ontwerp projectbesluit Gebruikswijziging voormalig MMC Donderen Gemeente Projectnummer 250272

Inhoudsopgave

Ruimtelijke onderbouwing 5

Hoofdstuk 1 Inleiding 7 1.1 Aanleiding en doel 7 1.2 Ligging en begrenzing plangebied 7 1.3 Vigerend bestemmingsplan 8 1.4 Leeswijzer 8 Hoofdstuk 2 Beleidskader 9 2.1 Rijksbeleid 9 2.2 Provinciaal beleid 11 2.3 Gemeentelijk beleid 12 Hoofdstuk 3 Plangebied 15 3.1 Geschiedenis en huidige situatie 15 3.2 Toekomstige situatie 17 Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten 25 4.1 Akoestiek 25 4.2 Archeologie 26 4.3 Bodem 27 4.4 Cultuurhistorie 28 4.5 Ecologie 29 4.6 Explosieven 30 4.7 Externe veiligheid 31 4.8 Luchtkwaliteit 31 4.9 Milieuzonering 33 4.10 Straling 33 4.11 Verkeer en parkeren 33 4.12 Vormvrije m.e.r. 35 4.13 Water 35 Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid 37 5.1 Economische uitvoerbaarheid 37 5.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid 37

Bijlagen 39

Bijlage 1 Schetsschuit Ontwikkeling Militaire Terreinen 41 Bijlage 2 Verkoopleidraad 55 Bijlage 3 Publiek Programma van Eisen 67 Bijlage 4 Landschappelijke en Inrichtingsvisie 89 Bijlage 5 Overdrachtsinformatie 119 Bijlage 6 Bodem - Verkennend bodemonderzoek 131 Bijlage 7 Bodem - Actualiserend grondwater bodemonderzoek 139 Bijlage 8 Ecologisch onderzoek 147 Bijlage 9 Aanvullende memo ecologie 185 Bijlage 10 Watertoets 189

blad 2 van 194 Ruimtelijke Ordening - Oranjewoud ontwerp projectbesluit Gebruikswijziging voormalig MMC Donderen Gemeente Tynaarlo Projectnummer 250272

blad 3 van 194 Ruimtelijke Ordening - Oranjewoud ontwerp projectbesluit Gebruikswijziging voormalig MMC Donderen Gemeente Tynaarlo Projectnummer 250272

blad 4 van 194 Ruimtelijke Ordening - Oranjewoud ontwerp projectbesluit Gebruikswijziging voormalig MMC Donderen Gemeente Tynaarlo Projectnummer 250272 Ruimtelijke onderbouwing

blad 5 van 194 Ruimtelijke Ordening - Oranjewoud ontwerp projectbesluit Gebruikswijziging voormalig MMC Donderen Gemeente Tynaarlo Projectnummer 250272

blad 6 van 194 Ruimtelijke Ordening - Oranjewoud ontwerp projectbesluit Gebruikswijziging voormalig MMC Donderen Gemeente Tynaarlo Projectnummer 250272

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

In 2004 heeft DLG van het ministerie van LNV de opdracht gekregen om, in nauwe samenwerking met Dienst Domeinen, voor 53 overtollig geworden militaire terreinen (in totaal 2.100 hectare) een nieuwe bestemming te vinden. Per terrein zoeken provincies, gemeenten, andere betrokkenen en DLG naar een bestemming die het beste bij het gebied past. Dit proces heeft de afgelopen jaren plaatsgevonden voor munitiemagazijncomplex (MMC) bij Donderen plaatsgevonden. Nadat bepaald is welke bestemming MMC Donderen zou kunnen krijgen, heeft in 2010 de verkoop van het terrein plaatsgevonden. Het terrein is aangekocht door Donderboerkamp B.V., die het op zijn beurt verhuurt binnen de gestelde kaders. Het huidige gebruik , passend binnen de gestelde uitgangspunten, is echter strijdig met het vigerende planologische regime ter plekke. Aangezien de uitgangspunten mede zijn opgesteld door en met medeweten van de diverse overheden en omdat het gebruik passend is binnen de uitgangspunten dient de situatie gelegaliseerd te worden. Om de legalisatie mogelijk te maken is een omgevingsvergunning aangevraagd bij de gemeente Tynaarlo. Deze ruimtelijk onderbouwing maakt onderdeel uit van de vergunningsaanvraag. 1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Het plangebied ligt langs de provinciale weg (N858), bekend als de Norgerweg, die de plaatsen Norg (3.500 inwoner) en Donderen (450 inwoners) met elkaar verbindt. Het complex ligt op circa vier kilometer van Norg en op circa drie kilometer van Donderen. Het complex ligt op de gemeentegrens van de gemeente Tynaarlo en de gemeente Noordenveld. Het gebied is circa 12,97 hectare groot, hiervan ligt 8,57 hectare in de gemeente Tynaarlo en 4,4 hectare in de gemeente Noordenveld. Aangezien het grootste deel in de gemeente Tynaarlo ligt, coördineert deze gemeente de omgevingsvergunningaanvraag. Op onderstaande afbeelding is de ligging van het plangebied weergegeven.

blad 7 van 194 Ruimtelijke Ordening - Oranjewoud ontwerp projectbesluit Gebruikswijziging voormalig MMC Donderen Gemeente Tynaarlo Projectnummer 250272

Afbeelding 1.1: ligging plangebied

Aan de noord- en oostzijde grenst het plangebied aan een intensief landbouwgebied met grote agrarische bedrijven. Aan de zuid- en westzijde is het complex omsloten door een bosgebied in eigendom van Staatsbosbeheer. Aan de zuidzijde gaat dit boscomplex over in een archeologisch waardevol heideterrein; het Noordseveld. Aan de westzijde gaan de bossen over in een beekdal welke in de herinrichting Roden-Norg wordt ingericht als natuur en onderdeel uitmaakt van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). 1.3 Vigerend bestemmingsplan

Het plangebied valt binnen de bestemmingsplannen buitengebied van de gemeente Tynaarlo en Noordenveld. In beide bestemmingsplannen heeft het bunkercomplex de bestemming 'Munitiedepot'. De nieuwe functies passen niet binnen deze bestemming. Om die reden wordt door middel van een omgevingsvergunning, waar deze ruimtelijke onderbouwing deel van uitmaakt, afgeweken van de geldende plannen. Daarnaast wordt aangrenzend aan dit plangebied een nieuw landgoed ontwikkeld, hiervoor zal te zijner tijd een nieuw bestemmingsplan worden opgesteld. 1.4 Leeswijzer

In Hoofdstuk 2 wordt het relevante beleidskader beschreven, zoals dat van toepassing is op het plangebied. Hoofdstuk 3 beschrijft het plangebied, waarbij eerst wordt ingegaan op de huidige situatie en vervolgens op de beoogde situatie. In Hoofdstuk 4 de omgevingsaspecten worden beschreven, afgesloten wordt met het hoofdstuk uitvoerbaarheid.

blad 8 van 194 Ruimtelijke Ordening - Oranjewoud ontwerp projectbesluit Gebruikswijziging voormalig MMC Donderen Gemeente Tynaarlo Projectnummer 250272

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Rijksbeleid

2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. De SVIR vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Tevens vervangt het de ruimtelijke doelen en uitspraken in de volgende documenten: PKB Tweede structuurschema Militaire terreinen, de agenda landschap, de agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta. In de SVIR schetst het kabinet hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Het ruimtelijke- en mobiliteitsbeleid wordt meer aan provincies en gemeenten overgelaten. Hieronder valt bijvoorbeeld het landschapsbeleid. De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals een goed vestigingsklimaat, een degelijk wegennet en waterveiligheid. Tot 2028 heeft het kabinet in de SVIR drie Rijksdoelen geformuleerd: de concurrentiekracht vergroten door de ruimtelijk-economische structuur van Nederland te versterken. Dit betekent bijvoorbeeld een aantrekkelijk (internationaal) vestigingsklimaat; de bereikbaarheid verbeteren; zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden. De provincies en gemeenten krijgen in het nieuwe ruimtelijke- en mobiliteitsbeleid meer bevoegdheden. Bijvoorbeeld op het gebied van landschappen, verstedelijking en het behoud van groene ruimte. Provincies en gemeenten zijn volgens het kabinet beter op de hoogte van de situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties. Daardoor kunnen zij beter afwegen wat er in een gebied moet gebeuren. Het opstellen van dit bestemmingsplan past in die lijn.

2.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) regelt de doorwerking van nationale belangen op ruimtelijk gebied in gemeentelijke bestemmingsplannen door het stellen van de juridische kaders. Het Barro is ook wel bekend als de AMvB Ruimte. Het besluit is per 17 december 2011 in werking getreden. In het huidige Barro zijn opgenomen: het Project Mainportontwikkeling Rotterdam; militaire terreinen en -objecten; de Wadden; de kust (inclusief primaire kering); de grote rivieren; de Werelderfgoederen. In 2012 is een wijziging van het Barro in werking getreden. In deze wijziging zijn de volgende onderwerpen toegevoegd: reserveringen uitbreidingen weg en spoor; veiligheid vaarwegen; het netwerk voor elektriciteitsvoorziening; de buitendijkse uitbreidingsruimte in het IJsselmeer; blad 9 van 194 Ruimtelijke Ordening - Oranjewoud ontwerp projectbesluit Gebruikswijziging voormalig MMC Donderen Gemeente Tynaarlo Projectnummer 250272

bescherming van de (overige) primaire waterkeringen; reservering voor rivierverruiming Maas; de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Op de ontwikkeling die met deze onderbouwing wordt voorzien is het Barro niet van invloed. De genoemde militaire terreinen en -objecten betreffen bestaande terreinen en objecten, het complex in dit plan betreft een voormalig militair terrein en is daarmee hiervoor niet relevant. Ook is het thema Werelderfgoederen niet van toepassing.

2.1.3 Kiezen voor karakter, Visie erfgoed en ruimte In 'Kiezen voor karakter, Visie erfgoed en ruimte' schetst het kabinet haar visie op het borgen van onroerend cultureel erfgoed in de ruimtelijke ordening. De modernisering van de monumentenzorg wordt hiermee voortgezet. Het rijk kiest voor de komende jaren vijf prioriteiten in zijn gebiedsgerichte erfgoedbeleid: I. werelderfgoed: samenhang borgen, uitstraling vergroten; II. eigenheid en veiligheid: zee, kust en rivieren; III. herbestemming als (stedelijke) gebiedsopgave: focus op groei en krimp; IV. levend landschap: synergie tussen erfgoed, economie, ecologie; V. wederopbouw: tonen van een tijdperk.

Het plangebied valt onder prioriteit nummer III. Deze gebieden hebben rijksprioriteit, omdat zij erfgoed van nationaal belang betreffen. Nederland kent een hoge dynamiek aan stedelijke functies. Gekoppeld aan maatschappelijke trends als secularisering, individualisering en ontwikkeling van een diensteneconomie, leidt deze tot een fors herbestemmingsvraagstuk voor gebouwd cultureel erfgoed. Een van die herbestemmingsopgave is militair erfgoed, omdat een sterke afname van de dragende functie afneemt. Doelstelling van het rijk is om voor een gebiedgerichte inzet op herbestemming het anticiperend, samenwerkend en uitvoerend vermogen van publieke en private partijen te vergroten. De focus ligt daarbij enerzijds op het vergroten van de aantrekkelijkheid van economische topgebieden met behulp van publieke en private investeringen in de herbestemming van cultureel erfgoed: behoud van karakter van de historische binnensteden, betere ontsluiting en promotie van (internationaal) publiekstrekkend erfgoed en investeren in beeldbepalende herbestemmings- en herontwikkelingslocaties. Anderzijds op het ontwikkelen van gebiedsgerichte strategieën voor herbestemming van waardevol erfgoed (monumenten, beschermde stads- en dorpsgezichten, waardevol cultuurlandschap) in krimpregio's. Bijzondere aandacht gaat daarbij uit naar gebieden met een regionale concentratie van herbestemmingsopgaven.

2.1.4 Conclusie De ontwikkeling is niet strijdig met het rijksbeleid en past in de algemene uitgangspunten van het rijk.

blad 10 van 194 Ruimtelijke Ordening - Oranjewoud ontwerp projectbesluit Gebruikswijziging voormalig MMC Donderen Gemeente Tynaarlo Projectnummer 250272

2.2 Provinciaal beleid

2.2.1 Omgevingsvisie Provinciale Staten van provincie Drenthe hebben op 2 juni 2010 de Omgevingsvisie Drenthe vastgesteld. De Omgevingsvisie is hét strategische kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe voor de periode tot 2020. De visie formuleert de belangen, ambities, rollen, verantwoordelijkheden en sturing van de provincie in het ruimtelijke domein. De Omgevingsvisie Drenthe vervangt het tweede Provinciaal omgevingsplan (POPII) en is een integratie van vier wettelijk voorgeschreven planvormen; de provinciale ruimtelijke structuurvisie, het provinciaal milieubeleidsplan, het regionaal waterplan en het provinciaal verkeers- en vervoersplan. Nieuwe ontwikkelingen dienen in principe passend te zijn binnen dit provinciale beleidskader. De missie van de provincie is: 'Het koesteren van de Drentse kernkwaliteiten en het ontwikkelen van een bruisend Drenthe, passend bij deze kernkwaliteiten'. De kernkwaliteiten die de provincie bepaald heeft voor Drenthe zijn: rust, ruimte, natuur en landschap; oorspronkelijkheid (authenticiteit, Drents eigen); naoberschap (leefbaarheid); menselijke maat; veiligheid; kleinschaligheid (Drentse schaal).

De provincie wil in het landelijk gebied voldoende ontwikkelingsmogelijkheden bieden voor landbouw, recreatie en toerisme en bedrijvigheid. Drenthe moet aantrekkelijk blijven voor recreanten en toeristen. Van provinciaal belang is daarbij het verbeteren en vernieuwen van het bestaande aanbod van verblijfs- en dagrecreatie en van de toeristisch- recreatieve infrastructuur. Zowel de landbouw als de toeristisch/recreatieve sector spelen een belangrijke rol bij het behouden en ontwikkelen van de kernkwaliteiten.

2.2.2 Omgevingsverordening Naast de Omgevingsvisie geldt de omgevingsverordening. In deze verordening worden door de provincie bindend zaken voorgeschreven aan gemeenten in de provincie. Ook ten aanzien van de inhoud van bestemmingsplannen zijn hierin voorwaarden opgenomen ter bescherming van provinciale belangen. De provincie Drenthe heeft begin 2012 de 'Zevende wijzigingstranche van de Provinciale Omgevingsverordening Drenthe' ter inzage gelegd. Het plangebied ligt aan de rand van de provinciale Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Op de effecten van de plannen op de EHS wordt ingegaan in paragraaf 4.5. Verder schrijft de verordening ten aanzien van de ontwikkeling geen specifieke zaken voor die van invloed zijn op dit plan. Voor het plangebied gelden dan ook geen beperkingen vanuit de provinciale omgevingsverordening.

2.2.3 Conclusie De ontwikkeling past binnen de gestelde kaders van de provincie Drenthe. De provincie is ook betrokken bij de totstandkoming van de ontwikkeling.

blad 11 van 194 Ruimtelijke Ordening - Oranjewoud ontwerp projectbesluit Gebruikswijziging voormalig MMC Donderen Gemeente Tynaarlo Projectnummer 250272

2.3 Gemeentelijk beleid

Het plangebied ligt voor het grootste deel in de gemeente Tynaarlo, welke ook de aanvraag voor de omgevingsvergunning coördineert. Een deel van het plangebied ligt echter in de gemeente Noordenveld. Omdat de meest actuele structuurvisie (2009) van de gemeente Noordenveld (Intergemeentelijke Structuurvisie Leek Roden) het onderhavige plangebied buiten beschouwing laat en de Structuurvisie Noordenveld dateert uit 2002 en daarmee verouderd is, is besloten op deze plaats verder alleen aandacht te schenken aan het gemeentelijk beleid van de gemeente Tynaarlo.

2.3.1 Structuurplan gemeente Tynaarlo De gemeenteraad van Tynaarlo heeft in haar vergadering van 20 september 2006 het Structuurplan Tynaarlo vastgesteld, waarin het gemeentelijke ruimtelijk beleid op hoofdlijnen voor de middellange termijn is geformuleerd. Dit structuurplan heeft onder de werking van de Wet ruimtelijke ordening de status van een structuurvisie gekregen. Voor het verantwoord maken van keuzes is in dit structuurplan de zogenaamde lagenbenadering van ruimtelijke ontwikkeling gevolgd. Bij deze methodiek wordt onze leefomgeving voorgesteld als een samenstel van ‘lagen’. Er wordt van drie hoofdlagen uitgegaan: de (natuurlijke) ondergrond; het infrastructurele netwerk; de occupatielaag (het grondgebruik door de mens).

Elk van deze drie is opgebouwd uit een aantal sublagen. De ondergrond is bijvoorbeeld de resultante van lagen als de geologie, het bodempatroon, het (natuurlijke) waterstelsel en de planten- en dierenwereld. Binnen het infrastructurele netwerk zijn afzonderlijke lagen te onderscheiden voor de wegen, spoorlijnen, waterwegen, luchtvaart en onder- en bovengrondse leidingen. De occupatielaag, tenslotte, is opgebouwd uit de verdeling van woon-, werk-, recreatie-, landbouwgebieden en andere vormen van menselijk grondgebruik. Het landschap in het gebied in kwestie is de resultante van alle lagen samen, waarbij het begrip landschap zowel slaat op de groen-blauwe als de bebouwde ruimte (stads- en dorpslandschap). De crux van de lagenbenadering als planningsmethodiek is, dat de onderliggende lagen een sturende rol vervullen voor de bovenliggende. Dit betekent dat bij het maken van occupatiekeuzes, zoals de locatie van nieuwe woon- en werkgebieden, de ondergrond met al zijn sublagen de belangrijkste ordenende en sturende factor vormt. Daarnaast speelt ook het optimaal gebruik maken van het bestaande verkeersnetwerk expliciet een rol in het planningsconcept. Een kenmerk van de drie hoofdlagen is een verschil in dynamiek. De ondergrond (of ‘groen-blauwe’ onderlegger) is het domein van de laag-dynamische functies, waarin (autonome) ontwikkelingen in een traag tempo verlopen. Geforceerde ingrepen in hoog tempo in deze laag hebben veelal ook negatieve effecten. Het verkeersnetwerk ontwikkelt zich in een hoger tempo, maar is bij een doordachte planning toch voor een langere tijd bedoeld dan het occupatiepatroon met de hoog-dynamische functies, waarin veelvuldig veranderingen optreden. De lagenbenadering bij ruimtelijke planning impliceert in essentie het kiezen voor een duurzame ontwikkeling, ofwel voor een ontwikkeling “die tegemoet komt aan de behoeften van het heden zonder de behoeftevoorziening van toekomstige generaties in gevaar te brengen’’ (Brundtlandrapport van de Verenigde Naties, 1987). Een belangrijk uitgangspunt hierbij is respect voor de natuurlijke draagkracht van de aarde, die immers het ’aquarium’ vormt waarvan ons (over)leven afhankelijk is. Als de groen-blauwe onderlegger onvoldoende wordt gerespecteerd, zadelen we onze nakomelingen op met milieuproblemen die misschien onomkeerbaar zijn of hen in ieder geval voor zware opgaven stellen. Hetzelfde geldt voor het slecht benutten van het bestaande verkeersnetwerk. Juist omdat de gemeente

blad 12 van 194 Ruimtelijke Ordening - Oranjewoud ontwerp projectbesluit Gebruikswijziging voormalig MMC Donderen Gemeente Tynaarlo Projectnummer 250272

hoge waarde hecht aan een duurzame ontwikkeling, is in dit structuurplan gekozen voor de methodiek van de lagenbenadering. In het structuurplan wordt dit plangebied kort aan de orde gesteld. Samengevat zijn de ruimtelijke ambities voor de toekomst: 1. een groene gemeente met aandacht voor duurzame toekomst; 2. een gemeente van verrassende rust door de waardevolle landschappen en grote natuurterreinen; 3. een aangename woongemeente met karaktervolle, leefbare dorpen; 4. wonen in kleine kernen waar het samen leven nog centraal staat; 5. een economisch gezonde gemeente door sterke werkgelegenheidsclusters; 6. een gemeente met een vitaal platteland waar een veelzijdige, vernieuwde economie tot ontwikkeling is gekomen; 7. een gemeente met gemeenschappelijke voorzieningen voor jong en oud; 8. een gemeente met toeristische trekpleisters die van nationale betekenis zijn; 9. een gemeente die voor haar eigen bewoners en toeristen over tal van routestructuren beschikt om te recreëren. De ontwikkeling past binnen deze ambities, aangezien er onder andere aandacht is voor voorzieningen waar mensen en functies gecombineerd worden en tegelijkertijd aandacht is voor een duurzame en groene ontwikkeling.

2.3.2 Nota van uitgangspunten bestemmingsplan Buitengebied Tynaarlo De gemeenteraad van Tynaarlo heeft in haar vergadering van 17 april 2012 de "Nota van uitgangspunten bestemmingsplan Buitengebied Tynaarlo" vastgesteld, waarin de beleidsuitgangspunten voor het buitengebied zijn vastgelegd. Het voormalig MMC Donderen is gelegen in het buitengebied. De nota zal bij de beoordeling van nieuwe ontwikkelingen waarvoor een nieuw, op een project toegesneden bestemmingsplan moet worden vastgesteld, als leidraad fungeren. De onderhavige ruimtelijke onderbouwing is erop gericht het huidige gebruik van het voormalig MMC te legaliseren. De beoogde bestemming is maatschappelijk. Daarmee past de beoogde ontwikkeling binnen de Nota van uitgangspunten.

2.3.3 Landschapsontwikkelingsplan Zoals in de vorige paragraaf beschreven is in het structuurplan uit 2006 de integrale visie op de ruimtelijke inrichting van de gemeente Tynaarlo neergelegd. Het Landschapsontwikkelingsplan (LOP) is door de gemeenteraad van Tynaarlo op 8 december 2009 vastgesteld en is een thematische uitwerking van dit structuurplan, waarin de ambitie ten aanzien van het landschap aangescherpt wordt en wordt gekomen tot een uitvoeringsplan. Het LOP heeft de status van structuurvisie. Dit betekent dat nieuw ruimtelijk beleid hieraan getoetst wordt. Het plangebied ligt in het gebied 'de Rug van '. Over het plangebied zelf wordt niet specifiek gesproken. Het grootste deel van dit gebied kent een functioneel accent als modern en relatief grootschalig verkaveld agrarisch productielandschap. In het gebied zijn een aantal ecologische verbindingen geprojecteerd. De ambitie is de huidige landschappelijke kwaliteiten te behouden, te versterken en de gewenste ontwikkelingen met de (bestaande en nieuwe) kwaliteiten te verzoenen. De specifiek op dit gebied betrekking hebbende uitspraken hebben geen directe relatie met dit plan.

2.3.4 Waterplan gemeente Tynaarlo Het in 2008 vastgestelde Waterplan vormt een uitwerking van het Structuurplan. Het waterplan maakt onderscheid in verschillende thema's, waar voor elk thema ambities zijn opgesteld. Het plangebied valt onder het thema Bosgebied.

Gemeenten worden in toenemende mate geconfronteerd met taken en verantwoordelijkheden blad 13 van 194 Ruimtelijke Ordening - Oranjewoud ontwerp projectbesluit Gebruikswijziging voormalig MMC Donderen Gemeente Tynaarlo Projectnummer 250272

op het gebied van water. In de eerste plaats betreffen dit de wettelijke taken. Als gevolg van de Wet gemeentelijke watertaken worden deze opnieuw ingedeeld. Naast de huidige taken met betrekking tot riolering (gemeentelijke verantwoordelijkheid tot de kavelgrens), onderhoud van water in bebouwd gebied en baggerwerkzaamheden komt de zorgplicht voor hemel- en grondwater. In de toekomst zal het onderhouden en baggeren van water in bebouwd gebied wellicht worden overgedragen naar het waterschap. De watertaken voor de gemeente bestaan dan uit de zorgplicht ten aanzien van afval-, hemel- en grondwater. Naast deze wettelijke taken speelt de gemeente ook steeds meer ook een beleidsmatige rol. Bij de inrichting van nieuwe uitbreidingsplannen zal het aspect water nadrukkelijk aan de orde moeten worden gesteld. Afwenteling van verantwoordelijkheden naar andere organisaties moet bij de (her)inrichting van gebieden worden voorkomen. In dit waterplan staat beschreven, dat de gemeente samen met private partijen aandacht schenkt aan het waterbelang. De mogelijke gevolgen voor het aspect water zijn in paragraaf 4.13 beschreven.

2.3.5 Milieubeleidsplan gemeente Tynaarlo Het milieubeleidsplan vormt naast het Waterplan een uitwerking van het Structuurplan. Centraal binnen het milieubeleidsplan staat het behouden en versterken van de groene ruimtelijke kwaliteit van de gemeente Tynaarlo. Aan de hand van een aantal gebiedstypen, die in de gemeente onderscheiden kunnen worden, wordt invulling gegeven aan het milieubeleid. De gemeente zet met het milieubeleidsplan in zoveel mogelijk behoud van "de Groene Long". Ontwikkelingen moeten zwaarwegend en landschappelijk goed inpasbaar zijn om acceptabel te kunnen zijn. Waar mogelijk moeten projecten bijdragen om de (kwaliteit van) de Groene Long te versterken. Daarnaast maakt de gemeente zich sterk om waar mogelijk, partijen bij elkaar te brengen en nieuwe functies zo goed mogelijk aan het bestaande landschap te koppelen, mogelijk via nieuwe vormen van wonen en werken in het landelijk gebied. Hierbij is een harde randvoorwaarde dat bestaande landschappelijke kwaliteiten behouden blijven.

2.3.6 Conclusie Het plan is passend in het gemeentelijk beleid. Bij de totstandkoming van de invulling van het MMC zijn de gemeentelijke kaders meegenomen.

blad 14 van 194 Ruimtelijke Ordening - Oranjewoud ontwerp projectbesluit Gebruikswijziging voormalig MMC Donderen Gemeente Tynaarlo Projectnummer 250272

Hoofdstuk 3 Plangebied

3.1 Geschiedenis en huidige situatie

Tijdens de Koude Oorlog zijn verspreid over Nederland ruim honderd militaire terreinen ontwikkeld. De terreinen stammen veelal van eind jaren vijftig tot in de jaren zestig. Nadat na ruim 40 jaar in 1990 een einde kwam aan een oorlog waarin nooit is gevochten, is de tijd aangebroken om de stille getuigenissen van die tijd op te ruimen of een andere functie te geven. Om die reden heeft het ministerie van LNV opdracht gegeven aan DLG om 53 overtollige militaire terreinen op te ruimen en te herbestemmen. Uitgangspunt hierbij is dat de kwaliteit van het gebied verbetert. MMC Donderen behoort hierbij tot een kleine minderheid die een nieuwe "rode" functie krijgt.

Vanwege het explosiegevaar ligt het munitiemagazijncomplex geïsoleerd in de bossen op een zandrug. In het gebied zijn ook restanten van Germaanse nederzettingen, hunebedden en oude looproutes aanwezig. Langs deze archeologische tijdlijn, die vijf milennia overspant, geven boswachters landschapslezingen. Hierdoor heeft het gebied ook een bepaalde toeristische waarde. Staatsbosbeheer verwacht dat het gebied als toeristische trekpleister populairder zal worden wanneer de herstelwerkzaamheden aan de oude beekloop klaar zijn. Op ruim een halve kilometer van het militaire terrein loopt een nog gekanaliseerde waterloop. Wanneer het beekdal in de Peestermaden weer meandert, zal het waterpeil op het streefniveau van honderd jaar geleden komen. Met de hogere waterstand zal ook de bijbehorende vegetatie langzaam terugkomen. Het MMC Donderen is een voormalige munitieopslag gelegen aan de Norgerweg (N858). Het MMC is in zijn geheel omrasterd. De grens ligt aan de oostzijde echter twee meter buiten de afrastering. Het terrein is begroeid met bosschages en jong bos. Daarnaast is bebouwing aanwezig, het betreft: 1 wachtgebouw; 1 werkplaats; 23 munitiebunkers; 1 magazijn; 1 trafogebouw. De bunkers zijn bovengronds gebouwd en omzoomd door een aarden wal. Daarnaast zijn aan de voorkant van het terrein twee dienstwoningen gelegen. Deze woningen behoren niet tot het plangebied. De woningen zijn altijd bewoond geweest. De identiteit van het complex wordt voornamelijk bepaald door de strakke ruimtelijke structuur. Deze wordt veroorzaakt door de manier van aanleg van de wegen en de standaardisering en de aard van de bebouwing. Helderheid en herkenbaarheid zijn basiskwaliteiten van de structuur en bebouwing van het MMC.

blad 15 van 194 Ruimtelijke Ordening - Oranjewoud ontwerp projectbesluit Gebruikswijziging voormalig MMC Donderen Gemeente Tynaarlo Projectnummer 250272

Afbeelding 3.1: Stratenpatroon op het MMC

De cultuurhistorische waarde van het terrein is als zeer hoog gewaardeerd door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (voorheen RACM). Omdat het complex niet de monumentale status heeft gekregen is het behoud van de cultuurhistorische waarden als doelstelling bij de herbestemming opgenomen. De doelstelling van het project is daarom: behoud van cultuurhistorische waarden middels een herbestemming welke het complex behoud door gebruik.

Samenvattend kunnen voor het terrein de volgende (cultuurhistorische) aspecten worden genoemd die de identiteit van het plangebied behelsen, deze kwaliteiten zijn vertaald in: "rust, reinheid en regelmaat": afgescheiden, fysiek strak begrensde enclaves; het complex is een bewust gecreëerde enclave die niet publiek toegankelijk is en wordt begrensd door groen en hekwerken en heeft één hoofdentree; strakke ruimtelijke opbouw, bepaald door repeterende wegenpatronen; de ruimtelijke opbouw is bepaald door de logistieke eisen van aan- en afvoer van munitie; vaste stramienen in verhouding verkeersruimte – bebouwing – groen; een beperkte variatie in de vaste stramienen voor de ruimtelijke opbouw heeft geleid tot herkenbare patronen in de verhoudingen tussen structuur, verkeersruimte, gebouwen en groenstructuur; losstaande gebouwen in structurerend (bos)landschap; de gebouwen zijn losstaand, op vaste afstanden van elkaar, in een strakke ordenende structuur. De samenhang van de losse gebouwen blijkt uit het strakke structurerende landschap; repetitie van een beperkt aantal typen seriematige gebouwen met beperkte individuele waarde; de gebouwen zijn repetitief en seriematig ontworpen binnen een beperkte typologie. De architectonische en bouwkundige waarde van de individuele gebouwen is beperkt. Details en materialisatie zijn zeer beperkt en uniform; uniforme, repeterende situering en nokrichting van vierkante en rechthoekige gebouwen; de overwegend rechthoekige gebouwen liggen evenwijdig aan de wegen. Bij de entree is blad 16 van 194 Ruimtelijke Ordening - Oranjewoud ontwerp projectbesluit Gebruikswijziging voormalig MMC Donderen Gemeente Tynaarlo Projectnummer 250272

een wachtgebouw gesitueerd. Naast de entree staan de dienstwoningen; de bebouwing is sober en strak, overwegend van beton en/of baksteen met gestandaardiseerde constructiemethoden, details en materialen; de groenstructuur met inlandse beplanting is sterk bepalen voor de ‘natuurlijke’ beleving.

Sinds november 2009 is het terrein in gebruik door een kunstenaarscollectief. Tot 2009 is het terrein in beheer geweest bij Defensie. Defensie gebruikte het terrein regelmatig voor activiteit. Wekelijks tot enkele malen per week was er activiteit zoals bijvoorbeeld laden en lossen van goederen met vrachtwagens. 3.2 Toekomstige situatie

Uitgangspunten Bij de verkoop van het complex is een Publiek Programma van Eisen (PPE) gehanteerd. Hierin worden onder andere de eisen gesteld in welke richting het plangebied zich dient te ontwikkelen. Bij het opstellen van dit PPE zijn diverse overheden betrokken, waaronder de provincie Drenthe, de gemeente Tynaarlo en de gemeente Noordenveld. In overleg is besloten dat de meest optimale bestemming voor het gehele terrein, waar het MMC onderdeel van uit maakt, een Kunstlandgoed is. In grote lijnen betekent deze nieuwe invulling dat op een bouwkavel aan de voorzijde van het bunkercomplex een landhuis gerealiseerd kan worden en dat de bunkers de functie kunst en cultuur in brede zin krijgen. De bunkers worden gevuld met ateliers, oefen- en expositieruimtes, kunstopslag, leslokalen, gastenverblijven voor artists in residence. Het landhuis valt buiten de plangrenzen van deze ruimtelijke onderbouwing

Door de overheden zijn permanente en recreatieve woningen uitdrukkelijk uitgesloten. Het eerste omdat men een terughoudend beleid heeft ten aanzien van het bouwen van woningen in het buitengebied. Recreatiewoningen zijn door beide gemeenten uitgesloten omdat beide gemeenten geconfronteerd zijn met de problematiek van permanente bewoning van recreatiewoningen en de noodzaak hierop te handhaven.

Bij de herontwikkeling wordt uitgegaan van de volgende algemene uitgangspunten: I. behoud van het cultureel militair erfgoed staat centraal in de herontwikkeling. Dat betekent dat de cultuurhistorische structuur bestaande uit het wegenpatroon en bebouwingspatroon behouden moet worden; II. het terrein grenst aan de EHS. Behouden van de huidige natuurwaarden en een goede inpassing van nieuwe gebruiksfuncties binnen het complex en met de omgeving worden belangrijk geacht; III. het terrein wordt2 grotendeels3 toegankelijk en opengesteld; IV. op het terrein mag 1 landhuis met 1 wooneenheid gebouwd worden in het noordelijke bosgebied; V. in het geval dat herbouw van bunkers gewenst is: vindt de herbouw plaats in het huidige stramien waarbij de gebouwen een gelijke nokhoogte krijgen als huidige bunkers en m en m bebouwing gelijk blijven; VI. het landgoed wordt als één samenhangend geheel van landhuis, bosgebied en bunkers ontwikkeld, beheerd en behouden; VII. de bijbehorende bouw- en architectuuropgave, inclusief de gebruikte materialen, vormen daarmee een uitdaging in het vinden van een balans tussen zichtbaarheid (van het oude) en camouflage (van het nieuwe). Het is de uitdaging eigentijds te bouwen geïnspireerd op het verleden met toekomstgerichte functies.

blad 17 van 194 Ruimtelijke Ordening - Oranjewoud ontwerp projectbesluit Gebruikswijziging voormalig MMC Donderen Gemeente Tynaarlo Projectnummer 250272

Op basis van de overleggen met partijen en aanvullend onderzoek is door DLG een ruimtelijke uitwerking gegeven aan de algemene uitgangspunten. Dit heeft geresulteerd in onderstaande drie hoofdopgaven: Behoud militair erfgoed: behouden van de zichtbaarheid van het wegenpatroon; behouden van zichtbaarheid van bebouwingspatroon; voor nieuwbouw en verbouw zal een “cultuurhistorisch” beeldkwaliteitplan moeten worden opgesteld. Behoud natuurwaarden: behoud van inlandse beplanting; landschappelijke inpassing complex in zijn omgeving; Ontwikkelen van maatschappelijk meerwaarde terrein: openstelling 90% van het terrein; kunst-en cultuurfunctie op het terrein; bij de ontwikkeling en beheer van het landgoed duurzaamheid in materiaalgebruik en energieverbruik nastreven.

Afbeelding 3.2: Bestaande munitiebunker

Het functioneel programma van eisen beschrijft de uitgangspunten en eisen aan de mogelijke functies die passen binnen de herontwikkeling naar Kunstlandgoed. Met het functioneel programma van eisen wordt voorgestaan om de maatschappelijk meerwaarde van het terrein te verhogen. Het functioneel programma maakt onlosmakelijk deel uit van het ruimtelijk programma. Met de herbestemming naar Kunstlandgoed wordt het behoud van de het militair erfgoed en huidige natuurwaarden voorgestaan door de bunkers een nieuwe functie te geven, behoud door gebruik. Daarnaast zijn de unieke ligging grenzend aan een cultuurhistorisch waardevol bos-en heideterrein belangrijke afwegingscriteria geweest om het complex te herbestemmen tot Kunstlandgoed. De functie kunst en cultuur als drager voor het behoud van het complex zijn de volgende specifieke uitgangspunten van belang: bunkers en landhuis mogen gebruikt worden t.b.v. kunst en cultuur in brede zin. Hier vallen onder: 1. atelier 2. oefenruimte 3. expositieruimte blad 18 van 194 Ruimtelijke Ordening - Oranjewoud ontwerp projectbesluit Gebruikswijziging voormalig MMC Donderen Gemeente Tynaarlo Projectnummer 250272

4. opslag 5. werkplaats t.b.v. kunstfunctie 6. kantoren t.b.v. kunstfunctie 7. leslokalen t.b.v. kunstfunctie 8. kleinschalige gastenverblijven t.b.v. kunstfunctie 9. kleinschalige Artists in residence diverse van bovengenoemde functies kunnen alleen plaatsvinden na verbouw of herbouw van de aanwezige bunkers; het aantal kantoren, gastenverblijven en Artist in residence zal in omvang moeten passen bij de overige kunstfuncties en dienstbaar moeten zijn aan de kunstfunctie in de andere gebouwen op het complex; in de gastenverblijven en Artist in residence is permanente en semi-permanente bewoning uitgesloten; koppeling van de gastenverblijven en Artist in residence aan het hoofdgebouw heeft de voorkeur; intensiviteit van gebruiksfunctie neemt af van oost naar west; op het terrein kunnen evenementen in het kader van kunst en cultuur worden gehouden. Op basis van de toekomstige inrichting en gebruik zal de omvang van de evenementen worden bepaald. Het functioneel programma moet in samenhang met het ruimtelijk programma ontwikkeld worden en moet de identiteit van het ensemble versterken. De cultuurhistorie van de plek dient herkenbaar terug te komen en geïntegreerd te zijn in de plannen voor herontwikkeling. De schaal, omvang en intensiteit van het functioneel programma moet in overeenstemming zijn met de aanwezige waarden in het gebied en passend in het gebied. Verkaveling, fysieke opdeling, afscheiding van het bunkerterrein niet toegestaan. (gedeeltelijke) afscheiding van het terrein kan uitsluitend indien dit niet ten koste gaat van de openbaarheid, natuur (bijv. verspreiding van dieren) en het karakter van het terrein. Functies en activiteiten die de rust en stilte verstoren (met name tussen zonsondergang en zonsopgang) zijn niet gewenst.

