<<

Leidt Blootstelling aan Cancel Culture tot een Zwijgspiraal? Een Interviewstudie naar hoe Burgers de Invloed van Cancel Culture op het Publieke Debat Ervaren

Floortje Maas SNR: 2026197

Bachelorscriptie Communicatie- en Informatiewetenschappen Specialisatie: Bedrijfscommunicatie en Digitale Media School of Humanities and Digital Sciences Tilburg University, Tilburg

Begeleider: dr. M. M. P. Vanden Abeele Tweede lezer: dr. E. Oversteegen

Januari 2021 2

Abstract In het publieke domein is veel aandacht voor cancel culture: een parapluterm voor het fenomeen waarbij burgers met afwijkende meningen door middel van georganiseerde acties op sociale media aansprakelijk gehouden worden voor hun mening. Er bestaat een bezorgdheid dat burgers door het bestaan van cancel culture hun eigen mening niet meer online durven delen, en dus ‘zwijgen’. Tot dusver is cancel culture echter weinig bestudeerd in de wetenschap. In dit onderzoek stond dan ook de vraag centraal in hoeverre burgers door blootstelling aan cancel culture ervaringen hebben die kunnen duiden op een zwijgspiraal. Om deze vraag te beantwoorden, zijn interviews afgenomen bij burgers die actief zijn op minstens één sociaal mediaplatform. Uit het onderzoek blijkt dat burgers door de opkomst van cancel culture angst ervaren om hun opinie online te uiten. Een interessante bevinding is dat deze burgers waarnemen dat vooral aan extreme opinies online een groot podium wordt geboden, waardoor meer gematigde of genuanceerde opinies onder druk lijken te staan. Daarmee lijkt deze studie een belangrijke aanvulling te leveren op de zwijgspiraaltheorie (cf. Noelle-Neumann, 1974) en hoe deze zich in het sociale mediatijdperk manifesteert.

3

Inhoudsopgave

INTRODUCTIE...... 4 1. THEORETISCH KADER ...... 6 1.1 ZWIJGSPIRAALTHEORIE ...... 6 1.2 TRIAL-BY-MEDIA ...... 7 1.3 POLARISATIE (WIJ-VERSUS-ZIJ) ...... 9 1.4 DE VERHOUDING TUSSEN LOGIC, CANCEL CULTURE EN ONLINE ZELFPRESENTATIE...... 11 2. METHODE ...... 13 2.1 ONDERZOEKSMETHODE ...... 13 2.2 MATERIALEN: GESPREKSGIDS ...... 13 2.3 STEEKPROEF ...... 14 2.4 DATAVERZAMELING ...... 15 2.5 DATAVERWERKING EN DATA-ANALYSE ...... 16 3. RESULTATEN ...... 18 3.1 DE PERCEPTIE VAN CANCEL CULTURE ...... 18 3.1.1 Bestaat cancel culture? ...... 18 3.1.2 Wordt cancel culture als politiek middel gebruikt?...... 19 3.2 CANCEL CULTURE EN DE ZWIJGSPIRAAL ...... 21 3.2.1 Het einde van de gematigde opinie? ...... 21 3.2.2 Leidt cancel culture tot meer angst om de opinie te uiten? ...... 24 3.3 CANCEL CULTURE EN ZELFCENSUUR ...... 25 3.3.1 Het aanpassen aan de online omgeving ...... 25 3.3.2 De discrepantie tussen online en offline meningsuiting ...... 26 3.4 CANCEL CULTURE EN POLARISATIE ...... 30 4. CONCLUSIE EN DISCUSSIE ...... 33 4.1 MEERDERHEID TERUGHOUDENDER IN UITEN OPINIE ...... 33 4.2 WERKGEVER LIJKT VOORNAAMSTE ‘NIGHTMARE READER’ ...... 34 4.3 VOEDT CANCEL CULTURE DE POLARISERING VAN DE MAATSCHAPPIJ? ...... 35 4.4 IS DE VERHARDING VAN DE MAATSCHAPPIJ INHERENT AAN HET NIEUWE VERDIENMODEL VAN SOCIALE MEDIA? ...... 36 4.5 DE ZWIJGSPIRAAL 2.0 ...... 37 5. LIMITATIES EN AANBEVELINGEN ...... 37 REFERENTIES ...... 40 BIJLAGEN ...... 46 BIJLAGE A. GESPREKSGIDS ...... 46 BIJLAGE B. INFORMATIEBRIEF DEELNEMERS ...... 48 BIJLAGE C. INFORMED CONSENT ...... 51

4

Introductie “Be careful what you tweet, because you don’t know when it’s coming back to haunt you”. Deze quote komt van Michael Barbaro, een Amerikaanse journalist en presentator van news podcast die journalistiek onderzoek doet naar het fenomeen cancel culture. Cancel culture is een parapluterm voor het georganiseerd monddood maken van personen en/of organisaties door middel van georganiseerde acties op sociale media (Kraak, 2020). Om dit relatief nieuwe fenomeen aan te duiden, gebruiken de media naast cancel culture ook de termen ‘schrapcultuur’ (NOS, 2020), ‘afrekencultuur’ (Koekkoek, 2020) en/of ‘uitsluitcultuur’ (Kraak, 2020). Hoewel er in het publieke domein veel aandacht is voor cancel culture, is het fenomeen tot dusver weinig onderzocht in de wetenschap. De term cancel culture vindt zijn oorsprong in 1991, toen de term werd gebruikt in een scène uit de New Jack City. In deze film speelt Wesley Snipes een gangster genaamd Nino Brown. In de scène waarin ‘Nino’ zijn vriendin dumpt, zegt hij: “Cancel that bitch. I’ll buy another one”. Bijna twintig jaar later refereert Lil Wayne aan deze scène, door voor het eerst over ‘cancellen’ te rappen in zijn nummer I’m Single: “Yeah, I’m single, n***a had to cancel that bitch like Nino”. Het verschijnsel werd door de media pas opgepikt ten tijde van de #metoo-beweging in 2017. Twitteraars hoopten door het gebruik van de hashtags ‘MeToo’ en ‘Cancelled’ bepaalde figuren - zoals Harvey Weinstein en Bill Cosby - nooit meer terug te zien in prominente (machts-)posities. Deze hashtags waren in Amerika uiteindelijk gedurende acht maanden trending op (Khomami, 2017). Het boycotten van personen of organisaties die niet bevallen, is op zich niets nieuws. Vroeger dreigden burgers met het opzeggen van hun abonnement als er iets in ‘hun’ krant stond dat hen niet beviel (Heijne, 2020). De essentie van de huidige cancel culture is dezelfde, alleen gaat het cancellen nu sneller, massaler en georganiseerder – met name door de kracht en het bereik van sociale media en massamedia (Van Dijck & Poell, 2014; Davenport & Beck, 2001). Bovendien heeft het begrip cancel culture intussen een moralistische bijklank gekregen: cancellen gebeurt vooral wanneer personen een mening uiten over (politiek) gevoelige kwesties, waarbij die mening afwijkt van de norm (Den Boon, 2020). Cancel culture lijkt met andere woorden sterk geassocieerd te worden met politieke correctheid. Het cancellen gebeurt bijvoorbeeld veelal na het uiten van een mening over seksuele geaardheid, godsdienst en/of levensovertuiging, ras, genderidentiteit, nationaliteit en/of politieke overtuiging (Blommestijn, 2020). 5

Gecancelled worden kan ernstige gevolgen hebben. Zo zijn er voorbeelden van onbekende personen die hun baan kwijtraakten na een haatcampagne jegens hen op sociale media. Een recente gebeurtenis is het Central Park birdwatching incident1 (Maslin-Nir, 2020). Ook in Nederland wordt ondervonden wat de cancel culture teweegbrengt. Zo werden adverteerders van het voetbalprogramma Veronica Inside opgeroepen te stoppen met het financieren van het programma na een ‘grap’ van Johan Derksen (Musch, 2020). Bij een foto van Zwarte Piet vroeg Derksen zich hardop af ‘of we zeker wisten dat het Akwasi (zwarte activist en rapper) niet was’. Black Renaissance riep bovendien op tot een boycot van het racismedebat onder leiding van Jort Kelder (Takken, 2020). Cancel culture leidt dus tot allerlei gevolgen in zowel het private als het publieke domein: boycots, het onder druk zetten van adverteerders, het klikken bij werkgevers, het publiceren van persoonlijke (adres)gegevens (ook gekend als ‘doxxen’), het vernielen van standbeelden en het publiekelijk uitsluiten van een privépersoon (Kraak, 2020; Snyder, Kanich, Doerfler, & McCoy, 2017). Doordat cancel culture veelal gaat om het op sociale media monddood maken van individuen2, wordt er in het publieke domein veel publieke aandacht besteed aan de vraag of cancel culture het vrije woord belemmert. Er bestaat bezorgdheid dat burgers, uit angst om gecancelled te worden, niet meer durven deelnemen aan het publieke debat op sociale media. Deze bezorgdheid werd voor het eerst publiekelijk geuit in de zogenaamde Harper’s Letter3 (Schuessler & Harris, 2020). Op deze manier zou cancel culture een zwijgspiraal in de hand kunnen werken. Deze interviewstudie tracht deze vraag te beantwoorden, door na te gaan in hoeverre burgers door blootstelling aan cancel culture ervaringen hebben die kunnen duiden op een zwijgspiraal.

1 Een blanke vrouw werd gefilmd terwijl zij een racistische opmerking maakt over een Afro-Amerikaanse man. Het filmpje van het voorval werd vervolgens op Twitter geplaatst. De tweet kreeg binnen een dag meer dan een half miljoen likes, de hashtag “CancelAmyCooper” werd trending op Twitter en binnen 24 uur na het incident werd Amy Cooper ontslagen, deed ze afstand van haar hond en bood ze publiekelijk haar excuses aan (Maslin-Nir, 2020; Walters, 2020). 2 Cancellen lijkt niet alleen voor te komen wanneer iemand een afwijkende opinie deelt. Het lijkt veel breder aanwezig is in alle facetten van de maatschappij. Er zijn voorbeelden van o.a. en boeken die massaal slecht worden beoordeeld, omdat een acteur die in de film speelt bijvoorbeeld homofobe uitspraken heeft gedaan. 3 De Harper’s Letter is een open brief die werd geschreven door Thomas Chatterton Williams en die op 7 juli 2020 werd gepubliceerd in Harper’s Magazine. In de brief sprak de schrijver zich uit tegen de onverdraagzaamheid in de ‘vrije uitwisseling van informatie en ideeën’. De brief werd door meer dan honderd bekende mensen uit de wereld van de wetenschap, media en cultuur ondertekend. (Schuessler & Harris, 2020). 6

1. Theoretisch Kader In dit hoofdstuk wordt het theoretisch kader gepresenteerd. Het kader bestaat uit vier paragrafen waarin een aantal wetenschappelijke benaderingen met betrekking tot cancel culture wordt beschreven. Hier zullen tevens de belangrijkste begrippen worden uitgelegd en toegelicht. De volgende onderwerpen komen aan bod: de zwijgspiraaltheorie (1.1), trial-by- media (1.2), polarisatie en identiteitspolitiek (1.3), de verhouding tussen sociale mediaplatformen en cancel culture en hoe deze verhouding de online zelfpresentatie van burgers mogelijk beïnvloedt (1.4).

1.1 Zwijgspiraaltheorie Cancel culture kent zowel voor- als tegenstanders. Voorstanders van cancel culture zien het cancellen als een gepaste reactie op ‘foute uitspraken’, waarin personen aansprakelijk worden gehouden voor hun uitspraken in het publieke domein. Tegenstanders van cancel culture daarentegen, zien het fenomeen als een uitwas van extreem gedachtegoed, waarbij een politieke agenda wordt afgedwongen door personen met afwijkende meningen monddood te maken. Deze laatste perceptie over cancel culture sluit aan bij de bekende theorie van de ‘’ (Noelle-Neumann, 1974). De zwijgspiraaltheorie werd geformuleerd naar aanleiding van wetenschappelijk onderzoek dat aantoonde dat het (publiekelijk) uiten van een afwijkende mening moeilijk kan zijn. In zijn befaamde ‘conformiteitsexperimenten’ toonde Salomon Asch (1956) aan dat mensen zich conformeren aan een groep, ook al weten zij dat datgeen waaraan zij zich conformeren feitelijk onjuist is. Dit geeft aan dat groepsdruk een belangrijke pijler is voor gedrag: mensen zijn bereid af te wijken van hun overtuiging, om zo in de smaak te vallen bij de groep. Anders gezegd: ze lopen in de pas, omdat ze bang zijn voor straf en/of om buiten de boot te vallen (Asch, 1956). Gelijkaardige onderzoeken naar conformiteit, tonen soortgelijke resultaten (o.a. Martin & Hewstone, 2001; Irwin & Simpson, 2013; Morgan, Laland, & Harris, 2015). De resultaten van het onderzoek van Asch (1956) vormden de basis voor de studie van Noelle-Neumann (1974) naar het fenomeen van de zwijgspiraal. De theorie van de zwijgspiraal beschrijft dat mensen sociale wezens zijn en dat de meeste mensen angst hebben om geïsoleerd te raken van hun omgeving (Noelle-Neumann, 1974). Om die reden zullen zij zich minder snel uitspreken in het openbaar, als zij de perceptie hebben dat hun mening kan 7 leiden tot confronterende of gênante situaties waarin anderen mogelijk kunnen lachen om hun mening of deze bekritiseren (Noelle-Neumann, 1974). De zwijgspiraaltheorie veronderstelt bijgevolg dat er een druk bestaat om te conformeren aan de publieke opinie, en dat mensen alleen hun mening willen geven als zij het gevoel hebben dat deze mening in lijn is met de mening van de huidige of toekomstige meerderheid van de maatschappij (Noelle-Neumann, 1974; Noelle-Neumann, 1993). Mensen die de overtuiging hebben dat hun mening een minderheidsstandpunt betreft, zullen volgens de theorie minder geneigd zijn om hun opinie te delen dan mensen die denken dat hun standpunt overeenkomt met de dominante opinie. Zo ontstaat er een dynamisch proces waarin de opinie van de vermeende meerderheid steeds meer terrein wint, terwijl de opinie van de vermeende minderheid juist terrein verliest. De mechanismen van de zwijgspiraaltheorie beschrijven hoe individueel gedrag (microniveau), zoals het publiekelijk uiten van je mening, kan leiden tot een effect op het publieke debat (macroniveau). De theorie is toepasbaar op het fenomeen van cancel culture. Mensen die participeren in cancel culture lijken veelal gedachtegoed te verspreiden dat voldoet aan een bepaalde mate van politieke correctheid, of wokeness4. Er is bezorgdheid dat cancel culture er mogelijk toe leidt dat het gedachtegoed onterecht wordt gezien als de dominante opinie (Kraak, 2020; Koekkoek, 2020; Blommestijn, 2020). Hierdoor zouden mensen met een minderheidsstandpunt deze wellicht niet meer durven te uiten in het publieke debat, waardoor het aannemelijk is dat burgers een zwijgspiraal zouden kunnen waarnemen (Noelle-Neumann, 1974; Noelle-Neumann, 1993; Hampton, Shin, & Lu, 2014). Tegenstanders van cancel culture, menen dat deze zwijgspiraal in stand wordt gehouden door de angst om publiekelijk bestraft te worden voor een afwijkende mening, in de vorm van een ‘trial-by-media’ (van Dam, 2020).

