Mededelingen Van De Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 34
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 34 bron Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 34. Z.n., z.p. 2011 Zie voor verantwoording: https://www.dbnl.org/tekst/_med009201101_01/colofon.php Let op: werken die korter dan 140 jaar geleden verschenen zijn, kunnen auteursrechtelijk beschermd zijn. i.s.m. 1 [Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman, jaargang 34, nummer 1, zomer 2011] In memoriam André Hanou De vader van JCW is niet meer: op 8 februari 2011 overleed André Hanou, de oprichter en inspirator van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Uit onvrede met de gangbare geschiedbeoefening nam André met enkele gelijkgestemden in 1977 het historisch heft in eigen handen. Een aansprekend symbool voor wat hen voor ogen stond vonden ze in de achttiende-eeuwse schandaaljournalist, bladenschrijver, vertaler en chanteur Jacob Campo Weyerman. Diens hatelijke humor, scherpe pen en vaak briljante stijl stonden lijnrecht tegenover de braafheid en opvoedkunde van bijvoorbeeld Justus van Effen. Overbodig te zeggen dat Van Effen wel en Weyerman niet was gecanoniseerd. Overbodig te zeggen dat juist dat het aantrekkelijke van Weyerman was. En het mag de prestatie van André genoemd worden, dat Weyerman tegenwoordig wel degelijk tot ‘de’ (literaire) geschiedenis behoort. André Hanou mag zijn heengegaan, zijn nalatenschap in de vorm van de Stichting leidt een bloeiend leven. Dat geldt ook voor het tijdschrift van de Stichting, de Mededelingen, dat van het gestencilde blaadje uit de beginjaren is uitgegroeid tot een fraai vormgegeven blad met een rijk geschakeerde inhoud. André laat stevige, volwassen kinderen na: de Stichting én het tijdschrift staan nog altijd op eigen benen. Beide staan ook nog altijd garant voor een zekere dwarsigheid, voor warsheid van de traditionele geschiedschrijving. Beide getuigen van toewijding aan de achttiende eeuw, de toewijding waarmee André vele studenten inspireerde en soms zelfs tot die eeuw ‘bekeerde’. André heeft zijn leven, samen met zijn Rietje, gewijd aan de achttiende eeuw. Samen runden ze Astraea, de uitgeverij die vele geannoteerde achttiende-eeuwse teksten publiceerde, van de weekbladen van Weyerman tot de Onveranderlyke Santhorstsche geloofsbelydenis van Betje Wolff en de Spectator van (jazeker!) Van Effen. Ook André's blog stond geheel in het teken van de achttiende eeuw: hij was er nog lang niet klaar mee. De vader van JCW is niet meer, maar zijn geest leeft voort. Laten we hem in ere houden. Anna de Haas Jeroen van Heemskerck Düker Dini Helmers Ton Jongenelen Frank van Lamoen Sytze van der Veen Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 34 Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 34 2 André Hanou (1941-2011), onvermoeibaar optimist André Hanou was een wetenschapper die je gekend en gehoord moet hebben. Wat hij zei, was aan geen dovemansoor gezegd en niet bestemd voor de slechte verstaander. Zo'n 35 jaar lang gaf hij college, bijna dertig jaar in Amsterdam en een vijftal jaren in Nijmegen, en altijd en overal wekte hij studenten op tot nieuwsgierigheid, onderzoek, vriendschap en trouw. Dat hij grote aantallen studenten en oud-studenten zo gek kreeg om in hun vrije tijd de onbetreden paden van de Verlichting en de Nederlandse literatuur van de achttiende eeuw in te slaan, is een kolossale verdienste. De Stichting Jacob Campo Weyerman, aan de wieg waarvan hij stond, getuigt in haar Mededelingen en jaarvergaderingen van de bezieling en inspiratie van André Hanou. Hij maakte er school. Die school nam maandag 14 februari 2011 in Amsterdam afscheid van hem. Ergens in 1975 maakte ik kennis met André Hanou, al was het dan de papieren Hanou. Bij de speurtocht naar de voorlopers van De Gids vond ik in Henk Eijssens een betrouwbare gids en bondgenoot en samen volgden wij het spoor van de lijst-André Hanou. Die lijst beantwoordde aan de esthetische normen van het stenciltijdvak. De reputatie ervan was omgekeerd evenredig aan de uiterlijke schoonheid en de geringe oplage. De in de Amsterdamse UB bewaarde tijdschriften van de Verlichting - later zou André Hanou de eerste decennia van de negentiende eeuw met het gezicht op onschuld inlijven bij de ‘lange achttiende eeuw’ - werden in die lijst beschreven. De samenstelling ervan moet een hels karwei zijn geweest. Prof. dr. André Hanou Wat later zag ik in de kantine van het Lambert ten Katehuis aan de Amsterdamse Herengracht de man die die lijst gemaakt had. Je moest wel snel kijken, want hij was zo weer weg. Alsof hij in een permanente sprint verkeerde. Zijn haar leek altijd in de war. Ergens in 1979 maakte ik kennis met zijn editie van Den Vrolyke Tuchtheer Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 34 van Jacob Campo Weyerman en met hem en dat betekende plezier dat niet meer ophield. Het wemelde op het Instituut voor Neerlandistiek in die jaren van de voortreffelijke docenten - geleerde rattenvangers - en niettemin