Invulling complex De uitdaging is om de locatie deze nieuwe maatschappelijke en ecologische verantwoorde bestemming te geven met behoud van bestaande waarden. Donderboerkamp B.V. heeft in 2010 het complex gekocht met in achtneming van het PPE. Voor de exploitatie heeft Donderboerkamp twee huurders betrokken, te weren De Peergroup en Zorgboerderij Peest. Zij zetten zich gezamenlijk in om de sociaal- maatschappelijke, ethische en cultuurhistorische elementen op het complex te behouden en toegankelijk te maken voor publiek Vanuit Zorgboerderij Peest is een netwerkmethodiek ontwikkeld die gericht is op de zorgvrager deelondersteuning te laten putten uit haar of zijn netwerk, waardoor de professionele hulpverlening meer aan de zijlijn komt te staan. Dit sluit naadloos aan bij de huidige maatschappelijke ontwikkelingen. De samenwerking tussen de partijen is er onder andere op gericht om meer de eigen broek op te houden door op een andere wijze geld te genereren. Dit wordt gedaan door gebruik te maken van de kwaliteiten van de zorgvragers. Hierbij wordt rekening gehouden met de wensen en draagkracht van de zorgvrager. In onderstaande tekst wordt de inzet van deze kwaliteiten verder geconcretiseerd.

blad 19 van 194 Ruimtelijke Ordening - Oranjewoud ontwerp projectbesluit Gebruikswijziging voormalig MMC Donderen Gemeente Tynaarlo Projectnummer 250272

Kunst Meerdere zorgvragers hebben competenties op het gebied van schilderen en het maken van kunst. Er zal dan ook een groepsatelier worden ingericht voor het benutten van deze kwaliteiten. In het kader van integratie worden regelmatig schilders/kunstenaars uitgenodigd om een tijdje met de zorgvragers op te trekken. De gastschilder/kunstenaar mag kosteloos gebruik maken van de aanwezige faciliteiten. In ruil hiervoor krijgen de zorgvragers deskundigheid op het gebied van schilderen en het maken van kunst. De gemaakte schilderijen en kunstvoorwerpen zullen tentoongesteld worden in een daarvoor bestemde expositieruimte. Daarnaast wordt de mogelijkheid geboden tot verkoop of verhuur van werk aan het publiek. Niet alleen deelnemers kunnen hier hun werk exposeren, maar ook schilders/kunstenaars van buiten mogen gebruik maken van deze faciliteiten. De opbrengsten uit verhuur of verkoop van eigen werk en provisie bij verkoop van het werk van externe schilders/kunstenaars zorgen voor een alternatieve geldstroom. Door de samenwerking met PeerGrouP is het voor de zorgvragers mogelijk om gebruik te maken van een muziekruimte/geluidsstudio waarin muziek opgenomen kan worden.

Cultuurhistorische waarden De zorgboerderij heeft een samenwerkingsovereenkomst met Staatsbosbeheer en verzorgt het onderhoud van het aangelegen bos en heideveld. Er zijn een aantal cultuur- en historische waarden in het landschap, zoals de grafheuvels op het Noorderveld, die we willen behouden en uit willen dragen naar het publiek. Een aantal deelnemers heeft competenties op het gebied van mennen waardoor er excursies kunnen worden verzorgd voor het publiek. Tevens zal er een informatiecentrum worden ingericht met informatie over deze cultuurhistorische waarden. De Zorgboerderij heeft de Historische Vereniging Norg de mogelijkheid gegeven om een museum in te richten met oude voorwerpen en wetenswaardigheden uit het verleden aan het publiek. De Historische Vereniging Norg werkt met een grote groep enthousiaste vrijwilligers die de brug kunnen slaan tussen de zorgvragers en de maatschappij. Een deelnemer heeft kennis van geneeskrachtige kruiden. Zij zal een kruidentuin en een herbarium inrichten met informatie over oude kruiden die vroeger werden gebruikt voor het genezen van kwalen middels de geneeswijzen uit grootmoederstijd. Een aantal deelnemers heeft de competentie om te timmeren. Daarvoor is een ruimte ingericht voor houtopslag en een timmerwerkplaats. Hier worden ambachtelijk plantenbakken gemaakt (ook aangepast voor rolstoelgebruikers) voor de eigen gekweekte siergrassen. Het nabijgelegen akkerveld zal worden gebruikt om oude ambachten te kunnen tonen aan het publiek. Het land bewerken met oude landbouwwerktuigen en paard, zoals het vroeger was. Hiervoor zal een ruimte worden ingericht om in de wintermaanden de werktuigen te kunnen onderhouden en daarnaast stalruimte voor de trekpaarden. Buiten het plangebied zal een landhuis worden gebouwd op de wijze zoals het vroeger ging. Materiaal wordt zoveel mogelijk uit de naaste omgeving gewonnen. Bomen worden uit het bos gesleept met gebruik van paarden en de verwerking tot balken en planken zal op het terrein plaatsvinden. Het publiek kan kennis nemen van bouwtechnieken uit het verleden zoals de pin-gat-verbinding. Rond het landhuis komen in een U-vorm respectievelijk stalruimte voor de trekpaarden, opstalruimte voor de menwagens, logeer en crisisopvang.

Nieuw cultuurgoed: Duurzaamheid Naast de kunst, cultuur en historische waarden gaat men zich ook bezig houden met het ontwikkelen van een nieuw cultuurgoed: duurzaamheid. Hierbij wil men gebruik maken van

blad 20 van 194 Ruimtelijke Ordening - Oranjewoud ontwerp projectbesluit Gebruikswijziging voormalig MMC Donderen Gemeente Tynaarlo Projectnummer 250272

alternatieve energiebronnen, zoals bijvoorbeeld zon- en windenergie en een houtgestookte cv-installatie. Er zullen twee kantines worden ingericht met verschillende voorzieningen. Eén kantine zal gebruik maken van de bestaande energievoorzieningen zoals gas, water en licht en aansluiten op de riolering. De andere kantine wordt ingericht met alternatieve voorzieningen zoals bijvoorbeeld een septic tank en een vijver voor de zuivering van het afvalwater. Het publiek kan dan kennis nemen van deze twee verschillende voorzieningen en het daarbij horende kostenplaatje. Er wordt een educatief programma aangeboden met als doel bewustwording bij het publiek van de mogelijkheden en keuzes met betrekking tot duurzame energie. Aansluitend op dit duurzaamheidaspect wordt ook ingespeeld op de wens van een aantal deelnemers die de wens hebben om te werken aan hun overgewicht en conditie. Het gebruik van bestaande fitnesscentra sluit onvoldoende aan bij de deelnemers van Zorgboerderij Peest (overvraging). Er zal een bewegingsruimte worden ingericht waarbij de opgewekte energie wordt opgeslagen voor de verlichting. Het publiek kan op afspraak ook gebruik maken van deze ruimte zodat sprake is van echte integratie. Het publiek weet dat het terrein gebruikt en beheerd wordt door mensen met een zorgvraag en heeft hiermee rekening te houden. Hier is sprake van omgekeerde/ongedwongen integratie, het publiek kiest ervoor om gebruik te maken van de mogelijkheden op Donderboerkamp.

Sociale en maatschappelijke integratie Er worden dus verschillende functies ondergebracht in de bestaande gebouwen zonder dat ingrijpende veranderingen worden aangebracht in de bestaande structuur. Deze functies ondersteunen zorgvragers en mensen die langdurig uit het arbeidsproces in het ontwikkelen van hun capaciteiten en vaardigheden en het integreren of herintreden in de maatschappij. Dit kan zelf leiden tot het een dusdanige ontwikkeling waardoor het mogelijk wordt om weer op een bepaalde loonwaarde te komen.

Beheer en ontvangst Het terrein wordt onderhouden door de deelnemers van Zorgboerderij Peest. De PeerGrouP zal niet altijd aanwezig zijn op het terrein, omdat ze voorstellingen geven op externe locaties. De deelnemers van Zorgboerderij Peest ontvangen het publiek en zien toe op de naleving van de huisregels.

Nadere invulling Bovenstaande visie heeft ertoe geleid dat de bebouwing is ingevuld. In onderstaande afbeelding is aangeven welke gebouwen welke functie behuzien.

blad 21 van 194 Ruimtelijke Ordening - Oranjewoud ontwerp projectbesluit Gebruikswijziging voormalig MMC Donderen Gemeente Tynaarlo Projectnummer 250272

Afbeeling 3.3: invulling gebouwen

Onderstaand een korte beschrijving van de gehuisveste functies met daarbij de bijbehorende instantie. BWG (PeerGrouP): gastenverblijf. Hier wordt mensen die tijdelijk werkzaam zijn op het complex een bed geboden. Bij producties wil men mensen een slaapplek kunnen aanbieden. Op deze manier hoeven mensen die van ver komen niet terug te reizen en kunnen gewoon doorwerken, als ze dat willen. In het gebouw zijn alle voorzieningen aanwezig. OG (PeerGrouP): vergader- en flexwerkplek. Er zijn drie ruimtes aan een lange gang. De eerste ruimte wordt een vergaderruimte. De tweede ruimte is verdeeld en heeft nog een

blad 22 van 194 Ruimtelijke Ordening - Oranjewoud ontwerp projectbesluit Gebruikswijziging voormalig MMC Donderen Gemeente Tynaarlo Projectnummer 250272

kleine ruimte binnenin. Dit heeft de functie van montageruimte. Verder liggen in de tweede ruimte alle documenten en archieven van de PeerGrouP opgeslagen. De derde ruimte wordt de natte ruimte voor wasmachine, droger, wc, douche en alle kostuums. GN (PeerGrouP): werk- en opslagruimte voor landbouwmateriaal. A1 (Zorgboerderij Peest): kantine met een maximale capaciteit van 20 personen. Dit kan gebruikt worden door aanwezige cliënten in combinatie met bezoekers. De bezoekers kunnen hier een kopje thee of koffie nuttigen en een eventueel toiletbezoek. A2 (Zorgboerderij Peest): expositie- / veilingruimte waar het publiek onder andere kennis kan nemen van de gemaakte schilderijen, kunst en andere verkoopbare artikelen. A3 (Zorgboerderij Peest): wordt ingericht door medewerkers van de historische vereniging Norg (museum) en wordt beheerd door de cliënten van de zorgboerderij. A4 (Zorgboerderij Peest): groepsatelier. A5 (Zorgboerderij Peest): bewegingsruimte (fitness), waarbij de opgewekte energie wordt opgeslagen in accu's waarmee de verlichting wordt gerealiseerd. A6 (Zorgboerderij Peest): timmerwerkplaats, waar onder andere plantenbakken gemaakt worden voor de gekweekte siergrassen. A7 (Zorgboerderij Peest): ruimte voor stek en vermeerdering van siergrassen en overige planten. A8 (Zorgboerderij Peest): kantine met een maximale capaciteit van 20 personen. Dit kan gebruikt worden door aanwezige cliënten in combinatie met bezoekers. De bezoekers kunnen hier een kopje thee of koffie nuttigen en een eventueel toiletbezoek. A9 (PeerGrouP): opslag van decor en kostuum. A10 (Zorgboerderij Peest): stalling- en werkplaats voor landbouwwerktuigen. Voornamelijk in de wintermaanden is onderhoud nodig. Dit ten behoeve van de uiteindelijke bewerking van het naastgelegen land met vroegere methoden. A11 (PeerGrouP): werkplaats hout en ijzer. Het gebouw wordt verdeeld in twee ruimtes. Eén voor houtbewerking en één voor ijzerwerk. A12 (PeerGrouP): studio voor opnames. Hier kunnen opnames worden gemaakt en met geluid worden gewerkt. Dit wordt tevens de opslagruimte voor geluidsinstallaties. Daarnaast kan het als extra bewegingsruimte worden ingezet om producties op te starten. A13 (PeerGrouP): algemene ruimte van de PeerGrouP. Dit word een grote open ruimte met ramen rondom. Hier komt de bibliotheek van de PeerGrouP. Binnen de bibliotheek komt een algemene flex- en werkplek. Hier komt ook een keuken en wc. A14 (PeerGrouP): open ruimte voor: repetities/trainingen/vergaderingen/presentaties. Deze ruimte kan voor alles worden ingezet. B1 (Zorgboerderij Peest): informatiecentrum in samenwerking met Staatsbosbeheer over de naaste omgeving (cultuurhistorische aspecten) en de wetenswaardigheden over het terrein. B2 (Zorgboerderij Peest): meditatie en muziekruimte. B3 (Zorgboerderij Peest): werkplaats voor fietsen. Dit heeft een duidelijke functie voor de cliënten van de zorgboerderij (ontlading). B4 (PeerGrouP): opslag voor lichttechniek. B5 (PeerGrouP): werkplek en meditatieruimte. C1 (Zorgboerderij Peest): individuele ruimte voor een van de cliënten. C2 (Zorgboerderij Peest): individuele ruimte voor een van de cliënten. C3 (Zorgboerderij Peest): individuele ruimte voor een van de cliënten. C4 (PeerGrouP): opslag PR-materiaal en Archief. blad 23 van 194 Ruimtelijke Ordening - Oranjewoud ontwerp projectbesluit Gebruikswijziging voormalig MMC Donderen Gemeente Tynaarlo Projectnummer 250272

Bij de invulling is het uitgangspunt dat het terrein de uitstraling die het nu heeft moet behouden. De kleine veranderingen aan de gebouwen zoals deuren en ramen die worden geplaatst, passen in de stijl en uitstraling van de gebouwen en de omgeving. De kenmerkende patronen van de wegen en de wallen om de gebouwen blijven bestaan.

De genoemde septic tanks, ten bate van de duurzame huishouding, zullen worden geplaatst in bestaande bezinkputten. Hierdoor zal dit geen ruimtelijk relevante wijzigingen met zich meebrengen.

Naast het gebruik van de gebouwen wil men het terrein gebruiken voor evenementen. Het zal gaan om kleinschalige evenementen waarbij maximaal acht keer per jaar 50 bezoekers zullen komen. Een voorbeeld hiervan is de Drentse fiets4daagse, waarbij de locatie aangedaan kan worden als rustplaats voor de deelnemers aan de Drentse fiets4daagse.

blad 24 van 194 Ruimtelijke Ordening - Oranjewoud ontwerp projectbesluit Gebruikswijziging voormalig MMC Donderen Gemeente Tynaarlo Projectnummer 250272

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Akoestiek

Normstelling en beleid Algemeen Geluid is één van de factoren die de beleving van de leefomgeving in belangrijke mate bepalen. Door de toename van het verkeer en de bedrijvigheid wordt de omgeving in steeds sterkere mate belast met geluid. Dit leidt tot steeds meer klachten. In een aantal gevallen wordt de gezondheid beïnvloed door geluid. Hoge geluidsniveaus kunnen het gehoor beschadigen en ook de verstoring van de slaap kan op de lange duur slecht zijn voor de gezondheid. Door de toename van het geluid in de omgeving, wordt de behoefte aan stilte steeds meer als een noodzaak gevoeld.

Regelgeving De Wet geluidhinder, de Luchtvaartwet en de Wet milieubeheer zijn in het kader van geluidhinder van belang. Bij nieuwe ontwikkelingen van geluidgevoelige bestemmingen dient de geluidssituatie in beeld gebracht te worden. De geluidsniveaus op de gevels van de nieuwe gebouwen worden getoetst aan de geluidsnormen. Er dient gekeken te worden naar vier bronnen van geluid, namelijk: wegverkeerslawaai; spoorlawaai; industrielawaai; vliegtuiglawaai. Het juridisch kader voor wegverkeerslawaai, spoorlawaai en industrielawaai wordt gevormd door de Wet geluidhinder. Vliegtuiglawaai wordt geregeld in de Luchtvaartwet.

Situatie Plangebied De mate waarin het geluid, veroorzaakt door het wegverkeer, door spoorwegverkeer, en/of door inrichtingen (industrielawaai) het milieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder. De wet stelt dat in principe de geluidbelasting op de gevel van woningen niet hoger mag zijn dan de maximaal toelaatbare waarde, dan wel een nader bepaalde waarde (hogere waarde). Dit plan maakt geen nieuwe geluidgevoelige bebouwing mogelijk waarvoor nader onderzoek nodig is. Het is dan ook niet relevant dat de geluidcontour van de Norgerweg deels over het plangebied ligt. Daarnaast mogen op het complex jaarlijks een aantal evenementen gehouden worden. Het gaat om maximaal acht evenementen voor hooguit 50 personen per evenement. De nadere invulling van deze evenementen is vooralsnog niet bekend, waardoor eventuele geluidsproductie en dergelijke niet zijn in te schatten. Hoe men omgaat met het organiseren van evenementen is echter ook vastgelegd in het gemeentelijk evenementenbeleid. Hierin staat een en ander vermeld dat ook betrekking heeft op geluid. Indien zich een evenement aandient, dient een melding of ontheffing aangevraagd te worden. Op dat moment zal ook bekeken worden hoe een en ander belastend is voor de omgeving. Om die reden wordt hier niet nader op ingegaan bij dit plan.

blad 25 van 194 Ruimtelijke Ordening - Oranjewoud ontwerp projectbesluit Gebruikswijziging voormalig MMC Donderen Gemeente Tynaarlo Projectnummer 250272

Conclusie Akoestiek vormt geen belemmering voor uitvoering van dit plan. 4.2 Archeologie

Normstelling en beleid Het verdrag van Malta regelt de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Nederland heeft dit verdrag in 1992 ondertekend en in 1998 geratificeerd. Het Verdrag van Malta (ook wel Verdrag van Valletta genoemd) is geïmplementeerd in de Monumentenwet. De wet op de archeologische monumentenzorg is in april 2006 door de Tweede Kamer aangenomen en in december van dat jaar door de Eerste Kamer bekrachtigd. Op 1 september 2007 is de wet als onderdeel van de monumentenwet in werking getreden. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische materiaal in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Het is verplicht om in bij ruimtelijke ontwikkelingen en bij specifieke bodemverstorende activiteiten rekening te houden met de mogelijke aanwezigheid van archeologisch waarden. Verder dient te allen tijde bij het afgeven van een omgevingsvergunning de wettelijke meldingsplicht (ex artikel 53 Monumentenwet 1988) kenbaar te worden gemaakt om het documenteren van toevalsvondsten te garanderen: 'Degene die anders dan bij het doen van opgravingen een zaak vindt waarvan hij weet dan wel redelijkerwijs moet vermoeden dat het een monument is (in roerende of onroerende zin), meldt die zaak zo spoedig mogelijk bij onze minister'. Deze aangifte dient te gebeuren bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in Amersfoort. In opdracht van de gemeente Tynaarlo heeft BAAC bv een archeologisch verwachtingskaart en beleidskaart voor de gemeente opgesteld, welke nog voorgelegd wordt aan de gemeenteraad in de vorm van een structuurvisie. Aanleiding is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg. Deze wet geeft aan dat de gemeente inzicht dient te hebben in de (te verwachten) archeologische waarden binnen haar grondgebied. Hetzelfde heeft de gemeente Noordenveld gedaan in samenwerking met adviesbureau Arcadis.

Situatie plangebied De beleidskaart vormt het instrument waarmee vergunningaanvragen kunnen worden getoetst. In de hierna opgenomen figuren zijn deze kaarten, van de beide gemeenten, opgenomen.

blad 26 van 194 Ruimtelijke Ordening - Oranjewoud ontwerp projectbesluit Gebruikswijziging voormalig MMC Donderen Gemeente Tynaarlo Projectnummer 250272

Afbeelding 4.1: Archeologische beleidsadvieskaarten gemeenten Noordenveld & Tynaarlo

Tynaarlo Het plangebied kent een hoge tot middelhoge verwachting als het gaat om onaangetaste archeologische restanten in de bodem. Daarom is in het archeologiebeleid vastgelegd dat voor dergelijke gebieden een archeologisch onderzoek uitgevoerd moet worden bij ingrepen met een geplande bodemverstoring met een oppervlakte van 1.000 m² en dieper dan 30 centimeter beneden maaiveld.

Noordenveld 2 Het plangebied kent ook hier een hoge of middelhoge verwachting als het gaat om onaangetaste archeologische restanten in de bodem. Daarom is in het archeologiebeleid vastgelegd dat voor dergelijke gebieden een archeologisch booronderzoek (6 boringen per hectare) uitgevoerd moet worden bij ingrepen met een geplande bodemverstoring met een oppervlakte van 1.000 m . Indien nodig dient het booronderzoek aangevuld te worden met een karterend onderzoek. De gemeente Noordenveld hanteert geen minimale verstoringsdiepte.

Conclusie Aangezien de ruimtelijke onderbouwing alleen voorziet in de legalisatie van het gebruik en geen fysieke ontwikkelingen plaatsvinden, waarbij de bodem eventueel wordt verstoord, is nader archeologisch onderzoek niet aan de orde. 4.3 Bodem

Normstelling en beleid De tijd dat elke bodemvervuiling moest worden aangepakt ligt achter ons. Belangrijkste criterium hierbij is, of de vervuiling zodanig is, dat er sprake is van risico's voor gezondheid of milieu. In de praktijk blijken er vrijwel nooit risico's te zijn voor de gezondheid van mensen. Milieurisico's (verspreiding en ecologie) komen wel voor, maar meestal gaat het erom dat eventuele vervuilingen afstemming vereisen met bepaalde ontwikkelingen. Op dit moment is er sprake van een omslag van saneren naar beheren en behoeven alleen de zogeheten "ernstige vervuilingen" in meer of mindere mate aangepakt te worden. De maatregelen worden daarbij afgestemd op de functie. Het nationale bodembeleid is geregeld in de Wet bodembescherming (Wbb). Het doel van de Wbb is om te voorkomen dat nieuwe gevallen van bodemverontreinigingen ontstaan. Voor bestaande bodemverontreinigingen is aangegeven in welke situaties (omvang en ernst van verontreiniging) en op welke termijn sanering moet plaatsvinden. Hierbij dient de bodemkwaliteit tenminste geschikt te worden gemaakt voor de functie die erop voorzien is, waarbij verspreiding van verontreiniging zoveel mogelijk wordt voorkomen. Het beleid gaat uit van het principe dat de bodem geschikt dient te zijn voor de beoogde functie. De gewenste functie bepaalt als het ware de gewenste bodemkwaliteit.

Situatie plangebied In opdracht van de DVD Noord is door het bureau Tauw achtereenvolgens een verkennend bodemonderzoek en een actualiserend grondwateronderzoek uitgevoerd. De onderzoeken zijn terug te vinden in bijlagen 6 en 7. Op het terrein zijn in de bovengrond licht verhoogde gehaltes EOX aangetroffen, evenals sterk verhoogde gehaltes aan zink, nikkel en Pak. Daarnaast is er sprake van verhoogde concentraties aan arseen, zink en minerale olie. Deze resultaten hebben aanleiding gegeven

blad 27 van 194 Ruimtelijke Ordening - Oranjewoud ontwerp projectbesluit Gebruikswijziging voormalig MMC Donderen Gemeente Tynaarlo Projectnummer 250272

tot actualiserend vervolgonderzoek van het grondwater. Tijdens dit onderzoek zijn opnieuw verhoogde concentraties gemeten. Deze concentraties lagen over het algemeen onder de streefwaarde of het toetsingscriterium. Uitzondering daarop waren bicarbonaat en ijzer. De overschrijdingen waren echter niet van dien aard dat nader onderzoek of sanering is aanbevolen omdat de aangetroffen overschrijding niet belemmerend zijn voor de herontwikkeling. Ondanks dat het niet nodig wordt geacht dat wordt gesaneerd, is conform de algemene uitgangspunten van Defensie voor overdracht van militaire terreinen het terrein wel geschikt gemaakt voor de functie.

Conclusie Het terrein is geschikt gemaakt voor de functie en daarmee voldoet aan de gestelde eisen, vormt dit geen belemmering voor dit plan. 4.4 Cultuurhistorie

Normstelling en beleid Per 1 januari 2012 is het Bro gewijzigd. Hierin is onder meer opgenomen dat een ruimtelijke onderbouwing een beschrijving moet geven van de wijze waarop rekening is gehouden met de cultuurhistorische waarden. Wat al voor archeologie gold, geldt nu dus ook voor andere cultuurhistorische waarden, zoals bijzondere gebouwen en landschappelijke structuren. Daarmee ligt bij gemeenten de verantwoordelijkheid keuzen te maken ten aanzien van de cultuurhistorische waarden.

Situatie plangebied De Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (RACM) heeft in het "Categoriaal onderzoek Wederopbouw 1940-1965" (2007) dit terrein een hoge cultuurhistorische waarde meegegeven en te kennen gegeven dat met het behoud van de kenmerkende structuren de aanwezige cultuurhistorische waarde behouden blijft.

De cultuurhistorische waarden zijn met name terug te vinden in de aanwezige structuur. Het wegenpatroon van het verlaten munitieterrein van Donderen is nog helemaal intact. Aan weerszijden van het strakke wegenpatroon bevinden zich vrijwel identieke bunkers die afhankelijk van de zwaarte van de springstof op regelmatige afstand van elkaar staan. Alle afwijkingen binnen de onberispelijke structuur vallen daarom direct op. Een aantal bunkers waar vroeger de zwaarste munitie opgeslagen lag, zijn omgeven door een U-vormige aarden wal. Dankzij deze massieve explosiebuffer konden de bunkers efficiënt naast elkaar neergezet worden. Ook de houten 'koffer' om het onderhoudsgebouw wijkt af. Om de mensen die er destijds werkten te beschermen, is de dubbelwandige bak gevuld met grind welke een explosie volledig kan indammen. De sobere, doelmatige architectuur en inrichting van het munitiedepot is typerend voor het stramien van de tijdsgeest. Deze basisstructuur is volgens de RACM typerend voor de naoorlogse wederopbouw en heeft dus een monumentale kwaliteit die versterkt wordt door de huidige belangstelling voor het credo van de tijdsgeest: rust, reinheid en regelmaat. Om de monumentale waarde te bepalen heeft de dienst de centrale kenmerken van alle militaire terreinen vastgesteld. De originele staat van uniforme gebouwen, het wegenpatroon, de repetitie van gebouwen en wegen, het vaste stramien tussen verkeer, gebouw en groen kunnen dan gezamenlijk in een waarderingscijfer uitgedrukt worden. De gehele basisstructuur met alle karakteristieken van MMC Donderen verkeert in originele staat. Het RACM heeft daarom het militaire terrein als geheel het hoogste waarderingscijfer gegeven waardoor de structuur monumentaalwaardig is verklaard. blad 28 van 194 Ruimtelijke Ordening - Oranjewoud ontwerp projectbesluit Gebruikswijziging voormalig MMC Donderen Gemeente Tynaarlo Projectnummer 250272

Samenvattend zijn de waarden van het complex in onderstaande categorien te verdelen met daarbij de beoordeling door de RACM: zeer gaaf complex met regelmatige structuur uit een relatief late periode (1960); stedenbouwkundige/ensemble waarde: maximaal; gaafheid/herkenbaarheid: maximaal; zeldzaamheid: maximaal; waardering: 9.

Conclusie Het plan voorziet alleen in een functiewijziging. De bestaande structuren worden hierdoor niet aangetast en daarnaast worden de aanwezige waarden onderkend door de gebruikers. Om die reden heeft de RACM te kennen gegeven dat met het behoud van de kenmerkende structuren de aanwezige cultuurhistorische waarde behouden blijven, hier is in dit plan rekening mee gehouden. 4.5 Ecologie

Ten aanzien van natuurwaarden zijn zowel gebiedsbescherming (Natuurbeschermingswet en Ecologische Hoofdstructuur) als soortbescherming (Flora- en faunawet) van belang.

Normstelling en beleid Natuurbeschermingswet 1998 Uit een oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998, die op 1 oktober 2005 in werking is getreden, van belang. Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden, te weten: 1. door de minister van LNV aangewezen gebieden, zoals bedoeld in de Vogel- en Habitatrichtlijn; 2. door de minister van LNV aangewezen beschermde natuurmonumenten; 3. door Gedeputeerde Staten aangewezen beschermde landschapsgezichten. De wet bevat een zwaar beschermingsregime voor de onder 1. en 2. bedoelde gebieden (in de vorm van verboden voor allerlei handelingen, behoudens vergunning van Gedeputeerde Staten of de minister van LNV). De bescherming van de onder 3. bedoelde gebieden vindt plaats door middel van het bestemmingsplan. De speciale beschermingszones hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten ten deze zones plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats. Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan of bij een ruimtelijke onderbouwing moet worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet 1998 de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt, waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 zal kunnen worden verkregen. Speciale beschermingszones maken onderdeel uit van een samenhangend Europees ecologisch netwerk: Natura2000. Dit netwerk is vergelijkbaar met de Nederlandse Ecologische Hoofdstructuur, echter op Europees niveau.

Ecologische Hoofdstructuur De Nota Ruimte geeft het beleidskader voor de duurzame ontwikkeling en een verantwoord toekomstig grondgebruik in de vorm van onder andere de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische blad 29 van 194 Ruimtelijke Ordening - Oranjewoud ontwerp projectbesluit Gebruikswijziging voormalig MMC Donderen Gemeente Tynaarlo Projectnummer 250272

verbindingszones.

Flora en fauna Op 1 april 2002 is de Flora- en faunawet in werking getreden. Deze wet regelt de bescherming van wilde dier- en plantensoorten. In de wet zijn de voormalige Jacht- en Vogelwet opgenomen, alsmede de soortbeschermingsparagrafen uit de Natuurbeschermingswet. Tevens is een deel van de verplichtingen op grond van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn opgenomen. De Flora- en faunawet verbiedt om dieren te doden of hun rust- of verblijfplaats te verstoren. Ook legt de wet de zorgplicht van de burger voor de flora en fauna vast. Er zijn vrijstellingsbepalingen, onder andere in verband met de jacht en de schadebestrijding. Afwijkingen van de verbodsbepalingen zijn mogelijk indien geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort.

Situatie plangebied Het plangebied bevindt zich niet in de directe omgeving van Natura2000-gebieden. Wel grenst het complex grotendeels aan de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Aangezien het plangebied niet valt binnen de EHS is dit in mindere mate relevant. Uiteraard mag de ontwikkeling geen nadelige gevolgen hebben voor de EHS. Bij de invulling van de ontwikkeling is hiermee ook terdege rekening gehouden, met name bij de keuze van de functies en hoe het gebied ingericht wordt. In opdracht van DLG is in 2009 een natuuronderzoek uitgevoerd conform de Flora- en faunawet. Medio 2010 is dit rapport opgeleverd, zie Bijlage 8. In de rapportage is de vleermuis de enige soort waarmee conflicten zouden kunnen ontstaan afhankelijk van de aard van de herontwikkeling van het complex. Ten opzichte van de plannen uit 2009/2010 heeft er een wijziging plaatsgevonden. Er worden geen bunkers meer gesloopt. In 2009 bestond de mogelijkheid dat enkele bunkers gesloopt zouden gaan worden, met compensatie van nieuwe vleermuisvriendelijke gebouwen maar daar is nu geen sprake meer van. Er zullen nu bij enkele bunkers interne wijzigingen plaatsvinden maar de bunkers zelf blijven bestaan. Dit gewijzigde uitgangspunt heeft ervoor gezorgd dat er een aanvullende memo is opgesteld ten aanzien van de aanwezige vleermuizen in het plangebied (zie bijlage 9). De conclusie is dat de werkzaamheden dermate beperkt zijn dat er geen nadelige effecten zijn op Flora en fauna en dat overtreding van de Flora en faunawet niet optreedt. Er is echter gekozen om het complex nog geschikter te maken als foerageergebied en verblijfplaats voor flora en fauna (waaronder de vleermuizen) door o.a. vleermuisvriendelijke voorzieningen aan te leggen. Ook Dienst Regelingen onderstreept het standpunt dat geen nadelige effecten optreden (zie bijlage 9).

Conclusie Voor de ontwikkeling is geen ontheffing in het kader van de Flora- en Faunawet nodig. Het aspect ecologie vormt geen belemmering voor de plannen. 4.6 Explosieven

Binnen het plangebied is geen vooronderzoek door het Explosieven Opruimings Commando Koninklijke Landmacht of een gecertificeerd bedrijf verricht naar de aanwezigheid van explosieven en/of munitie. Reden hiervoor is dat het plangebied in de Tweede Wereldoorlog niet in gebruik is geweest door de Duitse bezetter en het complex nooit door het ministerie van Defensie als oefen- en/of schietterrein in gebruik is geweest.

blad 30 van 194 Ruimtelijke Ordening - Oranjewoud ontwerp projectbesluit Gebruikswijziging voormalig MMC Donderen Gemeente Tynaarlo Projectnummer 250272

4.7 Externe veiligheid

Normstelling en beleid Externe veiligheid beschrijft de risico's die ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op inrichtingen (bedrijven) of transportroutes. Op beide categorieën is verschillende wet- en regelgeving van toepassing. Het huidige beleid voor inrichtingen (bedrijven) is afkomstig uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), welke 27 oktober 2004 van kracht is geworden. Het externe veiligheidsbeleid voor transport van gevaarlijke stoffen staat in de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen(cRvgs), welke op 4 augustus 2004 in de Staatscourant is gepubliceerd. Binnen het beleidskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico (PR) geeft de kans, op een bepaalde plaats, om te overlijden ten gevolge van een ongeval bij een risicovolle activiteit. Binnen de 10-6 /jaarcontour (welke als wettelijke harde norm fungeert) mogen geen nieuwe kwetsbare objecten geprojecteerd worden. Het groepsrisico (GR) is een maat voor de kans dat bij een ongeval een groep slachtoffers valt met een bepaalde omvang. Het GR wordt bepaald binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit. De verantwoordingsplicht draait kort gezegd om de vraag in hoeverre risico's, als gevolg van een ruimtelijke ontwikkeling, worden geaccepteerd en indien noodzakelijk welke veiligheidsverhogende maatregelen daarmee gepaard gaan.

Situatie plangebied In de directe omgeving van het plangebied zijn geen bedrijven actief die vallen onder de werking van het Bevi. Tevens bevinden zich in de nabijheid van het plangebied geen transportroutes voor gevaarlijke stoffen en/of risicovolle buisleidingen (gas/olie).

Conclusie Het plan wordt niet beperkt en heeft geen beperkende werking ten aanzien van externe veiligheid. 4.8 Luchtkwaliteit

In de verschillende units van het munitiedepot aan de Norgerweg te Donderen worden diverse (nieuwe) activiteiten ontplooit, onder andere voor zorgboerderij Peest en theaterorganisatie PeerGroup. Deze wijziging van de functie kan van invloed zijn op het verkeer op de wegen in en direct rond het plangebied en is om die reden ook van invloed op de concentraties luchtverontreinigende stoffen langs deze wegen.

Normstelling en beleid De belangrijkste wet- en regelgeving voor luchtkwaliteit is vastgelegd in Titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen van de Wet milieubeheer (Wm). In samenhang met Titel 5.2 zijn de grenswaarden voor luchtkwaliteit in Bijlage 2 van de Wm opgenomen. In Titel 5.2 Wm is bepaald dat bestuursorganen een besluit, dat gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit, kunnen nemen wanneer: wordt voldaan aan de in bijlage 2 van de Wet milieubeheer opgenomen grenswaarden; een besluit (per saldo) niet leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit; aannemelijk is gemaakt dat een besluit 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de concentratie van een stof; het project is opgenomen in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit blad 31 van 194 Ruimtelijke Ordening - Oranjewoud ontwerp projectbesluit Gebruikswijziging voormalig MMC Donderen Gemeente Tynaarlo Projectnummer 250272

(NSL).

In het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)3 (NIBM) is vastgelegd wanneer een project/plan niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een bepaalde stof. Een plan/project draagt niet in betekenende mate bij als de toename van de concentraties in de buitenlucht van zowel NO als PM niet meer bedraagt dan 3% van de3 jaargemiddelde grenswaarde voor die stoffen. Dit komt voor beide stoffen overeen met een maximale toename van de concentraties met 1,2 µg/m . Projecten die niet in betekenende mate bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit hoeven niet getoetst te worden 2 10 aan de grenswaarden uit de Wet milieubeheer. Wel moet worden aangetoond dat als gevolg van het project de jaargemiddelde concentraties PM en NO niet met meer dan 1,2 µg/m toenemen.

10 2

Verkeersgeneratie voorgenomen situatie Bij de beoordeling van dit plan is de verkeersgeneratie (het aantal motorvoertuigen dat van en naar de functies gaat rijden) van belang. Bij de beoordeling zijn de uitgangspunten uit paragraaf 4.11 gehanteerd. Voor de beoordeling is uitgegaan van 122 mvt/etmaal waardoor de beoordeling in feite is uitgevoerd op basis van de maximale situatie die een (zeer) ruime overschatting geeft van de daadwerkelijke dagelijkse verkeersgeneratie van de nieuwe functies.

Beoordeling Met het rekenprogramma CARII (versie 11.0) is een indicatieve berekening uitgevoerd waarbij is aangenomen dat op een specifiek wegvak in de omgeving van het plangebied sprake is van een maximale toename van 122 mvt/etmaal. Er is gerekend met de weg- en omgevingskenmerken (wegtype, snelheidstypering en bomenfactor) die het meest ongunstig zijn voor luchtkwaliteit. Voor de berekening zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd: Coördinaat: 230089 / 566968 Intensiteit: 122 mvt/etmaal Fract. middelzw: 0,0% Fract. zwaar: 1,6% Wegtype: 3b (streetcanyon) Snelheid: Stagnerend stadsverkeer Bomenfactor: 1,50

Afstand wegas: 5 meter 3 3 Uit de berekeningen (uitgevoerd voor het jaar 2012) blijkt dat de bijdrage van het planverkeer, uitgerekend op basis van een zeer conservatieve inschatting van de verkeerstoename als gevolg van het plan en een voor luchtkwaliteit ongunstige modellering, aan de jaargemiddelde concentratie NO maximaal 0,3 µg/m is. De maximale bijdrage aan de jaargemiddelde concentratie PM is kleiner dan 0,1 µg/m . 3

Conclusie 2 10 Aangezien op basis van een zeer conservatieve inschatting van de verkeerstoename als gevolg van het plan sprake is van een toename van niet meer dan 1,2 µg/m , is aannemelijk dat het plan niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit (NIBM). Titel 5.2 van de Wet milieubeheer levert derhalve geen belemmering op voor verdere besluitvorming.

blad 32 van 194 Ruimtelijke Ordening - Oranjewoud ontwerp projectbesluit Gebruikswijziging voormalig MMC Donderen Gemeente Tynaarlo Projectnummer 250272

4.9 Milieuzonering

In de nabijheid van het plangebied bevinden zich een tweetal agrarische bedrijven. De kortste afstand van de agrarische bedrijven tot het plangebied bedraagt circa 100 meter, gerekend vanaf een sleufsilo. Omdat het geen intensieve bedrijven betreft zijn de bedrijven op voldoende afstand van het plangebied gelegen. 4.10 Straling

Gezien het complex een militaire functie heeft gehad in de Koude Oorlog, een periode waarin kernwapens een belangrijk dreigmiddel vormden, is het complex onderzocht op straling. In 2008 is door de Stralingsbeschermingdienst een onderzoek ingesteld naar de aanwezigheid van kernmaterieel en waarschuwingssymbolen ioniserende straling. Bij dit onderzoek zijn geen bijzonderheden aangetroffen. 4.11 Verkeer en parkeren

In de verschillende units van het munitiecomplex aan de Norgerweg te Donderen worden diverse activiteiten ontplooit. Ten behoeve van de ruimtelijke onderbouwing dient bepaald te worden hoe veel extra, nieuw, verkeer deze ontwikkeling genereert.

