingsbedrijf. Volgens de inspreker zijn dit ‘bedrijfsactiviteiten’ en zijn die op deze locatie niet toegestaan. Tevens is er geen vergunning verleend voor plaatsing containers. Er is een uitrit van +/- 10 m gemaakt zonder vergunning. inspreker maakt bezwaar tegen gang van zaken en handhaving van de ge- meente van het bestemmingsplan. bestemmingsplan landelijk gebied woerden, kamerik, zegveld commentaarnota 74

waarom heeft de gemeente een bestemmingsplan als ze die toch niet hand- haven?

2e inspraakreactie: Over Rietveld 62 II. Volgens detailkaart landelijk gebied is Rietveld 62 gemarkeerd als bedrijfsbe- stemming (betreft kaaspakhuis). Eigenaar van het bedrijf heeft +/- 1 ha grond aan westkant van bedrijf gekocht (was agrarische bestemming) en hiervan een vrachtwagenpark gemaakt voor zijn pakhuis. Op nieuwe detailkaart is de bestemming van het aangekochte gebied veran- derd in een bedrijfsbestemming. Hoe is dit mogelijk?

Beantwoording I. Volgens de beantwoording bij 3.1 en 3.8 zal er gehandhaafd worden op de strijdige activiteiten en bebouwing. II. De bestemmingsgrens zal wordt teruggelegd tot de huidige grens in het be- stemmingsplan. Het perceel en de verharding blijft binnen de huidige grens. Er mag binnen deze grens geparkeerd worden met eigen vervoermiddelen. Voor buitenopslag is in het bestemmingsplan een speciale regeling voorzien. De plankaart zal worden aangepast. .

3.47 Dhr. R.S. Le Poole, Rietveld 75, 3443 XB Woerden

Samenvatting In het voorontwerp staat ‘Rietveld 77a’ aangemerkt als zomerwoning. Voorgesteld is om hieraan de bestemming ‘recreatieve bestemming’ te koppelen. Inspreker maakt bezwaar tegen de aanduiding ‘zomerwoning’. Inspreker heeft dit ongeveer 10 jaar ge- leden ook al gedaan. In het document ‘bestemmingsplan landelijk gebied Woerden, Kamerik en Zegveld beleidsregel juridische regeling percelen’ vind de inspreker de volgende tekst: De op dit moment aanwezige solitaire zomerwoningen worden als Recreatieve doel- einden met de aanduiding zomerwoning bestemd, mits ze nu al als zodanig bestemd zijn, onder het overgangsrecht van het huidige bestemmingsplan vallen of als ze schriftelijk zijn toegestaan. De overige zomerwoningen en stacaravans, die korter staan dan het overgangsrecht van het huidige bestemmingsplan of niet schriftelijk zijn toegestaan, zullen worden aangeschreven en moeten worden verwijderd. De inventarisatie van de stacaravans en zomerwoningen zal in het bestemmingsplan worden opgenomen.

Inspreker maakt bezwaar tegen de gang van zaken inzake de legalisering van de ver- bouwing van een kleine berging van de heer Smienk. Inspreker is van mening dat het overgangsrecht van het in werking treden van het lopende bestemmingsplan het bouwwerk, dat thans aangemerkt wenst te worden als ‘zomerwoning’ niet heeft gele- galiseerd. Inspreker vindt dat de aanduiding dient te blijven ‘opgeknapte berging’. Inspreker in van inzien dat bedoeld bouwwerk, dat niet schriftelijk is toegestaan, en ook niet gelegaliseerd was door het van kracht worden van het bestemmingsplan in 1992, dient te worden verwijderd. Tevens heeft de inspreker de volgende opmerkingen betreffende het voorontwerp be- stemmingsplan:

bestemmingsplan landelijk gebied woerden, kamerik, zegveld commentaarnota 75

I. Het plan spreekt van leidingen, maar inspreker kan bij hem in de buurt op de kaarten geen rioolleiding vinden. Nu de heer Smienk laatstelijk verklaart er zelfs te wonen is de inspreker van mening dat tenminste voorkomen moet worden, dat de heer Smienk nog langer de Rijn als riool gebruikt. II. De geamoveerde garage van de heer Smienk staat nog steeds op het erf van Rietveld 92. III. In het erf tussen dat van de heer Smienk en Rietveld 77 is een flinke insteek- haven gegraven. Inspreker heeft geen aankondiging gezien dat daarvoor een vergunning afgegeven werd. IV. Adres Rietveld 77a is een eigen vondst van de heer Smienk; staat dat nu toch in de gemeentelijke basisadministratie? V. De bedoeling en consequentie van de dubbelfunctie waterkering, die zelfs het merendeel van de bebouwing van de inspreker overdekt is inspreker niet duide- lijk. De eigenlijke dijk is toch slechts de weg? VI. De inspreker is niet gelukkig met de 'bedrijf’ functie van Rietveld 77. VII. De 'zomerwoning' tussen Rietveld 89 en Rietveld 91 kan inziens inspreker slechts thans gelegaliseerd worden als daarvoor een schriftelijke toestemming is afgegeven. Bij inspreker is hiervan niets bekend. VIII. Inspreker is blij dat de samenvoeging van Rietveld 73 en Rietveld 75 nu in het plan komt. Echter zou inspreker het jammer vinden als niet beide huisnummers kunnen worden gehandhaafd, om redenen die inspreker al bij eerdere reactie aangaf (historie). Dat is dan ook voortreffelijk verwoord in de aanduiding van aanlegplaats voor geregistreerde varende monumenten. IX. Op de kaart staat op het erf van inspreker nog een 'outline' getekend van de bestaand hebbende schuur achter het huis langs de Rijn. Die is gesloopt als onderdeel van het saneringsplan dat samenhing met de nieuw gebouwde schuur omstreeks 1999. Dat werd vermeld in de aanvraag voor de bouwver- gunning daarvoor. X. De bestaand hebbende illegale plantenkas van de heer Smienk staat ook nog ingetekend. XI. In het wijkje tussen het erf van de heer Smienk en dat van inspreker lijkt een lijn- tje aan te geven, dat de eerste paar meter naast de weg verzanden. Dat is niet de bedoeling (althans niet van inspreker). XII. Naar inzien inspreker zijn er veel monumentale bomen niet aangeduid in het plan. Inspreker vindt dit jammer. XIII. Inspreker is zeer blij met de aanduiding van aanlegplaats voor varende monu- mentale schepen; inspreker zegt hartelijk dank. Inspreker denkt dat het zeker zal bijdragen aan de landschappelijke waarde ter plekke. XIV. Inspreker wenst in zijn algemeenheid nadrukkelijk zijn complimenten naar voren te brengen voor het gedegen, gedetailleerde en consciëntieuze werk aan dit bestem- mingsplan. Het resultaat is hier, naar inziens inspreker, ook naar.

Beantwoording I. De gemeente neemt kennis van het gestelde over Rietveld 77a. De beroeps- procedure loopt over onder andere de permanente bewoning van dat perceel en daar is inspreker als belanghebbende ook bij betrokken. De gemeente stelt zich op het standpunt dat de heer Smienk niet voldoende heeft aangetoond dat permanente bewoning sinds 1992 aanwezig is en onder het overgangs- recht van het huidige bestemmingsplan valt. Er zijn diverse procedures ge- voerd voor dit perceel, en daarin is al eerder door de gemeente erkend dat nachtverblijf in de zomermaanden (een zomerwoning) is toegestaan. Dat bestemmingsplan landelijk gebied woerden, kamerik, zegveld commentaarnota 76

wordt nu door de bestemming Recreatie met nadere bestemming zomerwo- ning bekrachtigd. Verwijdering van de verbouwde berging is niet aan de orde. Alleen de hoofdtransportleidingen zijn op de plankaart aangegeven, de overi- ge leidingen niet. Het al dan niet gebruik maken van het riool is geen zaak van het bestemmingsplan. II. De tijdelijke garage is van de ondergrond van de plankaart geschrapt De ge- meente neemt kennis van de opmerking en gaat dit na. III. Graven van een insteekhaven is een bevoegdheid van de provincie (beheer- der Oude Rijn) of het Hoogheemraadschap. Dit past wel in de bestemming erf.. IV. De gemeente heeft het adres wel in de GBA opgenomen. Overigens is die opmerking niet relevant voor het bestemmingsplan. V. In overleg met het Hoogheemraadschap is gekomen tot een dubbelbestem- ming op en rond de waterkering. Die dubbelbestemming is noodzakelijk om bij aanvragen voor wijzigingen van het bestemmingsplan in en rond de waterke- ring, ook de belangen van het functioneren van de waterkering te betrekken. De waterkering zelf mag uiteraard niet afgegraven of anderszins ondermijnd worden, maar zowel aan de kant van het water als aan de kant van de polder wordt een zone van 5 tot 10 m aangehouden als waterkering, want werk- zaamheden in deze naastgelegen zone zouden invloed kunnen hebben op de waterkerende functie. De dubbelbestemming houdt in dat voor een aantal werkzaamheden binnen de waterkering dient een ontheffing van de Keur te worden aangevraagd bij het Hoogheemraadschap. VI. Voor deze locatie geldt het Uitbreidingsplan in Hoofdzaak en heeft dit perceel een brede bedrijfsbestemming. De functie voor opslagdoeleinden is daar een goed vervolg op en past binnen de huidige bebouwing. VII. Ook voor dit perceel loopt een bezwarenprocedure, want de eigenaar wil een permanente woonfunctie op deze locatie en de gemeente weigert dit. Het re- creatief gebruik van de ‘voormalige’ berging op dit perceel valt onder het overgangsrecht. De bestemming “recreatie” met de aanduiding “zomerwo- ning” past dan ook goed bij dat gebruik en de bebouwing is beperkt tot de be- staande situatie. Het moge duidelijk zijn dat die omstandigheden er niet toe zullen leiden dat er een bestemming “Wonen” op gelegd zal worden. VIII. Beide huisnummers staan op de plankaart. IX. De gemeente zal de resterende delen uit de ondergrond van de plankaart verwijderen. X. De gemeente gaat na of de kas illegaal is en zal deze zonodig van de onder- grond van de plankaart verwijderen. XI. Waarschijnlijk is dat de grens van de weg. Alle bermen van de wegen zijn be- stemd tot Verkeer. Nagegaan zal worden of de grens juist loopt. XII. Op basis van een uitgebreide inventarisatie en beoordeling is gekomen tot een lijst van Bijzondere Status Bomen. Dat is een zelfstandig project geweest, los van het bestemmingsplan. Die lijst is in het bestemmingsplan vertaald met de bijbehorende dubbelbestemming. Nagegaan zal worden of alle bomen van deze lijst op de plankaart staan, want bijvoorbeeld de Julianaboom als ge- denkboom naast Barwoutswaarder 162 staat nog niet op de plankaart. XIII. De gemeente neemt kennis van het gestelde en waardeert het positieve ge- luid.

bestemmingsplan landelijk gebied woerden, kamerik, zegveld commentaarnota 77

3.48 Dhr. C. Smienk, Rietveld 77a, Woerden

Samenvatting Het perceel van inspreker heeft ten onrechte de bestemming ‘recreatiewoning’ c.q. ‘zomerwoning’ gekregen i.p.v. een woonbestemming. De inspreker valt onder het overgangsrecht van het geldende bestemmingsplan aangezien deze op de peildatum van het geldende bestemmingsplan reeds permanent in deze woning woonachtig was. Inspreker verzoekt de planvoorschriften in die zin aan te passen dat de maximale in- houdsmaat van 200m³, die in het verleden gold voor erfbebouwing op een perceel met de bestemming ‘recreatie’ c.q. ‘zomerwoning’, wordt vervangen door 250m³. Inspreker verzoekt om het voorgenomen besluit houdende vaststelling van het voor- ontwerpbestemmingsplan ‘landelijk gebied’, met inachtneming van de hiervoor weer- gegeven zienswijze te wijzigen.

Beantwoording De gemeente is van mening dat tijdig aan inspreker is aangegeven dat het permanent bewonen van de woning niet is toegestaan. Er wordt nu een beroepsprocedure ge- voerd over onder andere de permanente bewoning. De gemeente stelt zich op het standpunt dat inspreker niet voldoende heeft aangetoond dat permanente bewoning sinds 1992 aanwezig is en onder het overgangsrecht van het huidige bestemmings- plan valt. Er zijn diverse procedures gevoerd voor dit perceel, en daarin is al eerder door de gemeente erkend dat nachtverblijf in de zomermaanden (een zomerwoning) is toegestaan. Dat wordt nu door de bestemming Recreatie met nadere bestemming zomerwoning bekrachtigd. Verwijdering van de verbouwde berging is niet aan de or- de. Het legaliseren van de permanente bewoning is dan ook niet aan de orde. Tegen permanente bewoning zal overigens handhavend blijven worden opgetreden. Het vo- lume van recreatiewoningen was in het verleden altijd maximaal 200 m³ en in de nieuwe provinciale handleiding bestemmingsplannen is dit vergroot naar 250 m³. Er zijn 3 solitaire zomerwoningen en op recreatiepark de Berkenhoeve zijn 134 zomer- woningen toegestaan tot een maximaal volume van 200 m³ (incl. berging). Voor de bestaande stacaravans is bij verplaatsing een maximaal volume van 125 m³ toege- staan, waarbij echter de bestaande bergingen mogen blijven staan en herbouw van de bergingen mogelijk is tot de helft en op dezelfde plek. Het vergroten van het volume van alle zomerwoningen zou teveel nieuwe bebouwing in het landelijk gebied kunnen veroorzaken, maar met name de behoefte aan een kleine carport/berging om bijvoor- beeld een auto te stallen is wel aanwezig bij de solitaire zomerwoningen. Bij het re- creatiepark wordt de auto op een centrale parkeerplaats gestald en kan deze niet bij de zomerwoning komen. Er zou een vrijstelling opgenomen kunnen worden voor het oprichten van een kleine carport of berging van maximaal 3 m hoogte, 20 m² opper- vlakte en 50 m³ inhoud. mits de totale aanwezige bebouwing op het perceel onder de provinciaal toegestane 250 m³ blijft. Deze vrijstelling zal alleen voor de solitaire zo- merwoningen mogelijk zijn,

3.49 Dhr. J.P. Huisman, Rietveld 91, Woerden,

Samenvatting Inspreker is eigenaar van perceel Rietveld 91. Het perceel is al lange tijd familiebezit en wordt recreatief gebruikt. Op het perceel staan enkele opstallen voor (dag- en nacht-)verblijf en voor opslag ten behoeve van het onderhoud van het perceel. bestemmingsplan landelijk gebied woerden, kamerik, zegveld commentaarnota 78

In het bestemmingsplan krijgt het perceel Rietveld 91 de bestemming ‘Recreatie’ met een nadere bestemming ‘zomerwoning’. Op grond van de omschrijving van een zo- merwoning, genoemd in artikel 1 onder 53 van de voorschriften, blijkt dat nachtverblijf in de winterperiode niet is toegestaan. Inspreker wordt hierdoor onaanvaardbaar be- perkt in de recreatieve gebruiksmogelijkheden. Na eerder (1998) bezwaar gemaakt te hebben tegen beëindiging van het nachtverblijf, heeft inspreker van de gemeente bevestigd gekregen (23 juli 1998) dat het ‘niet ver- boden is te overnachten’. Dit is bevestigd in het overgangsrecht en verklaard dat het bestaande gebruik gerechtigd is en dat nachtgebruik gedurende de zomer én de win- ter onvoorwaardelijk voortgezet mag worden. Inspreker is bevoegd tot recreatief dag- en nachtverblijf het hele jaar door en ziet het als een misverstand dat de recreatieve verblijfsfunctie van de locatie Rietveld 91 wordt aangemerkt als ‘zomerwoning’. Inspreker is van mening dat de woning de bestem- ming ‘recreatiewoning’ moet krijgen waar recreatief dag- en nachtverblijf gedurende het gehele jaar is toegestaan. Inspreker heeft de wens om op het perceel Rietveld 91 te gaan wonen. Inspreker wenst het perceel op te nemen als woonbestemming omdat: I. verblijf dag- en nacht het hele jaar door rechtens al is toegelaten, waardoor de stap naar een permanente woonfunctie klein is en niet van invloed op de aanwezige kwaliteit en uitstraling van de locatie. II. het verzoek één permanente woonmogelijkheid betreft voor eigen gebruik. van een opmaat naar een ontwikkeling met meerdere woningen is geen spra- ke. III. een permanente verblijfsmogelijkheid belangrijk is voor het adequaat kunnen on- derhouden van het grote perceel en voor het behoud van de groene uitstraling van de locatie. IV. het perceel ingeklemd ligt tussen woningen en bedrijven; op de belendende (veelal kleinere) percelen zijn grote en moderne woningen verrezen, die qua omvang, uitstraling en gebruik geen enkele relatie of verwachtschap meer hebben met de oorspronkelijke (agrarische) functie van het gebied; hierdoor is een bebou- wingslint met uitsluitend woonfuncties ontstaan; het perceel van de inspreker maakt deel uit van dit woonlint; het toestaan van bewoning ter plaatse van Riet- veld 91 ligt dus geheel in de lijn van de ontwikkelingen in de directe omgeving en zal als zodanig nauwelijks merkbaar zijn of opgemerkt worden. V. het toelaten van één permanente - in feite al aanwezige – woonmogelijkheid VI. geen negatieve effecten heeft voor natuur en landschap in de directe of wijde- re omgeving. VII. het toestaan van een incidentele woonfunctie te midden van bestaande wo- ningen geen andere negatieve effecten heeft, zoals de verkeersbelasting of het functioneren van bestaande functies in de omtrek. Volgens inspreker moet de kans op het scheppen van een precedent, door het verle- nen van medewerking, nihil worden geacht. Inspreker verzoekt in het nieuwe bestemmingsplan Landelijk gebied het perceel Riet- veld 91 alsnog aan te passen tot bestemming woondoeleinden.

