Na Vijfenzestig Jaar
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Na Vijfenzestig Jaar J Th DE SMIDT Hoogleraar Oudvaderlands Recht, Rijksuniversiteit te Leiden 20 NA VIJFENZESTIG JAAR Na Vijfenzestig Jaar J Th DE SMIDT Paul van Warmelo moet ongeveer vijf jaar oud geweest zijn toen, nu vijf en zestig jaar geleden, E.M . Meijers een overzicht gaf van de “Uitgegeven en onuitgegeven rechtspraak van den Hoogen Raad en van het Hof van Holland, Zeeland en Westfries- land”.1 Wat is er tussen toen en nu door de twee generaties tot stand gebracht en hoe is het met onze prioriteiten voor de toekomst gesteld? “De belangrijkste hulpbron om het recht van een bepaald tijdperk te leeren kennen is steeds de rechtspraak”, aldus Meijers (p. 3). Vandaag de dag voor een rechtshistori cus iets vanzelfsprekends; in 1919 een klaroenstoot, die de rechtshistorische schare toch maar langzaam in beweging bracht.2 Meijers behandelt hetgeen in het verleden aan uitspraken van Hof en Hoge Raad in extenso is gepubliceerd — waarvan de uitgave van Naeranus anno 1662 wel de be kendste is - en hetgeen in becommentarieerde vorm is uitgebracht, waarbij de na men Neostadius, Coren, Loenius, Van Bijnkershoek en Duyck om de voorrang strijden. Daarnaast bespreekt hij wat uit de archieven gepubliceerd zou moeten wor den en wat er aan juridische manuscripten voorhanden en verdwenen is. In zijn ar tikel werkt Meijers naar een climax toe, die wordt gevormd door de spectaculaire vondst van de Observationes Tumultuariae van Van Bijnkershoek en Pauw. De pub- likatie daarvan kon op gang komen “dankzij een belangrijke subsidie van het Zuid- Afrikaanse gemeenebest en de medewerking van Prof. Bodenstein voor het redac tioneel gedeelte” (p. 19). Dankzij de inspanning van velen konden de meer dan 5.000 becommentarieerde uitspraken van de Hoge Raad worden gepubliceerd en toeganke lijk gemaakt. In 1972 verscheen het laatste deel van Pauws Observationes, in 1982 nog Paul van Warmelo’s “annotationes” terwijl wij zijn “observationes selectae” nog 1. Tijdschrift voor Rechtsgeschiedenis I (1919), 400-421. Ook opgenomen in E. M. Meijers, Etudes d’histoire du droit, Leyde (1973) II, 3-20. Er wordt in de tekst verwezen naar de paginering van deze door R. Feenstra verzorgde heruitgave. 2. Eeuwfeestcongres van de Stichting tot uitgaaf der bronnen van het oud-vaderlandse recht ' Publice ren en profiteren van rechtsbronnen” in Verslagen en Mededelingen OVR Nieuwe Reeks 2 (1980), 143 pp. De Smidt 21 tegemoet zien.3 Dankzij al deze observationes zijn wij over de rechtspraak van de Hoge Raad over de járen 1704-1787 op unieke wijze geïnformeerd. Meijers memoreerde nog een manuscript, waarvan de publikatie “een belangrijke verrijking van ons bronnenmateriaal” zou betekenen (p. 13). Bedoeld is het hand schrift van Pieter Ockers, waarin 106 uitspraken van het Hof uit de periode 1656-1669 en 58 van de Hoge Raad uit 1669-1678 zijn verwerkt. Dr. Heleen Gall heeft deze ver rij kingsactie voor haar rekening genomen. Met betrekking tot de archieven van het Hof, was Meijers van mening dat “voor alles” de oudste memorialen van 1428 tot 1447 gepubliceerd moeten worden (p. 9). Hij voegde ook hier de daad bij het woord. Samen met A. S. de Blécourt maakte hij in 1929 de drie alleroudste delen