Bodemkundig onderzoek van twee daliebulten bij enBeet s ind e Zeevang(N.H. )

J.R Mulder en L.W. Dekker

Alterra-rapport 1411,ISS N 1566-7197 Bodemkundig onderzoek van twee daliebulten bij Middelie en Beets in de Zeevang (N.H.)

J.R Mulder en L.W. Dekker

Opdrachtgevers Naam: Dienst Landelijk Gebied regio West Contactpersonen: ing. T. van der Spelt Adres: Postbus 8540

Postcode/plaats: 3503 RM Utrecht Telefoon: 030 2344537 E-Mail: [email protected]

Opdrachtnemer Alterra Auteurs: J. R. Mulder en L.W. Dekker Afdeling: Landschap en Ruimtegebruik/ Bodemkunde Telefoon: 0317-474245 E-Mail: [email protected] Vormgeving: J.Tahitu, Communication Services, Wageningen

Datum: Februari, 2007 REFERAAT

Mulder, J.R. enL.W. Dekker 2006. Bodemkundig onderzoek van twee daliebulten bij Middelie en Beets in de Zeevang. Wageningen. Alterra, Research Instituut vto r deGroen e Ruimte.Alterr a- rapport 1411, 33 blz, 9afb .

Tijdens de bodemkarteringva n de herinrichting De Zeevang boven Edam in 1994 zijn zogenaamde daliebulten ontdekt. Daarinwer d een circa 3,50 tot 4 mdi k verstoord pakket veenaangetroffen , terwijl deveendikt e direct naast de bult niet meer dancirc a 1,50 mbedroeg .Daliebulte n zijn het equivalent van daliegaten,di e zichal s depressies in kleigebieden manifesteren endi e voorheen metvee nware n bedekt. Devullin gva n twee onderz'ichte daliebulten bestaat grotendeels uit oligotroof veen, dat uit de omgeving uit mesotroof veen. Ind e loop der eeuwen isdoo r deverbeterd e ontwatering hetoligotrof e veenpakke tvrijwe lgehee l door oxidatieverdwenen .O pee ndiept eva n35-4 0c m komt ind edaliebul t van Middelie een grotere dichtheid van de grond voor en een lager organisch stofgehalte dan ernaast. Bij Beets is over het veen inclusief daliebult in de middeleeuwen een laag klei afgezet. Beide vullingen van de daliebulten bevatten door het hele profiel heen resten van oude cultuurlagen.D ebode mva nd edaliebul t bestaat uitmengse lva nteruggestor t veene nslapp e klei.E rzij ngee narcheologic a ind e onderzochte daliebulten aangetroffen.

Trefwoorden: Daliebulten,daliegaten ,D eZeevang ,Middelie ,Beets ,bodemkundi g onderzoek, oligotroof, mesotroof.

ISSN 1566-7197.

Dit rapport isdigitaa l beschikbaar viawww.alterra.wur.nl . Eengedrukt e versie van dit rapport, evenals vanall e andereAlterra-rapporten , kunt uverkrijge n bij Uitgeverij Céréalest e Wageningen (0317 46 66 66).Voo r informatie over voorwaarden, prijzene n snelste bestelwijze zie www.boomblad.nl/rapportenservice

© 2006 Alterra, Research Instituut voor de Groene Ruimte Droevendaalsesteeg 3 Postbus 47 6700 AA Wageningen Telefoon: 0317-47 47 00 Fax: 0317-4190 00 E-Mail: pQstkamer@alterrajïag-iirjil

Niets uit dit drukwerk magworde n verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt d.m.v. druk, fotokopie, microfilm of welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Alterra, noch mag het zonder dergelijke toestemming worden gebruikt voor enig ander werk danwaarvoo r het isvervaardigd .

Projectnummer 232545 [Alterra-rapport 141l/JT/02-200 7

Alterra-rapport 1411 Inhoud

1. Inleiding 7 2. Gebiedsbeschrijving 9 3. Methode van onderzoek 11 4. Resultaten van het onderzoek 15 5. Conclusies en aanbevelingen 19 Literatuurlijst 21 Bijlage 1 Boorbeschrijvingen 22

Afbeeldingen 1 Overzichtskaart DeZeevan g 8 2 BodemkaartD eZeevan g 9 3. Locatie daliebultMiddeli e 10 4 Lieselotte Meersschaert (I)e nVaness a Gelorini (r)aa nhe twer k op dedaliebul t Middelie 11 5 Locatie daliebult Beets 12 6 Fotodaliebul t Beets 13 7 Louis Dekker metd e baak 14 8 Dwardoorsnede daliebult Middelie 15 9 Dwarsdoorende daliebult Beets 16

Alterra-rapport 1411 Dankwoord

Van verschillende zijde hebben wij medewerking gekregen om dit project te kunnen uitvoeren. Dank gaat uit naar: - fam. J.J. De Boer uit Middelie en fam. A.D. Mayer uit Beets die toestemming gaven om op hun percelen onderzoek te doen. - Prof. Erik Thur van de Universiteit van Gent, vakgroep Middeleeuwse Geschiedenis; - Drs. P. Franzen uit Nijmegen voor de verwerking van de boringen en hettekene n van de dwarsdoorsneden. - P. Laan uit.Middelie , voorzitter van de Heemkundekringva n Middelie voor het verstrekken van informatie en van scans van oude foto's van het gebied.

Alterra-rapport 1411 1. Inleiding

Tijdens de bodemkartering van De Zeevang in 1994 in opdracht van DLG-Regi o West zijn meer dan 500 zogenaamde daliebulten ontdekt. De ontstaanswijze is identiek aan die van daliegaten. Omdat de daliebulten als gevolg van grootscheepse egalisaties van percelen worden bedreigd, heeft DLGregi o West aanAlterr a opdracht verleend om een archeobotanisch en bodemkundig onderzoek uit te voeren naar het ontstaan en de inhoud van daliebulten. Het veldwerk, laboratoriumonderzoek en de rapportage heeft in 2006 plaatsgevonden. De uitkomsten van het onderzoek zullen worden gebruikt bij het uitzetten van een strategie voor nader onderzoek zowel binnen als buiten de herinrich­ ting Zeevang. Het onderzoek werd gefinancierd door het Ministerie van LNV, via het BOcluste r Vitaal Landelijk Gebied, thema Landschap.

Daliebulten hebben een doorsnede vanzo' n 5 meter en zijn opgevuld met een circa 3,50-4,00 m dik verstoord pakket veen. Bij de boeren staan ze bekend als Veenkringen'.Vanweg e de grote, historische betekenis verstrekte de Dienst Landelijk Gebied regio West aan het toenmalige Staring Centrum (nuAlterra ) een aanvullende opdracht om de daliebul­ ten te inventariseren (Mulder enVa n Steenbergen 1995). Een eerste artikel over daliebulten verschijnt volgend jaar in het Historisch Geografisch Tijdschrift (Mulder 2007 i.v.)