Beantwoording Voor de beantwoording wordt verwezen naar de beantwoording onder 3.47 en 3.48. Ook voor dit perceel loopt een bezwarenprocedure, want de eigenaar wil een perma- nente woonfunctie op deze locatie en de gemeente weigert dit. De gemeente maakt geen onderscheid tussen recreatiewoningen en zomerwoningen. Alleen bij recreatief bestemmingsplan landelijk gebied woerden, kamerik, zegveld commentaarnota 79

nachtverblijf met een bedrijfsmatige exploitatie met regelmatig wisselende gasten, kenbaar bij de VVV, nachtregister bijhouden e.d., is ook recreatief nachtverblijf in de wintermaanden toegestaan. Dat is hier niet het geval. Dit perceel heeft in het huidige bestemmingsplan Landelijk gebied van Woerden de bestemming Erven en de bebouwing op het perceel is volgens de bouwvergunningen opgericht of herbouwd als berging. Hierdoor valt deze bebouwing niet onder het beleid van minister Dekker over recreatiewoningen. In 1992 vond er recreatief nachtverblijf in de zomermaanden plaats en gedurende een enkel weekend in de wintermaanden vanwege de toenmalige verre afstand (Nieuwerkerk a.d. IJssel) voor het houtonder- houd op het perceel. Dit valt dus onder het overgangsrecht van dit bestemmingsplan. Het voorstel voor het nieuwe bestemmingsplan is de bestemming “Recreatie” met de aanduiding zomerwoning. Dan is recreatief nachtverblijf toegestaan tussen 15 maart en 1 november en is geen permanente bewoning toegestaan. Dat past bij het toege- stane gebruik onder het overgangsrecht, mede gezien de korte afstand tot de huidige woning in Nieuwerbrug voor het houtonderhoud in de wintermaanden op het perceel. Om de verstening in het landelijk gebied tegen te gaan, worden nieuwe burgerwonin- gen niet toegestaan. Dit is ook beleid (in het Groene Hart) van het Rijk en de Provin- cie. Het toekennen van de bestemming “Wonen” zou wel degelijk leiden tot een pre- cedent in de omgeving.

3.50 Dhr. H. Streng, Rietveld 64, Woerden

Samenvatting Rietveld 64 te Woerden is een gemeentelijk monument. Dit is ook aangegeven in de toelichting. Op de kaart is de kleur van Rijksmonument gebruikt.

Beantwoording De aanduiding zal op de plankaart correct worden weergegeven. Dit heeft overigens geen gevolgen van de gebruiksmogelijkheden noch de status van het monument.

3.51 Dhr. J. Ruitenburg, Rietveld 92, 3443 XE Woerden

Samenvatting Inspreker verzoekt om het bouwblok te verruimen. Op deze wijze heeft het bedrijf meer bouwruimte en kan in de toekomst blijven groeien, wat noodzakelijk blijkt om te blijven bestaan. Inspreker wil graag de grens van het bouwblok ca. 70 meter naar achteren verschui- ven zodat er voldoende ruimte blijft om ooit een stal te bouwen en voeropslag te ver- groten binnen het bouwblok. Door deze vergroting is inspreker verzekerd van mede- werking vanuit de gemeente aan een levensvatbaar en toekomstgericht bedrijf.

Beantwoording De gemeente is het met de inspreker eens dat het huidige bouwvlak onvoldoende uit- breidingsmogelijkheden voor nieuwe stallen biedt met bijbehorende nieuwe voerop- slagen. Het huidige bouwperceel is bijna volledig benut daarvoor. De plankaart zal op het verzoek worden aangepast, Mocht verdere uitbreiding in de toekomst noodzakelijk zijn, kan altijd gebruik gemaakt worden van de vrijstellings- en wijzigingsbevoegdheid die in het plan is opgenomen.

bestemmingsplan landelijk gebied woerden, kamerik, zegveld commentaarnota 80

3.52 Dhr. G. van Stavel, Rietveld 132, Woerden

Samenvatting Inspreker wil weten hoe het zit met de hinderwet hondenkennel in de woning (privé) van zijn buren op nr. 134. Deze woning staat inmiddels een jaar leeg. Kan dit?

Beantwoording De gemeente gaat de melding na. In het nieuwe bestemmingsplan is een dierenasiel of –pension, hondenfokkerij toegestaan bij een vrijkomend agrarisch bedrijf en in cul- tuurhistorisch waardevolle bebouwing. Dat is een functie die past in vrijkomende agra- rische bebouwing en door de grotere afstanden tussen bebouwing in het landelijk ge- bied ook vaker voorkomt. Er zal altijd vanuit milieu getoetst worden of aan de geluidsnormen op naburige woningen kan worden voldaan. De gemeente staat toe dat er op een locatie gewoond mag worden. Ze kan het daad- werkelijk ergens wonen niet afdwingen. Ze kan dat uiteraard wel tegengaan als het bestemmingsplan het wonen niet toelaat.

3.53 Dhr. G. van Ingen, Rondweg 17, Zegveld

Samenvatting Gevraagd wordt om de situering van de 1 e en 2 e bedrijfswoning in het karakteristieke hoofdgebouw om te draaien. Ook wil men graag het bouwvlak aan de achterzijde van de kalverstallen uitbreiden om daar in de toekomst een schapenschuur te kunnen bouwen.

Beantwoording De situering van de bedrijfswoningen zal worden omgedraaid. Bij kleine agrarische bedrijven kan alleen bebouwing worden opgericht als aangetoond wordt dat dat nood- zakelijk is voor de bedrijfsvoering. Daarom is de omvang van het bouwvlak minder van belang. Op de plankaart zal het bouwvlak aan de achterzijde achter de bestaande kalverstallen worden uitgebreid met ca. 20m.

3.54 Dhr. R.A. van Erven Dorens, Rondweg 26, Zegveld

Samenvatting I. inspreker is de eigenaar van een boerderij daterend uit 1700. De bouwstaat is dusdanig slecht dat het huis gesloopt dient te worden. De inspreker wil het huis herbouwen in dezelfde uiterlijke vorm en afmetingen. II. inspreker verzoekt boerderij centraal op het terrein te plaatsen (18m naar zuid/oostkant en 19m naar noord/oostkant). Tevens wil hij de schuur en hooi- berg verplaatsen. Hierdoor komt het hoofdgebouw dichter bij de weg te staan (Rondweg) III. Door verplaatsing is het karakteristieke hoofdgebouw beter van beide zijden van de weg te zien. IV. Buren geven aan dat na verplaatsing de woning in hun ‘stankcirkel’ te liggen en willen niet dat hun bedrijfsvoering wordt belemmerd. Bijlagen Plattegrond: kaart 18, nr 26 en kopie blz. 185/6/7 “Boerengoed tussen Grecht en Me- ije” bestemmingsplan landelijk gebied woerden, kamerik, zegveld commentaarnota 81

Beantwoording I. In het bestemmingsplan is rekening gehouden met panden die karakteristiek zijn. Dit betreft ook het karakteristiek hoofdgebouw van inspreker. De overige bebouwing op het perceel is niet als cultuurhistorisch waardevol bijgebouw geïnventariseerd . II. In artikel 36.6 is bepaald dat indien de karakteristieke/ waardevolle bebouwing niet meer is te gebruiken/ te restaureren, volledig vervangende nieuwbouw kan plaatsvinden en ook eventuele verplaatsing is daarbij toegestaan. Eis daarbij is dat de karakteristieke elementen terugkeren bij de nieuwbouw. Van- zelfsprekend is instemming van de Commissie Monumenten en Cultuurland- schap noodzakelijk, zowel over het zoveel mogelijk behouden van de cultuur- historische waarde als over de nieuwe locatie. III. Indien een volledig plan wordt gepresenteerd dat rekening houdt met de land- schappelijke inpassing, wordt beoordeeld of een verplaatsing van het karakte- ristieke hoofdgebouw aanvaardbaar is. Nog niet duidelijk is of de overige be- bouwing cultuurhistorisch waardevol is en verplaatst kan worden vanwege de zeer slechte bouwkundige staat. Het verplaatsen van de niet-waardevolle be- bouwing is niet zonder meer mogelijk: bij vrijwillige afbraak zal slechts de helft mogen worden teruggebouwd. Er zal nu geen wijziging in het bestemmings- plan voor dit perceel opgenomen worden. Er zal een principeverzoek inge- diend moeten worden bij de afdeling Bouwzaken om te kunnen beoordelen of dit plan haalbaar is in overleg met o.a. de Monumentencommissie en de Mili- eudienst. Bij een positief principebesluit kan vooruitlopend op het bestem- mingsplan een artikel 19 procedure worden gevoerd of kan, na goedkeuring van het bestemmingsplan, de vrijstellingsprocedure van artikel 36.6 uit de voorschriften worden gevoerd. . IV. De verplaatsing zal tot een gunstiger milieusituatie voor beide naburige agra- rische bedrijven moeten leiden. Dit zal nader bekeken moeten worden in over- leg met de Milieudienst.

3.55 Dhr. J.M. Verheul, Rondweg 40, Zegveld

Samenvatting De schuur aan de Rondweg 40 heeft de bestemming “woning” gekregen. Inspreker verzoekt dat het geheel wordt aangepast aan het bouwplan ‘Rondweg 40’

Beantwoording De gemeente past de plankaart aan en op de cultuurhistorische waardevolle schuur, die wordt herbouwd vanwege de zeer slechte bouwkundige staat en enkele meters wordt verplaatst, komt de aanduiding ‘wonen toegestaan’.

3.56 Dhr. J.A.A. Vergeer, Rondweg 52, Zegveld

Samenvatting Inspreker verzoekt om verbreding van het bouwblok richting no. 50 omdat een even- tuele uitbreiding van de varkensschuur waarschijnlijk in die richting gaat.

bestemmingsplan landelijk gebied woerden, kamerik, zegveld commentaarnota 82

Beantwoording De afstand tussen de woning op Rondweg 48 en de huidige varkensschuur is ca. 100 m. Nog niet bekend is of op basis van de nieuwe Wet Geurhinder en Veehouderij een kortere afstand voor een nieuwe varkensschuur mogelijk is. De gemeente is van me- ning dat het voorgestelde bouwvlak reeds ruim genoeg is. Dit is overigens gebaseerd op de bestaande situatie op grond van luchtfoto’s. De gemeente acht het uitbreiden of verplaatsen van het bouwvlak in westelijke richting niet gewenst. Om de doorzichten in het landschap te behouden, heeft uitbreiding naar achteren de voorkeur. Bouwvlak van inspreker is reeds uitgebreid in oostelijke richting, gezien de huidige situatie. De nieuwe stal dient dan ook naar achteren of in oostelijke richting te worden gebouwd. Uitbreiding in westelijke richting is alleen mogelijk als blijkt dat op een andere locatie in het bouwvlak niet mogelijk is vanwege de geurhinder. Daarnaast is de neventak varkenshouderij nog niet aangegeven in het bestemmingsplan. Dit zal in bijlage 2 van de voorschriften worden toegevoegd.

3.57 Dhr L. de Groot, ’s-Gravensloot 14, Kamerik

Samenvatting Betreft perceel 's-Gravensloot 14 te Kamerik I. De aanduiding 'horeca toegestaan' is nu op de karakteristieke boerderij ge- legd, terwijl de ontvangstruimte in de daar achtergelegen hooiberg komt. De procedure daarvoor wordt nu doorlopen. Inspreker vraagt om deze aanduiding te verplaatsen naar de hooiberg. II. In het achterste deel van de karakteristieke boerderij achter de bedrijfswoning worden recreatie-appartementen gerealiseerd. Ook daarvoor wordt nu de pro- cedure doorlopen. Inspreker vraagt om dit deel van de boerderij de aandui- ding 'recreatief nachtverblijf toegestaan' te geven. III. De dubbelbestemming ”Leidingen-water” ligt niet op de juiste plek. In de wer- kelijkheid ligt de watertransportleiding ca. 20 tot 25 m noordelijker. Gevraagd wordt om de juiste ligging van de leiding aan te duiden.

Beantwoording I. De gemeente past de plankaart aan het verzoek aan. II. De gemeente past de plankaart aan het verzoek aan. III. De ligging van de leidingen zal worden bezien en op de plankaart aangepast worden.

3.58 Mevr. G.A.H. de Vries, ’s-Gravensloot 16a, Kamerik

Samenvatting Inspreker vraagt of de vergunning gehandhaafd blijft voor kinderopvang. Tevens met het verzoek de woning positief mede te bestemmen voor kinderdagverblijf. Is in de nieuwe bestemming het kinderdagverblijf opgenomen?

Beantwoording De gemeente Woerden is van mening dat kinderdagverblijf in een woning alleen mo- gelijk is als beroep- en bedrijfsactiviteit aan huis, dat wil zeggen in maximaal 100 m² van de bestaande bebouwing, waarvan niet meer dan 40% van de woning. Dat wordt niet apart aangeduid op de plankaart. Het huidige kinderdagverblijf ter plaatse is be- bestemmingsplan landelijk gebied woerden, kamerik, zegveld commentaarnota 83

eindigd. Een nieuwe functie, die past binnen de voorschriften van beroep- en bedrijfs- activiteiten aan huis (artikel 30.3) is toegestaan.

3.59 Dhr G.C. Kastelijn, ’s-Gravensloot 23, Kamerik

Samenvatting I. Inspreker is van mening dat in archeologisch waardevolle gebieden (verwach- tingswaarde) graslandverbetering d.m.v. egaliseren in de breedterichting en herinzaai wel mogelijk moet blijven zonder meldingsplicht. II. Inspreker meldt dat de op de kaart ingetekende watertransportleiding in pol- der ’s-Gravensloot in werkelijkheid ca. 30 meter noordwaarts ligt! III. Er mag volgens inspreker alleen gebruik worden gemaakt voor de ruimte voor ruimte regeling voor voormalige agrarische bebouwing wanneer het nieuwe object geen belemmering vormt voor de ontwikkelingsmogelijkheden van de blijvende (naburige) agrarische bedrijven. Dit geldt ook voor uitbreiding van objecten met woonbestemming en de bestemmingswijziging van ’s- Gravensloot 22 in bedrijfsterrein met opslagfunctie

Beantwoording I. In het gebied met de aanduiding ‘gebied met hoge archeologische verwach- tingswaarde’ is een aanlegvergunning nodig voor het uitvoeren van graaf- werkzaamheden, roeren of woelen van de grond dieper dan 30 cm. Dit is dus niet van toepassing op egaliseren of herinzaaien van grasland, mits niet die- per wordt geploegd dan 30 cm. In de beantwoording van de provinciale reac- tie (nummer 2.1, onder punt 6) is uitgebreid ingegaan op de regelgeving voor gebied met hoge archeologische verwachtingswaarde. . II. De ligging van de leidingen zal worden bezien en op de plankaart aangepast worden. III. Dit staat ook als randvoorwaarde benoemd bij de ruimte voor ruimte regeling (artikel 32.1) Als er een uitbreiding van de woning mogelijk is bij recht (geen vrijstelling) of vergunningsvrij, dan kan hierop niet getoetst worden, maar wel bij een vrijstelling. Bijvoorbeeld bij de vrijstelling om een woning te verplaat- sen is dit wel als voorwaarde opgenomen (artikel 22.3.1c). Met de belemme- ringen in milieutechnisch opzicht wordt uiteraard rekening gehouden bij het verlenen van de vrijstelling of wijziging. Getracht is voor de agrariërs uitbrei- dingsruimte te vinden binnen bouwpercelen, door deze als dat nodig lijkt van de bebouwing af te leggen (verder naar ‘achter’). De bestemming Bedrijf met nadere bestemming opslag is geen stankgevoelige functie.

3.60 Dhr. G.M. de Wit, Teckop 13, Kamerik

Samenvatting Is het mogelijk om in het nieuwe bestemmingsplan een losgooibak voor jonge paarden aan te leggen van 800 m²? (zie meegestuurde en gearceerde kaart: situatiekaart) - zo ja, de inspreker kan daarmee instemmen; - zo nee, kan het bestemmingsplan aangepast worden zodat inspreker een dergelijke bak kan realiseren?

bestemmingsplan landelijk gebied woerden, kamerik, zegveld commentaarnota 84

Beantwoording Inspreker woont op een adres waarop de bestemming “Bedrijf” (paardenhouderij) is gelegd. In het plan is voor wat betreft paardenbakken het volgende opgenomen (arti- kel 30 lid 4): Een vrijstelling voor een paardenbak met een oppervlakte van 800m² is aan te vragen op percelen groter dan 0,5 ha (hetgeen bij inspreker de situatie is). De paardenbak moet op of tegen het bestemmingsvlak “Bedrijf” worden gerealiseerd en de paardenbak moet op gepaste afstand van nabijgelegen woningen worden gereali- seerd. Om landschappelijke redenen zijn, behoudens bestaande bakken, in andere situaties nieuwe paardenbakken niet mogelijk. Daarnaast is het altijd mogelijk paarden in een wei zonder speciale omheining te laten lopen.

3.61 Dhr. J.P. Baars, Teckop 15, Kamerik

Samenvatting Tijdens de inspraakavond op 8 januari is door inspreker gevraagd om Teckop 15a in te tekenen als woondoeleinden. Dit was alleen bespreekbaar als de 2 e bedrijfswoning positief werd beoordeeld inzake de geurtoets. De milieudienst heeft deze toets uitgevoerd, en de conclusie is dat het bedrijf van de inspreker voldoet aan de geurnorm. Inspreker vraagt om de 2 e bedrijfswoning om te zetten in woondoeleinden. Tevens wil inspreker een aanpassing in artikel 21.2. ‘bouwvoorschriften punt C, alinea 3’. Inspreker wil dat in de zin ‘met een maximum van een brug per oorspronkelijk ver- kaveling perceel’ het woord oorspronkelijk wordt geschrapt. Dit gezien het in tegen- spraak is met art. 21.3 van de specifieke gebruiksvoorschriften. Met art. 21.2 punt C zouden alle mogelijkheden ontnomen worden voor een goede ontsluiting van een per- ceel dat over een (hoofd)water gang ligt.

Beantwoording De gemeente past de plankaart aan en bestemt de tweede bedrijfswoning als “Wo- nen, met de aanduiding ‘voormalige (tweede) bedrijfswoning’”. De gemeente is van mening dat meerdere nieuwe bruggen bij één oorspronkelijk verkavelingsperceel niet wenselijk zijn uit landschappelijk oogpunt. In dit geval zijn er bij dit verkavelingsperceel al twee bruggen aanwezig. Bij splitsing van percelen is ze van mening dat beide per- celen van de bestaande bruggen gebruik moeten blijven maken. Bij andere watergan- gen dan een hoofdwatergang (cultuurhistorisch waardevolle overige watergangen), is ook een dam met duiker toegestaan voor de noodzakelijke ontsluiting van een per- ceel. Als een brug al een dergelijk perceel ontsluit op de openbare weg, dan is die noodzakelijke ontsluiting reeds aanwezig en is een tweede brug of een dam (bij geen hoofdwatergang) niet noodzakelijk.