toegankelijk. Dat waren drie van de dertien memo rialen die op naam van de griffier Jan Rosa staan. In de zestiger járen heb ik de eerste stenen gelegd voor de uitgave van de resterende tien delen. Dankzij de hulp van velen verschenen in 1982 de memorialen IV, V en VI. In 1985 en 1986 zullen de resterende delen het licht zien.4 Eindelijk zal dan het werk van Van Bijnkershoek en Pauw en dat van Jan Rosa volgens het plan-Meijers toegankelijk zijn geworden: oude schulden zijn voldaan; enkele witte vlekken op de rechtshistorische kaart zijn opgevuld. Zijn er nog witte vlekken, zijn er nog raadsels die opgelost moeten worden? In bij gaand overzicht is getracht visueel aan te geven welke perioden toegankelijk zijn gemaakt. De kolom van het Hof van Holland vangt aan met het jaar 1428, het begin van de Memorialen Rosa, de oudste archivalia van het Hof van Holland. De Hoge Raad- kolom begint pas in 1582, omdat in dat jaar de opvolger van de Grote Raad van Mechelen zijn werkzaamheden in het Noorden startte. Vanaf 1470 is de rechtspraak van de Grote Raad in het archief bewaard gebleven. Gezien de bekende nauwe relaties tussen de colleges hoort de Grote Raad ook in dit overzicht thuis.5 Als einddatum is 1795 aangehouden omdat de periode 1795-1838 een aparte bestudering verdient. Voor na 1838 mag ik verwijzen naar de “Guide to foreign legal materials” (1968). “Part n. Repositories of the law” by L.E. van Hoik. De getallen tussen haakjes geven het aantal zaken aan. Daarover valt te twisten, omdat er zaken zijn zonder datum, uitspraken waarvan de instantie niet is vermeld en beslissingen die meer het karakter van een resolutie dan van een sententie hebben. Bij Rosa is dan ook geen getal vermeld; bij Neostadius zijn de leenhof-zaken buiten beschouwing gelaten, maar zijn de 23 uitspraken over de huwelijkse voorwaarden bij de in totaal 129 Hoge Raad-zaken geteld. Bij de Grote Raad is geen melding gemaakt 3. Registers op die Observationes Tumultuariae van Comelis van Bijnkershoek en van Willem Pauw saamgestel deur Paul van Warmelo [Pretoria, 1982], 4. Memorialen van het Hof (den Raad) van Holland, Zeeland en West-Friesland van den secretaris Jan Rosa. Delen I, II en III. Uitgegeven en van inleiding voorzien door A S. de Blécourt en E. M. Meijers. Rechtshistorisch Instituut Leiden, serie I, nr. 1 (1929); Delen IV, V en VI. Uitgegeven door R. W. G. Lombarts, Paula C. M. Schölvinck, J.Th. de Smidt, H. W. van Soest. Rechtshistorisch In stituut Leiden, Serie I, nr. 4 (1982). 5. Th. A. Ariëns, 400 jaar Hoge Raad, Advocatenblad 1982, pp. 354-369. “ Die Hoge Raad was als appèl-college voor sententies van het Hof van Holland, Zeeland en West-Friesland ... de opvolger van de Grote Raad van Mechelen ...” p. 354. 22 NA VIJFENZESTIG JAAR 1lt28 1462 1500 50 1600 50 1700 50 1800 1839 De Smidt 23 van de Hollandse zaken die bij Nicolaas Everaerts en bij Christinaeus te vinden zijn, terwijl de sententies van de Grote Raad die bij Neostadius en Naeranus gedrukt zijn evenmin in het schema zijn verwerkt. Het overzicht heeft geen andere pretentie dan zichtbaar te maken welke perioden in het grijze en minder grijze verleden ontgonnen en bewerkt of in bewerking zijn. Wanneer men nu na vier eeuwen rechtspraak en bewerking terugziet, dan rijst het praktische probleem dat