Projectdoelstelling De doelstelling van dit project is: 1. Inzicht te krijgen in het natuurlijke- en cultuurlandschap van de Zeevang rond 1000 na Chr. Welke vormen van akker- enweidebou w hebben in De Zeevang plaatsgevonden? 2. Tot hoever hebben de veenmosveenkussens en daarmee de akkerbouw zich in de Zeevang uitgestrekt? 3. Waar bevonden zich de akkerbouwcomplexente n opzichte van de nederzettingen in de Zeevang? 4. Hoe is het geomorfologische verschijnsel van de daliebulten te verklaren?

Projectteam Het archeobotanisch onderzoek is in 2006 uitgevoerd door respectievelijk drs V. Gelorini van de Universiteit van Gent (vakgroep Middeleeuwse Geschiedenis) en Drs L. Meersschaert van de Archeologische Dienst Waasland uit St. Niklaas. Het bodemfysisch onderzoek werd verricht door dr L.W. Dekker enJ.R . Mulder (projectleider) vanAlterra . De resulta­ ten zijnvastgeleg d intwe e afzonderlijke rapporten, (Gelorini enVa n Meersschaert 2006) enhe t onderhavige rapport.

Verder is in december 2006 opdracht verleend aan M. van Strydonck van het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatri­ monium te Brussel voor C14-onderzoek naar 4 veenmonsters. De resultaten hiervan verschijnen in april 2007.

Alterra-rapport 1411 Slingerdijk

veenstroom

achtergrensorrtginningsblo k

O O o O O veenterpjes

dijk

gebiedenme t relatief weel dali bulten

's y\ buitendijkse gebiedeno f koge

•• • » i - secundairebewonings-a s

A /\' geologische dwarsdoorsnede

|i|. drooggemaaktebrake n O 0.5 l km

Afb.1. OverzichtskaartDe Zeevang.

Alterra-rapport 1411 ?. nehifidsheschrijving

Het herinrichtingsgebied Zeevang ligt ingeklemd tussen het IJsselmeer en de Beemster met de Oudendijk (Westfriese Omringdijk) als noordgrens en het stadje Edam met het Edammer dijkje als zuidgrens. Oosthuizen, Beets, Warder, Middelie en zijn de voornaamste dorpen (afb. 1). Inhe t binnendijkse gebied komen overwegend veengronden voor, in de voormalige kogen moerige gronden en langs de IJsselmeer Dijk zogenaamde braakgronden (afb. 2).

Afb.2. BodemkaartDe Zeevang.

Alterra-rapport 1411 Vóór de ontginning bestond De Zeevang uit enkele veenmosveenkoepels, die begroeid waren met heide en berken en die via veenstroompjes als de Kromme Ue en de Kerspe (bij Beets) afwaterden op het Almere. De eerste bewoners vestigden zich tussen de 9e en 11e eeuw op huisplaatsen op de veenkoepels. Vanuit de veenstroompjes werd het gebied in de lle/12e eeuw ontgonnen en ontstond een strookvormig verkavelingspatroon.

Na de ontginning begon het proces van maaivelddaling door oxidatie als gevolg van de verbeterde ontwatering (Borger 1975) en door bemesting van kalkrijke klei. De uitbreiding vanAlmer e naar Zuiderzee ging ten koste van grote delen ontgonnen landva n de nederzettingen Scharwoude, Etersheim enWarder . Via de benedenloop van de veenstromen als de Kromme Ye drong het Zuiderzeewater het gebied binnen. Langs de oevers kwam klei tot afzetting. Omstreeks 1200 kwam de bedijking van de Polder Zeevang tot stand.Tusse n de Slingerdijk en de Oudendijk bleef een brede strook onbedijkt land over, de Polder Beetskoog en Koogpolder. Bij hoge Zuiderzeestanden overstroomden deze gebieden envon d het overstromingswater zijn weg van de Zuiderzee naar de uitdijende Beemster. Uiteindelijk zijn de kogen in de 14e eeuw bedijkt.

De Zuiderzeedijk is talloze malen bij stormvloeden doorgebroken, waarbij doorbraakkolken werden gevormd, de bra­ ken. Een aantal van de braken zijn drooggemaakt zoals de Etersheimerbraak en de Heintjesbraak bovenWarder . Ze bestaan uit klei-afzettingen van de Oude Blauwe Zeeklei. Daarin komen veelal daliegaten voor (Mulder enVa n Steenber­ gen 1995).

V

1 .'•Wjlblfc*' «h'tllM •> V -*•«*-•-, ; *—-i: - / A-V "~"—-—J .—T- . t . * 'ljMqt»_n IWIUM Iktaft^tyiiu , 4' / ^V ! ~* * Hriiii*iMFAvb>NlM i f I . *>• $£• •!-.• v j '•- . -,

Ä ' •- N^-£^V *"" *- "'S

,WM 9 j»PWW•. , j1..J » »«—.» .,

it*.- ' f, •?.'/. • , »il-"" !•' "«"•.' ƒ € ••«•• ' /v^ ^ s» •«f ÉMIM mir i •—•«• « * ' '/ ,«^

/tfb.3 . Locatie dakiebultMiddelie.

10 Alterra-rapport 1411 3. Methode van onderzoek

Voor de keuze van een geschikte locatie voor de bemonstering van één of meer daliebulten is eerst de bodemkaart van De Zeevang (afb. 2; Mulder enVa n Steenbergen 1995) geraadpleegd. Daarna hebben we in de winter van 2006 verspreid in het gebied naar geschikte locaties gezocht en dan vooral naar percelen met daliebulten die niet waren geëgaliseerd. Sinds de opname van de bodemkaart in 1994 zijntalloz e percelen geëgaliseerd. Vervolgens hebben we in een aantal daliebulten boringen verricht om te beoordelen of er restanten van een oude cultuurlaag aanwezigwaren . Daarna hebben we in eerste instantie één locatie uitgekozen voor bemonstering,namelijk op het bedrijf van fam. J.J . de Boer in Middelie. De locatie bevindt zich in het voormalige binnendijkse gebied van De Zeevang even ten noorden van de Klemweg en maakte destijds deel uit van een veenmosveenkoepel. Evente n westen van dit punt bevindt zich een aantal middeleeuwse huisplaatsen.

Afb.4. Lieselotte Meersschaert (I) enVanessa Gelorini (r) aan het werkop daliebult Middelie.

Naar aanleiding van de eerste voorlopige, doch veelbelovende resultaten van het archeobotanisch onderzoek heb­ ben we in april 2006 eentweed e locatie voor bemonstering geselecteerd. Het betreffende perceel ligt in Beets in het voormalige buitendijkse gebied, de Polder Beetskoog en is eigendom van de fam. A.D. Mayer.