3.62 Dhr. J.W. Verkleij, Teckop 17, Kamerik

Samenvatting N.a.v. het bezoek op 11 januari in Woerden is aan de inspreker aangegeven dat de bestemming t.a.v. de vrijkomende agrarische bedrijven zou worden herzien. Inspreker heeft kopieën als bijlage toegevoegd van de regels betreffende het houden van de bestemming agrarisch.

bestemmingsplan landelijk gebied woerden, kamerik, zegveld commentaarnota 85

Na telefonisch contact is aangegeven bovenstaande verzoek op te nemen. Inspreker bedankt voor de samenwerking. Bijlage: *Mestboekhouding opgesteld 17 januari 2007 *Lijst met veetelling.

Beantwoording Uit deze gegevens blijkt dat er 16 ha weiland in gebruik is en er 45 stuks jongvee ou- der dan 1 jaar gemiddeld gehouden is gedurende het jaar 2006. Dit is qua agrarische omvang ca. 20 nge. Nu is aangetoond dat de omvang juist voldoende is voor de agra- rische bestemming blijft het agrarisch bouwvlak gehandhaafd en wordt de aanduiding ‘klein agrarisch bedrijf’ op de plankaart toegevoegd. Dan is bouwen van agrarische bedrijfsgebouwen alleen toegestaan als aangetoond is dat dit noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering. Op basis van deze nge-berekening kwam naar voren dat de normen van Nederlandse Grootte Eenheid zijn veranderd. Dit zal in de tabel van de toelich- ting worden aangepast.

3.63 Dhr. J.H.M.M. Stolwijk, Teckop 2, Kamerik

Samenvatting Inspreker ziet graag het bouwvlak ten oosten van het bestaande vlak uitgebreid worden. Dit in verband de wens in de toekomst de bestaande herberg te willen verplaatsen ten oosten van de schapenschuur.

Beantwoording De gemeente is van mening dat binnen het bestaande bestemmingsvlak “Bedrijf” reeds voldoende mogelijkheden zijn voor uitbreiding en verplaatsing van bebouwing. Tevens zou de bebouwing achter Teckop 4 komen te liggen, hetgeen mogelijk op be- zwaren stuit van de bewoners van dat adres. De gemeente wijst erop dat verplaatsing van gebouwen gezien wordt als vrijwillige sloop met een verzoek tot herbouw. In dat geval mag 50% van het gesloopte, her- bouwd worden.

3.64 Mevr. L. Koomen, Teckop 4, Kamerik (2 brieven)

Samenvatting (brief 1) I. Uitgezonderd van het hoofdgebouw zijn alle overige opstallen van Teckop 4 te Kamerik niet opgenomen. Inspreker verzoekt om dit te herstellen en op te nemen. Tevens verneemt de inspreker een reactie ook wanneer handeling van haar zijde noodzakelijk is.

(brief 2) II. Inspreker wordt graag geïnformeerd over de mogelijkheden om van ’t weiland (4 hectare) een natuurgebied te maken zonder de grond te verkopen.

Beantwoording I. Bij het tekenen van de bestemmingsvlakken is rekening gehouden met de aanwezige bebouwing. Deze bebouwing wordt getoond op de detailkaartjes bestemmingsplan landelijk gebied woerden, kamerik, zegveld commentaarnota 86

(analoog) en op de digitale plankaart indien verder dan 1: 2.500 wordt inge- zoomd. Op basis van de luchtfoto’s en de gehouden inventarisatie gaat de gemeente er vanuit dat wel degelijk alle bebouwing is opgenomen. Bij de start was helaas op de digitale plankaart niet alle ondergronden zichtbaar. Dit is la- ter gecorrigeerd. De papieren versie is nu nog de bepalende versie. Indien inspreker het niet eens is met de beslissing, dient een zienswijze tegen het ontwerp-bestemmingsplan te worden ingediend. Vermoedelijk is die mo- gelijkheid dit najaar.

(brief 2) II. De gemeente gaat er vanuit dat het weiland is aangewezen als “Agrarisch – Landschappelijke waarden”. Het is niet toegestaan daar zonder meer natuur te ontwikkelen, daar de gronden agrarisch in gebruik moeten zijn. Kleinschali- ge natuur- en landschapselementen zijn toegestaan binnen de agrarische be- stemming. Dan gaat het met name om geriefhoutbosjes, landschappelijke be- planting, poelen, weidevogel- en slootkantbeheer, overhoeken e.d. Dit gebied ligt echter niet in of aangrenzend aan de ecologische hoofdstructuur. Het is dan niet mogelijk de bestemming van 4 ha te wijzigen naar Natuur. Ook is particulier natuurbeheer (Subsidieregeling Natuur) niet mogelijk.

3.65 Dhr. D.J. Ockhuijsen, Teckop 16, Kamerik

Samenvatting Inspreker heeft om financiële redenen een stuk grond moeten verkopen. Verzoek van de inspreker is om een gedeelte van hun schuur te mogen laten staan zonder dat het aantal meters er bij de eigenaar van de schuur, de heer. Barreveld af- getrokken wordt. In de schuur heeft inspreker een hobby oldtimer tractoren en bergt hij gereedschap e.d. op. Verzoek is om 1/3 van de schuur te laten staan zodat de hobby kan worden voortge- zet en gereedschap opgeborgen kan worden.

Beantwoording

I. De gemeente neemt kennis van wat inspreker aangeeft. Het verkopen van de schuur is echter geen aangelegenheid van het bestemmingsplan. Het perceel heeft de bestemming Bedrijf met nadere bestemming aannemersbedrijf voor een maximum oppervlak van 500 m² bedrijfsbebouwing. Dat is nu aanwezig en mag voor het aannemersbedrijf worden herbouwd, omdat op basis van het overgangsrecht op deze locatie een niet-agrarisch bedrijf (loonwerkbedrijf) sinds de jaren ’80 heeft gefunctioneerd. Op dit moment mag de schuur alleen gebruikt worden ten behoeve van het aannemersbedrijf of voor prive opslag van bijvoorbeeld oldtimers (deels). Op moment dat aanvragen worden gedaan om de schuur te slopen, is slechts herbouw mogelijk voor de maximaal toege- stane oppervlakte, maar als een deel van de schuur blijft staan is alleen maar herbouw mogelijk van het resterende deel. Gezamenlijk blijft op dit perceel niet meer dan 500 m² bedrijfsbebouwing toegestaan. Als de nieuwe eigenaar de schuur volledig wil benutten, dan zit er niets anders op dat inspreker een andere opslagruimte huurt.

bestemmingsplan landelijk gebied woerden, kamerik, zegveld commentaarnota 87

3.66 Dhr. T.J. Roest, Teckop 26, Kamerik

Samenvatting Inspreker heeft in juni 2005 een informatiebulletin bestemmingsplan landelijk gebied ontvangen. Hierin staat vermeld, onder hoofdstuk III woondoeleinden, dat bijgebou- wen bij de woning meer dan het toegestane maximum van 50m², onder voorwaarde dat van het meerdere maximaal 50% mag worden herbouwd. In het bestemmingsplan wat nu via internet beschikbaar is, kunnen inspreker dit in deze bewoording niet terug vinden. Het betreft nu twee schuren (aan elkaar gebouwd) met totale oppervlakte van onge- veer 70 m². Volgens de berekening zou dus herbouwen 60 m² toegestaan zijn. Inspreker gaat er vanuit dat dit nog steeds het geval is. Inspreker wenst hiervan een bevestiging. Tevens stond in het nieuwe plan het woonhuis als voormalige bedrijfswoning beschre- ven. Dit is nu niet meer van toepassing. Inspreker vraagt of dit verdere consequenties heeft. Inspreker wenst antwoord op bovenstaande te krijgen.

Beantwoording Dit is nog steeds de situatie. Inspreker kan 60m² terugbouwen op grond van de huidi- ge bebouwing. De situatie blijft dat het woonhuis een voormalige bedrijfswoning is. Dit heeft als consequentie voor inspreker dat de woning met niet meer dan 10% vergroot mag worden.

3.67 Dhr. J.D. ten Thije, Toegang 2a, Zegveld

Samenvatting I. Bij het perceel 238 aan Toegang 2a is ten onrechte de bestemming van de zud- de niet als natuur aangemerkt. II. De bestemming van de bijzondere status bomen is niet in overeenstemming met de werkelijkheid: er zijn 7 bomen op het perceel die daarvoor in aanmerking ko- men, maar deze bevinden zich niet op de aangegeven plek op de kaart. Inspre- ker heeft geen schrijven over deze aangelegenheid gekregen.

Beantwoording I. De kleur van de bestemming lijkt niet juist te zijn en zal worden bezien op ba- sis van de reactie. De kade van de Grecht moet ook aan de Zegveldse kant een agrarische bestemming hebben en de rietoeverlanden de bestemming Natuur. Dit leidt tot aanpassing van de plankaart . II. De gemeente gaat de inventarisatie van de bijzondere bomen na en stelt de aanwijzing ervan op het perceel zonodig bij.

3.68 Dhr. L.C. Eveleens, Van Teylingenweg 8, 3471GA Kamerik

Samenvatting I. Inspreker vindt dat de afwijking, bepaald in sub c en g, voor het adres ’s- Gravensloot 7 te Woerden hoort te vallen onder de normale vrijstellingsproce- dure i.p.v. een uitzondering. bestemmingsplan landelijk gebied woerden, kamerik, zegveld commentaarnota 88

II. Inspreker wil mogelijk een nieuwe woning bouwen op het perceel en wil ad- vies over het aanvragen van een vrijstelling gezien de inspreker waarschijnlijk gaat afwijken van de voorschriften. Dit in vergelijking tot ’s-Gravensloot 7.

Beantwoording I. De reden dat voor dat adres een specifieke regeling is opgesteld, is gelegen in het feit dat reeds een vrijstellingsprocedure is doorlopen en bouwvergun- ning voor het adres is verleend. Deze woning is toegestaan in ruil voor drie woningen met bijgebouwen. Het is niet meer dan redelijk om in het nieuwe bestemmingsplan voor deze situatie een uitzondering op het volume van 600 m³ aan te geven. II. De inhoud van een burgerwoning in het landelijk gebied mag niet meer be- dragen dan 500 m³ als de inhoud nu kleiner is dan 450 m³. Bij een grotere be- staande inhoud is uitbreiding met 10% mogelijk tot een maximum van 600 m³ Het afwijken van deze voorschriften is alleen om zwaarwegende redenen mo- gelijk, waarbij extra volume van bebouwing wordt ingeleverd. Daarvoor staat nog geen regeling in de voorschriften, maar daar wordt wel over nagedacht, ongeveer gelijk aan de maatwerkregeling bij ruimte voor ruimte (bijlage 5). Bijvoorbeeld bij sloop van 100 m² bijgebouw mag de woning met 50 m³ extra worden uitgebreid. Indien inspreker een nieuwe woning wil en er als compen- satie geen extra oppervlakte bijgebouw kan worden gesloopt, zal hij zich aan de voorschriften bij de bestemming Wonen moeten houden.

3.69 Dhr. J.A. Vernooij, Van Teylingenweg 114, Kamerik

Samenvatting Inspreker woont in de kern Kanis. Zijn bedrijfsgebouwen vallen in bestemmingsplan kern Kanis, zijn land in Buitengebied. Inspreker vraagt of zijn land niet in 1 plan kan vallen. Nu is er geen mogelijkheid om te bouwen gezien er geen bouwvlak is. Tevens wil hij graag recreatiemogelijkheden hebben op het perceel.

Beantwoording De begrenzing van het plan is gebaseerd op de grenzen van het recente bestem- mingsplan “Kern Kanis”. De gemeente acht het niet wenselijk die grenzen te gaan verschuiven. Op zichzelf hoeft het feit dat inspreker gronden heeft in meerdere be- stemmingsplannen, niet te leiden tot beperkingen. Dat is ook bij verschillende agrari- sche bedrijven in kern Zegveld het geval. De gronden die zijn aangewezen als “Agrarisch – Landschappelijke Waarden” dienen, voorzover daar geen bouwvlak op ligt, onbebouwd te blijven. Het vestigen van een kleine camping aansluitend aan het bestemmingsvlak zoals dat is aangewezen in het plan “Kern Kanis”, is wel mogelijk. Bebouwing ten behoeve van de camping wordt niet toegestaan.

3.70 Dhr. J.G.M. Kooijman, Van Teylingenweg 132, Kamerik

Samenvatting I. inspreker maakt bezwaar tegen bestemming “verblijfsrecreatie Oortjespad” is nadelig voor milieuvergunning.

bestemmingsplan landelijk gebied woerden, kamerik, zegveld commentaarnota 89

II. inspreker maakt bezwaar tegen bouwblok; het bouwblok moet groter. Er past nu geen grote veestal op het achterste gedeelte.

Beantwoording I. De gemeente heeft bij het tekenen van het bouwvlak van het Natuurrecreatie- centrum Kamerijck beoordeeld of er voldoende afstand tot aan de verblijfsre- creatievoorzieningen van het Oortjespad is aangehouden. In de nieuwe wet Geurhinder en veehouderij zijn alleen activiteiten in gebouwen stankgevoelig. De recreatieve bebouwing, waarvoor vergunning is verleend en het bouwvlak van het Natuurrecreatiecentrum Kamerijck liggen op meer dan 50 m afstand van de bestaande bebouwing. Op de rest van het perceel zijn wel tenten en andere verplaatsbare logiesvoorzieningen toegestaan, maar geen gebouwen. Dit moet in de voorschriften in artikel 16.1 onder d nog nader worden aange- scherpt. De gemeente is van mening dat er richting het noordoosten buiten de stankcirkel van 50 m voldoende uitbreidingsruimte moet zijn voor het agra- risch bedrijf, die niet wordt beperkt in milieutechnische zin als gevolg van de aanwezigheid van het Oortjespad. II. De gemeente past het bouwvlak op de plankaart aan. Dit zal met name in het noordoosten op minimaal 50 m afstand van het bouwvlak van Kamerijck uit- gebreid worden. .

3.71 Loonbedrijf A.A.M. van Leeuwen, Van Teylingenweg 133, Kamerik

Samenvatting Inspreker heeft een agrarisch loonbedrijf aan Van Teylingenweg 134 te Kamerik en is ingeschreven bij de KvK. In het bestemmingsplan staat dit niet beschreven, terwijl wel een hinderwetvergunning is afgegeven. Inspreker verzoekt het perceel op te nemen in het bestemmingsplan.

Beantwoording Deze locatie maakt onderdeel uit van het perceel Van Teylingenweg 133 Dat is een vrijkomend agrarisch bedrijf en de bestemming is nu Wonen. Deze bestemming kan gewijzigd worden naar bestemming “Bedrijf” met nadere bestemming loonwerkbedrijf voor de bestaande oppervlakte bebouwing. Echter de eigenaar van het perceel doet nu niet het verzoek maar de huurder. Het gehele perceel zal dan ook op de plankaart en in de voorschriften als “Bedrijf” bestemd worden en de woning krijgt dan de aan- duiding bedrijfswoning.

3.72 Mevr. M. Samson-Burgers, Van Teylingenweg 156, Kamerik

Samenvatting I. Inspreker verzoekt het zomerhuis (zie bijgevoegde tekening) wat nog in oude staat verkeert te plaatsen onder ‘cultuurhistorisch waardevol bijgebouw’; II. de aangegeven BO-WL (zie tekening) is niet juist want het grootste gedeelte is groentetuin. Inspreker verzoekt dit in de plannen te veranderen omdat in- spreker de groentetuin als zodanig willen behouden.

bestemmingsplan landelijk gebied woerden, kamerik, zegveld commentaarnota 90

Beantwoording I. De gemeente moet daartoe een formeel verzoek krijgen met bijvoorkeur oude gegevens en foto’s. De commissie Monumenten en Cultuurlandschap zal ver- volgens het zomerhuis op waarde beoordelen. Indien zij positief beslist, zal de aanduiding worden toegevoegd. Tevens zal aan de voorschriften worden toegevoegd dat ook later door de commissie Monumenten en Cultuurland- schap een cultuurhistorisch bijgebouw kan worden toegevoegd. II. Op basis van de ingediende tekening zal de bestemming “Bos – Waardevol Landschapselement” op de plankaart worden aangepast.

3.73 Dhr. G. Samson, Van Teylingenweg 158, Kamerik

Samenvatting I. Inspreker wil graag het bouwblok vergroten nu in de toekomst ook de graskui- len binnen het bouwblok vallen. Daarmee komt de inspreker op 1 lijn met de andere bouwblokken in de omgeving (zie bijgevoegde kaartje). II. In het perceel van de inspreker is het water ingekleurd als buurtsloot, maar er zijn 2 langer bestaande dammen niet op aangegeven (zie bijgevoegd kaartje).

Beantwoording I. De oppervlakte van dit bouwvlak is nu ca. 0,6 ha. Dat is relatief klein als ook nog de kuilopslag en mestopslag binnen het bouwvlak moet blijven. Een ver- lenging van het bouwperceel met ca. 25 m is acceptabel. Dit wordt aangepast op de plankaart . II. De dammen worden aan de ondergrond van de plankaart toegevoegd.