1.2 Trial-by-media De angst van mensen om een mening te delen die afwijkt van de meerderheidsopinie, kan in het bijzonder terecht zijn wanneer er een bestraffing kan volgen op het publiekelijk uiten van een minderheidsstandpunt. Deze ‘publieke bestraffing’ is volgens voorstanders nuttig, omdat het een manier is om anderen ‘accountable’, ofwel aansprakelijk te houden voor zijn/haar gedrag of uitspraken (Kraak, 2020). Terwijl er in beginsel niets mis lijkt met

4 De term ‘woke’ wordt gebruikt ter aanduiding van iemand die alert is als het gaat om sociale, raciale en/of maatschappelijke ongelijkheid en die op grond daarvan adequaat handelt (Den Boon, 2017). 8 iemand aanspreken op gedrag dat bijvoorbeeld racistisch of homofoob is, zijn tegenstanders bezorgd dat er door deze nieuwe ontwikkelingen een angstcultuur ontstaat waarin burgers aan zelfcensuur doen en daardoor niet meer deelnemen aan het publieke debat. Dit zou betekenen dat cancel culture de vrijheid van meningsuiting verhindert. Als argument voor deze stelling voeren zij aan dat cancel culture eigenlijk een trial-by-media5 is: op sociale mediaplatformen wordt immers een wijdverspreide perceptie gecreëerd van iemands schuld vóór de rechtbank een uitspraak heeft gedaan, die veelal leidt tot een reële publieke afstraffing (Taylor & Tarrant, 2019). Een voorbeeld van de relatie tussen cancel culture en trial-by-media zien we in het eerdergenoemde Central Park birdwatching incident, waarbij een vrouw uiteindelijk ontslagen werd omwille de mediahetze die volgde op een racistische uitlating die zij maakte, dit tegen de wil van het individu dat zij racistisch had bejegend. Dit soort voorbeelden duidt erop dat cancel culture een wijdverspreide perceptie van iemands schuld kan creëren, waarbij deze persoon massaal aansprakelijk wordt gehouden voor zijn gedrag of uitspraken (Taylor & Tarrant, 2019). Om het risico op een trial-by-media te vermijden, zouden burgers geneigd kunnen zijn om proactief aan zelfcensuur te doen. Immers, een omgeving waarin een trial-by-media mogelijk is, is een vijandige omgeving, en onderzoek toont aan dat mensen minder geneigd zijn hun opinie te delen als zij de omgeving als vijandig ervaren (Hayes, Scheufele, & Huge, 2006). Omdat mensen bang zijn sociaal uitgesloten te worden (Cialdini & Goldstein, 2004; Noelle-Neumann, 1974) en cancel culture een vijandige omgeving kan creëren waarin een trial-by-media plaatsvindt (Taylor & Tarrant, 2019; Hayes et al., 2006), kunnen mensen een sterke neiging hebben zich te conformeren aan “heersende” opvattingen, en hun eigen mening te censureren (Asch, 1956; Haun & Tomasello, 2011). In dit onderzoek wordt deze vraag onderzocht: (1) Ervaren burgers door de opkomst van cancel culture meer angst om hun opinie online te delen?

5 De term ‘trial-by-media’ wordt voornamelijk in de juridische wereld gebruikt om aan te duiden dat de (sociale) media een sfeer van publieke hysterie uitlokken, door niet alleen veel aandacht te besteden aan een rechtszaak, maar ook al te oordelen over iemands schuld (Greer & McLaughlin, 2011). Daarbij is de ontstane hysterie dusdanig vijandig, dat een trial-by-media mogelijk (indirect) invloed heeft op de daadwerkelijke beoordeling en uitspraak van een rechterlijke macht (Greer & McLaughlin, 2011). Hierdoor gaat het bij een rechtszaak waar men kan spreken van een trial-by-media niet meer alleen tussen een privépersoon en een rechterlijke macht, maar tussen een privépersoon, de media, de maatschappij en de rechterlijke macht.

9

Een belangrijke kanttekening die bij bovenstaande onderzoeksvraag geplaatst moet worden, is dat de mate van zelfcensuur ook sterk afhangt van andere factoren (o.a. Salmon & Neuwirth, 1990; Gonzenbach, King, & Jablonski, 1999; Oshagan, 1996; Hornsey, Majkut, Terry, & McKimmie, 2003). Hoewel het besluit om een opinie te uiten gebaseerd kan zijn op de waargenomen congruentie tussen de eigen opinie en de publieke opinie (Noelle-Neumann, 1974; Glynn, Hayes, & Shanahan, 1997) of op de angst voor sociale isolatie (Scheufele, Shahanan, & Lee, 2001; Noelle-Neumann, 1974), kan het besluit bijvoorbeeld ook beïnvloed worden door iemands persoonlijkheid. Uit onderzoek blijkt immers dat mensen met onzekere attitudes eerder geneigd zijn hun mening voor zich te houden dan mensen met sterke attitudes (Matthes, Rios Morrison, & Schemer, 2010). Dit betekent dat zogenaamde ‘hardcore individuals6’ bereid zijn om hun mening te delen, ongeacht de mate van waargenomen vijandigheid van de omgeving (Matthes et al., 2010). Daarnaast kan de kennis die iemand over een bepaald onderwerp heeft een rol spelen (Salmon & Neuwirth, 1990; Shamir, 1997). Burgers met meer kennis over een bepaald onderwerp hebben eerder de neiging hun opinie over dat betreffende onderwerp te delen dan burgers die aangeven over minder kennis te beschikken (Shamir, 1997). Ook de interesse in kwesties (Lasorsa, 1991; Willnat, Lee, & Detenber, 2002), het belang van het onderwerp voor de persoon in kwestie (Kim, Han, Shanahan, & Berdayes, 2004; Oshagan, 1996), vertrouwen in de correctheid van de eigen opinie (Lasorsa, 1991) en de mate waarin de opinie is gebaseerd op een moreel principe (Hornsey et al., 2003) spelen een rol. De bereidheid om een opinie te uiten, lijkt dus niet alleen afhankelijk van de mate waarin burgers angst ervaren sociaal uitgesloten te worden. Om die reden wordt in deze studie meer specifiek onderzocht: (2) Welke rol spelen attitudes ten aanzien van een onderwerp, persoonlijke factoren en/of morele principes in de mate waarin burgers zichzelf online censureren?

1.3 Polarisatie (wij-versus-zij) Een zorg die door tegenstanders van de ‘uitsluitcultuur’ wordt geuit, is dat cancel culture een identiteitspolitiek teweegbrengt die kan leiden tot een toenemende polarisatie in de maatschappij (o.a. Geling, 2020; Akyol, 2020; Abou Jahjah, 2020). Cancel culture ‘voedt’ volgens hen polarisatie, door te zorgen voor een toename in wij- versus-zij-denken

6 De term ‘hardcore individuals’ wordt gebruikt voor personen die hoe dan ook bereid zijn om hun opinie te delen, ook als hun opinie niet in lijn is met de opinie van de vermeende meerderheid van de maatschappij. 10

(Blommestijn, 2020). Voorstanders van cancel culture zouden immers geneigd zijn om andersdenkenden te categoriseren als ‘zij’ (Akyol, 2020), waarbij ze hun moreel kompas als de enig juiste maatstaf beschouwen, wat hen legitimiteit verleent deze anderen ‘accountable’ te houden voor hun uitingen of gedragingen. De theorie van de sociale identiteit van Tajfel, Turner, Austin en Worchel (1979) legt uit waarom deze bezorgdheid over polarisatie terecht kan zijn. Mensen hebben volgens Tajfel et al. (1979) naast een eigen identiteit ook een sociale identiteit. Het hebben van een sociale identiteit leidt tot categorisatie (de sociale omgeving in hokjes delen), identificatie (“ik hoor bij groep X”) en groepsvergelijking (bijv. groep X is beter dan groep Y). In-group favoritism, ofwel de neiging van mensen om anderen die tot dezelfde groep behoren een voorkeursbehandeling te geven (Billig & Tajfel, 1973), is een belangrijke dynamiek die door sociale identiteit teweeg wordt gebracht. Een voorkeur voor leden van de ‘wij-groep’ kan er namelijk toe leiden dat men leden van de ‘zij-groep’ oneerlijk gaat behandelen (Cadsby, Du, & Song, 2016)7. In-group favoritism verklaart mogelijk waarom het publieke domein een oneerlijk speelveld kan lijken voor deelnemers aan het publieke debat. Mensen met een afwijkende mening (‘zij’) worden gecancelled, omdat ze vanwege een afwijkende opinie tot een andere, schijnbaar inferieure groep behoren. Het cancellen van anderen lijkt dus op het maken van een groepsvergelijking, waarbij men op basis van de eigen identiteit en het negatieve oordeel over de andere groep tot uitsluiting overgaat. Om die reden lijkt het binnen de cancel culture van belang te zijn waar mensen hun eigen identiteit situeren. Een voorbeeld van identiteitspolitiek is onder andere de identificatie met een bepaalde politieke stroming (Huddy, 2001). Zo kan men zich bijvoorbeeld identificeren met ‘progressief links’, ‘conservatief rechts’ of met een centrumpartij. Er is echter bezorgdheid dat het cancellen van anderen ertoe leidt, dat mensen zich niet meer identificeren met leden van ‘hun’ groep (Kraak, 2020). Een incident met schrijfster J.K. Rowling illustreert deze bezorgdheid. Toen zij gecancelled werd op basis van haar ‘transfobe’ uitspraken, werd voornamelijk kritiek op haar geuit vanuit ‘progressief links’, een stroming waarmee Rowling zich juist identificeert (Stack, 2019). Doordat burgers met dezelfde politieke identiteit als

7 Hoewel mensen graag denken geen last te hebben van vooringenomenheid, illustreert een klassieke studie van psychologen Billig en Tajfel (1973) dat er zoiets bestaat als het ‘minimale groep paradigma’. Dit houdt in dat mensen die willekeurig worden toegewezen aan een groep waarvan het groepsconcept nauwelijks is ingevuld, en die dus geen enkele objectieve aanleiding hebben om te discrimineren, toch de voorkeur geven aan leden van hun eigen groep. In-group favoritism gaat echter verder dan het voortrekken van leden van de eigen groep. Het kan er namelijk ook toe leiden dat mensen agressief worden richting leden van de andere groep (Sherif, 1954; Sherif, Harvey, Hood, Sherif, & White, 2010). De agressieve toon die online gebruikt wordt om anderen te cancellen, komt mogelijk voort uit de voorkeur voor de eigen groep en een toenemende afkeer van de andere groep. 11

Rowling haar cancelden, zag zij zich genoodzaakt zich te verantwoorden voor ‘haar’ groep, door een statement op sociale media te plaatsen dat luidde: “I am not your enemy, but your ally”. Hiermee lijkt zij aan te willen geven dat hoewel zij over een specifiek onderwerp een andere opvatting heeft dan (de meeste) leden uit de ‘wij-groep’, zij daardoor niet per definitie tot de ‘zij-groep’ behoort. Het cancellen van leden uit de eigen groep kan ertoe leiden dat deze leden zich weggejaagd voelen, waardoor versplintering ontstaat binnen politieke stromingen. Een derde deelvraag van deze studie betreft de vraag of cancel culture bijdraagt tot een waarneming van toegenomen polarisatie: (3) Ervaren burgers ten gevolge van cancel culture een toegenomen mate van polarisatie?

1.4 De Verhouding tussen Social Media Logic, Cancel Culture en Online Zelfpresentatie. Ten slotte zoekt deze studie antwoord op de vraag hoe burgers de rol van sociale media waarnemen in het faciliteren van cancel culture, en hoe dit hun gedrag online beïnvloedt. Doordat een groot deel van ons publieke debat het afgelopen decennium is verplaatst van massamedia naar sociale media (Slager, 2020), is het van belang om de wisselwerking tussen sociale media en massamedia te onderzoeken, alsook welke implicaties dit heeft voor menselijk gedrag. Eerst wordt kort besproken hoe sociale netwerksites werken, welke elementen een rol spelen en welk effect deze elementen hebben op traditionele media en de publieke opinie. Daarna volgt een uitleg over sociaalpsychologische factoren die invloed hebben op het online gedrag van burgers. Sociale netwerksites zoals Facebook, Twitter en LinkedIn vormen samen met user- generated websites zoals YouTube en Flickr de basis van een uitgebreid ecosysteem van connectieve media. Social media logic refereert aan de processen, principes en het gebruik waarmee deze platformen informatie, nieuws en communicatie verwerken en verspreiden (Van Dijck & Poell, 2014). Een van deze kenmerken is ‘connectiviteit’: platformen gebruiken geavanceerde strategieën om gebruikers te koppelen aan content, aan andere gebruikers en aan advertenties. Omdat sociale mediaplatformen opereren in een aandachtseconomie, zijn algoritmes zo gecreëerd dat ze onze aandacht optimaal opeisen, zodat we meer tijd op de platformen doorbrengen en meer inhoud consumeren (Van Dijck & Poell, 2014; Davenport & Beck, 2001). Kortom, sociale media teren op aandacht, en dus wordt ophef op sociale media – zoals het groepsgewijs monddood maken van personen met een afwijkende mening – 12 beloond met meer aandacht. Extreme opvattingen zorgen namelijk voor meer online interactie en zullen om die reden eerder viraal gaan (Van Dijck & Poell, 2014). Door deze mechanismen kan social media logic het participeren in cancel culture en het (georganiseerd) delen van extreme opvattingen, zoals het op agressieve toon cancellen van anderen, in de hand werken. Bovendien kunnen acties op sociale media doorsijpelen naar het publieke debat, doordat er een dynamische wisselwerking is tussen wat zich op sociale mediaplatformen en in de massamedia afspeelt (Van Dijck & Poell, 2014). Zo kunnen sociale media het proces van agenda building door traditionele media beïnvloeden (Grzywińska & Borden, 2012; Scheufele & Tewksbury, 2007), en kunnen mensen die gecancelled worden uiteindelijk tot een journalistiek item verworden, wat nog meer ruchtbaarheid en reputatieschade kan veroorzaken. Het is denkbaar dat deze specifieke kenmerken van sociale media een rol spelen in hoe burgers cancel culture waarnemen, en dat zij beïnvloeden hoe burgers zich online gedragen. Met betrekking tot dat laatste, is het bijvoorbeeld mogelijk dat burgers zichzelf censureren door in hun uitingen rekening te houden met hun ‘denkbeeldige publiek’, ook wel imagined audience genoemd (Marwick & boyd, 2011), zodat het voldoet aan de sociale normen van dat publiek. Echter, omdat op sociale media zoveel verschillende publieken kunnen samenvallen (cf. de ‘context collapse’, boyd, 2007; Marwick & boyd, 2011), gaan gebruikers zichzelf slechts selectief presenteren. Doordat burgers op basis van een voorstelling van hun denkbeeldige publiek hun zelfpresentatie dusdanig aanpassen dat deze ‘veilig’ is voor alle potentiële lezers, is het aannemelijk dat mensen een mate van zelfcensuur toepassen om te voldoen aan de sociale normen van het publiek. Om die reden wordt de volgende deelvraag onderzocht: (4) Welke rol spelen de kenmerken van sociale media in hoe burgers cancel culture waarnemen, en hoe beïnvloeden deze kenmerken hoe burgers zich online presenteren en gedragen?