Beschrijving Het voormalig munitiecomplex wordt gebruikt door zorgboerderij Peest en theaterorganisatie PeerGrouP. De zorgboerderij Peest heeft circa 18 cliënten die deels meedoen aan dagactiviteiten. Een deel van die dagactiviteiten wordt uitgevoerd op het terrein van het voormalig munitiecomplex. Hier hebben zij theater-, schilder- en muziekactiviteiten, maar er is ook een timmerwerkplaats, kruidentuin etc. De PeerGrouP begeleidt een deel van deze cliënten bij hun activiteiten en voert hier zelf ook activiteiten uit. Deze activiteiten kunnen bezoekers trekken, zowel voor de cliënten van zorgboerderij Peest als voor de PeerGrouP. Daarnaast zijn er nog een aantal ruimtes die door derden ingevuld worden, zoals de Historische vereniging van Norg. In paragraaf 3.2 is een overzicht opgenomen met de functies van de ruimten zoals nu bekend, de codes corresponderen met de nummering/benaming van de gebouwen.

In totaal zijn er circa 25 ruimtes die gebruikt kunnen worden, waaronder een tweetal als kantine en een vijftal als opslagruimte en/of archief. Hieronder enkele kenmerken van beide gebruikersgroepen: PeerGrouP: de PeerGrouP heeft 5 vaste medewerkers en heeft een gastenverblijf met 3 slaapkamers. Verder is de verwachting dat er op jaarbasis een achttal evenementen georganiseerd worden waar circa 50 bezoekers komen; zorgboerderij Peest: momenteel zijn er 5 à 6 cliënten aanwezig op het terrein met 1 à 2 begeleiders. De cliënten worden gebracht of rijden mee met begeleiders. In de toekomst kan dat groeien naar 18 à 20 cliënten met 4 à 6 begeleiders.

Verkeersprognose Normaliter wordt de verkeersprognose bepaald op basis van kentallen van de CROW. Bovengenoemde activiteiten vallen hier echter niet onder. Het complex is al (deels) in gebruik door de geplande ontwikkeling. Het huidig gebruik is dan mede een uitgangspunt voor de verkeersprognose. De verkeersprognose wordt op een pragmatische wijze benaderd op basis van huidig gebruik, kennis, ervaring en waar mogelijk ondersteund met algemene informatie uit de genoemde kentallen van de CROW. blad 33 van 194 Ruimtelijke Ordening - Oranjewoud ontwerp projectbesluit Gebruikswijziging voormalig MMC Donderen Gemeente Tynaarlo Projectnummer 250272

Ten behoeve van de verkeersproductie wordt uitgegaan van een worst-case scenario met een hoog autogebruik van de gebruikers en bezoekers. Hierdoor zal het werkelijke gebruik in de praktijk veelal lager uitvallen dan hier verondersteld.

Parkeerbehoefte Gesteld wordt dat de medewerkers van de PeerGrouP met eigen vervoer komen en dat geldt ook voor de gasten, dat resulteert in een parkeerbehoefte van 5 + 3 = 8 parkeerplaatsen. De cliënten en begeleiders van zorgboerderij Peest zullen waarschijnlijk gebracht worden met busjes, dit betreft in het eindplaatje maximaal 3 busjes. Indien de cliënten meerijden met eigen vervoer van de begeleiders zijn dat 6 voertuigen. Uitgaande van dit laatste zijn er 6 parkeerplaatsen nodig.

Voor de bezoekers wordt uitgegaan van een gemiddelde autobezetting van 1,5 persoon per auto. Bij 15 bezoekers per dag gaat het dan om 10 auto's. Op basis van bovenstaande is de benodigde parkeercapaciteit 8 + 6 + 10 = 24 parkeerplaatsen. Dit is aan de hoge kant omdat waarschijnlijk een deel van het personeel van de PeerGrouP en de bezoekers ook met de (brom)fiets zal komen en misschien deels met het openbaar vervoer. Een gangbare verdeling is 80% auto, 15% (brom)fiets en 5% openbaar vervoer. Dit zou resulteren in circa 19 parkeerplaatsen, voor de verkeersprognose gaan we echter uit van 24 parkeerplaatsen.

Naast genoemde 24 parkeerplaatsen zijn er maximaal acht maal per jaar evenementen met circa 50 bezoekers. Voor musea en evenementen wordt veelal uitgegaan van een gemiddelde autobezetting van respectievelijk 2 en 2,5. Bij maximaal autogebruik resulteert dat in circa 25 auto's en dus evenveel parkeerplaatsen. Omdat deze bezoekers veelal van verder weg komen wordt het aandeel fiets en openbaar vervoer minimaal verondersteld. Vraag is of al deze parkeerplaatsen gefaciliteerd moeten worden voor 8 evenementen per jaar. Indien circa 10 extra parkeerplaatsen aanwezig zijn, is er restcapaciteit om pieken in de dagelijkse bedrijfsvoering op te vangen en mogelijk ook zo de kleine evenementen te faciliteren. Tijdens de grotere evenementen dient dan in de directe omgeving op het terrein een plaatsje gevonden te worden.

Het MMC heeft momenteel de beschikking over een parkeerplaats voor 8 auto's bij de hoofdingang. Daarnaast biedt het terrein ruim voldoende mogelijkheid om de parkeerbehoefte op te vangen. Hiermee voorziet het plan in voldoende parkeervoorzieningen. Daarnaast is ten zuidwesten van het plangebied een openbare parkeerplaats van Staatsbosbeheer aanwezig, deze kan mogelijk tijdens evenementen gebruikt worden.

Verkeersproductie Op een reguliere werkdag komen er maximaal circa 24 auto's, dit resulteert in circa 60 autobewegingen. Dit is inclusief personen die bijvoorbeeld voor de lunch naar huis en terug rijden. Daarnaast zal er wekelijks 1 of 2 maal een leverancier komen. De totale verkeersproductie op een normale werkdag bedraagt dan 62 voertuigbewegingen. De verkeersintensiteit op de N858 tussen Norg en Donderen bedraagt volgens een rapport van de gemeente Noordenveld (Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan, 2006) 4.000 motorvoertuigen per etmaal in 2020, ten opzichte van 3200 in 2004. De weg is ingericht als Gebiedsontsluitingsweg met 80 km/h. Genoemde verkeerstoename heeft een verwaarloosbaar effect op de verkeersafwikkeling van de N858. blad 34 van 194 Ruimtelijke Ordening - Oranjewoud ontwerp projectbesluit Gebruikswijziging voormalig MMC Donderen Gemeente Tynaarlo Projectnummer 250272

Tijdens evenementen komen hier nog circa 50 autobewegingen bij, op deze dagen gaat het dan totaal om circa 112 autobewegingen. Ook hiervan is het effect verwaarloosbaar, bovendien treedt dit maximaal 8 maal per jaar op.

Conclusie Het plangebied biedt voldoende mogelijkheid om in de parkeerbehoefte te voorzien. Daarnaast zorgt de ontwikkeling voor een verwaarloosbare toename aan verkeer. Hiermee is de ontwikkeling passend in zijn omgeving. 4.12 Vormvrije m.e.r.

Per 1 april 2011 is het Besluit milieueffectrapportage gewijzigd. Een belangrijk nieuw element in het Besluit m.e.r. is het (in feite) indicatief maken van de gevals•definities (de drempelwaarden in kolom 2 in de D-lijst). Dit betekent dat het bevoegd gezag meer moet doen dan onder de oude regelgeving. Vroeger kon worden volstaan met de mededeling in het besluit dat de omvang van de activiteit onder de drempelwaarde lag en dus geen m.e.r. (beoordeling) noodzakelijk was. Onder de nu geldende regeling moet een motivering worden gegeven. Deze motivering moet op basis van dezelfde criteria als de m.e.r.-beoordeling. De diepgang kan echter anders zijn en er zijn geen vormvereisten. Door Infomil wordt dit de 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' genoemd. De consequentie van de nieuwe regeling is dat in elk besluit of plan dat betrekking heeft op activiteiten die voorkomen op de D-lijst aandacht moet worden besteed aan de m.e.r. Dit kan zijn in de vorm van een motivering dat belangrijk nadelinge milieugevolgen zijn uitgesloten (en er dus geen m.e.r. (beoordeling) is uitgevoerd) of in de vorm van een beschrijving van de resultaten van de m.e.r. (beoordeling) . Concreet voor deze situatie betekent dit dat allereerst gekeken moet worden of sprake is van een of meerdere activiteiten, zoals genoemd in de D-lijst, die door middel van dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt. In casu is sprake van de een functiewijziging. De functiewijziging zoals in deze ontwikkeling plaats heeft valt niet onder de D-lijst en is daarmee niet m.e.r.-beoordelingsplichtig. 4.13 Water

Normstelling en beleid Bij elke ruimtelijke ontwikkeling dient nauwkeurig onderzocht te worden of er ook waterbelangen in het geding zijn. De watertoets heeft tot doel om te komen tot een goed functionerend en beheersbaar ontwerp van de waterhuishouding en de riolering voor het plangebied, dat aansluit op het vigerende beleid van het rijk, de provincie, het waterschap en de gemeente. Hiertoe worden de randvoorwaarden en uitgangspunten voor het ontwerp vroegtijdig in het ruimtelijk planproces uitgewerkt en kunnen eventuele kansen of knelpunten in dit stadium worden gesignaleerd. Het beleid van waterschap Noorderzijlvest is verwoord in het Waterbeheerplan 2010 - 2015. De ruimtelijke zonering van de provincie heeft het waterschap vertaald naar een eigen zonering met water als belangrijkste element. Het waterschap benadrukt in haar functiezonering de volgende aspecten: de hoogte van de waterpeilen en het gewenste grondwaterregime (GGOR), een optimale wateraanvoer en -afvoer (waterkwantiteit), de waterkwaliteit voor verschillende functies en de inpassing van water in het landschap.

Situatie plangebied Voor dit plan is via www.dewatertoets.nl een digitale watertoets uitgevoerd (zie bijlage 10). Uit de watertoets komt naar voren dat aan een aantal thema's relevant zijn voor het blad 35 van 194 Ruimtelijke Ordening - Oranjewoud ontwerp projectbesluit Gebruikswijziging voormalig MMC Donderen Gemeente Tynaarlo Projectnummer 250272

plangebied:

1. Bufferzone natuurgebieden: Natuurgebieden zijn veelal natte gebieden met hoge (grond)waterstanden. Ruimtelijke ontwikkelingen zoals industrieterreinen en woningbouw hebben lage (grond)waterstanden nodig, wat veelal leidt tot een peilverlaging. Het waterschap Noorderzijlvest zorgt voor een goede belangenafweging tussen de verschillende functies en een goede waterhuishouding.

Situatie plangebied: Als gevolg van het onderhavige plan zal de grondwaterstand niet worden verlaagd. Het plan heeft betrekking op een gebruikswijziging van bestaande bebouwing. Er wordt geen nieuwe bebouwing toegevoegd.

2. Kwetsbaar water Het betreft hier wateren in beekdalen en veengebieden. In de Provinciale Omgevingsplannen van de provincies staat beleid geformuleerd hoe men met ruimtelijke ontwikkelingen in deze kwetsbare gebieden om wil gaan.

Situatie plangebied: 2 Als gevolg van het plan worden geen nieuwe sloten gegraven of bestaande sloten gedempt.

3. Verhard oppervlak Als gevolg van het plan neemt het verhard oppervlak niet toe, althans met niet meer dan 750 m . Compensatie is dan ook niet aan de orde.

4. Riolering In het plangebied wordt geen riolering aangelegd. Vuilwater wordt afgevoerd naar een septic-tank.

5. Vervuiling verhard oppervlak Afkoppelen van hemelwater is uitsluitend toegestaan, indien het water als schoon kan worden aangemerkt. Maatregelen om vervuiling te voorkomen dan wel te verminderen kunnen noodzakelijk zijn. Voorbeelden hiervan zijn: l Uitlogende materialen voorzien van een coating; Toepassen van olie-/ vetafscheiders bij wegen en parkeerplaatsen In sommige gevallen mag hemelwater van vervuild verhard oppervlak via een voorzuivering, zoals een bodempassage (groenstrook), helofytenfilter of afscheider worden afgevoerd naar het oppervlaktewater of grondwater. Bij ernstiger vervuild oppervlak dien een verbeterd gescheiden rioolsysteem te worden toegepast.

Met bovenstaande maatregelen zal rekening worden gehouden.

Conclusie Het thema water vormt geen belemmering voor de vaststelling van het onderhavige besluit. Het plan maakt uitsluitend een gebruikswijziging mogelijk van bestaande bebouwing.

blad 36 van 194 Ruimtelijke Ordening - Oranjewoud ontwerp projectbesluit Gebruikswijziging voormalig MMC Donderen Gemeente Tynaarlo Projectnummer 250272

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Economische uitvoerbaarheid

Op grond van artikel 5.20 Besluit omgevingsrecht jo. artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient onderzoek plaats te vinden naar de economische uitvoerbaarheid van het plan. De ontwikkeling is een particulier initiatief, waaraan voor de gemeente geen kosten zijn verbonden. Omdat de kosten van het project worden gedragen door de initiatiefnemer draagt de gemeente in dit opzicht geen risico. Teneinde de mogelijke planschade ook voor rekening van de initiatiefnemer te laten komen, is tussen de initiatiefnemer en de gemeente een (planschaderisico)overeenkomst gesloten. Hierdoor is een exploitatieplan niet nodig. 5.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

De ruimtelijke onderbouwing zal als onderdeel van de omgevingsvergunning ter inzage worden gelegd. Het vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro met bevoegde instanties zal tegelijkertijd worden uitgevoerd. Resultaten van deze inspraakprocedure zullen later hier ingevoegd worden.

blad 37 van 194 Ruimtelijke Ordening - Oranjewoud ontwerp projectbesluit Gebruikswijziging voormalig MMC Donderen Gemeente Tynaarlo Projectnummer 250272

blad 38 van 194 Ruimtelijke Ordening - Oranjewoud ontwerp projectbesluit Gebruikswijziging voormalig MMC Donderen Gemeente Tynaarlo Projectnummer 250272

Bijlagen

blad 39 van 194 Ruimtelijke Ordening - Oranjewoud ontwerp projectbesluit Gebruikswijziging voormalig MMC Donderen Gemeente Tynaarlo Projectnummer 250272

blad 40 van 194 Ruimtelijke Ordening - Oranjewoud ontwerp projectbesluit Gebruikswijziging voormalig MMC Donderen Gemeente Tynaarlo Projectnummer 250272

Bijlage 1 Schetsschuit Ontwikkeling Militaire Terreinen

blad 41 van 194 Ruimtelijke Ordening - Oranjewoud

ontwerp projectbesluit Gebruikswijziging voormalig MMC Donderen Gemeente Tynaarlo Projectnummer 250272

Bijlage 2 Verkoopleidraad

blad 55 van 194 Ruimtelijke Ordening - Oranjewoud

Verkoopleidraad

Herontwikkeling militaire terreinen bunkercomplex en grasland van Munitie Magazijnen Complex Donderen

Inhoudsopgave 1 I NLEIDING 2 1.1 I NLEIDING 2 1.2 L EESWIJZER 2

2 A LGEMENE INFORMATIE 2 2.1 VERKOPENDE DIENST 2 2.2 I NLICHTINGEN /NADERE VRAGEN 3 2.3 O MSCHRIJVING HUIDIGE LOCATIE 3 2.4 O MSCHRIJVING PROGRAMMA VAN EISEN IN HOOFDLIJNEN 4 2.5 M INIMUM KWALITEIT EN BIEDING 4

3 D E PROCEDURE 4 3.1 A LGEMEEN 4 3.2 P LANNING VAN DE PROCEDURE 5 3.3 G ELDIGHEID 5 3.4 G UNNINGCRITERIA 5

4 B IJ INSCHRIJVING TE VERSTREKKEN DOCUMENTEN 8

Bijlagen in de verkoopleidraad: Bijlage 1 Inschrijvings- en verkoopvoorwaarden

Losse bijlagen: Bijlage 2 Inschrijfformulier bunkercomplex Bijlage 3 Inschrijfformulier combinatie bunkercomplex grasland Bijlage 4 Inschrijfformulier grasland Bijlage 5 Eigenverklaring Bijlage 6 Ontwerpakte van levering

Verkoopleidraad MMC Donderen 2 1 I NLEIDING

1.1 I NLEIDING

De Staat der Nederlanden is voornemens de militaire terreinen Munitie Magazijn Complex Donderen(MMC Donderen) te verkopen. Deze eerste openbare verkoop betreft het bunkercomplex inclusief 1 dienstwoning en een perceel grasland alle gelegen langs de Norgerweg tussen Donderen en Norg.

In overleg met de gemeenten Tynaarlo en Noordenveld en de provincie Drenthe is besloten om het bunkercomplex te herontwikkelen naar een Kunstlandgoed. Voor de kopende partij ligt er de uitdaging om de locatie deze nieuwe maatschappelijk en ecologisch verantwoorde bestemming te geven met behoud van bestaande waarden. Op het perceel grasland wordt het huidige agrarische gebruik de toekomstige bestemming. Het perceel grasland ligt in het zoekgebied van een ecologische verbindingszone en biedt derhalve de mogelijkheid om het perceel om te vormen tot natuur.

Gekozen is voor een maximaal objectieve, transparante en niet discriminerende werkwijze ten aanzien verkoop van het terrein aan een marktpartij. Daarom is gekozen voor een openbare verkoop.

Dit document behelst de verkoopfase. Geïnteresseerde marktpartijen worden uitgenodigd om een aanbieding te doen op basis van deze verkoopleidraad.

1.2 L EESWIJZER Deze leidraad verstrekt allereerst de algemene informatie over de verkoop. Aan de hand van deze projectinformatie kan de gegadigde zich een beeld vormen van de inhoud en de omvang van de herontwikkeling (hoofdstuk 2). Hoofdstuk 3 gaat vervolgens nader in op de verkoopprocedure. In hoofdstuk 4 zijn de te overleggen gegevens opgenomen.

Verkoopleidraad MMC Donderen 3 2 A LGEMENE INFORMATIE

2.1 VERKOPENDE DIENST

Namens De Staat:

Dienst Landelijk Gebied Regio Noord Tesselschadestraat 7, Postbus 2003, 8901 JA 8901 JA Leeuwarden

De verkoop geschiedt in samenwerking met de regionale directie Noord & O oost van het Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf (Ministerie van Financiën).

2.2 I NLICHTINGEN /NADERE VRAGEN

Vragen ter zake van deze verkoopleidraad kunnen uitsluitend schriftelijk, bij voorkeur per e-mail, worden gesteld aan:

Dienst Landelijk Gebied regio Noord T.a.v. de heer A. Dreijer Postbus 2003 8901 JA Leeuwarden Telefoon: 058-2955214/06-52401190 E-mail: [email protected] Onder vermelding van: Verkoop MMC Donderen

2.3 O MSCHRIJVING HUIDIGE LOCATIE

Ligging en oppervlaktes Het bunkercomplex ligt langs een provinciale weg op ca. 4 kilometer van Norg en ca. 3 kilometer van Donderen. Het complex ligt op de gemeentegrens van de gemeenten Tynaarlo en Noordenveld. Van het complex wordt bij deze eerste verkoop alleen het bunkercomplex met 1 dienstwoning en het grasland verkocht. Het bouwland direct ten oosten van het bunkercomplex maakt geen onderdeel uit van deze verkoop

De te verkopen objecten bestaan uit de volgende kadastrale percelen: Gemeente Norg, sectie E, nummer 2269, groot 4.40.30 ha; geheel bunkercomplex, Gemeente Vries, sectie R, nummer 614 (ged.), groot 16.63.96 ha; bunkercomplex en grasland, Gemeente Vries, sectie R, nummer 612 (ged.), groot 0.14.50 ha; dienstwoning Norgerweg 221.

Het bunkercomplex is ca. 12.97.30 ha groot. Van het bunkercomplex ligt 8.57.00 ha in de gemeente Tynaarlo en 4.40.30 ha in de gemeente Noordenveld. Het bunkercomplex is in zijn geheel omrasterd. Aan de voorzijde behoort het bosperceel naast de dienstwoningen tot de verkoop. Aan de oostzijde ligt de nieuwe erfgrens 2 meter buiten het hekwerk.

De dienstwoning is gelegen aan de voorzijde van het complex naast de toegang naar het bunkercomplex. De dienstwoning heeft een separaat kadastraal perceel van ca. 0.14.50 ha.

Het grasland is ca. 3.66.66 ha groot en is inclusief de aanwezige bomenrijen aan de oost- en westzijde van het perceel. De grens van het grasland is aan de westzijde gelegen in de aanwezige droge greppel en aan de oostzijde de bestaande kadastrale grens.

Verkoopleidraad MMC Donderen 4

Ligging MMC Donderen

Bunkercomplex Het bunkercomplex in een omrasterd gebied van ca. 12.97.30 hectare. Op het complex staat de volgende bebouwing: − 1 wachtgebouw van 191 m² BVO − 1 Werkplaats van 160 m² BVO − 14 munitiebunkers van 203 m² BVO − 5 munitiebunkers van 99 m² BVO − 4 munitiebunkers van 31 m² BVO − 1 magazijn van 31 m² BVO − 1 trafogebouw van 9 m² BVO

. Bunkercomplex, dienstwoningen, bouw-en grasland MMC Donderen

Dienstwoning De dienstwoning is gebouwd in 1989 voor de toenmalige hondenbegeleiders van het complex. De woning wordt nog bewoond door de voormalige begeleider. Het huurcontract is bekend onder kenmerk IGG 107017973, contractnummer 0979.0001.001 (oud nummer 80/1998/407), ingegaan op 1 augustus 2000. De huurprijs bedraagt per 1 juli 2010 € 258,36 per maand.

Verkoopleidraad MMC Donderen 5 2.4 O MSCHRIJVING PROGRAMMA VAN EISEN IN HOOFDLIJNEN

Het Publiek Programma van Eisen (PPE) is een afsluiting van een heel zorgvuldig proces waarbij Dienst Landelijk Gebied (DLG) het ontwikkelconcept Kunstlandgoed met provincie, gemeenten Tynaarlo en Noordenveld inhoud heeft gegeven.

Het programma geeft marktpartijen helderheid over wat er vanuit de betrokken overheden op het complex mag en kan worden ontwikkeld. Het is daarbij niet bedoeld om alleen harde eisen uit het beleid op te sommen, maar ook om de markt uit te dagen om op een inspirerende wijze met een goede invulling te komen. Marktpartijen moeten daarbij wel de zekerheid hebben dat de door hun voorgestelde herontwikkeling ook past in het toetsingskader van de overheden met een veelheid aan wet- en regelgeving en beleidsstukken.

Het programma bevat daarom de wensen en eisen vanuit het beleid. Daarnaast ook samenvattende informatie over (fysieke) beperkingen en mogelijkheden van het complex, al dan niet voortvloeiend uit bestaande wet- en regelgeving op het gebied van onder meer ecologie, cultuurhistorie, milieu, maatschappelijke waarde, gebruiksdruk. Ook die informatie is belangrijk om de ontwikkelruimte goed in beeld te hebben!

Het PPE dient als input voor de herbestemming van het bunkercomplex tot Kunstlandgoed. Naast dit PPE zullen de gemeenten voor een herbestemming de voorgestane invulling toetsen aan: milieu, ecologie, archeologie, stedenbouw en landschappelijke inpassing etc.

2.5 Minimum bieding

De locatie wordt uitsluitend vervreemd indien de bieding marktconform is. De hoogte van dit minimaal vereiste marktconforme bedrag is door Dienst Landelijk Gebied gedeponeerd bij notariskantoor Holland & Van der Woude Notarissen te Roden. Biedingen die lager zijn dan het gedeponeerde bedrag worden ongeldig verklaard.

Verkoopleidraad MMC Donderen 6 3 D E PROCEDURE

3.1 A LGEMEEN

Na het verstrijken van uiterste inleverdatum en -tijdstip opent de notaris in bijzijn van Dienst Landelijk Gebied de biedingen en toetst deze aan het gedeponeerde minimumbedrag. De biedingen die lager zijn worden terzijde geschoven. Van de overige inschrijvers wordt de financieel hoogste combinatie gemaakt. Daarmee wordt de winnaar vastgesteld.

Werkwijze beoordeling

De beoordeling van de inschrijvingen vindt plaats in de volgende stappen: 1. De notaris opent de gesloten financiële enveloppe; 2. De notaris toetst de inschrijving op volledigheid; 3. De financiële bieding wordt door de notaris getoetst aan het gedeponeerde bedrag; 4. De notaris stelt de financieel hoogste combinatie van biedingen op de onderdelen vast; 5. De notaris stelt een proces verbaal van de handelingen en uitkomsten op.

Indienen inschrijvingen

De biedingen moeten worden ingeleverd bij notariskantoor Holland & Van der Woude Notarissen:

Holland & Van der Woude Notarissen Meidoornlaan 29 Postbus 2 9300 AA Roden Op de linkerbovenhoek vermelden: Inschrijving MMC-Donderen.

Stukken dienen uiterlijk ontvangen te zijn op de datum en tijdstip genoemd onder “planning van de procedure” in 3.2.

De opening van de enveloppen kan niet worden bijgewoond door inschrijvers en belanghebbenden.

3.2 P LANNING VAN DE PROCEDURE De beoogde planning voor de procedure van inschrijving is als volgt: 1. Uitnodiging tot inschrijving en verzenden definitieve verkoopleidraad en contractstukken 13 juli 2010; 2. Laatste datum indienen vragen 1 september 2010 om 11.00 uur; 3. Uiterste tijdstip voor inschrijvingen 9 september 2010 om 11.00 uur; 4. Verwachte bekendmaking uitslag 13 september 2010 5. Overdracht terrein medio november 2010.

Het onder 2 en 3 genoemde tijdstip is een fatale termijn.

3.3 G ELDIGHEID De inschrijvingen worden door de notaris getoetst op volledigheid. Hierbij worden alle ingediende stukken betrokken. Inschrijvingen die niet voldoen, of waaraan eisen zijn gesteld, kunnen ongeldig verklaard worden.

3.4 G UNNINGCRITERIA

Partijen kunnen inschrijven op alleen het bunkercomplex, alleen het grasland of een bieding doen op beide objecten. Door de verkopende partij wordt gegund aan de inschrijver(s) met de financieel hoogste combinatie van biedingen op te verkopen objecten.

Verklarend voorbeeld: Partij A biedt € 300.000,- op het bunkercomplex en het grasland, Partij B biedt € 200.000,- op het bunkercomplex, Partij C biedt € 110.000,- op het grasland.

Verkoopleidraad MMC Donderen 7 De hoogste combinatie van biedingen is B-C met een totale bieding van € 310.000,-. Er wordt gegund aan B en C.

4 B IJ INSCHRIJVING TE VERSTREKKEN DOCUMENTEN

Er dient 1 vaste prijs opgegeven te worden welke ingevuld dient te worden op één van de los bijgevoegde inschrijfformulieren (losse bijlage).

Een kopie van een geldig legitimatiebewijs.

Er dient een volledig ingevulde eigenverklaring incl. gegoedheidsverklaring te worden bijgevoegd.

Indien inschrijving plaatsvindt door een rechtspersoon, dan dient het inschrijfformulier vergezeld te zijn door een recent (niet ouder dan één maand) uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel.

Alle bij de inschrijving te verstrekken documenten moeten ondertekend zijn door een daartoe bevoegde vertegenwoordiger van de inschrijver.

Verkoopleidraad MMC Donderen 8 Bijlage 1:

Voorwaarden terzake van de verkoop bij inschrijving van een tweetal kavels van het voormalige MMC Donderen.

Beschrijving van de procedure

1. Omschrijving registergoed 1.1 De inschrijving heeft betrekking op de verkoop bij inschrijving van het voormalige MMC Donderen, zoals dat breder is omschreven in de “Verkoopleidraad Herontwikkeling militaire terreinen bunkercomplex en grasland van Munitie Magazijnen Complex Donderen” (hierna: "Verkoopleidraad” die op het internet raadpleegbaar is op het adres http://www.ontwikkelingmilitaireterreinen.nl/pages/mmc-donderen.aspx alsmede ten kantore van de Dienst Landelijk Gebied, Trompsingel 1, 9700 RM te Groningen, waarvan deze inschrijvings- voorwaarden een onderdeel uitmaken.

2. Organisatie van de inschrijving 2.1 De publiekrechtelijk rechtspersoon Bureau Beheer Landbouwgronden, hierna te noemen: 'BBL' heeft opdracht gegeven aan Holland & Van der Woude Notarissen, hierna te noemen: 'de notaris', om de inschrijvingsprocedure te begeleiden. 2.2 BBL is bevoegd om tot het moment van opening van de enveloppen al die maatregelen te nemen die nodig zijn voor een ordelijk verloop van de verkoopprocedure en de inschrijvingsprocedure. Dit omvat de bevoegdheid om zonder opgave van redenen: - inschrijvers uit te sluiten van de inschrijvingsprocedure; - de inschrijvingsprocedure uit te stellen. Tot het moment van gunning is BBL bevoegd om de inschrijvingsprocedure af te gelasten. 2.3 De notaris is bevoegd om al die maatregelen te nemen die nodig zijn voor een ordelijk verloop van de inschrijvingsprocedure. 2.4 Het oordeel van de notaris omtrent datgene wat zich tijdens de inschrijvingsprocedure afspeelt en de uitleg of toepassing van de procedure van inschrijving, is beslissend. 2.5 Medewerkers van DLG en RVOB zijn uitgesloten voor inschrijving.

3. Het inschrijfformulier 3.1 Inschrijving is uitsluitend mogelijk door middel van het van bovengenoemde site te downloaden inschrijfformulier welke u tevens op uw aanvraag per post kan worden toegestuurd door de notaris. 3.2 Het inschrijfformulier dient volledig en naar waarheid te worden ingevuld en ondertekend. Het door de inschrijver op het formulier gedane bod dient zonder voorbehoud, onherroepelijk en onvoorwaardelijk te zijn. Het bedrag van de bieding wordt op het formulier in cijfers en voluit geschreven vermeld, waarbij op hele euro's dient te zijn afgerond. De bieding wordt exclusief eventueel verschuldigde kosten, belastingen, honoraria, verschotten etcetera uitgebracht. Indien een partij op beide kavels wenst te bieden, dan dient hiervoor het inschrijfformulier van een gecombineerde bieding gebruikt te worden. 3.3 Indien inschrijving plaatsvindt door een rechtspersoon, dan dient bij het inschrijfformulier vergezeld te zijn door een recent (niet ouder dan één maand) uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel en het inschrijvingsformulier door de vertegenwoordigingsbevoegde bestuurder(s) te worden ondertekend. 3.4 Een kopie van een geldig legitimatiebewijs (paspoort/Europese identiteitskaart/rijbewijs/ Nederlandse identiteitskaart) dient bij het inschrijfformulier te worden gesloten. Wanneer samen met een andere persoon wordt ingeschreven, dient van beide personen een kopie van een geldig legitimatiebewijs te worden overlegd. Voor het gedane bod zijn de bieders alsdan hoofdelijk aansprakelijk. 3.5 Een inschrijfformulier wordt uitgesloten van de inschrijving: - als het niet volledig is ingevuld en/of niet is voorzien van een geldig legitimatiebewijs; - als het bod herroepelijk, niet zonder voorwaarden of niet onvoorwaardelijk is gedaan;

Verkoopleidraad MMC Donderen 9 - als niet aan de in artikel 3.2 gestelde eisen wordt voldaan;

4. Inschrijving 4.1 Het inschrijfformulier met bijlagen dient te worden ingeleverd in een gesloten enveloppe bij, dan wel worden toegestuurd aan de notaris. Op de enveloppe dient de tekst "Inschrijving MMC Donderen" te worden aangetekend. Het inschrijfformulier kan worden afgegeven bij: Holland & Van der Woude Notarissen Meidoornlaan 29 Postbus 2, 9300 AA Roden In het geval het inschrijfformulier met bijlagen per post wordt verstuurd, draagt de inschrijver zelf het risico van het niet (tijdig) ontvangen door de Notaris. 4.2 Het inschrijfformulier met bijlagen dient uiterlijk op 9 september 2010 vóór 11.00 uur door de notaris te zijn ontvangen in een gesloten enveloppe. Te laat ontvangen formulieren kunnen niet in behandeling worden genomen en zijn dus uitgesloten van de inschrijvingsprocedure. 4.3 Iedere inschrijver is verplicht om een volledig ingevulde eigenverklaring incl. een bewijs van gegoedheid te overhandigen waaruit blijkt dat de inschrijver aan zijn financiële verplichtingen kan voldoen, afgegeven door een bank in de zin van artikel 1:1 Wet op het financieel toezicht, of door een verzekeraar in de zin van artikel 1:1 Wet op het financieel toezicht.

5. Openen enveloppen 5.1 Tijdig ontvangen enveloppen worden op 9 september 2010 om 11.00 uur, ten kantore van de notaris door de notaris geopend en de inhoud wordt gecontroleerd op volledigheid. De opening van de enveloppen geschiedt zonder aanwezigheid van inschrijvers, belanghebbenden en andere geïnteresseerden. 5.2 De notaris checkt de bieding met de gedeponeerde bodemprijs van BBL. 5.3 De notaris stelt de financieel hoogste combinatie van biedingen op de onderdelen vast. 5.5 De notaris maakt van zijn bevindingen bij het openen van de enveloppen een proces verbaal op.

6. Gunning 6.1 BBL behoudt zich het recht voor om, zonder opgave van redenen niet te gunnen. BBL heeft het recht om zich omtrent de al of niet gunning tot 27 september 2010, 17.00 uur te beraden. 6.2 Gegund wordt aan de inschrijver(s) met de financieel hoogste combinatie van biedingen op te verkopen objecten. Bij gelijke bieding wordt gegund aan de inschrijver welke op beide objecten heeft ingeschreven of indien dit geen uitsluitsel geeft middels loting door de notaris. 6.3 De gunning wordt bij aangetekende brief meegedeeld aan degene aan wie is gegund. Degenen aan wie niet is gegund ontvangen hiervan schriftelijk bericht.

7. Waarborgsom/bankgarantie 7.1 Degene aan wie is gegund, hierna te noemen de koper, dient op verzoek van de Staat binnen vijf dagen na dagtekening van de brief, waarbij hem mededeling is gedaan van de gunning aan de Staat, een waarborgsom te betalen ten bedrage van tien procent (10%) van de koopprijs, strekkende tot nakoming van de in artikel 8 vermelde verplichting. Over de gestorte waarborgsom wordt geen rente vergoed. 7.2 De koper kan aan zijn verplichting tot betaling van een waarborgsom ook voldoen door aan de Staat voor een zelfde bedrag een bankgarantie af te geven, die: • onvoorwaardelijk is en geldig is tot tenminste één maand na de voor het passeren van de akte vastgestelde uiterlijke datum; • afgegeven dient te zijn door een bank of instelling, waarop de Wet Toezicht Kredietwezen of de Wet op het Schadeverzekeringsbedrijf van toepassing is; • de clausule bevat, dat de desbetreffende bank of instelling op eerste verzoek van de Staat, het bedrag van de garantie aan de Staat zal uitkeren.

Verkoopleidraad MMC Donderen 10 7.3 Indien het bedrag van de garantie niet tot uitkering is gekomen en op de koper geen betalingsverplichtingen meer rusten, bericht de Staat de bank of instelling dat de garantie kan vervallen.

8. Koopovereenkomst, levering 8.1 De koopovereenkomst tussen de inschrijver en het BBL komt tot stand door de gunning. Na de gunning is uiterlijk 19 november 2010 levering gepland overeenkomstig de modelakte van levering welke onderdeel uitmaakt van de verkoopinformatie. 8.2 Levering vindt plaats ten overstaan van de notaris.

9. Ingebrekestelling, verzuim, ontbinding en boete 9.1 Indien BBL of koper nadat zij in verzuim is, van rechtswege of door ingebreke te zijn gesteld op een termijn van acht dagen, ter zake van de nakoming van één of meer van haar verplichtingen heeft de wederpartij de keuze of: (a) uitvoering van de overeenkomst te verlangen, in welk geval de partij die in verzuim is na afloop van voormelde termijn van acht dagen voor elke sedertdien ingegane dag tot aan de dag van nakoming een onmiddellijk opeisbare boete verschuldigd is van drie pro mille van de bieding; of (b) de overeenkomst door een schriftelijke verklaring voor ontbonden te verklaren en betaling van een onmiddellijk opeisbare boete te vorderen van tien procent van de bieding ongeacht kosten van rente en schaden.

Verkoopleidraad MMC Donderen 11 ontwerp projectbesluit Gebruikswijziging voormalig MMC Donderen Gemeente Tynaarlo Projectnummer 250272

Bijlage 3 Publiek Programma van Eisen

blad 67 van 194 Ruimtelijke Ordening - Oranjewoud

Inhoud

VOORWOORD 6

1. INLEIDING 7

2. DOEL EN STATUS VAN HET PUBLIEK PROGRAMMA VAN EISEN 8 Doel 8 Het instrument om dit te bereiken 8 Status van het programma 8 Wijze van totstandkoming 8

3. LIGGING EN IDENTITEIT VAN HET MMC DONDEREN 10 Ligging en oppervlaktes 10 Bunkercomplex 10 Identiteit van het complex 11 Kenmerken en kwaliteiten 11

4. NAAR DE NIEUWE BESTEMMING 12 Schetsschuit 12 Ruimtelijke kaders gemeenten en provincie Drenthe 12 Scenario’s 12 Ambtelijk overleg 13 Bestuurlijke overleg 13 Huidige bestemming 13 Kaders op basis van regelgeving en nader onderzoek 15 RACM - Cultuurhistorische waardestelling 15 Natuuronderzoek in het kader van de Flora- en faunawet & Nee, tenzij-toets 15 Milieuaspecten 16 COLOFON 5. ONTWIKKELINGSVISIE 17 Dit is een uitgave van Dienst Ruimtelijke programma van eisen 17 Landelijk Gebied ©2010 Deelgebieden 18 Deelgebied 1: Noordelijk bosgebied 18 Auteur/samensteller Deelgebied 2: Bunkerterrein 18 Alfred Dreijer i.s.m. Functioneel programma van eisen 18 Gemeente Noordenveld en Uitgangspunten 19 Gemeente Tynaarlo Vereisten 19 Fotografie en beeld Bas van de Wetering Lydia Langhout Jannes de Vries Martin van Dijken Alfred Dreijer Grafisch ontwerp Barbara Peerdeman DTP René Kemper Druk:

Kaartondergronden Bas van de Wetering luchtfoto 2006: copyright DKLN Eurosense B.V. Breda 3

 4

Hooge Veld

Norgerweg

O o s te rv richting Norg o o r ts ch e D iep

Peester maden 5

richting Donderen

Langlaarveen

Doktersveen

Norgerweg

O munitiecomplex Donderen o s te rv o o r ts ch e D Boswachterij iep

Peester maden 6 voorwoord voorwoord

Met dit programma willen we aangeven welke ambities en mogelijkheden er zijn voor het Munitie Magazijnen Complex Donderen(MMC Donderen). Het geeft de kaders weer wat op het complex mag en kan worden ontwikkeld. Wij hopen dat marktpartijen zich uitgedaagd voelen om met een goed plan voor het complex te komen. Dit programma van eisen zal door de ontwikkelaar gebruikt moeten worden als input voor de bestemmingswijziging van het com- plex naar “Kunstlandgoed”.