3.74 Dhr. J.F.H. Berk, Van Teylingenweg 192, Kamerik

Samenvatting I. Inspreker is verheugd met de positieve bestemming welke recht doet aan de aard van het bedrijf. Inspreker maakt echter wel bezwaar tegen de beperken- de gebruiksbepaling voor zover deze betrekking heeft op zomerwoningen. Volgens inspreker is dit een onnodige beperking van het meest doelmatig ge- bruik en in strijd met de uitgangspunten van de Wet op de Ruimtelijke Orde- ning. II. Volgens inspreker vormen een adequaat bestemmingsplan en een goed handhavingsbeleid samen een deugdelijk instrument om permanente bewo- ning op recreatieterreinen tegen te gaan. III. Volgens inspreker valt uit de plantoelichting op te maken dat de gemeente Woerden aan wil sluiten op het provinciaal besluit. Op het gebied van inhoud zomerwoningen wordt afgeweken. De inhoudsnorm bij de provincie Utrecht bedraagt 250m³, terwijl de gemeente Woerden deze heeft vastgesteld op 200m³. Inspreker verzoekt deze inhoudsmaat door te voeren in het nieuwe bestemmingsplan. IV. Inspreker verzoekt om de achterzijde van het terrein ‘de Berkenhoeve’ onder de bestemming ‘Recreatie’ te brengen. Inspreker maakt bezwaar tegen de bestemming ‘groen’ op de achterzijde van het terrein. V. Inspreker verzoekt om de procedure van de reeds in gang gezette vrijstel- lingsprocedure ex. Artikel 19 lid 1 WRO betreffende ‘De Berkenhoeve’ voort bestemmingsplan landelijk gebied woerden, kamerik, zegveld commentaarnota 91

te zetten. Door de stagnatie van deze procedure kan er nog steeds geen am- bulance en brandweer op een gedeelte van het terrein komen. Dit gegeven bevordert de veiligheid niet.

Beantwoording I. De gemeente neemt kennis van de reactie, maar het beleid voor zomerwo- ningen, die jaarrond aan dezelfde persoon wordt verhuurd, is zowel voor de solitaire zomerwoningen, als op een recreatiepark als voor de stacaravans hetzelfde. Het zijn zomerwoningen, waar al 8,5 maand verbleven kan worden. In de wintermaanden wordt dan steekproefsgewijs jaarlijks gecontroleerd op illegale permanente bewoning. II. De gemeente deelt de opvatting van inspreker en heeft dat in dit bestem- mingsplan en met het handhavingsproject voor illegale bewoning in het bui- tengebied ook al in gang gezet. III. De gemeente Woerden heeft ervoor gekozen binnen de beleidsvrijheid die ze heeft een maximale maat van 200m³ op te nemen voor de zomerwoningen. Ze vindt die maat voldoende en wil voorkomen dat ze aantrekkelijk worden voor permanente bewoning. De huidige huisjes op de verblijfstuinen mogen maximaal 45 m² zijn incl. berging, zodat een volume van 200 m³ al een uit- breiding is. Ook wordt het aantal zomerwoningen uitgebreid van 75 verblijfs- tuinen, 11 stacaravans en 3 zomerwoningen naar 134 zomerwoningen. Dat was noodzakelijk om de verplaatsing te bekostigen vanuit brandveiligheid, centraal aangelegd gas en riolering en vanwege de stankcirkel van het nabu- rige agrarische bedrijf. Bij de drie solitaire zomerwoningen wordt wel overwo- gen om extra ruimte te bieden voor een kleine garage bij de zomerwoning van maximaal 50 m³ (vrijstelling), maar dat wil de gemeente niet toestaan bij de Berkenhoeve, omdat de auto’s van de gasten op de gezamenlijke parkeer- plaats worden geparkeerd en er dan tegelijk 134 x 50 m³ = 6700 m³ volume aan bebouwing extra in het landelijk gebied zou komen. Dat zou volledig in tegenspraak zijn met het beleid voor het landelijk gebied. Als de Berkenhoeve zou overwegen om in ruil voor die 6700 m³ het aantal her te bouwen zomer- woningen met ca. 34 terug te brengen, dan zou dat ruimtelijk en landschappe- lijk nog te overwegen zijn. IV. De gemeente wijzigt de functie op de plankaart in “Recreatie”. Vanwege de nieuwe wet Geurhinder en Veehouderij blijkt dat de stankcirkel van het agrari- sche bedrijf gereduceerd is tot 50 m ten opzichte van de bestaande stal met rundvee. Daardoor mogen de zomerwoningen blijven staan en zal alleen op basis van brandveiligheidseisen en vanwege een doelmatigere inrichting van het terrein een aantal zomerwoningen verplaatst worden. V. De gemeente werkt aan de vrijstelling, maar gezien de inwerkingtreding van de wet Geurhinder en Veehouderij zal het vrijstellingsverzoek en de ruimtelij- ke onderbouwing moeten worden aangepast. Daar wordt nu op gewacht.

3.75 Dhr. C. Kronenburg, Van Teylingenweg 192, Kamerik

Samenvatting Inspreker is al tientallen jaren pachter/ eigenaar van een zomerverblijf aan de Berken- hoeve. Dit verblijf moet gesloopt worden omdat het te dicht bij de boerderij van familie Korver staat en de agrarische bedrijvigheid belemmerd. De relatie met de familie Kor- ver is goed en van hun kant zijn er geen bezwaren. bestemmingsplan landelijk gebied woerden, kamerik, zegveld commentaarnota 92

Gemeente heeft het zomerverblijf al jaren gedoogd. Het zomerverblijf staat al jaren in goede harmonie met de natuur en omwonenden. er wordt maar een beperkt aantal maanden gebruik gemaakt van het zomerverblijf en in het voor- en najaar is men alleen sporadisch aanwezig. Is er de mogelijkheid een paar recreanten te behouden middels een aantal aanpas- singen?

Beantwoording I. Vanwege de nieuwe wet Geurhinder en Veehouderij blijkt dat de stankcirkel van het agrarische bedrijf gereduceerd is tot 50 m ten opzichte van de be- staande stal met rundvee. Daardoor mogen de zomerwoningen blijven staan en zal alleen op basis van brandveiligheidseisen en vanwege een doelmatige- re inrichting van het terrein een aantal zomerwoningen verplaatst worden. De bestemming Groen wordt dan ook gewijzigd in de bestemming Recreatie. Het vrijstellingsverzoek van de Berkenhoeve ter legalisatie en uitbreiding van de zomerwoningen zal hierop worden aangepast en daarna de procedure door- lopen.

3.76 Mevr. A.M. van Dijk, Van Teylingenweg 200, Kamerik (2 brieven)

Samenvatting (brief 1) Inspreker maakt bezwaar tegen het bestemmingsplan betreffende 3 stacaravans. Twee van de 3 caravans worden permanent bewoond, dit is niet verwerkt in het nieu- we bestemmingsplan. Inspreker verzoekt dit alsnog te doen.

(brief 2) Inspreker maakt bezwaar tegen het huidige opgestelde bestemmingsplan, deze komt niet overeen met de werkelijkheid. Doordat het aantal aanwezige paarden, geiten en schapen op het perceel meer be- draagt dan 20 NGE verzoekt de inspreker het perceel een agrarische bestemming te houden maar de term ‘paardenhouderij’ te vervangen in ‘Klein Agrarisch Bedrijf’. Inspreker wil dit aantonen en onderbouwen op verzoek. Tevens wil de inspreker het bedrijf in de toekomst verder uitbreiden / vergroten c.q. actualiseren op basis van agrarische activiteiten.

Beantwoording (brief 1) Het permanent bewonen van twee stacaravans, is feitelijk illegaal, maar gezien de lange duur en het niet handhaven sinds de jaren ’70 zal daar voor de huidige bewo- ners een uitzondering voor worden gemaakt. Daar wordt juridisch nu naar gekeken en er zal nog een besluit worden verzonden. Dit wordt niet in het bestemmingsplan ver- taald, want na de beëindiging van de bewoning door de huidige bewoners mogen de stacaravans alleen recreatief gedurende de zomermaanden worden gebruikt.

(brief 2) In dit bestemmingsplan worden paarden niet onder de noemer van een agrarisch be- drijf gerekend, want fokkerij met de basistraining tot 3 jaar is wel agrarisch en trainen, africhten, pensionstallen en handelen in paarden is niet agrarisch. Deze functies wor- den vaak vermengd en dat onderscheid is niet te controleren. In het nieuwe bestem- bestemmingsplan landelijk gebied woerden, kamerik, zegveld commentaarnota 93

mingsplan worden alle vormen van paardenhouderij dan ook onder één noemer ge- plaatst behalve lesgeven aan ruiters (manege). Niet bekend is dat er zoveel schapen en geiten zijn dat het agrarische bedrijf groter is dan 20 nge. Indien inspreker kan aan- tonen dat het agrarische bedrijf (zonder paarden) een omvang heeft van 20 NGE, zal de bestemming “Bedrijf” met de aanduiding “VAB” worden gewijzigd in “Agrarisch - landschappelijke waarden” met de aanduiding “KAB”. Bij een klein agrarisch bedrijf zal altijd moeten worden aangetoond dat een bouwplan noodzakelijk is voor de bedrijfs- voering. Overigens kan als gevolg van de aanduiding “VAB” ook op een later moment na een wijzigingsprocedure weer een agrarisch bedrijf op het perceel worden geves- tigd.

3.77 Dhr. B.W. Kwant, Van Teylingenweg 200, Kamerik

Samenvatting De opgegeven opslagcapaciteit van 480 m² bij Polymax is niet juist. Er is nog 60 m² extra. Tevens wordt een deel van de opslag voor agrarische doeleinden gebruikt.

Beantwoording Hobbymatige agrarische activiteiten zijn toegestaan bij vrijkomende agrarische be- bouwing. De grens van het bouwvlak voor opslag loopt voor de helft door gebouw 2. Het gebouw zal op de ondergrond worden ingetekend en de grens zal op dit punt worden aangepast. De plankaart en de voorschriften worden aangepast.

3.78 Dhr. M. Isman, Van Teylingenweg 200 I, Kamerik

Samenvatting Graag een schuur op de ondergrond intekenen.

Beantwoording De plankaart zal hierop worden aangepast.

3.79 Dhr. P.H.M. ’t Hoen, Van Teylingenweg 179, Kamerik

Samenvatting Inspreker wil graag dat de ondergrond aangepast wordt, want de bestaande car- port/schuur aan de garage staat niet ingetekend.

Beantwoording De plankaart zal hierop worden aangepast.

3.80 Dhr/mevr. D.J. Groeneweg en J.S. Groeneweg – van Tol, Van Teylingenweg 183, Kamerik

Samenvatting Inspreker wil naar aanleiding van het gesprek in de Schulenburch te Kamerik (augus- tus 2005) dat een tekening wordt aangepast.

bestemmingsplan landelijk gebied woerden, kamerik, zegveld commentaarnota 94

I. rechts naast het huis staat een schuurtje die niet staat op de nu mee- gestuurde tekening. II. inspreker hoort graag of alles duidelijk is en is bereid uitleg te geven.

Beantwoording De gemeente heeft abusievelijk de schuur niet op de plankaart ingetekend. Het schuurtje zal aan de plankaart worden toegevoegd. Volledigheidshalve wijst de gemeente erop dat alleen op de gedetailleerde kaarten de ondergrond volledig is waar te nemen. Bij de digitale plannen wordt de ondergrond alleen getoond als er voldoende is ingezoomd.

3.81 Dhr/mevr. S.A. van den Boogert

Samenvatting Wat houden de percelen in die aangemerkt staan als ‘bouwvlak’? Er staan immers al woningen of bedrijven op getekend. Waar kan de inspreker in bestemmingsplan terugvinden of er percelen zijn die be- stemd zijn voor woningbouw, maar die nog niet zodanig zijn ingevuld? Dit alles i.v.m. aankoop van deze gronden?

Beantwoording Indien een bouwvlak in een bestemming is opgenomen, kan de (hoofd)bebouwing alleen aanwezig zijn danwel worden opgericht binnen die bebouwingsvlakken. Voor de bestemmingen “Agrarisch – Landschappelijke Waarden” en “Recreatie” is met een bouwvlak gewerkt. Voor de andere bestemmingen geldt dat de hoofdgebouwen in het gehele bestemmingsvlak kunnen worden opgericht, met inachtneming van de voor- schriften horende bij die bestemming. Nieuwe woningen worden in principe niet toegestaan in het bestemmingsplan. Er zijn dan ook geen gronden aangewezen voor woningbouw.

3.82 Stichting wijkplatform Staatsliedenkwartier

Samenvatting De Oude Rijn is (of wordt) waarschijnlijk de grens tussen Bestemmingsplannen Lan- delijk Gebied en Staatsliedenkwartier. Inspreker wil graag dat een voetgangers/ fiets- brug over de Oude Rijn aangelegd wordt ter hoogte van de Cattenbroekerlaan. Inspreker verzoekt om in het stemmen met deze suggestie en de gevraagde brug met toegangswegen in het bestemmingsplan op te nemen.

Beantwoording De gemeente neemt de suggestie van een brug in overweging. Op het moment dat duidelijk is dat deze gerealiseerd wordt, ook in overleg met het Hoogheemraadschap, zal een procedure worden doorlopen om deze aan te leggen. Omdat op dit moment nog niet helder is of, waar en in welke vorm de brug er komt, kan deze niet worden ingetekend. Bovendien moeten de effecten op de omgeving dan ook beoordeeld worden. In de bestemming Water zijn nieuwe bruggen alleen toege- staan met een maximum van één brug per oorspronkelijk verkavelingsperceel, wan- neer de natuur, landschappelijke en cultuurhistorische waarden niet onevenredig wor- den aangetast en dat een extra brug noodzakelijk is ter behoud van de huidige bestemmingsplan landelijk gebied woerden, kamerik, zegveld commentaarnota 95

gebruiksmogelijkheden. Dat laatste zou hier niet het geval zijn, want zo’n recreatieve brug vergroot juist de gebruiksmogelijkheden van het perceel. Fiets- en voetpaden (extensieve recreatie) zijn wel toegestaan in de agrarische bestemming, maar nog niet in de bestemming recreatie. Dit laatste zal worden aangepast in de voorschriften .

3.83 Dhr F. Bugter

Samenvatting Inspreker geeft zijn visie over het verloop van de inspraakavond. Inspreker pleit voor het behoud van het Groene Hart met Woerden als Hét hart. De randwegen mogen er komen, de bebouwing naar het westen toe niet.

Beantwoording De gemeente is van mening dat met het conserverende bestemmingsplan de kwalitei- ten van het Groene Hart zijn vastgelegd. Tijdens de inspraakavond is hierop inge- gaan. In dit bestemmingsplan zijn de grenzen van de Nota Rode contouren aange- houden, zoals die door de raad in 2002 zijn vastgesteld. Tevens zijn de Bravo- projecten buiten het plangebied gelaten. Bij Molenvliet is, evenals al grotendeels in het huidige bestemmingsplan Landelijk gebied Woerden is gedaan, het gebied tussen de westelijke randweg en de wijk Molenvliet buiten het plangebied gelaten De bebouwing naar het westen is in dit plan niet mogelijk gemaakt. Mocht de discussie daarover worden afgerond en mocht het besluit worden genomen daar toch te bouwen, dan zullen daarvoor te zijner tijd de benodigde procedures doorlopen moeten worden.

3.84 Stichting Kerngroep Bredius, Nieuwendijk 72, Woerden

Samenvatting Inspreker betreurt het dat zij als belangenorganisatie niet zijn betrokken bij het opstel- len van het plan. De polder ’s-Gravensloot grenst immers direct aan het zo belangrijke Park Bredius. I. Inspreker is het niet eens met de grenzen van het plangebied. Park Bredius is een landelijk gebied nr. III. Inspreker pleit er daarom voor dat Park Bredius wordt opgenomen in het bestemmingsplan Landelijk gebied Woerden, Kame- rik en Zegveld. II. Inspreker dringt er op aan dat geen nieuwe bebouwing aan de noordzijde van ’s-Gravensloot wordt gerealiseerd. Er is daar nu een variatie aan groene ruim- ten en open bebouwing te vinden. Argumenten voor bovenstaande zijn: a. Ecologie Inspreker is van mening dat de relatie met het open gebied in stand moet blij- ven en dat er daarom geen extra bebouwing en verharding ten noorden van ’s- Gravensloot mag plaatsvinden. Ook de Natuurbalans (onderzoek van het Rijks- instituut voor Volksgezondheid en Milieu) noemt de afname van kwetsbare open landschappen zorgwekkend. b. Archeologie Aangezien de brede stroomgordels Oude Rijn en Linschoten de hoogst land- schappelijke elementen vormen in het buitengebied van Woerden moeten deze zoveel mogelijk als een geheel bewaard blijven. Inspreker verzoekt dit als apar- te paragraaf in het bestemmingsplan op te nemen. bestemmingsplan landelijk gebied woerden, kamerik, zegveld commentaarnota 96

c. Cultuurhistorie Polder ’s-Gravensloot is onderdeel van het Nationaal Landschap Groene Hart, plan de Venen, Rijksnota Belvedère, de Oude Hollandse Waterlinie en is ook een ecologische verbindingszone. Bovendien heeft polder ’s-Gravensloot een waardevolle strokenverkaveling. Daarnaast heeft polder ’s-Gravensloot een nauwe relatie met het belangrijkste icoon van het uitvoeringsprogramma Groe- ne Hart, het “Venster Bodegraven-Woerden”. Al deze instanties pleiten voor behoud van het bijzondere landschap waarvan openheid een van de belangrijk- ste aspecten is. Insprekers dringen er op aan dat in het bestemmingsplan geen mogelijkheden voor extra bebouwing en/of industriële c.q. intensieve agrarische activiteiten ten noorden van ’s-Gravensloot worden toegestaan en het hele gebied van polder ’s-Gravensloot als ALN-o gebied wordt benoemd. d. Waterhuishouding Inspreker stelt dat de waterhuishouding in Park Bredius problematisch is en sterk samenhangt met waterhuishouding in ’s-Gravensloot. Vandaar dat de inspreker vindt dat er zeer strenge voorwaarden gesteld dienen te worden aan de water- huishouding, zowel kwalitatief als kwantitatief. Volgens de inspreker dienen er ei- sen opgenomen te worden ten aanzien van het maximale percentage verhard op- pervlak binnen bouwvlakken met functie “Bedrijf”, Agrarisch – Landschappelijke waarden”, “Recreatie” en “Wonen”. Tevens is de inspreker van mening dat in het bestemmingsplan moet worden op- genomen dat in en rondom ’s-Gravensloot en langs de weg ’s-Gravensloot geen sloten gedempt mogen worden. e. Geluidshinder Inspreker is van mening dat in het bestemmingsplan geen mogelijkheid moet worden opgenomen voor uitbreiding van de bebouwing en extra recreatieve en/of industriële activiteiten aan de noordzijde van ’s-Gravensloot. Tevens vindt de inspreker dat bepalingen dienen te worden opgenomen die waarborgen dat vervangende bebouwing en beplanting leidt tot kwaliteitsverbetering van de lint- bouw aan ’s-Gravensloot en van polder ’s-Gravensloot. III. Percelen tussen ’s-Gravensloot 12 en 13 Deze percelen hebben altijd een agrarische bestemming gehad en zijn boven- dien onderdeel van het karakteristieke strokenverkavelingpatroon van polder 's- Gravensloot. Wijziging van de functie van deze twee percelen in 'wonen' is in strijd met de uitgangspunten van het streekplan, beleidsnota Belvedère, plan de Venen. Bovendien wordt door een functiewijziging inbreuk gemaakt op zowel de openheid van het gebied als op de in cultuurhistorisch opzicht belangrijke stroken- verkaveling. Inspreker is daarom van mening dat de functie van bovengenoemde twee per- celen niet gewijzigd dient te worden in de functie 'wonen'. De uitgangspunten verwoord onder punt 3, dat wil zeggen, geen functiewijziging van 'agrarisch' in 'wonen' of 'bedrijf’, moeten inziens de inspreker gelden voor de hele polder 's-Gravensloot, inclusief de lintbebouwing langs 's-Gravensloot. IV. Percelen behorend bij ’s-Gravensloot 7 Inspreker is van mening dat voor deze percelen het uitgangspunt moet zijn, dat de vervangende bouw qua volume en uiterlijk passend dient te zijn bij de agrarische en open structuur van polder 's-Gravensloot, en de kwaliteit van na- tuur en landschap in dit deel van het bestemmingsplangebied niet aantast V. Beplanting