Alterra-rapport 1411 11 Voor de beschrijving van de methode van bemonstering voor het palynologische onderzoek en dat naar zaden en macroresten en de uitkomsten van het laboratoriumonderzoek verwijzen wij naar Gelorini en Meersschaerts (2006).

In het voorjaar van 2006 hebben we eentweed e verkenning gedaan naar de aanwezigheid van daliegaten en daliebut- ten zowel binner net gebied van de Zeevang als ook daarbuiten tot aan de Wogmeer inWest-Frieslan d aantoe .W e hebben een aantal percelen met daliegaten bezocht, die uit eerder bodemkundig onderzoek bekend waren. Hieruit bleek dat een aantal van die percelen inmiddels is geëgaliseerd. Ook op verschillende percelen met daliebulten inD e Zeevang waren tijdens onze verkenning egalisatiewerkzaamheden aan de gang.

Afb. 5. Locatiedaliebult Beets.

12 Alterra-rapport 1411 Mb. 6. DaliebultBeets.

Alterra-rapport 1411 13 Bodemkundig onderzoek inde daliebulten van Beets en Middelie Uiteindelijk hebbenw egekoze nvoo r eenbooronderzoe k opd eple kva nd etwe eeerde r geselecteerde daliebulten voor hetarcneobotanisc honderzoek .W ehebbe ni ntotaa l 37 boringenverrich tto t eenmaximal e diepteva n50 0cm . Deafstanr itusse nd eboringe nbedroe g 25to t 50cm .D eboorstate n zijni nbijlag e 1 opgenomen.

Wehebbe nd erelatiev e hoogte omd e 25 cmme tee nwaterpa s ingemeten. Degegeven sva nMiddeli ezij nvi ad e AHN (Algemene Hoogtekaart Nederland)o pee nhoogt eva ncirc a 2,00 m - NAPgesteld ,di eva nBeet so p 1,80 m - NAP. Wehebbe nva nelk e daliebultee ndwarsdoorsned e gemaakt(zi ehoofdstu k 3).

Bodemfysisch onderzoek Middelie Ine nnaas td edaliebul tva nMiddeli e hebbenw ei naugustu s 2006 negengrondmonster s genomenvoo r debepalin g vanhe tvochtgehalte ,d edichthei dva nd egron de nhe t organische stofgehalte. Degrondmonster s zijngenome ni n 100 cc ringen,waarva ndri e monsters op 3540 cmdiept e inhe tveraard e veenva nd edaliebult , drie monsterso p 25-30c me ndri emonster so p354 0 cmdiept e inhe tverweerd evee nnaas td edaliebult . Voor hetbepale nva nhe tvochtgehalt e zijnd eringe nme tveldvochtig e grondgewogen ,gedroog d inee nove nbi j 105 gradenCelsiu se nwee r gewogen.He tverschi l ingewich tgeef t indi t gevalhe taanta lgramme nvoch t per 100 ccwee r endaarme e hetvolumetrisc hvochtgehalt e vand egrond .Ui the tdrog e gewichtva nhe tringmonste r kand edichthei d ingrammen/cm 3worde nberekend .He torganisch e stofgehalte vand emonster s isbepaal daa nhe tgewichtsverlie s tussenhe tgedroogd e monster bij 105grade nCelsiu se nhe tgewich t nagloeie ni nee nmoffelove n bij 550grade n Celsius.

Afb. 7.Louis Dekker met de baak.

14 Alterra-rapport 1411 4. Resultaten van het onderzoek

Afbeelding 8 en 9 geven een dwarsdoorsnede van respectievelijk de daliebult van Middelie enva n Beets weer. Bij een vergelijking van de twee daliebulten valt op, dat bij Beets sprake is van een dunne kleilaag die zowel over het ongestoorde pakket veen als over de daliebult is afgezet. Aan de westzijde is de kleilaag waarschijnlijk destijds door baggerwerkzaamheden vermengd met veen. Bij Middelie ontbreekt een dergelijke kleilaag. Verder blijkt de hoogte van de daliebulten t.o.v. van de naaste omgeving bij Middelie vrijwel gelijk te zijn. De bult komt hier tot uiting vanwege de aanwezigheid van de lagergelegen greppelAring, die de daliebult omringt. Bij de daliebult van Beets ligt het hoogste punt van de bult circa 15 cm hoger dan de naaste omgeving. Verder bleken op beide percelen naast de daliebulten een grillig patroon van ondiepe greppeltjes en ruggetjes voor te komen,waarva n we de ontstaanswijze nk:t hebben onderzocht. Het perceel van J.J . de Boer is na ons onderzoek geëgaliseerd. De ervaring leert, dat de daliebulten ongeveer vijfjaar na egalisatie weer in het terrein zichtbaar worden1. Hieronder volgt een korte toelichting op beide dwarsdoorsneden.

Daliebult van Middelie

4 56 78 9 10 11 20 12 19 13 14 15 16 17 18 boringen I I I I I I I I I I I I I I I I I •2 NAP

-3

-4-

Oorspronkelijke lagen Middelie Teruggestorte lagen Middelie -5 1= zwartevenig e bovengrond a= zwarte venige bovengrond 2= donkerbruin verweerdvee n b= donkerbruin verweerd oligotroof veen 3= bruin mesotroofvee n c= bruinverweer d oligotroof veen 4= mesotroof tot eutroof veen d= overwegend oligotroof veenme t resten 5= rietklei van cultuurlaag 6= kalkloze zwarekle i e= bodem daliebult met klei-,veen- ,e n •7 - 7= kalkrijke zavel enkle i cultuurlaag

—f— 10 11 mater«

Afb. 8. Dwarsdoorsnede daliebult Middelie.

Aan weerszijden van de daliebult vinden we de normale gelaagdheid van de zeeklei-afzettingen en het veen, dat zich daarop heeft ontwikkeld, namelijk kalkrijke zavel en lichte klei, afgedekt met een laag kalkloze, zware klei, waarop zich een dunne laag zwart tot donkerblauwe rietklei heeft gevormd. Daarop komt bruin, gereduceerd mesotroof veen voor, dat naar boven toe sterk is verweerd. De bovengrond bestaat uit zwarte, venige klei.

De bovengrond van de daliebult bestaat uit een laagveraard , overwegend oligotroof veen, afgedekt met een laag venige klei tot venige klei. De vulling is opgebouwd uit teruggestort veen, waarvan het merendeel uit oligotroof veen bestaat met heidetakjes, wollegras enveenmos . Verder komt er bruin, mesotroof veen in voor, maar ook resten van de oude cultuurlaag, die uit zwart veraard veen bestaat. Plaatselijk is het veen verontreinigd met wat kleiresten (oude blauwe zeeklei). De bodem van de daliebult bestaat uit een mengsel van teruggestort veen en slappe kalkrijke zavel en kalkloze klei, waarin ook resten van een oude cultuurlaag zijn aangetroffen. De doorsnede van de daliebult bedraagt ongeveer 5,5 meter inclusief de omringende greppel. De daliebult loopt taps toe met links een aantal inkepingen tussen ca 1 en 2 m- mv. alsof men daar bij het graven enkele treden heeft gemaakt om verder te kunnen graven2. De daliebult is ruim 4,00 m diep en heeft onderin een doorsnede van ruim 1 m.