13

2. Methode In deze sectie wordt de methodische verantwoording voor het onderzoek beschreven. In de eerste paragraaf zal een omschrijving worden gegeven van de onderzoeksmethode (2.1). Aansluitend daarop zullen de gebruikte materialen worden toegelicht (2.2). Daarna volgt een toelichting van de steekproef (2.3) en van het interview als methode voor de dataverzameling (2.4), waarna de sectie wordt afgesloten met een beschrijving van de dataverwerking en de data-analyse (2.5).

2.1 Onderzoeksmethode De opzet van deze studie was om wetenschappelijk te onderzoeken hoe burgers cancel culture waarnemen en ervaren. Voorafgaand aan de dataverzameling heeft het Research Ethics and Data Management Committee van Tilburg School of Humanities and Digital Sciences het onderzoek getoetst en goedgekeurd (REDC 2020.160). Om antwoorden te kunnen bieden op de centrale onderzoeksvraag en de deelvragen, heb ik semi- gestructureerde interviews afgenomen bij burgers. Omdat het fenomeen cancel culture tot dusver nog weinig onderzocht is in de wetenschap, is kwalitatief onderzoek immers een uiterst geschikte methode om de onderzoeksvraag te beantwoorden. Kwalitatief onderzoek kan aan verschillen in ervaringen van informanten immers meer inhoud geven (Mortelmans, 2013; Evers, 2015). Door middel van kwalitatief onderzoek zijn de meningen en ervaringen van mensen met betrekking tot moeilijke en gelaagde thema’s, zoals politieke identiteit, cancel culture en de bereidheid om een opinie al dan niet te uiten, bovendien beter te interpreteren (Evers, 2015).

2.2 Materialen: gespreksgids Het theoretisch kader, gebaseerd op intensief literatuuronderzoek, heeft als leidraad gefungeerd voor het opstellen van de gespreksgids. De thema’s die in de gespreksgids aan bod komen, vinden aansluiting op de centrale onderzoeksvraag en de deelvragen. Ik heb de gespreksgids gebruikt bij het afnemen van de interviews. Het semi-gestructureerde karakter van de gespreksgids heeft ruimte geboden om af te wijken van vragen en in te gaan op de ervaringen en/of gevoelens van de informanten. Aan de hand van het literatuuronderzoek en de daaruit voortgekomen theorieën heb ik verschillende thema’s opgenomen in de gespreksgids: • Eigen gebruik sociale media 14

• Persoonlijke definitie van cancel culture • Persoonlijke ervaring met cancel culture • Bereidheid om een mening te uiten (offline en online) • Waargenomen sfeer online publieke domein • Waargenomen dominante opinie online • Cancel culture en polarisatie • Persoonlijke definitie van en ervaring met identiteitspolitiek • Cancel culture en de rol van sociale mediaplatformen • Online zelfpresentatie en het bewustzijn van het online publiek De gehele gespreksgids is te vinden in Bijlage A.

2.3 Steekproef In totaal heb ik acht personen benaderd voor deelname aan dit onderzoek. Dit waren deels burgers die vanwege eerdere uitingen over cancel culture in het publieke domein relevant zijn voor deze studie, en deels ‘gewone’ burgers. Burgers dienden echter wel actief te zijn op minstens één sociale mediaplatform. Burgers die niet actief zijn op sociale media, zijn immers minder in staat nuttige informatie te delen over hun ervaringen met cancel culture. Informanten werden gerekruteerd via digitale kanalen zoals e-mail en WhatsApp. Dat gebeurde deels via doelgerichte steekproeftrekking (‘purposive sampling’): zo rekruteerde ik eerst mensen die vanwege eerdere uitlatingen over cancel culture in het publieke domein relevant waren voor deze studie. Daarnaast heb ik door middel van gemakkelijkheids- en sneeuwbalsteekproeftrekking informanten gerekruteerd door aan participanten uit mijn kennissenkring die reeds bij het onderzoek betrokken waren te vragen of zij mensen kenden die mogelijk zouden willen deelnemen. Mensen die zich meldden om aan de studie deel te nemen, ontvingen per e-mail een informatiebrief met daarin onder andere uitleg over het doel van de studie en informatie over de dataverzameling (zie Bijlage B). Daarna konden ze alsnog besluiten niet aan de studie deel te nemen. Wanneer de participanten aangaven deel te willen nemen aan het onderzoek, ontvingen zij uiterlijk 48 uur voorafgaand aan het interview nogmaals een e-mail met als bijlage het informed consent-formulier (zie Bijlage C). In die e-mail werd informanten gevraagd een e-mail terug te sturen naar mij als zij akkoord gingen met de stellingen zoals 15 beschreven in het informed consent-formulier. Ze bevestigden daarmee dat ze de informatie goed doorgelezen hadden en instemden met deelname aan het onderzoek. Uiteindelijk zijn in totaal acht interviews afgenomen. Omdat na afloop van het zevende en achtste interview terugkerende patronen zichtbaar waren in de interviews, werd na het achtste interview besloten geen nieuwe interviews meer af te nemen aangezien het saturatiepunt bereikt bleek. De onderzoeksgroep bestond uit zowel mannen als vrouwen van diverse leeftijden met verschillende beroepen en een uiteenlopende situering van de politieke identiteit. Om hun anonimiteit te waarborgen, zijn de informanten gepseudonimiseerd. Tabel 1 geeft beknopte informatie weer over de informanten.

Tabel 1. Descriptieve informatie informanten Pseudoniem Leeftijd Beroep Activiteit sociale media Diana 50 Filosoof Twitter, Facebook, LinkedIn, Instagram Koos 28 Piloot Facebook, LinkedIn Ally 29 Advocaat Facebook, Instagram Robbert 43 Docent Twitter, Facebook, LinkedIn, Instagram Eddie 33 Onderzoeker en docent Twitter, Facebook, LinkedIn, Instagram Youp 32 Entrepreneur en Facebook, LinkedIn, evenementorganisator Instagram Jelle 24 Redacteur publieke omroep Twitter, Facebook, LinkedIn, Instagram Karlijn 25 Duale masterstudent Finance & Twitter, Facebook, LinkedIn, International Management Instagram

2.4 Dataverzameling Vanwege de pandemie vonden alle interviews plaats via de videoapplicatie ‘Zoom’ op een door de informanten zelf aangegeven datum en tijdstip in de periode van 10 november tot 9 december 2020. Aan het begin van het interview werd nogmaals de doelstelling van het onderzoek meegedeeld. De interviews werden met instemming van de informanten 16 opgenomen met de audio- en videorecorder van de videoapplicatie ‘Zoom’. De gesprekken duurden 40 minuten tot een uur. Om de informanten op hun gemak te stellen, werd aan het begin van het interview aan de geïnterviewden gevraagd of zij kort iets over zichzelf zouden willen vertellen. Daarna hebben de informanten antwoord gegeven op de vraag op welke sociale mediaplatformen zij actief waren en wat zij online zoal deelden. Vervolgens werd gevraagd wat cancel culture volgens de informanten betekent, naar de ervaringen met het fenomeen cancel culture, welke implicaties het heeft voor het publieke debat, en in hoeverre ze zelf participeren in de cancel culture. Hierbij is zo veel mogelijk gebruik gemaakt van open vragen, zoals ‘als jij cancel culture uit zou moeten leggen aan een ander, hoe zou je dit dan doen?’, ‘welke positieve/negatieve implicaties heeft cancel culture volgens jou voor het online publieke debat?’, ‘heb je naar jouw gevoel zelf ooit ervaringen gehad met cancel culture?’. Door open vragen te stellen hadden informanten veel ruimte om in eigen bewoordingen hun ervaringen te delen. Zo worden inzichten verworven die zo dicht mogelijk bij de werkelijkheid liggen vanuit de perceptie van de participant (Lucassen & Olde Hartman, 2007). Daaropvolgend werden op een gelijkaardige manier vragen gesteld over de overige hoofdonderwerpen zoals uiteengezet in de gespreksgids.

2.5 Dataverwerking en Data-analyse De interviews werden opgenomen, waarna ik ze binnen 24 uur na afloop woordelijk transcribeerde en direct daarna de opnames verwijderde. Fragmenten die te ver afweken van het onderwerp, zoals uitgebreide anekdotes over een vakantie, werden niet opgenomen in het transcript. Om de vertrouwelijkheid van de interviews te waarborgen, werden namen of andere data die konden leiden tot de identificatie van de informanten in de transcripten gewist of gepseudonimiseerd. Om duidelijk inzicht te krijgen in de ervaringen, gevoelens en opvattingen van de informanten, werden voor de analyse van de data zes stappen gevolgd, overeenkomstig met de methode uitgezet door Evers (2015): Na een eerste zorgvuldige bestudering van de transcripten heb ik tekstfragmenten verzameld die in mijn ogen waardevolle informatie bevatten. Daarna heb ik de geselecteerde tekstfragmenten nogmaals doorgenomen en waar mogelijk opgesplitst. Dit betekent dat fragmenten die wat langer waren en niet eenduidig één onderwerp of thema bevatten, werden opgesplitst in meerdere fragmenten. In de derde fase werden deze data open gecodeerd aan de hand van het Microsoftprogramma Excel door middel van het toekennen van labels aan de 17 geselecteerde tekstfragmenten (Evers, 2015). Het label bestond uit een of meer woorden die de inhoud van het geselecteerde tekstfragment juist omschreven. Als een tekstfragment om verschillende redenen relevant bleek, werden meerdere labels toegekend aan eenzelfde tekstfragment. Zo kreeg het tekstfragment “Het is niet zozeer dat ik mijn mening online niet wíl uitdragen, het is meer dat ik denk: ik wil dat doen op een manier, zodat mijn boodschap aankomt. Met 240 tekens is Twitter bijvoorbeeld niet altijd de meest geschikte plek” zowel het label ‘intentie mening uiten online’ als het label ‘kenmerken sociale media’. Nadat ik alle transcripten enkele keren had doorgelezen en aan elk tekstfragment labels had toegekend, heb ik de fragmenten axiaal gecodeerd. Dit is een proces waarin de labels worden geordend en eventueel worden teruggebracht tot een overzichtelijk aantal labels (Evers, 2015). Bij het ordenen van de labels is met name gezocht naar onderlinge verbanden tussen verschillende labels. Uit het axiaal codeerproces ontstaat een duidelijk overzicht van alle labels, waarbij overkoepelende kernlabels worden onderscheiden van minder voorkomende of minder belangrijke labels. Een overkoepelend kernlabel noemt men ook wel een hoofdcategorie (Evers, 2015). Tot slot werden de tekstfragmenten selectief gecodeerd. Dit houdt in dat met behulp van de hoofdcategorieën die ontstaan zijn na het axiaal coderen, de thematische analyse werd opgebouwd op basis van relaties en verbindingen die tussen de verschillende data werden gelegd. 18

3. Resultaten In deze sectie wordt conform de richtlijnen voor kwalitatieve analyse een thematische analyse gepresenteerd (Patton, 2002). De vier voornaamste thema’s die in de interviews aan bod zijn gekomen, zullen worden uiteengezet. Nadien zal in de conclusie- en discussiesectie vanuit deze thematische analyse een antwoord worden geformuleerd op de centrale onderzoeksvraag en op de deelvragen.

3.1 De Perceptie van Cancel Culture 3.1.1 Bestaat cancel culture? Cancel culture is voor de deelnemers aan dit onderzoek een bekende term. De meeste informanten kennen de ‘bekende casussen’ met o.a. Johan Derksen en/of J.K. Rowling. Desondanks lijkt het fenomeen cancel culture niet voor iedereen te bestaan en zien sommigen slechts de negatieve gevolgen, terwijl anderen aangeven dat cancel culture kan leiden tot een positieve ommezwaai in de maatschappij. Zo stelt een aantal informanten dat cancel culture “niet echt een ding is”:

Ja, volgens mij is cancellen dus eigenlijk niet echt een ding. Ik denk dat het nogal overtrokken is, eerlijk gezegd. Ik vond het laatst mooi dat iemand het had over “cancel culture, otherways known as facing consequences”. Wat je zegt heeft gevolgen en als je daar heel erg moeilijk over gaat doen, kun je het cancel culture noemen. (Eddie, onderzoeker en docent)

Met deze uitspraak impliceert deze informant dat cancel culture eigenlijk het aansprakelijk houden van anderen is. Voorstanders van cancel culture stellen dat tegenstanders alleen maar tegen het fenomeen zijn, omdat ze zo het debat over – bijvoorbeeld – racisme willen boycotten. De informant houdt daar een soortgelijke mening op na en ziet cancel culture als “een manier om het weg te zetten en niet de discussie aan te gaan”. Een andere informant geeft aan dat de meeste mensen die vinden dat ze met cancel culture te maken hebben gehad, amper ermee te maken hebben en dat het veel vaker wordt aangeroepen dan dat het ook echt zo is. Daar voegt de informant aan toe: “Al die mensen die daar zo’n brief over schrijven in de krant, die staan allemaal in de krant met hun ingezonden brieven, dus over het algemeen komt het minder voor dan dat erover geklaagd wordt”. De meeste informanten zien cancel culture echter als een gevaarlijke beweging die ertoe leidt dat mensen niet meer met elkaar de dialoog aan willen gaan:

19

Ik vind het gevaarlijk voor het medialandschap. Omdat het natuurlijk de bedoeling is dat er een open discussie moet zijn. En als je aan cancel culture gaat doen, dus mensen uit het debat haalt vanwege hun mening, ja dan mis je een deel van die meningen. (Robbert, universitair docent)

De uiteenlopende interpretaties van cancel culture blijken nog duidelijker wanneer informanten hun mening geven over het wat zij zien als het doel van cancel culture.