Project Ontwikkeling Militaire Terreinen In 2004 heeft De Dienst Landelijk Gebied (DLG) van het ministerie van LNV de opdracht gekregen om, in nauwe samenwerking met Rijks Vastgoed en Ontwikkelbedrijf (RVOB, voorheen Domeinen), voor 53 overtollig geworden militaire terreinen (in totaal 2100 ha) een nieuwe bestem- ming te vinden. Per terrein zoeken provincies, gemeenten, andere betrokkenen en DLG naar een bestemming die het beste bij het gebied past. De meeste terreinen liggen bin- nen de Ecologische Hoofdstructuur en krijgen daarom ‘groene functies’ als natuur en recreatie. DLG en RVOB wil- len de kosten voor sloop beperken en monumentale gebouwen behouden. Met de opbrengsten uit de terreinen die geschikt zijn voor ‘rood-voor-groen’ constructies als bij de ontwikkeling van nieuwe ‘rode functies’ wordt de realisatie van de groene militaire terreinen. Zodra de planvorming en de inrichting functies en het behoud van monumenten gefinancierd. van de terreinen ver genoeg is gevorderd, draagt DLG ze Voorbeelden van rode functies zijn woningbouw, bedrij- over aan een nieuwe eigenaar. venterrein, landgoederen of culturele evenementen. DLG heeft de kennis en middelen om als publieke partner te kun- Kijk ook op onze website: nen investeren in vastgoed in landelijk gebied, ook bij www.ontwikkelingmilitaireterreinen.nl inleiding 7 1 inleiding

Aanleiding De doelstelling van het project is daarom: behoud van cul- Het militaire complex MMC Donderen maakt deel uit van 53 tuurhistorische waarden middels een herbestemming defensieterreinen in heel Nederland die door inkrimping en welke het complex behoud door gebruik. herstructurering van de Nederlandse krijgsmacht overtollig zijn geworden. Deze 53 terreinen variëren van traditionele Het programma van eisen dat als basis zal dienen voor de oefenterreinen, kleinere kazernecomplexen tot mobilisatie- verkoop van het terrein is dan ook met name gericht op complexen en (munitie)magazijnencomplexen zoals deze doelen. Daarnaast speelt bij de verkoop natuurlijk ook Donderen. het financiële aspect een rol. De Dienst Landelijk Gebied heeft van het ministerie van LNV de opdracht gekregen om, samen met het RVOB, voor deze Het Publiek Programma van Eisen (PPvE) is als volgt opge- militaire terreinen een nieuwe bestemming te zoeken en de bouwd: het aankoopbedrag voor deze terreinen (15 miljoen euro voor de 53 terreinen) terug te verdienen. Dit gebeurt in het - hoofdstuk 2 beschrijft het doel en de status van het Project Ontwikkeling Militaire Terreinen. publiek programma van eisen, MMC Donderen grenst aan twee zijden aan de Ecologische - hoofdstuk 3 gaat in op de unieke ligging en identiteit Hoofdstructuur (EHS). De cultuurhistorische waarde van het van het complex, terrein is als zeer hoog gewaardeerd door de Rijksdienst - hoofdstuk 4 beschrijft de beleidskaders en de koers voor het Cultureel Erfgoed (voorheen RACM). De waarbinnen herontwikkeling plaats moet vinden, Rijksadviseur voor het cultureel erfgoed, dhr. P. Nijhof, heeft - hoofdstuk 5 geeft de ontwikkelvisie voor het complex deze waardering onderstreept en verzocht de cultuurhisto- weer. risch waardevolle structuur van het terrein te behouden. Omdat het complex niet de monumentale status heeft gekregen is het behoud van de cultuurhistorische waarden als doelstelling van de herbestemming opgenomen. 8 DOEL EN STATUS VAN HET PUBLIEK PROGRAMMA VAN EISEN 2 DOEL EN STATUS VAN HET PUBLIEK PROGRAMMA VAN EISEN

Doel plannen van de gemeenten Noordenveld en Tynaarlo Het Publiek Programma van Eisen (PPvE) beschrijft de ruim- plaatsvinden. De beide gemeenten zijn verantwoordelijk telijke kwaliteiten die vanuit publieke belangen geborgd voor de borging en kunnen bij het doorlopen van de proce- moeten worden door een kwalitatief hoogwaardige en dure afwijken van het PPE. Tevens kunnen in de procedure zorgvuldige herontwikkeling van het complex op het voor het wijzigen van de bestemming en de noodzakelijke gebied van cultuurhistorie, landschap, natuur en, in beperk- vergunningen voor de ontwikkeling extra eisen worden te mate, recreatie. Verder stuurt het programma in de uit- gesteld. eindelijke nieuwe duurzame gebruiksfunctie kunst en cul- Het document geeft geïnteresseerden inzicht in de moge- tuur, die maatschappelijk gezien gewenst is en geschikt lijkheden die het complex biedt en die verder uitgewerkt wordt geacht voor deze locatie. Op basis van dit PPE zal de moeten worden door de nieuwe eigenaar in samenspraak nieuwe eigenaar een bestemmingsplan wijziging dienen te met publieke partijen. voeren bij de gemeenten Noordenveld en Tynaarlo. Wijze van totstandkoming Het instrument om dit te bereiken Het PPvE is tot stand gekomen door de waarden uit de Het PPvE beschrijft de publieke eisen, bijzondere randvoor- schetsschuit, waarin vertegenwoordigers van provincie waarden en de aandachtspunten waar de verdere heront- Drenthe, de gemeenten Noordenveld en Tynaarlo, wikkeling van het complex aan moet voldoen, dan wel waar Staatsbosbeheer, RACM, Drents plateau aanwezig waren, rekening mee moet worden gehouden. Naast het behoud van de cultuurhistorisch waardevolle elementen gaat het onder meer over natuur en landschappelijke inpassing, recreatieve toegankelijkheid, infrastructuur en ontsluiting. De invulling van de bunkers met een kunst en cultuurfunc- tie en de daarmee beoogde maatschappelijke meerwaarde wordt separaat beschreven in het functioneel programma van eisen.

Status van het programma Het PPvE zal de basis zijn voor de openbare verkoop van het complex. Het programma geeft aan welke kwaliteiten en eisen bij de herontwikkeling van het complex vanuit de publieke belangen centraal staan. De uiteindelijk borging van deze eisen zal middels vastlegging in de bestemmings- DOEL EN STATUS VAN HET PUBLIEK PROGRAMMA VAN EISEN DOEL EN STATUS VAN HET PUBLIEK PROGRAMMA VAN EISEN 9

vast te leggen in dit document. In de schetsschuit zijn de landschappelijke inpassing van het com- plex ten aanzien van zijn omgeving en de waarden op het complex benoemd. Op basis van deze waarden is uiteindelijk gekozen om het complex te herbestemmen tot kunstlandgoed. Het pro- gramma is voor bestuurlijke besluitvorming voor- gelegd aan de colleges van Noordenveld en Tynaarlo. 10 LIGGING EN IDENTITEIT VAN HET MMC DONDEREN 3LIGGING EN IDENTITEIT VAN HET MMC DONDEREN

Ligging en oppervlaktes Het MMC Donderen heeft een totale opp. van 24.34.60 ha, bestaande uit 11.36.50 ha bouw-en grasland, 12.98.10 ha bunkercomplex en 2 dienstwonin- gen op 0.30.89 ha. Het ligt langs een provinciale weg op ca. 4 kilometer van Norg, ca. 3500 inwoners en ca. 3 kilometer van Donderen, ca. 450 inwoners. Het complex ligt op de gemeente grens van de gemeenten Tynaarlo en Noordenveld. Het bouw- en grasland en de dienstwoningen liggen in zijn geheel in de gemeente Tynaarlo. Van het bunkercomplex ligt 8.57.80 ha in de gemeente Tynaarlo en 4.40.30 ha in de gemeente Noordenveld.

Het complex grenst aan de noord- en oostzijde aan een verbindingszone en kan een natuurbestemming krijgen. intensief landbouwgebied met grote agrarische bedrijven. Aan de zuid- en westzijde is het complex omsloten door een Bunkercomplex bosgebied in eigendom van SBB. Aan de zuidzijde gaat dit Het bunkercomplex in een omrasterd gebied van ca. 13 ha. boscomplex over in een archeologisch waardevol heideter- Op het complex staat de volgende bebouwing: rein; het Noordseveld. Aan de westzijde gaan de bossen over in een beekdal welke in de herinrichting Roden-Norg  1 wachtgebouw van 191 m² BVO wordt ingericht als natuur (EHS).  1 Werkplaats van 160 m² BVO  14 munitiebunkers van 203 m² BVO Het publiek programma van eisen beschrijft enkel de her-  5 munitiebunkers van 99 m² BVO bestemming van het bunkercomplex. Het bouw en gras-  4 munitiebunkers van 31 m² BVO land behouden hun huidige agrarische functie. Het gras-  1 magazijn van 31 m² BVO land ligt in het zoekgebied van een ecologische  1 trafogebouw van 9 m² BVO LIGGING EN IDENTITEIT VAN HET MMC DONDEREN LIGGING EN IDENTITEIT VAN HET MMC DONDEREN 11

Een aantal van de bunkers is voorzien van een gedeeltelijke • Repetitie van een beperkt aantal typen seriematige omwalling en rond alle bunkers is een bliksemafleiding gebouwen met beperkte individuele waarde. geplaatst bestaande uit 4 hoge palen met daartussen gespan- • De gebouwen zijn repetitief en seriematig ontwor- nen draden. pen binnen een beperkte typologie. De architecto- nische en bouwkundige waarde van de individuele Identiteit van het complex gebouwen is beperkt. Details en materialisatie zijn De identiteit van het complex wordt voornamelijk bepaald zeer beperkt en uniform. door de strakke ruimtelijke structuur vanwege de manier van • Uniforme, repeterende situering en nokrichting van aanleg van de wegen en de standaardisering en de aard van vierkante en rechthoekige gebouwen. de bebouwing. Helderheid en herkenbaarheid zijn basiskwali- • De overwegend rechthoekige gebouwen liggen teiten van de structuur en bebouwing van het complex. evenwijdig aan de wegen. Bij de entree is een wachtgebouw gesitueerd. Naast de entree staan de Kenmerken en kwaliteiten dienstwoningen. De identiteit van het gebied wordt met name bepaald door • De bebouwing is sober en strak, overwegend van cultuurhistorische aspecten (uit Uitgangspunten voor trans- beton en/of baksteen met gestandaardiseerde con- formatie van MOB-complexen, P. Nijhof, RACM, januari 2008): structiemethoden, details en materialen. • Afgescheiden, fysiek strak begrensde enclaves. • De groen structuur met inlandse beplanting is sterk • Het complex is een bewust gecreëerde enclave die niet bepalen voor de ‘natuurlijke’ beleving. publiek toegankelijk is en wordt begrensd door groen en hekwerken en heeft één hoofdentree. In de schetsschuit zijn deze kwaliteiten vertaald in Rust, • Strakke ruimtelijke opbouw, bepaald door repeterende Reinheid en Regelmaat. wegenpatronen. • De ruimtelijke opbouw is bepaald door de logistieke eisen van aan- en afvoer van munitie. • Vaste stramienen in verhouding verkeersruimte – bebou- wing – groen. • Een beperkte variatie in de vaste stramienen voor de ruim- telijke opbouw heeft geleid tot herkenbare patronen in de verhoudingen tussen structuur, verkeersruimte, gebou- wen en groenstructuur. • Losstaande gebouwen in structurerend (bos)landschap. • De gebouwen zijn losstand, op vaste afstanden van elkaar, in een strakke ordenende structuur. De samenhang van de losse gebouwen blijkt uit het strakke structurerende landschap. 12 naar de nieuwe bestemming 4NAAR DE NIEUWE bESTEMMING

Schetsschuit Op 18 maart j.l. is onder leiding van Wim Boetze en twee ontwerpers in twee teams geschetst aan een toekomstige bestemming van het complex. Door beide teams is behouden geschetst naar een aantal eind schetsen die allen uit- gaan van het behoud van het huidige wegenpatroon en bebouwingspatroon van het huidige bunkercomplex. Er is meer een programma van eisen/kwali- teiten van het terrein opgesteld waarbinnen een toekomstige functie zal moe- ten passen dan een eenduidig eindbeeld.

Ruimtelijke kaders gemeenten en provincie weerstand stuiten dat de gemeente Noordenveld dit niet Drenthe eens wil overwegen. Donderen heeft net in 2008 een klein Uitdrukkelijk uitgesloten door de beide gemeentes en uitbreidingsplan toegekend gekregen waarmee de groei de provincie bij de schetsschuit zijn permanente en van dit kleine dorp al maximaal is. recreatieve woningen op het terrein. Het eerste omdat beide gemeenten en de provincie Drenthe een terug- De provincie Drenthe heeft ook een bedrijvigheid uitgeslo- houdend beleid hebben t.a.v het bouwen van wonin- ten. De provincie wil alleen nieuwe bedrijvigheid toestaan gen in het buitengebied. Recreatiewoningen zijn door grenzend aan dorpen en steden. beide gemeenten uitgesloten omdat beide gemeenten geconfronteerd zijn met de problematiek van perma- Scenario’s nente bewoning van recreatiewoningen en de nood- Op basis van bovenstaande kwaliteiten en ruimtelijke kaders zaak hierop te handhaven. zijn voor het bunkercomplex van MMC Donderen drie scena- rio’s opgesteld: Ook een Rood-voor Rood regeling waarbij de woningen tegen bestaande dorpen Norg en Donderen gebouwd 1. Crematorium. kunnen worden werden door de gemeenten uitgeslo- 2. Kunst en Cultuur. ten. Bouwen bij Norg zal op een dermate grote publieke 3. 2 Landgoederen.  naar de nieuwe bestemming 13

Ambtelijk overleg Huidige bestemming Voor het maken van de beste herbestemming van het De huidige bestemming van het complex is vastgelegd in MMC Donderen heeft een ambtelijk projectgroep de ver- de bestemmingsplannen buitengebied van de gemeen- schillende scenario’s beoordeeld op financiële en planolo- ten Tynaarlo en Noordenveld. Het complex is in beide gische haalbaarheid. In de projectgroep zaten vertegen- plannen bestemd als Munitiedepot. Beide gemeenten woordigers van de gemeenten Tynaarlo en Noordenveld zijn bezig met de actualisering van de bestemmingsplan- en van de provincie Drenthe. Geen van de scenario’s werd nen buitengebied. Het complex behoud bij de actualise- beoordeeld als een geschikte herbestemming. Wel wer- ring van het bestemmingsplan buitengebied de huidige den nogmaals de ruimtelijke kwaliteiten door de partijen bestemming. Voor de herbestemming tot landgoed dient onderkend. Voor een passende herbestemming is een een separate bestemmingswijziging gevoerd te worden bestuurlijk overleg ingepland. conform bestaande regelgeving. Een exploitatieplan en een planschadeovereenkomst zullen deel uitmaken van Bestuurlijke overleg de bestemmingswijziging. Op 21 september 2009 heeft Henk Koster, accountmana- ger Drenthe, een bestuurlijk overleg gehad met gedepu- Huidige beleid op Landgoederen teerde Rein Muniksma. Uit dit overleg is een door DLG en provincie gedragen scenario, een Kunstlandgoed geko- Rijksbeleid men. Het Rijksbeleid t.a.v. Landgoederen is vastgelegd in de: Natuurschoonwet Aan de voorzijde van het bunkercomplex is een bouwka- Structuurschema Groene Ruimte (1995) vel voor een landhuis gerealiseerd met het behoud van de Visie Stadslandschappen (1993) huidige bunkers. De bunkers krijgen op dit landgoed de functie kunst en cultuur. In deze beleidsstukken heeft het Rijk de volgende aspec- Dit scenario is op 28 september 2009 besproken met de ten vastgelegd: wethouders Kemkers van de gemeenten Noordenveld en • Fiscale voordelen om landgoederen groter dan 5 ha Assies van Tynaarlo. Beide wethouders kunnen instem- in stand te houden. men met het voorgelegde scenario Kunstlandgoed en wil- • Het rijk stimuleert provincies en gemeenten mede- len hun planologische medewerking verlenen aan het her- werking te verlenen voor de aanleg van landgoede- bestemmen van het bunkercomplex als landgoed met de ren voor bosuitbreiding. mogelijkheid tot het bouwen van een landhuis. • Een nieuw landgoed is een nieuw te ontwikkelen en

Financiële haalbaarheid Planologische haalbaarheid Bestuurlijke haalbaarheid 14 naar de nieuwe bestemming

duurzaam te beheren boscomplex (al dan versterking zijn van de bestaande ecologische, niet met overige gronden) met daarin één landschappelijke en recreatieve waarden van gebouw (woonhuis) van allure met daarin het gebied. Een nevenfunctie op een landgoed maximaal 3 wooneenheden. Het gebouw geen negatieve invloed hebben op deze waar- heeft primair een woonfunctie. De minima- den. le omvang van de bebossing is vijf hectare. • Nieuw te ontwikkelen landgoederen dienen Maximaal 10% van het totale oppervlak is van allure te zijn met een hoge ruimtelijke kwa- privéterrein en de rest is openbaar toegan- liteit en een hedendaags programma. kelijk. Het geheel heeft een belangrijke • De inzet van een erkende (landschapsarchitect maatschappelijke meerwaarde. voor borging van kwaliteit zal een voorwaarde zijn bij herontwikkeling. Provinciaal beleid • Een landgoed moet tenminste 10 hectare De provincie Drenthe heeft het beleid t.a.v. groot zijn en bij voorkeur nog groter. Landgoederen vastgelegd in de • Maximaal 10% van het landgoed is privé-ter- Omgevingsvisie Drenthe. rein en de rest is openbaar toegankelijk. De provincie stimuleert de ontwikkeling van nieuwe landgoederen, als vorm van kleinschali- De gemeente Noordenveld heeft het beleid t.a.v. ge nieuwe woonmilieus. landgoederen vastgelegd in het Voor nieuwe landgoederen hanteren de provin- “Landschapsbeleidsplan Noordenveld” cie de volgende voorwaarden: • Het landgoed bestaat minimaal uit 5 hecta- In het lanschapsbeleidsplan heeft de gemeente de re bos. volgende aspecten vastgelegd: • Het landgoed is in principe openbaar toe- • Eén van de belangrijkste randvoorwaarden bij gankelijk. de realisatie van of initiatief tot een nieuw land- • Het landgoed vormt een ecologische, eco- goed geldt, dat er duidelijk sprake moet zijn nomische en esthetische eenheid. van een maatschappelijke meerwaarde. Deze • Het landgoed past in het aanwezige land- meerwaarde moet vooral gezocht worden in schap en houdt rekening met de cultuurhis- versterking van bestaande of ontwikkeling van torie en de bodemgesteldheid. Provinciaal nieuwe kwaliteiten. Omgevingsplan (1998) • In het verlengde van de hiervoor weergegeven mogelijke meerwaarden ligt een ander belang- Gemeentelijk beleid rijk uitgangspunt: er wordt zoveel mogelijk uit- De gemeente Tynaarlo heeft het beleid t.a.v. gegaan van het clusteringsprincipe. Dit houdt Landgoederen vastgelegd in de beleidsnotitie in dat de voorkeur uitgaat naar realisatie bij of “Nieuwe Landgoederen als spiegel van de 21ste binnen bepaalde (bebouwings-) structuren of eeuw”. patronen, zoals bij bosranden of bij afronding van nieuwbouwgebieden. In deze beleidsnotitie heeft de gemeente de • In de gemeente Noordenveld wordt uitgegaan volgende aspecten vastgelegd: van minimaal 10 hectare bos voor een nieuw • De gemeente wil dat landgoederen een landgoed, vooral omdat de gemeente reeds naar de nieuwe bestemming 15

vele natuur- en landschapswaarden kent. Natuuronderzoek in het kader van de Flora- en • Bebouwing op een landgoed wordt beschouwd als faunawet & Nee, tenzij-toets een complementair onderdeel van het geheel; Het complex grenst grotendeels aan de Ecologische nieuwbouw moet met andere woorden beslist niet Hoofdstructuur. In opdracht van DLG is in 2009 een worden beschouwd als een uitgangspunt voor ont- natuuronderzoek gestart uitgevoerd conform de Flora- en wikkeling. faunawet. Medio 2010 is dit rapport gereed. In de huidige concept rapportage is de vleermuis de enige soort waar- Kaders op basis van regelgeving en nader mee conflicten kunnen ontstaan bij de herontwikkeling onderzoek van het complex. Bij de sloop van bunkers of intensief De wensen en eisen vanuit het beleid zijn niet de enige gebruik zullen deze negatieve effecten weggenomen sturende randvoorwaarden voor de herontwikkeling. Het moeten worden middels mitigatie. Het inrichten van een complex zelf kent ook (fysieke) beperkingen en mogelijk- vleermuizenbunker of vleermuizenkasten zijn hier een heden, al dan niet voortvloeiend uit bestaande wet- en voorbeelden van. regelgeving op het gebied van onder meer ecologie, cul- tuurhistorie, milieu, verkeer en gebruiksdruk. Voor een deel gaat het om bestaande informatie, voor een deel is aanvullend onderzoek verricht. Volstaan wordt met de samenvatting van de belangrijkste informatie.

RACM - Cultuurhistorische waardestelling TITEL RAPRRAPPORT De cultuurhistorische waarde van het terrein is bepaald door het RACM in het ‘Categoriaal onderzoek Wederopbouw 1940 –1965’ (2007). De waardering van het complex is als volgt: - Zeer gaaf complex met regelmatige structuur uit een relatief late periode (1960) - Stedenbouwkundige/ensemble waarde: maximaal - Gaafheid/herkenbaarheid: maximaal - Zeldzaamheid: maximaal - waardering: 9 Her RACM heeft te kennen gegeven dat met het behoud van de kenmerkende structuren de aanwezige cultuurhis- torische waarde behouden blijft.

A&W-rapport 1456 ECOLOGISCHE BEOORDELING VAN DE VOORGENOMEN PLANNEN OP HET TERREIN VAN MMC DONDEREN

Concept

in opdracht van 16 naar de nieuwe bestemming

Milieuaspecten Op het terrein is onderzoek gedaan naar diverse milieu- aspecten, enkele belangrijke aspecten hieruit zijn:

Stralingsonderzoek Op 26 augustus is door de Stralingsbeschermingdienst een onderzoek ingesteld naar de aanwezigheid van kern- materieel en waarschuwingssymbolen ioniserende stra- ling. Bij dit onderzoek zijn geen bijzonderheden aange- troffen.

Asbest Uit een in opdracht van de DVD Noord uitgevoerde asbestinventarisatie is gebleken dat op het object op een aantal plaatsen asbest is aangetroffen. Het betreft de CV installatie en een kachel. Het betreft geen vindplaatsen die een urgente sanering vereisten.

Bodemonderzoek In opdracht van de DVD Noord is door het bureau Tauw achtereenvolgens een verkennend bodemonderzoek en een actualiserend grondwateronderzoek uitgevoerd. Op het terrein zijn in de bovengrond licht verhoogde gehal- tes EOX aangetroffen evenals sterk verhoogde gehaltes aan zink, nikkel en Pak. Daarnaast is er sprake van ver- hoogde concentraties aan arseen , zink en minerale olie. Deze resultaten hebben aanleiding gegeven tot actuali- serend vervolgonderzoek van het grondwater. Tijdens dit onderzoek zijn opnieuw verhoogde concentraties gemeten. Deze concentraties lagen over het algemeen onder de streefwaarde of het toetsingscriterium.. Uitzondering daarop waren bicarbonaat en ijzer. De overschrijdingen waren echter niet van dien aard dat nader onderzoek of sanering is aanbevolen omdat de aangetroffen overschrijding niet belemmerend zijn voor de herontwikkeling.

Nutsvoorzieningen • Alle gebouwen op het terrein zijn voorzien van elektra • Het wachtgebouw en het onderhoudsgebouw zijn voorzien van stromend water • In het wachtgebouw is een combiketel geplaatst die het wachtgebouw en het onderhoudsgebouw ver- warmd. ontwikkelingsvisie 17 5 ONTWIKKELINGSVISIE

Uitgangspunten ontwikkelingsvisie: behouden van de koude oorlog karakter, behouden van natuurwaarden en nieuwe gebruiksfunctie met maatschappelij- ke meerwaarde.

Op basis van de schetsschuit, de overleggen met provincie, gemeenten en de adviezen van staatsbosbeheer en het DPG is een ontwikkelingsvisie gemaakt.

Bij de herontwikkeling wordt uitgegaan van de volgende 7. de bijbehorende bouw- en architectuuropgave, inclu- algemene uitgangspunten: sief de gebruikte materialen, vormen daarmee een uit- 1. Het behoud van het cultureel militair erfgoed staat daging in het vinden van een balans tussen zichtbaar- centraal in de herontwikkeling. Dat betekent dat de heid (van het oude) en camouflage (van het nieuwe). cultuurhistorische structuur bestaande uit het Het is de uitdaging eigentijds te bouwen geïnspireerd wegenpatroon en bebouwingspatroon behouden op het verleden met toekomstgerichte functies. moet worden, 2. Het terrein grenst aan de EHS, behouden van de hui- Ruimtelijke programma van eisen dige natuurwaarden en een goede inpassing van nieuwe gebruiksfuncties binnen het complex en met Ruimtelijke keuzes: drie hoofdopgaven de omgeving worden belangrijk geacht, Op basis van de overleggen met partijen en aanvullend 3. Her terrein wordt grotendeel toegankelijk en open- onderzoek is door DLG een ruimtelijke uitwerking gege- gesteld, ven aan de algemene uitgangspunten. Dit heeft geresul- 4. op het terrein mag 1 landhuis met 1 wooneenheid teerd in onderstaande drie hoofdopgaven: gebouwd worden in het noordelijke bosgebied, 5. In het geval dat herbouw van bunkers gewenst is: Behoud militair erfgoed: vindt de herbouw plaats in het huidige stramien • Behouden van de zichtbaarheid van het wegenpa- waarbij de gebouwen een gelijke nokhoogte krijgen troon. als huidige bunkers en m2 en m3 bebouwing gelijk • Behouden van zichtbaarheid van bebouwingspa- blijven, troon. 6. Het landgoed wordt als één samenhangend geheel • Voor nieuwbouw en verbouw zal een “cultuurhisto- van landhuis, bosgebied en bunkers ontwikkeld, risch” beeldkwaliteitplan moeten worden opgesteld. beheerd en behouden, Het opstellen van dit plan in samenspraak met RCE en Drents plateau verdient de voorkeur. 1820 ontp wwegikkelings naar dev meestisie passende bestemming

Behoud natuurwaarden: Infrastructuur • Behoud van inlandse beplanting. • Ten behoeve van de ontsluiting van het landhuis • Landschappelijke inpassing complex in zijn omge- direct op de Donderseweg mag een extra toegang ving. worden aangelegd.

Ontwikkelen van maatschappelijk meerwaarde terrein: Terreininrichting 1. openstelling 90% van het terrein. • Maximaal 5000 m2 bos mag gekapt worden t.b.v. 2. Kunst-en cultuurfunctie op het terrein. bouw landhuis. 3. Bij de ontwikkeling en beheer van het landgoed duur- • Overige bos blijft behouden. zaamheid in materiaal gebruik en energieverbruik na • Oppervlakte te kappen bos dient gecompenseerd te steven. worden conform de boswet op het terrein of alterna- tieve locatie. Deelgebieden Het kunstlandgoed dient als één geheel ontwikkeld en Deelgebied 2: Bunkerterrein beheerd te worden door de nieuwe eigenaar. Op het land- Bebouwing goed zijn echter twee stedenbouwkundige deelgebieden • Bunkers kunnen allemaal of gedeeltelijk gesloopt, te onderscheiden. Op deze deelgebieden hebben een ver- behouden of herbouwd worden. schillende ontwikkelvisie en worden derhalve separaat • Bij sloop kan herbouw plaatsvinden met een gelijke uitgewerkt. De te onderscheiden deelgebieden zijn: nokhoogte, dakhelling, m2 en m3 in een gelijk stra- 1. Het langs de weg gelegen bosgebied, bouwlocatie mien als huidige bunkers. landhuis; Noordelijk bosgebied . • Bij herbouw vindt geen historisering plaats maar 2. Het achterterrein bebouwd met bunkers; wordt gebouwd in een nieuwe stijl welke de specifie- Bunkerterrein. ke kenmerken van het terrein ondersteunen.

Deelgebied 1: Noordelijk bosgebied Infrastructuur Ontwikkelvisie wordt gerealiseerd door: • De huidige wegenstructuur blijft herkenbaar.

Bebouwing Terreininrichting • In bosgebied mag 1 landhuis worden gebouwd met in • Maximaal 1 hectare beplanting mag gekapt worden achtneming gemeentelijk en provinciaal landgoede- t.b.v. landgoed ontwikkeling. renbeleid. • Oppervlakte te kappen beplanting dient gecompen- • Het landhuis sluit aan bij de specifieke kenmerken van seerd te worden conform de boswet op het terrein of het terrein(militair/strak) en ondersteund de huidige alternatieve locatie. kwaliteit. • Overige beplanting bestaande uit inlandse houtop- standen blijven gehandhaafd. • Grondwallen rond bunkers blijven behouden. • Op terrein wordt parkeervoorziening aangelegd voor bezoekers.

Stedenbouwkundige deelgebieden

= Landgoed = Noordelijk bosgebied = Bunkerterrein ontwikkelingsvisie ontwikkelingsvisie 19

Functioneel programma van eisen • Het aantal kantoren, gastenverblijven en Artist in Het functioneel programma van eisen beschrijft de uit- residence zal in omvang moeten passen bij de overi- gangspuntenten eisen aan de mogelijke functies die ge kunstfuncties en dienstbaar moeten zijn aan de passen binnen de herontwikkeling naar kunstfunctie in de andere gebouwen op het com- Kunstlandgoed. Met het functioneel programma van plex. eisen wordt voorgestaan om de maatschappelijk meer- • In de gastenverblijven en Artist in residence is per- waarde van het terrein te verhogen. Het functioneel manente en semi-permanente bewoning uitgeslo- programma maakt onlosmakelijk deel uit van het ruim- ten. telijk programma. • Koppeling van de gastenverblijven en Artist in resi- dence aan het hoofdgebouw heeft de voorkeur. Uitgangspunten • Intensiviteit van gebruiksfunctie neemt af van oost Met de herbestemming naar Kunstlandgoed wordt het naar west. behoud van de het militair erfgoed en huidige natuur- • Op het terrein kunnen evenementen in het kader waarden voorgestaan door de bunkers een nieuwe van kunst en cultuur worden gehouden. Op basis functie te geven, behoud door gebruik. Daarnaast zijn van de toekomstige inrichting en gebruik zal de de unieke ligging grenzend aan een cultuur historisch omvang van de evenementen worden bepaald. waardevol bos-en heideterrein belangrijke afwegings- criteria geweest om het complex te herbestemmen tot Vereisten Kunstlandgoed. Het functioneel programma moet in samenhang met het De functie kunst en cultuur als drager voor het behoud ruimtelijk programma ontwikkeld worden en moet de van het complex zijn de volgende specifieke uitgangs- identiteit van het ensemble versterken. punten van belang: • De cultuurhistorie van de plek dient herkenbaar • Bunkers en landhuis mogen gebruikt worden t.b.v. terug te komen en geïntegreerd te zijn in de plannen kunst en cultuur in brede zin. Hier vallen onder: voor herontwikkeling. o atelier • De schaal, omvang en intensiteit van het functioneel o oefenruimte programma moet in overeenstemming zijn met de o expositieruimte aanwezige waarden in het gebied en passend in het o opslag gebied. o werkplaats t.b.v. kunstfunctie • Verkaveling, fysieke opdeling, afscheiding van het o kantoren t.b.v. kunstfunctie bunkerterrein niet toegestaan. o leslokalen t.b.v. kunstfunctie • (gedeeltelijke) afscheiding van het terrein kan uit- o kleinschalige gastenverblijven t.b.v. sluitend indien dit niet ten koste gaat van de open- kunstfunctie baarheid, natuur (bijv. verspreiding van dieren) en o kleinschalige Artists in residence het karakter van het terrein. • Functies en activiteiten die de rust en stilte verstoren • Diverse van bovengenoemde functies kunnen (met name tussen zonsondergang en zonsopgang) alleen plaatsvinden na verbouw of herbouw van de zijn niet gewenst. aanwezige bunkers. 20 oontwikkelingsvisiepnt wwegikkelings naar dev meestisie passende bestemming ontwerp projectbesluit Gebruikswijziging voormalig MMC Donderen Gemeente Tynaarlo Projectnummer 250272

blad 88 van 194 Ruimtelijke Ordening - Oranjewoud ontwerp projectbesluit Gebruikswijziging voormalig MMC Donderen Gemeente Tynaarlo Projectnummer 250272

Bijlage 4 Landschappelijke en Inrichtingsvisie

blad 89 van 194 Ruimtelijke Ordening - Oranjewoud Donderen, voormalig munitiecomplex landschappelijke- & inrichtingsvisie Projectnummer: B1026 Cultuur en zorglandschap Versie: 07 Datum: 27 juli 2012 Documentnummer: H V 07 Referentie: Hylke westra adviseur & Romke Lemstra architect BNA BnsP

Abe Lenstra Boulevard 52-9a 8448 JB HEERENVEEN Tel: 0513 648245 Fax: 0513 648247 www.ba32.nl Stedenbouw, Architectuur, Management & Advies [email protected]

Donderen, voormalig munitiedepot B1026, Cultuur en ZorgLandschap versie 07 p. 1 http://www.encyclopediedrenthe.nl/Munitiedepots

Het grootste, centrale depot (80 ha) ligt bij Veenhuizen. Kleinere depots zijn er bij Donderen, Nieuw- Balinge, Oudemolen en Ruinen. Daarnaast lagen er in Darp bij Havelte atoomkoppen opgeslagen en is er bij Emmen een Amerikaans Divisiedepot. Bij Coevorden lag een NAVO-depot. De munitievoorraad op deze terreinen werd aangelegd in een tijd dat de landen van West-Europa nog nadrukkelijk rekening hield met een aanval vanuit het Oosten. Met het verdwijnen van het IJzeren Gordijn en de val van de Berlijnse Muur in 1989 kwam aan die dreiging een einde. Hoewel nog steeds aanwezig, zijn de activit- eiten op de munitiedepots sindsdien afgenomen.

Roder Journaal 19 augustus 2009 N

W O

Z Locatieoverzicht Google Donderen, voormalig munitiedepot B1026, Cultuur en ZorgLandschap versie 07 p. 2 Drie ijstijden op elkaar in Donderen dat hier een bodemprofiel zichtbaar is waarin bin- stof werd over nog grotere afstanden vervoerd en Goed zichtbaar zijn overal de zogenoemde ‘vingers nen enkele meters de afzettingen uit drie ijstijden onder nog luwere omstandigheden afgezet. Dit van Hoeksema’ en nog veel meer details waar een Gerrie Koopman zichtbaar zijn. vinden we, onder de naam löss, aan de oppervlakte beetje bodemkundige zich de vingers bij aflikt. in Limburg, Door de afwisselend hoge en lagere Helaas raakt de steilrand de laatste jaren in verval. In Noord-Nederland vinden we aan de opper- Poesjeszand windsnelheden werden achtereenvolgens respec- Omdat alles zo fraai zichtbaar kan zijn, hebben we vlakte een grote diversiteit aan bodemtypen. Het onderste gedeelte van het bodemprofiel bestaat tievelijk grotere en kleinere korrels afgezet. Dit hier te maken met een aardkundig monument. De In deze serie wordt telkens een bodemprofiel uit spierwit, fijn en glinsterend zand. Als je dit fi- veroorzaakt de afwisseling van de (donkere) fijnere oeverzwaluwen hebben een voorzet gegeven; het is getoond en besproken, afkomstig uit de drie jnkorrelige zand tussen de vingers neemt, voelt het laagjes en de (lichter gekleurde) grovere laagjes in aan de provincie Drenthe om de bal in te schieten noordelijke provincies. Als u zelf een fraai zacht aan. Zo zacht dat ras-bodemkundigen spreken het dekzand. en deze locatie, na een opknapbeurtje, te benoemen bodemprofiel aantreft, bijvoorbeeld bij het over ‘poesjeszand’. Wrijf je het zand vervolgens als volwaardig aardkundig monument. graven van een sloot of bij het uitgraven van een uit de handpalm, dan blijven er heel kleine plaat- Keileem plaats voor een nieuwbouwwoning, bericht dat vormige mineralen in de handnerven achter. Dit Tussen het Peelo-zand en het dekzand, ter hoogte dan aan de redactie van Noorderbreedte. Re- zijn mica’s. Ze veroorzaken een kerstkaart-achtige van het handvat van de schep, zien we een grillig dacteur Gerrie Koopman neemt dan contact met schittering van de hand in het zonlicht. Dit witte gevormde laag van gemiddeld 10 cm dik. Dit is u op. zand werd tijdens de op twee na laatste ijstijd, het een klein restant van het keileem dat dateert uit de Elsterien, door het ijs-smeltwater afgezet in gigan- op één na laatste ijstijd, het Saalien. Half Neder- Het esdorp Donderen is gelegen op de Rolderrug. tische smeltwaterbekkens. Het behoort, evenals land, ongeveer tot de lijn Haarlem-Nijmegen, was Dit is een van de ruggen in Drenthe die parallel de potklei die tijdens dezelfde ijstijdperiode werd toentertijd bedekt met een honderden meters dikke loopt aan de Hondsrug en in het terrein goed zich- afgezet, tot de Formatie van Peelo en wordt daarom laag landijs. Over de bodem werden zand, klei en tbaar is. Omdat vanouds de essen op relatief hoog- ook wel aangeduid als ‘Peelo-zand’. leem, maar ook keien, waaronder de dikke Hune- gelegen delen van het zandlandschap werden aange- bedstenen, vanuit Scandinavië naar ons land get- legd, is het niet verwonderlijk dat Donderen twee In het bovenste, geelgekleurde gedeelte van het ransporteerd. Na het smelten van het ijs bleef een langgerekte essen heeft: de Noord- en de Zuides. profiel is een fraaie gelaagdheid zichtbaar. Zo- sterk samengeperst en doorkneed materiaal achter, Deze essen accentueren vanouds de Rolderrug. als de naam als zegt, is dit dekzand als een deken bestaand uit enerzijds fijne klei en leem, maar ook Ten zuidoosten van Donderen bevindt zich, aan over de oudere sedimenten afgezet. Dit gebeurde uit zand en stenen; vandaar de naam ‘keileem’. Op de rand van de Zuides, een restant van een oude tijdens de laatste ijstijd, het Weichselien, onder sommige plaatsen in Noord-Nederland zijn keil- zandgroeve in de oostelijke flank van de Rolder- klimatologische omstandigheden die vergelijk- eemlagen van zeven meter dik aangetroffen. Hier, rug, die tot het eind van de jaren tachtig geëxploit- baar zijn met de huidige toendra’s. Een permanent op de Rolderrug, is het keileem door erosie gro- eerd werd door de voormalige gemeente Vries. bevroren ondergrond, samen met ijzige schrale tendeels verdwenen. Het is gereduceerd tot een dun De steilrand aan de rand van is bewaard omstandigheden, zorgde ervoor dat de harde wind laagje met kleibrokken en stenen. gebleven omdat zich hier tijdens de zandwinning vat kon krijgen op het materiaal dat aan de opperv- een oeverzwaluwkolonie had gevestigd. Als klein lakte lag. Uit het droogliggende Noordzeebekken, Aardkundig monument? vogelreservaatje werd het gebied met rust gelaten, maar ook lokaal, werd alles wat klein genoeg was Naast het beschreven bodemprofiel zijn, na even slechts verstoord door het jaarlijkse paasvuur van door de zandstormen meegevoerd en onder luwere zoeken en met een beetje geluk, in de steilrand nog Donderen. Oeverzwaluwen komen hier al lang omstandigheden weer neergelegd. De zandgron- meer bijzonderheden aan te treffen, zoals tijdens niet meer, maar de steilrand in de Rolderrug is nog den in Noord-Nederland, maar ook in Midden- en de laatste ijstijd gevormde vorstwiggen of een in steeds aanwezig. Het bijzondere van deze locatie is Zuid-Nederland bestaan uit dit dekzand. Het fijnere diezelfde periode ontwikkeld fossiel bodemprofiel.