1Mondeling e mededeling van J.J. de Boer. 2Vrijwe l zeker hebben zich meerdere treden in het gat bevonden. Door oxidatie van het bovenliggende veen zijn vanzelfsprekend ook de bovenste treden verdwenen

Alterra-rapport 1411 15 Daliebultvan Beets

Aan weerszijdenva nd edaliebul tvinde nw ed enormal egelaagdhei dva nd ezeeklei-afzettinge n endaaro p hetveen ,da t zichheef t ontwikkeld.I n tegenstellingto t dedaliebul tva nMiddeli eblijk thie r eendunn elaa goligotroo f veeno phe t me- sotrofevee nvo c tekomen .Verde ri she tveengebie doverstroom d vanuitd eZuiderzee ,waarbi jee ndunn elaa gkle i over hetvee ni s afgezet.Aa nd enoordzijd e ontbreekt dekleilaag ,o f isz odun ,da tw edez evanweg e deschaa lnie to p dedwarsdoorsned e hebbenkunne nweergeven .D evullin gva nd edaliebul tbestaa tvoo r hetmerendee l uitteruggestor t oligotroof veenme treste nva nd eoud ecultuurlaag ,verde r hebbenw ee r naastmesotroo fvee noo k (sloot)bagger inaangetroffen .Onderi nd evullin gkom tee nmengse lva nkalkloze ,zwar e blauweklei , kalkrijke zavele nkle ie nvee n voor, plaatselijk metreste nva nee noud ecultuurlaag . Dedoorsned eva nd edaliebul tbedraag tongevee r 6 meter inclusief deomringend egreppel .D edaliebul t loopttap s toe metaa n weerszijdeno pc a 1m - mv.eeninkeping ,also f mendaa rbi jhe tgrave nee n trede heeftgemaak t(zi eoo k noot2) .D edaliebul ti songevee r 3,50 diepe nheef tonderi nee ndoorsned eva nca .3, 5 tot4 meter.

12 3 4 56 78 910 11 12 1314 1516 17 18 19 boringen I I I I I I I I I I I I I I I I I I I mv — MÜWi'HHHIHH^a 3 ' ^\ a - / / ^"""v ^-' '" d ^~" -—•**\fc^ y y ~ -1 - 5 ~" ~- BBclB y^Y ^^^p^pjp^lBP||K " c " .'. 8 \% -2 - ~M Oorspronkelijke lagen Beets 9 £C]f Teruggestorte lagen Beets a= 1= zwarte venige bovengrond ^SM^S zwarte venigekle i y^ b= zwart veraardvee n -3- 2= dunnekleilaa g (Zuiderzee) 3= verweerd mesotroof veen .J' c= bruin veraard oligotroof veen 4= bruinmesotroo f veen d= donkerbruinverweerde- ,venig ekle i *c e= bagger 5= bruinmesotroo f tot eutroofvee n f= resten vanoud e cultuurlaag -4- 6= rietklei 7= kalkloze zware klei g= bruin mesotroof enoligotroo f veen- ei 8= kalkrijk zavel enkle i resten vanoud ecultuuriaa g

-5 -

-6-

1 "'T i i i i 1 i 1 i i i i 0 12 3 4 5 6 7 8 9 10 11 meters

Mb. 9. Dwarsdoorsnede daliebultBeets.

16 Alterra-rapport 1411 Het bodemfysisch onderzoek

Uit hetbodemfysisc h onderzoek van dedaliebul t uitMiddeli e blijkt het volgende: Drie monsters uitd e daliebult zelf, zijn genomen opee n diepte van 3540 cmme t veraard veen:

Vochtgehalte Dichtheid Organische stofgehalte Vol.% g/cm3 % 1 64.6 0.30 67.8 2 60.3 0.27 60.5 3 66.0 0.31 67.0

Drie monsters naast dedaliebult , genomen opee n diepte van 25-30 cmme t verweerd, kleiig veen 1 61.7 0.34 56.7 2 52.8 0.35 55.0 3 53.4 0.37 51.8

Drie monsters naast de daliebult, genomen opee n diepte van 35-40 cmi nverweer d veen 1 55.8 0.13 74.5 2 61.4 0.17 75.6 3 63.4 0.18 73.6

Op een diepte van 3540 cmkom t ind edaliebul t een grotere dichtheid van degron d en een lager organisch stof­ gehalte voor dan ernaast.

Alterra-rapport 1411 17 5. Conrtiisifis en aanbevelingen

Uit het onderzoek blijkt, dat de vulling van beide daliebulten grotendeels uit oligotroof veen bestaat en dat ernaast mesotroof veen voorkomt. Met andere woorden na de kleiwinning hebben de boeren de put dichtgegooid met het op de kant gezette veen. Dat bestond voor het grootste deel uit oligotroof veen. Ind e loop der eeuwen is door de verbe­ terde ontwatering het oligotrofe veen in de omgeving en de bovenkant van hetteruggestort e veen vrijwel geheel door oxidatie verdwenen. Deveenlage n boven de gereduceerde zone bestaat in de daliebulten voornamelijk uit veraard veen en ernaast uit verweerd veen. Op een diepte van 3540 cm komt in de daliebult een grotere dichtheid van de grond en een lager organisch stofgehalte voor dan ernaast. Eenverklaring voor het verschil in dichtheid kan zijn, dat het veen bij het terugstorten flink is aangestampt. Hierdoor verloopt het oxidatieproces mogelijk langzamer dan bij het ongestoorde veen in de directe omgeving met als resultaat de vorming van een bult. Direct onder de bovengrond komt bij Beets een dunne kleilaag voor, die zich over de daliebult uitstrekt. De kleilaag is overigens in de gehele Beetskoog over het veen afgezet (Mulder enVa n Steenbergen 1995). Bij Middelie ontbreekt een dergelijke kleilaag. Kennelijk was het gebied van de Zeevangtoe n al bedijkt, terwijl de Beetskoog nog als overstro- mingsvlaktefungeerde . Vanuit het zuiden is vóór de bedijking langs de oevers van de Kromme Ye over het veen klei afgezet. De veenkoepel van Middelie lagt e hoog om overstroomd te worden.

Beide vullingen van de daliebulten blijken door het hele profiel heen resten van oude cultuurlagen te bevatten. Daarvan zijn er een aantal bemonsterd en onderzocht op pollen en macroresten en zaden (Gelorini en Meersschaert 2006).