3.1.2 Wordt cancel culture als politiek middel gebruikt? Hoewel de meeste informanten niet twijfelen aan het bestaan van cancel culture, lijkt cancel culture in de ogen van sommige informanten een nuttig politiek middel te zijn voor groeperingen die voorheen nooit gehoord werden in het publieke debat:

Mensen die jarenlang zijn onderdrukt en in opstand komen van: Hey, eigenlijk ben ik het helemaal niet eens met de manier waarop ‘de onderdrukkers’ over ons praten of met de manier waarop er over ons gesproken wordt. En op het moment dat die mensen - die eigenlijk jarenlang onderdrukt zijn en geen stem hadden - voor zichzelf opkomen, dan wordt het cancel culture genoemd. Dat is vreemd. (Eddie, onderzoeker en docent)

Daarbij vermelden deze informanten dat het tot op zekere hoogte terecht is dat mensen die onderdeel uitmaken van minderheidsgroeperingen, om bepaalde meningen over hun groepering uit te sluiten:

Ik kan me zo voorstellen dat de transgenders helemaal geen trek hebben in al die transfobe praatjes. Die hoeven eigenlijk helemaal geen geduld te hebben met alle smerige opmerkingen die over hen gemaakt worden. En dat kan ik me ook voorstellen voor de zwarte gemeenschap. (Diana, filosoof)

Cancel culture kan volgens deze informanten ook niet los worden gezien van bepaalde machtsverhoudingen in de maatschappij. Het is volgens hen logisch dat sommige groepen met zwaarder geschut moeten komen om bepaalde problemen publiekelijk aanhangig te maken. Deze informanten benadrukken dat er aan prominenten heel makkelijk een podium geboden wordt en dat je je af kunt vragen of dat wel terecht is. Volgens hen staan sommige mensen, zoals J.K. Rowling, zo stevig in het publieke debat dat het gerechtvaardigd is om hen te confronteren met de gevolgen van hun woorden. 20

Andere informanten hebben het gevoel dat cancel culture bedreven wordt door groeperingen die zich wat linkser in het politieke spectrum situeren. Volgens hen brengt het online uiten van links gedachtegoed minder consequenties met zich mee dan het online uiten van rechtsere politieke opvattingen omdat het ‘politiek correcter’ is. De angst wordt geuit dat ‘links’ doormiddel van cancel culture een hype maakt van conservatief rechtse opvattingen die online worden gedeeld. Een informant vat dit samen als een mate van ‘linkse intolerantie’:

Als jij progressief links gedachtegoed op sociale media plaatst, dan denk ik dat conservatief rechts daar het zijne van vindt, maar dat niet uit. Terwijl op het moment dat conservatief rechts iets zou delen op Facebook wat progressief links niet aanstaat, dan zijn zij veel minder tolerant en gaan ze daar een hele ‘hype’ van maken. (Koos, piloot)

Het idee dat rechts meer geduld heeft voor mensen die er een linksere ideologie op nahouden dan vice versa, wordt door meerdere informanten beaamd. Daarbij wordt onder andere spontaan genoemd dat men tegenwoordig geen cartoon van de profeet Mohammed meer kan laten zien of grappen kan maken over Zwarte Piet. Aansluitend zeggen informanten die deze mening delen, dat instanties en bedrijven “meewaaien met linkse winden” uit angst om gecancelled te worden:

Wat ik heel erg vind en waar ik erg van schrik binnen de omroepwereld [waarin ik werk], is dat de diversiteitspolitiek overal in doorklinkt. De NOS heeft bijvoorbeeld een interne competitie – de ‘Divibokaal’ – voor degene die de meeste reportages met gekleurde mensen kan regelen. Als je diversiteit boven kwaliteit gaat plaatsen, dan is dat ook een vorm van cancel culture. Is iemand dan wel op inhoudelijke redenen gekozen? (Jelle, redacteur publieke omroep)

Kijk, ik stem op de VVD, maar ik ben het zeker niet met alles eens en zéker niet met het nieuwe politiek programma van de VVD. De VVD- een van oorsprong conservatieve partij voor de middenklasse – maakt nu in haar nieuwe partijprogramma voor 2021 een soort ommezwaai naar wat linkser gedachtegoed. Dat kan twee dingen betekenen: (1) of de achterban wordt linkser, maar in tijden van polarisatie geloof ik dat niet of (2) politiek VVD vindt dat zij mee moeten gaan waaien met winden die, nou ja, iets linkser waaien. (Ally, advocate)

21

Sommige informanten vragen zich hardop af in hoeverre organisaties, bedrijven of omroepen handelen uit ideologische overwegingen, of omdat ze “de hete adem voelen” van de maatschappij. Een informant noemde als voorbeeld een pamflet op de gesloten deuren van de Nike-winkel in Eindhoven waarop stond: “Wij zijn gesloten. Vandaag zoveel jaar geleden is de slavernij afgeschaft in Amerika en wij willen al onze zwarte atleten en onze medewerkers deze dag vrij gunnen”. Volgens de informant deed Nike dit uit angst om vervolgd te worden door groeperingen die er iets van zouden vinden als zij niet dicht zouden zijn gegaan op de dag dat de slavernij in Amerika werd afgeschaft. Concluderend kunnen we stellen dat informanten uiteenlopende percepties hebben over het bestaan en het nut – versus het gevaar - van cancel culture. Sommige participanten zeggen te twijfelen aan het bestaan van cancel culture en zien cancel culture meer als een voorbode van de emancipatie van bepaalde minderheidsgroeperingen. De meeste participanten uiten echter hun bezorgdheid over de negatieve gevolgen van cancel culture en benadrukken dat er minder geduld is voor uitlatingen (opinies of grappen) die wat rechtser zijn gekleurd. Zij benadrukken dat zij het gevoel hebben dat organisaties ‘meewaaien met linkse winden’ uit angst voor repliek vanuit politiek-links georiënteerde burgers. Hoewel de meeste informanten het bestaan van cancel culture erkennen, vragen zij zich wel af of het niet altijd al bestaan heeft. Zij zijn van mening dat het door de opkomst van sociale media meer naar de oppervlakte komt, maar dat identiteitspolitiek en het oneens zijn met elkaar altijd al bestaan hebben. Bepaalde groeperingen zijn volgens deze informanten echter nooit gehoord, omdat zij niet de mogelijkheden hebben gehad om aan het debat deel te nemen. Nu dit door sociale mediaplatformen wel mogelijk wordt gemaakt, komen de verschillen tussen groeperingen ook meer tot uiting. De informanten zien dus een specifieke rol weggelegd voor sociale mediaplatformen als facilitator van cancel culture.

3.2 Cancel Culture en de Zwijgspiraal 3.2.1 Het einde van de gematigde opinie? Maakt cancel culture dat mensen gemakkelijker zwijgen over hun opinie? Alle personen die deelnamen aan de studie, hebben ook duidelijke voorbeelden voor ogen wanneer ze spreken over hun ervaringen met cancel culture. Zo halen meerdere deelnemers de ‘zwarte pietendiscussie’ aan. Wat opvalt, is dat meerdere deelnemers meteen aangeven dat zij cancel culture zien als een ‘strijd’ waarbij extreme opinies het vaak ‘beter doen’ dan gematigde opinies. 22

Dit is een interessante observatie met betrekking tot de zwijgspiraaltheorie. Immers, Noelle- Neumann (1974) introduceerde deze theorie in een tijd waarin journalistieke redacties als gatekeepers functioneerden, waardoor extreme opinies het vaak juist niet redden in het publieke debat. Van Dijck en Poell (2014) stellen echter dat met de komst van sociale mediaplatformen en de aandachtseconomie waarin zij opereren, extreme opinies het publieke debat juist kunnen overheersen, omdat ze meer aandacht genereren (Van Dijck & Poell, 2014). Het gros van de informanten ondersteunt deze observatie: ze ervaren immers dat burgers met sterk gepolariseerde opinies eerder geneigd zijn om deze online te delen, en dat deze opinies door de algoritmes van de sociale media eerder een podium krijgen in het publieke debat dan meer gematigde opinies:

Wat mij opvalt aan sociale media, is dat het vooral de extremisten zijn die van zich laten horen en ik denk dat mensen zoals ik – die wel overal een mening over hebben, maar niet heel extremistisch zijn of niet graag in het daglicht worden gezet – zwijgen. Dus in heel dat ‘zwarte pieten-verhaal’, hoor je heel erg de voor- en de tegenstanders, maar mensen die er ook een mening over hebben, maar niet willen worden blootgesteld aan de risico’s van sociale media, die zwijgen meestal. (Karlijn, masterstudent)

Een aantal informanten benoemde hierbij expliciet de rol van sociale mediaplatformen en de aandachtseconomie (cf. deelvraag 4). Ze zien het online debat als een speelveld voor burgers met radicale meningen doordat de algoritmes van sociale mediaplatformen de goed bekeken, en dus vaak extremere berichten, meer uitlichten dan meer gematigde posts:

Ik denk dat de publieke opinie nu – door de krachten in de sociale media – veel centrifugaler is en veel mensen uit elkaar speelt. En dat de mensen die in het midden zitten juist hun mond houden, omdat de twee kampen zo versterkt worden. Je zit op sociale media ook meer met gelijkgestemden in één coconnetje, waardoor je er sterker van uitgaat dat dat de enig juiste opvatting is en je dus de neiging krijgt om dat standpunt nog even een beetje in extremere mate in te nemen. (Diana, filosoof)

Er zit een hele groep in het midden die wat minder beoordelen en een minder groot podium krijgen, omdat hun mening niet echt ‘nieuws’ is […] Ik ben van mening dat een journalist een nieuwskop pakkend moet maken. Die moet zorgen dat het aandacht krijgt, dat mensen erop gaan klikken. Hoe meer kliks, hoe meer advertentie-inkomsten. Daarom heeft sensatie de 23

overhand in de media. En dan is het risico dat mensen denken dat dat de waarheid is. (Youp, entrepreneur en evenementorganisator)

Doordat een aantal informanten de perceptie heeft dat een podium in het publieke domein voornamelijk weggelegd is voor burgers met extreme opvattingen, passen zij hun eigen gedrag aan. Dit sluit wel aan bij de theorie van de zwijgspiraal. Die beschrijft immers dat mensen zich minder snel uitspreken in het openbaar, als zij de perceptie hebben dat hun mening kan leiden tot situaties waarin anderen mogelijk hun mening bekritiseren (Noelle- Neumann, 1974). De druk om jezelf te positioneren in het waargenomen gepolariseerde opinieklimaat en expliciet stelling te nemen vóór of tegen, wordt door meerdere informanten beaamd. Deze druk wordt door sommige informanten met name ervaren in het huidige debat omtrent de coronamaatregelen:

Wat ik nu vooral heel erg merk tijdens de coronasituatie, is dat corona gewoon heel erg polariseert. Dus dat je heel erg óf voor óf tegen de maatregelen moet zijn. Daardoor ontstaan er echt twee groepen. Eigenlijk heb je dat wel bij alle 'grote' thema's: Black Lives Matter, Zwarte Piet. Maar ik denk dat mensen dénken dat je voor óf tegen moet zijn, omdat dat online zo naar voren komt, terwijl dat in de werkelijkheid een stuk minder is. Ik denk dat het gematigde midden gewoon niet nieuwswaardig is en dat je daar daarom niets over hoort of leest. Daarom hebben mensen het idee dat ze stelling moeten nemen. (Youp, entrepreneur en evenementenorganisator)

De perceptie dat er tegenwoordig een grotere druk is om een duidelijke positie in te nemen in het opinieklimaat, leidt ertoe dat de meeste informanten een mate van zelfcensuur toepassen, omdat zij onder meer “geen zin hebben om zich te mengen in een eentonig debat”. Het opinieklimaat lijkt gepolariseerd in twee extreme kampen, die beide expliciet stelling vóór of tegen nemen op verschillende grote thema’s in het publieke debat. Informanten met een gematigde, meer centrale opinie geven aan sneller geneigd te zijn om online te zwijgen. Dit zorgt er mede voor dat zowel conservatief rechts als progressief links nadrukkelijker aanwezig zijn in de online publieke sfeer. De zwijgspiraal zoals gedefinieerd door Noelle- Neumann (1974) neemt daarmee een nieuwe vorm aan: de extreme opvattingen redden het – ten koste van de mensen met een gematigde mening - juist wél in het online publieke debat.

24

3.2.2 Leidt cancel culture tot meer angst om de opinie te uiten? Informanten vinden het makkelijker om hun opinie te uiten binnen bekende kring8. Online vinden zij dit lastiger, waardoor ze een mate van zelfcensuur toepassen. Op de vraag of informanten de online omgeving als vijandig ervaren, antwoordden sommige informanten dat het er op sociale media “niet gezelliger op wordt”. Veel informanten zeiden zelfs volmondig “ja” op die vraag. Nu ligt de vraag voor of het de opkomst van cancel culture is die ertoe leidt dat mensen meer angst ervaren om hun opinie online te delen. De meeste informanten geven aan dat de waarneming van cancel culture er inderdaad voor zorgt dat zij minder geneigd zijn zich online te uiten en daarom een mate van zelfcensuur toepassen:

Hoewel ik zelf geen ervaringen heb gehad met cancel culture, is het wel één van de redenen waarom ik niet zoveel post op sociale media. Ik waag mij er niet aan om mij te mengen in een debat. Ik blijf echt expres stil, anders kan je misschien van je studenten te horen krijgen dat je een linkse leraar bent of een rechtse leraar bent. Alles wat je zegt kan tegen je gebruikt worden, omdat het online blijft staan. Dus hoewel ik er niet mee te maken heb gehad, ben ik me er wel van bewust. (Robbert, docent)

Ik ervaar door de opkomst van cancel culture zeker meer angst om mijn opinie te delen, ja. Het is een ontwikkeling van de laatste jaren. Mensen kijken je heel erg aan op je opinie, eigenlijk. Dus ik ben in ieder geval wel banger om altijd maar mijn mening te delen. Maar dat zou ik dus in iemands gezicht wel doen. (Jelle, redacteur publieke omroep)

Deze statements impliceren dat deelnemers het risico op een trial-by-media willen vermijden en daarom aan zelfcensuur doen. Als men de omgeving als vijandig ervaart, is men immers minder geneigd om een opinie te uiten (Taylor & Tarrant, 2019; Hayes et al., 2006). Hoewel enkele participanten aangeven niet specifiek door de opkomst van cancel culture meer angst te ervaren om online hun opinie te delen, geven zij wel aan negatieve ervaringen te hebben gehad online, waardoor ook zij minder geneigd zijn om online hun mening te verkondigen of deze op een andere manier te formuleren:

Ik ervaar door de opkomst van cancel culture niet meer angst om mijn opinie te delen. Ik heb een tijdje terug wel meegemaakt dat ik een keer iets zei en dat iemand daar heel fel op reageerde.. En toen dacht ik: “Yo? Wat is dit? Je trekt het nu volledig uit de context en doet nu

8 In paragraaf 3.3.2 wordt dieper ingegaan op de offline meningsuiting van de deelnemers 25

alsof ik een positie aanhang, die ik helemaal niet heb”. Dat weerhoudt me er niet van een mening te hebben, of om die mening te uiten op Twitter, maar ik probeer het wel goed te formuleren om ervoor te zorgen dat het ook aankomt bij mijn publiek. (Eddie, onderzoeker en docent)

[…] Niet door de opkomst van cancel culture speciaal, nee. Maar ik heb een aantal keren wel een paar honderd – misschien wel meer – echt heel beledigende reacties achter mij aan gehad na een optreden op televisie, bijvoorbeeld. Toen dat de eerste keer gebeurde, dacht ik wel: ik weet niet of ik daar weer zin in heb de volgende keer. Dus sindsdien denk ik er wel extra over na. (Diana, filosoof)

Terwijl de meeste informanten door de opkomst van cancel culture meer angst ervaren om online hun opinie te delen, zijn er ook informanten die deze angst niet hebben. Deze laatste groep informanten geeft echter wel aan online ervaringen te hebben gehad die ervoor gezorgd hebben dat zij alerter zijn geworden in wat zij uiten en op welke manier zij zich uiten. In het thema van de volgende paragraaf, wordt nader gekeken naar de verhouding tussen cancel culture en de mate van zelfcensuur en naar de discrepantie tussen de identiteit zoals deze online wordt gepresenteerd en de werkelijke identiteit van informanten.