Noorderbreedte NB 2001 NO.1 Donderen, voormalig munitiedepot B1026, Cultuur en ZorgLandschap versie 07 p. 3 Provincie Drenthe van is thans nog één café over; de enige publieke voorziening in het dorp. Het café beschikt over Gemeente Tynaarlo een kruisboogschietbaan. Voorts is er nog een kleine (boeren)camping. Een groot agrarisch bedrijf Oppervlakte 1100ha, gelegen op de Rolderrug km² is in 2006 begonnen met een grote biovergistingsinstallatie; met de opgewekte energie kan een klein Inwoners (1 januari 2007) 450 dorp van stroom worden voorzien.

Donderen is een dorp in de Nederlandse provincie Drenthe. Het maakt deel uit van de gemeente Tynaarlo, recreatie Het dorp beschikt over een behoorlijke ijsbaan met kantine, een kleine speeltuin, een Het dorp wordt omringd door de dorpen Peize en ten noorden, ten oosten, Vries ten zuiden speelveld met baketbalveldje, een jeu de boules baan en een jeugdsoos. Nogal wat inwoners zijn en Norg ten westen.De doorgaande wegen tussen deze plaatsen (de N858 (Donderen-Norg) en de N386 liefhebbers van de paardensport. (Vries-Peize)) kruisen elkaar midden in Donderen waardoor het dorp wordt doorsneden. Ten westen van het dorp stroomt een beekje, de Masloot. Op 1 januari 2007 woonden er ca. 450 mensen in het dorp. Het dorp heeft een oppervlakte van 1.100 ha Verenigingen De oudste organisatie in het dorp is de Boermarke, de organisatie van grondeigenaren. Daarnaast is Naamsverklaring er een Belangenvereniging die enerzijds overleg voert met o.m. gemeente en provincie over allerlei De oudste geschreven vormen zijn Dunre (1335) en Donre (1491). Over de betekenis lopen de meningen zaken (zoals woningbouw en verkeer) en anderzijds zich bezighoudt met praktische zaken zoals een uiteen: hoogliggend land begroeid met bos, duinhoek of bewoners van het duin, in dit geval zand. bron: maandelijkse dorpskrant, inzamelen van oud papier en het in stand houden van de website. Belan- “Plaatsnamen van Drenthe” door W.J.Hagoort. (***). grijk is de Vereniging voor Volksvermaken. Deze organiseert het jaarlijkse dorpsfeest met kermis en braderie (weekend na de TT) kaartavonden, het paasvuur, klootschieten enz. De Werkgroep Oud Bewoning Donderen houdt zich bezig met de historie van het dorp. Voorts is er een kinderclub, zijn er zes bil- Recentelijke opgravingen hebben aan het licht gebracht dat de vroegste bewoning teruggaat tot ca. 500 v. jartverenigingen, een afdeling van de BvPv/Vrouwen van NU, een toneelvereniging, die jaarlijks op Chr. (ijzertijd). twee avonden een uitvoering geeft, een ijsclub en een kruisboogvereniging.

Beroepen, grondgebruik Tot in de jaren ‘60 van de 20e eeuw was ca. 90% van de beroepsbeoefenaren werkzaam in de agrarische sector. Het waren voornamelijk kleine boeren die de gronden rondom het dorp gebruikten voor veeteelt (grasland) en en teelt van graan en aardappelen. In de jaren ‘60 is een omvangrijke ruilverkaveling gerealiseerd. De percelen werden vergroot en de allerk- leinste boeren werden uitgekocht. Dat proces heeft zich voortgezet tot op de huidige dag. Thans 2008, telt Donderen nog acht agrarische bedrijven, vnl. werkzaam in de melkveehouderij. Dat bepaalt ook het tegenwoordige grondgebruik: voornamelijk grasland. Daarnaast wordt maïs geteeld en een beperkt aantal percelen is in gebruik voor de teelt van graan en aardappelen. Vrijwel alle boerderijgebouwen zijn ver- bouwd tot woonhuis. De huidige beroepsbevolking is veelal werkzaam in en Groningen naast Vries en Roden. Voorts woont er een aantal vrije beroepsbeoefenaren.

Economisch leven Naast de hiervoor genoemde agrarische activiteiten telde Donderen vroeger een behoorlijk aantal midden- standers: bakkers, kruideniers, kapper, textiel, huishoudelijke artikelen, smederijen en twee, cafés Daar-

Wikipedia, de vrije encyclopedie

Donderen, voormalig munitiedepot B1026, Cultuur en ZorgLandschap versie 07 p. 4 Sfeerbeelden exterieur

Donderen, voormalig munitiedepot B1026, Cultuur en ZorgLandschap versie 07 p. 5 Sfeerbeelden exterieur

Donderen, voormalig munitiedepot B1026, Cultuur en ZorgLandschap versie 07 p. 6 Sfeerbeelden interieur

Donderen, voormalig munitiedepot B1026, Cultuur en ZorgLandschap versie 07 p. 7 Inleiding en intentie Er zal een landhuis worden gebouwd op de wijze zoals het vroeger ging. Materiaal wordt zoveel mogelijk uit de Het voormalig munitiemagazijncomplex Donderen is aangekocht met de intentie om de sociaal-maatschappelijke, naaste omgeving gewonnen. Bomen worden uit het bos gesleept met gebruik van paarden en de verwerking tot ethische en cultuurhistorische toekomstwaarde van het van het complex te waarborgen. BV Donderboerkamp heeft balken en plan (en zal op het terrein plaats vinden. Het publiek kan kennis nemen van bouwtechnieken uit het twee huurders betrokken bij de exploitatie van het complex, te weten De Peergroup en Zorgboerderij Peest. verleden zoals de pin/gat verbinding. Rond het landhuis komen in een U vorm respectievelijk stalruimte voor de Gezamenlijk zetten zij zich in om de sociaal-maatschappelijke, ethische en cultuurhistorische elementen op het trekpaarden, opstalruimte voor de menwagens, logeer en crisisopvang. complex te behouden en toegankelijk te maken voor publiek. Nieuw cultuurgoed: Duurzaamheid Invloed van maatschappelijke ontwikkelingen Naast de kust, cultuur en historische waarden gaan we ons ook bezig houden met het ontwikkelen van een nieuw Zorgboerderij Peest en de Peergroup worden beide geconfronteerd met een cultuuromslag in de maatschappij. cultuurgoed: duurzaamheid. Hierbij willen we gebruik maken van alternatieve energie bronnen zoals bijvoorbeeld Zowel op de budgetten voor cultuur als het zorgbudget wordt flink bezuinigd. Beide partijen worden noodgedwongen zon en wind energie en een houtgestookte cv. installatie. Er zullen 2 kantines worden ingericht met verschillende minder afhankelijkheid van de overheid en meer zelfredzaam. Vanuit Zorgboerderij Peest hebben we een voorzieningen. Eén kantine zal gebruik maken van de bestaande energievoorzieningen zoals gas-water en licht en netwerkmethodiek ontwikkeld die er op gericht is de zorgvrager deelondersteuning te laten putten uit haar of zijn aansluiting op de riolering. De andere kantine wordt ingericht met alternatieve voorzieningen zoals bijvoorbeeld een netwerk waardoor de professionele hulpverlening meer aan de zijlijn komt te staan. Dit sluit naadloos aan bij de septietank en een vijver voor de zuivering van het afvalwater. Het publiek kan dan kennis nemen van deze twee huidige maatschappelijke ontwikkelingen. De samenwerking tussen de partijen is er onder andere op gericht om verschillende voorzieningen en de daarbij horende kosten plaatje. Er wordt een educatief programma aangeboden meer de eigen broek op te houden door op een andere wijze geld te genereren. Dit gaan we doen door gebruik te met als doel bewustwording bij het publiek van de mogelijkheden en keuzes m.b.t. duurzame energie. De kantines maken van de kwaliteiten van de zorgvragers. Hierbij houden we rekening met de wensen en draagkracht van de worden gebruikt door de deelnemers en er kan koffie/thee worden genuttigd door het publiek met iets lekkers uit zorgvrager. In onderstaande tekst wordt de inzet van deze kwaliteiten verder geconcretiseerd. grootmoeders tijd. Aansluitend op dit duurzaamheidaspect wordt ook ingespeeld op de wens van een aantal deelnemers die de wens Kunst om te werken aan hun overgewicht en conditie. Het gebruik van bestaande fitnes centra’s sluit onvoldoende aan bij Meerdere zorgvragers hebben competenties op het gebied van schilderen en het maken van kunst. Er zal dan ook onze deelnemers (overvraging). Er zal een bewegingsruimte worden ingericht waarbij de opgewekte energie wordt een groepsatelier worden ingericht voor het benutten van deze kwaliteiten. In het kader van integratie worden opgeslagen voor de verlichting. Het publiek kan op afspraak ook gebruik mal(en van deze ruimte zodat er sprake is regelmatig schilders/kunstenaars uitgenodigd om een tijdje met de zorgvragers op te trekken. De gast schilder/ van echte integratie. Het publiek weet dat het terrein gebruikt en beheerd wordt door mensen met een zorgvraag en kunstenaar mag kosteloos gebruik maken van de aanwezige faciliteiten. In ruil hiervoor krijgen de zorgvragers heeft hiermee rekening te houden. Hier is sprake van deskundigheid bevordering op het gebied van schilderen en het maken van kunst. De gemaakte schilderijen en omgekeerde/ ongedwongen integratie, het publiek kiest ervoor om gebruik te maken van de mogelijkheden op kunstvoorwerpen zullen ten toon gesteld worden in een daarvoor bestemde expositieruimte met de mogelijkheid tot Donderboerkamp. verkoop of verhuur aan het publiek. Niet alleen een expositie van de deelnemer, maar ook schilders/kunstenaars van buiten af mogen gebruik maken van deze faciliteiten. De opbrengsten uit verhuur of verkoop van eigen werk en Sociale en maatschappelijke integratie provisie bij verkoop van het werk van externe schilders/kunstenaars zorgen voor een alternatieve geldstroom. Er worden dus verschillende functies ondergebracht in de bestaande gebouwen zonder dat er ingrijpende veranderingen worden aangebracht in de bestaande structuur. Deze functies ondersteunen zorgvragers en mensen Door de samenwerking met Peergroup is het voor de zorgvragers mogelijk om gebruik te maken van een die langdurig uit het arbeidsproces in het ontwikkelen van hun capaciteiten en vaardigheden en het integreren of muziekruimte geluidsstudio waarin muziek opgenomen kan worden. herintreden in de maatschappij. Dit kan zelf leiden tot het een dusdanige ontwikkeling waardoor het mogelijk wordt om weer op een bepaalde loonwaarde te komen. Cultuurhistorische waarden De zorgboerderij heeft een samenwerkingsovereenkomst met Staats Bosbeheer en verzorgt het onderhoud van het Beheer en ontvangt aangelegen bos en heideveld. Er zijn een aantal cultuur- en historische waarden in het landschap, zoals de Het terrein wordt onderhouden door de deelnemers van Zorgboerderij Peest. De Peer Group zal niet altijd aanwezig grafheuvels op het Noorderveld, die we willen behouden en uit willen dragen naar het publiek. Een aantal zijn op het terrein omdat ze voorstellingen te geven op externe locaties. De deelnemers van Zorgboerderij Peest deelnemers heeft competenties op het gebied van mennen waardoor er excursies kunnen worden verzorgd voor het ontvangen het publiek en zien toe op de naleving van de huisregels publiek. Tevens zal er een informatiecentrum worden ingericht met informatie over deze cultuur/historische waarden.

De Zorgboerderij heeft de Historische Vereniging Norg de mogelijkheid gegeven om een museum in te richten met oude voorwerpen en wetenswaardigheden uit het verleden aan het publiek. De Historische Vereniging Norg werkt met een grote groep enthousiaste vrijwilligers die de brug kunnen slaan tussen de zorgvragers en de maatschappij.

Een deelnemer heeft kennis van geneeskrachtige kruiden. Zij zal een kruidentuin en een herbarium inrichten met informatie over oude kruiden die vroeger werden gebruikt voor het genezen van kwalen middels de geneeswijzen uit grootmoeders tijd.

Een aantal deelnemers heeft de competentie om te timmeren. Er is een ruimte ingericht voor houtopslag en een timmerwerkplaats. Hier worden ambachtelijk plantenbakken gemaakt (ook aangepast voor rolstoelgebruikers) voor de eigen gekweekte siergrassen.

Het nabijgelegen akkerveld zal worden gebruikt om oude ambachten te kunnen tonen aan het publiek. Het land bewerken met oude landbouwwerktuigen en paard, zoals het vroeger was. Terug naar de onthaasting, aansluiting zoeken bij de draagkracht van de deelnemers. Hiervoor zal een ruimte worden ingericht om in de wintermaanden de werktuigen te kunnen onderhouden en daarnaast stalruimte voor de trekpaarden.

De meerwaarde van zorg op een kunst- & cultuurlandgoed Donderboerkamp

Donderen, voormalig munitiedepot B1026, Cultuur en ZorgLandschap versie 07 p. 8 Gebouwen

Object Gebouw code Gebouw naam Gebouw functie Bouwjaar BVO (m2) BBO (m2) NVO (m2) Inhoud (m3) MMC DONDEREN A1 Munitiemagazijn 152 Magazijn explosief 1962 203 203 187 1068 MMC DONDEREN A10 Munitiemagazijn 152 Magazijn explosief 1961 203 203 187 1068 MMC DONDEREN A11 Munitiemagazijn 152 Magazijn explosief 1961 203 203 187 1068 MMC DONDEREN A12 Munitiemagazijn 152 Magazijn explosief 1961 203 203 187 1068 MMC DONDEREN A13 Munitiemagazijn 152 Magazijn explosief 1961 203 203 187 1068 MMC DONDEREN A14 Munitiemagazijn 152 Magazijn explosief 1961 203 203 187 1068 MMC DONDEREN A2 Munitiemagazijn 152 Magazijn explosief 1961 203 203 187 1068 MMC DONDEREN A3 Munitiemagazijn 152 Magazijn explosief 1961 203 203 187 1068 MMC DONDEREN A4 Munitiemagazijn 152 Magazijn explosief 1961 203 203 187 1068 MMC DONDEREN A5 Munitiemagazijn 152 Magazijn explosief 1961 203 203 187 1068 MMC DONDEREN A6 Munitiemagazijn 152 Magazijn explosief 1961 203 203 187 1068 MMC DONDEREN A7 Munitiemagazijn 152 Magazijn explosief 1961 203 203 187 1068 MMC DONDEREN A8 Munitiemagazijn 152 Magazijn explosief 1961 203 203 187 1068 MMC DONDEREN A9 Munitiemagazijn 152 Magazijn explosief 1961 203 203 187 1068 MMC DONDEREN B1 Munitiemagazijn 152 Magazijn explosief 1961 99 99 88 519 MMC DONDEREN B2 Munitiemagazijn 152 Magazijn explosief 1961 99 99 88 519 MMC DONDEREN B3 Munitiemagazijn 152 Magazijn explosief 1961 99 99 88 519 MMC DONDEREN B4 Munitiemagazijn 152 Magazijn explosief 1961 99 99 88 519 MMC DONDEREN B5 Munitiemagazijn 152 Magazijn explosief 1961 99 99 88 519 MMC DONDEREN BWG Wachtgebouw 222 Wachtgebouw 1961 191 191 169 1052 MMC DONDEREN C1 Munitiemagazijn 152 Magazijn explosief 1961 31 31 25 164 MMC DONDEREN C2 Munitiemagazijn 152 Magazijn explosief 1961 31 31 25 164 MMC DONDEREN C3 Munitiemagazijn 152 Magazijn explosief 1961 31 31 25 164 MMC DONDEREN C4 Munitiemagazijn 152 Magazijn explosief 1961 31 31 25 164 MMC DONDEREN GN Stalling 172 Stalling 1961 31 31 25 97 MMC DONDEREN MC Magazijn chemicalien 154 Magazijn chemicalien 1999 2 2 1 3 MMC DONDEREN OG Onderhoudsgebouw 161 Werkplaats algemeen 1961 160 160 140 769 MMC DONDEREN TG Trafogebouw 192 Trafogebouw 1961 14 14 12 39 MMC DONDEREN W1 Dienstwoning Norgerw. 221 201 Woning 1989 147 82 124 446

Page 1

N

W O

Z

Situatie + voormalige functies schaal 1:2500

Donderen, voormalig munitiedepot B1026, Cultuur en ZorgLandschap versie 07 p. 9 Individuele ruimte Stek en vermeerderingsruimte opslag decor en kostuum Individuele ruimte opslag lichttechniek C2 A7 A9 C3 B4

BWG gastenverblijf

GN Garage/ opslag

OG Vergader en flex-werkplek

A13 Algemene ruimte(normaal en duurzaam gecombineerd)

A11 Werkplaats hout en ijzer A4 Groepsatelier A14 Open ruimte voor uitgebreid A1 Kantine (normaal) C4 Opslag PR_materiaal en Archief C1 Individuele ruimte B5 Werkplek en meditatieruimte A2 Expositie / veilingruimte A12 Studio en opnames A5 bewegingsruimte (fitness)

A3 Historische vereniging van Norg (museum)

A6 Timmerwerkplaats

B1 Informatiecentrum Staatsbosbeheer N

W O

Z Meditatie en muziek ruimte Kantine (duurzaam) landbouwvoertuigen Werkplaats fietsen Werkplaats

Tijdelijke situatie, toekomst gericht schaal 1:2500 B2 A8 A10 B3

Donderen, voormalig munitiedepot B1026, Cultuur en ZorgLandschap versie 07 p. 10 Zorgboerderij Peest is een organisatie die zorg biedt op allerlei terreinen zoals dagbesteding, begeleid zelfstandig De A8 wordt ook ingericht als kantine voor de cliënten met een maximale capaciteit van 20 personen en wordt aang- wonen, gezinsondersteuning, werk begeleidingstrajecten, etc. De doelgroep beperkt zich niet alleen voor mensen esloten op en alternatieve afvoer (septic tank). Ook hiervan worden de kosten en gevolgen in beeld gebracht voor met een verstandelijke- en of psychiatrische beperking, maar ook voor mensen, die door wat voor reden dan ook, het publiek zodat men een bewuste keus kan maken tussen een bestaande- of een alternatieve voorziening. langdurig uit het arbeidsproces zijn geweest. De kracht van de zorgboerderij ligt besloten in het feit dat we d.m.v. diverse methodieken in staat zijn tot een hulpvraagverheldering (tijdelijk of structureel) met een daarbij horend De B3 zal worden ingericht als werkplaats voor fietsen. Het terrein fietsen heeft een duidelijke functie voor onze begeleidingsplan met duidelijk evalueerbare doelen. cliënten (ontlading). Bij slecht weer kan men gebruik maken van de bewegingsruimte. Hierbij maken we gebruik van het netwerk van de cliënt waar hij/zij deel ondersteuning uit kan halen. De A10 wordt ingericht als stalling- en werkplaats voor landbouw werktuigen. Vooral in de winter maanden is onder- Samen met de Peer Group zijn we in de gelegenheid gesteld om een aantal gebouwen te huren van Donder boer houd nodig. Uiteindelijk willen we het nabijgelegen land bewerken zoals het vroeger was. Terug naar de eenvoud, kamp B.V. We gaan de gebouwen van het bunkercomplex hergebruiken zonder dat we slopen en herbouwen. De terug naar de onthaasting en aansluiting bij de cliënt. bestaande structuur willen we zoveel mogelijk behouden. De zorgboerderij huurt totaal 15 gebouwen. De C3 wordt gebruikt als individuele ruimte voor een van onze cliënten. Alle gebouwen krijgen een functie ontstaan vanuit de individuele wensen- en mogelijkheden van de cliënten. Dit betekent dat we de gebouwen moeten aanpassen op de gebruikersfunctie. Naast eerder genoemde voorzieningen zullen we een deel bos rooien / en herplanten ten behoeve van het bouwen De huidige deuren worden na aanpassing gebruikt als luiken voor de aangebrachte ramen- en deuren. Zo nodig van een landhuis waar de beheerder met z´n gezin zal gaan wonen. worden er extra ramen aangebracht om een bepaalde lichtwaarde te realiseren wat nodig is voor de gewijzigde Naast deze permanente bewoning wordt er stalling gerealiseerd voor paarden en rijtuigen. In samenwerking met functie. Staatsbosbeheer willen we excursies organiseren. Op dit moment is er alleen sprake van stroomvoorziening en water en gas moeten worden gerealiseerd. We gaan ook gebruik maken van een houtgestookte installatie als alternatieve energievoorziening, evenals het gebruik van Ook zullen er bijgebouwen worden gerealiseerd voor logeer/ en crisisopvang. zon energie. Bij zorgelijke bezuinigingen kunnen we gebruik maken van bovenstaande voorziening. We zijn in staat om cri- sisopvang te bieden in combinatie met dagbesteding. De huidige hoofdingang via de voorzijde is niet verkeersveilig! De toegang van het terrein via de achterzijde willen we met toestemming van Staatsbosbeheer open stellen voor het Er komen alleen maar mensen te werken die met het publiek om kan gaan. publiek. De bezoekers kunnen gebruik maken van de parkeer gelegenheid van Staatsbosbeheer en zo nodig zijn we Het zijn vooral mensen die niet het niveau van de sociale werkplaats behalen en te zijn voor het reguliere dag best- bereid dit uit te breiden. eding aanbod. Vanuit de Zorgboerderij proberen we zoveel mogelijk in te spelen op datgene wat ze kunnen en waar ze goed in zijn. We proberen trajecten aan te bieden die kan leiden tot een bepaald loon waarde. Het gehele terrein wordt onderhouden door de cliënten van zorgboerderij Ook bieden we loopbaantrajecten aan in samenwerking met UWV. Mensen die langdurig uit het arbeidsproces zijn Peest. We hebben het dan over maai- en snoeiwerk en de bestrating. krijgen de gelegenheid om werkritme op te doen met een intensieve begeleiding. Ook hier is het uitgangspunt dat we inspelen op datgene waar men goed in is. Via netwerken met het bedrijfsleven proberen we tot plaatsing over te De B1 willen we gebruiken als informatiecentrum in samenwerking met staatbosbeheer over de naaste omgeving gaan. (cultuur- historische aspecten) en de wetenswaardigheden over het terrein. Eerdergenoemde functies voor de gebouwen zijn aan verandering onderhevig vanwege het voortschrijdend inzicht. De A3 wordt ingericht door medewerkers van de historische vereniging Norg (museum) en wordt beheerd door de De uitgangspunten zijn duidelijk en sturend. cliënten van de zorgboerderij. We willen gebruik maken van de mensen wat ze kunnen om tot een bepaalde loonwaarde te komen en gebruik maken van alternatieve energievoorzieningen met duurzaamheid. Dit willen we kenbaar maken via een educatief De A2 wordt ingericht als expositie – veiling -ruimte waar het publiek o.a. kennis kan nemen van de gemaakte programma. Het zal worden open gesteld voor het publiek die kennis kan nemen van cultuur historische waarden schilderijen, kunst en andere verkoopbare artikelen. met kunst vanuit de combinatie zorg en cultuur.

De A1 wordt ingericht als kantine met een maximale capaciteit van 20 personen. Dit kan gebruikt worden door de aanwezige cliënten in combinatie met de bezoekers. De bezoekers kunnen hier een kopje thee- of koffie nuttigen en een eventueel toiletbezoek. Ook willen we het publiek bewust maken van het begrip duurzaamheid. Deze ruimte wordt aangesloten op het bestaande riolering netwerk en de daarbij horende consequenties- en kosten worden in beeld gebracht.

De A4 wordt ingericht als groepsatelier.

De C1 wordt gebruikt als individuele ruimte voor een van onze cliënten.

De A5 wordt ingericht als bewegingsruimte (fitness). De opgewekte energie wordt opgeslagen via accu’s waarmee we de verlichting realiseren.

De A6 wordt gebruikt als timmer werkplaats. Hier worden o.a. plantenbakken gemaakt waar we de gekweekte sier- grassen in willen planten.

De C2 wordt gebruikt als individuele ruimte voor een van onze cliënten.

De A7 wordt ingericht als stek en vermeerdering ruimte voor siergrassen en overige planten.

De B2 wordt ingericht als meditatie- en muziekruimte.

Zorgboerderij Peest

Donderen, voormalig munitiedepot B1026, Cultuur en ZorgLandschap versie 07 p. 11 * *

N

W O

Onderdeel, visie van de Peergroup, Z

Zo als ik het zie, zou het terrein de uitstraling die het nu heeft Een aantal bunkers voorzien van glas in de bestaande kozijn moeten behouden. De kleine veranderingen aan de gebouwen openingen. Detaillering met respect en behoud van bestaande zoals deuren en ramen die worden geplaatst passen in de stijl en kwaliteit. Op enkele achtergevels nieuwe openingen toevoe- uitstraling van de gebouwen en de omgeving. De kenmerkende gen. 23 Bunkers onderscheidend door het pluriformiteit gebruik, patronen van de wegen en de wallen om de gebouwen blijven nieuwe identiteiten als geheel. bestaan.

Bestaande opslagbunker Bouwsteen / oriëntatie Transparantie en pluriformiteit in gebruik Samenhang als geheel schaal 1:5000

Donderen, voormalig munitiedepot B1026, Cultuur en ZorgLandschap versie 07 p. 12 1 2 3

N N

W O W O

3 Deelgebieden Z Introvert versus aanwezigheid Z

Drie deelgebieden zijn te onderscheiden, ieder met eigen specifieke ruimtelijk invulling en Met het wegvallen van de militaire functie heeft deze locatie een andere betekenis beleving. Het bosperceel langs de Donderseweg is functioneel te onderscheiden in: gekregen. Wat aanvankelijk geheim, en achter gesloten deur plaats vond is opengebroken. gebied-1 buiten, en 2 binnen de voormalige veiligheidszone. Gebieden 2 en 3 verschillen Het terrein heeft door de (semi) publieke functie een belangrijke transformatie ondergaan. van elkaar door aanwezigheid van gebouw objecten. Bovendien door het huidige gebruik is ook de zichtbaarheid extroverter geworden. Deze omkering in beeldvorming vormt een belangrijke component voor de ideevorming en De kracht van deze locatie is de Stilte, veiligheid en ingetogenheid. landschappelijk ontwerp.

De toegankelijkheid is zichtbaar uitsluitend op de plek van het oorspronkelijke poortgebouw. Met een juiste positie en inpassing in het bosperceel van het zorglandgoed is transformatie van het introverte karakter mogelijk.

Ruimte tussen gebied 2 en 3 Landschap & identiteit schaal 1:5000

Donderen, voormalig munitiedepot B1026, Cultuur en ZorgLandschap versie 07 p. 13 N N

W O W O

Uniformiteit huidige situatie Z Hiërarchie + dwarsverbanden Z

Repeterend patroon van wegen en gebouwobjecten. formeel en statig van karakter, door- Met beplanting en bermonderhoud subtiele verschillen maken in Hiërarchie. Tussen de trekken en versterken als zichtlijn in het bosperceel van het dwarsstraten zijn informele bospaden mogelijk. Ruimtelijke en landgoed. inspirerende component, verbind en creëert nieuwe mogelijkheden. Lopen langs formele paden en informele verbindingen. Kiezen voor structuur of verrassing.

Nieuwe routes gekoppeld aan A, B en de C bunkers en/of functie gebonden.

Uniformiteit Hoofd entree Achter entree Oriëntatie en ontsluiting schaal 1:5000

Donderen, voormalig munitiedepot B1026, Cultuur en ZorgLandschap versie 07 p. 14 N N

W O W O

Bermgroen Z Bomen en begroeiingen Z

Bermen krijgen afzonderlijk door verschillen aan te brengen in gebruik en Door verschillen in bos en beplantingsonderhoud aan te brengen ontstaan onderhoud eigen specifieke vegetaties. Hierdoor ontstaan in beeld en plekken in de bosstroken. Soms zijn ze dicht begroeid, andere plekken karakteristiek verschillen. kunnen open zijn van structuur, of vrij van onder begroeiing waardoor varens de onderplant vormen. Hierdoor vormt zich een diversiteit aan open, gesloten en doorkijk bos. Elek met eigen beeldmerk.

Bomen en begroeiingen Bos en berm Bos en berm Groene drager schaal 1:5000

Donderen, voormalig munitiedepot B1026, Cultuur en ZorgLandschap versie 07 p. 15 Relatie maken: bukers en bestaande “BOM”kuil doormiddel van zichtlijn

N

W O

Onderdeel, visie van de Peergroup, Z

Daarom is het goed om verschillende verbindingen aan te gaan zodat er weer nieuwe verhalen ontstaan om weer door te vertellen. Donderboerkamp is een leeg landschap waar veel nieuwe verbindingen kunnen ontstaan. Waar we de combinaties inzichtelijk en tastbaar kunnen maken. Waar zorg en creativiteit elkaar versterken in een creatieve innovatieve weg.

De fysieke en functionele koppeling landgoed met bunker complex ondergeschikt houden, informele kwaliteit en sfeer koppelen aan het formele en statige karakter van het bunkerterrein. Landgoed maakt onderdeel uit van de “BOMkuil”. Een nieuw gat in het bos biedt ruimte. * zowel de kuil en de ruimte in het bos zijn is de context voor het landgoed.

De gemeentegrens vormt de basis voor een metaforische paradox tussen “oost en west”. De ontsluiting van het landgoed aan de westkant, en de ligging aan de oostkant. historische refereert de weg ook aan een oude weg die destijds ongeveer op dezelfde plek heeft gelegen.

Deze plek had jarenlang en verborgen en een zelfde identiteit. Door de nieuwe gebruikers en ook de bezoekers zal de locatie in beeldvorming aan verandering onderhevig zijn. Metaforisch laten we dit tot uitdrukking Gebouwen in hoogte intergreren met de komen in het nieuwe landgoed. Informeel landgoed en landschappelijk mogeijkheden van de “BOMkuil” daardoor is onderdeel wordt van het gehele complex. 2 lagen met kap in beeldkwaliteit mogelijk.

Samenhang en camouflageschaal 1:5000

Donderen, voormalig munitiedepot B1026, Cultuur en ZorgLandschap versie 07 p. 16 Voorbeelden “formele” landgoederen

Donderen, voormalig munitiedepot B1026, Cultuur en ZorgLandschap versie 07 p. 17 le vegetaties en soortenrijke Landgoed De Dodshoorn Landgoed De Voskamp graanakkers. Hiermee wordt de openheid van het land- Locatie : Grolloo, provincie Drenthe Locatie : Schipborg, provincie Drenthe schap en het uitzicht op de es Opdrachtgever : Terra Beheer BV Opdrachtgever : Particulier gewaarborgd. Oppervlakte : 23 hectare Oppervlakte : 14 hectare De door de provincie ver- Bebouwing : Een landhuis met paarden- Bebouwing : Twee landhuizen met bijgebouw eiste component bos wordt voorzieningen en ontvangst- Ontwerp terreinen : Buro Greet Bierema, Nijeholtpade grotendeels verwerkt in de gebouw Ontwerp bebouwing : Klawer Architecten, Emmen versterking van bestaande en Ontwerp terreinen : Bleeker en Nauta Planvorming : 2008 nieuwe houtwalstructuren. Landschapsarchitecten BNT, Aanleg terreinen : 2009 - 2010 Een bestaand, dichtgeslibd Bennekom Bouw : 2009- 2010 veentje wordt vrijgemaakt Ontwerp bebouwing : Kalfsbeek Architecten BNA, Natuurschoonwet : Te rangschikken in 2010 en teruggebracht naar de Openstelling : Publiek toegankelijk oorspronkelijke vorm. Elders Planvorming : 2002 wordt een waterpartij gere- Aanleg terreinen : 2004 - 2005 construeerd. Bouw : 2007 - 2008 Met toepassing van de regeling Ruimte voor Ruimte worden Ruggengraat van het ontwerp Natuurschoonwet : Gerangschikt sinds 2005 twee nieuwe landgoedwoningen in nieuwe natuur gereali- is een dicht beplante aarden Openstelling : Publiek toegankelijk seerd. De locatie ligt in het landschappelijk en cultuurhisto- wal, van waar een mooi uit- risch waardevolle Nationaal Beek en Esdorpenlandschap zicht aan de wandelaar wordt De Drentsche Aa en grenst aan de es van Schipborg. De plan- geboden. Ook functioneert Landgoed De Dodshoorn is aangelegd ter versterking van de karakter weerspiegeld. vorming is mede daarom in breed overleg met uiteenlopende de wal als geluidswering en ecologische verbindingzone tussen de grote boswachterijen Door de specifieke instellingen en partijen tot stand gekomen. rugdekking voor de beide van Gieten en van Grolloo. Door de toepassing van grote vormentaal en het landgoedwoningen. De oor- arealen nieuw bos afgewisseld met open ruimten bestaande materiaalgebruik wordt de Er is een zeer zorgvuldige lende aspecten en kwali- spronkelijke boerderij wordt uit weilanden, schrale graslanden en ruigten, wordt een bebouwing volledig in het aansluiting gezocht met teiten van de locatie en het gerestaureerd. geleidelijke overgang naar de belendende agrarische landschap opgenomen. Alle de directe omgeving. Het omringende landschap. Een ______gronden tot stand gebracht. gebouwde elementen op landgoed vormt als het ware belangrijk deel van de nieuwe Informatie: het landgoed zijn vanuit een ontmoetingspunt voor en natuur zal bestaan uit soor- www.terrabeheer.nl Binnen het landgoed ligt Het ontwerp sluit aan op het één hand en één visie versterking van de verschil- tenrijke graslanden, heischra- ______een vrijwel dichtgeslibd karakter van de grootschalige ontworpen. Mede hierdoor veentje, dat na archeologisch veldontginningen uit de neemt De Dodshoorn onderzoek een gaaf bewaarde tweede helft van de 19de een plaats in binnen de pingoruïne bleek te zijn. Aan eeuw. Een lange, centraal traditie van de historische de zuidkant van het terrein gelegen oprijlaan vormt de Nederlandse landgoederen en ligt een dassenburcht. spil van het landgoed. Door buitenplaatsen. Bij de inrichting van het de asymmetrische omzoming ______landgoed is uitgegaan van de met laanbomen en een Informatie: bestaande landschappelijke knik halverwege, worden www.terrabeheer.nl en ecologische waarden. het humane en eigentijdse ______

Voorbeelden “INformele” landgoederen Landschappelijke verbindingen

Donderen, voormalig munitiedepot B1026, Cultuur en ZorgLandschap versie 07 p. 18 verbinding

“BOMkuil” toegangspad schuur

bos met open doorzichten onderstructuur landgoed

bos met dichte verbinding onderstructuur

doorzichten

verbinding

verbinding

verbinding

N

W O

Z

Situatie schaal 1:2500

Donderen, voormalig munitiedepot B1026, Cultuur en ZorgLandschap versie 07 p. 19 Referentiebeelden Landschappelijk verblijven in het bos

Donderen, voormalig munitiedepot B1026, Cultuur en ZorgLandschap versie 07 p. 20 Referentiebeelden Landschappelijk verblijven in het bos

Donderen, voormalig munitiedepot B1026, Cultuur en ZorgLandschap versie 07 p. 21 Referentiebeelden 3D model

Donderen, voormalig munitiedepot B1026, Cultuur en ZorgLandschap versie 07 p. 22 Referentiebeelden 3D model

Donderen, voormalig munitiedepot B1026, Cultuur en ZorgLandschap versie 07 p. 23 Referentiebeelden 3D model

Donderen, voormalig munitiedepot B1026, Cultuur en ZorgLandschap versie 07 p. 24 Referentiebeelden 3D model

Donderen, voormalig munitiedepot B1026, Cultuur en ZorgLandschap versie 07 p. 25 Referentiebeelden 3D model

Donderen, voormalig munitiedepot B1026, Cultuur en ZorgLandschap versie 07 p. 26 Referentiebeelden 3D model

Donderen, voormalig munitiedepot B1026, Cultuur en ZorgLandschap versie 07 p. 27 Ik zit nu op een terrein wat ik precies kan uit leggen. Sinds vier maanden zitten we hier. Voor die vier maand zaten A14 gebouw wordt een open ruimte voor: repetities/trainingen/vergaderingen/presentaties. Deze ruimte kan voor we hier een klein jaar maar alles moest in overleg met de antikraak beheerder, van spijker in de muur tot gat in de alles worden ingezet. Hier zouden meer ramen in moeten rondom om meer daglicht te vangen. grond alles moest in overleg. Dit was een onzeker jaar, kunnen we blijven of niet? Hiervoor zaten we in Veenhuizen de autarchie van Johannes vd Bosch. Het voelde goed daar in het begin, maar tijdens het strokasteel dacht ik: En A13 gebouw wordt de algemene ruimte van de PeerGrouP. Dit word een grote open ruimte met ramen rondom en wat nu over 4 jaar, waar zitten we dan? Alles wat we hebben aangeraakt in Veenhuizen was vluchtig en tijdelijk, evt. deuren aan de achterkant. Hier komt de bibliotheek van de PeerGrouP. Binnen de bibliotheek komt een al- alleen het strokasteel hield twee jaar stand. Wij niet, want we moesten verder. Maar de ideeën die er ontstonden gemene flex- en werkplek. Hier komt ook een keuken en wc. waren van langere aard. De projecten vroegen om meer tijd, meer inhoudelijke verdieping en meer verbondenheid met de mensen, producten en het landschap. We kunnen niet zo maar weg dacht ik. Maar hoe verbind ik dit aan A12 gebouw wordt een studio voor opnames. Hier kunnen we opnames maken en met geluid werken. Dit wordt allemaal aan elkaar? In de periode van het strokasteel dacht ik wel eens: we gaan een boerderij beginnen. We gaan tevens de opslagruimte voor geluidsinstallaties. Daarnaast kan het als extra bewegingsruimte worden ingezet om dit allemaal aan elkaar verbinden. Er waren meer ideeën zoals een stuk grond kopen en je eigen tijdelijke ruimte producties op te starten. maken. Creativiteit is er, en we hebben heel wat spullen dus dat was geen probleem. Wat moest de PeerGrouP in een tweede fase voor plek hebben. Hoe moet dit er uit zien en wat gaan we er doen. Wat is een plek waard om ons A11 Gebouw: is de werkplaats hout en ijzer. Het gebouw wordt verdeeld in twee ruimtes tijdelijk te huisvesten. Niets is voor eeuwig maar wat delen we nu. Wat kan een plek zijn in een ruraal gebied. Wat Eén voor hout bewerking en één voor ijzer werk. Dit gebouw zou ook aan de achterkant deuren en ramen moeten voor waarden moet het hebben? Hoe verbind je mensen aan je voor een langere tijd aan een plek. Onze opdracht hebben. nu is er om mooie projecten maken, en dat doen we. Maar ons hart ligt bij verbindingen leggen. A9 Gebouw: Is opslag van decor en kostuum, deze functie blijft. Verder geen veranderingen aan het gebouw. Ik mag graag verbindingen maken. Verbindingen waar men zelf nog niet aan heeft gedacht. Combinatie van mensen, hun werkzaamheden, hun verhaal en hun landschap. In elke verbinding, geslaagd of niet zit winst. Winst B5 gebouw: Wordt werkplek en meditatie ruimte. Ook hier zouden rondom wel ramen en deuren kunnen komen. omdat je weet wat je aan elkaar hebt. Je hebt geprobeerd om uit te vinden wat je samen zou kunnen bewerkstel- lingen. Mensen hebben een verhaal, met een landschap aan mogelijkheden om dat te vertellen. Maar het is ook B4 Gebouw wordt de opslag voor lichttechniek. Veder geen veranderingen aan het gebouw. belangrijk een verhaal te beleven om het te kunnen vertellen. Daarom is het goed om verschillende verbindingen C4 is opslag PR materiaal en Archief. Verder aan het gebouw geen veranderingen. aan te gaan zodat er weer nieuwe verhalen ontstaan om weer door te vertellen. En natuurlijk te laten zien wat er zoal kan gebeuren. Garage gebouw. Dit wordt werk- en opslagruimte voor landbouw materiaal.