Bij Beets hebben wij op twee plekken in de vulling van de daliebult (sloot)bagger aangetroffen. Mogelijk is het materi­ aal afkomstig uit een nabijgelegen middeleeuwse sloot, die destijds geschoond werd.

De bodem van de daliebult bestaat uit mengsel vanteruggestor t veen en slappe klei. Daarin komt relatief veel kalkloze klei voor. Het lijkt erop, dat de boeren dit materiaal niet geschikt vonden als meststof voor hun akkers (te zuur?) en het daarom hebben teruggestort.

Er zijn geen archeologica in de onderzochte daliebulten aangetroffen.

Beide onderzochte daliebulten lopen naar beneden taps toe, de ene meer dan de ander.

De inkepingen (bij Middelie aan één kant, bij Beets aan beide kanten) lijken te wijzen op het maken van treden om vandaar uit verder te graven. Met wat voor gereedschap de boeren het veen hebben opzij gezet en de klei hebben gewonnen is niet bekend. Mogelijk dat in die periode de baggerbeul is uitgevonden.

Daliebulten en ook daliegaten vormen waardevolle, kleine landschapselementen, waarvan de inhoud ons niet alleen veel inzicht kan verschaffen in het ontstaan van het natuurlijke veenlandschap van Noord-Holland, maar juist ook van het middeleeuwse cultuurlandschap. Vooral de daliebulten met de relatief hoge kwaliteit van hetteruggestort e veen zijn dankbare objecten voor nader bodemkundig, palynologisch, ecologisch, archeologisch en C14 onderzoek. De egalisaties en de ontwatering (onderbemaling)va n De Zeevang vormen een bedreiging voor het micro-relief, waaron­ der daliebulten.

Om meer inzicht te krijgen in het ontstaan van het micro-reliëf van veenweide percelen is nader bodemkundig en arche­ ologisch onderzoek gewenst. Daarbij zijnvraaggesprekke n met oude boeren, arbeiders, polderwerkers etc. van 'De Zeevang' over hun bedrijfsvoering als voorbereiding van bovengenoemd onderzoek van belang. Dit geldt ook voor het verrichten van historisch onderzoek (al dan niet in samenwerking met de historische verenigingen, waterschappen en universiteiten) zoals het bestuderen van oude kaarten, luchtfoto's, literatuur, oude foto's en het houden van interviews etc.

Uiteindelijk zal een algehele inventarisatie van daliegaten en-bulte n in Noord-Holland kunnen leidento t een reconstruc­ tie van het natuurlijke substraat enva n het cultuurlandschap van Noord-Holland en in het bijzonder van 'De Zeevang' tijdens het begin van de ontginningsperiode.De uitkomsten van het onderzoek kunnen als basis dienen voor beleid en planvorming.

Alterra-rapport 1411 19 iteratuur

Borger, G.J., 1975. DeVeenhoop . Eenhistorisch-geografisc h onderzoek naar het verdwijnen van het veendek in een deel vanWest-Friesland . Amsterdam.

Borger, G.J., 1977. De ontwatering van het veen:ee n hoofdlijn in de historische nederzettingsgeografie van Nederland. K.N.A.G. Geografisch Tijdschrift XI, 5: 377-388.

Dekker, L.W. (1972). Daliegaten in Noord-Holland. Boor en Spade 18: 115-126.

Dekker, L.W. (1974). Duizendjaa r modderen inWest-Friesland . West-Frieslands Oud en Nieuw 41: 235-250. Wageningen.

Dekker, L.W. (1981b). Daliegaten en kleiputten in het Hollands-Utrechtse veengebied. Boor en Spade 20: 72-88. Wageningen.

Edelman, T. (1958). Oude ontginningen van de veengebieden in de nederlandse kust->strook. Tijdschrift voor economi­ sche en sociale geografie 49: 239-246. Rotterdam.

Gelorini, V. en L. Meersschaert (2006). Opkomst van de landbouw in Polder De Zeevang in de 10de eeuw. Archeo- botanisch onderzoek vantwe e veenkringen/daliebulten (Middelie en Beets). Universiteit van Gent/ Archeologische DienstWaasland . St. Niklaas.

Mulder, J.R. E.A. (1983). Ruilverkaveling De Gouw. Bodemgesteldheid en bodemgeschiktheid. Wageningen, Stichting voor Bodem-ikartering. Rapport 1597.

Mulder, J.R. enT . van Steenbergen (1995). De bodemgesteldheid van het herinrichtingsgebied Zeevang. Resultaten van een bodemgeografisch onderzoek. Wageningen. Staring Centrum. Rapport 403.

Zagwijn, W.H.e n CJ. van Staalduinen (eds.) (1975). Geologische overzichtskaarten van Nederland; kaarten, profielen entoelichting . Haarlem, Rijks Geologische Dienst.

Alterra-rapport 1411 21 Bijlage 1 Boorbeschrijvingen

Middelie

org. Diepte stof lutum in cm-mv horizont (%) (%) M5 0 Ca R opmerkingen

boring 1 0-20 1A1 27 venige klei zode watfirafstntfind 20 - 50 1Cw1 rietzeggeveen verweerd, heterogeen 50-70 1Cw2 rifit7enneveen iets verweerd rietzeggeveen met veel shag, bruin meer naar beneden 70-90 1Cr meer riet 90 - 100 2Cr zwart rietveen met veel klei 100-125 3Cr1 45 1 2 blauwgrijs kalklnos 125-160 3Cr2 32 3 3 hlauwgrijs kalkrijk 160-300 3Cr3 22 4 grijs gevlekt 300 - 500 304 2 28 3 3 donkergrijs

boring 2 1 meter 0-25 1A1 venig e klei 25 - 55 Cw1 vprweerd rierzegge donkerhmin 55-70 1Cw2 harfverweerri rietzeggeveen 70-90 1Cr rietzeggeveen 90-100 2Cr riptvpen met klei zwart (donkergrijst 100-120 3Cr1 45 1 ? kalkloze klpi 120-160 3Cr2 30 3 ? kalkrijke klei 160-200 3Cr3 , 20 3 3 kalkrijke zware zavel

boring 3 2 meter 0-25 1A1 27 vfinige klei, haksteen 25 - 50 1Cw1 verweerd (riet) zeggeveen 50 - 75 1Cw2 lirht verweerd rietzeggeveen 75 - 95 1Cr rietzeggeveen hniin 95-100 2Cr rietklei 100-115 3CM 40 1 2 kalkloze klei 115-160 3Cr2 30 3 3 kalkrijke klei 160-200 3Cr3 23 3 4 kalkrijke zware zavel 200 > 400 3Hr4 1 30 3 kalkrijke klei

boring 4 3 meter 0-15 1A1 30 venige klei 15-30 1A2 zwart, geoxydeerd 30 - 70 1Cw verweerd veen, rietzeggeveen 70-105 2Cr rietzeggeveen bruin 105-115 3Cr1 zwarte rietklei kalkloos 115-125 40 1 7 kalkloze klei 125-420 3Cr3 30 3 4 kalkrijke klei iets gelaagd 420 - 500 3Cr4 3 20 3 4 kalk met schelnamis