bestemmingsplan landelijk gebied woerden, kamerik, zegveld commentaarnota 97

Inspreker vindt dat in het bestemmingsplan moet worden opgenomen dat nieu- we beplanting qua aantal en soort de openheid en het ecologische karakter niet moet verstoren, passend dient te zijn in het landelijke gebied en dient te leiden tot verbetering van de kwaliteit van natuur en landschap in het bestem- mingsplangebied. De inspreker wijst er in dit verband op dat de beplanting van perceel 517 sterk afwijkt van de in dit gebied passende beplanting en dringt er- op aan dat deze beplanting verwijderd wordt. VI. Vervangende bouw Volgens de inspreker dient in het bestemmingsplan te worden opgenomen dat vervangende bouw qua volume en uiterlijk passend dient te zijn in bet landelijk gebied en dient te leiden tot verbetering van de kwaliteit van natuur en land- schap in het bestemmingsplangebied. Dit is één van de primaire beleidslijnen van het plan Belvedère, plan de Venen en nationaal landschap Het Groene Hart. VII. Overeenstemming tussen papieren en digitale plankaart De digitale plankaan lijkt op verschillende punten af te wijken van de papieren versie. O.a. heeft het perceel van huisnr. 22 op de papieren kaart de functie 'wonen' en op de digitale kaart de functie 'bedrijf’.

Beantwoording I. De kerngroep was betrokken bij het bestemmingsplan Brediuspark, waarin het Brediuspark zelf is opgenomen. De belangenvereniging Vrienden van ’s- Gravensloot zit al voor het belang van de bewoners van ’s-Gravensloot in de klankbordgroep. Bij de wijk- en dorpsplatforms, die grenzen aan het landelijk gebied, is een presentatie gehouden. De gemeente deel de mening van de kerngroep niet. Een goede, planologi- sche bescherming is ter behoud van het park Bredius uiteraard noodzakelijk. Het maakt echter niets uit in welk bestemmingsplan die bescherming wordt geboden. Omwille van de hanteerbaarheid is als logische grens van het be- stemmingsplan Landelijk gebied gekozen voor de grens op de ’s-Gravensloot, ook omdat het Brediuspark in het recent vastgestelde bestemmingplan Bredi- uspark is opgenomen. Er wordt geen dubbel werk verricht. II. Niet duidelijk is wat de kerngroep bedoelt. Als wordt bedoeld dat er geen nieuwe bestemmings- en/of bouwvlakken in het landelijk gebied (en in het bij- zonder ten noorden van de ’s-Gravensloot) mogelijk moeten worden gemaakt, dan kan worden gesteld dat nieuwe bestemmings- en/of bouwvlakken vrijwel niet zullen worden gerealiseerd. Uitzondering is de situatie waarbij sprake is van een agrarische bedrijfsverplaatsing danwel er sprake is van een Ruimte- voor-Ruimte-regeling. In beide gevallen wordt echter op andere plaatsen de landschappelijke kwaliteit echter verbeterd. Dit omdat op de locaties die wor- den verlaten, wordt gesloopt. Per saldo leidt het in die gevallen dus niet tot ex- tra bebouwing in het landelijk gebied. Op de bestaande percelen wordt in principe ook geen extra bebouwing toege- laten. Alleen agrarische bedrijven kunnen ten behoeve van de bedrijfsvoering, nieuwe gebouwen oprichten. Voor het overige zijn de bestaande niet- agrarische bedrijven bestemd en geldt er een algehele saneringsregeling voor niet aan het landelijk gebied gebonden functies op vrijkomende agrarische bedrijven. Van een afname (van de kwaliteit) van het open landschap in de omgeving van ’s-Gravensloot is dan ook geen sprake. De archeologische kwaliteiten van de gebieden rondom de Linschotenstroom en de Oude Rijn zijn in het be- bestemmingsplan landelijk gebied woerden, kamerik, zegveld commentaarnota 98

stemmingsplan gewaarborgd, door de aanduiding ‘gebied met hoge archeolo- gische verwachtingswaarde’. Daar waar zich ontwikkelingen op percelen voordoen waarbij sprake is van functieverandering, zal een inpassing in het landschap als één van de voorwaarden worden opgenomen. De gemeente voegt een passage over de kwaliteiten in de toelichting toe, maar ziet geen reden om de voorschriften en de plankaart aan te passen. De gemeente is van mening dat de bestemming “Agrarisch Gebied - Land- schappelijke waarden” waarin de “openheid” en de “verkaveling” overal als aanduiding is opgenomen, voldoende waarborgen biedt om de kwaliteiten van het landschap te behouden. De natuur die in het gebied aanwezig is of leeft, is afhankelijk van die waarden. Door de waarden te beschermen, zijn de na- tuurwaarden ook beschermd. Bovendien vindt direct ten noorden van de ’s-Gravensloot op vrijwillige basis actief agrarisch natuurbeheer plaats Het Hoogheemraadschap is betrokken bij de overleggen met de participatie- groep. Zij beoordeelt het bestemmingsplan op de waterhuishoudkundige vraagstukken. Uit de adviezen blijkt dat als er sprake is van een toename van de bebouwing op percelen, deze oppervlakte verwaarloosbaar is op het ge- heel van het plangebied. Herhaald wordt dat er alleen sprake zal zijn van toe- name van bebouwing bij agrarische bedrijven en op locaties waar dit reeds een recht is. De gemeente is tijdens de klankbordgroepbijeenkomst gewezen op de bijzon- dere kwaliteiten van de watergangen langs wegen van oorspronkelijke verka- velingsgebieden, zoals ’s-Gravensloot. Er zal een aanlegvergunning voor de watergangen langs wegen in het landelijk gebied worden opgenomen. In het plan worden voor (vervangende) nieuwbouw waarborgen opgenomen die randvoorwaarden geven voor een goede inpassing van bebouwing. In elk geval wordt een goede beplantingsplan verlangd. Daarnaast wordt bij nieuw- bouw ook aan de welstandsnota getoetst. Nieuwe recreatie-activiteiten worden op beperkte schaal in bestaande bebou- wing wel mogelijk gemaakt. Juist met het oog op de ligging nabij de kern Woerden acht de gemeente deze ontwikkeling gewenst. Vestiging van bedrijf- jes, zorgboerderij, recreatieve voorzieningen, horeca en maatschappelijke voorzieningen wordt als nevenactiviteit op agrarische bedrijven toegestaan. Op percelen die geheel vrijkomen wordt dit ook mogelijk gemaakt, zij het on- der voorwaarde dat (afhankelijk van de functie) een deel van de bebouwing wordt gesaneerd. Verwezen wordt naar paragraaf 3.32. De extra verkeersbe- wegingen die deze ontwikkelingen met zich meebrengen, worden betrokken in het verlenen van de vrijstelling/wijziging. Deze dient niet onevenredig te zijn. III. De gemeente Woerden deelt die opvatting niet. Ze bestemt conform de huidi- ge situatie. Feit is dat deze percelen als tuin bij de naburige woning in gebruik zijn. Daardoor worden ze beter onderhouden en verdwijnt mogelijk de storen- de beplanting dan een eigenaar op afstand, die weinig controle en toezicht houdt op dergelijke percelen.

IV. Voor ’s-Gravensloot 7 is een vrijstellingsprocedure (artikel 19 lid 1) doorlopen en is de bouwvergunning onherroepelijk. V. Indien sprake is van een aanvraag voor een vrijstelling danwel wijziging van het plan, zijn voorwaarden opgenomen ten aanzien van de beplanting. In be- staande situaties is het lastig eisen te stellen aan de beplanting, ook in het bestemmingsplan.

bestemmingsplan landelijk gebied woerden, kamerik, zegveld commentaarnota 99

VI. In het bestemmingsplan is in elk geval de dakhelling, het bouwvolume, de nokrichting en de nok- en goothoogte vastgelegd. Voor het overige is de wel- standsnota bepalend. Bij herbouw op bestaande bebouwde percelen zullen de natuur- en landschapswaarden niet of nauwelijks worden aangetast. VII. De digitale plankaart en de analoge kaart zijn afkomstig van hetzelfde bron- bestand. Het is dan ook niet mogelijk dat bestemmingen zijn gewijzigd. Wel kan het zijn dat, afhankelijk van het schaalniveau waarop het plan wordt be- keken, niet alle informatie (helder) wordt getoond. Mogelijk is voor de detail- kaartjes de verouderde versie uit de inventarisatiefase gebruikt.

3.85 Stichting Hugo Kotestein

Samenvatting Inspreker is het oneens met de objecten die aangemerkt zijn als ‘cultuurhistorische bijgebouwen’. Volgens inspreker heeft de inventarisatie van deze objecten zich be- perkt tot objecten die vanaf de openbare weg zichtbaar zijn. Volgens inspreker is het waarschijnlijk dat er objecten zijn ‘gemist’. Inspreker dringt er op aan om in de voorschriften een mogelijkheid op te nemen een object alsnog de status ‘cultuurhistorisch waardevol’ te geven. De monumentencom- missie kan volgens inspreker een adviserende rol spelen. Inspreker heeft tevens de volgende opmerkingen over het concept voorontwerp 2006 van bestemmingsplan ‘landelijk gebied Kamerik, Zegveld en Woerden’: I. Bescherming Lingekade. Inspreker wil dat de watergangen aan beide zijden bestemd worden als water, (zoals bijv. de Rietveldse kade ook heeft) II. Water op de 'kop' van ontginningsblokken. Op de plek waar wegen langs een ontginningsblok lopen, zijn de sloten overal bestemd als ‘weg’. Deze sloten zijn, volgens inspreker, historisch geen onderdeel van de weg, maar onder- deel van het verkavelingspatroon. Inspreker verzoekt om de bestemming ‘weg’ uitdrukkelijk niet de sloten omvatten, maar deze een afzonderlijke status te geven in het bestemmingsplan. III. Bestemming 'waterstaatsdoeleinden'. Op Geestdorp bevindt zich sinds enige jaren een baggerdepot boven op de stroomrug van de Oude Rijn. Dit depot ligt ingeklemd tussen de locatie van een middeleeuwse uithof ('duifhuis') en een laat middeleeuws versterkt huis ('Woudenberg'). Het terrein heeft een ho- ge archeologische verwachtingswaarde. Dit baggerdepot is tijdelijk. Afgespro- ken is na rijping van de bagger de oorspronkelijke toestand te herstellen. Het bestemmingsplan legaliseert nu het permanente gebruik van deze gronden voor waterstaatkundige doeleinden. Er wordt gedacht aan een bassin voor waterberging. Het waterschap heeft nog geen definitieve voorkeur voor de noodzaak en de locatie van een dergelijk bassin uitgesproken. Verwijder de dubbelbestemming. Eventueel kan voor een nader te bepalen zoekgebied een wijzigingsbevoegdheid worden opgenomen. IV. Het meest noordelijke deel van de voormalige Buursloot in Oud-Kamerik is niet als 'water' bestemd. V. De aanduiding 'AL O+V' ontbreekt op de gronden in Teckop-noord, 's Grave- sloot en ten zuiden van de Oude Mije. VI. In analogie met de situatie in Zegveld zou het waaiervormige verkavelingspa- troon in Teckop vastgelegd kunnen worden. VII. In de polder Teckop-noord bevinden zich nog enige percelen met originele houtsingels. Deze staan niet op de plankaart vermeld. (‘WL') bestemmingsplan landelijk gebied woerden, kamerik, zegveld commentaarnota 100

VIII. Pag. 35, 1 e alinea. Inspreker wil graag een toelichting op de daar beschreven regeling bij sanering van bebouwing. IX. Pag. 57, agrarische bedrijfswoning. Volgens inspreker zou hetzelfde regime dienen te gelden als bij nieuwbouw van burgerwoningen, nl. 500m³. (zie hier- voor pag 61) X. Pag 62, idem voor nieuwbouw in het kader van de 'ruimte voor ruimte' rege- ling. XI. Rol 'Commissie voor monumenten en cultuurlandschap' (voorheen 'Monu- mentencommissie'). Volgens inspreker is gezien het bredere werkgebied van deze commissie ware het verstandig een wat bredere adviesbevoegdheid op te nemen. Zie o.a. art. 20.7 en 20.8. XII. Klein goed: • pag 7, laatste alinea: landbouwbedrijven vervangen door agrarische bedrijven. • de hoofdstuknummers corresponderen niet met de tekst. (o.a. pag 15,2e alinea) • pag 24, 5e alinea 'omwikkelingen'. • pag. 28 de kaart is onvolledig. • pag 43 kaart ontbreekt. • pag 66 1 e alinea: datum '31 december 2004' is reeds ruim verstreken. • Voorschriften art 6.2.b: hier ontbreekt een stuk tekst. • Voorschriften art 32.4 en 32.6: naam monumentencommissie is gewijzigd. XIII. Tijdens de klanbordgroepbijeenkomst is aangegeven dat zich ten noorden van Teckop in het landschap een waardevolle houtsingel bevindt, evenwijdig aan de sloot.

Beantwoording I. De gemeente zal in de voorschriften bij de definitie van cultuurhistorisch waar- devol bijgebouw ook de mogelijkheid opnemen dat door de Commissie Mo- numenten en Cultuurlandschap panden kunnen worden toegevoegd. Voor de overige punten wordt verwezen naar de beantwoording van de Commissie Monumenten en Cultuurlandschap in hoofdstuk 2.9. II. De gemeente neemt de genoemde punten door en wijzigt deze indien nodig in de toelichting en in de voorschriften . De beantwoording van de reactie van de Commissie Monumenten en Cultuurlandschap zal hiervoor worden ge- bruikt. III. Naar aanleiding van de toelichting in de klankbordgroep is besloten de moge- lijkheden te verkennen om tot een andere locatie te komen voor de waterber- ging. Mogelijk dat agrariërs in de omgeving belangstelling hebben voor ruil van gronden, omdat de waterberging nu is gerealiseerd in een hoger gelegen, visueel erg goed waar te nemen en vruchtbare locatie. Dit terwijl de locatie bij voorkeur lager gelegen zou moeten zijn. Er kan een wijzigingsbevoegdheid opgenomen worden om een waterbergingslocatie mogelijk te maken. Afge- wogen moet worden of de huidige waterbergingslocatie achter Geestdorp 33 dan nog op de plankaart moet blijven staan op de huidige locatie. IV. Het blijkt dat de houtsingel reeds aanwezig is vanaf 1887. De waarde ervan wordt vooralsnog hoog geacht, ondanks dat de houtsingel in eerdere be- stemmingsplannen niet is opgenomen. De houtsingel zal op de plankaart als “Bos – Waardevol Landschapselement” worden opgenomen. Vooralsnog zijn er geen aanwijzingen dat zich meer van dergelijke waardevolle plekken (voor- zover die nog niet zijn bestemd), zijn vergeten.