heerste er ook een vreemd soort bevangenheid. De taalbeheersers, die zich in het Bungehuis hadden verschanst, waren min of meer voor zichzelf begonnen, maar dat hielp niet, want al snel openbaarde zich een richtingenstrijd die naar goed hoofdstedelijk gebruik gewelddadige vormen aannam. Daarbij vergeleken oogde Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 34 3 de methodenstrijd, die de moderne letterkundigen van de straat hield en zelfs naar Artis bracht, onschuldig. Die strijd, gestart door de methodologen die meenden dat het meeste literatuurwetenschappelijke onderzoek eigenlijk onzinnig was, was goeddeels vruchteloos. Historische letterkunde leek een oase van rust, maar ook dat was schijn, want in de vakgroep was het meer dan eens bonje. Zeker na afloop van de vergaderingen werden de wonden gelikt. In dat gezelschap was André Hanou een verademing, omdat hij je de adem benam. Eén college van hem was verbaal vuurwerk, maar dat niet alleen: overgeërfde inzichten over de Verlichting in Nederland waren door hem definitief onklaar gemaakt. Hij schopte je aan het werk: dat nieuwe boek, dat moest jij maar recenseren voor Spektator, en in het bestuur van de Stichting Jacob Campo Weyerman was een functie vacant en of jij dat dan maar wilde doen. Goed, André! Zijn nieuwsgierigheid liet zich niet indammen door theorievorming of modieuze methodologie. Weg met het eindeloze meta, op zoek naar de levende literatuur! Nadat hij het werk van Weyerman in de etalage had gezet, met enkele edities en artikelen, verlegde hij zijn belangstelling naar Johannes Kinker en de vrijmetselarij. Over Kinker en de genootschappen schreef hij in 1988 zijn proefschrift: Sluiers van Isis en daarin uitte hij zijn verwondering over Kinkers ‘onvermoeibaar en optimistisch ijveren om de mensheid op het goede pad te houden’. Daarbij tekende hij aan dat dat een ‘aspiratie’ was ‘waar elk mens wel eens last van heeft, maar waar hij af en toe een decennium van moet bijkomen’. Ongetwijfeld dacht Hanou hierbij aan de jaren dat hij als student ‘zonder partij’, samen met spitsbroeder Camiel Hamans, een rol had gespeeld bij de vernieuwing van de Faculteit der Letteren. Dat ‘onvermoeibaar en optimistisch ijveren’ gold nu vooral de studie van de Verlichting. Optimistisch was hij in zijn omgang met studenten: hij schonk hun zijn vertrouwen en gaf moed en meer dan eens een glas weg. Je kon lachen met André: hij plaagde je in college - soms is plagen een hogere vorm van genegenheid - en daagde zo uit tot een weerwoord, tot werklust en denken en speuren. In zijn wetenschappelijk werk liet hij zich kennen als een positivist met argwaan. In een artikel over ‘drie patriotten-auteurs in de loge’, herdrukt in de bundel Onder de Acacia, liet hij weten dat de betekenis van de vrijmetselarij ‘binnen het grotere geheel van de Verlichting’ ‘voor ons land nog vrijwel ononderzocht’ was: ‘Daarom is elk feit winst’. Het was die geest - ‘elk feit winst’ - die hem bezielde bij de samenstelling van de lijst-Hanou en bij die van de namenlijsten van Concordia Vincit Animos, waarvan enkele dagen voor zijn overlijden een uitgave het licht zag. Argwaan! Argwaan in de omgang met teksten. Teksten gaven hun betekenis niet onmiddellijk prijs en het vroeg van de lezer een actieve houding om bijbetekenissen te lezen en verborgen betekenissen te vinden. Zonder hinderlijke newspeak - geen deconstructie, geen New Hystericism! Gewoon goed en scherp lezen. Daarbij loerde altijd het gevaar van ‘overvraging’, dat van een tekst te veel gevergd werd, maar liever dat dan te weinig. In het eerder genoemde artikel over ‘drie patriotten-auteurs in de loge’ schreef hij: ‘Méér gegevens werpen méér vragen op.’ Zo ging André voort, optimistisch en onvermoeibaar. Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 34 Op 24 januari 2003 nam hij afscheid van de Universiteit van Amsterdam, maar bijna twee jaar ervoor had hij in Nijmegen het hoogleraarschap Oudere Nederlandse Letterkunde aanvaard. Verlicht Amsterdam luidde de titel van zijn Amsterdams afscheidscollege en Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 34 4 hij bracht in herinnering dat hem gesuggereerd was bij die gelegenheid te spreken over ‘The Rise and Fall of Enlightenment Studies’ aan de Universiteit van Amsterdam, maar dat het met de bestudering van de Verlichting aan zijn Universiteit gedaan was, wilde er in 2003 bij hem nog niet in. Liever keek hij terug naar wat er in de voorbije decennia door zijn oud-studenten gepresteerd was, ‘zonder subsidies’ en vrijwel steeds zonder promotieplaatsen. Met nauw verholen trots somde hij de titels op van de edities, studies en romans, die zijn studenten hadden gepubliceerd. ‘Over de honderden door hen gemaakte artikelen zwijg ik’, beloofde hij, maar dat het er honderden waren, kon hij toch mooi even kwijt. Hier was een vader aan het woord, die liever over zijn kinderen sprak dan over zijn eigen verdiensten. Goed, André! André leest en leeft door, in ons die het geluk hadden hem te ontmoeten, maar wat gaan we je missen.