22 Alterra-rapport 1411 375 r.m (net na ring) boring 5 venige klei o-?o lal. ?o- so 1Cw1 geoxydeerd zeggeveen 50-70 1Cw2 zeggeveen 70-90 2CM zeggeveen. bruin 90- 13S 2Cr2 rietzeggfiveen, hrnin 135-170 _33_ kalkrijke klei, allochtoon 3Cr + 170 - 190 2C_ veen fin klei, gemengd met brokken A1 190-400 4Cr_ .30. kalkrijke klei

350 cm boring 6 Q-25 1A1 JML- venige klei 25-60 1Cw1 zwartverweerri veen mfit rietrest fin heidetakjes 60-75 1Cw2 verweerd zeggeveen heterogeen zwart, bruin 75-120 1Cr1 shag, zeggeveen; met donker laagje A1 niet in situ 120-170 10r? rietzeggeveen allochtoon 170-200 ir.ifl klei kalkloos + veenriet verweerd ?00 - 300 2Cr_ _3Ü resten klei

375 cm boring 7 0-15 1A1 32. venige klei, droog 1^-50 1Cw1 zwart veraard veen mosveen, lok, heidetakjes, geoxydeerd met wat 50-70 1Cw? rietstengels 70 -195 1Cr1 mosveen + zegge en iets riet en waterdrieblad 195-215 1Cr2 teruggestort veen en klei 215>300 2Cr3 30 kalkrijke klei

400 cm boring 8 0-?0 1A1 venige klei ?0 - 50 1Cw1 verweerd veen zwart heidetakjes mos 50-70 1Cw? verweerd veen geoxydeerd 70 -180 l£r_ gfioxydfifird lok en zeggeveen 180-775 1Ahr oiideAl, zwart 775 > 300 2CJL .20. kalkrijke klei

450 cm boring 9 0-20 1A1 venig klei 20-65 1Gw _S5. geoxydeerd zwart veen R5-130 1CM rietzeggeveen bruin en heidetakjes geoxydeerd 130-300 1££2_ los verweerd veen (zegge) zwart tot bruin klei fin zwart veen, mns en heidetakjes 300 - 3?0 1Cr3 320> 500 2Cc_ _aa kalkrijke klei, zavel

Alterra-rapport 1411 23 boring 10 500 r.m o - 25 1A1 venige klei 25-fiO 1Cw1 7wart geoxydeerri veen 60 - 75 1Cw2 verweerd veen amorf 75 - 330 1Cr1 amorf veen, mosveen en zeggeveen 330 - 350 1Cr2 klei met veen 350 > 400 2Cr 30 3 kalkrijke klei

boring 11 550 r.m 0-20 1A1 venige klei 20-50 1Cw1 veraard veen 50 - 80 ir,w2 verweerd amorf veen 80 - 200 1Cr1 amorf veen verweerd verweerd veenmosveen en heidetakjes gelaagd met 200 - 340 102 amorfe lagen 340 - 405 1Cr3 klei en veenlagen! 405> 500 2Cr 30 3 kalkrijke klei

boring 20 (tussen 11 en 12 in) 0-25 1A1 venige klei 25 - fi5 1Cr1 veraard veen fi5 - 80 1Cr2 » amorf verweerd 80-310 1Cr3 genxydeerd amorf (mos en zegge) en haggerachtig 310-400 1Cr4 klei en veen 400 - 430 ?Cr 30 3 3

boring 12 R50 nm 0-15 1A1 venige klei 15-70 1Cw veraard veen 70 -95 ir.r1 verweerd amorf veen 35-180 1Cr2 mosveen zeggeveen rietstengels hmin 180 - 200 1Abr onrieAl 200 - 2fi0 2Cr1 los zeggeveen 2R0 - 320 2Cr2 amorf veen 320 - 405 2Cr3 gelaagd klei en veen 405 - 500 3Cr 30 3 kalkrijke lichte klei

boring 19 700 r.m (tussen 12 en 13 in) daliehnlt 0-25 1A1 venige klei 25 - 50 1Cw1 veraard 50 - 75 1Cw2 verweerd mosveen

24 Alterra-rapport 1411 75-90 1Cr1 gereduceerd veenmosveen Qfl - 115 ?Ahr nude A1 veen mosvee n 115- 140 3f>1 zeggeveen 140 - 155 3Cr2 verweerde zegge 155 - 190 3P.r3 zeggeveen 190 -33£) 3f>4 amorf veen 330 -360 3Cr5 klei en veen 3R0 > 400 AC.r 30 3 4 klei boring 13 750 cm 0 - 20 1A1 venige klei 20 - 55 1Cw1 zwart veraard veen 55 - 75 1Cw2 verweerd gemengd veen met veel zegge 75 - 150 1Cr zeggeveen, gemengd, hruin 150- 1fi0 2Ahr oude cultuurlaag:A 1 1fi0 - 235 2Cr1 zeggeveen rietzeggen 235 - 260 ?f>2 amorf veen 260 > 400 3Cr 30 3 kalkrijke lichte klei

boring 14 800 cm 0 -25 1A1 venige klei ?5 - 50 1Hw1 geoxydeerri zwart veen 50-70 1Cw2 verweerd zeggeveen . , . ..__ r— bruin heterogeen zeggeveen met donkere vlekken met 70 - 200 1Cr riet 200 > 300 ?Cr 30 3 kalkrijke klei

boring 15 850 cm (naast daliehnlt) 0-20 1A1 venige klei 90 -65 1Hw1 verweerd veen. zwart gevlekt 65- 100 1Cr rietzeggeveen autochtoon 100- 110 ?C.r 10 40 1 rietklei kalkloos 110- 120 3CM 38 1 3 kalklo7e klei 120 > 300 3Hr2 30 3 4 kalkrijke klei

boring 16 950 cm 0 -95 1A1 venige klei 25 - 65 mw verweerd veen met plantenresten donkerbruin 65 - 80 1Cr1 zeggeveen en riet 80 - 100 mr2 rietzeggeveen 100 - 110 1Cr3 rietveen 110- 120 2f>1 kalkloze klei 120 > 25CL ">C.O 30 3 kalkrijke klei

Alterra-rapport 1411 25 boring 17 1050 cm 0-25 1A1 venige klei 25 70 1Cw verweerd veen 7eggeveen 70 -100 1Cr1 rietzeggeveen 100-110 1Cr2 rietklei 110-120 20r1 1 3 kalkloze slappe klei 120>250 2Cr2 30 3 3 kalkrijke klei

boring 18 1100 r.m 0-30 1A1 venige klei 30 - 70 1Cw verweerd veen zeggeveen 70 - 95 1Cr1 rietzeggeveen 95-105 1Cr? rietklei 105- 115 2Cr1 40 kalklo7e klei 115-300 2Cr2 30 3 4 kalkrijke klei 300 -40 0 2C,r3 23 3 4 7avel