bestemmingsplan landelijk gebied woerden, kamerik, zegveld commentaarnota 101

3.86 Werkgroep behoud polder Lagebroek, Broeksloot 10, 3474 HP Zegveld

Samenvatting Inspreker heeft de volgende opmerkingen over het voorontwerpbestemmingsplan. I. Rode contouren van Streekplan 2005-2015 zouden als uitgangspunt moeten dienen De Gemeente Woerden hanteert voor de grenzen van het Voorontwerp Be- stemmingsplan Landelijk gebied 2006 in de polder Lagebroek de rode contou- ren van de 'Nota Rode contouren 2002 van de Gemeente Woerden'. Inspre- ker vindt dat de gemeente alleen het Streekplan 2005-2015 kan hanteren. Tevens heeft Provinciale Staten in een uitspraak d.d. 11 december 2006 aan- geven dat moet worden uitgegaan van de rode contouren van het Streekplan. II. Procedurefouten van de Gemeente Woerden bij het vaststellen van de Nota Rode contouren 2002 De woninguitbreidingslocatie in Zegveld, zoals aangegeven in de 'Nota Rode contouren 2002 van de Gemeente Woerden', is onzorgvuldig en overhaast in- gepland en zijn naar inziens inspreker procedurefouten gemaakt bij het vast- stellen van deze locatie. Inspreker is daarom van mening dat de Nota Rode contouren 2002 in de polder Lagebroek in Zegveld niet als uitgangspunt kan dienen. III. Polder Lagebroek schrappen als toekomstige woningbouwlocatie Inspreker is van mening dat er veel geschiktere inbreidingslocaties aanwezig zijn waar gebouwd kan worden. Tevens is door het Dorpsplatsform aangege- ven dat, als mocht blijken dat in de toekomst woningbouw nodig mocht zijn, lo- caties aan de Hoofdweg geschikter zijn. Inspreker is daarom van mening dat in Polder Lagebroek niet gebouwd moet worden. De percelen die buiten het Be- stemmingplan Landelijk gebied 2006 zijn gehouden zouden volgens inspreker wel moeten worden opgenomen in het Bestemmingsplan Landelijk Gebied 2006 IV. De begrenzing van het plangebied komt niet overeen met de Nota van uitgangspunten In figuur 1 van de 'Nota van uitgangspunten voor het landelijk gebied van Woerden, Kamerik en Zegveld' zijn de percelen zoals genoemd in punt 3 wel opgenomen in het plangebied. Inspreker is daarom van mening dat dit de vier- de reden is om toch deze percelen te laten vallen onder het nieuwe Bestem- mingsplan Landelijk gebied. V. Polder Lagebroek: bijzondere cultuurhistorische cope-ontginning in waaiervorm Inspreker heeft op 16 april 2003 een bezwaarschrift ingediend tegen de ‘ont- werp-Nota van Uitgangspunten voor het landelijke gebied van Woerden, Ka- merik en Zegveld’ omdat de cultuurhistorische waarde van de polder Lage- broek onvoldoende tot uiting kwam. Gemeente is destijds uitgegaan van het MIP. In het MIP werd polder Lagebroek destijds niet aangemerkt als gebied met bijzondere cultuurhistorische waarde. Inspreker is van mening dat de ge- hele polder Lagebroek aangemerkt moet worden als gebied met cultuurhisto- rische waarden, en niet voor een deel zoals in de ‘NvU voor het landelijk ge- bied van Woerden, Kamerik en Zegveld’ is gedaan. Inspreker heeft een brief gestuurd naar de gemeente. Deze is niet besproken tijdens de raadsvergadering van 30 oktober 2003, tevens is er geen behoorlijk antwoord gekregen en werd doorverwezen naar het toekomstige Bestem-

bestemmingsplan landelijk gebied woerden, kamerik, zegveld commentaarnota 102

mingsplan Landelijk Gebied. Inspreker maakt nogmaals bezwaar en verzoekt de gehele polder Lagebroek op te nemen als ‘gebied met bijzondere cultuur- historische waarde. Inspreker is van mening dat het gehele deel tussen de Middenweg, Milandweg en Rondweg/Meije onderdeel uitmaakt van een bij- zondere en unieke cope-ontginning in waaier/ brandervorm. VI. Bescherming gebieden met een bijzondere cultuurhistorische waarde Inspreker heeft in het Voorontwerp Landelijk Gebied 2006’ niet kunnen vinden welke bescherming wordt geboden aan gebieden met een bijzondere cultuurhis- torische waarde. Inspreker is van mening dat hieraan wel aandacht moet worden besteed. Inspreker verneemt graag op welke wijze dit bereikt denkt te worden. VII. Recreatieve waarde van het Branderpad Inspreker heeft in bezwaarschriften van 16 april 2003, 5 september 2003 en 24 oktober 2003 bezwaar gemaakt tegen de ‘(ontwerp)-Nota van uitgangspunten voor het landelijk gebied van Woerden, Kamerik en Zegveld' (inclusief (con- cept)inspraakrapportage omdat in deze (ontwerp)-Nota de recreatieve waarde van het gebied rond het Branderpad onvoldoende tot uiting kwam. Inspreker wil graag dat alle bestaande fiets- en wandelroutes worden opgenomen in de ‘Nota van uitgangspunten voor het landelijke gebied van Woerden, Kamerik en Zeg- veld, en niet alleen de bewegwijzerde routes. Inspreker verzoekt om vooral het Branderpad als fiets- en wandelroute op te nemen en de recreatieve waarde van het gebied rond het Branderpad te bewaren.

Beantwoording I. De gemeente is van mening dat voor haar woningbouwprogramma uiteraard de geschetste kaders in acht moeten worden genomen. Echter, met dit be- stemmingsplan wordt daarvan niet afgeweken.De begrenzing van het plan is gebaseerd op de begrenzing van de bestemmingsplannen voor de kernen Kamerik, Kanis en Zegveld, die recent zijn vastgesteld. Voor de beoogde wo- ningbouwlocatie bij Zegveld wordt wel afgeweken van de grens van het be- stemmingsplan Kern Zegveld. Het gaat om ca. 2 ha weiland, waarin de agra- rische bestemming in stand blijft. Er is voor dit gebied geen bebouwing mogelijk, zonder dat er een nieuw plan wordt gemaakt. Ook de voorlopig be- kende tracés van de BRAVO projecten blijven buiten het plangebied, evenals het buitengebied van Harmelen. Daarnaast zijn wel de bedrijventerreinen Nij- verheidsbuurt en Zegveldse Uitweg en ook het gebied van de Polanerzand- weg in dit plan opgenomen, terwijl deze gebieden wel binnen de rode contour liggen. Er is met name bekeken wat de huidige grenzen van de bestem- mingsplannen zijn en de in gemeentelijk beleid vastgelegde gebieden waarin nieuwe ontwikkelingen te verwachten zijn, zijn buiten het plangebied gelaten. Het is niet juist te stellen dat de begrenzing van die plannen automatisch de (nieuwe) grens zal vormen van de woonbebouwing van die kernen c/q locatie, omdat ook andere functies in een bestemmingsplan voor de kernen/locatie ondergebracht kunnen en zullen worden.Het bestemmingsplan is op zichzelf ook geen grond voor het vastleggen van rode contouren. Die worden, na zorgvuldige afweging tussen provincie en gemeente, door de provincie be- paald. Er is op dit moment dan ook geen aanleiding te veronderstellen dat dit nieuwe bestemmingsplan landelijk gebied bijdraagt aan het ‘oprekken’ van de rode contour. II. De rode contouren dienen niet overal als leidraad voor de begrenzing van het plangebied. De gemeente is daarnaast van mening dat de bedoelde Nota wel degelijk zorgvuldig tot stand is gekomen. Dat is zelfs door de rechtbank be- bestemmingsplan landelijk gebied woerden, kamerik, zegveld commentaarnota 103

vestigd. Het is naar de mening van de gemeente dan ook niet zo dat de be- grenzingen van dit bestemmingsplan aangepast moeten worden, op grond van het gegeven dat de Nota Rode contouren niet zorgvuldig zou zijn opge- steld. III. De gemeente ziet geen aanleiding de begrenzing van het bestemmingsplan te wijzigen. Ze vindt dat bij het vaststellen van de Nota Rode contouren wel de- gelijk een zorgvuldige afweging is gemaakt. Op grond van de recente Nota Wonen blijkt dat er in Zegveld behoefte is aan nieuwe woningen, die niet altijd door middel van inbreiding gerealiseerd kunnen worden. IV. Op moment dat de Nota van Uittgangspunten in 2003 door de Gemeenteraad is vastgesteld, is een afbeelding gemaakt van de toen veronderstelde plangrens. Door ontwikkelingen en beleidskeuzes sinds die tijd is de begren- zing op enkele onderdelen aangepast. Op grote lijnen is de begrenzing echter gelijk gebleven. Er bestaat overigens ook geen juridische noodzaak de be- grenzing in de Nota van Uitgangspunten gelijk te houden aan die van het be- stemmingsplan. V. De gemeente deelt de opvatting over de bijzondere waaierverkaveling. De gemeente heeft een aantal watergangen, die niet bij het Hoogheemraadschap als hoofdwatergang zijn aangemerkt, aangewezen als cultuurhistorisch waar- devolle watergangen. Deze zijn bestemd voor “Water”. Dientengevolge is demping ervan niet mogelijk. Het waterschap heeft al als beleid dat er geen sloten mogen worden gedempt als er percelen breder dan 60m zouden ont- staan De kenmerkende waaierverkaveling nabij Zegveld (Branderpad en om- geving), wordt als cultuurhistorisch waardevol gezien en is daarom tot “Water” bestemd. Water dat tot ‘Water” is bestemd, kan zonder aanlegvergunning niet worden gedempt. Het plan voorziet derhalve wel in een goede bescherming van deze verkaveling. VI. In de toelichting van het bestemmingsplan is wel aandacht besteed aan de cultuurhistorische kwaliteiten in het plangebied, zowel voor wat betreft de be- bouwing als het landschap. Dit is vertaald naar de voorschriften en plankaart. De waardevolle bebouwing heeft extra aandacht en gebruiksmogelijkheden gekregen, met als doel deze voor de toekomst te behouden. (artikel 36.) De waardevolle watergangen zijn bestemd tot water, om eventuele demping er- van tegen te gaan. In het gehele plangebied zijn de gronden die zijn aange- wezen als “Agrarisch – Landschappelijke Waarden” voorzien van de aandui- dingen “openheid” en “verkavelingspatroon”. Door middel van aanlegvergunningen wordt op het bewaren van die kwaliteiten toegezien. Voorts is de gemeente van mening dat het reguliere gebruik van de polder zoals dat al sinds geruime tijd plaatsvindt\, bijdraagt aan het behouden van de kwaliteiten. Er is geen reden te veronderstellen dat de kwaliteiten in de toe- komst als gevolg van onvoldoende regels in het bestemmingsplan, zullen af- nemen. VII. Het Branderpad is bestemd voor “Verkeer”. De functies die door de werkgroep worden bedoeld, zijn binnen deze bestemming mogelijk. Het is niet mogelijk om alle bestaande fiets- en wandelroutes op een kaart te zetten, want dan zou de kaart verouderd zijn voordat de inkt droog is. Zeer regelmatig brengt een organisatie weer een nieuwe route uit. De bewegwijzerde fiets- en wan- delroutes staan wel op een kaart, namelijk in de Nota van Uitgangspunten. In de voorschriften en op de plankaart is het alleen mogelijk en noodzakelijk de verkeersfunctie van de wegen vast te leggen. Over het type verkeer dat wordt

bestemmingsplan landelijk gebied woerden, kamerik, zegveld commentaarnota 104

toegelaten, worden verkeersbesluiten genomen. Fiets- en voetpaden zijn ook toegestaan in de bestemming “Agrarisch – Landschappelijke Waarden”

3.87 Werkgroep Vrienden van ’s-Gravensloot, s-Gravensloot 30, 3471 BN, Kamerik

Samenvatting I. Inspreker heeft waardering voor het consequente beleid wat de gemeente voert. II. Inspreker wil graag dat in deel 2 (juridisch bindende deel) van het bestem- mingsplan ondubbelzinnig opgenomen zien dat alle omschrijvingen van uit- zonderingen en nadere bepalingen, in deel 2 van het bestemmingsplan, nooit kunnen leiden tot het bouwen op niet eerder bebouwde kavels. Dit geld voor alle functies. (peildatum 1-1-2006) Dit uitgangspunt is van belang om het hui- dige landschap te behouden en ook het heel duidelijke uitgangspunt van de provincie Utrecht te realiseren. III. Naar insprekers inziens dient er geen automatisme te zijn dat de bestemming ‘wonen’ automatisch opgenomen wordt in het plan op het moment dat een agrarisch perceel, aangrenzend aan een bebouwd perceel, door de eigenaar van het bebouwde perceel wordt aangekocht. IV. Inspreker pleit er voor dat het Park Bredius en het aangrenzende groenge- bied langs ’s-Gravensloot wordt opgenomen in het Bestemmingsplan Lande- lijk gebied. Momenteel is dit gebied opgenomen in een ‘stedelijk’ bestem- mingsplan en staat het onder grotere druk van stedelijke ontwikkelingen. V. Inspreker pleit er voor dat nadrukkelijker in het bestemmingsplan wordt vast- gelegd dat de weg ’s-Gravensloot een 30 km zone betreft en op grond van die ‘status’ aanvullende maatregelen worden getroffen. VI. Inspreker wil graag de aanduiding terugzien dat de weg ’s-Gravensloot als ecologische verbindingszone genoemd staat VII. Inspreker wenst dat wordt aangegeven welke kaart en documenten tijdens het inspraaktraject en na vaststelling officieel juridische status krijgen.

Beantwoording I. De gemeente neemt de reactie voor kennisgeving aan. II. Dit is het geval. Nieuwe percelen kunnen hooguit worden bebouwd in geval van agrarische bedrijfsverplaatsing van elders. III. De bestemming “Wonen” wordt alleen gelegd als dat de feitelijke functie is. Ook een tuin, die hoort bij een woning, valt daaronder. Feit is dat deze perce- len als tuin bij de naburige woning in gebruik zijn. Daardoor worden ze beter onderhouden en verdwijnt mogelijk de storende beplanting dan een eigenaar op afstand, die weinig controle en toezicht houdt op dergelijke percelen IV. Een goede, planologische bescherming is ter behoud van het park Bredius ui- teraard noodzakelijk. Het maakt echter niets uit in welk bestemmingsplan die bescherming wordt geboden. Omwille van de hanteerbaarheid is als logische grens van het bestemmingsplan Landelijk gebied gekozen voor de grens op de ’s-Gravensloot, ook omdat het Brediuspark in het recent vastgestelde be- stemmingplan Brediuspark is opgenomen. Er wordt geen dubbel werk ver- richt. V. Dit is al de bestaande situatie. In het bestemmingsplan kan dat niet worden opgenomen. Het maakt alleen wegen mogelijk en niet bijvoorbeeld de rijrich- ting en de toegestane snelheid. bestemmingsplan landelijk gebied woerden, kamerik, zegveld commentaarnota 105

VI. De ecologische verbindingszones zijn in het streekplan en in de Natuurge- biedsplannen aangegeven, In het bestemmingsplan is de mogelijkheid opge- nomen om de agrarische bestemming te wijzigen naar natuur voor percelen die liggen in de begrensde natuurgebieden of in of aansluitend aan de ecolo- gische verbindingszone ingeval van aankoop door een natuurorganisatie of bij particulier natuurbeheer. De weg ’s-Gravensloot is geen ecologische verbin- dingszone, maar wel de Grecht. Zowel de inspanningen van de provincie, in het Plan de Venen en van de gemeente zijn er op gericht om via vrijwillige kavelruil een aantal percelen langs de Grecht voor natuurontwikkeling vrij te kunnen ruilen. VII. Als de nieuwe Wet op de ruimtelijke ordening in werking treedt (vermoedelijk medio 2008), is het digitale plan het rechtsgeldige. Het analoge dient dan als ondersteuning voor de raadplegen. Tot die tijd is het analoge plan het rechts- geldige. De terinzagelegging van het ontwerp-plan bepaalt hoogstwaarschijn- lijk of het onder het huidige regiem van de WRO dan wel het nieuwe regiem van de nieuwe Wro komt te vallen.

3.88 Stichting Natuurkampeerterreinen, Postbus 413, 3430 AK Nieuwegein

Samenvatting Inspreker reageert op het Voorontwerp Bestemmingsplan Landelijk Gebied. Inspreker geeft het beleid weer van het huidige en voorontwerp bestemmingsplan Landelijk Ge- bied en heeft de volgende opmerkingen: I. De inspreker mist bij de recreatieparagraaf in het voorontwerp bestemmings- plan een actueel beleidskader waarin de visie van de Gemeente Woerden op dag- en verblijfsrecreatie is vastgelegd. II. Met ingang van 1 januari 2008 wordt de Wet op de Openluchtrecreatie inge- trokken en verdwijnt het regiem van vrijstellingen en ontheffingen. Dat bete- kent dat de Gemeente Woerden, zoals ook de VNG adviseert, ‘kamperen’ bij voorkeur moet regelen via het bestemmingsplan op basis van haar Visie op Verblijfsrecreatie (zie VNG Groene Reeks nr 129). In deze Visie kan het ambi- tieniveau van de Gemeente Woerden worden aangegeven, waarbij men streeft naar diversiteit in aanbod aan verblijfsrecreatie. In dit Voorontwerp wordt volgens inspreker niet aangegeven welk wettelijk kader de Gemeente na 1 januari 2008 gaat gebruiken. III. Inspreker geeft aan dat de locaties nabij Greft en Meije mogelijkheden bieden voor natuurkampeerterreinen IV. Bij de categorie ‘stacaravans’ is in het voorontwerp eveneens het regiem ge- baseerd op de Wet op de Openluchtrecreatie, die per 1 januari 2008 ver- dwijnt. Ook hier wordt niet aangegeven welk wettelijk kader de Gemeente na 1 januari 2008 gaat gebruiken. V. volgens inspreker ontbreekt er een heldere Visie op Verblijfsrecreatie van de gemeente waarin het begrip ‘permanente bewoning’ wordt vastgelegd, res- pectievelijk het ‘niet toestaan’ hiervan voor verschillende vormen van verblijfs- recreatie in het Landelijk Gebied. VI. inspreker vindt dat bij vrijkomende agrarische bebouwing de mogelijkheid moet openblijven voor het ontwikkelen van bestaande en nieuwe vormen van extensieve verblijfsrecreatie in- én buiten het bouwvlak in het Landelijk Ge- bied.

bestemmingsplan landelijk gebied woerden, kamerik, zegveld commentaarnota 106

VII. inspreker vindt dat ook in het na- en voorjaar een boeiend landschap toegan- kelijk moet zijn voor verblijfsrecreatie. VIII. inspreker pleit voor mogelijkheden voor Natuurkampeerterreinen en die moe- ten in de voorschriften opgenomen worden. IX. Inspreker verwijst naar de brochure ‘Een Natuurkampeerterrein in dit gebied zie je niet’ (2006). Hierin worden de specifieke kwaliteiten van een Natuur- kampeerterrein genoemd. Tevens is deze brochure speciaal geschreven in het kader van de intrekking van de Wet op de Openluchtrecreatie en is een leidraad bij het opstellen van een brede Visie op Verblijfsrecreatie.