Dit proberen we boven water te krijgen. Hiervoor hebben we alle disciplines in huis om dat te kunnen laten zien. Dit Verkeer en parkeren. Het zou mooi zijn als we een parkeerplek voor personeel kunnen realiseren. Binnen het terrein doormiddel van horen proeven ruiken voelen. Donderboerkamp is een leeg landschap waar veel nieuwe verbinding- is nooit een functie geweest voor parkeren. Aan de Norgerweg kant is een parkeerplaats. Hier kunnen hooguit 6 en kunnen ontstaan. Waar we de combinaties inzichtelijk en tastbaar kunnen maken. Waar zorg en creativiteit elkaar auto’s staan. Tussen het BWGgebouw en de OG is veel ruimte om een beschutte parkeerplek te maken. Deze plek versterken in een creatieve innovatieve weg. kun je niet zien vanaf de weg of vanuit de gebouwen. Deze parkeerplek kan in dezelfde uitstraling van het terrein gemaakt worden met bijvoorbeeld dezelfde klinkers in de straat. Donderboerkamp Een MOB terrein waar veel munitie heeft gelegen word nu bezet door de PeerGrouP en Zorgboerderij Peest. In Zoals ik het zie. eerste instantie zou alleen de PeerGrouP op het terrein komen. Zo als ik het zie, zou het terrein de uitstraling die het nu heeft moeten behouden. De kleine veranderingen aan de Door een telefoontje van Hugo Prins van de Zorgboerderij Peest werd dit een gouden combinatie . Samen werken, gebouwen zoals deuren en ramen die worden geplaatst passen in de stijl en uitstraling van de gebouwen en de om- samen optrekken en samen delen. Wij gaan voor elkaar zorgen, voor elkaar staan en iets voor elkaar betekenen. geving. De kenmerkende patronen van de wegen en de wallen om de gebouwen blijven bestaan. Donderen staat voor delen met gelijkgestemden. Een plek voor ontmoeting van mensen. Een plek waar je op straat elkaar aan spreekt omdat je nog ver moet lopen. Een plek waar je wordt aangesproken omdat je staat te werken. Niet afbreken maar toevoegen. Door deze samenwerking komen er kansen waarvan ik niet had voorzien dat ze mogelijk waren toen ik aan dit De duurzame trajecten. avontuur begon. Deze samenwerking is een geen test case maar realiteit. Menig student sociologie kan hierop gaan Het lange traject en het verhaal dat we willen vertellen. Om dit alles op een zo energie zuinige mogelijke manier te promoveren als die nu in zou stappen. ontwikkelen, is tijd een belangrijk gegeven. We hebben tijd nodig om dit alles te realiseren. We zullen alles goed moeten bedenken hoe we dit terrein een eigen verhaal geven. Het terrein heeft een verhaal en naast dit verhaal Wat kan Donderen zijn?(Hugo Prins, RRR rust regelmaat ritme.) komt nu een tweede. Het ontwikkelen op een duurzame manier. Eigen energie, eigen afval stromen en eigen voorz- Een eiland? nee. Een haven? ja. Laden en lossen, halen en brengen. In ademen, uit ademen. Kennis vergaren en ieningen. Dit met het terrein maar ook met de omgeving. Bijvoorbeeld: zou er een winkel kunnen komen met eigen kennis delen. Verhalen vertellen. verhalen luisteren. Geven en ontvangen. streek producten? Of de samenwerking met Staatsbosbeheer voor alle natuurgebieden die er achterliggen. Kun- nen we een visvijver aanleggen, waar door ons gezuiverd water uit onze wc naar stroomt? Hoe kunnen zouden we De PeerGrouP en de bunkers nu. samen kunnen werken met de Hanzehogeschool waar studenten van verschillende richtingen op en met de omgev- Wij gebruiken nu Het BWG gebouw, OG gebouw en de kleine garage. En A14/A13/A12/A11/A9. Daarnaast B4/B5 en ing en de mensen kunnen werken. Geven we de vleermuizen een bunker? Zijn er exposities van mensen van de C4. zorgboerderij of kunstenaars kunnen exposeren? In alle combinaties en samenwerkingen is tijd een belangrijk gegeven. De tijd geeft ook aan hoe en wat we kun- Het BWG gebouw bij de poort wordt nu als gastenverblijf gebruikt. Hier bieden we mensen die tijdelijk voor ons nen toevoegen aan het terrein. En welke waarde en functie het voor de omgeving gaat krijgen. Deze lange weg is werken een bed. Bij producties willen we mensen een slaapplek kunnen aanbieden. Mensen van ver hoeven op ook een samenwerking met gemeente en provincie. Het ontwikkelen van het terrein zou zelfs als voorbeeldtraject deze manier niet terug te reizen en kunnen gewoon door werken als ze dat willen. In het gebouw zijn alle voorzienin- kunnen dienen in Nederland. We kunnen alles in één keer op papier zetten, maar mijn ervaring is dat dit op termijn gen aanwezig. WC, douche en keukentje. Er zijn vier kamers dit willen we uitbreiden naar 7. Dit door de garage erbij achterhaald wordt door andere inzichten. Al het werk wat wij doen is mensenwerk zowel bij de Zorgboerderij Peest te trekken. Er zijn twee ingangen aan de voorkant. We willen dit uitbreiden door aan de achterkant ook een deur te als bij de PeerGrouP. PeerGrouP en Zorgboerderij Peest werken op een organische manier met mensen en de plek. maken zodat er meerdere in- en uitgangen zijn. Op deze manier kun je snel inspringen op ontwikkelingen en veranderingen goed opvangen. Ook Donderboerkamp kan op een organische manier mee ontwikkelen. Dit betekend wel dat we samen moeten optrekken en tijd nemen Het OG gebouw iets verderop zien we als vergader en flex- werkplek. Er zijn drie ruimtes aan een lange gang. De voor verandering. eerste ruimte wordt een vergaderruimte. De tweede ruimte is verdeelt en heeft nog een kleine ruimte binnen in. Dit heeft de functie van montageruimte. Dit willen we zo houden. Verder liggen in de tweede ruimte alle documenten en archieven van de PeerGrouP opgeslagen. De derde ruimte wordt de natte ruimte voor wasmachine, droger, wc, douche en voor alle kostuums.

Peergroup, de visie en verder dan dat.

Donderen, voormalig munitiedepot B1026, Cultuur en ZorgLandschap versie 07 p. 28 ontwerp projectbesluit Gebruikswijziging voormalig MMC Donderen Gemeente Tynaarlo Projectnummer 250272

blad 118 van 194 Ruimtelijke Ordening - Oranjewoud ontwerp projectbesluit Gebruikswijziging voormalig MMC Donderen Gemeente Tynaarlo Projectnummer 250272

Bijlage 5 Overdrachtsinformatie

blad 119 van 194 Ruimtelijke Ordening - Oranjewoud

ontwerp projectbesluit Gebruikswijziging voormalig MMC Donderen Gemeente Tynaarlo Projectnummer 250272

Bijlage 6 Bodem - Verkennend bodemonderzoek

blad 131 van 194 Ruimtelijke Ordening - Oranjewoud

ontwerp projectbesluit Gebruikswijziging voormalig MMC Donderen Gemeente Tynaarlo Projectnummer 250272

blad 138 van 194 Ruimtelijke Ordening - Oranjewoud ontwerp projectbesluit Gebruikswijziging voormalig MMC Donderen Gemeente Tynaarlo Projectnummer 250272

Bijlage 7 Bodem - Actualiserend grondwater bodemonderzoek

blad 139 van 194 Ruimtelijke Ordening - Oranjewoud

ontwerp projectbesluit Gebruikswijziging voormalig MMC Donderen Gemeente Tynaarlo Projectnummer 250272

blad 146 van 194 Ruimtelijke Ordening - Oranjewoud ontwerp projectbesluit Gebruikswijziging voormalig MMC Donderen Gemeente Tynaarlo Projectnummer 250272

Bijlage 8 Ecologisch onderzoek

blad 147 van 194 Ruimtelijke Ordening - Oranjewoud

TITEL RAPRRAPPORT

A&W-rapport 1456 ECOLOGISCHE BEOORDELING VAN DE VOORGENOMEN PLANNEN OP HET TERREIN VAN MMC DONDEREN

Concept

in opdracht van

Altenburg & Wymenga ECOLOGISCH ONDERZOEK

A&W-rapport 1456 ECOLOGISCHE BEOORDELING VAN DE VOORGENOMEN PLANNEN OP HET TERREIN VAN MMC DONDEREN

CONCEPT

J. Schut

Altenburg & Wymenga ECOLOGISCH ONDERZOEK BV Feanwâlden 2010

Projectnummer Projectleider Status

1434mil J. Schut Conceptrapport

Autorisatie Paraaf Datum

Goedgekeurd R. Strijkstra 17 juni 2010

Schut, J., 2010. Ecologische beoordeling van de voorgenomen plannen op het terrein van MMC Donderen. A&W-rapport 1456. Altenburg & Wymenga ecologisch onderzoek, Feanwâlden.

Opdrachtgever DLG Utrecht Postbus 20030 3502 LA Utrecht Tel. (030) 23 40 01

Foto Voorplaat Zilveren maan, Trijehûs, Kemphanen, Ringslang: Benny Klazenga, Katlijk

Uitvoerder Altenburg & Wymenga ecologisch onderzoek bv Postbus 32, 9269 ZR Feanwâlden Telefoon (0511) 47 47 64, Fax (0511) 47 27 40 E-mail: [email protected] Web: www.altwym.nl

© Altenburg & Wymenga ecologisch onderzoek bv Overname van gegevens uit dit rapport is toegestaan met bronvermelding.

Ecologische beoordeling van de voorgenomen plannen op het terrein van MMC Donderen

INHOUD

1. INLEIDING 1

2. BEOOGDE HERINRICHTING 3 2.1. Huidige situatie 3 2.2. Inrichtingsplannen 3 3. RELEVANTE NATUURWAARDEN 5 3.1. Beschermde gebieden 5 3.2. Beschermde soorten 6 4. EFFECTBEPALING EN BEOORDELING 11 4.1. Algemeen 11 4.2. Effecten op beschermde gebieden en beoordeling 11 4.3. Effecten op beschermde soorten en beoordeling 12 4.4. Samenvattende tabel 16 5. CONCLUSIES 17 5.1. Conclusies m.b.t. beschermde gebieden 17 5.2. Conclusies m.b.t. beschermde soorten 17 6. MITIGATIE VAN NEGATIEVE EFFECTEN 19

LITERATUUR 21

Bijlage 1 Relevante natuurwetgeving

A&W-rapport 1456

Ecologische beoordeling van de voorgenomen plannen op het terrein van MMC Donderen 1

1. INLEIDING

Aanleiding De Dienst Landelijk Gebied Drenthe (DLG) is momenteel bezig met de voorbereidingen voor de functieverandering van Munitiemagazijncomplex (MMC) Donderen. Hoewel de exacte vormgeving van de geplande ingrepen op dit moment nog niet volledig bekend is, wordt de huidige militaire functie omgezet in een combinatie van recreatieve, educatieve en ecologische functies. Daarbij worden ingrepen voorzien zoals het slopen van een deel van de aanwezige munitiebunkers, een veranderend gebruik van de resterende bunkers en het aanleggen van recreatieve voorzieningen.

Op dit moment bevindt de planvorming zich in een fase van ontwikkeling en voorbereiding. In dit kader is ecologisch onderzoek gewenst om te beoordelen of de voorgenomen herinrichting stuit op conflicten met de natuurwetgeving. DLG heeft Altenburg & Wymenga verzocht het onderzoek en de beoordeling uit te voeren.

Inhoud van het rapport Deze rapportage start met een beknopt overzicht van de ecologische wet- en regelgeving die relevant is bij ruimtelijke ontwikkelingen. Vervolgens worden de huidige situatie in het plangebied en de beoogde inrichtingsplannen beschreven. Daarna volgt het onderzoek dat voor de ecologische beoordeling nodig is. Het onderzoek beantwoordt de volgende vragen, die in het kader van de Vogel- en Habitatrichtlijn, Flora- en faunawet en overige natuurbescherming van belang zijn:

• Komen in het plangebied of nabije omgeving beschermde gebieden voor? • Zo ja, hebben de plannen (significant) negatieve effecten op deze gebieden en zijn die te voorkomen? • Komen in het plangebied beschermde planten- en diersoorten voor? • Zo ja, worden deze bij realisatie van het plan geschaad en kan dat voorkomen worden?

Indien relevante negatieve effecten ten aanzien van beschermde gebieden en/of soorten niet voorkomen kunnen worden, zijn vergunningen en/of ontheffingsaanvragen noodzakelijk. In die gevallen wordt aangegeven of verzachtende en compenserende maatregelen nodig zijn.

Aanpak Voor hoofdstuk 2 is uitgegaan van de informatie die verstrekt is door de opdrachtgever. Het hoofdstuk met de relevante natuurwaarden (hoofdstuk 3) is gebaseerd op twee benaderingswijzen. Ten eerste zijn recente bronnen geraadpleegd (verspreidingsatlassen, overzichtswerken, onderzoeksrapporten en websites) over de aanwezigheid van beschermde gebieden en soorten in en nabij het plangebied. Daarnaast is in het voorjaar en de zomer van 2009 en een deel van 2010 veldonderzoek uitgevoerd. De data van de veldbezoeken en het doel is aangegeven in tabel 1. Voor een uitgebreidere beschrijving van de aanpak ten aanzien van hoofdstuk 3 wordt verwezen naar de paragrafen 1.2 en 2.3 in bijlage 1. De hoofdstukken 4 en 5 zijn vervolgens uitgewerkt aan de hand van de informatie in de hoofdstukken 2 en 3.

Altenburg & Wymenga presenteert in dit rapport de resultaten van een onafhankelijk ecologisch onderzoek. Het onderzoek spreekt zich niet uit over de wenselijkheid van het

2 A&W-rapport 1456

onderhavige plan of een bepaalde ontwikkeling. Landschappelijke, archeologische of cultuurhistorische waarden komen niet aan de orde. Aan deze ecologische beoordeling kunnen geen rechten worden ontleend.

Ecologische beoordeling van de voorgenomen plannen op het terrein van MMC Donderen 3

2. BEOOGDE HERINRICHTING

2.1. HUIDIGE SITUATIE

Het plangebied omvat het MMC Donderen, een voormalige munitieopslag gelegen tussen de dorpen Donderen en Norg (gemeente Noordenveld, zie figuur 1). Het plangebied beslaat ongeveer 24 hectare en bestaat in de huidige situatie uit een omheind terrein aan de Norgerweg. Het westelijke deel van het terrein vormt het eigenlijke MMC. Dit terrein is omheind en begroeid met bosschages en jong bos. Op dit deel van het terrein liggen 15 bunkers, één wachtgebouw, één werkplaats en twee dienstwoningen, die buiten de omheining zijn gelegen (bron: Handboek Militaire terreinen, DLG 2004). De woningen worden momenteel antikraak bewoont. De overige gebouwen op het terrein worden sinds november 2009 gebruikt door en kunstenaarscollectief. De bunkers zijn bovengronds gebouwd en omzoomd door een aarden wal. Tot 2009 is het terrein in beheer geweest bij Defensie. Het gebruik bestond toen uit regelmatige activiteit op het terrein (wekelijks tot enkele malen per week), zoals het laden en lossen van goederen met vrachtwagens. De dienstwoningen zijn altijd bewoond geweest. Het oostelijke gedeelte van het terrein was in 2009 en 2010 in gebruik als maïsakker.

2.2. INRICHTINGSPLANNEN

Hoewel de voorgenomen plannen nog niet in detail bekend zijn, is wel bekend dat de huidige militaire functie van het plangebied (opslag van munitie) zal verdwijnen om plaats te maken voor een combinatie van recreatieve, educatieve en ecologische functies. Op de website van de Projectorganisatie Ontwikkeling Militaire terreinen (http://www.ontwikkelingmilitaireterreinen.nl/pages/mmc-donderen.aspx) wordt een schtes van de plannen gegeven: De betrokken gemeenten Noordenveld en Tynaarlo hebben een voorkeur voor een herbestemming naar een kunst- en cultuurlandgoed. Hierbij wordt uitgegaan van de bouw van een landhuis aan de voorzijde van het complex en het behoud van de munitiebunkers op het achterterrein. De bunkers kunnen bestemmingen krijgen zoals atelier, repetitieruimte, artist-in-residance, expositieruimte of kunstopslag. Daarbij worden ingrepen voorzien zoals het slopen van een deel van de aanwezige munitiebunkers en een veranderend gebruik van de resterende bunkers. Ecologie speelt in de nieuwe functie die het terrein zal krijgen een belangrijke rol, in verband met de ligging van het complex te midden van verschillende belangrijke natuurgebieden en in de EHS.

4 A&W-rapport 1456

Figuur 1. Ligging van het plangebied en beschermde gebieden in de omgeving (EHS en Natura 2000- gebieden).

Ecologische beoordeling van de voorgenomen plannen op het terrein van MMC Donderen 5

3. RELEVANTE NATUURWAARDEN

In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van natuurwaarden die aanwezig zijn binnen en in de omgeving van het plangebied en die tevens beschermd zijn in het kader van ecologische wet- en regelgeving. Er wordt nader ingegaan op natuurwaarden die door hun aanwezigheid/nabijheid mogelijk beïnvloed kunnen worden door de werkzaamheden ten behoeve van de herinrichting van het plangebied.

3.1. BESCHERMDE GEBIEDEN

Natura 2000 gebieden Het plangebied maakt geen deel uit van een Natura 2000-gebied (www.minlnv.nl, figuur 1). Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied in de omgeving van het plangebied wordt gevormd door ‘Norgerholt’ op ruim 5,5 kilometer van het plangebied. Het Norgerholt is aangewezen vanwege het voorkomen van een bijzonder goed ontwikkelde vorm van het habitattype ‘Atlantische zuurminnende beukenbossen met Ilex en soms ook Taxus in de ondergroei (Quercion robori-petraeae of Ilici-Fagenion)’.

Ecologische hoofdstructuur Het plangebied maakt geen deel uit van de (P)EHS. Hoewel het plangebied op de website van de provincie Drenthe (http://www.drenthe.info/kaarten/website/fmc2/ehs.html) is aangemerkt als onderdeel van de EHS, is in het Provinciaal Ontwikkelingsplan II (POP II) bepaald, dat militaire terreinen weliswaar EHS-waardig kunnen zijn, maar wegens hun militaire bestemming geen onderdeel kunnen vormen van de EHS. Het plangebied is wel omgeven door EHS-gebieden. De provincie heeft hiervoor het doeltype ‘Bos van arme zandgronden (3.64)’ (zie Bal et al. 2001) geselecteerd. Dit doeltype bestaat uit vrij laag tot matig hoog opgaand bos, van (matig) droge, zure en voedselarme zandgronden. In het bos komen volgens het Handboek Natuurdoeltypen boomsoorten zoals Zomereik en Ruwe berk voor. De struiklaag is matig ontwikkeld en bestaat vooral uit Wilde lijsterbes en Sporkehout. Bij dit doeltype horen diverse diersoorten, waaronder verschillende vleermuissoorten, de Boommarter, Eekhoorn en verschillende vogelsoorten. Naast de kenmerkende soorten van het beschreven natuurdoeltype zijn voor de PEHS ook zaken van belang die samenhangen met rust, duisternis en afwezigheid van verstoring. Deze zaken worden de ‘wezenlijke waarden’ genoemd.

Overige gebiedsbescherming Naast de hierboven genoemde vormen van gebiedsbescherming, kunnen natuurgebieden ook worden beschermd via andere vormen van regelgeving, zoals een bestemmingsplan. Dit geldt niet voor het plangebied en de directe omgeving daarvan.

6 A&W-rapport 1456

3.2. BESCHERMDE SOORTEN

Algemeen: beschermde soorten Flora- en faunawet en Rode Lijsten Gezien het biotoop (bosschages en jong bos) in het plangebied en de ligging van het plangebied (omringd door natuur) moet mogelijk rekening worden gehouden met enkele algemene soorten die wettelijk beschermd zijn. Deze behoren tot de volgende groepen:

• Planten • Amfibieën • Reptielen • Vogels • Vleermuizen • Overige zoogdieren

Op basis van de ligging van het plangebied, de aanwezige biotopen en de aard van de voorgenomen plannen, is het niet waarschijnlijk dat andere soorten of soortgroepen dan de bovengenoemde worden beïnvloed. De relevante en niet-relevante soortgroepen worden hieronder beschreven.

Niet-relevante soortgroepen

Ongewervelde diersoorten Volgens de verspreidingsgegevens worden in de omgeving van het plangebied geen wettelijk beschermde ongewervelde dieren verwacht (De Bruyne 2004, Kalkman 2004, Peeters et al. 2004, Timmermans et al. 2004, EIS et al. 2007, Bouwman et al. 2008). Wettelijk beschermde ongewervelde dieren stellen meestal zeer specifieke eisen aan hun leefmilieu. Binnen en nabij het plangebied zijn geen geschikt voortplantingswater voor libellen (zoals water met Krabbenscheer en andere bijzondere waterplantenvegetaties) aanwezig. Voor beschermde dagvlinders zijn vegetaties met geschikte waardplanten nodig. Deze zijn wel aanwezig op het nabijgelegen natuurgebied het Noordenveld, maar deze ontbreken in het plangebied. Daardoor zijn de ecologische randvoorwaarden voor beschermde ongewervelde dieren niet aanwezig, waardoor deze soorten hier niet worden verwacht.

Vissen In het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig. Het is daarom onwaarschijnlijk dat er beschermde vissoorten voorkomen op het terrein van MMC Donderen.

Relevante soortgroepen

Planten De biotopen in het plangebied bestaan uit bosschages en jong (aangeplant) loofbos. De belangrijkste soorten hierin zijn Zomereik, Amerikaans krentenboompje en verschillende grassoorten (waaronder Bochtige smele, Gewoon struisgras en Gladde witbol). De wegbermen in het plangebied zijn begroeid met verschillende algemene grassoorten en plaatselijk matig voedselarm. Het plangebied is in principe geschikt voor licht beschermde soorten zoals het Grasklokje of de Brede wespenorchis. Van beide soorten zijn in 2009 groeiplaatsen aangetroffen. Een bijzonderheid die in het uiterste zuidwesten van het plangebied aanwezig is, is de Zevenster. Deze soort is landelijk gezien zeldzaam. Zevenster groeit hier in een halfopen naaldbos. Op deze plaats groeit ook het Lelietje-van Dalen.

Ecologische beoordeling van de voorgenomen plannen op het terrein van MMC Donderen 7

Tijdens de veldbezoeken van 2009 en 2010 zijn geen beschermde plantensoorten uit de tweede of de derde beschermingscategorieën van de Flora- en faunawet aangetroffen in MMC Donderen. We gaan er daarom van uit dat er in het plangebied geen zwaar(der) beschermde plantensoorten voorkomen.

Amfibieën Uit verspreidingsgegevens van amfibieën blijkt dat in de omgeving van het plangebied naast enkele algemene soorten, ook de zwaar beschermde amfibieënsoorten de Heikikker en de Poelkikker zijn waargenomen (www.ravon.nl, RAVON 2007, Creemers et al. 2009). Wegens het ontbreken van geschikte oppervlaktewateren is het onwaarschijnlijk dat het plangebied door de genoemde soorten wordt gebruikt als voortplantingsgebied. Wel kan het voor sommige algemene en licht beschermde soorten (zoals de Gewone pad en de Bruine kikker) deel uitmaken van het landbiotoop. Dit is minder waarschijnlijk voor de Heikikker en de Poelkikker. Eerstgenoemde heeft een voorkeur voor vochtige tot natte grazige vegetaties of heidebegroeiingen, terwijl de Poelkikker zich doorgaans niet ver van oppervlaktewater begeeft en bij voorkeur voorkomt op zonnige plaatsen. Omdat dergelijke biotopen in het plangebied momenteel niet voorhanden zijn, is het niet uitgesloten dat zich populaties van zwaar beschermde amfibieën in het plangebied bevinden.

Reptielen Verspreidingsgegevens van reptielen laten zien, dat in de omgeving van het plangebied verschillende beschermde reptielen zijn waargenomen (RAVON 2007, Creemers et al. 2009). Het gaat in elk geval om de middelzwaar beschermde Levendbarende hagedis en de zwaar beschermde soorten Adder, Hazelworm en Ringslang. Het merendeel van de waarnemingen heeft betrekking op de omliggende natuurgebieden (Noorderveld). De in MMC Donderen aanwezige biotopen zijn echter mogelijk geschikt voor de Levendbarende hagedis en de Hazelworm. Daarom heeft in 2009 en 2010 gericht veldonderzoek plaatsgevonden naar het voorkomen van deze reptielen. Daarbij is gebruik gemaakt van de zogenaamde ‘plaatjesmethode’ (zie Gent & Gibson 1998) in combinatie met het afzoeken van geschikte plekken in het plangebied, om zo zichtwaarnemingen te verzamelen. In totaal zijn 25 reptielenplaatjes in het gebied geplaatst, die tijdens zes bezoeken aan het gebied zijn gecontroleerd. Er zijn geen reptielen in MMC Donderen aangetroffen. We nemen daarom aan dat ze er niet voorkomen.

Vogels Het plangebied bestaat hoofdzakelijk jong bos, struwelen en ruigten. Het is daardoor geschikt voor verschillende vogelsoorten van bos en struweel, zoals Merel, Zanglijster en Houtduif. Het open oostelijke gedeelte bestaat uit akkerland, en is daardoor geschikt voor akkervogels zoals Kieviten. De gebouwen die op het terrein van MMC Donderen aanwezig zijn, kunnen door verschillende vogelsoorten worden gebruikt als nestlocatie. Daarnaast kunnen mogelijk vaste verblijfplaatsen van vogelsoorten die jaarrond worden beschermd (zoals verschillende roofvogelsoorten) in het plangebied aanwezig zijn.

Vleermuizen Ten gevolge van het gebruik en de ligging van MMC Donderen is het gebied potentieel zeer geschikt voor vleermuizen. In de omgeving van het plangebied zijn verschillende soorten waargenomen (zie Limpens et al. 1997), die allemaal in de zware beschermingscategorie van de Flora- en faunawet vallen.

Om het belang van het plangebied en de functie die het heeft voor vleermuizen vast te kunnen stellen, is vleermuisonderzoek uitgevoerd. Vleermuisonderzoek dient te worden

8 A&W-rapport 1456

uitgevoerd volgens het ‘Vleermuisprotocol’, opgesteld door het Netwerk Groene Bureaus en het ministerie van LNV. Dit vleermuisprotocol is gebaseerd op de ecologie van vleermuizen en vormt een leidraad bij het uitvoeren van kwalitatief goed onderzoek aan deze soortgroep. Het protocol wordt door het ministerie van LNV gebruikt als afwegingskader bij de beoordeling van ruimtelijke plannen1. Voor vleermuizen zijn verschillende onderdelen te onderscheiden die van belang zijn voor de functionaliteit van het leefgebied. Dit zijn: foerageergebieden, zomerverblijfplaatsen, baltsverblijven, overwinteringsverblijven en vliegroutes. In MMC Donderen kunnen zomer- en winterverblijfplaatsen en baltsverblijven worden verwacht. Dit maakt volgens het vleermuisprotocol meerderde veldbezoeken noodzakelijk, waarvan een deel in de zomer en een deel in het najaar dient te worden uitgevoerd.

De najaarsbezoeken, gericht op het vaststellen van baltsverblijven zijn op 1 en 23 september 2009 uitgevoerd. Hierbij is gebruik gemaakt van batdetectoronderzoek. Naast het batdetectoronderzoek is op 27 januari 2010 in de verschillende gebouwen op het terrein gezocht naar overwinterende vleermuizen (zichtwaarnemingen). In de zomer van 2010 hebben conform het vleermuisprotocol twee veldbezoeken plaatsgevonden, gericht op het vinden van kraam- en zomerverblijfplaatsen: één bezoek op 6 mei 2010, het andere (ochtendbezoek) vond plaats op 17 juni 2010.

Foerageergebied Het plangebied wordt regelmatig benut als onderdeel van het foerageergebied van Gewone dwergvleermuis, Ruige dwergvleermuis en de Laatvlieger. Daarnaast zijn Rosse vleermuizen waargenomen.

Zomerverblijfplaatsen Uit het veldonderzoek blijkt, dat de meeste bunkers in het terrein sporen van bewoning door vleermuizen laten zien. Tijdens de veldbezoeken van 2010 is gezocht naar invliegende vleermuizen. Hieruit bleek, dat het onderhoudsgebouw (OG), bunkers A5, A6, A2 en A3 worden bewoond door Gewone dwergvleermuizen. Het gaat telkens om kleine aantallen (één of twee dieren), met uitzondering van bunker A3: hier werd een kleine kolonie van zeven invliegende exemplaren van de Gewone dwergvleermuis waargenomen. De dieren huizen vermoedelijk in de spouwmuren van de bunkers, die via de open stootvoegen worden bereikt.

Baltsverblijven In september 2009 werden drie baltsende Gewone dwergvleermuizen aangetroffen in het plangebied. Gewone dwergvleermuizen baltsen vliegend en verhuizen bovendien vaak, waardoor niet kon worden vastgesteld welke gebouwen precies werden bezet. Baltsende dieren werden in elk geval aangetroffen nabij bij de bunkers A3, A4 en B4. Het ligt voor de hand dat de waargenomen dieren zijn gebonden aan de bunkers op het terrein van MMC Donderen.

Overwinteringsverblijven Er zijn op 27 januari 2010 geen overwinterende vleermuizen aangetroffen. Wel werd eerder in het najaar door de bewoners van het MMC melding gemaakt van een vleermuis in één van de bunkers (mondelinge mededeling A. Dreijer, DLG). Tevens werden op diverse locaties sporen (keutels) aangetroffen, zodat mag worden aangenomen dat de bunkers op het terrein worden gebruikt door vleermuizen. Het gaat daarbij echter niet om grote aantallen overwinterende vleermuizen.

1Meer informatie over het vleermuisprotocol wordt gegeven op de website van de Gegevensautoriteit Natuur (GAN): http://www.gegevensautoriteitnatuur.nl. De GAN is onderdeel van het ministerie van LNV

Ecologische beoordeling van de voorgenomen plannen op het terrein van MMC Donderen 9

Vliegroutes Bij verplaatsingen tussen verblijfplaatsen en foerageergebied maken vleermuizen meestal gebruik van vaste vliegroutes langs lijnvormige structuren, zoals sloten, kanalen, bomenrijen en huizenblokken. In het plangebied zijn tijdens de veldbezoeken van 2009 en 2010 geen vaste vliegroutes aangetroffen.

Overige zoogdiersoorten In de omgeving van het plangebied komen enkele beschermde zoogdiersoorten voor. Hieronder wordt per beschermingscategorie besproken welke soorten dit zijn en of deze door de beoogde herinrichting kunnen worden beïnvloed. De meest recente gegevens over zoogdieren worden verzameld op de website www.zoogdieratlas.nl, een project dat beoogt de verspreiding van zoogdieren in Nederland in beeld te brengen. Deze gegevens worden aangevuld met veldwaarnemingen.

Licht beschermde soorten De door de Flora- en faunawet licht beschermde zoogdieren zijn algemeen voorkomende soorten, zoals Ree, Egel, Haas, Mol, Vos en verschillende muizensoorten. Het plangebied en de omgeving daarvan kunnen voor enkele van deze soorten geschikt leefgebied vormen. Tijdens het veldbezoek van 27 januari 2010 is een hol van (vermoedelijk) een Bunzing op het terrein gevonden.

Middelzwaar beschermde soorten In de omgeving van het plangebied komen twee middelzwaar beschermde zoogdiersoorten voor, namelijk de Steenmarter en de Eekhoorn. Van de Steenmarter zijn in 2009 sporen gevonden, in de vorm van een verse keutel. Het plangebied wordt door deze soort vermoedelijk gebruikt als foerageergebied. Er zijn tijdens de verschillende veldbezoeken geen aanwijzingen gevonden voor vaste verblijfplaatsen van de Steenmarter of de Eekhoorn.

Zwaar beschermde soorten (m.u.v. vleermuizen) Uit verspreidingsgegevens van zoogdieren blijkt dat in de ruimere omgeving van het plangebied twee zwaar beschermde zoogdiersoorten voorkomen, namelijk de Das en de Boommarter. Tijdens de veldbezoeken van 2009 en 2010 zijn geen aanwijzingen gevonden voor vaste verblijfplaatsen van de Das en/of de Boommarter. Daarom gaan we er van uit dat er geen zwaar beschermde zoogdiersoorten (m.u.v. vleermuizen) voorkomen op het terrein van MMC Donderen.

10 A&W-rapport 1456

Ecologische beoordeling van de voorgenomen plannen op het terrein van MMC Donderen 11

4. EFFECTBEPALING EN BEOORDELING

4.1. ALGEMEEN

De plannen voor de herbestemming van het plangebied hebben tot gevolg dat een deel van de aanwezige gebouwen worden gesloopt. In de gebouwen kunnen verblijfplaatsen van beschermde soorten aanwezig zijn. De plannen voorzien tevens in kap van een deel van de aanwezige bosschages. Ook deze kunnen van belang zijn voor beschermde soorten. Daarnaast is sprake van een functieverandering, die tot gevolg heeft dat er mogelijk een verandering in de gebruiksintensiteit plaatsvindt. Onderwerp van onderzoek is daarom of en in hoeverre habitatverlies voor soorten optreedt. Tevens kan de inrichting en het nieuwe gebruik van het plangebied leiden tot een verlies van kwaliteit van het beschikbare biotoop voor soorten met een beschermde status. Factoren die daarbij een rol kunnen spelen, zijn:

• aantasting of verlies van leefgebied door kap of sloop. • verstoring tijdens de werkzaamheden. • permanente verstoring door het nieuwe gebruik.

De relevante gebieden en soorten die mogelijk door deze factoren negatieve effecten kunnen ondervinden, worden hieronder besproken.

4.2. EFFECTEN OP BESCHERMDE GEBIEDEN EN BEOORDELING

Natura 2000 gebieden Vanwege de externe werking van de Natuurbeschermingswet (bijlage 1), moet ingeschat worden of de beoogde ingrepen effecten hebben op de instandhoudingdoelstellingen voor genoemde soorten en habitattypen in het nabijgelegen Natura 2000-gebied, het Norgerholt. In verband met de ruime afstand (5,5 kilometer) tussen het plangebied en Natura 2000- gebied ‘Norgerholt’ zijn er geen effecten te verwachten aangewezen natuurwaarden van het Natura 2000-gebied. De plannen stuiten daarom niet op bezwaren vanuit de Natuurbeschermingswet.

Ecologische Hoofdstructuur Het plangebied maakt geen deel uit van de EHS. Wel wordt het aan drie zijden begrensd door de EHS. Ingrepen in of in de nabijheid van de EHS mogen geen negatieve effecten veroorzaken op de wezenlijke waarden van gebieden die in het kader van de PEHS zijn aangewezen. De wezenlijke waarden van het dichtstbijzijnde deel van de ecologische hoofdstructuur worden, behalve door de aangewezen natuurdoeltypen die zijn vastgesteld door de provincie Drenthe, ruim gedefinieerd in termen van rust, stilte, duisternis en dergelijke.