3.3 Cancel Culture en Zelfcensuur 3.3.1 Het aanpassen aan de online omgeving De meeste deelnemers geven aan dat zij door de opkomst van cancel culture meer angst ervaren om hun opinie online te delen. De zelfcensuur die zij naar aanleiding van deze angst toepassen, beperkt zich niet alleen tot het proactief achterhouden van de eigen opinie, maar uit zich ook in het voorzichtiger omspringen met de manier waarop zij zich online uiten. Wat met name opvalt, is dat informanten aangeven de neiging te hebben zich vooraf in te dekken voor hun politieke identiteit of bepaalde grappen niet meer durven of willen maken die zij voorheen wel zouden maken:

Ja, ik ervaar door de opkomst van cancel culture meer angst om mijn opinie online te delen. Een voorbeeldje: op Facebook heb ik ooit iets gedeeld waarin www.pvvkieswijzer.nl stond. En ik ben die post begonnen met de tekst: "Oke, het is niet mijn partij, maar zeg eerlijk: dit is grappig". En vervolgens kreeg je hele ludieke, leuke stellingen, waarmee men zeg maar suggereerde dat je een soort van kieswijzer invult, maar dan heel ludiek. Het enige probleem was: ik zou - pak 'm beet - vijf jaar daarvoor nóóit zijn begonnen met: "het is niet mijn partij, 26

maar..." Ik was me dus al aan het indekken, omdat ik wist dat misschien sommigen in mijn vriendengroep het niet leuk zouden vinden als ik iets zou delen over PVV. (Koos, piloot)

Ik maak overal grappen over en ik merk toch dat dat bij mijn collega’s niet altijd goed overkomt. […] Dus ik zeg in die Whatsappgroep ook niets meer. Als ik daar een keer een grap maak – als ik iets over zwarte piet of zo zeg – dan blijft het toch ijzig stil, of ik hoor er iets negatiefs over terug. Dus in die zin heb ik wel te maken met cancel culture binnen een kleinere groep, waardoor ik het ook niet doe op het als geheel. […] Vijf jaar geleden zou ik het wel makkelijker doen [een grap maken]. Ik weet niet of dat komt doordat er specifieke collega’s bij zijn gekomen, of de omgeving is veranderd, of dat echt de cultuur is veranderd. Ik kan dat niet zeggen, maar stiekem denk ik dat de cultuur is veranderd. (Robbert, docent)

Omdat de meeste informanten aangeven een vrij goed beeld te hebben van hun imagined audience (cf. Marwick & boyd, 2011), zijn zij zich er ook bewust van dat mensen die wat verder van hen af staan hun sociale mediakanalen raadplegen om op die manier een mening over hen te vormen. Wat opvalt is dat sommige informanten geen rekening houden met de mensen die het dichtst bij hen staan, want “die kennen me goed”, maar juist met de mensen die net wat verder weg staan:

[…] niet per se vrienden en familie. Maar bijvoorbeeld wel leden van mijn studentenvereniging. Ik ben natuurlijk afgelopen jaar praeses geweest van mijn studentenvereniging, dus ik heb een bepaalde reputatie binnen die vereniging. Daar ben ik me erg bewust van met dingen die ik post op bijvoorbeeld Instagram. (Karlijn, masterstudent)

Deelnemers lijken zich met andere woorden aan te passen aan hun online omgeving op basis van hun perceptie van hun imagined audience. De opkomst van cancel culture versterkt de mate van zelfcensuur die deelnemers online toepassen. In de volgende sectie wordt beschreven welke effecten deelnemers ervaren van deze toegepaste zelfcensuur en in hoeverre hun offline identiteit verschilt van hun online identiteit.

3.3.2 De discrepantie tussen online en offline meningsuiting Het onderzoek van Salomon Asch (1956) toont aan dat mensen de neiging hebben om zich te conformeren aan een groep, als de leden van deze groep er een andere mening op nahouden dan zijzelf. Wanneer participanten gevraagd werd naar hun bereidheid om hun 27 opinie offline te delen met anderen, gaven zij vrijwel allemaal aan dit geen enkel probleem te vinden en dit ook vaak te doen:

Als ik gewoon met vrienden ben, heb ik echt geen enkele moeite om mijn mening te uiten. (Jelle, redacteur publieke omroep)

Over het algemeen heb ik absoluut geen moeite om mijn mening te uiten. (Koos, piloot)

Ik vind het totaal niet moeilijk om mijn mening te verkondigen. (Robbert, docent)

Wanneer werd gevraagd waarom zij dit offline niet lastig vinden, antwoordden de informanten dat de toehoorders vaak personen zijn met eenzelfde opinie. De bereidheid om offline een mening te delen, lijkt dus afhankelijk van de samenstelling van het publiek. Doordat de vriendenkring door het gros van de informanten wordt beschouwd als een groep die bestaat uit ‘likeminded people’, wordt offline geen druk ervaren om te conformeren aan de groep, omdat ze immers weten dat hun standpunt overeenkomt met de dominante opinie:

Mijn politieke standpunt houd ik voor mijn vrienden niet voor me, omdat ik weet dat ik bijval krijg. Dus in vertrouwde sfeer, zou ik mijn mening gewoon altijd verkondigen. (Ally, advocate)

Een enkele informant gaf aan dat hij zich conformeert aan zijn vrienden, als die er andere politieke standpunten op nahouden dan hemzelf. Opvallend daarbij is dat hij aangeeft zich aan te passen aan “de toughness van de zwakste”. Dit toont aan dat deze informant zichzelf lijkt te limiteren tot het enkel delen van uitingen die ‘veilig’ zijn binnen de sociale normen van die vriendengroep. Deze observatie sluit aan bij de filosofie van de lowest-common- denominator (Marwick & boyd, 2011):

Mijn vrienden, veelal piloten ook, als ik daarmee ben en wij drinken een borreltje en er komt een gevoelig onderwerp ter discussie, dan voel ik mij nooit belemmerd in de mening die ik mag en ga uiten. Maar ik heb ook andere vrienden, waarbij ik moet oppassen om niet iedereen op de tenen te trappen. Ik denk dan van: weet je wat? Ik pas mij wel aan, aan – laten we zeggen – de ‘toughness’ van de zwakste in die groep, zodat ik weet dat als die het gaat pruimen, ik die mening kan verkondigen zonder dat hij/zij over de flos raakt. (Koos, piloot)

28

De theorie van de sociale identiteit beschrijft het proces van categorisatie, identificatie en groepsvergelijking (Tajfel et al., 1979). Informanten lijken zich te identificeren met de leden van hun vriendengroep, waardoor zij zich in hun bijzijn niet geremd voelen in het delen van hun opinie. Echter, op sociale media kunnen veel verschillende publieken samenvallen (cf. de ‘context collapse’, boyd, 2007; Marwick & boyd, 2011). Hoewel alle informanten dus kenbaar maken geen problemen te hebben met het offline uiten van hun mening, geven de meesten aan dit online niet of in mindere mate te doen. De voornaamste reden die informanten geven om online een mate van zelfcensuur toe te passen, blijkt werkgerelateerd:

Af en toe deel ik nog wel iets opiniërends online, maar niet zo heel erg veel. Dat heeft ook te maken met het feit dat ik nu een publiek figuur ben en ik vind dat ik soms een beetje boven de partijen moet staan. Toen ik nog geen publiek figuur was deed ik dat wel iets meer, dus ik ben wel voorzichtiger geworden. (Diana, filosoof)

Een reden dat ik meer angst ervaar om mijn opinie te delen, is puur eigenbelang. En dat is dat ik gewoon hoop dat ik op mijn werk een stap kan maken van universitair docent naar universitair hoofddocent. Om dat te doen moet je wel laten zien dat je een bepaalde verantwoordelijkheid kan dragen. Dat betekent dat ik niet allerlei lollige opmerkingen op het internet kan maken, die mijn collega’s zouden kunnen zien. (Robbert, docent)

Andere informanten geven aan zichzelf online te censureren, omdat zij sociale mediaplatformen onvoldoende geschikt vinden of niet gebruiken voor het delen van een opinie over een politiekgevoelige kwestie:

Het is niet zozeer dat ik mijn mening online niet wíl uitdragen, het is meer dat ik denk: ik wil dat doen op een manier, zodat mijn boodschap aankomt. Met 240 tekens is Twitter bijvoorbeeld niet altijd de meest geschikte plek. (Eddie, onderzoeker en docent)

Ik deel online niet mijn mening, omdat je dan in discussies verzandt – denk ik – die afleiden van het punt dat je wil maken. En online vind ik niet de plek om dat gesprek aan te gaan. Dat kun je veel beter face-to-face doen. (Jelle, redacteur publieke omroep)

De overige informanten geven aan (een mate van) zelfcensuur toe te passen, omdat zij vanwege privacyoverwegingen geen behoefte hebben om online hun mening te delen over politiek gevoelige kwesties. Daarbij benadrukken deze informanten dat zij geremd worden 29 door het klevende aspect van online posts: als er eenmaal iets geplaatst is op het internet, kan het daar voor altijd blijven staan. Het idee dat je in je eigen naam iets online zet, wat iemand later nog tegen je kan gebruiken, staat veel informanten tegen. Om die reden zijn zij terughoudender om hun opinie online te delen. Bovendien geven informanten aan online een minder goed beeld te hebben van het publiek en zich terdege bewust te zijn van hoe ver het online bereik kan zijn. De motieven die informanten hebben om zich online selectief te presenteren, lopen dus uiteen. Voor sommigen geldt dat collega’s of werkgevers worden gezien als ‘nightmare readers’ (Marwick & boyd, 2011), wat ertoe leidt dat zij minder delen op sociale netwerksites. Anderen vinden de architectuur van sociale media ongeschikt voor het uiten van een opinie. De opkomst van cancel culture lijkt er dus voor te zorgen dat informanten online een mate van zelfcensuur toepassen. Dit leidt er onvermijdelijk toe dat de online zelfpresentatie van informanten niet blootgeeft wat zij daadwerkelijk ergens van vinden. Nu ligt de vraag voor of de informanten het jammer vinden dat er een discrepantie bestaat tussen de identiteit zoals zij deze online presenteren en de werkelijke identiteit. Het gros van de informanten geeft aan dat hun online identiteit een ideaalbeeld is van wie ze zijn. Dat wil zeggen dat ze niet of nauwelijks negatieve of minder leuke dingen posten:

Ik vind het belangrijk dat als mensen mijn profiel zien, dat er dan bepaalde dingen uit springen; dat ze meteen weten wat voor persoon ik ben. De niet leuke dingen in het leven, zet ik er natuurlijk niet op. (Jelle, redacteur publieke omroep)

Ik post met name prestaties van mezelf. Foto’s die laten zien hoe leuk ik het heb, hoe leuk ik ben, waar mijn interesses liggen. Uiteindelijk ben je toch bezig om op een bepaalde manier als een goed persoon over te komen. (Youp, entrepreneur en evenementorganisator)

Sommige informanten beschrijven dat hun online identiteit ver af staat van hun werkelijke identiteit:

Mijn online profiel is in die zin een gecensureerde versie van mijzelf. En dat is eigenlijk iets heel raars en eentonigs. (Jelle, redacteur publieke omroep)

De versie die van mij online te zien is, is een soort van ‘middle of the road’. Een soort identiteitsloze, grijze werkelijkheid. (Robbert, docent)

30

Een belangrijke kanttekening die bij bovenstaande resultaten geplaatst moet worden, is dat deelnemers aangeven het jammer te vinden hun werkelijke identiteit online niet te kunnen tonen. Sommige informanten geven aan dat hun humor een belangrijk kenmerk is van hun identiteit en dat zij zich door de online weerstand die op hun humoristische uitingen volgt, beperkt voelen.

3.4 Cancel Culture en Polarisatie In de publieke opinie heerst bezorgdheid dat cancel culture zou bijdragen tot polarisatie. Dit wordt beaamd: de informanten vinden unaniem dat het politieke landschap door de opkomst van cancel culture polariseert. Een deel van de informanten gaat daarbij vooral in op de waargenomen polarisatie binnen politieke partijen:

Ik denk dat cancel culture echt zorgt voor polarisatie in de politiek. Dus eerst de VVD, toen de PVV; een nieuwe vorm van democratie. En op links natuurlijk ook, dat DENK dan apart gaat. Het is ook al een tijdje bezig met de PvdD […] Het versplintert steeds meer en het wordt eigenlijk steeds extremer links of rechts. Dat zie je ook binnen partijen weer. Dan hebben ze weer ruzie bij de PVV en splitsen mensen zich af, omdat het toch te rechts is of juist niet rechts genoeg. En links eigenlijk ook. (Robbert, docent)

Cancel culture leidt tot polarisatie binnen de politiek, omdat het leidt tot het vormen van een mening. Als er een ‘hot topic’ is, zoals de zwarte pieten-discussie, probeert elke partij haar eigen standpunten daaraan te binden. Bijvoorbeeld een PVV wordt heel extreem van: het is een Nederlandse traditie. En de SP is weer heel extreem van: iedereen hoort erbij, dus we moeten de traditie aanpassen. Ik denk dat cancel culture uitlokt tot uitingen van extremistische gedachten. (Karlijn, masterstudent)

Een enkele informant ervaart dat cancel culture de politiek niet polariseert, maar juist samenbrengt:

Ik heb op dit moment niet het gevoel dat de politiek aan het versplinteren is, maar dat ze elkaar juist ontzettend aan het zoeken zijn. Het Nederlandse politieke landschap, waar je ziet dat SP, GroenLinks en PvdA vóór de verkiezingen eigenlijk al aankondigen dat ze een blok zouden willen vormen. (Eddie, onderzoeker en docent)

31

Deze informant nuanceert echter wel zijn mening, door toe te voegen dat cancel culture wel kán leiden tot versplintering, omdat dat inherent is aan het onderwerp:

Ik denk wel dat het kan leiden tot versplintering. Je kunt niet zeggen dat het iets is wat mensen verenigt, want mensen hebben daar heel sterke emoties over. Dus ze voelen zich ofwel voor, ofwel tegen. (Eddie, onderzoeker en docent)