Boorbeschrijvingen Beets

Mayer Beets 9-aug-06

opmerkingen Diepte org.stof lutum in cm-mv horizont (%) (%) M5SL r,n R

boring 1 hoogte t.o.v. hoogste punt -14,2 cm 0-20 1A1 10 40 1 5 donkergrijze zware humeuze klei 20 - 45 2Cw1 verweerd amorf veen 45 - 65 2CW2 verweerd zeggeveen 65 - 95 2Cr riet zeggeveen en waterdneblad, lichtbruin 95-105 3Cr rietklei kalkloos 105-115 4Cr1 kalkloze klei 115-150 4Cr2 40 kalkrijke klei zwaar 150-220 4Cr3 30 kalkrijke lichte klei 220 - 400 4Cr4 2 30 3 kalkrijke klei 400-510 4Cr5 1 20 zware zavel met org.sto f

boring 2 100 cm;t.o.v . hoogste punt -13,0 cm 0-25 1A1 10 40 donker grijzezwar e humeuze klei 25 - 45 2Cw1 veraard veen 45-65 2Cw2 verweerd zeggeveen 65 - 95 2Cr riet zeggeveen rietklei 95-105 3Cr 105-115 4Cr1 kalkloze klei 115-170 4Cr2 30 3 zware kalkrijke klei 170-310 4Cr3 2 lichte klei met zavelbandjes

26 Alterra-rapport 1411 200 cm; t.o.v. hoogste punt -12,1 cm boring 3 humeuze klei kalkloos 1A1 _lû AQ. 0-25 veraard veen 75-45 2Cw1 verweerd veen, rietzeggeveen, zeggerietveen 45 - fiS 2Cw2_ rietveen 65 - 100 2Cr_ kalkloze zware slappe klei, rietklei 3£lL 100-105 zware klei kalkloos 105-115 2Cr2_ humeuze klei kalkrijk 115-130 3Cr3 _3Û. kalkrijke slappe klei, gelaagd 130-160 3Cr4 _30_ kalkrijke gelaagde klei 1R0> 30 0 3Cr5

300 cm; -17,0 t.o.v. hoogste punt boring 4 humusrijke klei, kalkloos 0-20 1A1 JÛ 40 veraard veen 2Cw1 20-50 rietzeggeveen verweerd 50-70 2Cw2_ rietzeggeveen, bruin 70 -100 2Cr_ rietklei 100-110 2£r_ kalkloze zware klei 110-113 4Cr1 kalkrijke lichte klei, gelaagd 113 -170 4P.r? _3JD_ kalkrijke klei, gelaagd 170>300 4Cr3 30

3bu cm; -17,0 t.o.v. hoogste punt boring 5 humeuze klei kalkloos 0-90 JM. klei metvee n gemengd 20-55 2Cwl_ verweerd zeggeveen 55-65 2Cw2 rietzeggeveen ->zeggerietveen , bruin R5 -100 2Cr_ rietklei 100-105 ,301. kalkloze klei 105-110 4Cf1 slappe klei kalkrijk 110-1RQ 4Gr2 30 kalkrijke klei, gelaagd 1fi0>300 4Cr3 -3£

375 cm; -14,0 cm boring 6 humeuze klei kalkloos 0-?0 JÄ1. humusarme klei ?o -a n J£g_ veraard veen 30 - 50 2Cw1 verweerd veenmosveen met heidetwijgjes 50-65 2Cw2 lok en veen, wollegras heterogeen R5 -R S ?Cr1 rietzeggeveen, allochtoon zeggerietveen, zwart »5-115 ?Cr2 rietklei 115-120 3£r_ kalkloze klei 120-130 4CM kalkrijke klei 130-370 4Cr2 _3Û kalkrijke lichte klei 3?0 > 400 4Cr3 30

Alterra-rapport 1411 27 400 cm; -4,7 cm (daliebult) boring 7 humeuze klei 0-20 1A1 veraard veen, zwart met heidetakjes 20-50 2Cw1 verweerd veenmosveen en lok SO- 70 2Cw2 heidetakjes, lok, gereduceerd allochtoon zwart 70 -fin 2Cr1 veen rietzeggeveen met els (rood) en waterdrieblad 90-160 2Cr2 kalkrijke klei im > 310 3Cr 30 3

425 cm; -7,7 cm boring S humeuze klei 0-2S 1A1 veraard veen, zwart 25 - 4S 2Cw1 veen mosveen verweerd 45 - 7S 7C.VJ? heidetakjes, veenmosveen, gereduceerd zwarte 75-120 2Cr1 vlekken (allochtoon) wollegras rietzeggeveen 1?0-140 2Cr2 verweerd zeggeveen, cultuurlaag 140-160 3Ahr zeggerietveen 160 - 180 3Cr1 los verweerd zeggeveen 1R0 - 1P0 3Cr2 kalkloze klei 190 - 200 4Cr1 kalkrijke klei 200-215 4Cr2 30 3 zeggeveen 215-295 5Cr kalkrijke klei 295 - 350 6CM 30 3 kalkrijke klei donkergrijs 350 >410 6Cr2 30 3

475; - 3,0 cm boring 9 * humeuze klei 0-20 1A1 humusarme klei 20-40 1Cg veraard veen, zwart 40-60 2Cw1 veenmosveen verweerd 60 - RS 2Cw2 gereduceerd veenmosveen RS-160 2Cr1 los zeggeveen verweerd 160-300 2Cr2 gereduceerd veen en klei 300 - 305 2Cr3 cultuurlaag 305-310 3Abr veenmosveen, onderin hout 310 - 325 3Cr kalkrijke klei 325 - 345 4Cr1 30 3 kalkrijke klei 345 > 400 4Cr2 30 3

500 cm; -2,5 cm; Beets! boring 10 humeuze klei kalknjk 0-20 1A1 30 3 humusarme klei 20 - 35 1Cg veraard veen, mosveen 35 - 75 2Cw verweerd veenmosveen en tak 75-100 2CM verweerd veenmosveen 100 - 160 2f!r2 160-240 2Cr3 verweerd zeggeveen zeggeveen 240 - 320 2Cr4 zeer slappe klei kalknjk 320 - 420 3Cr1 30 3 kalkrijke klei 420 > 500 3Cr2 30 3