De rust en stilte in het gebied zal door de activiteiten regelmatig in zekere mate worden aangetast door de activiteiten. In de bestaande situatie is echter al sprake van een bepaalde mate van uitstralende verstoring, ten gevolge van menselijke aanwezigheid (bewoning van de dienstwoningen), activiteit (ten gevolge van het gebruik als munitiemagazijncomplex). Daarom verwachten we, dat de verstoringstoename ten opzichte van de bestaande situatie gering zal zijn, mits wordt gekozen voor gebruiksfunctie waar geen sterke uitstraling van

12 A&W-rapport 1456

geluid en/of licht van uit gaat. Wanneer gekozen wordt voor een gebruiksfunctie die gepaard gaat met een sterke uitstraling van licht- en/of geluidsverstoring is het is aan de Provincie Drenthe, die in dit geval het bevoegd gezag vormt voor de provinciale ecologische hoofdstructuur, om over de effecten van de plannen een oordeel te vormen over de toelaatbaarheid ervan. Overigens zal het terrein in het kader van de plannen onderdeel worden van de EHS, zodat er sprake is van een toename van de oppervlakte van de EHS ten gevolge van de functieverandering van het terrein.

Overige vormen van gebiedsbescherming De beoogde herinrichting veroorzaakt geen conflict met overige vormen van gebiedsbescherming.

4.3. EFFECTEN OP BESCHERMDE SOORTEN EN BEOORDELING

Planten In de omgeving van het plangebied komen beschermde plantensoorten voor. Op het terrein van MMC Donderen zijn twee licht beschermde plantensoorten aangetroffen: de Brede wespenorchis en het Grasklokje. Na voltooiing kunnen deze soorten mogelijk weer geschikt leefgebied vinden binnen het plangebied. Bovendien geldt voor licht beschermde soorten een vrijstelling van ontheffing bij projecten in het kader van ruimtelijke ontwikkeling. Er komen op het terrein van MMC Donderen geen plantensoorten uit de tweede en/of derde beschermingscategorie van de Flora- en faunawet voor. Om deze redenen veroorzaakt de beoogde herinrichting geen conflict met de Flora- en faunawet ten aanzien van planten.

Amfibieën Door de herinrichting van het plangebied gaat mogelijk een deel van het zomerleefgebied van enkele licht beschermde amfibieënsoorten verloren, zoals Bruine kikker en Gewone pad. In de omgeving van het plangebied is voldoende alternatief leefgebied aanwezig en na voltooiing kunnen enkele van de betreffende soorten mogelijk weer geschikt leefgebied vinden binnen het plangebied. Bovendien geldt voor licht beschermde soorten een vrijstelling van ontheffing bij projecten in het kader van ruimtelijke ontwikkeling. Er is geen sprake van negatieve effecten op middelzwaar en zwaar beschermde amfibieënsoorten. Om deze redenen veroorzaakt de beoogde herinrichting geen conflict met de Flora- en faunawet ten aanzien van amfibieën.

Reptielen Het voorkomen van deze soortgroep in het plangebied is met gericht veldonderzoek onderzocht. Er zijn geen reptielen aangetroffen in MMC Donderen. Ten gevolge van de plannen treden er daarom geen effecten op ten aanzien van de soortgroep reptielen.

Vogels Ten gevolge van de plannen worden sloop- en kapwerkzaamheden uitgevoerd die van tijdelijke invloed kunnen zijn op broedende vogels. Daarnaast kan sprake zijn van verstoring van broedende vogels ten gevolge van veranderend gebruik van het plangebied.

Tijdelijke effecten ten gevolge van sloop- en kapwerkzaamheden De werkzaamheden hebben, afhankelijk van de tijd in het jaar, mogelijk een verstorend effect op vogels die in de bosschages en mogelijk in de gebouwen van het plangebied kunnen broeden. Verstoring van broedende vogels is niet toegestaan vanuit de Flora- en faunawet. De broedperioden van de betreffende vogelsoorten ligt binnen de periode van half maart tot

Ecologische beoordeling van de voorgenomen plannen op het terrein van MMC Donderen 13

eind juli. Verstorende werkzaamheden, zoals sloop, het kappen of snoeien van bosschages of bouwwerkzaamheden dienen daarom buiten de broedperiode te worden gestart.

Het is mogelijk om vooraf aan het broedseizoen te starten met de werkzaamheden. In dat geval zullen zich waarschijnlijk geen broedvogels in de directe omgeving daarvan vestigen door de verstoring die deze werkzaamheden tot gevolg hebben. Er is dan ook geen sprake van verstoring van nestplaatsen gedurende de broedperiode. Er dienen in dat geval extra maatregelen te worden genomen, waardoor niet alsnog broedgevallen ontstaan die kunnen worden verstoord. Deze maatregelen zijn gericht tegen de beschikbaarheid van potentieel broedbiotoop, zoals het vroegtijdig verwijderen van houtafval en het afdekken van bouwmaterialen. Wanneer toch een broedgeval ontstaat die kan worden verstoord, dienen de werkzaamheden te worden gestaakt tot na de broedperiode.

Buiten het broedseizoen vallen de meeste nestplaatsen niet onder de bescherming van de Flora- en faunawet, maar een aantal vogelsoorten maakt gedurende het gehele jaar gebruik van de nestplaats of keert jaarlijks terug op dezelfde plaats. Hun nesten en de functionele leefomgeving daarvan worden daarom het gehele jaar beschermd. Vanaf 26 augustus 2009 geldt een aangepaste lijst van jaarrond beschermde vogelnesten, die indicatief is en niet uitputtend. In 2009 en 2010 zijn geen in gebruik zijnde nestplaatsen van de soorten die op deze lijst staan (onder meer roofvogels zoals de Buizerd) aangetroffen.

Effecten ten gevolge van de gebruiksverandering Ten gevolge van een toename van verstoring door menselijke aanwezigheid kunnen in het broedseizoen mogelijk broedende vogels worden verstoord. Dit geldt tevens voor activiteiten waarvaan veel licht- of geluidsuitstraling uitgaan.

Wanneer met de verstorende wordt gestart voorafgaand aan het vogelbroedseizoen, houden vogels hiermee rekening in de keuze van hun nestplaats. Ten gevolge van de verstoring die uitgaat van deze activiteiten, zullen ze niet in de directe nabijheid daarvan gaan broeden. Als alternatief kan worden besloten om activiteiten die gepaard gaan met verstoring uitsluitend buiten het broedseizoen (dus buiten de periode half maart – eind juli) plaats te laten vinden. In beide gevallen worden conflicten met de Flora- en faunawet vermeden.

Vleermuizen Alle in Nederland voorkomende vleermuissoorten zijn zwaar beschermd door de Flora- en faunawet op basis van de vermelding van deze soorten op bijlage IV van de Habitatrichtlijn. Voor deze soorten geldt sinds 26 augustus 2009 dat een ontheffing op basis van het belang ‘Ruimtelijke ontwikkeling’ niet meer wordt verleend. Bij mogelijke conflicten met de Flora- en faunawet moeten daarom zoveel mogelijk maatregelen worden getroffen om negatieve effecten tegen te gaan.

Vleermuizen zijn, afhankelijk van de soort, meer of minder gevoelig voor lichtverstoring, maar in het algemeen geldt: hoe donkerder, hoe beter. Indien binnen het plangebied tijdens en na de werkzaamheden ’s avonds en ’s nachts extra buitenverlichting wordt gebruikt, is er een kans op lichtverstoring van (een deel van) het leefgebied van vleermuizen.

Foerageergebied Er worden naar verwachting geen werkzaamheden verricht, die de kwaliteit van deze gebiedsfunctie voor vleermuizen benadeelt. Er dient echter rekening te worden gehouden met de mogelijkheid van lichtverstoring. Veel vleermuissoorten zijn gevoelig voor lichtverstoring (Kuijper et al. 2008, Alder 1993, Shirley et al. 2001). Het is daarom van

14 A&W-rapport 1456

belang om uitstralende verlichting te voorkomen. In de eerste plaats kan dit worden bereikt door geen nieuwe lichtbronnen in het plangebied aan te brengen. Daarnaast is het mogelijk lampen te gebruiken met een beperkte en naar beneden gerichte lichtuitstraling. Ook kunnen eventuele lampen laag worden geplaatst en/of kan gebruik worden gemaakt van verlichting die alleen ingeschakeld wordt wanneer dat nodig is (zoals door gebruik van een sensor).

Indien lichtverstoring in het plangebied wordt voorkomen, veroorzaakt de beoogde herinrichting geen conflict met de Flora- en faunawet ten aanzien van foerageergebied van vleermuizen.

Balts- en overwinteringsverblijfplaatsen Er zijn in 2009 baltsende Gewone dwergvleermuizen aangetroffen in het plangebied MMC Donderen Deze dieren maken vermoedelijk gebruik van de in het plangebied aanwezige bunkers. Van de Gewone dwergvleermuis is bekend, dat deze soort regelmatig overwintert op plaatsen waar ook baltsverblijven aanwezig zijn. Het is daarom mogelijk dat sommige van de bunkers in het plangebied worden gebruikt als overwinteringsverblijf. De waarneming van een vleermuis door de gebruikers van de panden in het najaar van 2009 ondersteunt deze veronderstelling.

Wanneer de bunkers worden gesloopt, ondervindt de zwaar beschermde Gewone dwergvleermuis daar mogelijk negatieve effecten van, namelijk het verlies van en baltsverblijfplaatsen. Dit vormt een conflict op met de Flora- en faunawet. Het is niet mogelijk om voor vleermuizen een ontheffing te verkrijgen. Bij mogelijke conflicten met de Flora- en faunawet moeten daarom zoveel mogelijk maatregelen worden getroffen om negatieve effecten tegen te gaan. De initiatiefnemer van het plan (DLG) heeft aangegeven om negatieve effecten op vleermuizen te mitigeren door een van de bunkers op MMC Donderen in te richten als vleermuisverblijf. In hoofdstuk 6 wordt nader ingegaan op de wijze waarop mitigatie voor vleermuizen kan worden vormgegeven.

Vliegroutes Er zijn in tijdens het veldwerk van 2009 en 2010 geen vliegroutes van vleermuizen aangetroffen in het plangebied. Er ontstaan daarom geen negatieve effecten ten aanzien van vleermuisvliegroutes ten gevolge van de plannen. Daarom leiden de plannen niet tot conflicten met de wetgeving ten aanzien van vleermuisvliegroutes.

Zomerblijfplaatsen Er zijn in verschillende bunkers zomerverblijfplaatsen van vleermuizen aangetroffen: het onderhoudsgebouw (OG), bunkers A5, A6, A2 en A3 worden bewoond door Gewone dwergvleermuizen. Werkzaamheden, zoals sloop of werkzaamheden aan de spouwmuren, leiden tot verstoring van de aanwezige vleermuizen. Dit vormt een conflict met de Flora- en faunawet. Voor zwaar beschermde soorten, die tevens worden vermeld op Bijlage IV van de Habitatrichtlijn (zoals vleermuizen) heeft het ministerie van LNV sinds 26 augustus 2009 bepaald, dat ruimtelijke ordening niet langer wordt gezien als een belang waarvoor een ontheffing van de Flora- en faunawet kan worden verkregen. Dit houdt in dat mitigatie noodzakelijk is om een conflict met de Flora- en faunawet te vermijden. In het kader van de plannen is voorzien, dat één of enkele van de aanwezige munitiebunkers worden ingericht als permanent vleermuisverblijf (zie de aanbevelingen in hoofdstuk 6 van dit rapport). De verwachting is dat de situatie voor vleermuizen binnen het MMC Donderen daardoor niet zal verslechteren en mogelijk zelfs zal verbeteren. Om deze redenen is er geen sprake meer van een conflict met de Flora- en faunawet ten aanzien van vleermuizen.

Ecologische beoordeling van de voorgenomen plannen op het terrein van MMC Donderen 15

Wel dient er bij de uitvoering van de werkzaamheden aan de bunkers rekening te worden gehouden met vleermuizen. Met betrekking tot de uitvoering van werkzaamheden worden in hoofdstuk 6 aanbevelingen gedaan.

Tot slot wordt opgemerkt, dat een deel van de bunkers een gebruiksverandering zal ondergaan, maar in fysieke zin grotendeels ongewijzigd blijft bestaan. De betreffende bunkers zullen naar verwachting hun functie voor vleermuizen kunnen behouden, mits de invliegopeningen onverlicht blijven.

Overige zoogdiersoorten

Licht beschermde soorten Door de werkzaamheden wordt een deel van het leefgebied van enkele licht beschermde zoogdiersoorten verstoord. Voor de betreffende soorten is in de omgeving voldoende alternatief leefgebied aanwezig en na voltooiing zal een deel van het terrein opnieuw gebruikt kunnen worden. Bovendien geldt voor licht beschermde soorten een vrijstelling van ontheffing bij projecten in het kader van ruimtelijke ontwikkeling. Om deze reden veroorzaakt de beoogde herinrichting geen conflict met de Flora- en faunawet ten aanzien van lichtbeschermde zoogdiersoorten.

Middelzwaar beschermde soorten In 2009 en 2010 zijn keutels van Steenmarters gevonden. Er zijn geen aanwijzingen dat er van deze soort vaste verblijfplaatsen op het terrein van MMC Donderen aanwezig zijn. Wel maakt het plangebied deel uit van het foerageergebied van de Steenmarter. Deze middelzwaar beschermde soort ondervindt mogelijk effecten tijdens de uitvoering van de werkzaamheden, omdat het plangebied ten gevolge van de werkzaamheden minder geschikt wordt. Door de toename van menselijke activiteit zal in het plangebied sprake zijn van een verstoringstoename, waardoor het gebied mogelijk minder geschikt wordt. Voor zowel de Steenmarter is in de directe omgeving voldoende alternatief leefgebied voorhanden. De soort staat bovendien bekend als een cultuurvolger. Mogelijk kan MMC Donderen ook na uitvoering van de plannen onderdeel blijven van het leefgebied van Steenmarters. Om deze reden veroorzaakt de beoogde herinrichting geen conflict met de Flora- en faunawet ten aanzien van middelzwaar beschermde zoogdiersoorten.

Zwaar beschermde soorten (exclusief vleermuizen) Er zijn in 2009 en 2010 geen aanwijzingen gevonden voor de aanwezigheid van zwaar beschermde zoogdiersoorten (m.u.v. vleermuizen). Om deze redenen veroorzaakt de beoogde herinrichting geen conflict met de Flora- en faunawet ten aanzien van zwaar beschermde zoogdiersoorten (exclusief vleermuizen).

16 A&W-rapport 1456

4.4. SAMENVATTENDE TABEL

In onderstaande tabel 1 is samengevat welke beschermde en kritische soorten (mogelijk) in het plangebied en omgeving voorkomen. Aangegeven is voor welke soorten ontheffing moet worden aangevraagd en of daarbij aanvullende voorwaarden gelden om negatieve effecten op de beschermde soorten te voorkomen.

Tabel 1. Overzicht van beschermde en kritische planten- en diersoorten die in het plangebied en omgeving voorkomen, met hun status volgens de Flora- en faunawet en Rode Lijsten. De Rode Lijst heeft de categorieën: gevoelig(GE), kwetsbaar(KW), bedreigd(BE) en ernstig bedreigd(EB). Aanwezigheid: + =verblijfplaats aanwezig, f = foerageergebied aanwezig- = afwezig, (+) = mogelijk aanwezig gezien biotoop en verspreiding, maar niet vastgesteld.

Soorten per categorie Flora- en faunawet Plan- Om- Rode lijst Ontheffingsaanvraag nodig? gebied geving met status Categorie 1 (lichte bescherming) Grasklokje, Brede wespenorchis + + - Nee Gewone pad, Bruine kikker, (+) + - Nee Bosspitsmuis, Aardmuis, Veldmuis, Bosmuis, (+) + - Nee Hermelijn, Wezel, Bunzing, Ree, Egel, Vos, Mol en Haas

Categorie 2 (middelzware bescherming) Levendbarende hagedis - + - Nee Steenmarter f + - Nee Eekhoorn - + - Nee

Categorie 3: (zware bescherming) Poelkikker - + kw nee Heikikker - + kw Nee Adder - + kw Nee Hazelworm - + kw Nee Ringslang - + kw Nee Das - + - Nee Boommarter - + kw Nee Gewone Dwergvleermuis (+) + - Nee, mits mitigatie plaatsvindt Ruige dwergvleermuis ? + - Nee Rosse Vleermuis ? + - Nee

Vogels Inheemse broedvogels (+) + - Nee, mits voorwaarden opgevolgd Jaarrond beschermde nestplaatsen ? + + Nee

Ecologische beoordeling van de voorgenomen plannen op het terrein van MMC Donderen 17

5. CONCLUSIES

In dit hoofdstuk worden de conclusies ten aanzien van de relevante beschermde gebieden en soorten uit het vorige hoofdstuk op een rij gezet en wordt aangegeven hoe de voorgenomen plannen zich verhouden tot de vigerende ecologische wet- en regelgeving.

5.1. CONCLUSIES M.B.T. BESCHERMDE GEBIEDEN

Natura 2000-gebieden De beoogde herinrichting veroorzaakt geen negatieve effecten op het Natura 2000-gebieden ‘Norgerholt’, gelegen op circa 5,5 kilometer van het plangebiedd. Om die reden veroorzaakt de beoogde herinrichting geen conflict met de Natuurbeschermingswet.

Ecologische Hoofdstructuur Ten aanzien van de (provinciale) Ecologische Hoofdstructuur treden er naar verwachting geen belangrijke bezwaren op ten aanzien van de doelsoorten die horen bij de vastgestelde natuurdoeltypen, noch voor de wezenlijke waarden als rust, duisternis en dergelijke. Om die redenen veroorzaakt de beoogde herinrichting geen conflicten deze regelgeving.

Overige vormen van gebiedsbescherming De beoogde herinrichting veroorzaakt geen conflicten met overige (provinciale) regelgevingen.

5.2. CONCLUSIES M.B.T. BESCHERMDE SOORTEN

Licht beschermde planten, amfibieën- en zoogdiersoorten De beoogde herinrichting veroorzaakt mogelijk negatieve effecten op enkele licht beschermde amfibieën- en zoogdiersoorten, zoals genoemd in paragraaf 3.2. Voor licht beschermde soorten geldt een vrijstelling van ontheffing bij projecten in het kader van ruimtelijke ontwikkeling. De beoogde herinrichting veroorzaakt daarom geen conflict met de Flora- en faunawet ten aanzien van deze soorten.

Vogels De beoogde herinrichting veroorzaakt geen conflict met de Flora- en faunawet ten aanzien van vogels, mits voldaan wordt aan de voorwaarde dat er geen verstoring van broedende vogels optreedt. In paragraaf 4.3 is uitgelegd hoe aan deze voorwaarde kan worden voldaan.

Effecten op vogelsoorten waarvan de nesten jaarrond zijn beschermd dienen nog nader in het veld te worden onderzocht. Hiervoor zijn veldbezoeken ingepland.

Middelzwaar- en zwaar beschermde reptielen In het plangebied komen geen reptielen voor. Daarom leiden de plannen niet tot effecten ten aanzien van deze soortgroep, en treden er voor reptielen geen conflicten op met de Flora- en faunawet.

18 A&W-rapport 1456

Vleermuizen De beoogde plannen veroorzaakt een conflict met de Flora- en faunawet ten aanzien van vleermuizen, ten aanzien van paarverblijven en zomerverblijfplaatsen van Gewone dwergvleermuizen die in de bunkers aanwezig zijn. Er treedt ook verlies van zomerverblijfplaatsen op ten gevolge van de voorgenomen sloop van de bunkers. Door middel van mitigatie kunnen deze negatieve effecten worden weggenomen, waardoor ook de bezwaren vanuit de Flora- en faunawet vervallen. Dienst Landelijk Gebied heeft aangegeven één of meerdere munitiebunkers in te gaan richten als permanent vleermuisverblijf. De situatie zal hierdoor naar verwachting voor vleermuizen niet verslechteren en mogelijk zelfs verbeteren. Daardoor vervallen de bezwaren vanuit de Flora- en faunawet. In hoofdstuk 6 worden aanbevelingen gedaan ten aanzien van mitigatie voor vleermuizen.

Middelzwaar- en zwaar beschermde zoogdiersoorten (exclusief vleermuizen) In het plangebied zijn sporen aangetroffen van Steenmarten (middelzwaar beschermd) Effecten ten gevolge van de plannen zijn niet van dien aard dat er conflicten met de Flora- en faunawet optreden. Er zijn geen aanwijzingen dat er verblijfplaatsen van zwaar beschermde zoogdieren zoals dassen in het plangebied aanwezig zijn.

Ecologische beoordeling van de voorgenomen plannen op het terrein van MMC Donderen 19

6. MITIGATIE VAN NEGATIEVE EFFECTEN

Uitvoering van werkzaamheden aan de bunkers Bij werkzaamheden verdient het de aanbeveling om voordat de bunker wordt gesloopt, eerst het dak te verwijderen en de spouwmuur te openen. De bunker dient daarna twee weken onaangeroerd te blijven. zodat de aanwezige vleermuizen een andere verblijfplaats kunnen betrekken. Ook kunnen werkzaamheden het beste na de kraamperiode worden uitgevoerd. De kraamperiode van vleermuizen eindigt rond begin augustus. Eventueel kan hierbij hulp van een terzake kundige (bijvoorbeeld een medewerker van Landschapsbeheer Drenthe, de Zoogdiervereniging of van een ecologisch adviesbureau) worden ingeschakeld.

Inrichten van een vleermuisbunker In het kader van de voorgenomen plannen wordt een deel van de op het terrein van MMC Donderen aanwezige minutiebunkers gesloopt. Omdat hier verblijfplaatsen van vleermuizen in aanwezig zijn, levert dit effecten op ten aanzien van deze soortgroep. Middels het aanbieden van alternatieve verblijfplaatsen door het aanpassen van de inrichting van één van de aanwezige grondgedekte bunkers, kunnen deze negatieve effecten op vleermuizen worden voorkomen. Conflicten met de Flora- en faunawet worden dan voorkomen. In dit hoofdstuk worden op hoofdlijnen (en waar mogelijk concreter), aanbevelingen gedaan voor de vleermuisvriendelijke inrichting van een van de bunkers op het terrein van MMC Donderen.

Randvoorwaarden Door Landschapsbeheer Groningen zijn de voorwaarden waaraan een winterverblijf voor vleermuizen moet voldoen op een rij gezet (Dillerop 2005): • constante temperatuur tussen 0 en 10 o Celsius; • afwezigheid van tocht • afgesloten voor predatoren (Bruine rat, Steenmarter of Bunzing) • Hoge relatieve luchtvochtigheid, bij voorkeur 100 %; • een voldoende groot volume van minimaal 35 m2, maar bij voorkeur groter; • Aanwezigheid van voldoende gaten en spleten in de muren en het plafond; deze bieden de vleermuizen goede hangplaatsen; • Goede toegankelijkheid voor de vleermuizen; de invliegopening mag niet te veel worden geblokkeerd door bomen of bebouwing, en mag niet gericht zijn op een weg. Ook moet de invliegopening te allen tijde onverlicht zijn; • Voldoende rust; dit is een heel belangrijke voorwaarde voor een succesvolle vleermuisbunker. De bunker moet niet vrij toegankelijk zijn voor (toevallige) passanten. Hierbij moet worden opgemerkt dat de bunker wel toegankelijk moet zijn voor onderzoekers, die ’s winters de bunker kunnen contoleren op de aanwezigheid van vleermuizen. De bunker kan het best worden afgesloten met een stalen deur met slot (vandalisme bestendig).

Locatiekeuze Omdat het van groot belang is dat een winterverblijf voor vleermuizen qua klimaat en luchtvochtigheid stabiel is, dient de vleermuisbunker in één van de twee grondgedekte bunkers te worden gerealiseerd. De grondlaag isoleert de bunker tegen temperatuurschommelingen en houdt de luchtvochtigheid op een constant, hoog niveau. De

20 A&W-rapport 1456

bunkers die niet door een grondlaag zijn afgedekt, zijn veel minder geschikt als winterverblijf.

Vormgeving en inrichting De ingang van de bunker kan het beste bestaan uit een goed afgesloten deur met dat ongewenste gasten tegengaat, maar tegelijkertijd wel monitoring in de winter mogelijk maakt. In de deur kan op ooghoogte een opening gemaakt worden van 30 centimeter breed bij 10 centimeter hoog. De ingang van de bunker dient vrij te zijn van opgaande vegetatie. In de bunker is het van belang, dat er voldoende plaatsen zijn voor vleermuizen om weg te kunnen kruipen. Deze plaatsen dienen te worden aangebracht aan het plafond en de wanden van de bunker. Geschikte hangplekken kunnen worden gemaakt door bijvoorbeeld ‘graskeien’ (tegels met openingen, die vaak in wegbermen worden verwerkt) aan de muren en het plafond te bevestigen. Daarbij geldt: hoe meer hangplekken hoe beter. Ook open voegen (zonder voegspecie) zijn geschikt als hangplek.

De kelder moet bedekt zijn met minimaal 1 meter aarde om een constante temperatuur in de kelder te garanderen. Het van belang te zorgen voor een tochtvrij en vochtig klimaat in de bunker. Daarbij is het gunstige als en een laagje water in de kelder komt staan om een hoge luchtvochtigheid te bevorderen. Om tocht tegen te gaan dient de inhoud van de bunker te worden opgedeeld in kleinere compartimenten. Dit kan door een soort doolhofstructuur in de bunker aan te brengen, bijvoorbeeld door muren (bij voorkeer van baksteen) in de bunker te metselen. Door de bakstenen binnenmuren niet te voegen ontstaan hangplekken voor overwinterende vleermuizen. Onderstaande figuur 2 geeft een voorbeeld van de inrichting van een geschikt vleermuisverblijf (naar Dillerop 2005).

Figuur 2. Voorbeeld van de inrichting van een vleermuisbunker..

Monitoring en toezicht Monitoring van eventueel overwinterende vleermuizen dient jaarlijks in de winter worden uitgevoerd. Dit kan het beste gedaan worden in overleg met de Vleermuiswerkgroep Drenthe. Deze werkgroep verzorgt de jaarlijkse monitoring van bekende winterverblijfplaatsen van vleermuizen in de provincie. Omdat Het duurt doorgaans enkele jaren voordat vleermuizen zich vestiging in nieuwe verblijfplaatsen. Het op regelmatige basis monitoren van de kelder is van belang, omdat zo kan worden nagegaan in hoeverre de kelder wordt gebruikt, en of aanpassingen in het ontwerp nodig zijn om de kelder geschikter te maken voor vleermuizen. Bovendien geeft regelmatige monitoring een waardevol inzicht in het populatieverloop van vleermuizen door de jaren heen, waardoor het een belangrijk instrument is in de uitvoering van soortbeschermingsmaatregelen.

Ecologische beoordeling van de voorgenomen plannen op het terrein van MMC Donderen 21

LITERATUUR

Alder, H. 1993. Licht‑ Hindernis auf Flugstraßen. Fledermaus‑ Gruppe Rheinfall Info 1993/1: 5‑ 7. Bal, D., H.M. Beije, M. Fellinger, R. Haveman, A.J.F.M. van Opstal & F.J. van Zadelhoff 2001. Handboek Natuurdoeltypen. Tweede geheel herziene editie. Rapport Experticecentrum LNV nr. 2001/020. Experticecentrum LNV, Wageningen. Bouwman, J.H., V.J. Kalkman, G. Abbingh, E.P. de Boer, R.P.G. Geraeds, D. Groenendijk, R. Ketelaar, R. Manger & T. Termaat 2008. Een actualisatie van de verspreiding van de Nederlandse libellen. Brachytron, jaargang 11(2), augustus 2008. Nederlandse Vereniging voor Libellenstudie, Heteren. Bruyne, R. de 2004. Nauwe korfslak Vertigo angustior Jeffreys 1830, gebaseerd op gegevens tot het jaar 2002. EIS Nederland, www.naturalis.nl/eis. Creemers, R.C.M. & J.J.C.W. van Delft (RAVON) 2009. De amfibieën en reptielen van Nederland. Nederlandse Fauna 9. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, European Invertebrete Survey - Nederland, Leiden. Dillerop, R. 2005. De bouw en inrichting van een Vleermuisbunker. Landschapbeheer Groningen, Groningen. DLG 2006. Handboek Militaire terreinen. 53 objecten geïnventariseerd. Dienst Landelijk Gebied, Utracht. EIS-Nederland, De Vlinderstichting & Nederlandse Vereniging voor Libellenstudie 2007. Waarnemingenverslag dagvlinders, libellen en sprinkhanen. EIS-Nederland, Leiden / De Vlinderstichting, Wageningen / Nederlandse Vereniging voor Libellenstudie, Assen. Gent, A.H. & S.D. Gibson (eds.) 1998. Herpetofauna workers’ manual. Joint Nature Conservation Comitte, Peterborough. Kalkman, V.J. 2004. Zeggekorfslak Vertigo moulinsiana (Dupuy, 1849). – EIS - Nederland, www.naturalis.nl/eis Krijgsveld, K.L., R.R. Smits & J. van der Winden 2008. Verstoringsgevoeligheid van vogels. Update literatuurstudie naar reacties van vogels. Bureau Waardenburg, Culemborg. Kuijper, D., J. Schut, D. van Dullemen, H. Toorman, N. Goossens, J. Ouwehand & H. Limpens 2008. Experimental evidence of light disturbance along the commuting routes of pond bats (Myotis dasycneme). Lutra 51 (1): 37-49. Limpens, H.J.G.A., K. Mostert & W. Bongers (eds.) 1997. Atlas van de Nederlandse Vleermuizen. Onderzoek naar verspreiding en ecologie. Stichting Uitgeverij Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging, Utrecht. Ministerie van LNV 2003. Ondernemen en de Flora- en faunawet. Ministerie van LNV, Den Haag. Ministerie van LNV 2004. Werken aan Natura 2000. Handreiking voor de bescherming van de Vogel- en Habitatrichtlijngebieden. Concept Ministerie van LNV, Den Haag. Ministerie van LNV 2005. Algemene Handreiking Natuurbeschermingswet 1998. Ministerie van LNV, Den Haag. Peeters, T.M.J., C. van Achterberg, W.R.B. Heitmans, W.F. Klein, V. Lefeber, A.J. van Loon, A.A. Mabelis, H. Nieuwenhuijsen, M. Reemer, J. de Rond, J. Smit, H.H.W. Velthuis, 2004. De wespen en mieren van Nederland (Hymenoptera: Aculeata. – Nederlandse Fauna 6. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, Leiden, KNNV Uitgeverij, Utrecht & European Invertebrate Survey – Nederland, Leiden. RAVON 2007.Waarnemingenoverzicht 2006. RAVON 27: 46-64.

22 A&W-rapport 1456

Shirley, M.D.F., V.L. Armitage, T.L. Barden, M. Gough, P.W.W. Lurz, D.E. Oatway, A.B. South & S.P. Rushton 2001. Assessing the impact of a Music festival on the emergence behaviour of a breeding colony of Daubenton’s bats (Myotis daubentonii). Journal of Zoology 254: 367-373. Timmermans, G., R. Lipmann, M. Melchers & H. Holsteijn 2004. De Gewone rivierkreeft Astacus astacus (Linnaeus, 1758). – EIS - Nederland, www.naturalis.nl/eis.

Geraadpleegde internetsites • www.minlnv.nl • www.drenthe.info • www.ravon.nl • www.gegevensautoriteitnatuur.nl

Ecologische beoordeling van de voorgenomen plannen op het terrein van MMC Donderen

BIJLAGE 1 RELEVANTE NATUURWETGEVING

Alle ruimtelijke ingrepen in Nederland dienen aan de ecologische wet- en regelgeving te worden getoetst. Deze is in dit hoofdstuk kort samengevat. Voor een precieze weergave van juridisch relevante teksten raadplege men de oorspronkelijke uitgaven van de wetsteksten. De wettelijke bescherming van natuurwaarden valt in grote lijnen uiteen in twee delen: gebiedsbescherming (paragraaf 1) en soortbescherming (paragraaf 2).

1. GEBIEDSBESCHERMING

Gebiedsbescherming in Nederland is geregeld via de Natuurbeschermingswet (Natura 2000 gebieden en Beschermde Natuurmonumenten) en via regelgeving omtrent de Ecologische Hoofdstructuur en ruimtelijke ordening (bestemmingsplannen).

1.1 Natuurbeschermingswet en Natura 2000

Natura 2000 Natura 2000 is een netwerk van beschermde gebieden in de Europese Unie, dat wordt opgebouwd ter behoud en herstel van biodiversiteit. De Nederlandse Natura 2000 gebieden vormen een essentiële schakel in de internationale vliegroute van vele soorten trekvogels. Een aantal natuurgebieden is van bijzonder internationaal belang, zoals de Waddenzee, de duinen en de laagveenmoerassen. Voor een aantal planten- en diersoorten, die meer of minder onder druk staan, zoals de Noordse woelmuis, de Grote vuurvlinder en de Groenknolorchis heeft Nederland ook een grote internationale verantwoordelijkheid. Met de Nederlandse bijdrage aan Natura 2000 wordt voorkomen dat de natuur in Europa verder achteruitgaat. Om dit Natura 2000-netwerk in Nederland adequaat in stand te houden, te herstellen en te beschermen is het nodig om hieraan een wettelijk regime te verbinden: de Natuurbeschermingswet 1998.

Natuurbeschermingswet De Natuurbeschermingswet 1998 is op 1 oktober 2005 in werking getreden. Daarmee verankerde Nederland de gebiedsbescherming van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn in nationale wetgeving. De Natura 2000 gebieden die in het kader van deze richtlijnen zijn vastgesteld, worden ook wel Vogelrichtlijn- c.q. Habitatrichtlijngebieden of Speciale beschermingszones genoemd. Handelingen die deze gebieden schaden zijn verboden, tenzij de Provincie vergunning verleent. Habitatrichtlijngebieden zijn aangewezen vanwege bijzondere habitattypen en soorten. Vogelrichtlijngebieden zijn aangewezen ter bescherming van leefgebieden van bedreigde vogels en trekvogels. De soorten en habitattypen waarvoor een gebied is aangewezen, worden de ‘kwalificerende waarden’ genoemd.

De Natuurbeschermingswet 1998 schrijft voor dat er voor ieder Natura 2000 gebied een aanwijzingsbesluit moet worden opgesteld waarin heldere instandhoudingsdoelen zijn vastgelegd. Op dit moment is nog bij veel Natura 2000 gebieden sprake van een ontwerp- aanwijzingsbesluit. Op basis daarvan worden de komende jaren beheerplannen ontwikkeld. Daarin is vastgelegd hoe habitattypen en soorten in een Natura 2000 gebied beschermd

A&W-rapport 1456

worden en welke activiteiten in en om de Natura 2000 gebieden zijn toegestaan. Voor een aantal Natura 2000 gebieden is het beheerplan gereed en is het ontwerp-besluit omgezet in een aanwijzingsbesluit.

Beschermde Natuurmonumenten Onder de huidige Natuurbeschermingswet is het onderscheid tussen Staatsnatuur- monumenten en Beschermde Natuurmonumenten vervallen. Beide vallen onder de noemer Beschermde Natuurmonumenten. Als Beschermde Natuurmonumenten binnen Natura 2000 gebieden liggen, worden de natuurwaarden en het natuurschoon waarvoor deze gebieden onder de oude wet zijn aangewezen, opgenomen in de instandhoudingsdoelstellingen van het betreffende Natura 2000 gebied. Het oude beschermingsregime treedt terug. Handelingen in of rondom Beschermde Natuurmonumenten die buiten de Natura 2000 gebieden liggen, zijn verboden als ze schadelijk kunnen zijn voor het natuurschoon, voor de natuurwetenschappelijke betekenis of voor dieren en planten in dat gebied, of als ze het Beschermde Natuurmonument ontsieren. Dit geldt echter niet als de minister van LNV of de provincie een vergunning heeft verleend.

Externe werking De kwaliteit van Natura 2000 gebieden is mede afhankelijk van de ruime omgeving. Als een activiteit die buiten een beschermd gebied plaats zal vinden, negatieve gevolgen kan hebben voor een Natura 2000 gebied, moet deze beoordeeld worden. Locale en regionale overheden mogen in bestemmingsplannen geen ontwikkelingen mogelijk maken die in potentie een bedreiging voor Natura 2000 gebieden inhouden. Dit geldt voor nieuwe ontwikkelingen maar in beginsel ook voor bestaand gebruik.

Activiteiten op korte afstand van een Natura 2000 gebied kunnen kwalificerende soorten in het Natura 2000 gebied verstoren of verontrusten. Ook activiteiten op grotere afstand van een Natura 2000 gebied kunnen gevolgen hebben voor Natura 2000 gebieden, zoals hydrologische effecten (bijvoorbeeld als gevolg van grote grondwateronttrekkingen) en een toename van vliegverkeer. Verstoring treedt ook op wanneer kwalificerende soorten vanuit het Natura 2000 gebied gebruik maken van de omgeving en dat gebruik door ruimtelijke ontwikkelingen minder mogelijk wordt. Een dergelijke situatie kan zich voordoen bij een soort als de Wespendief, die binnen een straal van zeven kilometer rond zijn nest foerageergebieden bezoekt. Als een Natura 2000 gebied is aangewezen als broedgebied voor deze soort, zijn hiermee ook zijn foerageergebieden rond het Natura 2000 gebied beschermd. De bescherming van Natura 2000 gebieden is dus ook buiten de gebiedsgrenzen van kracht. Dit wordt aangeduid met de term externe werking.

Toetsing volgens de Natuurbeschermingswet Als er nieuwe activiteiten in of nabij een Natura 2000 gebied plaatsvinden, moet oriënterend onderzoek uitwijzen of er een kans is dat deze significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen van de Natura 2000 gebieden hebben. Deze oriëntatie is de Voortoets. Er zijn drie uitkomsten daarvan mogelijk (ministerie van LNV 2005):

1. Er is zeker geen negatief effect. Dit betekent dat er geen vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 nodig is. 2. Er is wel een mogelijk negatief effect, maar dit is zeker geen significant negatief effect. Dit betekent dat een vergunning moet worden aangevraagd die vergezeld moet gaan van de zogenaamde Verslechterings- en verstoringstoets. 3. Er is een kans op een significant negatief effect. Dan moet een vergunningsprocedure worden gevolgd die vergezeld moet gaan van een Passende beoordeling. Hiervoor is

Ecologische beoordeling van de voorgenomen plannen op het terrein van MMC Donderen

onderzoek nodig op basis van de beste wetenschappelijke kennis ter zake. Als op grond hiervan wederom blijkt dat niet valt uit te sluiten dat het plan significante gevolgen heeft voor het gebied, kan de provincie slechts een vergunning verlenen als voldaan wordt aan de zogenaamde ‘ADC-criteria’. Dat wil zeggen dat er geen alternatieven (A) voor het plan zijn, er een dwingende reden van groot openbaar belang (D) met het plan is gemoeid en vóór de ingreep compensatie van natuurwaarden (C) is gerealiseerd.

In een korte natuurtoets of quickscan is meestal de Voortoets opgenomen in de teksten over gebiedsbescherming. Een Verslechterings- en verstoringstoets of een Passende beoordeling valt buiten de reikwijdte van een quickscan.