Beantwoording I. De gemeente is recent gestart met het opstellen van de recreatievisie. Dat kan nog niet verwerkt worden in dit bestemmingsplan, maar de verwachting is dat de gekozen lijn in dit bestemmingsplan met meer ruimte voor verblijfsre- creatie in VAB’s stand houdt. Ze is van mening dat in dit plan een passende, consistente regeling is opgenomen. II. De gemeente hanteert de uitgangspunten van de WOR. Zij heeft, door het vervallen ervan, gekozen voor implementatie van de uitgangspunten van de WOR in dit bestemmingsplan. Vanwege het vervallen van de milieutechni- sche belemmeringen van openluchtrecreatie als gevolg van de nieuwe wet Geurhinder, worden waarschijnlijk wel meer kampeereenheden dan in de wet toegestaan. III. De gemeente neemt kennis van de suggestie. De bestemming laat dit overi- gens niet toe, met uitzondering van op of aansluitend aan een bestemmings- vlak Wonen, Bedrijf of Recreatie. Natuurkampeerterreinen onderscheiden zich alleen van kleinschalig kamperen door de grotere oppervlakte, meer kampeermiddelen en het mag niet bij een agrarisch bedrijf. Er zijn ook ge- bouwde voorzieningen nodig en die horen binnen een bouwvlak of bestem- mingsvlak. Een natuurkampeerterrein past minder goed in het beleid voor het landelijk gebied, want juist als neventak bij een agrarisch bedrijf blijkt klein- schalig kamperen de beleving van het landelijk gebied van Woerden te ver- groten. Er is ook voldoende ruimte in de voorschriften om een kleinschalige camping bij de bestemming Wonen, Bedrijf of Recreatie te mogen oprichten. Er zal voor natuurkampeerterreinen dan ook geen aparte regeling worden op- genomen. IV. De bestaande stacaravans zijn gelegaliseerd en mogen vervangen worden. Dat staat in artikel 37.1 duidelijk verwoord. V. In artikel 1 lid 45 van de voorschriften (begripsbepalingen) is wel degelijk een heldere omschrijving daarvan opgenomen en dat is ook vertaald naar de voorschriften voor stacaravans, zomerwoningen en recreatief nachtverblijf; VI. De ontwikkeling binnen het bouwvlak wordt mogelijk gemaakt via de voor- schriften voor VAB en voor agrarische bedrijven. Buiten het bouw- vlak/bestemmingsvlak is een kleinschalige camping mogelijk en extensieve recreatie is toegestaan. VII. De gemeente deelt die opvatting. VIII. Op moment dat een verzoek voor een natuurkampeerterrein wordt ingediend, zal de aanvraag worden beoordeeld volgens artikel 37 lid 3. Zoals bij punt III al is aangegeven biedt dit voldoende ruimte, mede gezien de afweging om het aantal kampeermiddelen te verruimen. IX. De gemeente neemt kennis van de suggestie van de inspreker.

bestemmingsplan landelijk gebied woerden, kamerik, zegveld commentaarnota 107

3.89 Platform de Groene Buffer, De Hunze 50, 3448 XH Woerden

Samenvatting I. Inspreker juicht de ontwikkeling van het voorontwerp ten zeerste toe omdat dit geheel in lijn ligt van het inspectierapport van VROM. II. Inspreker is van mening dat de tussenzone nabij Molenvliet dient te worden opgenomen in het Voorontwerp vanwege het gelijke karakter van de tussen- zone als landelijk gebied. Tevens wijst inspreker naar de gedateerdheid van het geldende bestemmingsplan (bestemmingsplan ‘Uitbreidingsplan 1966/1967) voor de tussenzone. III. Inspreker conformeert zich met de inspraakreactie van Stichting Kerngroep Bredius. Inspreker verzoekt de schriftelijke inspraakreactie van de Stichting Kerngroep Bredius als ingelast in deze brief te beschouwen. IV. Inspreker is van mening dat het mogelijk maken van agrarische dissonanten als intensieve veehouderij en kassenteelt ernstig afbreuk zou doen aan de ka- rakteristieke kenmerken van het veenweidegebied. De voorschriften laten eventuele verandering van de huidige agrarische bestemmingen in genoemde – ongewenste- agrarische bestemmingen toe. V. Inspreker is van mening dat de planvoorschriften deze mogelijkheid tot wijzi- ging in ongewenste agrarische bestemmingen zoals intensieve veehouderij en kassenteelt, dienen af te grendelen.

Beantwoording I. De gemeente neemt de reactie voor kennisgeving aan. II. De gemeente is van mening dat het gebied tussen de toekomstige westelijke randweg van Woerden en Molenvliet niet een conserverend gebied is. Bij de planvorming over de westelijke randweg zal ook de functie van dit gebied aan de orde komen. Vanwege de doorsnijding door de westelijke randweg is er op de resterende percelen grasland ook geen duurzame agrarische bedrijfsvoe- ring mogelijk. Tijdens de inspraakavond is hierop ingegaan. In dit bestem- mingsplan zijn de grenzen van de Nota Rode contouren aangehouden, zoals die door de raad in 2002 zijn vastgesteld. Tevens zijn de Bravo-projecten bui- ten het plangebied gelaten. Bij Molenvliet is, evenals al grotendeels in het huidige bestemmingsplan Landelijk gebied Woerden is gedaan, het gebied tussen de westelijke randweg en de wijk Molenvliet buiten het plangebied ge- laten III. Verwezen wordt naar de beantwoording die voor de kerngroep Bredius is ge- formuleerd (3.84). IV. Het door inspreker gestelde is niet juist. Alleen in situaties waarbij er op dit moment sprake is van een intensief veehouderijbedrijf danwel een neventak intensieve veehouderij, kunnen die deze als (hoofd)tak voortzetten. Het op- richten van nieuwe glastuinbouwbedrijven als ook van nieuwe intensieve vee- houderijbedrijven wordt niet mogelijk gemaakt. V. Verwezen wordt naar IV.

bestemmingsplan landelijk gebied woerden, kamerik, zegveld commentaarnota 108

3.90 IVN afdeling Woerden, Schermerhornlanen 21, 3445 ET Woerden

Samenvatting I. Inspreker geeft in eerste plaats complimenten voor een zeer gedegen stuk werk. Het behoud van cultuurhistorische zaken en uitbreiding van bebouwing zijn naar de mening van de inspreker goed in kaart gebracht en geregeld. II. Inspreker heeft bedenkingen op de instandhouding van de natuurwaarden. In het plan staat minstens éénmaal dat dit afwijkt van een plan van een hogere overheid. Inspreker vraagt zich af hoe dit kan. Inspreker neemt aan dat deze invulling nog separaat in de inspraak worden gebracht. III. De gebiedsbestemmingen in het Streekplan zijn anders dan gehanteerd in het conceptvoorontwerp bestemmingsplan. Volgens inspreker verhoogt dit niet de eenduidigheid en helderheid voor de gebruiker. IV. In de Nieuwsbrief Bestemmingsplan Landelijk Gebied staat een zinsnede over de verdere procedure die inspreker verbaast. "Als u in die fase geen zienswijze in- dient, dan kunt u daar later bij een ongewijzigd plan geen bezwaar meer tegen maken." Volgens inspreker is dit nooit zo geweest, is de wet gewijzigd? V. Er ontbreekt een gebiedsreferentie, zoals b.v. een grid van kaartvakken of lengte- en breedte graden. Volgens inspreker zou het vermelden van de namen van de polders ook erg behulpzaam zijn voor verwijzingen. Volgens inspreker ontbreken de provincie- en gemeentegrenzen. VI. Vermelding van de bestemmingsplannen en gebiedsbestemmingen van de gebie- den grenzend aan het plangebied zou de waarde enorm verhogen. VII. De strook westelijk van Woerden wijkt zonder enige verklaring af van de grens in de Nota van Uitgangspunten. Inspreker is het daarmee oneens. VIII. Het plandeel B(m) van het bestemmingsplan Middelland-Zuid heeft door de uitspraak van de Raad van State op 25 september 2002 weer de bestemming LG2 gekregen: agrarisch met recreatieve functie. Dit behoort in de plankaart te worden gewijzigd. IX. In de plankaart zijn de tracés van toekomstige ontsluitingswegen alvast inge- tekend en vormen daarmee geen onderdeel van het landelijk gebied meer. Inspreker vindt het op deze manier omzeilen dan de democratische procedu- res onjuist. X. Inspreker maakt bezwaar tegen de oningevulde ZO-hoek: Welk bestemmings- plan is daar van kracht als dat niet het onderhavige is? Op de gemeentelijke site is geen overzicht te vinden van de van kracht zijnde bestemmingsplannen en voor welk gebied ze geldig zijn? In het Streekplan wordt dit gebied echter aangemerkt als landelijk gebied 1 resp. 3, en als veenweidegebied. Boven- dien loopt er door dit gebied een ecologische verbindingszone. In het gebied liggen de natuurpias met de moeraszones, het natuurontwikkelingsgebied Breeveld en de wandelroute langs de Potterskade, waarvan het behoud moet worden veiliggesteld. XI. Inspreker pleit ervoor dat instandhouding van natuurwaarden wordt opgenomen in artikel 4 van de voorschriften voor AL-gebieden. XII. Volgens inspreker is er geen goed vastgestelde ‘nullijn’ en geen uitgangspunt voor beleid. Inspreker vindt dat, door de bescherming van de agrarisch gebonden na- tuurwaarden over te laten aan het particuliere initiatief van de grondbezitter, er on- voldoende bescherming wordt geboden.

bestemmingsplan landelijk gebied woerden, kamerik, zegveld commentaarnota 109

XIII. Inspreker verzoekt meer aandacht te schenken aan de bescherming van natuur- waarden, waarbij opneming van instandhouding van natuurwaarden een minimaal startpunt is. XIV. Inspreker pleit voor opneming in de voorschriften van mogelijk verdere ontwikke- ling van de natuurwaarden voor de gebieden met ALN-bestemming en Waarde- volle Landschapselementen. XV. In het plan wordt de lijst met bijzondere status bomen (BSB) van kracht. De lijst is nog niet uitgegeven. Inspreker wil graag het recht voorbehouden deze lijst in over- leg te complementeren om na te gaan of deze compleet is. Tevens wil inspreker graag zien dat ook expliciet vermeld wordt dat de Bomenverordening in het plan- gebied van kracht is. XVI. Inspreker wil proberen om nogmaals een pleidooi te houden om te proberen de Rietvelse Kade open te stellen, inspreker wil eveneens een pleidooi houden voor het herinvoeren van meer natuurvriendelijker onderhoud. XVII. Inspreker wenst regelgeving tot beperking van lichtuitstraling. Volgens inspreker is dit net zo gewenst als de uitvoerige voorschriften over bouwhoogten van schuren en schuttingen. XVIII. In slechts een klein aantal gevallen is er sprake van strafechtelijke overtreding waarbij tot vervolging kan worden overgegaan. Wat gebeurt er in andere geval- len?

Beantwoording I. De gemeente neemt de reactie voor kennisgeving aan. II. Niet duidelijk is wat inspreker bedoelt. Als het gaat over het behoud van de natuurwaarden, kiest de gemeente voor bewustwording, stimuleren en het creëren van de juiste randvoorwaarden daarvoor, in plaats van het stellen van regels. Dit is ook aan de provincie voorgelegd. Verwezen wordt naar de be- antwoording onder 3.84 (II) en die in paragraaf 2.1 (reactie provincie). III. Verwezen wordt naar de beantwoording onder 3.24 en 3.86. De gemeente moet wel rekening houden met de zonering in het Streekplan, maar heeft ei- gen beleidsruimte om afwegingen te maken. Voor de inwoners is het be- stemmingsplan bindend. IV. Formeel stelt de wet dat alleen indieners van zienswijzen tegen het ontwerp- bestemmingsplan, een bezwaar bij de provincie kunnen indienen ter voorbe- reiding op de goedkeuring door de provincie. In de nieuwe Wro zal overigens het goedkeuringbesluit van de provincie komen te vervallen. Dit geldt ook voor het beroep op de Raad van State. Dat was in de oude WRO ook al altijd zo. V. De gemeente zal bekijken of het mogelijk is deze op te nemen op de plan- kaart . VI. De plannen worden in de toelichting vermeld. De huidige digitalisering leidt er uiteindelijk toe dat voor Nederland een geheel aan op het internet raad- pleegbare plannen ontstaat. Dan zijn de omliggende plannen ook in te zien. Door die ontwikkeling is het lastig de omliggende plannen ook in dit plan te presenteren. VII. Tijdens de inspraakavond is hierop ingegaan. In dit bestemmingsplan zijn de grenzen van de Nota Rode contouren aangehouden, zoals die door de raad in 2002 zijn vastgesteld. Tevens zijn de Bravo-projecten buiten het plange- bied gelaten. Bij Molenvliet is, evenals al grotendeels in het huidige bestem- mingsplan Landelijk gebied Woerden is gedaan, het gebied tussen de weste- lijke randweg en de wijk Molenvliet buiten het plangebied gelaten. bestemmingsplan landelijk gebied woerden, kamerik, zegveld commentaarnota 110

VIII. Dit perceel ligt buiten de begrenzing van het bestemmingsplan Landelijk ge- bied en ook binnen de rode contouren van het streekplan. De gemeente ziet geen reden om dat perceel in het bestemmingsplan Landelijk gebied op te nemen. Er wordt een vrijstellingsprocedure doorlopen om daar het tankstation te realiseren. Het overige gebied langs de Wulverhorstbaan is in een recent vastgesteld bestemmingsplan opgenomen. IX. De gemeente deelt die mening niet. Het doorlopen van procedures voor de aanleg van wegen dient zorgvuldig plaats te vinden. Het is niet juist in een conserverend plan de aanleg ervan mogelijk te maken. Voor die gebieden zullen aparte, democratische procedures worden doorlopen. X. Het gebied maakt geen deel uit van het bestemmingsplan, omdat het in het recent onherroepelijk geworden bestemmingsplan Buitengebied Harmelen zit. Dat staat ook uitgebreid in de toelichting vermeld. XI. Verwezen wordt naar de beantwoording onder II van brief van inspreker. XII. Verwezen wordt naar de beantwoording onder II van brief van inspreker. De natuurwaarden worden beschermd door de landschappelijke waarden te be- schermen. Slootkantbeheer, maaibeheer e.d. vergroten de natuurwaarden, maar dergelijk beheer wordt niet in het bestemmingsplan geregeld. De ge- meente acht het ongewenst de ontstane natuurwaarden als gevolg van agra- risch natuurbeheer vast te leggen. De bestaande begrensde natuurgebieden hebben wel de bestemming Natuur. XIII. De gemeente is van mening dat hiervoor voldoende waarborgen zijn opge- nomen in het plan. Ze ziet geen reden te veronderstellen dat de aanwezige natuurwaarden in de natuurgebieden niet behouden zullen blijven. XIV. Zodra duidelijk is op welke wijze het ALN-gebied ontwikkeld zal worden, zul- len voorschriften worden opgenomen om die ontwikkeling mogelijk te maken. De gemeente gaat er op dit moment vanuit dat het gebied de agrarische hoofdfunctie houdt in gebruik blijft. De wijziging naar de hoofdfunctie natuur is ook mogelijk. De bescherming van de Waardevolle Landschapselementen acht ze voldoende geregeld. XV. De BSB- lijst is in het plan vertaald. De eigenaren zijn allen geïnformeerd en de Bomenverordening, waarop de BSB lijst is gebaseerd, is van kracht. Dit is niet in het bestemmingsplan geregeld, maar is bedoeld voor de regelgeving rondom de kapvergunning. Inspreker kan tegen de lijst geen bezwaar meer indienen, behalve tegen specifieke aanduidingen of voorschriften in het be- stemmingsplan. XVI. Het bestemmingsplan houdt openstelling van de kade niet tegen. Nader over- leg met belanghebbenden is wel noodzakelijk om de openstelling te realise- ren. XVII. Hierop zal worden toegezien bij het verlenen van de milieuvergunningen. Ze verwacht overigens dat het aspect licht, gezien de geringe hoeveelheid kas- sen en het feit dat nieuwe niet worden toegestaan, geen probleem vormt. XVIII. Daar wordt handhavend tegen opgetreden.

3.91 LTO Woerden e.o, Rondweg 40, 3474 KG Zegveld

Samenvatting I. Inspreker is van mening dat een kwalitatief zeer goed ontwerp is samenge- steld dat op hoofdlijnen de instemming van de inspreker heeft.

bestemmingsplan landelijk gebied woerden, kamerik, zegveld commentaarnota 111

II. Inspreker verzoekt om de maximale inhoud van zowel de huidige bedrijfswo- ningen als van de voormalige bedrijfswoningen te vergroten. Dit inzake de beperkingen die zijn opgelegd voor de maximale wooninhoud van 600m³. III. Inspreker verzoekt erf afscheidingen langs wegen te vergroten van 1m naar 1,5 m hoogte. Dit gezien een afscheiding veelal ook fungeert als veeafschei- ding en uit veiligheidsoverwegingen deze maatvoering essentieel is. IV. Inspreker verzoekt het inschakelen van de ABC commissie te schrappen uit het bestemmingsplan daar het volgens de inspreker geen toegevoegde waar- de heeft en een vermindering van de administratieve en financiële lasten met zich meebrengt. Volgens inspreker heeft Woerden voldoende professionals in huis. V. Inspreker verzoekt de passage aan te passen waarin staat dat kleine agrari- sche bedrijven alleen via een vrijstelling een bouwvergunning kunnen krijgen. Ter voorkoming van de verpaupering van deze groep bedrijven moeten ze volgens inspreker niet afhankelijk zijn van een administratieve rompslomp voor het verkrijgen van een vergunning. VI. Tijdens de klankbordgroepbijeenkomst is door LTO aangegeven dat het ont- wikkelen van kleinschalige elementen niet zou mogen leiden (op termijn) tot nieuwe natuurgebieden.

Beantwoording I. De gemeente neemt de reactie voor kennisgeving aan. II. Verwezen wordt naar de beantwoording onder 3.11. III. In de agrarische bestemming zijn erfafscheidingen tot 2 m hoogte toegestaan. In artikel 34, bouwen langs wegen is alleen aangegeven dat de erfafscheiding op een bepaalde afstand van de weg moet worden gebouwd, maar de hoogte is niet bepaald. Ook hekwerken buiten bouwvlakken mogen 2 m zijn. Alleen in de bestemming Wonen staat foutief 1 m. Dat moet 2 m zijn voor erfafschei- dingen en 12 m voor overige bouwwerken (bijv. vlaggenmast), net zoals bij al- le andere bestemmingen. IV. De gemeente deelt die mening niet. Zij heeft niet altijd de expertise en de ge- legenheid om zelf agrarische bedrijfsplannen adequaat te kunnen beoordelen en er moet de mogelijkheid blijven om daarvoor een andere agrarisch des- kundige in te schakelen, zoals de ABC-commissie. V. Bij het opstellen van die passage heeft de gemeente de overweging van LTO wel betrokken. De ervaring leert echter dat vooral bij kleine agrarische bedrij- ven te vaak loodsen/schuren zijn opgericht, die van meet af aan niet agrarisch in gebruik zijn genomen. De gemeente wil dergelijke situaties voorkomen. Ze acht het dan ook noodzakelijk de vrijstelling in het plan te laten. Door deze vrijstelling kunnen de bouwpercelen zelf groter blijven, want dan is er, als het echt noodzakelijk is bijv. vanwege milieueisen, ook voldoende ruimte binnen het bouwperceel om een nieuw gebouw op te richten. VI. Kleinschalige elementen worden wel toegestaan binnen de bestemming “Agrarisch – Landschappelijke Waarden”. Dit met het oog op landschapsont- wikkeling en agrarisch natuurbeheer. Nieuwe elementen worden echter niet aangemerkt als ‘voor verzuring gevoelig’. (De peildatum voor die aanwijzing is 1988; alleen voor verzuringsgevoelige natuurgebieden met voldoende om- vang die voor die tijd aanwezig waren, zijn als ‘voor verzuring gevoelig’ aan- gemerkt.

bestemmingsplan landelijk gebied woerden, kamerik, zegveld commentaarnota 112

4. VERSLAG INSPRAAKAVOND

bestemmingsplan landelijk gebied woerden, kamerik, zegveld commentaarnota 113

bestemmingsplan landelijk gebied woerden, kamerik, zegveld commentaarnota 114

Inspraakavond voorontwerp-bestemmingsplan Landelijk gebied, gehouden op 16 januari 2007 in het Stadhuis van Woerden.