Het gros van de informanten heeft het gevoel dat cancel culture ertoe leidt dat burgers en politieke partijen zich genoodzaakt voelen een extremer standpunt in te nemen in discussies over gevoelige kwesties met betrekking tot grote politieke thema’s. De vraag is of burgers niet alleen tussen, maar ook binnen politieke stromingen een mate van polarisatie ervaren. Sommige informanten geven dit aan:

Tuurlijk! Als jij zelf eruit wordt geknikkerd, dan is het een natuurlijke reactie van de mens om dan ook maar extra je hakken in het zand te zetten en te denken: voor jou ga ik ook geen meter meer mijn best doen en voor jou steek ik ook niet meer de handen uit de mouwen. Weet je wat? Zak maar lekker in de stront. Ik doe mee aan de wij-zij-ik-jullie. (Koos, piloot)

Ja, als iedereen gaat haten op allemaal mini kleine stukjes, dan zou het kunnen dat je hele kleine groepjes krijgt van hele principiële mensen, die over één ding of over een aantal dingen extreem principieel denken. (Ally, advocaat)

Andere informanten stellen dat cancel culture leidt tot polarisatie binnen politieke stromingen omdat er sprake is van groepering:

Ik denk wel dat cancel culture leidt tot polarisatie binnen politieke stromingen, ja. Ik denk dat er sprake is van groepering. Ik zei net eigenlijk ook al van toen ik het over de boeren had, kreeg ik allemaal Zwarte Piet plaatjes binnen. Dat vond ik ook heel opvallend trouwens aan die situatie, waarin ik dus opgejaagd werd door een groep mensen na een optreden bij Nieuwsuur en het ging over de boeren. Ik dacht: wat kijken er veel boeren naar Nieuwsuur? Maar dat heeft allemaal niks met elkaar te maken. Het gaat om een groep mensen, die niet per se boer zijn, die zelfs niet per se een boer van dichtbij gezien hebben, maar die hebben een aantal standpunten die bij elkaar horen en dat heeft te maken met - blijkbaar - boeren, met - blijkbaar - Zwarte Piet en zo kun je er nog een paar noemen die daarbij horen. En dat vormt ook een soort van identiteit en die trekken 'en groupe' ten strijde tegen andere identiteiten. (Diana, filosoof) 32

De waarneming van deze informant is in lijn met de opvattingen uit het onderzoek van Tajfel et al. (1979) waarin zij stellen dat mensen een sociale identiteit hebben die leidt tot categorisatie, identificatie en groepsvergelijking. Het ‘en groupe’ ten strijde trekken tegen andere identiteiten – zoals deze informant het verwoordt – illustreert de voorkeur voor de eigen groep en de afkeer tegen de andere groep. Het wij-versus-zij-denken dat hieruit voort lijkt te komen, wordt door een van de informanten verklaard door het stigma over hoe men in Nederland nadenkt over discussies omtrent grote politieke thema’s:

Wat eigenlijk heel gek is, is het stigma over hoe je nadenkt over de discussie omtrent bijvoorbeeld Zwarte Piet of Black Lives Matter. Dat kan blijkbaar niet losgekoppeld worden van tot welke politieke stroming je je aangetrokken voelt. Het is natuurlijk heel gek dat als je tegen Zwarte Piet bent, dat dat in Nederland wordt gezien als: nou, dan zal je vast heel erg links zijn. Dan word je neergezet als een heel links persoon, terwijl je op bepaalde thema’s natuurlijk heel rechts kan denken. Heel vreemd dat dat meteen gekoppeld wordt aan een bepaalde politieke stroming of partij waarmee je je zou identificeren. (Jelle, redacteur publieke omroep)

De meeste informanten ervaren door de opkomst van cancel culture zowel tussen als binnen politieke partijen een mate van polarisatie. Dit komt volgens hen doordat cancel culture het innemen van een extreem standpunt uitlokt, waardoor partijen – en aanhangers van deze partijen – nog verder uit elkaar komen te staan, zodat politieke identiteiten lijken te versplinteren en het tegen elkaar opnemen in het publieke debat. 33

4. Conclusie en Discussie Deze interviewstudie heeft getracht antwoord te vinden op de vraag of cancel culture een zwijgspiraal in de hand kan werken, door na te gaan in hoeverre burgers door blootstelling aan cancel culture angstiger zijn hun opinie te uiten, een toenemende mate van polarisatie ervaren en hun online gedragingen aanpassen onder invloed van sociale media. In deze sectie zal de beantwoording van de centrale onderzoeksvraag centraal staan, door een antwoord te geven op de deelvragen. Tevens wordt kritisch gereflecteerd op de verkregen inzichten die door middel van dit kwalitatieve onderzoek zijn gegenereerd, waarna zowel theoretische als praktische implicaties worden geformuleerd. De discussiesectie sluit af met een bespreking van de beperkingen van deze studie, en een formulering van aanbevelingen voor toekomstig onderzoek.

4.1 Meerderheid Terughoudender in Uiten Opinie De eerste deelvraag van deze studie was of burgers door de opkomst van cancel culture meer angst ervaren om hun opinie online te delen, ten gevolge van een waargenomen zwijgspiraal en het risico op een trial-by-media. Met betrekking tot deze deelvraag kan worden geconcludeerd dat de ruime meerderheid van de informanten door de opkomst van cancel culture (en het daarbij behorende risico op een trial-by-media) meer angst ervaart om een opinie online te uiten. De burgers die deelnamen aan deze studie waren zich zeer bewust van het bestaan van cancel culture, zelfs zonder zelf aan het fenomeen onderworpen te zijn. Informanten ervaren de online omgeving als vijandelijk, omdat zij het gevoel hebben dat burgers online worden afgerekend op hun persoonlijke mening. Bovendien zijn burgers op de hoogte van de mogelijk grote consequenties voor degenen die gecancelled worden, zoals Johan Derksen, Jort Kelder en J.K. Rowling overkomen is. Een interessant gegeven is dus, dat louter de waarneming van een vijandige omgeving en het besef van de mogelijke consequenties van cancel culture voldoende lijken voor het toepassen van zelfcensuur. Met andere woorden: men hoeft zelf geen slachtoffer van cancel culture te zijn om zichzelf online het zwijgen op te leggen. Deze resultaten komen overeen met eerder onderzoek waarin is aangetoond dat men minder geneigd is om een opinie te uiten als men de omgeving als vijandig ervaart (Taylor & Tarrant, 2019; Hayes et al., 2006). We kunnen dus concluderen dat er in zekere zin sprake is van een zwijgspiraal: burgers met een gematigde opinie spreken zich immers niet uit in het online publieke debat, uit angst voor een trial-by-media en de waarneming van de gevolgen van gecancelled worden. 34

De burgers in deze studie gaven aan dat ze aan zelfcensuur doen door zichzelf selectief te presenteren: ze houden hun opinie over politiek gevoelige kwesties liever voor zich en houden in hun uitlatingen rekening met hun ‘denkbeeldige publiek’, ook wel imagined audience genoemd (Marwick & boyd, 2011), zodat het voldoet aan de sociale normen van dat publiek. Zo voorkomen zij dat zij online reputatieschade oplopen, wat gevolgen kan hebben voor de perceptie die anderen hebben van hun identiteit. Belangrijk is, dat er - tenminste bij de informanten uit deze studie - een link bestaat tussen de perceptie van, en angst voor cancel culture die berust op de politieke identiteit van burgers. Informanten die hun politieke identiteit wat linkser op het politieke spectrum situeerden, erkenden in mindere mate het bestaan van cancel culture en gaven – mogelijk om die reden - ook aan in mindere mate angst te ervaren om hun opinie te uiten dan informanten die aangaven zich politiek gematigd-rechtser te situeren. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat burgers die een linksere politieke ideologie nastreven zich van nature al conformeren aan de opvattingen van groeperingen die participeren in cancel culture. Dit idee sluit aan bij het onderzoek van Salomon Asch (1956) waaruit blijkt dat mensen minder snel hun opinie delen als zij een mate van discrepantie ervaren tussen de waargenomen opinie en de eigen opinie. Deze discrepantie lijkt in mindere mate te worden ervaren door burgers wier politieke identiteit wat linkser op het politieke spectrum gesitueerd is dan door burgers die hun politieke identiteit in het midden of rechts op het politieke spectrum situeren. Daar moet wel bij vermeld worden dat zelfs burgers die aangeven alert te zijn als het gaat om sociale, raciale en/of maatschappelijke ongelijkheid (cf. ‘woke’, Den Boon, 2017) online dusdanig beledigende reacties hebben gekregen op uitingen, dat ook zij terughoudender zijn geworden in hun uitingen. ‘Woke’ zijn kan zich met andere woorden ook tegen je keren: de ‘eigen achterban’ schuwt niet leden uit de ‘eigen groep’ te beledigen. Daarmee lijkt de interne competitie binnen de woke community nare vormen aan te nemen.

4.2 Werkgever Lijkt Voornaamste ‘Nightmare Reader’ Een tweede deelvraag van deze studie betreft de vraag welke rol attitudes ten aanzien van een onderwerp, persoonlijke factoren en/of morele principes spelen in de mate waarin burgers zich online censureren. Uit dit onderzoek blijkt niet meteen dat attitudes ten aanzien van een onderwerp en morele principes een rol spelen in het online censureren. Persoonlijke factoren zijn daarentegen wel belangrijk: met name toekomstige carrièreperspectieven spelen een grote rol. Collega’s en werkgevers worden door burgers 35 gezien als ‘nightmare readers’ (Marwick & boyd, 2011) en behoren dan ook tot de meest sensitieve groep van hun imagined audience. Dat betekent dat burgers in het bijzonder oppassen om geen opinies te delen in het publieke domein als deze niet aansluiten bij de sociale normen van collega’s en/of werkgevers. De reden waarom burgers in deze studie geneigd zijn online te zwijgen is met name dus een externe angst zoals het mislopen van een promotie op het werk. Deze bevinding werpt een nieuw licht op de motieven van mensen om te zwijgen. Deze bevinding staat immers tegenover eerder onderzoek waarin verondersteld werd dat de angst om je te uiten wordt getriggerd doordat men bang is sociaal uitgesloten te worden (Cialdini & Goldstein, 2004; Noelle-Neumann, 10974). Hoewel sommige informanten in deze studie zichzelf offline identificeren als ‘hardcore individual’ (Matthes et al., 2010), zijn ook zij er online minder happig op om hun opinie en groupe te delen. Een offline ‘hardcore individual’ hoeft daarom dus niet per definitie een online ‘hardcore individual’ te zijn. Informanten voelen zich in het bijzijn van ‘likeminded people’, zoals hun vriendengroep, niet geremd in het delen van hun opinie, waardoor zij offline eerder als ‘hardcore individual’ bekend durven staan. Zij hoeven offline immers niet te conformeren, omdat ze dit vanwege het delen van gelijkaardige standpunten automatisch al doen.

4.3 Voedt Cancel Culture de Polarisering van de Maatschappij? De derde deelvraag van deze studie was of burgers ten gevolge van cancel culture een toegenomen mate van polarisatie ervaren. Uit de resultaten van deze studie kan met betrekking tot deze deelvraag geconcludeerd worden dat burgers ten gevolge van cancel culture zowel tussen als binnen politieke stromingen een toegenomen mate van polarisatie ervaren. De waargenomen druk die door burgers wordt ervaren om online een extreem standpunt in te nemen, is de voornaamste reden die informanten geven voor de toenemende verdeeldheid van het online opinieklimaat. Doordat burgers met een gematigde opinie zich niet kunnen identificeren met groeperingen die een extreem standpunt uitdragen, zijn zij geneigd online te zwijgen. In lijn met de theorie van de sociale identiteit van Tajfel et al. (1979) lijken burgers dus categorisatie, identificatie en groepsvergelijking toe te passen bij de waarneming van het online opinieklimaat. Het is mogelijk dat burgers zich naar aanleiding van de categorisatie echter meestal niet identificeren met extreme groepen. Daarom is het denkbaar dat burgers met een gematigde opinie hun ‘eigen groep’ online nauwelijks gerepresenteerd zien worden, waardoor zij kunnen besluiten om hun opinie niet te delen. Dit 36 heeft gevolgen voor de aanwezigheid van burgers met een gematigde opinie in het online publieke debat. Een belangrijke kanttekening die we hierbij kunnen plaatsen, is of de ‘schuld’ van de toegenomen waargenomen polarisatie van de maatschappij volledig bij de sociale media en de algoritmes van de platformen gelegd kan worden. De algoritmes van de platformen worden immers veelal aangestuurd door menselijk gedrag: door veel te klikken op berichten die radicale uitingen bevatten, zijn burgers in zekere zin zelf medeverantwoordelijk voor het in stand houden van het gepolariseerde medialandschap. Om die reden zou een praktische implicatie van deze studie kunnen zijn dat burgers een groter bewustzijn zouden moeten krijgen van de werking van sociale mediaplatformen. De inzet van mediawijsheid hieromtrent zou kunnen zijn dat mensen begrijpen dat algoritmes van sociale mediaplatformen functioneren naargelang de gedragingen van de mens.

4.4 Is de Verharding van de Maatschappij Inherent aan het Nieuwe Verdienmodel van Sociale Media? De laatste deelvraag van deze studie betreft de rol die sociale mediaplatformen spelen in hoe burgers zich online presenteren en gedragen. Burgers zijn zich in hoge mate bewust van hun online publiek en van het ‘klevende’ aspect van sociale media. De online zelfpresentatie van burgers kan echter niet los worden gezien van de motivatie van burgers om sociale media te gebruiken, daar sommige informanten sociale media enkel gebruiken als tentoonstelling van een ideaalbeeld van henzelf, terwijl anderen ze gebruiken als politieke uitlaatklep of voor informatievoorziening. Toch lijkt het klevende aspect van sociale media voor iedereen een belangrijke rol te spelen in de online zelfpresentatie: alle informanten benadrukken immers dat het klevende aspect hen remt. Vooral het idee dat je in je eigen naam iets online zet, wat iemand later nog tegen je kan gebruiken, staat veel informanten tegen. Om te vermijden dat zij een mening zouden uitdragen die jaren later onverantwoord of ongepast blijkt, verkiezen zij liever helemaal geen mening uitdragen over politiek gevoelige kwesties. In zekere zin zou men dus kunnen stellen dat cancel culture ertoe leidt dat mensen er in het heden reeds rekening mee houden dat ze in de toekomst misschien afstand willen doen van jongere versies van zichzelf. Toekomstig onderzoek zou zich kunnen richten op de angst van burgers om hun opinie online te delen door de opkomst van cancel culture, in relatie tot het klevende aspect van sociale media en de morele evolutie die burgers al dan niet 37 doormaken doorheen de tijd.