onze oude auteurs achter de horizon zijn verdwenen en niet meer in de boekhandel verkrijgbaar zijn. Veel oude boekwerken zijn even moeilijk toegankelijk geworden als de ongedrukte stukken in de archieven. Bij het opstellen van een programma dat de oude rechtspraak toegankelijk wil maken, dient met deze ontwikkeling rekening gehouden te worden. Op initiatief van Paul van Warmelo is een heruitgave van de verzameling van Neostadius “De pactis antenuptialibus” persklaar gemaakt. De Latijnse editie van 1644 is fotografisch gereproduceerd op de linkerpagina terwijl een Engelse vertaling op de rechterpagina is opgenomen. Alle verwijzingen naar de bronnen zijn op moderne wijze aangegeven. Voor zover die in het archief te vinden waren zijn ook de originele sententies en de raadkamer verslagen aan de uitgave toegevoegd. Van de 23 sententies konden er aldaar 14 worden thuis gebracht. Mocht deze formule in goede aarde vallen, dan zouden ook de andere deci- siën van Neostadius op een zelfde wijze kunnen worden bewerkt. Of een fotografische heruitgave van Coren, Duyck of Loenius verantwoord is, kan gezien de omvang van die werken, worden betwijfeld. Meer behoefte lijkt mij te bestaan aan een bundel van de 100 meest geciteerde arresten op het terrein van het Romeins Hol landse privaatrecht. Behalve de gedrukte versie, waarnaar in de literatuur wordt ver wezen, zou mijns inziens ook hetgeen het archief van Hof, Grote Raad of Hoge Raad aan wetenswaardigs met betrekking tot de desbetreffende zaak oplevert, gepubliceerd moeten worden. Uiteraard dienen de plaatsen waar en het verband waarin de uit spraak geciteerd wordt, te worden vermeld. Een moeilijkheid bij de opsporing van het honderdtal is, dat Simon van Groenewegen in zijn aantekeningen op de Inleidinge en Simon van Leeuwen in zijn Rooms Hollands Regt herhaaldelijk naar rechtspraak verwijzen die niet gepubliceerd is. De beide Simons zijn zó gezaghebbend, dat ook die ongepubliceerde uitspraken wel tot het populaire honderdtal gerekend zouden moeten worden. Als voorbeeld geef ik de casus van de baljuw van Delfland die de goederen van een zelfmoordenaar verbeurd verklaard had, hetgeen alleen dan had mogen gebeuren wanneer de zelfmoord bewust en opzettelijk zou zijn geschied. Het Hof van Holland veroordeelde dan ook bij sententie van 30 september 1616 de baljuw Jhr. Aalbrecht Storm van Wena aan de kinderen Zuydervliet alles te restitueren wat hij zonder recht tot zich had genomen. Simon van Groenewegen noemt deze sententie in zijn aantekening op de Inleidinge van Hugo de Groot, 2.1.44. Simon van Leeuwen noemt in zijn Paratitula (p. 320) dezelfde uitspraak en ook Scheltinga memoreert de casus in zijn college over de Groot’s Inleidinge ad 2.1.44. Hij noemt de casus zelfs twee maal op één en dezelfde pagina. Eerst als een voorbeeld door Groenewegen aan gehaald en daarna met de vermelding dat “in aantekeningen van goeder hand” wordt gezegd dat de baljuw ook moest restitueren “al ’t gene hij ter oorzake van dit feit [de 24 NA VIJFENZESTIG JAAR zelfmoord] dezelve erfgenamen had afgeperst” (II p. 8).6 Uit de sententie die bij mijn weten nergens is gepubliceerd, blijkt het de moeder te zijn die zich heeft “verhangen ... alleenlick uuyt phrenesie ofte andersints deur mistroosticheyt ende verdriet”.