28 Alterra-rapport 1411 boring 11 600 cm; -0,8 cm 0-90 1A1 humeuze klei 20-40 2Crj humusarme klei 40-70 2Cw venige klei 70-on 9Hr1 verweerd amorfe veen kleiig 90-130 2Cr2 "bagger" kleiig veen,wa t takjes en mosveen 130-310 203 zeggeveen 310-315 3Ahr restenA 1 materiaal 315-345 3A+C klei met veenrest A1 rest 345-410 4Cr 30 3 kalkrijke klei

boring 12 fOU cm; -0 cm 0-20 1A1 humeuze klei 20-40 1Cg humusarme klei 40-70 2Cw veraard veen 70-170 7Cr1 mosveen 170-270 2Cr2 zijgeveen en veenmosveen (mix) 270 - 280 3Ahr oudeA1 , oude cultuurlaag 280 - 310 4C.r klei en veenmosveen 310>400 5Cr 30 3. kalkrijke klei

boring 13 f50 cm; -1,4 cm 0-20 1A1 humeuze klei 20 - 35 1Cg humusarme klei 35 - 70 2Cw veraard veenmosveen en heidetakjes 70-90 2CM verweerd veenmos en heidetakjes 90-130 2Cr2 veenmos en lok,wollegra s en heidetakjes 130-155 2Cr3 zeggeveen en els 155-180 2Cr4 zeggerietveen 180-230 3Hr "bagger (vettig) !! 230 - 260 4Cr kalkloze klei 2R0 - 2R5 sr.r allochtoon 2fi5>310 Rf> 30 ,3 kalkrijke lichte klei

boring 14 f75 cm;-2, 0 cm; Beets 0-20 1A1 humeuze klei 20 - 35 1Cg humusarme klei 35 - fiO 2r.w1 zwart veraard veen RO-80 2Cw2 verweerd veenmos en heidetakjes 80-130 2nr1 verweerd veenmosveen 130-145 ?r>2 zeggeveen 145-155 2Cr3 zeggerietveen 155- 1R0 2P.r4 verweerd rietzeggeveen 160-180 2f>5 zeggerietveen en lok, allochtoon 180-240 3CM kalkloze klei veenrest allochtoon, bagger kalkrijke klei 240 > 3(10 3Cr? 30 al

Alterra-rapport 1411 29 800 cm; -4,6 cm boring 15 humeuze klei 0 -20 1A1 kleilaag, humusarm 20 - 30 1Cg zwart veraard veen en heidetakjes 30 - 75 2Cw gereduceerd mosveen 75-100 2CM rietzeggeveen met els; abrupte overgang 100 - 130 2Cr2 zeggerietveen 130-160 2Cr3 verweerd zeggerietveen 160-175 2Cr4 kalkrijke lichte klei 175>310 3Cr 30 3

825 cm; -8,6 cm; naast daliebult boring 16 humeuze klei n-10 1A1 humusarme klei 10-20 2Cg veraard veenmosveen 20-70 2Cw mosveen gereduceerd 70-90 2CM zeggerietveen 90-115 2Cr2 rietveen 115-120 2Cr3 kalkloze klei 120-125 3Cr1 lichte kalkrijke klei 125>300 3Cr2 30 3

900 cm; -11,0 cm boring 17 humeuze klei 0-10 1A1 humusarme klei 10-20 1Cg verweerd rietzeggeveen en mosveen en 20-60 2c.w hfiirlfitakjes gereduceerd rietzeggeveen en water drieblad 60-90 2CM rietklei 90 - 95 2Cr2 kalkloze klei 95-105 3Cr1 slappe lichte kalkrijke klei 105 - 220 3Cr2 30 3 kalkrijke klei 220 > 300 3Cr3 30 3

1000 cm; -9,2 cm boring 18 humeuze klei 0-15 1A1 humusarme klei 15-25 mn veraard veen en heidetakjes 25-50 ?0w1 zeggeveen verweerd 50-70 2Cw2 gereduceerd rietzeggeveen -> zeggerietveen 70-95 2Cr1 rietveen 95-105 2Cr2 kalkloze slappe klei 105-115 3Cr1 kalkrijke lichte klei 115-190 acr? 30 3 190>300 3Cr3 30 3 kalkrijke klei

1100 cm; -10,0 cm; Beets boring 19 humeuze klei 0-10 1A1

30 Alterra-rapport 1411 humusarme klei m-so 1Cg 30 -4 5 ?Ow1 veraard veen en veenmos en heidetakjes 4R- 7 0 9C.W? rietzeggeveen 70-90 ?Cr rietzegge ->zeggerietveen , gereduceerd 90-100 3Hr rietklei 100-110 4Cr1 kalkloze klei 110-700 4Cr? 30 3 kalkrijke klei kalkrijke klei ?00 > 500 40r3 30 3

Hoogtecijfi 2rs Middelie Middelie 7-aug- 06 relatieve hoogte afstand tussen meting in cm's metingen afstand in meters opmerking 1 -15.05 o o 2 -15 02 25 zuidkant 3 -15.06 25 4 -15.03 25 5 -15.04 25 1 6 -15.05 25 7 -15.14 25 8 -15 18 25 9 -15.25 25 2 10 -15 36 25 begin geul 11 -15 38 25 2 5 veenkring 12 -16.02 25 (lager bijna 10 nm) 13 -15.66 25 3 (begin bult) 14 -15.3 25 15 -15.36 25 16 -15.2 25 17 -15 3 25 4 18 -15 19 25 19 -1506 25 20 -1485 25 21 -1472 25 5 22 -14 66 25 23 -148 25 24 -1485 25 25 -14.8 25 6 26 -14.91 25 27 -1491 25 28 -14 63 25 29 -14 61 25 7

Alterra-rapport 1411 31 30 -153 3 25 31 -15.48 25 7,5 32 -15.47 25 33 -15.72 25 8 34 -15.33 25 35 -1593 25 3fi -15.91 37 -15.67 25 9 38 -15.5 25 39 -15.49 25 40 -155 25 41 -15.51 10 47 -15.41 25 43 -15.18 25 44 -15.08 25 4ft -15.04 25 11

Hoogtecijfers Beets Beets 23 55Ö -0.3 9-aug-06 24 575 -0.5 famMaye rbeet s 25 600 -0.8 slootwater 63,1c mb e neden 26 625 -0.2 hoogstep u nt! 650 -0.3 28 675 -0.5 1 ö -14.2 29 700 u 2 25 -13.5 30 725 -OJ 3 -12.2 50 31 -1.4 4 75 750 -12.8 32 775 -2 5 -13 100 33 -4.6 6 -12.9 800 125 34 -8.6 7 -13 825 150 35 -10.2 8 175 850 -12 36 875 -10.8 9 -12.1 200 37 -11 10 225 900 -12.1 38 11 925 -10 250 -12.4 39 275 950 -10 12 -14.2 40 975 -17 -9 13 300 41 1000 -9.2 14 325 -18 42 1025 -9.5 15 350 -17 1050 -9.5 16 43 375 -14 44 1075 -10.3 -4.7 17 400 45 1100 -10 18 425 -Y.7 1125 -5.3 10 19 450 1150 20 475 -3 -30 21 500 -2.5 22 525 -1

32 Alterra-rapport 1411