4.5 De Zwijgspiraal 2.0 Aansluitend op de hierboven beschreven conclusies, kan een antwoord worden geformuleerd op de centrale onderzoeksvraag van deze studie: “In hoeverre hebben burgers door blootstelling aan cancel culture ervaringen die kunnen duiden op een zwijgspiraal?”. Op basis van deze studie kan worden geconcludeerd dat burgers in hoge mate een zwijgspiraal waarnemen, in die zin dat burgers met een gematigde opinie online zelfcensuur toepassen en dus zwijgen in het publieke debat. Er zijn echter belangrijke verschillen ten aanzien van wat Noelle-Neumann beschreef in 1974. De oorspronkelijke zwijgspiraaltheorie van Noelle- Neumann (1974) beschreef dat mensen geneigd zijn te zwijgen in het publieke debat wanneer zij het gevoel hebben dat hun mening tot de minderheidsopinie behoort. Dit lijkt nog steeds op te gaan voor het offline publieke debat: sommige burgers zijn immers geneigd zich te limiteren tot het delen van uitingen die ‘veilig’ zijn binnen de sociale normen van de groep omdat zij geen zin hebben in onnodige spanningen (cf. de filosofie van de lowest-common- denominator, Marwick & boyd, 2011). In de online publieke sfeer, echter, zijn de bevindingen van Noelle-Neumann (1974) niet volledig bevestigd. Daar waar burgers met een extreme opinie het vroeger niet redden in het publieke debat, lijken de extreme opinies het nu juist te winnen van de gematigde meerderheidsopinies. Er wordt in het online publieke debat met andere woorden een erg groot podium geboden aan een relatief kleine groep mensen, waardoor een grote groep die zich in het midden bevindt, zwijgt. Tevens lijken de motieven om te zwijgen te verschillen: Noelle-Neumann (1974) voert fear of isolation als belangrijkste pijler aan voor mensen met een minderheidsopinie om te zwijgen in het publieke debat. In deze studie worden daar geen aanwijzingen voor gevonden. Uit dit onderzoek blijkt immers dat burgers met name angstig zijn voor een trial-by-media en reputatieschade aan het online ideaalbeeld dat zij van zichzelf presenteren.

5. Limitaties en Aanbevelingen Met dit onderzoek heb ik geprobeerd meer inzicht te verkrijgen in het fenomeen cancel culture door interviews af te nemen bij burgers. Mijn informanten waren veelal hoogopgeleid en behoorden geen van allen tot een minderheidsgroep. Bovendien was het aantal informanten beperkt. Dit betekent dat de bevindingen van dit onderzoek niet zomaar gegeneraliseerd kunnen worden. Omdat cancel culture een fenomeen is dat de gehele 38 maatschappij raakt, zou vervolgonderzoek naar cancel culture zich kunnen richten op een grotere groep van burgers met verschillende etnische achtergronden, diverse opleidingsniveaus en een verscheidenheid aan genderidentiteit. Hoewel dit kwalitatieve onderzoek meer inhoud geeft aan verschillen in ervaringen van informanten, kan het zijn dat informanten zich door de audiovisuele opnames die gemaakt zijn, (onbewust) geremd voelden in hun uitlatingen. Omdat dit onderzoek moeilijke en gelaagde thema’s aangaat, is een anoniem onderzoek mogelijks een geschiktere methode om inzicht te verkrijgen in het fenomeen cancel culture. Op die manier zullen informanten minder geneigd zijn sociaalwenselijke antwoorden te geven. De resultaten van dit onderzoek bieden meer inzicht in de waarneming van cancel culture door burgers, alsmede in de motieven van burgers om zich online te censureren. Desondanks blijft het causale verband tussen cancel culture en het uiten van de opinie onduidelijk. De vraag ligt voor of informanten die zeggen dat zij door opkomst van cancel culture meer angst ervaren om hun opinie online te uiten, wél hun opinie zouden delen als cancel culture niet zou worden waargenomen. Toekomstig experimenteel onderzoek zou zich daarom kunnen richten op de directe samenhang van cancel culture en de bereidheid om online een opinie te uiten. Een laatste limitatie van deze studie betreft de verhouding tussen cancel culture en het gebruik van sociale mediaplatformen. Elk sociaal medium dient immers een ander doel. Zo gebruikt men Facebook om wederzijdse connecties met ‘vrienden’ op te bouwen (Ellison, Steinfield, & Lampe, 2007). Op Twitter en Instagram is er geen optie om ‘bevriend’ te worden met anderen. Twitter wordt minder gezien als een sociaal mediaplatform en meer als een micro-blogging site vanwege haar focus op informatie-uitwisseling (Kwak, Lee, Park, & Moon, 2010). Informanten die actief zijn op Twitter kunnen daarom een andere perceptie van cancel culture hebben dan informanten die alleen actief zijn op Instagram en/of Facebook. In dit onderzoek is niet naar dit verband gekeken. Vervolgonderzoek zou het type sociaal medium daarom als variabele mee kunnen nemen in het onderzoek naar de perceptie van cancel culture. Cancel culture is tot dusver weinig onderzocht in de wetenschap. Deze studie geeft inzicht in de perceptie van cancel culture door burgers en de gevolgen van de waarneming van cancel culture op hun online zelfpresentatie. Het publieke debat is grotendeels verplaatst naar de online omgeving en deze studie legt bloot dat deze omgeving geen veilige en geduldige plek is voor alle burgers die deel zouden willen nemen aan het online publieke debat. Sommige burgers ervaren door de opkomst van cancel culture een sterk toegenomen 39 mate van verdeeldheid en nemen een zwijgspiraal waar. Door het blootleggen van deze bevindingen, kan deze studie hopelijk een basis vormen voor vervolgonderzoek, en steun bieden voor concrete adviezen en richtlijnen waarmee de polarisatie van de maatschappij tegengegaan kan worden en er een gezonder opinieklimaat kan ontstaan in de online publieke sfeer.

40

Referenties Abou Jahjah, D. (2020, 9 juni). On ‘whiteness’, ‘privilege’ and other tropes of minority identity politics. EUobserver. Geraadpleegd op 13 oktober 2020 van https://euobserver.com/opinion/148587 Akyol, Ö. (2020, 15 juli). Door iemand van zijn plek te pesten, verdwijnt een impopulaire mening niet. De Gelderlander. Geraadpleegd op 23 oktober 2020 van https://www.gelderlander.nl/binnenland/door-iemand-van-zijn-plek-te-pesten- verdwijnt-een-impopulaire-mening-niet~abf53a42/ Asch, S. (1956). Studies of independence and : I. A minority of one against a unanimous majority. Psychological Monographs: General and Applied, 70(9), 1–70. Billig, M., & Tajfel, H. (1973). Social categorization and similarity in intergroup behaviour. European journal of social psychology, 3(1), 27-52. Blommestijn, R. (2020, 19 juli). Waarom de strijd tegen de ‘cancel culture’ zo belangrijk is. EW Magazine. Geraadpleegd op 1 oktober 2020 van https://www.ewmagazine.nl/opinie/achtergrond/2020/07/waarom-de-strijd-tegen- boycotcultuur-zo-belangrijk-is-767173/ boyd, d. (2007) Why youth <3 social network sites: The role of networked publics in teenage social life. In: Buckingham D (ed.) Youth Identity and Digital Media. Cambridge MA: MIT Press, 119-42. Cadsby, C. B., Du, N., & Song, F. (2016). In-group favoritism and moral decision- making. Journal of Economic Behavior & Organization, 128, 59-71. Cialdini, R. B., & Goldstein, N. J. (2004). : and conformity. Annual Review of Psychology, 55(1), 591–621. Davenport, T., & Beck, J. (2001). The attention economy: Understanding the new currency of business. Boston: Harvard Business School Press. Den Boon, T. (2017, 26 augustus). Woke gasten verrijken onze taal. Trouw. Geraadpleegd op 10 oktober 2020 van https://www.trouw.nl/nieuws/woke-gasten-verrijken-onze- taal~be1d0108/ Den Boon, T. (2020, 30 juli). Als de ‘cancel culture’ gewoon wordt, hoe gaan we die dan noemen? Trouw. Geraadpleegd op 26 september 2020 van https://www.trouw.nl/cultuur-media/als-de-cancel-culture-gewoon-wordt-hoe-gaan- we-die-dan-noemen~b5ae6da9/ 41

Ellison, N. B., Steinfield, C., & Lampe, C. (2007). The benefits of Facebook “friends”: Social capital and college students’ use of online network sites. Journal of computer- mediated communication, 12(4), 1143-1168. Evers, J. (2015). Kwalitatief interviewen: kunst én kunde. Boom Lemma uitgevers. Geling, G. (2020, 15 juli). Nederland, zeg nee tegen cancel culture. Vrij Nederland. Geraadpleegd op 23 oktober 2020 van https://www.vrij- links.nl/artikelen/opinie/nederland-zeg-nee-tegen-cancel-culture/ Glynn, C. J., Hayes, A. F., & Shanahan, J. (1997). Perceived Support for One's Opinions and Willingness to Speak Out: A Meta-Analysis of Survey Studies on the" Spiral of Silence". Public opinion quarterly, 452-463. Gonzenbach, W. J., King, C., & Jablonski, P. (1999). Homosexuals and the military: Ananalysis of the spiral of silence. Howard Journal of Communication, 10(4), 281- 296. Grzywinska, I., & Borden, J. (2012). The impact of social media on traditional media agenda setting theory: The case study of Occupy Wall Street movement in USA. Agenda setting: old and new problems in old and new media, Wroclaw. Hampton, K. N., Shin, I., & Lu, W. (2017). Social media and political discussion: when online presence silences offline conversation. Information Communication and Society, 20(7), 1090–1107. Haun, D. B., & Tomasello, M. (2011). Conformity to in preschool children. Child development, 82(6), 1759-1767. Hayes, A. F., Michael, E. H., & Scheufele, D. A. (2006). Nonparticipation as self-: publicly observable political activity in a polarized opinion climate. Political Behavior, 28(3), 259–283. Heijne, B. (2020, 25 september). In de huidige ratingcultuur is de klant koning, rechter en beul. NRC. Geraadpleegd op 26 september 2020 van https://www.nrc.nl/nieuws/2020/09/25/gij-zult-oordelen-gij-zult-cancelen-a4013600 Hornsey, M. J., Majkut, L., Terry, D. J., & McKimmie, B. M. (2003). On being loud and proud: Non-conformity and counter-conformity to group norms. British journal of social psychology, 42(3), 319-335. Huddy, L. (2001). From social to political identity: A critical examination of social identity theory. Political psychology, 22(1), 127-156. Irwin, K., & Simpson, B. (2013). Do descriptive norms solve social dilemmas? Conformity and contributions in collective action groups. Social Forces, 91(3), 1057–1084. 42

Khomami, N. (2017, 20 oktober). #MeToo: How a hashtag became a rallying cry against sexual . . Geraadpleegd op 20 september 2020 van https://www.theguardian.com/world/2017/oct/20/women-worldwide-use-hashtag- metoo-against-sexual-harassment Kim, S. H., Han, M., Shanahan, J., & Berdayes, V. (2004). Talking on ‘Sunshine in North Korea’: A test of the spiral of silence as a theory of powerful . International Journal of Public Opinion Research, 16(1), 39-62. Koekkoek, R. (2020, 16 juli). Vrije mening? Nee, afrekencultuur gaat over veranderende mores. NRC. Geraadpleegd op 18 september 2020 van https://www.nrc.nl/nieuws/2020/07/16/vrije-mening-nee-afrekencultuur-gaat-over- veranderende-mores-a4006153 Kraak, H. (2020, 1 september). Cancel Culture: verhindert uitsluiting van afwijkende meningen het debat? De Volkskrant. Geraadpleegd op 21 september 2020 van https://www.volkskrant.nl/cultuur-media/cancel-culture-verhindert-uitsluiting-van- afwijkende-meningen-het-debat~b72f4eda/ Kwak, H., Lee, C., Park, H., & Moon, S. (2010, April). What is Twitter, a social network or a ? In Proceedings of the 19th international conference on World Wide Web (pp. 591-600). Lasorsa, D. L. (1991). Political outspokenness: Factors working against the spiral of silence. Journalism Quarterly, 68(1-2), 131-140. Lucassen, P. L. B. J., & Olde Hartman, T. C. (2007). Kwalitatief onderzoek. Praktische methoden voor de medische praktijk. Martin, R., & Hewstone, M. (2001). Conformity and independence in groups: Majorities in minorities. Blackwell handbook of social psychology: Group processes, 1, 209-234. Marwick, A. E., & boyd, d. (2011). I tweet honestly, I tweet passionately: Twitter users, context collapse, and the imagined audience. New media & society, 13(1), 114-133. Maslin-Nir, S. (2020, 26 mei). White Woman Is Fired After Calling Police on Black Man in Central Park. The New York Times. Geraadpleegd op 1 oktober 2020 vanhttps://www.nytimes.com/2020/05/26/nyregion/amy-cooper-dog-central-park.html Matthes, J., Rios Morrison, K., & Schemer, C. (2010). A spiral of silence for some: Attitude certainty and the expression of political minority opinions. Communication Research, 37(6), 774-800. 43

Morgan, T., Laland, K., & Harris, P. (2015). The development of adaptive conformity in young children: effects of uncertainty and consensus. Developmental Science, 18(4), 511–24. Mortelmans, D. (2013). Handboek kwalitatieve onderzoeksmethoden (p. 563). Leuven: Acco. Musch, S. (2020, 19 juni). Adverteerders weg bij ‘VI’ om uitlatingen van Johan Derksen. NRC. Geraadpleegd op 30 september 2020 van https://www.nrc.nl/nieuws/2020/06/19/voetbalpraatprogramma-adverteerders-weg- bij-vi-om-uitlatingen-van-johan-derksen-a4003373 Noelle-Neumann, E. (1974). The spiral of silence a theory of public opinion. Journal of Communication, 24(2), 43–51. Noelle-Neumann, E. (1993). The spiral of silence: public opinion, our social skin (2nd ed.). University of Chicago Press. NOS. (2020, 4 juli). Trump over weghalen standbeelden: ‘Links wil onze helden onteren’. NOS. Geraadpleegd op 21 september 2020 van https://nos.nl/artikel/2339505-trump- over-weghalen-standbeelden-links-wil-onze-helden-onteren.html Oshagan, H. (1996). Reference group influence on opinion expression. International journal of public opinion research, 8(4), 335-354. Patton, M. Q. (2002). Two decades of developments in qualitative inquiry: A personal, experiential perspective. Qualitative social work, 1(3), 261-283. Salmon, C. T., & Neuwirth, K. (1990). Perceptions of opinion “climates” and willingness to discuss the issue of abortion. Journalism Quarterly, 67(3), 567-577. Scheufele, D. A., & Tewksbury, D. (2007). Framing, agenda setting, and priming: The evolution of three media effects models. Journal of communication, 57(1), 9-20. Scheufele, D. A., Shanahan, J., & Lee, E. (2001). Real talk: Manipulating the dependent variable in spiral of silence research. Communication research, 28(3), 304-324. Schuessler, J., & Harris, E. (2020, 7 juli). Artists and Writers Warn of an ‘Intolerant Climate’. Reaction is Swift. The New York Times. Geraadpleegd op 11 oktober 2020 van https://www.nytimes.com/2020/07/07/arts/harpers-letter.html Shamir, J. (1997). Speaking up and silencing out in face of a changing climate of opinion. Journalism & Mass Communication Quarterly, 74(3), 602-614. Sherif, M. (1954). Experimental study of positive and negative intergroup attitudes between experimentally produced groups: robbers cave study. Norman, OK: University of Oklahoma. 44