Aanwezig : Wim Groeneweg - Wethouder Gemeente Woerden Marieke de Groot - Beleidsmedewerker Ruimtelijke Ordening Michiel Uitdehaag - Planoloog AmerAdviseurs Bezoekers : Zie presentielijst

Verslag : Marjan ter Wee (Tekstbureau Talent, [email protected] )

Wethouder Groeneweg opent de inspraakavond en heet de aanwezigen welkom.

Aan het nieuwe bestemmingsplan is vier jaar gewerkt. In 2003 werden de uitgangs- punten vastgesteld. Wethouder Groeneweg opent de vergadering en geeft een inleiding over het nieuwe bestemmingsplan. Hij geeft aan wat het belang van het plan is in relatie tot onder meer de agrarische toekomst van het gebied. Het plan waarborgt de kwaliteiten van het Groene Hart door het vastleggen van de functies die aanwezig zijn Het buitengebied van de gemeente Woerden vormt een belangrijk onderdeel van het Groene Hart. Het karakteristieke landschap daar is vooral ontstaan door agrarische activiteit. De kern van het plan is dat er ruimte moet komen voor de boeren, zodat zij aan het werk kunnen blijven. Voor de agrarische percelen en gebouwen, die vrijkomen vanwege het feit dat het aantal boerenbedrijven afneemt, zijn regels vastgelegd voor het (her-)gebruik. Dit om de structuur van het gebied zoveel mogelijk te handhaven. In de presentatie ‘Bestemmingsplan landelijk gebied Woerden, Kamerik, Zegveld’ wordt verder toegelicht wat de plannen met het buitengebied zijn. (Voor het gebied ‘Harme- len’ is er een apart bestemmingsplan.) In het bestemmingsplan is aangegeven door middel van voorschriften (regels) wat de mogelijkheden tav bebouwing en gebruik zijn; op de plankaart is aangegeven waar. Naast de indeling van het landschap is er gekeken naar de bodem, natuur, cultuurhis- torie, water, landbouw, archeologie, verkeer en functies op de percelen. Ook milieu- aspecten zoals geluid, luchtkwaliteit, veiligheid en geurhinder zijn onderzocht en be- trokken in de planvorming.

De inspraakronde loopt tot 25 januari 2007. Tot die datum kan bezwaar worden ge- maakt, middels de reactieformulieren die vanavond in de zaal liggen, maar ook per e- mail of brief. In mei/juni 2007 vinden er Ronde Tafelgesprekken plaats voordat het plan naar de Provincie gaat. Voor deze gesprekken zal een uitnodiging verschijnen op de infopagi- na van de Woerdense Courant.

bestemmingsplan landelijk gebied woerden, kamerik, zegveld commentaarnota 115

Per 1 januari 2008 treedt de nieuwe wet op de Ruimtelijke Ordening in werking. Als het plan na die datum ter inzage wordt gelegd, hoeft alleen de gemeenteraad zijn goedkeuring eraan te geven. Beroep tegen het goedkeuringsbesluit is dan wel moge- lijk bij de Raad van State.

P A U Z E

Na een korte pauze is er gelegenheid om vragen te stellen. De volgende vragen / op- merkingen worden naar voren gebracht. VRAGEN

Heer Koot: Wanneer mijn grond moet worden onderzocht op archeologische betekenis, betaalt de gemeente dat dan? Antwoord: Nee, dat wordt niet door de gemeente betaald. De Meije is een archeologisch waar- devol gebied. Wanneer er dieper dan 50 cm gegraven moet worden, moet met onder- zoek worden aangetoond dat er geen consequenties zijn voor de archeologische waarde . Om deze onderzoekskosten te vermijden zoueen mestkelder bijvoorbeeld bovengronds gebouwd kunnen worden. Er is in het gebied met hoge archeologische verwachtingswaarden geen absolute ze- kerheid te geven of en waar zich archeologische resten in de grond bevinden. Dat wordt pas duidelijk als je gaat graven. Onderheien en funderen wordt wel toegestaan, (palen worden als minder bedreigend ervaren dan het bouwen van een hele kelder.) De gemeente kan de kosten niet compenseren, het betreft Europese regelgeving waarbij is overeengekomen dat ‘de veroorzaker’ betaalt. Het enige advies om alle kos- ten te vermijden dat nu gegeven kan worden is: vraag dit jaar bouwvergunning aan, nu het oude bestemmingsplan nog geldt. De gemeente ziet ook graag inspraakreac- ties tegemoet, waarin blijk wordt gegeven van de ontevredenheid over de regeling. Zij kan daarmee naar de hogere overheden om het probleem aan te kaarten.

Heer De Groot: Is de inhoud van het convenant ‘Nieuw groen is vrij groen’ terug te vinden in het be- stemmingsplan? Antwoord: Nee, dat is niet terug te vinden in het nieuwe bestemmingsplan. Het ‘vrije groen’ maar ook gronden die beheerd worden in het kader van agrarisch natuurbeheer, krijgen geen natuurbestemming (conform de afspraken in het convenant).

Vraag: Uitgaande van de regel ‘ruimte voor ruimte’, stel dat je in de nieuwe situatie niet vol- doet aan de strengere kwaliteitseisen. Je mag bijvoorbeeld een gebouw niet slopen. Is de gemeente dan bereid om in de ‘rafelranden’ locaties vrij te geven of vist betrokkene dan achter het net? Bedoeld wordt vooral of de extra woning daadwerkelijk op de ka- vel teruggeplaatst moet worden, of dat de gemeente medewerking kan weigeren op grond van de kwaliteitseisen. Antwoord: Er is nergens sprake van lelijke rafels, overal zijn mooie linten. Het idee om de woning niet op de kavel te compenseren maar met een kavel ‘langs de rand van de nieuw- bouw’ vindt Marieke de Groot een sympathiek idee waar zij over na wil denken.

bestemmingsplan landelijk gebied woerden, kamerik, zegveld commentaarnota 116

Heer Hoogendoorn: Welke mogelijkheden zijn er om bestaande oude karakteristieke bebouwing - die ei- genlijk niet anders dan gesloopt moet worden - in stand te houden en te renoveren? Bij sloop en herbouw geldt de regel dat er maximaal 600 m³ opnieuw bebouwd mag worden, dat kan onvoordelig uitpakken. Antwoord: Die regelgeving zit in het bestemmingsplan. Wanneer karakteristieke hoofdgebouwen, cultuurhistorisch waardevolle bijgebouwen, MIP-panden of Monumenten een zeer slechte bouwkundige staat hebben, is er een regeling om deze wel volledig te her- bouwen in dezelfde stijl. Uiteraard met behoud van de karakteristieke elementen en met toestemming van de Monumentencie.

Heer Van ’t Zelfde (namens Hugo Kotenstein): De uitgangspunten van het plan staan ons bijzonder aan. Maar wordt er wel rekening gehouden met de omgeving wanneer de mogelijkheid gegeven wordt om ‘flexibel om te gaan met nieuwe bebouwing’ of wanneer er een nieuwe functie aan de bebouwing mag worden toegekend? Antwoord: In principe is er alleen bij agrarische bedrijven uitbreiding van bebouwing mogelijk. Verder is er altijd de welstandstoets. Bij ‘ruimte voor ruimte’ of de saneringsregeling die geldt voor het hergebruik van agra- rische bebouwing voor niet-agrarische functies, moet het plan passen in de omgeving. Aan die wijzigingen worden ook voorwaarden gesteld! Bij het intekenen van de bouw- vlakken is er sturing gegeven aan de inpassing in het landschap. (overwegend in de diepte ipv in de breedte getekend)

Mevrouw Versteegt: Wanneer twee boerderijen worden omgebouwd tot vier wooneenheden, hoe wordt dan omgegaan met de stankcirkel van 50 meter? Antwoord: De 50 meter stankcirkel is een groot probleem. De gemeente zou die graag verkleinen naar 25 meter; dit zou kunnen via een nieuwe verordeningsmogelijkheid. Binnen het Groene Hart wordt momenteel breed gewerkt om een soort modelverordening, te krij- gen waar hopelijk meer mee mogelijk is. Laat duidelijk zijn dat als de agrarische bedrijfsvoering zou kunnen worden belemmerd als gevolg van de realisatie van nieuwe stankgevoelige objecten, die realisatie van gevoelige objecten geen doorgang zal vinden.

Heer Spuijbroek: Het Wijkplatform Staatsliedenkwartier wil pleiten voor de aanleg van een voetgangers- en wielrijderspad in het verlengde van de Cattenbroekerlaan, over de Rijn, naar de begraafplaats. Spreker wil dit plan alvast bekend maken zodat het straks andere plan- nen niet doorkruist; hij zal de schriftelijke uitwerking van dit plan straks overhandigen. Antwoord: Nieuwe bruggen zijn in het bestemmingsplan mogelijk. We zullen er naar kijken of uw plan haalbaar is. Daar komen meerdere zaken bij kijken dan alleen het bestemmings- plan, waaronder de financien en toestemming van het Hoogheemraadschao.

Vraag: Hoe staat het met het onderzoek naar het bedrijventerrein in Molenvliet West? Antwoord: bestemmingsplan landelijk gebied woerden, kamerik, zegveld commentaarnota 117

De Provincie heeft de positie van het toekomstige bedrijventerrein zo ongeveer aan- gegeven, maar de gemeente is zeer kritisch. Het huidige bestemmingsplan zegt dat het landelijk gebied is. Als de gemeente weigert om er een bedrijventerrein te realise- ren zijn er nog wel mogelijkheden voor de Provincie om het plan door te zetten, maar het is zeer onwaarschijnlijk dat het dan toch doorgaat.

Heer Haaksman: Is er al duidelijkheid over de begrenzing van het gebied i.v.m. de BRAVO-plannen? Antwoord: Het voorlopige tracé van de oostelijke randweg dat toen bekend was, is buiten het bestemmingsplan gelaten.

Heer Bugter/heer Lighthart Schenk: Aansluitend aan het bestemmingsplan zit aan de rand van Molenvliet bij het wijkpark een witte strook. Wanneer wordt daar een bestemmingsplan voor gemaakt? Wij willen dat dat groen landschap blijft, ooit is door een vorige wethouder toegezegd dat er een bos of een park zou komen. Wat beloofd is, is beloofd! Antwoord: Over die strook is in 2008 meer zekerheid. De meest concrete ontwikkeling voor dat gebied is de randweg, er liggen geen plannen voor bebouwing. De wethouder geeft echter aan dat dingen kunnen veranderen en dat absolute zekerheid over de be- stemming van een bepaald gebied niet te geven is, maar in dit gebied zal er naar zijn inschatting in de komende jaren niet gedacht worden aan bebouwing. Hij gaat er van uit dat er hooguit een hele kleine kans bestaat dat er een bedrijventerrein komt. Mw. De Groot voegt er aan toe dat de rand van de bebouwde kom altijd een onzeker gebied is. Zeker is dat deze witte strook niet ontwikkeld zal worden in het kader van dit bestemmingsplan (omdat het buiten het plangebied is gelegen).

Heer Spek: In het oude bestemmingsplan staat dat agrarische bedrijven niet gehinderd mogen worden door burgeractiviteiten. Antwoord: Dat is ook in het nieuwe bestemmingsplan het uitgangspunt, maar de milieuwetgeving kan in dit verband meer belemmeringen opleveren dan het bestemmingsplan.

Heer De Groot: De 50 meter stankcirkel is het vooral een probleem bij ‘uitbreiding in de toekomst’. Wanneer je volgens de regels 80 koeien mag houden en je wilt uitbreiden naar 110 dan zit ineens de buurman te dichtbij. Wie krijgt dan het ‘gelijk’ van de gemeente? Antwoord: Dat is een hele lastige materie, maar het uitgangspunt dat de boer zijn bedrijf moet kunnen uitoefenen, weegt zwaar. Hierbij wordt ook gekeken naar de toekomstige uit- breidingskansen van het agrarische bedrijf. Er zit bovendien een mogelijkheid in het plan om de vorm van de kavel te veranderen zodat de bebouwing verder naar achteren kan worden geprojecteerd.

Vraag: Het is bekend dat de rondweg er komt, is het ook al bekend waar de brug over de Rijn komt? Antwoord: De brug komt aan de oost kant bij de waterzuivering. (Nav opmerking op het verslag) bestemmingsplan landelijk gebied woerden, kamerik, zegveld commentaarnota 118

Heer De Groot: Geeft het bestemmingsplan ook mogelijkheden voor de uitbreiding van nevenactivitei- ten, bijvoorbeeld de uitbreiding van een camping van 15 naar 20 eenheden? (Tip: kijk ook wat omliggende gemeenten in zo’n geval doen.) Antwoord: De wet op de openluchtrecreatie vervalt per 2008. Dan kan de gemeente zelf bepalen hoe groot zo’n camping mag worden. De maximale grootte moet echter altijd bekeken worden, want er kunnen ook maatschappelijke redenen zijn om te maximeren, bij- voorbeeld verkeersdruk. Een ander argument is dat de inkomsten uit de nevenactivi- teit niet de hoofdinkomsten mogen worden. Maar de ruimte om te vergroten, bijvoor- beeld volgens een andere richtlijn, zit er in. Gaat de gemeente ook onderzoek uitvoeren om de archeologische strook te kunnen verkleinen? Antwoord: Op basis van onderzoeken die in het kader van bouwvergunningen e.d of anderszins uitgevoerd worden, kan de strook op de kaart mogelijk aangepast worden, maar een actief beleid daartoe van de gemeente zal niet het geval zijn!

Heer De Bruin: Gaat het bij te slopen gebouwen alleen over het vloeroppervlak of ook om de ruimte er omheen en mag je dezelfde aantal m² terugbouwen als die je gesloopt hebt? Antwoord: Bij een agrarisch bouwperceel mag je voor agrarische bedrijfsvoering volledig her- bouwen. Voor niet-agrarische bedrijfsvoering is herbouw voor de helft van het oppervlak toege- staan.

Vraag: Bij het bestemmingsplan Groene Hart heb je te maken met verschillende gemeenten en Provincies. Hoe krijg je alle belangen op één rij? Antwoord: Belangenbehartiging gaat een rol spelen. Provincies kunnen tegenstrijdige belangen hebben. Er komen daardoor ook politieke argumenten in het spel. We moeten er met elkaar uitkomen via de weg van de politiek en de democratie.

Heer De Vos: Wat als een woning, die nu al groter is dan 600 m³, herbouwd moet worden onder het nieuwe bestemmingsplan? Volgens jurisprudentie moet je binnen 10 jaar maatregelen nemen. Antwoord: Die jurisprudentie is mevrouw De Groot niet bekend. Een woning van die inhoud valt onder het overgangsrecht en bij herbouw valt het onder de calamiteitenregeling. Ze ontvangt graag de recente jurisprudentie daarover.

Wethouder Groeneweg sluit de avond om 22.25 uur en dankt de aanwezigen voor hun inbreng.

(Bijlage: presentielijst)

bestemmingsplan landelijk gebied woerden, kamerik, zegveld commentaarnota 119

Presentielijst inspraakavond voorontwerp-bestemmingsplan Landelijk gebied 16 januari 2007 Trouwzaal Stadhuis Woerden

Naam Adres Postcode Woonplaats

F. Bugter Parklaan 22 3448 ZM Woerden D. Ligthart Schenk Parklaan 40 3448 ZM Woerden Chris van Iersel Seringenlaan 23 3442 HK Woerden J.A. Spuijbroek Fort Oranje 69 3445 DA Woerden H.J. Hoogendoorn Mijzijde 6 3471 GM Kamerik Bert de Groot ’s Gravensloot 14 3471 BM Kamerik Teus de Bruijn Hoofdweg 144 3474 JK Zegveld P. de Bruijn Hoge Rijndijk 13 3449 HD Woerden P. Bon Reigerstraat 14b 3471 XG Kamerik T. van Staalduinen Mijzijde 92 3471 GR Kamerik D. van ’t Zelfde Tournoysveld 10 3443 ET Woerden K. van Horij Kievitstraat 11 3443 BD Woerden N.M. Verboom Hoofdweg 179 3474 JD Zegveld C.J. van Leeuwen Breeveld 16a 3445 BB Woerden Maarten Spek Bourwoutswaarder 85 3449 HK Woerden J.P.C. Breunesse Breeveld 17 3445 BB Woerden C. Koot Oude Meije 10 3474 KM Zegveld Fam. De Jong Barwoutswaarder 168 3449 HS Woerden P. de Wit Barwoutswaarder 162 3449 HS Woerden Fam. Le Poole Rietveld 73-75 3443 XB Woerden C.J. Baars P/A Amsteloord 13 3448 BA Woerden J.C. de Vos Sonatelaan 11 3438 TG Nieuwegein W. Hoogland Veldwijk 8 3446 HB Woerden E. Haaksman Zwet 13 9932 AA Delfzijl T. Jansonius Postens 48 3500 AA Utrecht B.H. Oudshoorn + Meije 207 3474 MB Zegveld M. Oudshoorn-v.d. Wind

bestemmingsplan landelijk gebied woerden, kamerik, zegveld commentaarnota