1.2 Overige vormen van gebiedsbescherming De Ecologische hoofdstructuur (EHS) is onderdeel van het rijksbeleid voor een netwerk van natuurgebieden door Nederland. De provincies zijn verantwoordelijk voor een invulling van de EHS is een provinciale EHS. Waar de grenzen nog globaal zijn vastgesteld, moeten onomkeerbare ingrepen voorkomen worden. Na vaststelling van de exacte grenzen zijn ruimtelijke ingrepen binnen de EHS niet toegestaan, indien deze leiden tot aantasting van de wezenlijke waarden van het gebied. In uitzonderingsgevallen kan de provincie de natuurwaarden en functies van het EHS-gebied laten wijken voor andere functies van groot maatschappelijk belang. De initiatiefnemer dient deze belangen en mogelijke alternatieven uitgebreid te motiveren. Daarnaast dienen compenserende dan wel mitigerende maatregelen te worden uitgevoerd (ministerie van LNV 2003).

Op provinciaal niveau kan regelgeving zijn ontwikkeld om in weidegebieden mogelijkheden te creëren voor een extra bescherming van foeragerende watervogels tijdens de winter en weidevogels. Zo kunnen gebieden zijn aangewezen als ganzenfoerageergebied en/of weidevogelgebied. De bescherming van de overige natuurgebieden is veelal geregeld in bestemmingsplannen die zijn opgesteld krachtens de Wet op de Ruimtelijke Ordening.

2. SOORTBESCHERMING

2.1 Flora- en faunawet In de Flora- en faunawet is de bescherming geregeld van soorten die in die wet zijn genoemd. Deze soorten zijn ingedeeld in beschermingscategorieën (Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten). Daarnaast geldt voor alle in het wild levende dieren en planten en hun directe leefomgeving de ‘zorgplicht’. Vanaf 26 augustus 2009 geldt een gewijzigde aanpak betreffende de beoordeling van ontheffingsaanvragen.

Zorgplicht De zorgplicht houdt in dat iedereen dient te voorkomen dat zijn handelen nadelige gevolgen voor flora en fauna heeft. Als dat niet mogelijk is, dienen die gevolgen zoveel mogelijk beperkt of ongedaan gemaakt te worden (artikel 2). De zorgplicht geldt altijd, zowel voor beschermde als onbeschermde soorten. Bij overtreding zijn er overigens geen sancties.

Beschermde soorten In de Flora- en faunawet heeft de overheid van nature in Nederland voorkomende planten- en diersoorten aangewezen die beschermd moeten worden. Ook de beschermde soorten onder de Europese richtlijnen (Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn) zijn hierin opgenomen. De bescherming houdt in dat het verboden is om beschermde, inheemse planten te beschadigen (artikel 8). Het is ook verboden om beschermde, inheemse dieren te doden, verontrusten,

A&W-rapport 1456

dan wel hun nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen te beschadigen, te vernielen, uit te halen of te verstoren (artikelen 9 tot en met 12).

Zorgvuldig handelen ‘Zorgvuldig handelen’ (artikelen 2b, 2c, 2d en 16c AMvB) gaat verder dan het voldoen aan de zorgplicht. Dit begrip is gekoppeld aan de beschermde soorten waarvoor ontheffing kan worden aangevraagd. Niet-zorgvuldig handelen is strafbaar. Zorgvuldig handelen vereist altijd een inspanning om te overzien wat de beoogde ingreep teweeg zal brengen. Een initiatiefnemer moet bijvoorbeeld altijd vooraf inventariseren welke beschermde, niet- vrijgestelde soorten aanwezig zijn in een gebied waar een ingreep is gepland. Ook moet hij in redelijkheid alles doen of laten om te voorkomen, of zoveel mogelijk te beperken, dat de artikelen 8-12 van de Flora- en faunawet worden overtreden. De eerste stap daartoe is een goede planning, bijvoorbeeld om verstoring van dieren in de voortplantingstijd te voorkomen.

Beschermingsregimes In 2005 is een aantal wijzigingen van Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB) bij de Flora- en faunawet in werking getreden. Hierdoor is het beschermingsregime van inheemse beschermde planten en dieren vastgelegd. Er zijn vier beschermingscategorieën, namelijk voor de soorten in tabel 1, 2 en 3 en de vogels. De indeling van de soorten is bepaald door de zeldzaamheid of de mate van bedreiging van soorten in Nederland, waarbij ook de aangewezen onder de Habitatrichtlijn zijn ingepast. Het gaat om de volgende beschermings- categorieën en de beoordeling voor projecten in het kader van ruimtelijke ontwikkeling:

1. Licht beschermde soorten van tabel 1. Voor deze soorten geldt een algehele vrijstelling. 2. Middelzwaar beschermde soorten van tabel 2. Dit zijn soorten waarvoor bij ruimtelijke ontwikkeling vrijstelling mogelijk is, mits aantoonbaar wordt gewerkt conform een door LNV goedgekeurde gedragscode. 3. Zwaar beschermde soorten van tabel 3. Bij verstoring daarvan kan een ontheffing nodig zijn. 4. Vogels.

Een ontheffing is een toestemming om in een bepaald geval af te kunnen wijken van een of meer verbodsbepalingen, zoals deze zijn vastgelegd in de artikelen 8 t/m 13 van de Flora- en faunawet.

Tabel 1. Deze tabel bevat licht beschermde, algemeen voorkomende planten- en diersoorten, zoals Zwanenbloem, Bruine kikker, Bosmuis, Bunzing en Egel. De wetgever gaat ervan uit dat verlening van vrijstelling voor deze soorten geen afbreuk doet aan hun huidige, gunstige staat van instandhouding. Bij ruimtelijke ontwikkeling hoeft voor de verstoring van deze soorten geen ontheffing te worden aangevraagd. Uiteraard geldt wél de zorgplicht (zie hiervoor).

Tabel 2. De tweede categorie betreft middelzwaar beschermde soorten. Hieronder is beschreven hoe met verstoring van deze soorten moet worden omgegaan bij gebruik van een gedragscode en zonder het gebruik daarvan.

Wanneer de beoogde werkzaamheden worden uitgevoerd volgens een gedragscode, hoeft voor de verstoring van soorten van tabel 2 geen ontheffing te worden aangevraagd. De gedragscode vermeldt hoe bij het uitvoeren van de werkzaamheden schade aan planten en dieren en hun verblijfplaatsen kan worden voorkomen of zoveel mogelijk wordt beperkt. De

Ecologische beoordeling van de voorgenomen plannen op het terrein van MMC Donderen

gedragscode die voor vrijstelling is vereist, moet goedgekeurd zijn door LNV en van toepassing zijn op de beoogde activiteit. Op de site van LNV zijn alle goedgekeurde gedragscodes beschikbaar die door verscheidene brancheorganisaties zijn opgesteld. Er moet aantoonbaar volgens de gedragscode worden gewerkt om te voldoen aan de bewijslast. Dit betekent dat de werkprocessen gedocumenteerd moeten worden.

Als er geen gedragscode wordt gebruikt bij de uitvoering van de beoogde werkzaamheden, moet bij overtreding van de artikelen 8-12 een ontheffing worden aangevraagd. De toetsing die dan plaatsvindt, betreft een ‘lichte toets’. Hierbij wordt getoetst of de activiteiten de gunstige staat van instandhouding van een soort in gevaar brengen. Deze toets vereist dat er inzicht moet zijn in de betekenis van het plangebied als leefgebied voor de soort in relatie tot de omliggende populaties. Als dat inzicht niet bestaat, dient daar onderzoek naar plaats te vinden (omgevingscheck). Dat kan betekenen dat ook onderzoek buiten het plangebied nodig is. De aanvraag wordt beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:

− In welke mate wordt de functionaliteit van de vaste voortplantings-, rust- en/of verblijfplaats aangetast door uw activiteiten? − Komt de gunstige staat van instandhouding niet in gevaar?

Indien kan worden aangetoond dat de functionaliteit van de voortplantings- en/of vaste rust- en verblijfplaatsen van een soort wordt gegarandeerd, hoeft er bij een ruimtelijke ontwikkeling geen ontheffing te worden aangevraagd ten aanzien van soorten uit tabel 2. Dat betekent vrijwel altijd dat, aantoonbaar opgenomen in de plannen, voldoende mitigerende en/of compenserende maatregelen worden uitgevoerd. Is die garantie niet te geven (bijvoorbeeld doordat de mitigerende maatregelen mogelijk niet afdoende zijn), dan moet alsnog via een ontheffingsaanvraag aan LNV worden gevraagd om te bepalen of een ontheffing nodig is.

Tabel 3. Dit betreft zwaar beschermde soorten. Deze tabel bevat de soorten die zijn vermeld in Bijlage 1 Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten en de soorten die zijn vermeld in Bijlage IV van de Habitatrichtlijn. Wanneer ten aanzien van een of meer soorten uit Bijlage 1 of Bijlage IV verbodsbepalingen worden overtreden door een ruimtelijke ontwikkeling, kan een ontheffingsaanvraag nodig zijn, die wordt getoetst aan de volgende criteria:

− In welke mate wordt de functionaliteit van de vaste voortplantings-, rust- en/of verblijfplaats aangetast door de activiteiten? − Komt de gunstige staat van instandhouding niet in gevaar? − Is er een wettelijk belang? − Is er een andere bevredigende oplossing? Voor een ontheffing moet aan alle criteria zijn voldaan.

Voor de Bijlage 1-soorten van tabel 3 kan ontheffing worden aangevraagd op grond van de belangen die in het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten zijn genoemd. Bij een ruimtelijke ingreep kan het om de volgende belangen gaan:

− Bescherming van flora en fauna. − Volksgezondheid of openbare veiligheid. − Dwingende reden van openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, en voor milieu, wezenlijk gunstige effecten.

A&W-rapport 1456

− Uitvoering van werkzaamheden in het kader van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling.

Voor de Bijlage IV-soorten van tabel 3 geldt dat er alleen vrijstelling mogelijk is op grond van de wettelijke belangen die in de Habitatrichtlijn zijn genoemd. Deze zijn:

− Bescherming van flora en fauna. − Volksgezondheid of openbare veiligheid. − Dwingende reden van openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, en voor milieu, wezenlijk gunstige effecten. Het belang van een ruimtelijke ontwikkeling geldt voor deze soorten dus niet.

Indien kan worden aangetoond dat de functionaliteit van de voortplantings- en/of vaste rust- en verblijfplaatsen van een soort wordt gegarandeerd, hoeft er bij een ruimtelijke ontwikkeling geen ontheffing te worden aangevraagd ten aanzien van soorten uit tabel 3. Dat betekent vrijwel altijd dat, aantoonbaar opgenomen in de plannen, voldoende mitigerende en/of compenserende maatregelen worden uitgevoerd. Is die garantie niet te geven (bijvoorbeeld doordat de mitigerende maatregelen mogelijk niet afdoende zijn), dan moet alsnog via een ontheffingsaanvraag aan LNV worden gevraagd om te bepalen of een ontheffing nodig is.

Vogels Tijdens werkzaamheden moet rekening worden gehouden met de broedperiode van vogels. De Flora- en faunawet kent geen standaardperiode voor het broedseizoen, maar van veel vogelsoorten is bekend dat de broedperiode ligt tussen half maart en half juli. Het is voor de wet van belang of broedgevallen aanwezig zijn die door de werkzaamheden kunnen worden verstoord. De meeste soorten zijn elk broedseizoen in staat om een nieuw nest te maken. Deze vogelnesten voor eenmalig gebruik vallen alleen tijdens de broedperiode onder bescherming van artikel 11 van de Flora- en faunawet. Voor verstorende werkzaamheden buiten de broedperiode is dus geen ontheffing nodig. Er is evenmin ontheffing nodig voor het nemen van maatregelen vooraf aan de broedperiode, die de vestiging van vogels voorkomen. Ontstaan er binnen of nabij het plangebied toch nesten die kunnen worden verstoord, dan dienen de werkzaamheden te worden gestaakt tot na de broedperiode.

Verblijfplaatsen van vogels die hun verblijfplaats het gehele jaar gebruiken, zijn jaarrond beschermd. Er is in augustus 2009 door LNV een indicatieve lijst gepubliceerd van jaarrond beschermde vogelnesten, waarin vijf categorieën zijn te onderscheiden. Daarin zijn bijvoorbeeld Gierzwaluw, Kerkuil, Ransuil, Roek en Sperwer opgenomen. Eén van de categorieën betreft soorten die geen jaarrond beschermde verblijfplaats hebben, maar wel vaak terugkeren naar de locatie waar zij het vorige jaar gebroed hebben. Dat geldt bijvoorbeeld voor zwaluw- en spechtensoorten.

Indien kan worden aangetoond dat de functionaliteit van de voortplantings- en/of vaste rust- en verblijfplaatsen van de vogelsoorten op bovengenoemde lijst wordt gegarandeerd, hoeft er bij een verstoring geen ontheffing te worden aangevraagd. Dat betekent vrijwel altijd dat er een omgevingscheck van belang is om te kunnen bepalen of nabij het plangebied voldoende leefruimte beschikbaar is. Een deskundige bepaalt dan of er voldoende gelegenheid is voor de soort om zelfstandig een vervangend nest te vinden in de omgeving. Is dit niet het geval, dan moet, voor zover mogelijk, een alternatief nest worden geboden. Is dat ook niet mogelijk, dan moet ontheffing worden aangevraagd.

Ecologische beoordeling van de voorgenomen plannen op het terrein van MMC Donderen

Voor vogels geldt dat alleen ontheffing kan worden verkregen op grond van een wettelijk belang uit de Vogelrichtlijn. Deze belangen zijn:

− Bescherming van flora en fauna. − Veiligheid van het luchtverkeer. − Volksgezondheid of openbare veiligheid. Het belang van een ruimtelijke ontwikkeling geldt voor deze soorten dus niet.

2.2 Rode Lijsten Nederland heeft voor een aantal bedreigde en kwetsbare planten- en diergroepen Rode Lijsten samengesteld. De doelstelling van de Rode Lijst is het bieden van duurzame bescherming aan een soort en zijn leefgebied. De Rode Lijst bestaat uit Nederlandse soorten die vanwege hun aantalsverloop of kwetsbaarheid speciale aandacht nodig hebben om hun voorkomen in ons land veilig te stellen. Hoewel de Rode Lijsten officieel door het ministerie van LNV zijn vastgesteld, hebben ze geen juridische status. Wel verwacht het ministerie van LNV van de verschillende overheden en terreinbeherende organisaties dat zij bij beleid en beheer rekening houden met de Rode Lijsten. Een aantal Rode-Lijstsoorten is ondergebracht in de Flora- en faunawet. Op 26 augustus 2009 zijn wijzigingen uitgevoerd in de soortenlijsten van de Rode Lijst.

3. ECOLOGISCHE BEOORDELING

Bij een ecologische beoordeling dient onderzocht te worden of de beoogde plannen een bedreiging vormen voor beschermde (natuur)gebieden in de regio en/of beschermde soorten.

Gebiedsbescherming Ten aanzien van gebiedsbescherming komen de volgende vragen aan de orde:

1. Liggen er beschermde (natuur)gebieden in het plangebied of nabije omgeving? 2. Heeft de activiteit mogelijk (significant) negatieve gevolgen voor de beschermde gebieden? 3. Zijn die gevolgen te voorkomen? 4. Welke consequenties heeft dat voor de plannen (conclusies)? Binnen de Natuurbeschermingswet vormen de eerste drie vragen de zogenaamde ‘Voortoets’.

Er wordt gebruik gemaakt van websites van LNV en de provincie om te bepalen waar de grenzen liggen van beschermde gebieden. Op de website van LNV zijn de gegevens beschikbaar van alle Natura 2000 gebieden, zoals het (ontwerp)aanwijzingsbesluit met de instandhoudingsdoelen en begrenzing.

Soortbescherming Ten aanzien van soortbescherming komen de volgende vragen aan de orde:

1. Komen in het plangebied beschermde en kritische soorten en vegetaties voor? 2. Zo ja, worden deze bij realisatie van het plan geschaad en kan dat voorkomen worden? 3. Zijn er vanuit de wet- en regelgeving bezwaren tegen de plannen?

Relevante soorten en vegetaties Voor de eerste stap zijn overzichtswerken, websites en andere bronnen geraadpleegd en is veldonderzoek uitgevoerd. Daarbij is vaak ook informatie van derden betrokken. Er is daarbij

A&W-rapport 1456

vooral gelet op soorten die in het kader van de Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet zijn beschermd, soorten die zijn opgenomen in de Rode Lijst en soorten die een indicatie geven van bepaalde ecologische kwaliteiten van het plangebied.

Bronnen Voor de ecologische beoordeling wordt per soortgroep gebruik gemaakt van de meest recente informatiebronnen over de verspreiding van soorten in Nederland. Er wordt in een aantal overzichtswerken en op betrouwbare websites nagegaan welke bijzondere en beschermde planten- en diersoorten er in (de ruime omgeving van) het betreffende plangebied voorkomen.

Veldonderzoek De natuurwaarden worden eveneens onderzocht aan de hand van een veldbezoek. Hierbij wordt gelet op (sporen van) de aanwezigheid van beschermde en kwetsbare soorten in het plangebied. Daarnaast wordt beoordeeld voor welke beschermde soorten (die in de omgeving kunnen voorkomen) de ecologische randvoorwaarden in het plangebied aanwezig zijn. Het veldonderzoek is tevens van belang om een inschatting te kunnen maken van effecten die samenhangen met de beoogde activiteiten tijdens en na voltooiing van de werkzaamheden.

Effecten en beoordeling Na de beschrijving van de relevante soorten die in en nabij het plangebied voorkomen, volgt een overzicht van de te verwachten effecten van de ingreep op de ecologische kwaliteiten van het plangebied. Deze verstoringen kunnen verder reiken dan de grenzen van het plangebied. We maken hier volgens de voorschriften van LNV in Werken aan Natura 2000 (ministerie van LNV 2004) onderscheid in vijf soorten effecten, onder te verdelen in kwantitatieve effecten (winst of verlies van habitats), kwalitatieve effecten (chemische effecten, fysieke effecten en verstoring) en achteruitgang in ruimtelijke samenhang (versnippering). Het gaat in alle gevallen om effecten die een verstoring veroorzaken van de (beschermde) soorten en van de functionaliteit van hun leefgebied.

De beoordeling vindt plaats aan de hand van de natuurwetgeving (Natuurbeschermingswet, Flora- en faunawet en Wet Ruimtelijke Ordening (i.c. Ecologische Hoofdstructuur). Bovendien kan een beoordeling nodig zijn ten aanzien van provinciale regelgeving, zoals betreffende ganzenfoerageergebied en weidevogelgebied. Het kan nodig zijn dat de initiatiefnemer contact opneemt met de provincie wanneer effecten op kunnen treden te aanzien van ganzenfoerageergebied en weidevogels. Indien negatieve effecten kunnen optreden ten aanzien van de instandhoudingsdoelen van een Natura 2000 gebied of een Beschermd Natuurmonument, kan het nodig zijn om een vergunning volgens de Natuurbeschermingswet aan te vragen.

Wanneer verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet kunnen worden overtreden, dienen mitigerende en/of compenserende maatregelen in de plannen te worden opgenomen. Wanneer door dergelijke maatregelen de functionaliteit van het leefgebied gegarandeerd is, is er geen ontheffing nodig (paragraaf 2.1).

ontwerp projectbesluit Gebruikswijziging voormalig MMC Donderen Gemeente Tynaarlo Projectnummer 250272

blad 184 van 194 Ruimtelijke Ordening - Oranjewoud ontwerp projectbesluit Gebruikswijziging voormalig MMC Donderen Gemeente Tynaarlo Projectnummer 250272

Bijlage 9 Aanvullende memo ecologie

blad 185 van 194 Ruimtelijke Ordening - Oranjewoud NOTITIE

nummer 1.250272 datum 1 maart 2013 aan Gemeente Tynaarlo Donderboerkamp BV van Erik Riphagen, Henk Otten Oranjewoud kopie Hylke Westra, BA32 project Herontwikkeling munitiecomplex Donderen projectnummer 250272 betreft Afrondende notitie flora en fauna wetgeving inzake omgevingsvergunning

Aanleiding Voor het voormalige defensieterrein was het ministerie men op zoek naar een nieuwe bestemming. Door DLG, welke het terrein in bezit had, is het terrein op 3 februari 2011 verkocht aan Donderboerkamp BV. In overleg met de gemeenten Tynaarlo en Noordenveld en de provincie Drenthe is besloten om het complex te herontwikkelen naar een Zorg- en kunstlandgoed. Voor de kopende partij, Donderboerkamp, ligt er de uitdaging om de locatie deze nieuwe maatschappelijk en ecologisch verantwoorde bestemming te geven met behoud van bestaande waarden. De bestaande gebouwen blijven behouden en er wordt een nieuwe invulling (voornamelijk kunst en zorg) aan gegeven binnen de kaders zoals door de verkopende partij, de Staat der Nederlanden, gesteld.

Door het ecologisch adviesbureau Altenburg en Wymenga is in opdracht van DLG in 2010 onderzoek uitgevoerd naar het voorkomen van beschermde soorten in en direct rond het complex. Uit deze natuurtoets bleek, dat er verschillende strikt beschermde soorten voorkomen. Voor de strikt beschermde Gewone dwergvleermuis is door het bureau Altenburg en Wymenga bepaald, dat er een conflict ontstond met de Flora- en faunawet als gevolg van de voorgenomen activiteiten (waaronder de sloop van enkele bunkers). Er is toen aangegeven, dat er met het nemen van voldoende mitigerende maatregelen de negatieve effecten voldoende verzacht kunnen worden waardoor bezwaren vanuit de Flora- en faunawet vervallen. In het onderzoek uitgevoerd door Altenburg en Wymenga in opdracht van DLG is er, ten onrechte, vanuit gegaan dat de gebouwen gesloopt werden. De huidige eigenaar Donderboerkamp BV laat de gebouwen voortbestaan met voornamelijk de invulling met kunstgroep en zorggroepen.

Toetsing door Dienst Regelingen Op verzoek van de gemeente Tynaarlo en opdrachtgever Donderboerkamp in het kader van het verkrijgen van de omgevingsvergunning voor het huidige en toekomstige gebruik, zijn de mitigerende maatregelen voorgelegd aan het bevoegd gezag voor de Flora- en faunawet, in deze Dienst Regelingen. Dit is gedaan doormiddel van het aanvragen van een ontheffing waarbij gevoegd een activiteitenplan. De aanvraag was gericht op het verkrijgen van een positieve afwijzing.

Overleg planvorming Naar aanleiding van aanvullende vragen van Dienst Regelingen is contact gezocht met Luuk Prins, directeur Donderboerkamp, over de exacte veranderingen die doorgevoerd worden op het terrein en aan de bunkers. Deze veranderingen zijn met een specialist ecologie van Oranjewoud doorgesproken. Uit dit bezoek bleek dat geen van de munitiegebouwen gesloopt worden. Er worden in sommige van de bunkers intern enkele veranderingen doorgevoerd. Het betreft het plaatsen van tussenwanden, aanbrengen van een keukenblok en toilet. Aanpassingen aan de buitenzijde van de gebouwen is niet aan de orde. Een aantal gebouwen zullen in de winterperiode verwarmd worden. Ten tijde dat de gebouwen in bezit waren van DLG zijn ze anti kraak bewoond en dus ook verwarmd geweest. Toentertijd heeft ook het onderzoek van bureau Altenburg en Wymenga plaatsgevonden. Nadien is er strikt genomen geen sprake geweest van een verandering van het binnenklimaat van de bunkers of een toename door menselijke aanwezigheid.

blad 1 van 2 memonummer: 1 betreft: Afronding natuurwetgeving

Donderboerkamp BV wil het landgoed graag verder ecologisch en duurzaam ontwikkelen waardoor juist een toename van biodiversiteit ontstaat. Concreet betekent dit: - het timmeren van vleermuiskasten door clienten van de zorgboerderij; - het geschikt maken van het (deels ondergrondse) ketelhuis voor vleermuizen; - het plaatsen van een extra muur met spouw tegen enkele opslagruimtes.

Een en ander zal uitgewerkt worden is samenspraak met de vleermuisvereniging Drenthe en Landschapsbeheer Drenthe. Deze organisaties hebben de expertise in huis om de verbeteringen die worden aangebracht zo vorm te geven, dat ze op ecologisch vlak het meest effect hebben. Door deze ontwikkelingen kan er gesproken worden over een uitbreiding van het biotoop (zowel winterverblijven als zomer, kraam en tijdelijke verblijfplaatsen) voor vleermuizen.

Aanvulling richting Dienst Regelingen De bevindingen van onze specialist ecologie zijn door Oranjewoud in een brief aan Dienst Regelingen op 21 december 2012 gecommuniceerd. Deze brief is als bijlage bij de memo gevoegd. Gesteld kan worden, dat de aanpassingen dermate klein zijn dat geen impact aannemelijk is op de strikt beschermde Gewone dwergvleermuis. Daarnaast zijn de aanvullende maatregelen gecommuniceerd die op het terrein ten behoeve van flora en fauna zullen worden doorgevoerd.

Conclusie Dienst Regelingen Deze aanvullingen zijn op woensdag 13 februari 2013 door een adviseur van Dienst Regelingen met onze specialist ecologie besproken. Dienst Regelingen stelt in de email die zij naar aanleiding van dit gesprek hebben toegezonden: "Uit uw brief en het gesprek maak ik op dat u op het complex geen veranderingen gaat aanbrengen die gevolgen hebben voor beschermde planten of dieren maar dat u het gebruik van het terrein wenst te legaliseren. De Flora- en faunawet is echter een wet die gericht is op uitvoering van werkzaamheden en niet zozeer op gebruik. Uit de beantwoording van vraag vier blijkt dat u voornemens bent enkele interne wandjes te plaatsen, enkele kozijnen en een toilet in 3 van de gebouwen. Dit zijn dan ook, voor zover ik het kan bespeuren, de enige concrete werkzaamheden die uitgevoerd worden. Dit dient de basis te vormen voor de aanvraag. U dient de effecten op de beschermde soorten in kaart te brengen om vervolgens mitigerende maatregelen voor te stellen om deze effecten weg te nemen of te verminderen. U bent echter van mening dat er geen effecten te verwachten zijn voor de beschermde soorten. In dat geval kunt u overwegen om de aanvraag in te trekken. Er is immers in dat geval geen sprake van een overtreding van de Flora- en faunawet waarvoor u over een ontheffing dient te beschikken."

Zoals eerder in deze memo verwoord is door onze specialist Ecologie vastgesteld, dat de werkzaamheden dermate beperkt zijn dat er geen overtreding van de Flora en faunawet optreedt en dat ruim voldoende maatregelen worden genomen om het complex meer geschikt te maken als foerageergebied en verblijfplaats voor flora en fauna. Geadviseerd wordt daarom om de aanvraag in te trekken. Het laten toetsen van de mitigerende maatregelen door Dienst Regelingen is overbodig wanneer geen negatieve effecten op de Gewone dwergvleermuis te verwachten zijn.

Oranjewoud Oranjewoud is lid van het Netwerk Groene Bureaus (NGB). Dit netwerk borgt de kwaliteit van ecologische advisering in Nederland. Oranjewoud onderschrijft met het lidmaatschap de voorwaarden die het netwerk stelt aan de ecologische advisering.

blad 2 van 2 ontwerp projectbesluit Gebruikswijziging voormalig MMC Donderen Gemeente Tynaarlo Projectnummer 250272

blad 188 van 194 Ruimtelijke Ordening - Oranjewoud ontwerp projectbesluit Gebruikswijziging voormalig MMC Donderen Gemeente Tynaarlo Projectnummer 250272

Bijlage 10 Watertoets

blad 189 van 194 Ruimtelijke Ordening - Oranjewoud Code: 20120919-34-5434 Datum: 2012-09-19

UITGANGSPUNTEN NOTITIE

Plan: Ruimtelijke onderbouwing functiewijziging voormalig munitiecomplex Donderen

------

Algemene projectgegevens:

Projectomschrijving: Voormalig MMC Donderen Oppervlakte plangebied: 84487 m2 Toename verharding in plangebied: m2 Kaartlagen geraakt: Ja

------

Aanvrager / initiatiefnemer:

Naam: Kor van Dijk Organisatie: Oranjewoud Postadres: Postbus 10044 29 PC/plaats: 1301 AA Almere Stad Telefoon: 06 53212847 Fax: 036 5308136 E-mail: [email protected]

Gemeente Tynaarlo

Contactpersoon: Dhr. B. (Bernard) Dijkstra Telefoon: 0592-266662 E-mail: [email protected]

------

Waterbeleid

Sinds 1 november 2003 is het verplicht plannen in het kader van de Wet op de Ruimtelijke Ordening te toetsen op water. Het doel van deze watertoets is waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen. De waterhuishouding bestaat uit de overheidszorg die zich richt op het op en in de bodem vrij aanwezige water, met het oog op de daarbij behorende belangen. Zowel het oppervlaktewater als het grondwater valt onder de zorg voor de waterhuishouding. Naast veiligheid en wateroverlast (waterkwantiteit) worden ook de gevolgen van het plan voor de waterkwaliteit en verdroging onderzocht. De belangrijkste beleidsdocumenten op het gebied van de waterhuishouding zijn de Vierde Nota Waterhuishouding, Anders omgaan met water: Waterbeleid 21e eeuw, de Europese Kaderrichtlijn Water, Beleidslijn ruimte voor de rivier en de nota Ruimte. In het Nationaal Bestuursakkoord Water worden de gezamenlijke uitgangspunten geformuleerd voor een integraal waterbeleid in de 21e eeuw. De verantwoordelijkheid voor de te treffen waterhuishoudkundige maatregelen gericht op: vasthouden, bergen en afvoeren van water ligt bij het waterschap (trits: kwantiteit) en het schoon houden, scheiden en zuiveren van water (trits: kwaliteit) ligt bij alle betrokkenen en het waterschap.

Provincies en gemeenten zorgen voor een integrale afweging en leggen deze vast in provinciale beleidsplannen en streekplannen, respectievelijk structuur- en bestemmingsplannen. De provincie geeft richting aan ruimtelijke ontwikkeling door de gebieden te benadrukken die van nature het eerst onder water komen te staan bij hevige regenval of overstromingen. De provincie wil dat deze gebieden gevrijwaard blijven van kapitaalintensieve functies.

Het beleid van waterschap Noorderzijlvest is verwoord in het Waterbeheerplan 2010 - 2015. De ruimtelijke zonering van de provincie heeft het waterschap vertaald naar een eigen zonering met water als belangrijkste element. Het waterschap benadrukt in haar functiezonering de volgende aspecten: de hoogte van de waterpeilen en het gewenste grondwaterregime (GGOR), een optimale wateraanvoer en -afvoer (waterkwantiteit), de waterkwaliteit voor verschillende functies en de inpassing van water in het landschap.

------

Geraakte kaarten in plangebied:

Bufferzone natuurgebieden

Natuurgebieden zijn veelal natte gebieden met hoge (grond)waterstanden. Ruimtelijke ontwikkelingen zoals industrieterreinen en woningbouw hebben lage (grond)waterstanden nodig, wat veelal leidt tot een peilverlaging. Het waterschap Noorderzijlvest zorgt voor een goede belangenafweging tussen de verschillende functies en een goede waterhuishouding.

Kwetsbaar water

Het betreft hier wateren in beekdalen en veengebieden. In de Provinciale Omgevingsplannen van de provincies staat beleid geformuleerd hoe men met ruimtelijke ontwikkelingen in deze kwetsbare gebieden om wil gaan.

------

WATERADVIES Waterschap Noorderzijlvest

De wijziging van de bestemming en/of de omvang van onderdelen in het plan hebben invloed op de waterhuishouding en/of raken de belangen van het waterbeheer en/of die van de initiatiefnemer.

Gelijkblijvend/afname verhard oppervlak

Indien het verhard oppervlak in een ruimtelijk plan nier meer toeneemt dan 750m2 is het vereist om de mogelijkheden voor afkoppelen van regenwater te onderzoeken en vast te leggen.

Riolering

Bij de aanleg van riolering in een nieuw plan wordt uitgegaan van de aanleg van een gescheiden stelsel, daar waar het, gelet op de aard van de aangesloten verharde oppervlakken en de mogelijke verontreiniging daarvan, verantwoord is. De initiatiefnemer van een afkoppelproject dient aannemelijk te maken dat het omringende watersysteem over voldoende berging- en afvoercapaciteit beschikt. Dit wordt in samenspraak met waterschap Noorderzijlvest vastgelegd. Tevens worden mogelijkheden om water langer vast te houden, worden zoveel mogelijk benut.

Vervuiling verhard oppervlak

Het is alleen mogelijk om verhard oppervlak, aangemerkt als schoon, af te koppelen. Dit wordt in overleg met waterschap Noorderzijlvest bepaald. Maatregelen om vervuiling te voorkomen dan wel te verminderen kunnen noodzakelijk zijn. Voorbeelden hiervan zijn:

Voorbeelden beperken gebruik uitlogende materialen

● Uitlogende materialen voorzien van een coating ● Toepassen van olie-/ vetafscheiders bij wegen en parkeerplaatsen ● In sommige gevallen mag hemelwater van vervuild verhard oppervlak via een voorzuivering, zoals een bodempassage (groenstrook), helofytenfilter of afscheider worden afgevoerd naar het oppervlaktewater of grondwater. Bij ernstiger vervuild oppervlak dien een verbeterd gescheiden rioolsysteem te worden toegepast.

Nieuw stedelijk gebied

In nieuwe stedelijke gebieden dient het watersysteem zodanig aangelegd te worden dat wateroverlast voorkomen wordt. Door de toename van het verharde oppervlak zal neerslagwater sneller tot afvoer komen. Dit veroorzaakt pieken in de waterafvoer. Om het afwentelen van problemen te voorkomen dient de afvoer in de nieuwe situatie de huidige maatgevende afvoer niet te overschrijden. Veelal kan wateroverlast voorkomen worden door voldoende bergingscapaciteit in het oppervlaktewatersysteem te creëren, eventueel in combinatie met infiltratie in de bodem als het gebied hier de mogelijkheid voor heeft.

Bestaand stedelijk gebied

In bestaand stedelijk gebied is ruimte moeilijk te vinden. Bij herinrichting zal het als streefdoel worden ingebracht door het waterschap in het planvormingsproces. Ruimte voor oppervlaktewater in stedelijk gebied is vaak duur. Inzetten op meervoudig ruimtegebruik is daarom een mogelijkheid om te overwegen. Als dat niet voldoende ruimte oplevert zal buiten het stedelijk gebied ruimte moeten worden gezocht ter compensatie. Uitgangspunt is het behoud van het watersysteem en het bergend vermogen ervan in het stedelijk gebied. Binnen het bebouwde gebied mogen hiertoe geen watergangen worden gedempt, tenzij er met het waterschap afspraken zijn gemaakt over compensatie van de afvoer en berging. Met het dempen van sloten, aanleggen van dammen en lange duikers in plaats van een sloot moet kritisch worden omgegaan.

Goed omgaan met het relatief schone hemelwater biedt veel kansen. Zo kunnen we veel problemen in het stedelijk watersysteem oplossen of voorkomen. Grondwateronttrekking voor drinkwater worden minder als men in stedelijk gebied meer gebruik maakt van hemelwater. Bijvoorbeeld voor sproeien van tuinen of spoelen van toiletten vanuit een grijs watercircuit.

Grondwater

In nieuw bebouwd gebied wordt een minimale drooglegging voor woningen geadviseerd van 1,30 meter. Daarnaast dient rekening gehouden te worden met een minimale ontwateringsdiepte van 0,70 meter. Bij kruipruimteloos bouwen kan een kleinere drooglegging toegepast worden. In een ruimtelijk plan kan een variërende drooglegging gerealiseerd worden in overleg met waterschap Noorderzijlvest. Bij gebieden die met enige regelmaat mogen inunderen kan een kleinere drooglegging toegepast worden (groenstroken, ecologische zones). Op deze manier kan op creatieve wijze invulling gegeven worden aan de vereiste waterberging (zie onderstaande tabel minimale droogleggingseisen). Als dit toegepast wordt dient dit in de waterparagraaf vastgelegd te worden. Droogleggingeisen:

● Woningen met kruipruimte 1,30 meter ● Woningen zonder kruipruimte 1,00 meter ● Gebiedsontsluitingswegen 0,80 meter ● Erftoegangswegen 0,80 meter ● Groenstroken / ecologische zones 0,50 meter

Invloed op de waterhuishouding

Het aanwezige oppervlaktewater dient niet alleen voldoende ruimte te hebben voor het afstromende hemelwater, maar ook aan de inrichting dient aandacht te worden besteed. Voor een gezond watersysteem is de inrichting en het beheer van het bestaande of nieuw te realiseren oppervlaktewater belangrijk. Bij oppervlaktewatersystemen in stedelijk gebied wordt daarom gestreefd naar zo groot mogelijke eenheden.

------

AANVULLENDE INFORMATIE met betrekking tot het plan(gebied):

U heeft aangegeven dat er aanvullende informatie beschikbaar is die het plan verder zal toelichten. Deze plantekeningen, inrichtingsschets of ruimtelijke toelichtingen kunt u via e-mail sturen naar [email protected], onder vermelding van de unieke code, te vinden aan het einde van deze notitie.

------

BETROKKENHEID waterschap Noorderzijlvest

------

Voor de verdere procedurele afhandeling van de watertoets is het van belang om het waterschap verder te betrekken en rekening te houden met de in dit document aangegeven adviezen. Wij verzoeken u ons te informeren over de wijze waarop het plan verder zal worden voorbereid en wat het uiteindelijk ontwerp/inrichting van het plangebied zal zijn.Bij eventuele aanpassingen in het ontwerp en/of in de zienswijzen in relatie tot waterhuishoudkundige inrichting, adviseren wij de Digitale Watertoets nogmaals uit te voeren. In ieder geval wil het waterschap betrokken blijven en geïnformeerd worden bij de verdere planvorming van dit project. Graag het waterschap nader informeren over de verdere planuitwerking en eventueel een overleg plannen met de aangegeven contactpersoon van het waterschap.

Mocht u aanvullende informatie hebben met betrekking tot deze watertoets (schetsontwerpen, relevante documentatie enz.), raden wij u deze per e-mail op te sturen naar [email protected] onder vermelding van de unieke code, te vinden aan het begin van deze notitie. Met de extra informatie kunnen we een nog beter passend advies geven over uw specifieke situatie.

Bij eventuele vragen kunt u eveneens contact opnemen met het waterschap Noorderzijlvest de heer E.W. Rittersma, Adviseur watersystemen en Keur, tel. 050-304 8337 (op donderdagen niet aanwezig) .

------© Digitale Watertoets – www.dewatertoets.nl

Dit document is gegenereerd via de website www.dewatertoets.nl. Het document mag alleen worden gebruikt ten behoeve van het plan, dat in dit document is omschreven. De informatie in dit document is houdbaar tot maximaal 1 jaar, gerekend vanaf de genoemde datum in dit document.