Sherif, M., Harvey, O. J., Hood, W. R., Sherif, C. W., & White, J. (2010). The robbers cave experiment: intergroup conflict and cooperation. [orig. pub. as intergroup conflict and group relations]. Wesleyan University Press. https://public-ebookcentral- proquest-com.tilburguniversity.idm.oclc.org/choice/publicfullrecord.aspx?p=776715. Slager, S. (2020, 5 september). Cancel culture bestrijd je niet met vrijheid van meningsuiting. Trouw. Geraadpleegd op 1 november 2020 van https://www.trouw.nl/opinie/cancel- culture-bestrijd-je-niet-met-vrijheid-van-meningsuiting~be870718/ Snyder, P., Doerfler, P., Kanich, C., & McCoy, D. (2017, November). Fifteen minutes of unwanted fame: Detecting and characterizing . In Proceedings of the 2017 Internet Measurement Conference (pp. 432-444). Stack, L. (2019, 19 december). J.K. Rowling Criticized After Tweeting Support for Anti- Transgender Researcher. The New York Times. Geraadpleegd op 28 oktober 2020 van https://www.nytimes.com/2019/12/19/world/europe/jk-rowling-maya-forstater- transgender.html Tajfel, H., Turner, J. C., Austin, W. G., & Worchel, S. (1979). An integrative theory of intergroup conflict. Organizational identity: A reader, 56, 65. Takken, W. (2020, 8 juli). Activisten willen niet dat Jort Kelder tv-debat over racisme leidt. NRC. Geraadpleegd op 30 september 2020 van https://www.nrc.nl/nieuws/2020/07/08/activisten-willen-niet-dat-jort-kelder-tv-debat- over-racisme-leidt-a4005344 Taylor, J., & Tarrant, G. (2019). Trial by social media: how do you find the jury, guilty or not guilty? International Journal of Cyber Research and Education (Ijcre), 1(2), 50–61. van Dam, J. (2020, 25 oktober). Cancelen is mensonwaardig. Human. Geraadpleegd op 11 oktober 2020 van https://www.human.nl/het-filosofisch- kwintet/interviews/cancelculture.html Van Dijck, J., & Poell, T. (2014). Making public social? Public service broadcasting and the challenges of social media. Television & New Media, 16(2), 148–164. Walters, J. (2020, 26 mei). Video of white woman calling police on black man in Central Park draws outrage. The Guardian. Geraadpleegd op 11 oktober 2020 van https://www.theguardian.com/us-news/2020/may/26/central-park-new-york-white- woman-black-birdwatcher 45

Willnat, L., Lee, W., & Detenber, B. H. (2002). Individual-level predictors of public outspokenness: A test of the spiral of silence theory in Singapore. International Journal of Public Opinion Research, 14(4), 391-412.

46

Bijlagen Bijlage A. Gespreksgids

1. Standaardinformatie › Voordat we beginnen, zou het fijn zijn als je even wat over jezelf zou kunnen vertellen. Wie ben je? Wat voor werk doe je? › Wat zijn je hobby’s? 2. Sociale mediagebruik › Hoe actief ben je op sociale media? › Welke sociale mediakanalen gebruik je het meest? o Waarom? › Wat post je zoal op sociale media? 3. Cancel culture › Ben je bekend met een van de begrippen cancel culture, ‘afrekencultuur’ of ‘uitsluitcultuur’? › Als jij cancel culture aan een ander zou moeten uitleggen, hoe zou je dat dan doen? › Heb je zelf ervaringen met cancel culture? Waar had je deze ervaringen? › Kun je een voorbeeld geven van bijvoorbeeld bekende mensen die ervaringen hebben met cancel culture? › Ken je mensen in je omgeving die ervaringen hebben met cancel culture? › Wat vind jij van cancel culture? › Zou je zelf participeren in cancel culture? o Waarom wel/niet? › Wat vind je ervan als anderen participeren in cancel culture? o Waarom vind je dat? › Welke positieve en/of negatieve gevolgen zie jij in de cancel culture voor het publieke debat? 4. Trial by media › Tegenstanders van de cancel culture menen dat het monddood maken van personen met een afwijkende mening veel lijkt op een trial by media. Ofwel: je wordt door (mensen die actief zijn op) de (sociale) media berecht. Hoe kijk jij hier tegenaan? › Wanneer mag iemand volgens jou worden aangesproken op zijn/haar gedrag/mening? › Heb jij het gevoel dat er snel wordt geoordeeld op sociale media als iemand zijn/haar politieke mening uit? o Waarom heb je dat gevoel wel/niet? › Vind jij het moeilijk om offline je mening te delen? › En als deze af zou wijken van de voor jouw gevoel meerderheidsopinie, vind je dat dan moeilijk? › Ervaar je door de opkomst van cancel culture meer angst om je opinie online te delen? 47

› Heb je de indruk dat attitudes ten aanzien van een onderwerp, persoonlijke factoren en/of morele principes invloed heeft op de mate waarin jij jezelf censureert? 5. Polarisatie › Ben je vertrouwd met het begrip identiteitspolitiek? o Wat betekent dat voor jou? › Denk je dat cancel culture een invloed heeft op het politieke landschap? o Op welke manier denk je dat dan? › Cancel culture wordt vaak geassocieerd met de term woke. Wat versta jij onder woke, of wokeness? › Heb jij het idee dat het woke gedachtegoed dominant aanwezig is op sociale media? › In hoeverre acht je jezelf in staat politiek gevoelige kwesties te delen? o Waarom zou je dat wel/niet doen? › Ervaar je ten gevolge van cancel culture een mate van polarisatie binnen politieke stromingen? 6. Rol van de media › Ben jij je op sociale media bewust van jouw ‘publiek’ oftewel ben je je ervan bewust wie jou volgt of volgen? o Heeft dit bewustzijn invloed op wat jij deelt? › Heb je het gevoel dat cancel culture invloed heeft op de versie die jij van je zelf presenteert? 7. Conclusie › Is er nog iets wat je graag met mij zou willen delen waar we nog niet over gesproken hebben?

8. Afsluiting Dank je wel voor je tijd en openheid. De informatie die je gedeeld hebt is zeer waardevol.

48

Bijlage B. Informatiebrief deelnemers

1. Titel onderzoek

Blootstelling aan cancel culture en de waarneming van een zwijgspiraal

2. Introductie en uitnodiging

Mijn naam is Floortje Maas en ik ben een derdejaars bachelorstudente Communicatie- en Informatiewetenschappen aan Tilburg University (Tilburg School of Humanities and Digital Sciences). Voor mijn bachelorscriptie voer ik een kwalitatieve interviewstudie uit met als doel een beter inzicht te verkrijgen in het fenomeen van de cancel culture en de sociaalpsychologische mechanismen die daar mogelijk aan gerelateerd zijn. Om dit onderzoek uit te voeren, ben ik op zoek naar participanten die actief zijn op sociale media. Je wordt bij dezen uitgenodigd om deel te nemen aan dit onderzoek. Voordat je besluit in te stemmen met deelname aan dit onderzoek, is het belangrijk dat je begrijpt waarom dit onderzoek wordt uitgevoerd en wat het onderzoek inhoudt. Neem alsjeblieft de tijd om de informatie goed te lezen. Als je vragen hebt of er is iets onduidelijk, laat het dan alsjeblieft weten. Bedankt alvast voor je tijd. 3. Wat is het doel, de achtergrond, de oorsprong en de duur van dit project?

Deze studie heeft als doel in kaart te brengen wat blootstelling aan cancel culture betekent voor de participatie van burgers aan het publieke debat. Dit zal helpen een beter inzicht te verkrijgen in de mogelijke gevolgen van cancel culture en welke sociaalpsychologische mechanismen hier een belangrijke rol in spelen. In een poging antwoorden te vinden op de onderzoeksvraag, worden diepte-interviews afgenomen bij mensen tussen oktober 2020 en december 2020. 4. Wat houdt deelnemen aan dit onderzoek in?

Als je besluit deel te nemen aan dit onderzoek, word je geïnterviewd. Omdat we momenteel niet face-to-face kunnen afspreken, zullen de interviews online plaatsvinden. Afhankelijk van jouw voorkeur, worden de interviews afgenomen via videoconferentie applicaties zoals Zoom, Whatsapp, Skype, etc. Het tijdstip waarop het interview plaatsvindt, kan in overleg met de interviewer flexibel worden gekozen. Over het algemeen hoef je enkel te praten over je ervaringen met sociale media, cancel culture, politiekgevoelige kwesties op sociale media en je participatie aan het (online) publieke debat. Het interview zal ongeveer driekwartier tot een uur duren. 49

Je hebt te allen tijde het recht om te weigeren een vraag te beantwoorden. Ook mag je op elk gewenst moment besluiten niet meer deel te nemen aan het onderzoek. Hiervoor hoef je geen reden op te geven. Tot veertien dagen na het interview mag je je terugtrekken van deelname aan deze studie en de onderzoeker vragen om je data te verwijderen (na twee weken zal de data-analyse starten). 5. Wat zijn mogelijke voor- en nadelen van deelname aan dit onderzoek?

Naar verwachting heeft deelname aan dit onderzoek geen negatieve consequenties voor deelnemers, los van de tijd die je investeert. Het voordeel van deelnemen aan deze studie, is dat je mogelijk zelf tot een beter inzicht komt omtrent je ervaringen met cancel culture en je participatie in het online publieke debat. 6. Wordt mijn interview opgenomen?

Het interview wordt opgenomen, zodat ik niet al je antwoorden hoef te onthouden en ik je eigen bewoording kan gebruiken om je te citeren. De opnames worden zo snel mogelijk na het interview omgezet in transcripten (het streven is binnen een week na het interview), en de audio- en/of beeldopnames worden direct na het transcriberen vernietigd.

7. Wat voor soort informatie wordt er gebruikt en waarom is die informatie relevant?

Jouw persoonlijke ervaringen met o.a. het gebruik van sociale media, je participatie in het online publieke debat en cancel culture zullen gebruikt worden als informatie. Deze informatie is relevant, omdat de informatie ons kan helpen een beter inzicht te verkrijgen in het fenomeen van de huidige cancel culture. 8. Wordt er discreet met mijn vertrouwelijke informatie omgegaan?

Alle informatie die we over je verzamelen, wordt vertrouwelijk behandeld. In de transcripten wordt niet je naam, maar een pseudoniem gebruikt. Mocht je tijdens het interview persoonlijke gegevens noemen (zoals je adres of woonplaats), dan worden deze gegevens verwijderd uit het transcript of ook gepseudonimiseerd. Op die manier zijn de data niet herleidbaar naar jou. De bachelorscriptie en eventuele wetenschappelijke publicaties die geschreven worden op basis van deze data, zullen gecombineerde resultaten bevatten waar quotes van jouw interview alsmede quotes van andere interviews worden samengevoegd (met pseudoniemen). De transcripten worden op een met wachtwoord beveiligde computer opgeslagen. Volgens de richtlijnen van de universiteit, wordt de data gedurende tien jaar bewaard. 50

9. Wat gebeurt er met de resultaten van dit onderzoek?

Jouw data worden gepubliceerd in mijn bachelorscriptie en kunnen gebruikt worden voor andere wetenschappelijke publicaties zoals conferentiedocumenten of wetenschappelijke artikelen die op basis van deze studie worden opgesteld. In geen enkel rapport en in geen enkele publicatie wordt jouw naam genoemd of worden gegevens genoemd die herleidbaar zijn naar jou. Als je graag een kopie zou willen ontvangen van mijn bachelorscriptie, dan kun je dat nu of op een later moment aangeven. 10. Wie heeft deze studie ethisch goedgekeurd?

Deze studie is goedgekeurd door de Research Ethics and Data Management Committee van Tilburg School of Humanities and Digital Sciences. 11. Wat als er iets fout gaat?

Als je klachten hebt over dit onderzoek, kun je in eerste instantie de onderzoeker of de supervisor contacteren. Informatie over de onderzoeker en de supervisor vind je aan het einde van dit informatieblad. 12. Contact voor verdere informatie

Bachelorstudente Floortje Maas, Bachelor in Communicatie- en Informatiewetenschappen, Department of Humanities and Digital Sciences Tel: n.v.t. Email: n.v.t. Supervisor: Associate Professor Mariek M. P. Vanden Abeele, Department of Culture Studies, Email: n.v.t. Mocht je klachten of opmerkingen hebben over dit onderzoek, mag je ook altijd contact opnemen met de “Research Ethics and Data Management Committee” van Tilburg School of Humanities and Digital Sciences via ‘n.v.t.’.

Bedankt voor je deelname aan dit onderzoek!

51

Bijlage C. Informed consent

Toestemmingsformulier voor de studie “Blootstelling aan cancel culture en de waarneming van een zwijgspiraal bij burgers” Auteur: Floortje Maas Laatst gewijzigd: 17 Oktober 2020. Met deze e-mail bevestig ik dat ik akkoord ga met alle onderstaande stellingen. Ik heb de informatie goed doorgelezen en geef hierbij toestemming deel te nemen aan dit onderzoek.

Deelname aan het onderzoek • Ik heb de informatie over dit onderzoek die mij op [15/11/2020] per e-mail is gestuurd gelezen en begrepen, en heb ruimte gekregen voor het stellen van vragen voor de start van het onderzoek. • Ik erken dat mijn deelname aan dit onderzoek vrijwillig is en dat ik te allen tijde, ongeacht de reden, het onderzoek kan verlaten zonder dat dit nadelige gevolgen heeft voor mij. • Ik erken dat ik er bewust van ben dat deelname aan deze studie betekent dat er video- /audio-opnames worden gemaakt van het interview en ik geef toestemming voor het maken van deze opnames. Daarbij geef ik toestemming voor het transcriberen van de opnames, begrijp ik dat de opnames kort daarna worden vernietigd (ongeveer binnen 7 dagen), en ben ik mij ervan bewust dat mijn data worden gepseudonimiseerd en daardoor niet te herleiden zijn naar mij persoonlijk. • Ik begrijp hoe de data van mijn interview worden verwerkt en opgeslagen gedurende een periode van 10 jaar volgens de richtlijnen van Tilburg University. Ik ga hiermee akkoord.

Gebruik van de informatie in het onderzoek Ik begrijp dat de informatie die ik geef, gebruikt wordt voor de bachelorscriptie van Floortje Maas en dat de gegevens later hergebruikt mogen worden door Floortje en haar supervisor voor wetenschappelijke publicaties.

Ik bevestig met het versturen van deze email dat ik de informatiebrief alsook deze toestemmingsverklaring nauwkeurig heb gelezen.

Naam deelnemer: Datum: