FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID

Een vergelijkende analyse van de berichtgeving over het Al-Qaeda terrorisme op 11 september 2001 en 11 september 2011 in drie Vlaamse kranten

Masterproef neergelegd tot het behalen van de graad van Master in de criminologische wetenschappen door (01007927) Dejonckheere Siel

Academiejaar 2011-2012

Promotor : Commissarissen : Prof. dr. Patrick Hebberecht Prof. Dr. Dirk Voorhoof Lic. Jannie Noppe

Trefwoorden

Criminaliteitsberichtgeving

Het Laatste Nieuws, en De Morgen

Al-Qaeda

‘Nine Eleven’

Kwantitatieve inhoudsanalyse

Kwalitatieve inhoudsanalyse

Verklaring inzake toegankelijkheid van de masterproef criminologische wetenschappen

Onder getekende, Dejonckheere Siel, 01007927 geeft hierbij aan derden, zijnde andere personen dan de promotor (en eventuele co-promotor), de commissarissen of leden van de examencommissie van de master in de criminologische wetenschappen, de toelating om deze masterproef in te zien, deze geheel of gedeeltelijk te kopiëren of er, indien beschikbaar, een elektronische kopie van te bekomen, waarbij deze derden er uiteraard slechts zullen kunnen naar verwijzen of uit citeren mits zij correct en volledig de bron vermelden.

Datum: 15 mei 2012 Handtekening:

Woord vooraf

Toen ik dinsdag 11 september 2001 thuis kwam van een typische schooldag op de middelbare school zaten mijn ouders aan het televisiescherm gekluisterd. Ik zag zelf hoe twee vliegtuigen in twee hoge, voor mij toen onbekende gebouwen vlogen. Aangezien ik destijds te jong was, was het zeer moeilijk te verstaan waarom ‘die stoute meneren zoveel brave mensen pijn deden’. Toen ik ontdekte dat zelfs VTM geen reclames gaf tijdens zijn uitzendingen en aan één stuk door de verslaggeving bleef verzorgen, besefte ik dat dit een aanval was die zeer veel implicaties zou hebben. De verschillende live televisiebeelden van de aanslagen op de Twin Towers in New York en het Pentagon in Washington D.C werden de wereld rondgestuurd. Naast filmopnames werden er door de getuigen ook zeer veel foto’s gemaakt. Deze foto’s werden op internet verspreid, met of zonder bijschrift. Mensen die (nog) niet op de hoogte waren van de gebeurtenissen vertrouwden op de kranten om hen duidelijk en juist te informeren over wat er precies gaande was, wat een grote verantwoordelijkheid voor de pers teweeg bracht. Ook rond de periode van 11 september 2011, bij de tienjarige herdenking van de aanval, werd er veel gepubliceerd in de geschreven pers. Ik beleefde toen veel bewuster de verslaggeving rond deze herdenking. Aangezien ik de gebeurtenissen meemaakte op een vroege leeftijd, kon ik geen goede vergelijking maken tussen de twee situaties. Als scholier van twaalf jaar keek ik enkel naar de televisiebeelden, want die waren duidelijk en overweldigend. In de kranten bekeek ik enkel de foto’s want die grote, lange artikels waren saai. Ik vroeg me af hoe de berichtgeving in 2001 verlopen was.

Mede door mijn vooropleiding, Bachelor in het Sociaal Werk, raakte ik geïnteresseerd en geïntrigeerd door dergelijke ingrijpende gebeurtenissen. Wat zet mensen aan om dergelijke daden te stellen? Hoe reageren de overheden op een aanval op hun burgers en vooral, hoe gaan de slachtoffers en de getuigen ermee om? Dit alles zorgde ervoor dat ik al snel wist wat ik wou onderzoeken: de berichtgeving over 9/11 in Vlaamse kranten en welke verschillen hierbij vast te stellen zijn. Deze keuze was een eerste stap in de goede richting. Het resultaat van de stappen die daarop volgden, kan u vinden op de volgende pagina’s.

Bij het maken van deze masterproef in het kader van het behalen van het diploma Criminologische Wetenschappen werd ik bijgestaan door een aantal mensen. Graag zou ik van deze plaats gebruik willen maken om deze personen te bedanken.

Allereerst zou ik graag mijn ouders willen bedanken, die het mogelijk maakten voor mij om verder te studeren en deze opleiding te volgen. Ze stonden steeds klaar voor mij in de afgelopen jaren en zorgden ervoor dat ik op tijd en stond een moment voor mezelf nam.

Hiernaast wil ik mijn promotor, Prof. Dr. Patrick Hebberecht bedanken voor de opbouwende gesprekken, de intensieve begeleiding en het gepaste advies.

Natuurlijk ook dank aan al diegenen die bereid waren om deze masterproef na te lezen en het geven van feedback.

Als laatste zou ik ook graag mijn vriend Mathias willen bedanken voor de ontspannende momenten en de bemoedigende woorden wanneer nodig.

Trefwoorden ...... 2

Woord vooraf ...... 4

Lijst van tabellen en figuren ...... 13

I. Inleiding ...... 1

II. Literatuurstudie ...... 5

Hoofdstuk 1: De beeldvorming van de media over terrorisme ...... 5

1.1 Beeldvorming criminaliteit in de media ...... 5

1.2 Beeldvorming terrorisme in de media ...... 8

1.2.1 Bepalende criteria in de selectie van verhalen ...... 8

1.2.2 Rol van de journalisten ...... 9

1.2.3 Inhoud van de berichtgeving ...... 11

1.2.4 Beeldvorming terrorisme in kranten ...... 13

a) Inhoud van de berichtgeving ...... 13

b) Rol van de journalisten ...... 14

1.3 Beeldvorming Al-Qaeda in de media ...... 14

1.3.1 Relatie van Al-Qaeda met de media ...... 14

1.3.2 Inhoud van de berichtgeving ...... 15

1.4 Besluit ...... 16

Hoofdstuk 2: De aanslagen en de reacties hierop ...... 17

2.1 Terreurorganisatie Al-Qaeda ...... 17

2.1.1 Al-Qaeda voor 9/11 ...... 17

2.1.2 Aanleidingen tot de aanslagen ...... 19

2.1.3 Al-Qaeda na 9/11 ...... 21

2.2 De aanslagen ...... 22

2.2.1 Chronologie van de gebeurtenissen ...... 22

2.2.2 Reactie op de aanslagen ...... 28

a) Reactie van de verschillende overheden ...... 28

b) Reactie van de internationale pers ...... 30

2.3 Besluit ...... 31

Hoofdstuk 3: Situering van de drie Vlaamse kranten ...... 32

3.1 Uitgeverij Corelio ...... 32

3.1.1 Geschiedenis en situering De Standaard ...... 33

3.2 De Persgroep ...... 35

3.2.1 Geschiedenis en situering De Morgen ...... 35

3.2.2 Geschiedenis en situering ...... 36

3.3 Criminaliteitsberichtgeving in deze kranten ...... 37

3.4 Besluit ...... 39

Hoofdstuk 4: Methodologie van het onderzoek ...... 40

4.1 Onderzoeksvragen en onderzoeksdoelstellingen ...... 40

4.2 Onderzoeksmethode en instrument ...... 41

4.2.1 Algemeen: bureauonderzoek ...... 41

4.2.1 Specifiek: inhoudsanalyse ...... 42

4.3.3 Dataverzameling ...... 44

a) Verzamelen krantenartikels ...... 44

b) Registratieformulier ...... 44

4.4 Hypothesen ...... 45

4.4.1 Hypothesen in verband met het kwantitatief onderzoek ...... 45

4.4.2 Hypothesen in verband met het kwalitatief onderzoek ...... 46

4.5 Besluit ...... 47

III. Empirisch onderzoek ...... 48

Hoofdstuk 5: Onderzoek van de berichtgeving in de periode 12/09/2001 – 26/09/2001 ...... 48

5.1 De Standaard ...... 48

5.1.1 Kwantitatieve analyse ...... 49

a) Aantal artikels verschenen ...... 49

b) Plaats verschijnen items ...... 50

c) Grootte artikel ...... 51

5.1.2 Kwalitatieve analyse...... 51

a) Titels ...... 51

b) Illustraties ...... 52

c) Bron van informatie ...... 53

d) Achtergrondinformatie ...... 53

e) Toeschrijven van aanslagen ...... 53

f) Fase van de gebeurtenis ...... 54

g) Slachtoffers: evaluatie en aantallen...... 54

h) Evaluatie plaats gebeurtenis ...... 54

i) Evaluatie gebeurtenis ...... 55

j) Evaluatie anderen (overheden, andere personen) ...... 55

5.2 De Morgen ...... 55

5.2.1 Kwantitatieve analyse ...... 56

a) Aantal artikels verschenen ...... 56

b) Plaats verschijnen artikels ...... 57

c) Grootte artikel ...... 58

5.2.2 Kwalitatieve analyse...... 58

a) Titels ...... 58

b) Illustraties ...... 59

c) Bron van informatie ...... 60

d) Achtergrondinformatie ...... 60

e) Toeschrijven van aanslagen ...... 60

f) Fase van de gebeurtenis ...... 60

g) Slachtoffers: evaluatie en aantallen...... 61

h) Evaluatie plaats gebeurtenis ...... 61

i) Evaluatie gebeurtenis ...... 62

j) Evaluatie anderen: (reactie) overheden en personen ...... 62

5.3 Het Laatste Nieuws ...... 62

5.3.1 Kwantitatieve analyse ...... 63

a) Aantal artikels verschenen ...... 63

b) Plaats verschijnen artikels ...... 64

c) Grootte artikel ...... 65

5.3.2 Kwalitatieve analyse...... 66

a) Titels ...... 66

b) Illustraties ...... 67

c) Bron van informatie ...... 67

d) Achtergrondinformatie ...... 67

e) Toeschrijven van aanslagen ...... 68

f) Fase van de gebeurtenis ...... 68

g) Slachtoffers: evaluatie en aantallen...... 69

h) Evaluatie plaats gebeurtenis ...... 69

i) Evaluatie gebeurtenis ...... 70

j) Evaluatie anderen: (reactie) overheden en personen ...... 70

5.4. Besluit ...... 70

Hoofdstuk 6: Onderzoek van de berichtgeving in de periode 17/08/2011 – 12/09/2011 ...... 71

6.1. De Standaard ...... 71

6.1.1 Kwantitatieve analyse ...... 72

6.1.2 Kwalitatieve analyse...... 73

a) Titels ...... 73

b) Illustraties ...... 74

c) Bron van informatie ...... 74

d) Achtergrondinformatie ...... 75

e) Toeschrijven van aanslagen ...... 75

f) Fase van de gebeurtenis ...... 75

g) Slachtoffers: evaluatie en aantallen...... 75

h) Evaluatie plaats gebeurtenis ...... 76

i) Evaluatie gebeurtenis ...... 76

j) Evaluatie anderen: (reactie) overheden en personen ...... 76

6.2 De Morgen ...... 77

6.2.1 Kwantitatieve analyse ...... 77

6.2.2 Kwalitatieve analyse...... 79

a) Titels ...... 79

b) Illustraties ...... 80

c) Bron van informatie ...... 80

d) Achtergrondinformatie ...... 80

e) Toeschrijven van aanslagen ...... 81

f) Fase van de gebeurtenis ...... 81

g) Slachtoffers: evaluatie en aantallen...... 81

h) Evaluatie plaats gebeurtenis ...... 81

i) Evaluatie gebeurtenis ...... 81

j) Evaluatie anderen: (reactie) overheden en personen ...... 82

6.3 Het Laatste Nieuws ...... 82

6.3.1 Kwantitatieve analyse ...... 83

6.3.2 Kwalitatieve analyse...... 85

a) Titels ...... 85

b) Illustraties ...... 86

c) Bron van informatie ...... 86

d) Achtergrondinformatie ...... 86

e) Toeschrijven van aanslagen ...... 86

f) Fase van de gebeurtenis ...... 87

g) Slachtoffers: evaluatie en aantallen...... 87

h) Evaluatie plaats gebeurtenis ...... 87

i) Evaluatie gebeurtenis ...... 87

j) Evaluatie anderen: (reactie) overheden en personen ...... 87

6.4. Besluit ...... 88

Hoofdstuk 7: Vergelijkingen ...... 89

7.1. Vergelijking tussen de drie kranten onderling ...... 89

7.2 Vergelijkingen tussen de periodes in de krant ...... 94

7.2.1 De Standaard ...... 94

7.2.2 De Morgen ...... 95

7.2.3 Het Laatste Nieuws ...... 97

7.3 Vergelijkingen periodes ...... 98

7.4 Hypotheses testen ...... 102

IV. Algemene conclusie ...... 105

Bibliografie ...... 108

Bijlagen ...... 113

Bijlage 1: Registratieformulier...... 113

Bijlage 2: Lijst geanalyseerde artikels ...... 122

Bijlage 3: bijgevoegde afbeeldingen Hoofdstuk 7 ...... 142

Afbeelding 1: Aantal illustraties Het Laatste Nieuws, De Morgen, De Standaard ...... 142

Afbeelding 2: Inhoud illustraties Het Laatste Nieuws, De Morgen, De Standaard ...... 142

Afbeelding 3: Achtergrondinformatie Het Laatste Nieuws, De Morgen, De Standaard ...... 143

Afbeelding 4: Evaluatie daders Het Laatste Nieuws, De Morgen, De Standaard ...... 143

Afbeelding 5: Evaluatie slachtoffers Het Laatste Nieuws, De Morgen, De Standaard ...... 144

Afbeelding 6: Evaluatie plaats Het Laatste Nieuws, De Morgen, De Standaard ...... 144

Afbeelding 7: Evaluatie gebeurtenis Het Laatste Nieuws, De Morgen, De Standaard ...... 145

Afbeelding 8: Evaluatie daders ...... 145

Afbeelding 9: Evaluatie slachtoffers ...... 146

Lijst van tabellen en figuren

Lijst tabellen

Tabel 1: Analyse van titels en bijtitels in De Standaard...... 51 Tabel 2: Analyse van titels en bijtitels in De Morgen (2001) ...... 58 Tabel 3: Analyse van titels en bijtitels in Het Laatste Nieuws (2001) ...... 66 Tabel 4: Analyse van titels en bijtitels in De Standaard (2011) ...... 73 Tabel 5: Analyse van titels en bijtitels in De Standaard (2011) ...... 79 Tabel 6: Analyse van titels en bijtitels in Het Laatste Nieuws (2011) ...... 85 Tabel 7: Analyse van grootte van titels en bijtitels ...... 90

Lijst figuren

Afbeelding 1: Schema labeling terroristische aanval ...... 12 Afbeelding 2: Gemiddeld % berichtgeving over criminaliteit op de voorpagina per jaar per krant ...... 39 Afbeelding 3: Communicatiemodel Lasswell ...... 43 Afbeelding 4: verschillende soorten dataverwerking bij inhoudsanalyse ...... 43 Afbeelding 5: aantal artikels en illustraties in De Standaard (2001) ...... 49 Afbeelding 6: Aantal items verschenen op verschillende plaatsen in De Standaard (2001) ...... 50 Afbeelding 7: Grootte van verschenen artikels in De Standaard (2001) ...... 51 Afbeelding 8: Aantal artikels en illustraties in De Morgen (2001) ...... 56 Afbeelding 9: Aantal items verschenen op verschillende plaatsen in De Morgen (2001) ...... 57 Afbeelding 10: Grootte van verschenen artikels in De Morgen (2001) ...... 58 Afbeelding 11: Aantal artikels en illustraties in Het Laatste Nieuws (2001) ...... 63 Afbeelding 12: Aantal items verschenen op verschillende plaatsen in Het Laatste Nieuws (2001 ...... 64 Afbeelding 13: Grootte van verschenen artikels in Het Laatste Nieuws (2001) ...... 65

Afbeelding 14: Aantal artikels en illustraties in De Standaard (2011) ...... 72 Afbeelding 15: Aantal items verschenen op verschillende plaatsen in De Standaard (2011) ...... 72 Afbeelding 16: Grootte van verschenen artikels in De Standaard (2011) ...... 73 Afbeelding 17: Aantal artikels en illustraties verschenen in De Morgen (2011) ...... 77 Afbeelding 18: Aantal items verschenen op verschillende plaatsen in De Morgen (2011) ...... 78 Afbeelding 19: Grootte van verschenen artikels in De Morgen (2011) ...... 78 Afbeelding 20: Aantal artikels en illustraties in Het Laatste Nieuws(2011) ...... 83 Afbeelding 21: Aantal items verschenen op verschillende plaatsen in Het Laatste Nieuws (2011) ...... 83 Afbeelding 22: Grootte van verschenen artikels in Het Laatste Nieuws(2011) ...... 84 Afbeelding 23: Vergelijking tussen de verschillende kranten van de connotatie van de titels ...... 89 Afbeelding 24: De grootte van de items vergeleken tussen de verschillende kranten ...... 90 Afbeelding 25: Type artikel vergeleken tussen de verschillende kranten ...... 91 Afbeelding 26: Connotatie titels 2001 en 2011 ...... 99 Afbeelding 27: Grootte artikels in 2001 en 2011 ...... 100 Afbeelding 28: Vorm artikels in 2001 en 2001 ...... 100

“In the City of God, there will be a great thunder, Two brothers apart by Chaos While the fortress endures, the great leader will succumb”. (Nostradamus, 1555)

I. Inleiding

Volgens Frey en Rohner kiezen terroristen het moment en soort van de terroristische aanslag in functie van de media aandacht die men zal krijgen (Frey & Rohner, 2006). Al-Qaeda was op de hoogte dat de Twin Towers zich in het bedrijfs- en mediacentrum van de stad bevonden en timeden hun aanslagen perfect, namelijk tijdens de ochtendspits in deze drukke buurt.

De aanslagen op dinsdag 11 september 2001 op verschillende plaatsen in de Verenigde Staten waren van ongeziene omvang. Ook de verslaggeving in de media die hierop volgde was ongezien. In omstandigheden waarbij de mensen nood hebben aan informatie over de feiten en de ontwikkelingen van het gebeuren doet men beroep op de geschreven pers (zowel op internet als in de papieren versie) om zichzelf in te lichten over wat er gaande is. Het publiek vertrouwt erop dat deze berichtgeving correct en neutraal is (Seeger et al., 2002; Mogensen et al., 2002; Kanihan en Gale, 2003; Lowrey, 2004). Het onderzoek van Kanihan en Gale (2003) maakt duidelijk dat 44 procent van de geïnterviewde studenten het nieuws over de aanvallen vernamen via de televisie of de radio, terwijl 48 procent het vernam van een andere persoon. De televisie was voor de meerderheid van de burgers de belangrijkste bron van informatie direct na de aanslagen. Kranten over het hele land printten een extra nieuwseditie en verkochten vroeg in de ochtend van 12 september al hun oplages uit.

De media zullen echter niet altijd alles neutraal voorstellen. De beeldvorming van een terroristische daad en groep in de media is in de meeste gevallen overwegend negatief. Vele terroristische daden worden gepleegd in naam van de Islam, wat ervoor zorgt dat deze godsdienst een negatieve beeldvorming krijgt (Powell, 2011; Weimann en Winn, 1994; Powell, 2011). De manier waarop de media de berichtgeving verzorgen, kan verschillen tussen de verschillende soorten. Deze verschillen zijn merkbaar in manier van verwoorden, de soorten bronnen die worden aangesproken en het gebruik van illustraties. Het onderzoeken van deze verschillen in de berichtgeving is relevant omdat een groot deel van het publiek op deze kranten vertrouwt om hen te informeren (Schudson, 2002). Het is voor de samenleving goed om weten hoe en waarom een journalist een bepaalde stijl hanteert, omdat deze stijl de (perceptie van de) lezers misschien kan beïnvloeden.

1

Meer specifiek kan dit onderzoek ook voor journalisten interessante inzichten brengen. Zij hebben misschien niet of de middelen om dergelijk onderzoek te verrichten, terwijl het wel belangrijke implicaties kan hebben voor hun job. Zij zijn het immers die de artikels opstellen of selecteren, een dergelijk onderzoek kan hun deontologische en methodologische keuzes eventueel beïnvloeden. In Vlaanderen is er nog niet zoveel vergelijkend onderzoek te vinden rond berichtgeving (Maes, 2007). Het Al-Qaeda terrorisme en zeker Nine Eleven werd uitgebreid verslagen in de media, maar men heeft er geen zicht op hoe verschillend dit steeds gebeurde.

Met dit onderzoek, ‘een vergelijkende analyse van de berichtgeving over het Al-Qaeda terrorisme op 11 september 2001 en 11 september 2011 in drie Vlaamse kranten’, wordt er een aanzet gegeven om een bijdrage te leveren aan het criminologisch onderzoeksgebied en dit meerbepaald door het in kaart brengen van de manier waarop criminaliteit wordt voorgesteld in kranten en het bekijken van eventuele verschillen tussen deze kranten.

Het is belangrijk om weten dat in het empirisch deel van dit onderzoek onder het Al-Qaeda terrorisme enkel de terroristische aanslagen van 11 september 2001 worden verstaan. Zo wordt er een afbakening nagestreefd en kan er een diepgaande analyse plaatsvinden van de berichtgeving omtrent deze aanslagen. In de literatuurstudie wordt de beeldvorming van de media over terrorisme onderzocht, terwijl de reactie van de maatschappij, meerbepaald de drie Vlaamse kranten, onderwerp van onderzoek is in het empirisch deel. Om onderzoeksresultaten te kunnen bekomen, werden er in totaal 403 krantenartikels uit de drie Vlaamse kranten uit 2001 en 2011 geanalyseerd. Na het analyseren van deze artikels en het vergelijken van de resultaten, zullen een aantal hypotheses die werden opgesteld vanuit de bevindingen uit de literatuurstudie getest worden.

De doelstelling van dit onderzoek bestaat erin te weten te komen hoe de berichtgeving over Nine Eleven verschilt tussen drie verschillende Vlaamse kranten: De Standaard, De Morgen en Het Laatste Nieuws. Er wordt bekeken hoe de berichtgeving gebeurde door een inhoudsanalyse te maken van de berichtgeving op twee specifieke periodes, rond 11 september 2001 en 11 september 2011. Deze inhoudsanalyse wordt uitgevoerd met behulp van een registratieformulier bestaande uit verschillende categorieën. De verschillende categorieën werden opgesteld op basis van de literatuur.

2

Deze masterproef is opgebouwd uit acht grote delen. In het eerste deel ‘De beeldvorming van de media over terrorisme’ werd literatuur opgenomen rond terrorisme en de media. In dit hoofdstuk wordt bekeken door welke waarden de selectie van nieuws wordt gedreven. Op basis van welke zaken beslissen de journalisten en redacteurs welke verhalen al dan niet worden gepubliceerd? Dit wordt zowel voor criminele feiten in het algemeen, als terrorisme in het bijzonder bekeken. Hiernaast wordt de relatie van de terroristische organisatie Al-Qaeda met de media bekeken.

In het tweede deel ‘De aanslagen en de gevolgen’ worden de terroristische aanslagen van 11 september 2001 van dichtbij bekeken. De verantwoordelijke organisatie, Al-Qaeda, wordt onder de loep genomen en dit zowel in de periodes voor als na de aanslagen. Hierna wordt de chronologie van de gebeurtenissen uit de doeken gedaan, van minuut tot minuut, met erna een bespreking van de reactie van de verschillende overheden. Ook de reactie van de internationale pers wordt besproken.

In het derde deel ‘Situering van de drie Vlaamse kranten’ worden de kranten die onderwerp zijn van de analyse besproken. Hun geschiedenis, ideologische achtergrond en lezerspubliek worden van dichtbij bekeken.

In het vierde hoofdstuk ‘Methodologie van het onderzoek’ komt de methodologie van het empirisch onderzoek aan bod. Er wordt uitgelegd hoe er te werk is gegaan tijdens het ontwikkelen van het meetinstrument en de verschillende methodologische stappen in het onderzoek worden uiteengezet.

In hoofdstuk vijf is het eerste deel van het empirisch onderzoek opgenomen. Hier worden de resultaten besproken van de periode 12 september 2001 – 26 september 2001 in de drie Vlaamse kranten. Er zal bekeken worden hoe snel de aandacht voor de aanslagen verzwakte. Zo worden de bronnen die werden aangesproken onderzocht, alsook de plaats en de grootte van de items. Er wordt ook onderzocht welk soort artikels er gepubliceerd werden, welke foto’s er bij de artikels gevoegd werden,… . Dit alles zal uiteindelijk onderling vergeleken worden tussen de drie kranten.

De geanalyseerde periode 17 augustus 2011 – 12 september 2011 komt aan bod in het zesde hoofdstuk. Opnieuw worden de verschillende zaken uit hoofdstuk vijf onderzocht. Na dit onderzoek worden nogmaals de verschillen tussen de drie kranten onderling uiteengezet.

3

In het zevende hoofdstuk worden de resultaten van de twee geanalyseerde periodes per krant tegenover elkaar gezet. Hier zullen dus de verschillen tussen de twee periodes bekeken worden, zodat men kan zien hoe de berichtgeving eventueel geëvolueerd is over de afgelopen tien jaar. Deze verschillen worden zowel tegenover elkaar gezet binnen één krant, tussen de twee periodes en tussen de drie kranten in het algemeen. De vaststellingen vanuit hoofdstuk vijf en zes worden bekeken, vergeleken en geanalyseerd. In dit hoofdstuk vindt er ook een terugkoppeling vanuit de empirie naar de literatuur plaats en wordt er bekeken of de gevormde hypotheses bevestigd of ontkracht dienen te worden.

In het achtste en laatste deel wordt er een conclusie gevormd. De probleemstelling wordt nog eens overlopen, de werkwijze van het onderzoek wordt gekaderd en de algemene conclusies worden nogmaals uiteengezet.

4

II. Literatuurstudie

Hoofdstuk 1: De beeldvorming van de media over terrorisme

De media, in al hun vormen, zijn alomtegenwoordig in onze hedendaagse maatschappij. In deze media zijn onderwerpen met betrekking tot criminaliteit, geweld en dramatische gebeurtenissen zeer populair (Reiner, 2011; Jewkes, 2008). Het is relevant voor criminologen om te weten hoe deze zaken precies worden voorgesteld door de verschillende media en welke keuzes men maakt in het proces van selecteren, schrijven, voorstellen,… omdat een eventueel gekleurde of subjectieve berichtgeving steeds de perceptie over criminaliteit van de burger kan veranderen.

In dit hoofdstuk komt het onderzoek met betrekking tot de beeldvorming van terrorisme in de media aan bod. Verstaan hoe terrorisme wordt weergegeven in de media (‘framing’), kan ons helpen begrijpen hoe een patroon van mediaberichtgeving wordt ontwikkeld. Charlotte Ryan definieert ‘framing’ als de manier waarop nieuwsverhalen gemaakt worden, hoe stukjes informatie geselecteerd en georganiseerd worden om verhalen te produceren die zinvol lijken voor de journalisten en hun publiek (Ryan, 1991, p. 53).

Op de volgende pagina’s zal er worden nagegaan welke feiten er geselecteerd worden en waarom deze selectie plaatsvindt. Deze selectie zal zowel voor criminaliteit in het algemeen als terrorisme in het bijzonder bekeken worden. Als tweede wordt er bekeken hoe de verschillende partijen die te maken hebben met terrorisme omschreven en benoemd worden in de media. Als laatste wordt de berichtgeving over het Al-Qaeda terrorisme van dichtbij bekeken.

1.1 Beeldvorming criminaliteit in de media

Reiner (2011) onderzoekt de berichtgeving over criminaliteit in de media. Deze berichtgeving ondergaat volgens hem een aantal specifieke processen. Hij geeft drie factoren of bronnen van berichtgeving die steeds bepalend zijn in het al dan niet publiceren van een nieuwsfeit. Als eerste bron beschrijft hij de politieke ideologie van de pers. Het nieuwsmedium houdt een politieke ideologie aan die de reporters van deze krant moeten respecteren en dus ook moeten aanhouden in hun berichtgeving. Als tweede soort bron stelt hij dat ook de nieuwswaardigheid van de

5 elementen belangrijk is. Het nieuws wordt geselecteerd op basis van wat de reporters waardig vinden om als nieuws te behandelen. “The core elements of this are immediacy, dramatization, personalization, titillation and novelty” (Reiner, 2011, p. 403). Dramatisering, personalisering en prikkeling zijn waarden die vaak tot persoonlijke invalshoeken in het nieuws leiden. Er komen individuele slachtoffers, daders, getuigen of hun families en vrienden aan te pas. Als laatste vermeldt hij structurele determinanten. Hieronder worden de beleidsmatige beslissingen van een nieuwsmedium verstaan, bijvoorbeeld het aantal personeel dat men inzet op de berichtgeving over justitie. Reiner stelt dat reporters altijd onder druk staan. Er is de eis om iets ‘nieuws’ te brengen en om dit nieuws als eerste te brengen. Dit brengt druk met zich mee om als eerste ter plaatse te zijn, om bronnen aan te boren die men nog niet heeft gebruikt,…. Het ergste scenario is om belangrijke informatie te missen waarover iedereen al beschikt.

Jack Katz’s (2008) perspectief zet zich hier tegen af. Hij ontkent dat ‘novelty’ het voornaamste criterium is. Hij stelt dat de meest nieuwswaardige misdrijven zelden echt onverwachts of nieuw zijn. Als voorbeeld geeft hij politieke schandalen en extreme corruptie, die voorbeelden zijn van verhalen die al bekend waren voor velen. Hierdoor is criminaliteit niet nieuwswaardig omdat het beantwoordt aan de lezers hun ziekelijke interesses, maar is het eerder nieuwswaardig omdat deze berichtgeving de lezers een kans geeft om zich bezig te houden met een morele oefening, wat hen toelaat om vragen te stellen en hun eigen morele denken te ontwikkelen.

Ericson (1991) stelt dat men bij het schrijven van een artikel, eerder dan op harde regels of normen, zich baseert op precedenten. Hierdoor wordt de berichtgeving vormgegeven door onderhandelingen tussen de reporters en de bronnen: wat mogen ze publiceren, hoeveel mogen ze schrijven,…? Deze onderhandelingen hebben als gevolg dat elk verhaal een andere wending of karakter zal krijgen. Sommige verhalen zijn gewoon verhalen om ‘het blad te vullen’, anderen zijn wereldnieuws.

Ook Yvonne Jewkes (2008) deed onderzoek naar bepalende factoren in de beslissing of een gebeurtenis al dan niet als nieuws wordt aanzien. Ze stelt dat er heden een aantal fundamentele, universele nieuwswaarden zijn die steeds terugkeren, ongeacht wanneer of waar het feit zich voordoet. Deze waarden overleven tevens elke verschuiving in de sociale, politieke en culturele omgeving. Als voorbeeld van deze waarden geeft ze dramatisering, personalisering en directheid. Hiernaast wijst ze erop dat het belangrijk is om te beseffen dat de waarden, de selectie en de

6 manier waarop de zaken voorgesteld worden variëren tussen de verschillende media. Zelfs bij zeer gelijkende organisaties, kan de berichtgeving een groot deel bepaald worden door de ‘huisstijl’ van de krant. Volgens Jewkes zijn er twaalf verschillende nieuwswaarden die mee vormgeven aan de berichtgeving over criminaliteit: belangrijkheid, voorspelbaarheid, vereenvoudiging, individualisering, risico, seks, bekendheid of hoge status, nabijheid, geweld, spektakel en grafische beelden, kinderen en als laatste conservatieve ideologieën en politieke afwijking.

In het betreffende artikel bespreekt Jewkes er maar enkele. Zo stelt ze dat er aan het ‘risico’ om slachtoffer te worden veel meer aandacht besteed wordt in vergelijking met de preventie of persoonlijke veiligheid. Volgens Jewkes heerst er vandaag een overtuiging dat we steeds en overal slachtoffer kunnen worden, het risico tot deze victimisatie staat centraal. Maar deze ingeschatte kwetsbaarheid loopt niet steeds gelijk met de werkelijke victimisatie. Er wordt vastgesteld dat deze inschatting veel hoger ligt dan het werkelijk aantal keren waar men slachtoffer wordt van een crimineel feit. Dit zorgt ervoor dat de angst voor criminaliteit meer opgevat wordt als een angst voor de persoonlijke veiligheid. Volgens Jewkes misbruiken de media deze zorgen van de bevolking, door deze potentiële risico’s uit te vergroten of te overdrijven. Een tweede vaststelling die wordt gemaakt is dat de verhalen rond seksuele misdrijven in de media worden overgerapporteerd, waardoor het algemene beeld van het publiek over criminaliteit verstoord raakt. Ook de vrouwen zullen een verkeerde kijk krijgen en overdreven angsten ontwikkelen omtrent hun kansen om slachtoffer te worden van een dergelijk misdrijf. Een derde nieuwswaarde die aan bod komt is de nabijheid. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen de ruimtelijke nabijheid en de culturele nabijheid. Ruimtelijke nabijheid verwijst naar de geografische afstand van het plaatsvinden van een gebeurtenis, terwijl de culturele nabijheid verwijst naar de relevantie voor het publiek. Ook Nossek maakt de opmerking dat bij de berichtgeving het criterium nabijheid doorslaggevend is in de beslissing om de gebeurtenis al dan niet weer te geven (Nossek, 2008).

Het criterium die volgens Jewkes het meeste aandeel heeft in de beslissing om iets al dan niet te publiceren is geweld. Gewelddadige gebeurtenissen vervullen de behoefte van de media om dramatische gebeurtenissen te presenteren, liefst op de meest grafische manier. Zelfs de meest respectabele mediaorganisaties negeren de grenzen van het acceptabele wanneer het op

7 gewelddadige acties aankomt. Jewkes sluit af met de opmerking dat de media niet systematisch elk verhaal van criminaliteit of slachtofferschap publiceren, maar met de verhalen die ze wel zullen publiceren tegemoet komen aan de meest voyeuristische verlangens van het publiek door relatief ongebruikelijke criminaliteit te overdrijven en dramatiseren, om ondertussen de criminaliteit die echt kon plaatsvinden, te negeren.

Samenvattend kunnen we stellen dat de fundamentele nieuwswaarden volgens Reiner ‘immediacy’, dramatisering, personalisering, prikkeling en nieuwigheid zijn. Volgens Katz wordt er iets als nieuws aanzien omdat het voor een belangrijke morele oefening zorgt bij het publiek. Jewkes daarentegen geeft een samenvatting van twaalf waarden die beslissend zijn bij de selectie van verhalen.

1.2 Beeldvorming terrorisme in de media

Weimann (2008) stelt dat terroristen steeds hun aanvallen plannen met journalisten/redacties/de media in hun achterhoofd. Hiernaast stelt hij dat terroristen deze aanslagen steeds plannen in functie van de theatrale effecten van hun aanval. “Terrorists pay attention to script preparation, cast selection, sets, props, role-playing, and minute-by-minute stage management.” (Weimann, 2008, p. 71). Hij vergelijkt een terroristische aanslag met een balletvoorstelling en stelt dat de regisseurs van een aanslag ook hun volledige aandacht moeten schenken aan elk detail, om zo een mooie voorstelling te kunnen neerzetten. Ook Brigitte L. Nacos (2002) zegt dat de aanslagen op 11 september een perfect gechoreografeerde gebeurtenis was. Deze gebeurtenis kreeg de aandacht van heel Amerika en de internationale bevolking. In dit verband zegt Paul Wilkinson: “When one says “terrorism” in a democratic society, one also says “media”. For terrorism by its very nature is a psychological weapon which depends upon communicating a threat to a wider society. This, in essence, is why terrorism and the media enjoy a symbiotic relationship” (Wilkinson, 2001, p. 147).

1.2.1 Bepalende criteria in de selectie van verhalen

Weimann en Winn (1994) bespreken een aantal criteria die volgens hen bepalend zijn in de selectie van verhalen over terrorisme. Deze factoren zouden dus bepalen of een terroristische aanslag al dan niet weergegeven wordt in de media. De eerste factor die ze beschrijven is

8

‘coercion’. Ze stellen dat terroristen rekenen op journalisten of redacteurs om in de media te kunnen verschijnen. De media vinden terroristische aanslagen nieuwswaardig dus zij zullen een belangrijk doel worden in de communicatiestrategieën van terroristen. Een tweede bepalende factor volgens Weimann en Winn is het feit dat terrorisme op zich nieuwswaardig is, door het gebruik van geweld. Zij bekeken de manier waarop de media de terroristen of het terrorisme voorstelden. Ze kwamen tot de conclusie dat de uitleg die gegeven wordt door de media over de gebeurtenis van groot belang is. Indien bijvoorbeeld de terroristen als vrijheidsvechters worden omschreven, zal dit een groot effect hebben op de gevoelens of de meningen van het publiek. Hiernaast stelden ze vast dat de berichtgeving over terrorisme in de media overwegend negatief is.

Volgens Nossek (2008) gebeurt de selectie van berichtgeving over terrorisme in twee fasen. De eerste fase houdt de beslissing in of men al dan niet het verhaal zal publiceren. De tweede fase is de beslissing over hoeveel plaats en tijd men hieraan zal besteden. Nossek maakt hierbij de conclusie dat het selectieproces van de media niet enkel beïnvloed wordt door professionele normen, maar ook door het publiek dat bediend wordt door de media.

1.2.2 Rol van de journalisten

Hillel Nossek (2008) ontwikkelde het ‘News media’-model, waarin de rol van journalisten beschreven wordt. De belangrijkste veronderstelling in dit model is dat journalisten hun werkwijze drastisch veranderen wanneer ze met terroristische aanvallen te maken krijgen. Ze laten hun normale normatieve, professionele houding vallen en nemen een nationaal-patriottische houding aan, waarmee ze de normale gang van zaken en de dagelijkse orde proberen te herstellen. Dit doen de media door het publiek te proberen overtuigen van het feit dat er een nationale beschaming plaatsvond, door het opstellen van verhalen die publieke solidariteit oproepen en door het legitimeren van het antwoord van de overheden op deze aanvallen. Deze handelingen zijn duidelijk tegenovergesteld aan de normatief-professionele houding waar de bedoeling is dat de bevolking van informatie voorzien wordt en de activiteiten van de overheden bekritiseerd worden. Door deze hevige(re) berichtgeving en door de gebeurtenis net die aandacht te geven die de terroristen zoeken, lopen de media volgens haar wel het risico om de terroristische aanval en de impact ervan te versterken.

9

Nossek beargumenteert in haar artikel dat bij het voorkomen van grote, negatieve media gebeurtenissen zoals een grote terroristische aanval, de media op grote schaal (dus niet enkel televisie en live-uitzendingen) een onafhankelijke entiteit worden en een ritueel uitvoeren dat zal helpen in het omgaan met deze bedreiging. Nossek stelt dat dit ritueel een herkenbaar model volgt dat zij het ‘News Media’- Media events Model noemt. In dergelijke gevallen geven de media sociale of culturele redenen op bij het verklaren van de terroristische aanvallen. Deze betekenissen verschillen echter van deze die terroristen zelf in het achterhoofd hebben tijdens het plannen van de aanval. Dit alles betekent volgens Nossek dat de rol van de media groter is bij negatieve gebeurtenissen dan bij positieve gebeurtenissen. Nossek komt tot de conclusie dat, hoe dichter de journalisten en redacteurs bij een gegeven gebeurtenis staan in termen van nationale interesses, hoe verder ze staan van het implementeren en gebruiken van professionele nieuwswaarden. Gebaseerd op eerder empirisch onderzoek door haar uitgevoerd, suggereert ze dat de berichtgeving van grote terroristische aanvallen omschreven kan worden als een symbolische ritueel, waarbij er een door het publiek gekende narratieve structuur gevolgd wordt.

Ook Schudson (2002) stelt dat wanneer er een publieke bedreiging optreedt, de journalisten hun objectieve professionele normen inwisselen voor woorden van geruststelling, waarbij ze een manier zullen zoeken om de gevoelens van de samenleving als een geheel weer te geven. Deze geruststelling zal worden vergezeld met inspanningen om praktische informatie te geven over het omgaan met de crisis. De pers zet hier ook hun onpartijdige professionele waarden aan de kant. Schudson argumenteert dan ook dat de patriottische tenor in de berichtgeving verstaanbaar is.

Nossek (2008) ziet een uitdaging in de berichtgeving over terrorisme. We zouden volgens haar de terroristische aanvallen moeten zien als een kans, minstens voor de media van het aangevallen land, om onafhankelijk te kunnen omgaan met het dilemma van hoe we de vijand willen weergeven, aangezien het grootste doel van de vijand er eigenlijk uit bestaat om de camera en de microfoon te kunnen gebruiken voor hun doelen.

Ook Kimberley A. Powell (2011) onderzocht de manier waarop journalisten omgaan met terroristische aanvallen op het grondgebied van de Verenigde Staten. Uit deze studie blijkt dat er een thematisch patroon optreedt bij berichtgeving over terrorisme. In dit patroon is angst voor internationaal terrorisme dominant, vooral wanneer Moslims/Arabieren/Islam betrokken zijn, terwijl binnenlands terrorisme voorgesteld wordt als een kleine bedreiging die enkel voorkomt in

10 geïsoleerde incidenten bij gestoorde individuen. Men ziet dus een bedreiging in internationaal terrorisme, eerder dan de bedreigingen die van binnenuit kunnen komen. Omdat terrorisme essentieel schokkend en sensationeel is, trekt het de aandacht van de media. Een maximum impact van een aanslag komt van een wijdverspreide berichtgeving, waardoor er een klimaat van angst wordt gecreëerd onder de bevolking.

1.2.3 Inhoud van de berichtgeving

Doordat volgens Powell (2011) het grootste deel van de berichtgeving zich focust op foto’s en woorden die de negatieve beelden van Moslims versterken, is het publiek geneigd te concluderen dat Moslims terroristen zijn. Powell concludeert dat het benoemen of labelen van de verdachten een veelvoorkomend thema was in de onderzochte berichtgeving. Ook het toeschrijven aan Al- Qaeda zonder gegrond bewijs kwam vaak voor. Hierbij kwam het label ‘terrorist’ snel naar voor, ook hier zonder bewijs.

Bij het bekijken van de berichtgeving over de slachtoffers van terroristische aanvallen, kan men drie gemeenschappelijke thema’s vinden. Het eerste is dat slachtoffers vaak omschreven worden als helden. Dit omdat gedacht wordt dat ze een poging ondernamen om een terrorist te stoppen of door het feit dat men als enkeling het slachtoffer werd van een aanslag. De voorstelling van het slachtoffers als goed of onschuldig is een tweede thema. Hun positieve kwaliteiten worden benadrukt (zoals hun religie of sociaal engagement), ze worden voorgesteld als personen die dit leed niet verdienden. Een laatste vaststelling is dat slachtoffers vaak voorgesteld worden als gelovige mensen, vooral christelijk georiënteerd. Deze voorstelling staat in schril contrast met de vaststelling dat de media moslims als terroristen labelen.

Doorheen de analyse, blijkt er steeds een onderliggend onderscheid te zijn van goed versus slecht. Terroristen worden steeds negatief geportretteerd, terwijl slachtoffers voorgesteld worden als goed, eervol en onschuldig. De angst voor de terrorist staat centraal, de beweegredenen van deze terroristen komen niet aan bod. Hierdoor stelt Powell dat de media een analyse van de oorzaken en psychologie achter het terrorisme ontwijken. Onderstaande afbeelding houdt een samenvatting in van de analyse uitgevoerd door Powell.

11

Afbeelding 1: Schema labeling terroristische aanval (Powell, 2011) Verschillende onderzoekers stellen dat bij het optreden van een onverwachte gebeurtenis of een crisis (en dus de sociale orde verbroken wordt) een grote hoeveelheid informatie gevraagd wordt vanuit de bevolking (Seeger et al., 2002; Mogensen et al., 2002; Kanihan en Gale, 2003; Lowrey, 2004; Li en Izard, 2003). In het algemeen wordt er vanuit gegaan dat de massamedia het beste aan deze nood voldoen, aangezien zij ons aan een grote snelheid informatie kunnen verschaffen en verbinding kunnen maken met experts. Deze informatie kan volgens Seeger en collega’s opgedeeld worden in een aantal aspecten. De oorzaak, bedreigingen, schade, implicaties, redding, betrokkenen, politiekers, besluiten en religieuze informatie zouden aan bod moeten komen.

Mogensen en collega’s bespreken drie fases in de berichtgeving over een crisis. De eerste fase houdt in dat de media zich concentreren op wat er concreet gebeurde en dus de feiten weergeven. Hier is de grootste moeilijkheid voor de journalisten om aan accurate informatie te raken. Door dit soort berichtgeving kan de bevolking zien dat de politie, brandweer en ambulances reeds aanwezig zijn op de plaats en hulp verlenen en de crisis aanpakken. Hierdoor kan de bevolking deels gerustgesteld worden. Een tweede fase bestaat uit het uitzenden van reacties en informatie

12 van gewone mensen. Naast deze reacties komen ook ordehandhavers aan bod. Als laatste stellen de auteurs dat de media de sociale re-integratie ondersteunen.

1.2.4 Beeldvorming terrorisme in kranten a) Inhoud van de berichtgeving Een dagelijkse uitgave van een krant heeft een gelimiteerde ruimte, wat ervoor zorgt dat er beperkt zal worden tot verhalen die zullen helpen om winst te bereiken. Hoffman (2010) stelt dat “man bijt hond” verhalen nieuwswaardige verhalen zijn, maar “hond bijt man” verhalen dit niet zijn. Verhalen moeten dus nieuw en uitzonderlijk zijn om opgenomen te worden in de berichtgeving. Hoffman is van mening dat terroristische verhalen echter vaak niet voldoen aan dit criterium. Hij onderzoekt het bestaan van een fatigue effect. Dit effect zou, indien het bestaat, ervoor zorgen dat de artikels die verschijnen op de voorpagina over terrorisme steeds minder en minder worden doorheen de tijd. Deze artikels zullen, naarmate de tijd verstrijkt, meer en meer op de laatste pagina’s van de krant verschijnen. Een ander gevolg van dit effect zou zijn dat de artikels steeds korter worden. Hiernaast stelt Hoffman vast dat de aandacht voor terroristische aanvallen zeer sterk varieert tussen de verschillende soorten media.

Scheufele, Nisbet en Ostman (2005) maken een vergelijking tussen de berichtgeving over terrorisme in televisie en kranten. Zij zeggen dat de verschillen in de structuur, complexiteit en de diversiteit van inhoud tussen de televisie en de kranten zeer belangrijk zijn. In vergelijking hebben de kranten een gelimiteerde capaciteit om terrorisme visueel af te beelden en helemaal geen capaciteit om zaken mondeling voor te stellen. Volgens het onderzoek zijn de lezers van een krant geneigd om te verwachten dat de kranten meer zullen focussen op feiten en nauwkeurigheid, gedeeltelijk omdat kranten meer tijd hebben om te graven naar betrouwbare en valide informatie. Ook deze auteurs stellen vast dat de berichtgeving verschilt naargelang het medium, wat leidt tot verschillende effecten op het publiek. In de dagen na de aanvallen was de televisieberichtgeving significant meer emotioneel geladen (positief en negatief) dan de kranten.

Trevino, Kanso en Nelson (2010) kwamen na hun onderzoek tot de conclusie dat de media het woord ‘Islam’ zeer vaak gebruikte maar dat deze term nooit gedefinieerd werd, waardoor er veel ruimte vrij blijft voor interpretatie. Dit heeft tot het resultaat geleid dat de Moslims voorgesteld worden als een etnische groep, eerder dan een religieuze groep. Naast ‘Islam’ worden ook

13

‘Jihad’, ‘fundamentalisme’ verkeerd verstaan. Trevino en collega’s waarschuwen voor de te gehaaste conclusie die men maakt dat terrorisme toebehoort aan één exclusieve groep. Men moet zich herinneren dat terrorisme kan toegeschreven worden aan alle geloofsovertuigingen in de wereld. b) Rol van de journalisten Verschillende auteurs benoemen journalisten als ‘gatekeepers’ (Nossek, 2008; Trevino et al., 2010, Zhong en Mihailidis, 2007; Weimann en Winn, 1994). De basisassumptie is dat journalisten en redacteurs sleutelpersonen zijn die verantwoordelijk zijn voor de selectie van het nieuws en het produceren van een visie van de media over de sociale realiteit. Ze worden als sleutelpersonen gezien daar zij bepalen wat er gerapporteerd wordt. Zij moeten vaak snelle beslissingen nemen onder strakke deadlines. De manier verstaan waarop journalisten hun materiaal selecteren en verwerken, helpt bij het verstaan van de manier waarop nieuws gemaakt wordt en de grenzen van dit proces te zien.

1.3 Beeldvorming Al-Qaeda in de media

1.3.1 Relatie van Al-Qaeda met de media

Al-Qaeda heeft een zeer specifieke visie op en relatie met de media. In hun visie zijn de media verantwoordelijk voor de negatie of de vervorming van de bevrijdende boodschap van de Islam. Dit maakt het volgens Al-Qaeda onmogelijk voor de Jihad om te penetreren in de Islamitische samenleving. De media zijn volgens hen de hoofdverantwoordelijke voor het ontstaan en de instandhouding van de stereotype en duidelijk negatieve visie die de samenleving heeft van de deelnemers en activiteiten van de organisatie. Hierdoor wordt de pers gezien als een grote vijand. Deze vijandigheid tegenover de pers wordt gedeeld door andere terroristische organisaties, die de media verantwoordelijk stellen voor het verbergen en het vervormen van hun boodschap. Volgens Al-Qaeda liegt de pers constant, niet enkel over hun ware motivaties, maar zeker over de echte motivaties van de Westerse overheden. Deze visie kan samengevat worden in een aantal punten. Een eerste punt is het geloof dat de media de populatie, vooral de Moslims, verdoven. Het doel van de media is volgens hen de Moslims onwetend houden over de ernst van hun situatie als volk en hun verplichtingen als religieuzen. De media dragen hiernaast bij aan het 14 creëren van een vals beeld van de sterkte van de vijanden van de Islam. Een derde punt is de overtuiging dat de media de ware motivaties van de Islamitische strijders vervalsen. Als laatste zijn ze ervan overtuigd dat de media bijdragen aan het gebruik van agressie tegen de Islam omdat het blijk geeft van een steun aan de westerse overheden.

Al-Qaeda schrijft enorme voordelen toe aan het constant aanwezig zijn in de berichtgeving en is zich ervan bewust dat een groot deel van hun succes afhangt van hun mogelijkheden om de massamedia te bereiken. De media helpen de terroristische groepen hun macht te versterken en hun aanslagen bekend te maken. Het verschijnen in de media zal helpen de effecten van de terroristische acties te versterken, de aandacht van de samenleving te vestigen op hun boodschap en een gepast beeld van hun macht en capaciteit te ontwikkelen (Soriano, 2008).

1.3.2 Inhoud van de berichtgeving

Mogensen et al. (2002) deden aan de hand van een inhoudsanalyse een onderzoek naar specifieke trends in de berichtgeving gedurende de eerste acht uur van de 9/11 crisis. Een eerste conclusie was dat de media, in plaats van enkel een informatiebron te zijn, ook een bron van steun waren. De media demonstreerden hiernaast ook een zichtbaar patriottisme. Een derde vaststelling was dat de burgers eerder op overheidsbronnen vertrouwen dan op andere bronnen. Hiernaast pleitten de media voor de Amerikaanse waarden, zoals democratie, vrijheid en rechten van de mensen. Een volgende conclusie was dat de morele of religieuze zaken eerder gepubliceerd werden dan politieke, economische, criminele of omgevingsgerichte zaken. Als laatste concluderen de auteurs nog dat de berichtgeving verschoof over deze verschillende fases van een crisis.

Li en Izard (2003) kwamen tot de conclusie dat de berichtgeving over de aanvallen, zowel op televisie als in de kranten, beiden focusten op feiten maar toch verschilden in de keuze van bronnen en de manieren waarop er aan berichtgeving werd gedaan. De berichtgeving over de aanslagen in de acht onderzochte kranten verschilde lichtjes van de berichtgeving op televisie. De grootste onderwerpen waar de kranten op focusten waren, in volgorde van voorkomen: zaken, luchtverkeer en veiligheid, World Trade Center, terrorisme en criminele activiteit, overheids- en presidentiële activiteit. De meest gebruikte bronnen waren officiële overheidsdocumenten, getuigen, zaken, experts, internationale bronnen en de president (Li & Izard, 2003, p. 210). Tijdens deze studie werden de belangrijkste taken van de media

15 duidelijk. Ze geven uitleg en een interpretatie bij de gebeurtenissen terwijl ze plaatsvinden. De studie gaf ook bewijs voor het feit dat media zich anders gedragen in crisissituaties waar nationale interesses bij betrokken zijn. Een tweede conclusie was dat de eventuele flexibiliteit van kranten hen toeliet om te gaan met bredere problemen.

1.4 Besluit

In dit hoofdstuk kwamen verschillende overtuigingen over de relatie tussen terrorisme, meer specifiek Al-Qaeda terrorisme en de media naar voor. In het empirisch onderzoek gerelateerd aan deze masterproef is het de bedoeling een aantal hypotheses uit dit hoofdstuk te toetsen en te verifiëren. Zo zal er onderzocht worden wat de reporters van de betrokken kranten als nieuwswaardig beschouwen. Worden de nieuwswaardige factoren voorgesteld door Jewkes en Reiner gehanteerd of verschillen ze hiervan? Hiernaast zal de labelling van de daders en de slachtoffers bekeken worden. Kan de bevinding van Powell dat deze labelling in een tweespalt verloopt (goed versus kwaad) bevestigd worden? Als laatste wordt het fatigue effect, door Hoffman voorgesteld, onderzocht. Een uitgebreide bespreking en behandeling van de hypotheses afgeleid uit deze overtuigingen kan men terugvinden in hoofdstuk vier.

16

Hoofdstuk 2: De aanslagen en de reacties hierop

Dit hoofdstuk wordt aangevat met een omschrijving van de terroristische organisatie die verantwoordelijk is voor de aanslagen op 11 september 2001, Al-Qaeda. Deze organisatie wordt zowel in het verleden als het heden bekeken, om aan te tonen hoe men tot deze aanslag gemotiveerd werd en hoe de groep heden georganiseerd wordt. Hierna wordt er om alle implicaties en gevolgen van de gebeurtenissen ten volle te kunnen vatten, een chronologische uiteenzetting gedaan van de feiten op deze ‘zwarte dinsdag’. Als laatste worden ook de reacties van de (inter)nationale pers en de verschillende overheden besproken.

2.1 Terreurorganisatie Al-Qaeda

2.1.1 Al-Qaeda voor 9/11

“Elke volwassen moslim haat Amerikanen, joden en christenen. Het maakt deel uit van ons geloof en onze godsdienst. Al sinds ik een jongen was, ben ik in oorlog met de Amerikanen en koester ik haat tegen hen.” – Osama Bin Laden, 1998 (Corbin, 2002, p. 15)

Al-Qaeda, Arabisch voor ‘the Base’ of ‘the Rule’, heeft verschillende synoniemen. Zo worden ze ook ‘the Islamic Army’, ‘the World Islamic Front for Jihad against Jews and Crusaders’,… genoemd (Saghi, 2008; Schmid, 2011; Kepel, 2008). De organisatie bestaat uit een groep gelijkgezinde individuen, met allen dezelfde godsdienst, de Islam. De nationaliteiten van de aanhangers zijn zeer uiteenlopend, ze komen uit maar liefst zestig verschillende landen. Osama Bin Laden, de oprichter van dit netwerk, organiseert de zaken en traint velen van de aanhangers. “Al-Qaeda is een ambitieuze, meedogenloze en een technisch bedreven organisatie” (Posen, 2004, p. 36). Ze verzetten zich zowel tegen de vijand ‘dichtbij’ als de ‘verre’ vijand (de Verenigde Staten en zijn bondgenoten). Hun primaire doel is de Verenigde Staten en de Westerse aanwezigheid in de Arabische wereld te neutraliseren. Hiernaast hebben ze nog een ander, groot doel: een Islamitisch rijk installeren, doorheen de Moslimwereld, van Marokko tot de Filippijnen. Een typisch handelsmerk van Al-Qaeda is het plegen van verschillende aanslagen op

17 verschillende plaatsen op hetzelfde tijdstip, om zo zoveel mogelijk slachtoffers te hebben onder hun vijanden (Schmid, 2011).

Osama Bin Laden, de oprichter van Al-Qaeda, was natuurlijk de belangrijkste persoon in dit terroristische netwerk. Hij was, naast 23 broers en 30 zussen, de 17e zoon van Muhammad Bin Awad Bin Laden, een zeer succesvol zakenman. Over de identiteit van Bin Ladens moeder gaan er echter een aantal geruchten de ronde. Een eerste overtuiging is dat de moeder tot een sekte behoorde, een andere overtuiging was dat Bin Ladens ouders eigenlijk nooit getrouwd waren, zijn moeder een courtisane was en Bin Laden dus eigenlijk een bastaardkind was. Bin Laden ging naar school in Musharrifa, een dorpje waar de elite woonde. Tijdens zijn kindertijd bleef hij relatief onopgemerkt. Bin Laden had wel soms tegengestelde meningen in vergelijking met zijn klasgenootjes, vooral over bepaalde zaken die hij als anti-Islamtisch beschouwde. Zelfs toen toonde hij al een ongewone interesse in religie. Het feit dat de generatie van Bin Laden ‘het vergiftigde geschenk’ van een puristische educatie kreeg en in een zodanige welvaart leefde heeft er volgens Saghi voor gezorgd dat er vele generatiegenoten opkeken naar Bin Laden (Saghi, 2008).

Bin Ladens overtuiging was dat de Verenigde Staten verantwoordelijk zijn voor het feit dat de moslims in armoede moeten blijven leven. Hij vond dat de Verenigde Staten een Westerse cultuur opdringen aan de moslims, een cultuur die indruist tegen de cultuur van de Islam. Hiernaast stelde Bin Laden de Verenigde Staten verantwoordelijk voor het voortdurende lijden van de bevolking in Irak. “Wij willen dat ons land vrij is van vijanden. Wij willen ons land bevrijd van de Amerikanen.” – Osama Bin Laden, 1998 (Corbin, 2002, p. 35). “To kill Americans and their allies – civilians and military – is an individual duty for every Muslim.” – Osama Bin Laden (Hewitt, 2003, p. 120)

Zijn grootste doel was om de 1.2 biljoen Moslims op de wereld te radicaliseren, om hen te bewegen om hun geloof helemaal opnieuw en intens te beleven en tegen onrechtvaardigheid, tirannie en vooral tegen het Westen te vechten. Maar zijn ideologie, bestaande uit een selectieve mix van politiek, religie en mythe toonde weinig respect voor lokale culturele verschillen of identiteiten en faalde uiteindelijk in het aantrekken van massasteun (Posen, 2004).

18

Naast Bin Laden zijn er nog twee mannen die een belangrijke functie bekleden in Al-Qaeda, maar veel minder bekend zijn bij het publiek. Zo is er Abdallah Azzam, “the herald1 of Jihad in Afghanistan”. Een tweede belangrijk lid, Ayman al-Zawahiri, is wat meer bekend dan de eerste, vooral doordat hij frequent in de media komt. Hij heeft ondermeer voor de verandering naar “Martelarenoperaties” gezorgd, die het hoofddoel waren van de aanslagen op 9/11 (Kepel, 2008). Volgens Kepel (2008) heeft Al-Qaeda ervoor gezorgd dat er tussen staten, naties en maatschappijen nieuwe vormen van omgaan met elkaar gekomen zijn. Door deze verandering zijn er ook nieuwe manieren ontstaan van militair ingrijpen, terwijl er toch een aantal oude principes bewaard blijven. Zo wordt het martelarenschap nog steeds nagestreefd en vindt de religieuze indoctrinatie nog steeds plaats. Kepel legt bij deze laatste twee zaken de link met de Middeleeuwen, eerder dan dat het ons doet denken aan het heden.

2.1.2 Aanleidingen tot de aanslagen

Op 9 december 1992 ging de Operatie Herstel Hoop (‘Restore Hope’) van start, een Amerikaanse interventie onder leiding van Bill Clinton. Men wou met deze operatie een ondersteuning van de voedselhulp van de Verenigde Naties bereiken, aangezien deze moeilijk uit de handen van de Somalische krijgsheer Mohammed Farah Aideed kon gehouden worden. Deze operatie liep uiteindelijk uit op een bloedig luchtgevecht tussen de Amerikaanse troepen en de Somalische clans. Het Arabische schiereiland, het gebied dat Bin Laden het meest aan het hart lag, bleef echter bezet door Clintons soldaten. Deze situatie zou uiteindelijk de trigger zijn voor Al-Qaeda om de Verenigde Staten openlijk de oorlog te verklaren. Al-Qaeda zou niet enkel oorlog voeren tegen de Amerikaanse militairen, maar ook tegen de Amerikaanse burgers.

Op 23 februari 1993 werd het World Trade Center in Manhattan al eens het doelwit van een terroristische aanslag. Door een zware bom tot ontploffing te brengen in de ondergrondse garage van dit complex kwamen er zes mensen om het leven en raakten er meer dan duizend mensen gewond. Het is bekend dat Ramsi Yousef het brein was achter deze aanslag, net als het feit dat deze persoon banden had met Al-Qaeda. Deze bomaanslag zorgde ervoor dat de Amerikaanse speurders eindelijk hun aandacht vestigden op Al-Qaeda. In 1995 werd Ramsi Yousef gearresteerd. Deze arrestatie werd snel gevolgd door twee bomaanslagen in Saoedi-Arabië.

1 Een “herald” is een persoon die belangrijke informatie draagt en voordraagt 19

Hierbij werden er vierentwintig Amerikaanse soldaten (de bezetters van de heilige gebieden) vermoord.

In januari 1996 richtte het Contraterrorisme Centrum een speciale cel op: Taakgroep Bin Laden. Deze cel, die bestaat uit een tiental federale diensten, was betrokken bij de tot nu toe grootste, duurste en meest uitgebreide zoektocht ooit naar één man, Bin Laden. Er wordt in dit centrum samengewerkt met verschillende internationale partners, zoals de Britse MI6, Israëlische Mossad, de Duitse BND,… .

Osama Bin Laden verbleef al die tijd in Soedan. In april 1994 werd Bin Ladens paspoort en zijn staatsburgerschap ontnomen door de Saoedische regering. Bin Laden en een internationaal vertegenwoordiger van het Al-Qaeda netwerk Jamal al-Fadl bouwden in tussentijd een koerierdienst uit die gebruikt werd om te communiceren, telefoon en fax waren namelijk niet meer veilig. Bin Laden en zijn aanhangers bezaten dollarrekeningen in Hongkong, Maleisië, Dubai en Londen. In 1996 kwam Osama Bin Laden terug in Afghanistan terecht. In de twee jaar die zouden volgen, breidde hij zijn trainingskampen uit en wierf hij duizenden mannen voor Al- Qaeda.

Op 23 augustus 1996 publiceerde Osama Bin Laden zijn eerste fatwa2. Deze bestond uit een duidelijke boodschap: het was tijd om de wereldwijde strijd tegen de Verenigde Staten aan te vatten. In tussentijd verbleef Bin Laden in een schuilplaats in de grotten waar hij gebruik kon maken van computers en sateliettelefoons. Er vond nog een herhaling van deze oproep plaats in mei 1998. Op 7 augustus 1998 bracht Al-Qaeda een vrachtwagenbom tot ontploffing bij de Amerikaanse ambassade in Nairobi, Kenia. Er werden twaalf Amerikanen gedood, allen diplomaten en ambassademedewerkers. Maar om dit doel te kunnen bewerkstelligen, werden er hiernaast 201 Afrikaanse burgers slachtoffer van deze aanslag. Negen minuten na deze aanslag ontplofte er een tweede bom bij een Amerikaanse ambassade, dit keer in Dar es Salaam, Tanzania. Hierbij kwamen geen Amerikanen om, wel elf Afrikanen.

De pogingen van de Verenigde Staten om Bin Laden uit te schakelden liepen op niets uit. Amerikaanse overheden erkenden Bin Laden als een grote bedreiging, maar ze hadden

2 Een fatwa is een godsdienstig advies die wordt gepubliceerd rond een bepaalde kwestie. Hier ging het over de Jihad. 20 simpelweg geen middelen om een effectief en efficiënt beleid op te stellen en uit te voeren. Voor dit gebrek aan middelen zijn er een aantal verklaringen. Een eerste reden is het gebrek aan een legaal kader om een organisatie aan te pakken waar de leden vooral informeel met elkaar omgaan, in plaats van een organisatie die gebaseerd is op officieel lidmaatschap. Ook de opleiding en wettelijke middelen die ervoor konden zorgen dat justitie een goed beeld van dit fenomeen kon scheppen waren beperkt. Een tweede probleem in deze uitschakeling was het vinden van een geschikte militaire macht die deze terroristen in een ver land kon aanpakken. Een laatste probleem zijn de grote restricties waaronder vooral de CIA moest werken. Meestal waren ze de plaatselijke taal niet machtig. Hierdoor was het onmogelijk om de nodige relaties en contacten te ontwikkelen om zo de cultuur, het land of de gemeenschap te begrijpen.

Ondanks deze obstakels nam de kennis rond Al-Qaeda toch toe, door de speciale unit van de CIA opgericht in 1996, waardoor men meer en meer een accuraat zicht kreeg op Bin Laden en zijn operaties. Na de aanslagen in Afrika in 1998 volgde er een zeer succesvol onderzoek, geleid door de FBI, waardoor er snel veel van de sleutelfiguren konden opgepakt worden. (Burke, 2011; Corbin, 2002)

2.1.3 Al-Qaeda na 9/11

De eerste verschijning die Bin Laden maakte na 9/11 was op 7 oktober 2001. Hij was gekleed in Afghaanse kleren en zat in kleermakerszit aan de ingang van een grot. (Saghi, 2008)

Bij het kaderen van het paradigma rond “the theater of terror” haalt Weimann (2008) de besprekingen van Osama Bin Laden over de aanslagen, in november 2001 aan. Bin Laden sprak over het feit dat de zelfmoordterroristen die deze aanslagen verwezenlijkt hadden een zeer duidelijke boodschap gaven. Deze boodschap was, anders dan alle andere gegeven speeches over de hele wereld, in alle talen en in alle landen duidelijk. In dit verband stelt Nacos (2002) dat de doelwitten voor de aanslagen op 9/11 zeer nauwkeurig en duidelijk gekozen werden. Ze werden immers in functie van hun symbolische waarde van Amerikaanse rijkdom, macht en erfgoed geselecteerd. Deze keuze staat als doel omschreven in een gedetailleerd handboek van de Jihad. Terroristen die getraind werden in trainingskampen van Al-Qaeda werden aanbevolen om doelwitten te kiezen met een sentimentele waarde. Door de keuze te maken die ze maakten op 9/11, zijn de terroristen er perfect in geslaagd om het doel te verwezenlijken dat alle terroristen

21 willen verwezenlijken: agenda-setting. Ook de leider van Al-Qaeda was hier zeer tevreden mee: “There is America, full of fear from north to south, from west to east. Thank God for that.” (Weimann, 2008, p. 72)

Volgens Rowland en Theye (2008) heeft Al-Qaeda door deze aanslag een aantal duidelijke boodschappen verzonden naar Amerika. Een eerste boodschap was om duidelijk te maken dat Amerika, maar ook het bredere Westen, zeer bang moesten zijn. Een tweede doel van deze aanslagen was om ervoor te zorgen dat hun doelen en hun motivaties bekend werden in Amerika, waardoor Amerika zou reageren. Deze reactie van Amerika zou, volgens Al-Qaeda, er dan weer voor zorgen dat hun organisatie nog bekender werd.

Na een jarenlange zoektocht door verschillende inlichtingendiensten konden de Verenigde Staten toch op Bin Ladens spoor komen. Op 2 mei 2011 werd Osama Bin Laden verrast in zijn schuilplaats in Abbottabad, Pakistan. Hij werd doodgeschoten door Amerikaanse soldaten en zijn lichaam werd in zee gedumpt. Volgens Jan Muylaert (2011) zou Bin Ladens leiderspositie opgenomen worden door Ayman Al Zawahiri.

2.2 De aanslagen

Aan 9/11 ging er een jarenlange, intensieve voorbereiding vooraf. Op 11 september 2001, in de voormiddag, werd Amerika op verschillende plaatsen en verschillende tijdstippen meermaals aangevallen. Hieronder wordt de chronologie van deze gebeurtenissen uiteengezet.

2.2.1 Chronologie van de gebeurtenissen

08u13: Vlucht II stijgt op vanop de luchthaven Logan, te Boston. (Dermul, 2007)

Tijdens de vlucht communiceren de vluchtleiders met de verkeerstoren via de radio. Na een radiostilte van 10 minuten neemt een man met een zwaar accent in het Engels contact op met de verkeerstoren. ‘We hebben een paar vliegtuigen, wees rustig en u blijft okay’.

Een medewerker op de grond krijgt een telefoontje van stewardess Madeline Sweeney, werkzaam op vlucht II. Zij brieft dat er vier kapers aan boord waren en zich ‘zojuist de toegang tot de cockpit hebben verschaft’.

22

Een aantal minuten later werd de ‘transponder3’ uitgeschakeld, waardoor het zeer lastig werd om het vliegtuig te volgen. (Corbin, 2002)

08u14: Vlucht 175 stijgt, 16 minuten later dan gepland, op van Boston Logan Airport. (Post, 2002)

08u42: Na 40 minuten vertraging stijgt vlucht 93 op van United Airlines, van Newark, New Jersey op weg naar San Fransisco. De gezagvoerders worden gewaarschuwd door de vluchtleiders van vlucht 77 dat er gevaar is voor binnendringen van de cockpit. (Corbin, 2002)

08u43: Een van de kapers op vlucht II geeft een bericht door aan de passagiers en de luchtleiders op de grond: “Wil niemand bewegen, alstublieft. We gaan terug naar de luchthaven. Probeer geen stomme dingen te doen.’

Madeline Sweeney, de stewardess die nog steeds aan de telefoon hangt, roept “Ik zie water, gebouwen, o mijn god, o mijn god!” (Corbin, 2002)

08u46: Vlucht II vanuit Boston op weg naar Los Angeles boort zich met een snelheid van 800 km per uur in de noordelijke toren van het World Trade Center. Er breekt onmiddellijk brand uit. Een groot gat is zichtbaar. (Post, 2002)

08u53: Ook vlucht 77 van American Airlines, vanuit Washington op weg naar Los Angeles, reageert niet meer op de radioberichten. De transponder werd uitgeschakeld. De vluchtleiders hebben het vliegtuig na veel moeite toch nog kunnen traceren, het vliegt over het Pentagon. Men denkt dat het vliegtuig op automatische piloot richting het Witte Huis vliegt. (Corbin, 2002)

09u03: Een tweede toestel van United Airlines (vlucht 175) eveneens vanuit Boston op weg naar Los Angeles wordt gekaapt. Ook hier werd de transponder uitgeschakeld (Corbin, 2002). Het vliegtuig crasht in de zuidelijke toren van het WTC en explodeert. Beide gebouwen staan nu in brand (Post, 2002).

09u25: Vlucht 93 zendt 2 korte radioberichten uit. Verschillende familieleden van passagiers worden opgebeld. Allen vernemen ze dat het vliegtuig gekaapt zou worden en dat de passagiers

3 Een transponder is een elektrisch apparaat in de cockpit van een vliegtuig, dat bepaalde signalen uitzendt naar de controletoren. Deze signalen zorgen voor een goed verloop van de verkeersleiding. 23 van plan zijn dit te verhinderen. Stewardessen vullen koffiekannen met kokend water. De cockpitrecorder laat horen dat er een man met een zwaar accent een aankondiging doet: “Hai, dit is de gezagvoerder. We willen dat jullie allemaal blijven zitten. Er is een bom aan boord en we keren terug naar de luchthaven.” In de bunker onder het Witte Huis plegen een adjudant en de vice-president overleg. Men beslist om vlucht 93 aan te vallen om zo verdere aanslagen te voorkomen. (Corbin, 2002)

09u30: President Bush, op schoolbezoek in Florida, krijgt het nieuws in zijn oor gefluisterd. De president deelt onmiddellijk mede dat het land is getroffen door wat naar alle waarschijnlijkheid lijkt op een terroristische aanslag (Post, 2002). De president herinnert zich nog duidelijk wat er op dit moment in zijn hoofd omging. “Ze hadden ons de oorlog verklaard en ik besloot toen en daar dat wij oorlog zouden voeren”. Later kaderde de president zijn ware, private reactie: “My blood was boiling. We were going to find out who did this and kick their ass.’ Hij verschijnt voor de eerste maal voor de camera’s en maakt een strijdlustig statement: “Het terrorisme zal geen stand houden” (Corbin, 2002, p. 105).

09u36: De passagiers van vlucht 93 hangen nog steeds aan de telefoon met hun familieleden. Ze horen ‘Zijn jullie klaar? Aan de slag!”.

George Tenet, de directeur van de CIA was op dit moment in een gesprek met zijn vriend David Boren, oud-senator. Tenet legt onmiddellijk de link met Osama Bin Laden: “Dit wijst van alle kanten op Bin Laden. Ik moet gaan”. Een aantal weken eerder was er op een trainingsinstituut voor piloten een man, Zacharias Moussaoui opgepakt nadat hij de aandacht op zich had gevestigd. Tenet vroeg zich af of hij er iets mee te maken zou hebben. De vermoedens van Tenet werden sterker na het vinden van drie bekende activisten van Al-Qaeda op de passagierslijst van vlucht 77. (Corbin, 2002)

09u40: Vlucht 77 maakt een scherpe bocht en raast over de autodaken. Het boort zich in de westgevel van het Pentagon in Washington D.C. Er breekt onmiddellijk brand uit. (Corbin, 2002; Post, 2002)

09u40: Voor de eerste keer in de Amerikaanse geschiedenis worden alle Amerikaanse vliegvelden gesloten (Post, 2002).

24

George Bush wordt met de Air Force One, geëscorteerd door verschillende gevechtsvliegtuigen, overgebracht naar een veilige basis van de Amerikaanse luchtmacht.

De natie wordt op ‘DefCon 3’ gesteld, het hoogste niveau van offensieve paraatheid. (Corbin, 2002)

10u03: Vlucht 93 stort neer in Somerset country ten zuiden van Pittsburgh, Pennsylvania. Het vliegtuig werd niet neergeschoten door een gevechtsvliegtuig. “Het lijkt erop dat er heldendaden zijn verricht aan boord van dat vliegtuig” (Corbin, 2002, p. 107).

10u05: De zuidelijke toren van het WTC stort in. Een enorme rookwolk verspreidt zich over Zuid-Manhattan en perst zich door de straten. (Post, 2002)

10u08: Geheime agenten gewapend met automatische geweren stellen zich op in Lafayette Park tegenover het Witte Huis (Post, 2002).

10u28: De noordelijke toren van het WTC stort in. Een nog grotere rookwolk verspreidt zich (Post, 2002).

10u45: Alle federale overheidsgebouwen worden geëvacueerd. Voortdurend gaan er geruchten dat het State Department in brand staat en dat ook het Witte Huis gevaar loopt. (Post, 2002)

11u01: Het hoofdkantoor van de Verenigde Naties wordt geëvacueerd (Post, 2002).

11u02: Burgemeester Giuliani gebiedt New Yorkers om thuis te blijven en beveelt een evacuatie van Zuid-Manhattan (Post, 2002).

11u47: Chicago en andere steden ontruimen hoge gebouwen (Post, 2002).

13u04: President Bush deelt mede dat inmiddels alle benodigde beveiligingsmaatregelen zijn genomen. Zo zijn wereldwijd alle Amerikaanse militaire eenheden in de hoogste staat van paraatheid gebracht. (Post, 2002)

13u27: De stad Washington roept de noodtoestand uit (Post, 2002).

25

13u48: Het Witte Huis is een te groot veiligheidsrisico en president Bush wordt in de Air Force One door het Amerikaanse luchtruim gevlogen. Hij landt uiteindelijk op Offutt Air Force Base in Nebraska en wordt naar de bunker gebracht (Post, 2002).

16u00: De CNN rapporteert dat de ambtenaren van de Verenigde Staten stellen dat er aanleidingen zijn om te geloven dat Osama Bin Laden betrokken is bij de aanslagen (Greenberg, 2002)

16u30: De president wordt teruggevlogen naar Washington (Post, 2002).

17u20: Gebouw 7 van het WTC-complex stort in. Het telt 47 etages (Post, 2002).

18u54: President Bush is weer in het Witte Huis (Post, 2002).

20u30: De president spreekt de natie toe. Zijn woede is groot. De president kondigt aan dat Amerika hard zal terugslaan en dat er geen onderscheid gemaakt zal worden tussen terroristen en hen die ze onderdak bieden. (Post, 2002)

- “Good evening. Today, our fellow citizens, our way of life, our very freedom came under attack in a series of deliberate and deadly terrorist acts.” - “These acts of mass murder were intended to frighten our nation into chaos and retreat. But they have failed; our country is strong.” - “America was targeted for attack because we’re the brightest beacon for freedom and opportunity in the world. And no one will keep that light from shining. - “Today, our nation saw evil, the very worst of human nature. And we responded with the best of America – with the daring of our cue workers, with the caring for strangers and neighbors who came to give blood and help in any way they could” - “This is the day when all Americans from every walk of life unite in our resolve for justice and peace. America has stood down enemies before, and we will do so this time. None of us will ever forget this day. Yet, we go to defend freedom and all that is good and just in our world. Thank you. Good night, and God bless America”. – President George W. Bush, 11 september 2011 (Post, 2002, p. 125-126)

26

Mensen uit 72 verschillende landen kwamen om. Er werden 245 inzittenden vermoord en er stortten vier Amerikaanse vliegtuigen neer. (Post, 2002; Corbin, 2002). In totaal stierven op die dag meer dan 3.000 mensen en vielen er meer dan 6.000 mensen gewond (Burke, 2011).

Voor de aanvallen gepleegd op 9/11 hebben minstens negentien mannen, ondersteund door zeker een twaalftal anderen, tijdens ettelijke jaren een aanslag uitgewerkt. Tussen deze mannen waren er zeker een aantal aanwezig die wisten dat deze aanslagen tot hun dood zouden leiden. Ook de piloten die de vier vliegtuigen bestuurden, wisten exact welk level van destructie ze zouden veroorzaken. Tijdens de voorbereidingen bestudeerden ze zorgvuldig de veiligheidscontroles van de luchthavens, waardoor ze de meest kwetsbare luchthavens konden selecteren. Verschillende van deze mannen hebben in de Verenigde Staten jaren getraind bij vliegscholen en genoeg geleerd om een vliegtuig in een gebouw te manoeuvreren. De grootte van het vliegtuig was evenredig aan de hoeveelheid brandstof en dus ook de destructieve kracht. (Posen, 2004)

Direct na de aanslagen ontstonden er verschillende samenzweringstheorieën. Een van de grootste aanzetten hiervoor was het ongeloof dat de Westerse inlichtingendiensten deze aanslagen niet hadden kunnen voorkomen. De kapers glipten tussen de mazen van het net van de veiligheidsdiensten, die vooral op zoek waren naar Amerikaanse burgers die aanslagen beraamden tegen de overheid. Ook de buitenlandse inlichtingendiensten waren hiernaar op zoek. Toch was het logisch dat er ook een dreiging kon komen van buitenlandse burgers, de systemen om deze te tackelen waren niet volop ontwikkeld. Wanneer de groep kapers uiteindelijk arriveerden in de VS, kwamen er een serie van vermijdbare fouten en ongelukkig toeval waardoor ze niet ontdekt en dus ook niet opgepakt werden (Burke, 2011). Ook Dermul (2007) heeft zijn twijfels bij de verantwoordelijkheid van Al-Qaeda en beweert dat de Amerikaanse overheid verantwoordelijk is voor deze aanslagen. Hij staaft zijn overtuiging met een aantal argumenten. Het World Trade Center bestaat uit zeven gebouwen, waarvan de Twin Towers de twee bekendste zijn. Twee maanden voor de aanslag, nam Larry Silverstein het World Trade Center over van de New York Port Authority. Er bestaat twijfel over de reden van het instorten van de drie stalen gebouwen (Toren 1, 2 en 7). Er zijn nergens ter wereld bewijzen van stalen gebouwen die door brand geveld werden. Het FEMA rapport (Federal Emergency Management Agency) geeft na een lang onderzoek volgende conclusie: “Met de informatie en de tijd ter beschikking konden we niet met zekerheid bepalen welke factoren hebben geleid tot het instorten

27 van elke toren” (Dermul, 2007, p. 26). Ook een ander rapport, de NIST-studie (National Institute of Standards and Technology) kan geen verklaring bieden voor het instorten van de torens. Volgens Dermul gaat het om een ‘controlled demolition’, een gecontroleerde instorting of vernieling. “De instortingen van de gebouwen zijn zo goed als identiek” (Dermul, 2007, p. 29).

2.2.2 Reactie op de aanslagen a) Reactie van de verschillende overheden Burke (2011) beschrijft de reactie van de verschillende overheden in chronologische volgorde. Op 7 oktober 2001 begonnen de bombardementen op Afghanistan. De ‘War on Terror’ was begonnen. Volgens generaal Richard Meyers was dit pas ‘de beginfase van lopende gevechtsoperaties’ tegen 31 trainingskampen van Al-Qaeda. Bush en zijn militaire leiders noemen deze oorlog een oorlog tegen het terrorisme. Dermul (2007) gelooft hier niet veel van. Hij raadt aan om er een kaart bij te nemen en er alle Amerikaanse militaire basissen op aan te duiden. Hij komt tot de vaststelling dat de lijnen tussen deze basissen overeenkomen met een geplande olie- en gaspijplijn. In de nasleep van 9/11 werden mensen quasi willekeurig opgepakt en gedeporteerd naar de Naval Base op Guantanamo Bay in Cuba. In totaal werden meer dan 5000 mensen opgepakt in de Verenigde Staten zelf en waren er ongeveer 1200 ‘krijgsgevangenen’. Deze gevangenen kregen geen enkele vorm van proces, recht op advocaten,… . (Dermul, 2007; Corbin, 2002)

De wereldleiders en hun veiligheidsagenten waren bang dat er nog een tweede of zelfs derde golf van aanvallen zou volgen. Zelfs nog voor dat het derde vliegtuig het Pentagon raakte, had Richard Clarke (counter-terrorisme coördinator van het Witte Huis) gezegd tegen Condoleezza Rice (de voormalige nationale veiligheidsadviseur van Bush) en Dick Cheney (de vice-president) dat Amerika aangevallen was door Al-Qaeda. In de vroege namiddag waren er individuen waarvan geweten was dat ze banden hadden met Bin Ladens organisatie, geïdentificeerd uit de passagierslijst van de gekaapte vliegtuigen. Ook buitenlandse inlichtingendiensten waren ervan overtuigd dat Bin Laden en Al-Qaeda de enige waren die tot zo een grote aanval in staat waren.

- Rudy Giuliani (burgemeester New York): “Today is obviously one of the most difficult days in the history of the city. The number of casualties will be more than any of us can bear ultimately”.

28

- Kofi Annan (secretaris-generaal van de Verenigde Naties): “We are all traumatized by this terrible tragedy” - The Queen: expressed her “growing disbelief and total shock” - Le Monde (Franse krant): “we are all Americans now”. - Gerhard Schroeder (German chancellor): “It’s a declaration of war against the civilized World”. - Chris Patten (Externe relaties Europese Unie): “The work of a madman”. (Burke, 2011, p. 27)

Binnen de vierentwintig uur heeft de NAVO unaniem een artikel aangepast: Article Five of the North Atlantic Treaty. De NAVO besliste dat, indien duidelijk werd dat deze aanslagen gepleegd werden door daders in het buitenland, ze beschouwd zouden worden als een actie dat beschreven staat in Article Five. Dit artikel zegt dat, indien er een aanval wordt gepleegd op één van de leden van de NAVO, dit als een aanval gezien wordt op iedereen: “The Parties agree that an armed attack against one or more of them in Europe or North America shall be considered an attack against them all and consequently they agree that, if such an armed attack occurs, each of them […] will assist the Party or Parties so attacked by taking forthwith, individually and in concert with the other Parties, such action as it deems necessary, including the use of armed force, to restore and maintain the security of the North Atlantic area” (NATO, 2005).

Europese buitenlandse ministers riepen een noodvergadering bijeen om een gezamenlijk antwoord te bespreken. Over de hele wereld werden overheidsgebouwen en grote gebouwen geëvacueerd door de wijdverspreide angst voor verdere aanslagen. Op 12 september, in de morgen, werd er aan Bush verteld dat de CIA een vermoeden had van meerdere Al-Qaeda operaties in de Verenigde Staten en dat ze deze wilden counteren door het gebruik van biologische, chemische of nucleaire wapens.

In de Islamitische wereld waren er drie verschillende reacties. De reactie van de staatshoofden, die van de geestelijken en de reactie van de burgers. De staatshoofden betuigden allen hun medeleven aan Amerika, toch zeker in eerste instantie. Zulke leiders beseften hoe Amerika disloyaliteit zou zien, dus het was eerder een tactische zet. De geestelijken in de Islamitische wereld hadden een meer delicaat pad te bewandelen. Het feit dat hun ‘aantal volgers’ niet afhangt van de positie of formele kwalificatie, maar van de acceptatie van de burgers, maakte natuurlijk 29 dat ze meer georiënteerd waren naar de publieke opinie. Er moest een compromis gesloten worden tussen de sterke pro-Amerikaanse positie van de leiders en de meer ambivalente gevoelens van de straat. Diegenen die beschermd werden door of dicht bij de overheid stonden konden de aanslagen ‘stom’, ‘verboden’ noemen, maar de andere religieuze figuren moesten meer genuanceerd antwoorden. Als derde is er de algemene reactie van de burgers. Deze was zeer ongelijk. Aan de ene kant waren er mensen die gechoqueerd waren en sympathie voelden voor de slachtoffers, aan de andere kant was er een gevoel dat de aanslagen gerechtvaardigd waren door de misdaden van Amerika.

Er werden snel samenzweringstheorieën ontwikkeld. Deze verspreidden zich snel onder de niet- Moslims, zeker onder de extreemlinksen of in landen zoals Frankrijk, met een lange historie van anti-Amerikanisme. (Burke, 2011)

Op 7 oktober starten de Verenigde Staten “The War on Terror” met de militaire aanvallen op Kaboel, Kandahar en Jalalabad. Tijdens deze oorlog wordt op 7 oktober de frontlinie van de Taliban gebombardeerd. Op 6 december valt Kandahar, de laatste grote stad in handen van de Taliban. Op 22 juni 2011 kondigt president Obama aan dat er een groot aantal soldaten uit Afghanistan zal teruggetrokken worden voor 2012. Een volledige uittocht is voorzien in 2014. In maart 2003 starten de Verenigde Staten, samen met Engeland, de oorlog tegen Irak. Deze oorlog gaat door tot de nacht van 17 op 18 december 2011, wanneer de laatste Amerikaanse troepen zich terugtrekken uit Irak. (Humbeeck, 2011; Burke, 2011) b) Reactie van de internationale pers Vele tv-netwerken hadden na de eerste inslag hun camera’s opgesteld in de richting van de twee torens, waardoor ze de tweede aanslag en het instorten van de twee torens goed hadden kunnen filmen. De live-uitzendingen van de gebeurtenissen waren van nooit geziene inzet. Opinie polls wezen uit dat letterlijk alle Amerikanen (volgens verschillende onderzoeken 99% tot 100%) de verslaggeving over de aanslagen volgden door het bekijken van tv-news, het beluisteren van radionieuws en het surfen op internet. Door deze intensieve verslaggeving in de massamedia, steeg de Amerikaanse publieke kennis over de media. (Nacos, 2002)

Maar, Bin Ladens doel was niet om de Amerikaanse perceptie te beïnvloeden. Hij wou eerder de burgers van Moslimlanden raken. In de ogen van vele Moslims was Osama Bin Laden de

30 grootste held: de Arabische media beschreven hem als Amerika’s grootste vijand waardoor hij zeer veel aan populariteit, respect en legitimatie won onder miljoenen Moslims over de hele wereld. (Weimann, 2008)

Zowel voor als na 9/11 heeft, volgens Christopher Hewitt, de pers over het algemeen de motieven van de verantwoordelijken genegeerd. In plaats van Bin Ladens statements te publiceren, waarin hij in detail zijn beweegredenen voor de Jihad uitlegt, publiceerden de media vooral over angst en schilderden ze de volgers van Bin Laden af als ‘gekken’ of ‘slechte fanatiekelingen’. De media werden hiernaast ook bekritiseerd, door informatie te publiceren die nuttig kon zijn voor terroristen, bijvoorbeeld hoe men een anthrax-spoor kon verspreiden. (Hewitt, 2003) De reacties op 9/11 in de Amerikaanse media zijn er vooral van ontzetting en verbijstering, waarbij de mensheid onmiddellijk in ‘good guys’ en ‘bad guys’ wordt opgedeeld. De goede jongens zijn natuurlijk de patriottische Amerikanen, de slechte jongens zijn de stoute moslims (Dermul, 2007).

2.3 Besluit

In dit hoofdstuk werd de chronologie van de gebeurtenissen uiteengezet. Hierdoor werd duidelijk dat Amerika op hetzelfde tijdstip op verschillende plaatsen meermaals werd aangevallen, waardoor er een grote, ongeziene chaos ontstond. Zowel de nationale als de internationale overheden formuleerden een antwoord, waardoor de implicaties op deze aanslagen snel duidelijk werden: de verantwoordelijken zijn opgespoord en vervolgd worden. Het werd duidelijk dat de reactie van president Bush direct zeer strijdlustig was: de terroristen zouden gevonden en bestraft worden, alsook de landen die deze (met of zonder medeweten) herbergden. President Bush hield voet bij stuk, waardoor op 7 oktober 2001 “The War on Terror” begon. Ook de (inter)nationale media reageerden onmiddellijk, waardoor bijna alle Amerikanen en vele buitenlanders de gebeurtenissen en de evoluties van minuut tot minuut konden volgen.

31

Hoofdstuk 3: Situering van de drie Vlaamse kranten

De keuze voor Vlaamse kranten werd bepaald vanuit een interesse in hoe de berichtgeving varieert in ons eigen land, in onze eigen omgeving. Hiernaast werd de keuze voor deze drie kranten ingegeven door een aantal andere factoren. Enerzijds zijn het twee ‘soorten’ kranten: er zijn twee kwaliteitskranten en één populaire krant aanwezig. Hauttekeete (2005) stelt dat er voorzichtig omgesprongen moet worden met de term ‘kwaliteitskrant’. Er bestaat geen exacte definitie van deze term die door iedereen gebruikt kan worden. Zij opteert voor de term ‘meerwaardekrant’, omdat het publiek in deze krant een meerwaarde zoekt op vlak van berichtgeving over politiek en dergelijke. Een tweede factor is het feit dat deze kranten tot twee verschillende persgroepen behoren. De Standaard maakt deel uit van Corelio (het voormalige VUM), Het Laatste Nieuws en De Morgen behoren tot De Persgroep. Als laatste hebben deze kranten ook een andere politieke/ideologische achtergrond. (De Bens & Raeymaeckers, 2010).

3.1 Uitgeverij Corelio

De Standaard maakt deel uit van de uitgeverij Corelio. Corelio bezit naast De Standaard ook de titels /De Gentenaar, Jobat en l”Avenir. De uitgeverij streeft naar eigen zeggen een ‘0-1-7 politiek’ na. De 0 in dit gezegde staat voor de krantensite waar alle nieuws onmiddellijk op gepubliceerd wordt. De 1 vertegenwoordigt de dagkrant. Als laatste staat de 7 voor het aanbod dat de uitgeverij biedt tijdens het weekend (Corelio, 2012).

De Bens & Raeymaeckers kaderen in hun boek ook het lezerspubliek van deze uitgeverij. Zij maken een onderscheid tussen acht verschillende groepen in de bevolking, verdeeld naargelang de hoogte op de sociale ladder, waarbij groep één de hoogste is en groep acht de laagste. Het lezerspubliek van De Standaard wordt het meest vertegenwoordigd in de eerste drie groepen. Hiernaast zijn de lezers van De Standaard goed verspreid in leeftijd.

Het lezerspubliek van Het Nieuwsblad/De Gentenaar verschilt van dit van De Standaard. De groepen die hier het meest vertegenwoordig zijn, zijn groep één tot en met groep zes.

32

3.1.1 Geschiedenis en situering De Standaard

In 1914 werd nv De Standaard opgericht. Deze nv had als doel ‘het uitgeven van een katholiek, Vlaams dagblad te Brussel’ (De Bens & Raeymaeckers, 2010, p. 288). De eerste uitgave van deze krant, die twee bladzijden telde, gebeurde op 4 december 1918. De verschillende medewerkers van deze krant zaten her en der verspreid, pas in juli 1919 werden alle medewerkers gecentraliseerd in een gebouw in Brussel. In mei 1919 werd de Standaard Boekhandel opgericht. In 1929 werd onder deze persgroep Het Nieuwsblad opgericht (Durnez, 1993). Tijdens de bezetting van de Duitsers werden de publicaties van De Standaardgroep voor een korte periode gestaakt. De familieleden van de inmiddels overleden eigenaar Sap startten het blad opnieuw op met dezelfde redactie, onder de naam Het Algemeen Nieuws. In maart 1944 wilden de Duitsers meer greep krijgen op deze krant, dus stelden ze zelf een beheerder aan. Tijdens de oorlog kreeg de krant een verschijningsverbod opgelegd.

Léon Bekaert en Tony Herbert, twee industriëlen maakten een afspraak met de familie Sap. Zij richtten De Nieuwe Standaard op, met nv De Gids als uitgeverij. Deze twee mannen zouden de gebouwen gebruiken van de familie Sap en zo de nieuwe krant lanceren. De titel en de infrastructuur zouden in 1947 terug overgedragen worden aan de familie Sap. De uitgeverij NV De Gids had hiernaast ook nog twee andere namen onder zijn hoede: Het Nieuwsblad en het tijdschrift Ons Volk. Het kwam echter tot een conflict tussen Bekaert en Herbert en de famillie Sap. De familie was van oordeel dat de twee nieuwe eigenaars een minder uitgesproken Vlaams- nationalistische invalshoek hadden aangenomen. De titel werd uiteindelijk gewijzigd naar De Nieuwe Gids. Het conflict bleef bestaan en het kwam tot een proces waar er beslist werd dat De Nieuwe Gids een ander onderkomen moest zoeken. Op 22 maart 1947 werd vzw De Schakel opgericht, onder leiding van de familie Sap. Deze vzw zorgde er uiteindelijk voor dat vanaf 1 mei 1947 De Standaard terug verscheen. De Standaard hervond zijn glorie van voor de oorlog. De Smaele nam de leiding van De Standaardgroep over. Hij zorgde ervoor dat de nodige technologische veranderingen er kwamen. De Standaardgroep nam nog andere titels over, waardoor ze uiteindelijk zes titels bezat: De Standaard, Het Nieuwsblad, De Gentenaar, De Landwacht, Het Nieuws van den Dag en Het Handelsblad. In de jaren ’60 verdwenen er een aantal titels waardoor de groep nu nog bestond uit De Standaard, Het Nieuwsblad en De Gentenaar.

33

De Standaardgroep gaat uiteindelijk in 1976 failliet. Na enkele mislukte, reddingspogingen werd het bedrijf uiteindelijk verkocht aan de Vlaamse Uitgeversmaatschappij (VUM). De VUM bekleedde een leiderspositie op de dagbladmarkt. De grootste titel van deze uitgeversmaatschappij, De Standaard, kreeg al snel het label kwaliteitskrant opgeplakt. In de loop van de jaren ‘90 breidde de VUM zijn arsenaal aanzienlijk uit: in november 1994 werd de dagbladgroep gekocht, in 1999 werd de VUM een participant van de Waalse mediagroep Medi@bel. Deze mediagroep was hiermee de eerste in de Belgische geschiedenis die deel uitmaakte van een Waalse mediagroep. In 1998 werd De Standaard op het internet geplaatst. De Standaard Online heeft zijn eigen webstek en het nieuws wordt op deze site gratis aangeboden. In 2004 werd er opnieuw een nieuwe titel gelanceerd. Espresso werd verkocht als een compactere versie van De Standaard. Ook Het Nieuwsblad werd uitgebreid met een zondageditie. In 2006 neemt de VUM Vers l’Avenir over van Medi@bel. Doordat hierdoor de eigendomsstructuur van de groep veranderde, werd de naam veranderd naar Corelio.

De Standaard werd in Vlaanderen lang gezien als de enige kwaliteitskrant. Deze visie diende veranderd te worden na de nieuwe profilering van De Morgen als kwaliteitskrant. Na een concurrentiestrijd koos De Standaard toch voor een meer populaire berichtgeving. De krant is steeds Vlaamsgezind geweest: “Wij kunnen het Vlaamse volk niet beter dienen dan door allereerst een goede krant te maken” (Durnez, 1993, p. 543). Doch deze Vlaamsgezindheid werd afgezwakt over de jaren heen. Zo werd na meer dan 80 jaar het symbool van de Ijzertoren AVV/VVK weggehaald van de voorpagina, die sinds 27 december 1918 op het voorblad prijkte (Durnez, 1993). Ook de naamswijziging van de persgroep (van VUM naar Corelio) zorgde ervoor dat de krant zich neutraler ging opstellen.

Bij De Standaard heerst er een redactionele autonomie. Dit betekent dat de redactie over een bepaalde onafhankelijkheid beschikt, waardoor men zelf vorm kan geven aan de manier waarop en welke informatie men zal overbrengen naar het publiek. De hoofdredacteur van De Standaard is vandaag Bart Sturtewagen. (De Bens & Raeymaeckers, 2010)

34

3.2 De Persgroep

De Persgroep bezit naast De Morgen en Het Laatste Nieuws ook nog de titels l’Echo en De Tijd. Het lezerspubliek van De Morgen en Het Laatste Nieuws worden steeds besproken onder de respectievelijke titels.

3.2.1 Geschiedenis en situering De Morgen

De krant Vooruit, opgericht in 1885 te Gent en de krant Volksgazet, opgericht in Antwerpen in 1914, werden in 1978 samengebracht tot een nationale krant, getiteld De Morgen. Na een faillissement in 1986 werd de krant gered door nv De Nieuwe Morgen. De Morgen maakt vanaf 1989 deel uit van De Persgroep. Het eerste nummer van De Morgen werd uitgegeven op 1 december 1978. Door overhaast te werk te gaan, kampte De Morgen al snel met een aantal fundamentele problemen. Men had geen geschikte apparatuur, men kon geen promotie voeren wegens geldgebrek en men besteedde zeer weinig aandacht aan regionaal nieuws. Men verloor drie van de vijf aandeelhouders. Deze teneur werd voortgezet, ook in 1983 verloor De Morgen een vierde aandeelhouder, waardoor de socialistische partij de enige investeerder werd. In 1985 nam De Morgen een aantal initiatieven om uit hun negatieve spiraal te raken: het formaat werd aangepast, er werd meer regionaal nieuws uitgegeven, men ontwierp een nieuw logo en een nieuwe voorpagina,…. Maar, deze initiatieven brachten geen verbetering. De SP besloot om de financiering stop te zetten, wat leidde tot het faillissement op 30 oktober 1986.

Dankzij de steun van de lezers, verdeeld over drie initiatieven, kon de krant toch nog opnieuw verschijnen. Er waren lezers die geld inzamelden, de 1.000 x 100.000 actie en de solidariteitsactie Mensen van De Morgen werden opgestart. Dankzij aandelen van drie organisaties kon op 15 januari 1987 nv De Morgen opgericht worden. Echter, in 1988 bevond de krant zich opnieuw in de penibele financiële situatie van in 1986.

De krant werd in 1989 gered door De Persgroep. Ook de Morgen krijgt heden het verwijt dat men zich zou laten verleiden door sensatieberichtgeving. Vooral sinds de berichtgeving over de Dutroux-affaire werd het imago van deze kwaliteitskrant geschaad.

De Morgen is goed vertegenwoordigd in de hogere sociale groepen. Groep één en twee beslaan meer dan de helft van het lezerspubliek. In vergelijking met De Standaard wordt deze laatste toch

35 nog iets meer door deze groepen gelezen (De Bens & Raeymaeckers, 2010). De hoofdredacteur van deze krant is Wouter Verschelden.

3.2.2 Geschiedenis en situering Het Laatste Nieuws

Het Laatste Nieuws behoort, net zoals De Morgen, l’Echo en De Tijd, toe aan De Persgroep. De krant werd in 1888 opgestart door Buls, de Brusselse burgemeester en d’Alviella, senator. Zij zagen deze krant vooral als een krant die dicht bij het volk staat en ze moest ‘Vlaams, liberaal en vrijzinnig zijn’ (De Bens & Raeymaeckers, 2010, p. 344). Een eerste uitgave verscheen op 7 juni 1988. In 1918 kwam Het Laatste Nieuws, na een onderbreking tijdens WO I, terug op de markt. Tijdens WO II werd ook bij Het Laatste Nieuws door de Duitsers een beheerder aangesteld. Na WO II kwam de krant vlug terug op gang: op 9 september 1944 verscheen er reeds een uitgave.

De krant stond onder leiding van Julius Hoste. Na zijn overlijden in 1933 viel de leiding in handen van zijn zoon. Net voor de dood van Hoste jr. richtte hij de Stichting Het Laatste Nieuws op, die ervoor moest zorgen dat de krant zijn idealen behield. In 1955 werd het bedrijf door de weduwe en de twee dochters van Hoste omgevormd tot een nv. In de jaren ’70 kwam de nv in geldnood. Familie Van Thillo werd opgenomen in de nv om zo de nood aan kapitaal te kunnen verhelpen. In 1990 slaagde de groep Van Thillo erin om alle aandelen over te nemen, uitgezonderd deze van de Stichting Het Laatste Nieuws. De Persgroep werd de nieuwe naam van de uitgeverij. In de beginjaren van de krant stelde ze zich op als ‘liberaal, Vlaams, humanistisch en ook antiklerikaal’ (De Bens & Raeymaeckers, 2010, p. 350). Het antiklerikalisme zou uiteindelijk wel wat afzwakken, dit mede door de oprichting van de Partij voor Vrijheid en Vooruitgang (PVV).

Deze krant wordt vandaag bestempeld als een populaire krant. In december 1988 onderging Het Laatste Nieuws een facelift, die ervoor zorgde dat de verkoop steeg. Het Laatste Nieuws wordt vertegenwoordigd in zowat alle sociale groepen. Ook de leeftijdscategorieën van deze lezers zijn mooi verspreid, alhoewel de jongere leeftijdsgroepen iets meer vertegenwoordigd zijn. Paul Daenen is hoofdredacteur van deze krant (De Bens & Raeymaeckers, 2010).

36

3.3 Criminaliteitsberichtgeving in deze kranten

Verschillende auteurs (Dhulster, 2010; Mannens en Walgrave, 1998; Deprins, 2007) stellen dat het belangrijk is om het verschil tussen een kwaliteitskrant en een populaire krant in het achterhoofd te houden bij het bekijken van de criminaliteitsberichtgeving, daar deze berichtgeving verschilt tussen de twee ‘soorten’ kranten. Populaire kranten zullen de realiteit zo echt mogelijk proberen voor te stellen, door gebruik te maken van foto’s, korte artikels of items,…. In deze artikels zullen er steeds persoonlijke invalshoeken gehanteerd worden door het gebruik van getuigenissen, verhalen van slachtoffers, daders of familie van deze partijen.

Kwaliteitskranten zullen deze berichtgeving anders aanpakken. Hun berichtgeving zal bestaan uit langere items en meer op elkaar afgestemd zijn, door steeds een vervolg te breien aan bijvoorbeeld politieke of economische kwesties. Mensen die in deze kranten meer aan het woord komen zijn experts, elite en drukkingsgroepen. Hiernaast zullen ze ook meer aandacht besteden aan politiek. Het lezerspubliek van een kwaliteitskrant is over het algemeen hoger opgeleid in vergelijking met dit van een populaire krant (zie supra). Deprins (2007) stelt dat de kwaliteitskranten bij de berichtgeving over grote nieuwsfeiten steeds meer achtergrondinformatie zullen geven aan de lezers, bijvoorbeeld over de werking van betrokken diensten. Wat hiernaast opvalt, is dat een populaire krant meer gebruik zal maken van foto’s. Als laatste maken deze populaire kranten ook meer gebruik van getuigenissen, verhalen van ‘Jan met de pet’, familie,… kortom een persoonlijk verhaal. Kwaliteitskranten zullen eerder experts, politieke individuen,… aanspreken.

Manssens en Walgrave (1998) waarschuwen voor het gebruik van de term ‘kwaliteitskrant’. In de literatuur is er geen eenduidige definitie beschikbaar van deze term, waardoor er meningsverschillen zullen ontstaan. Ondanks de conceptuele onduidelijkheid van de term, kiezen ze er toch voor om dit begrip te gebruiken. “De reden hiervoor is de ruime verspreiding ervan in de literatuur en het courante gebruik van de term in het journalistieke milieu” (Manssens & Walgrave, 1998, p. 6). Mannens en Walgrave omschrijven in hun bijdrage De Standaard en De Morgen als kwaliteitskranten. De populaire kranten omschrijven ze als ‘pulpbladen’. Deze kranten geven steeds een (erg) persoonlijke invalshoek in de berichtgeving. Dit doen ze volgens de auteurs om de complexe sociale realiteit tastbaarder en eenvoudiger te maken.

37

Bisschop (2006) vergelijkt de reële criminaliteitscijfers met resultaten van haar onderzoek bij De Standaard en De Morgen en komt tot de vaststelling dat geweldsmisdrijven overgerapporteerd worden. Als men dit vergelijkt met de werkelijkheid scheren de vermogensdelicten de top, maar dit wordt niet zo voorgesteld door de kranten. Hiernaast komt Bisschop tot de conclusie dat de algemene berichtgeving gekenmerkt wordt door een sterke inhoudelijke diversiteit en een beperkte kwantiteit. Ook stelt ze dat vooral experts, private organisaties of bedrijven en journalisten aangesproken worden om als bron te fungeren. Uit haar onderzoek bleek dat het aandeel van berichtgeving dat gaat over misdaad, onveiligheid en de bestrijding ervan 11% dekken van de totale nieuwsberichtgeving. Als laatste maakt Bisschop de conclusie dat de berichtgeving over criminaliteit in De Morgen en De Standaard een vertekend beeld geeft.

Hauttekeete (2005) onderzoekt of Vlaamse kranten (De Standaard, De Morgen en Het Laatste Nieuws) onderworpen worden aan een fenomeen genaamd ‘tabloïdisering’. Zij concludeert dat bij de berichtgeving over verkeersongevallen, rampen in binnen- en buitenland, corruptie en politieke schandalen en criminaliteit het sensatiegehalte zeer hoog ligt. Zij kwam tot deze conclusie na een analyse van 57379 krantenartikels op de voorpagina’s van Het Laatste Nieuws, De Standaard en De Morgen. De grote interesse van het publiek in dit soort berichtgeving kan verklaard worden door de gevoelens van angst en nieuwsgierigheid.

38

Afbeelding 2: Gemiddeld % berichtgeving over criminaliteit op de voorpagina per jaar per krant (Hauttekeete, 2005, p. 11)

Hauttekeete bekeek het aandeel criminaliteitsberichtgeving. Bij het analyseren van deze grafiek valt op dat Het Laatste Nieuws de enige krant is waarbij het aandeel criminaliteitsberichtgeving gestegen is (van 12% naar 16%) doorheen de geanalyseerde periode (van 1991-2000). Het niveau van De Standaard en De Morgen blijft relatief gelijk. De auteur verklaart dit als volgt: “De Morgen zal in specifieke situaties reageren als een populaire krant of zelfs als een tabloïd, maar vertoont in doordeweekse omstandigheden wel de kenmerken van een kwaliteitskrant” (Hauttekeete, 2005, p. 12). De sterke stijging in de grafiek ter hoogte van jaartallen 1996 en 1997 kan verklaard worden door de berichtgeving over Dutroux.

3.4 Besluit

De kranten die opgenomen werden in het empirisch onderzoek van deze masterproef, vertegenwoordigen een brede waaier van het persaanbod in Vlaanderen. Ze hebben allen een verschillende politieke achtergrond. Hiernaast bestaat de keuze uit zowel een populaire krant als twee kwaliteitskranten, waardoor de kans gecreëerd wordt om de verschillen tussen beide ‘soorten’ kranten te onderzoeken. Als laatste verschilt ook het lezerspubliek van de kranten.

39

Hoofdstuk 4: Methodologie van het onderzoek

In dit hoofdstuk worden de verschillende methodologische stappen gezet doorheen deze masterproef besproken. De onderzoeksvragen en –doelstellingen worden aangehaald en er wordt dieper ingegaan op de onderzoeksmethode die gebruikt worden in het empirische onderzoek, de inhoudsanalyse. Wat zijn typische kenmerken van een dergelijk onderzoek en hoe kunnen deze toegepast worden op het empirisch deel van deze masterproef? Als laatste worden de hypothesen afgeleid uit de literatuur uitgebreid beschreven.

4.1 Onderzoeksvragen en onderzoeksdoelstellingen

De hoofddoelstelling van dit onderzoek bestaat eruit te weten komen hoe de berichtgeving over ‘Nine Eleven’ verschilt tussen drie Vlaamse kranten en dit in twee vooropgestelde periodes. Antwoorden en data om deze stelling te staven zullen gezocht worden aan de hand van het beantwoorden van verschillende onderzoeksvragen.

Bij het maken van het voorbereidende werk aangaande deze masterproef, diende er nagedacht te worden over onderzoeksvragen. Doorheen de literatuurstudie die hierna volgde werden deze onderzoeksvragen steeds aangepast en vernieuwd. Een eerste, beschrijvende onderzoeksvraag waarop er een antwoord tracht geformuleerd te worden in deze masterproef, houdt de vraag in wat een precieze omschrijving vormt van de aanslagen op 11 september 2001. Bij de omschrijving van deze aanslagen wordt er een accurate omschrijving gevraagd van de reactie van zowel de verschillende overheden (brandweer, politie, politiek,…) als de (inter)nationale pers. Een tweede deel van deze onderzoeksvraag vraagt een gepaste beschrijving van de organisatie die verantwoordelijk wordt geacht voor deze aanslagen en het weergeven van welke zaken geleid hebben tot deze aanslagen. Een tweede onderzoeksvraag behandelt de twee periodes die onderwerp zijn van analyse: 12 september 2001 – 26 september 2001 en 17 augustus 2011 – 12 september 2011. Er zal gekeken worden naar het aantal artikels die verschijnen, waardoor het mogelijk wordt om te kijken of en zo ja, hoe snel de aandacht verzwakt voor een dergelijk fenomeen. Er wordt onderzocht hoe de verschillende partijen die te maken kregen met deze gebeurtenis omschreven worden door de kranten. Hiernaast wordt de lengte van de items en welke personen er (het meest) aan het woord komen, bekeken. Voor een volledig beeld van de

40 verschillende categorieën die gehanteerd worden tijdens het empirisch onderzoek, kan men terecht in bijlage één. Een laatste onderzoeksvraag behandelt de vergelijking tussen de twee geanalyseerde periodes. Deze vergelijking houdt drie stappen in. Een eerste stap zal zijn om binnen de twee periodes apart de kranten te vergelijken. Zo zullen eerst De Standaard, De Morgen en Het Laatste Nieuws tegenover elkaar gezet worden in de eerste periode, waarna hetzelfde voor periode twee. De tweede stap zal de vergelijking binnen één krant inhouden. Hierin worden de twee periodes in eenzelfde krant met elkaar vergeleken, om zo te bekijken of en hoe deze krant geëvolueerd is. De vergelijking tussen de twee periodes in het algemeen zal een laatste stap zijn. Hier zal bekeken worden of de berichtgeving in het algemeen veranderingen onderging doorheen de tien jaar die verstreken.

4.2 Onderzoeksmethode en instrument

4.2.1 Algemeen: bureauonderzoek

“Een bureauonderzoek is een onderzoeksstrategie waarbij de onderzoeker gebruik maakt van door anderen geproduceerd materiaal” (Decorte, 2011, p. 102). Dit onderzoek omhelst de drie kenmerken van een typisch bureauonderzoek. Ten eerste zal wordt er gebruik gemaakt van bestaand materiaal, zijnde krantenartikels uit De Standaard, De Morgen en Het Laatste Nieuws. Hiernaast zal er geen direct contact zijn met het onderzoeksobject, omdat dit in dit onderzoek praktisch onmogelijk blijkt. Als laatste zal het onderzoeksmateriaal gebruikt worden vanuit een ander perspectief dan waarvoor het werd geproduceerd. De krantenartikels die onderwerp zijn van de analyse, zijn geproduceerd met als doel het publiek te informeren over de gebeurtenissen. Deze artikels zullen met een meer kritische, analyserende en vergelijkende blik bekeken worden. Decorte definieert de media als “overbrengers van informatie die bestemd is voor een breder publiek” (Decorte, 2011, p. 212).

Daar er een inhoudsanalyse gedaan wordt van de berichtgeving over het Al-Qaeda terrorisme in drie Vlaamse kranten, zullen de media in twee vormen aan bod komen. Enerzijds zullen de media een zeer grote bron van kennis zijn in dit onderzoek. De media, meer specifiek de geschreven pers, leveren de onderzoekseenheden. Anderzijds zullen de media zelf object zijn van het onderzoek. De eenheden die nader onderzocht zullen worden zijn dus geen personen, maar

41 situaties (de berichtgeving op een bepaald moment) en processen (de evolutie van de berichtgeving).

4.2.1 Specifiek: inhoudsanalyse

Deze inhoudsanalyse betreft een analyse zowel in de breedte als in de diepte. Tijdens het kwalitatieve luik van het onderzoek zal er vooral in de diepte gewerkt worden, terwijl er in het kwantitatieve deel eerder in de breedte zal worden gewerkt, om een zo volledig mogelijke analyse van de berichtgeving te kunnen nastreven (Decorte, 2010). De meeste onderzoekers definiëren inhoudsanalyse aan de hand van kwantitatieve methoden.

Krippendorff (2004) bespreekt de geschiedenis van inhoudsanalyse als onderzoeksmethode en komt tot de conclusie dat de term reeds 60 jaar oud is. Een eerste definitie van deze term is te vinden in de Webster’s Dictionary of the English Language, die de term opnam in de editie verschenen in 1961. De term werd gedefinieerd als “Analysis of the manifest and latent content of a body of communicated material (as a book or a film) through classification, tabulation, and evaluation of its key symbols and themes in order to ascertain its meaning and probable effect” (Krippendorff, 2004, p. 17). Er is echter nog een oudere definitie van inhoudsanalyse in omloop, deze van Berelson die deze definitie reeds schreef in 1952 (Decorte, 2010): “Content analysis is a research technique for the objective, systematic and quantitative description of the manifest content of communication” (Berelson, 1971, p. 18). Het feit dat ze zo oud is, verandert niets aan het feit dat deze definitie heden nog veel wordt gebruikt door vele onderzoekers, Berelson beschrijft immers heel goed elke vereiste waaraan een inhoudsanalyse moet voldoen: objectief, systematisch, kwantitatief en handelend over de manifeste inhoud van de communicatie (Decorte, 2010, p. 98). Ook Neuendorf (2002) benadrukt de kwantitatieve kant van een inhoudsanalyse. Hij definieert inhoudsanalyse als “a summarizing, quantitative analysis of messages that relies on the scientific method […] and is not limited as to the types of variables that may be measured or the context in which the messages are created or presented” (Neuendorf, 2002, p. 10).

J.A. de Ridder (1994) beschrijft in zijn boek drie verschillende doelstellingen die met een inhoudsanalyse kunnen beoogd worden. Eén van deze doelstellingen is informatie uit boodschappen onderzoeken. Deze informatie uit boodschappen kan vergeleken worden met de vraag ‘Says What’ uit het communicatiemodel van Harold Dwight Lasswell (2010).

42

Afbeelding 3: Communicatiemodel Lasswell (Communication Models, 2010)

Hij maakt hiernaast ook nog eens het onderscheid tussen de vormkenmerken en de inhoudelijke kenmerken van een tekst. Met betrekking tot dit onderscheid publiceert hij een tabel:

Afbeelding 4: verschillende soorten dataverwerking bij inhoudsanalyse (de Ridder, 1994, p. 46)

In dit empirische onderzoek zal er zowel aan de syntax als aan de semantiek aandacht besteed worden. Er wordt dus naar het hoeveel en het waarom van woorden gezocht. Het doel van deze inhoudsanalyse is algemene conclusies en veralgemeenbare vaststellingen te maken, eerder dan alle details van de teksten. Hiernaast zal er gekeken worden naar de vormkenmerken van de artikels, zaken die men kan meten. Hoelang zijn de artikels en hun titels, welke foto’s worden erbij gepubliceerd,… . (De Ridder, 1994; Neuendorf, 2002)

De Ridder bespreekt de verschillende fases van een inhoudsanalyse. In de eerste fase moet de onderzoeker beslissen welke informatiebehoefte er heerst. Door deze vaststelling kan de doelstelling van het onderzoek duidelijk gemaakt worden. Om deze informatiebehoefte vast te stellen in dit onderzoek, werd er een literatuuronderzoek uitgevoerd. Hierbij werden er een aantal theorieën naast elkaar gezet en bekeken welke zaken er zullen onderzocht worden. Een tweede fase van het onderzoek houdt het lezen van de teksten in, wat toelaat om deze teksten te coderen. Een laatste fase is het reconstrueren van informatie, door de combinatie van de gegevens die verzameld werden. Er spelen bij een inhoudsanalyse twee verschillende theorieën, de methode-

43 en de inhoudelijke theorie. De methode-theorie bepaalt, zoals het woord aangeeft, de methodes van het onderzoek. Hoe worden de vaststellingen gemaakt, hoe wordt het onderzoek uitgevoerd? Deze methodes worden uiteengezet in dit methodologische hoofdstuk. De tweede theorie die speelt is de inhoudelijke theorie, deze geeft aan welke inhoud er waarom moet waargenomen worden. Deze theorie is met andere woorden gelijk aan het formuleren van de informatiebehoefte, met hiernaast een uiteenzetting van de reden waarom deze informatie gewild is (De Ridder, 1994).

4.3.3 Dataverzameling a) Verzamelen krantenartikels Er wordt in deze masterproef niet gewerkt aan de hand van een steekproef. Dit impliceert dat alle krantenartikels gepubliceerd in de vooropgestelde periode handelend over het Al-Qaeda terrorisme, uitgezonderd de opiniestukken en de lezersbrieven, opgenomen worden in de analyse. Dit omdat het nodig is om alle artikels bij het onderzoek te betrekken, zodat er een breed beeld kan gevormd worden van de berichtgeving. De dataverzameling verliep aan de hand van een aantal stappen. Een eerste stap was een algemene screening van de artikels op de site van Mediargus. Door deze screening werd het mogelijk om een eerste lijst aan te leggen met alle relevante titels. Bij een tweede screening werden de artikels van dichtbij bekeken, waardoor de kans gecreëerd werd om de irrelevante artikels te wissen. Een derde stap was het aanleggen van een lijst met alle relevante titels, waardoor elk artikel een nummer toegewezen kreeg. De definitieve lijst met artikelnummers kan men terugvinden in bijlage twee. b) Registratieformulier Op basis van verschillende hypothesen opgesteld vanuit de literatuur (zie infra), werd er een registratieformulier opgesteld met verschillende categorieën. Met dit registratieformulier wordt er zowel een kwalitatieve als een kwantitatieve inhoudsanalyse nagestreefd. Dit formulier zal de leidraad vormen voor het empirische onderzoek. Bij elk artikel zal er gelet worden op de verschillende categorieën waarbij de antwoorden verschillend gescoord worden. Na het grondig lezen van de verschillende artikels, worden de verschillende scores ingebracht in een Excel- bestand. Dit biedt de kans om een uitgebreid overzicht te verkrijgen van alle categorieën en de artikels makkelijk te vergelijken. Dit formulier kan men raadplegen in bijlage één.

44

4.4 Hypothesen

4.4.1 Hypothesen in verband met het kwantitatief onderzoek

H1:“The idea underlying the fatigue hypothesis is captured by the press folk wisdom that “man bites dog” stories are newsworthy, but “dog bites man” stories are not. Since editors have limited space within a daily newspaper, they must limit what gets published to stories that will help their papers generate profits. […] The result is that editors gradually devote less space and give less prominence to articles about terrorist attacks. Empirically, if a fatigue effect exist, then all things equal the probability of articles about terrorism appearing on the front page should decline over time. In addition, articles about terrorism should appear closer to the back pages of newspapers over time. These articles are also likely to be shorter because of media fatigue.” (Hoffman, 2010, pp. 651,652)

Op basis van deze stellingen van Hoffman werden er een aantal hypotheses opgesteld die tijdens het empirische onderzoek getest zullen worden. Een eerste hypothese (H1.1) luidt: “Krantenartikels handelend over het Al-Qaeda terrorisme zullen naarmate het verstrijken van de tijd steeds minder voorkomen op de voorpagina van de krant”.

Een tweede hypothese (H1.2) die getest zal worden is: “Krantenartikels handelend over het Al- Qaeda terrorisme verschuiven naarmate het verstrijken van de tijd naar de achterste pagina’s van de kranten.”

Een laatste hypothese (H1.3) die gebaseerd werd op de literatuur van Hoffman luidt: “Krantenartikels handelend over het Al-Qaeda terrorisme worden naarmate het verstrijken van de tijd steeds korter”.

H2: Een eerste deel van hypothese twee handelt over het gebruik van foto’s: “Het veelvuldig gebruik van foto’s is een typisch opmaakkenmerk van populaire kranten” (Manssens & Walgrave, 1998, p. 14)

Tijdens het empirisch onderzoek zal deze hypothese (H2.1) bekeken worden. De foto’s worden (per artikel) geteld, er wordt tevens gekeken naar de inhoud van deze foto’s. Deze telling zal ons helpen deze hypothese te ontkrachten of te bevestigen.

45

Een tweede deel van hypothese twee handelt over de functie van de personen die aan het woord komen tijdens de artikels. “Kwaliteitskranten zullen verhoudingsgewijs meer ruimte geven aan experts, gezagdragers uit de politieke, gerechtelijke en politionele wereld en organisaties. Dat zijn koele instanties die te maken hebben met instellingen en structuren. Mensen die doorgaans rationele analyses maken en die zichzelf legitimeren vanuit hun maatschappelijke functie. Populaire kranten zullen zich in de presentatie van het nieuws meer laten leiden door het emotionele en het directe. Ze berichten over het individuele drama en de persoonlijke onmacht: ze spreken de taal van ‘de man in de straat’, van het ‘gewone volk’ (Manssens & Walgrave, 1998, p. 28).

De hypothese (H2.2) die hiervoor getest zal worden is: “Het Laatste Nieuws maakt in vergelijking met De Standaard en De Morgen meer gebruik van getuigenissen van slachtoffers, getuigen, daders,…. De Standaard en De Morgen laten meer experts en politiek belangrijke personen aan het woord.”

H3: “De berichtgeving in De Standaard en De Morgen zal bestaan uit langere items in vergelijking met de krantenartikels in Het Laatste Nieuws.”

4.4.2 Hypothesen in verband met het kwalitatief onderzoek

H4: Voor hypothese vier worden er twee stellingen gecombineerd. “Kwaliteitskranten hebben een neutraler en afstandelijker imago: ze brengen verslag en scheiden dat van hun commentaar. Populaire kranten brengen het nieuws daarentegen via het persoonlijke verhaal en zijn dus sneller geneigd partij te kiezen” (Manssens & Walgrave, 1998, p. 15). Een tweede stelling die ook over de persoonlijke invalshoek handelt is van Reiner: “The news values of dramatization, personalization and titillation often lead to inputs from individual victims, offenders, witnesses, or their families and friends” (Reiner, 2011, p. 405).

De hypothese (H4) die voor deze stelling zal getest worden is: “Het Laatste Nieuws spreekt vaker verhalen van (familie van) slachtoffers, getuigen, daders,… aan in vergelijking met De Standaard en De Morgen.

H5: “In evaluating media portrayals of and characteristics given to victims of terrorist events, there are three common themes. The First is that victims of terrorist events were often labeled as

46 heroes for their efforts to stop an actor or for solely being victims of an act. Second, victims were portrayed as good or innocent. Their positive qualities were highlighted and they were portrayed as undeserving people. Finally, victims were many times portrayed as spiritual, often Christian. This portrayal contrasts the media naming of terrorist as Muslim” (Powell, 2011, p. 103).

De voorlaatste hypothese (H5.1) die getest zal worden tijdens het empirische onderzoek luidt: “De slachtoffers worden steeds in verband gebracht met positieve eigenschappen, terwijl de daders steeds negatief worden geëvalueerd.”

De laatste hypothese (H5.2) van dit onderzoek stelt: “De kranten stellen de slachtoffers voor als spirituele personen (meestal christelijk), terwijl de terroristen steeds als Moslims worden benoemd”.

4.5 Besluit

De verschillende methodologische stappen gezet doorheen het empirisch onderzoek werden in dit hoofdstuk gekaderd. Het onderzoeksresultaten zullen verkregen worden door het uitvoeren van een inhoudsanalyse, aan de hand van een registratieformulier dat opgesteld werd vanuit de bevindingen in de literatuurstudie. De hypotheses, eveneens op basis van de literatuurstudie, werden opgesteld en uitgediept. Deze hypotheses zullen in hoofdstuk zeven getest worden.

47

III. Empirisch onderzoek

Hoofdstuk 5: Onderzoek van de berichtgeving in de periode 12/09/2001 – 26/09/2001

In dit hoofdstuk worden de verschillende onderzoeksresultaten van de eerste geanalyseerde periode uiteengezet. In totaal werden er in deze periode 306 krantenartikels gepubliceerd, verspreid over de drie Vlaamse kranten. De Standaard bracht er 94 uit, De Morgen nam er 100 voor zijn rekening en Het Laatste Nieuws publiceerde er 112. De uiteenzetting van de verschillende resultaten gebeurt in een vaste volgorde. Eerst wordt er algemene informatie gegeven over de krant in kwestie. Indien de berichtgeving verzameld werd in een speciaal dossier wordt dit vermeld, alsook het formaat van de krant. Hierna komen de resultaten van de kwantitatieve analyse aan bod. Deze worden steeds geïllustreerd met grafieken. De kwalitatieve analyse komt als laatste aan bod. Hier wordt stilgestaan bij de evaluatie van de betrokken personen, overheden,… .

5.1 De Standaard

In hoofdstuk drie werd De Standaard gekwalificeerd als een kwaliteitskrant. De resultaten zullen op dezelfde manier als de twee andere kranten beschreven worden, zodat er een gegronde vergelijking kan plaatsvinden op het einde. De Standaard verzamelde de berichtgeving over de terroristische aanslagen in een dossier ‘Aanval op Amerika’. Deze titel bleef gelden doorheen de hele periode. Het formaat van een krantenpagina in 2001 was gelijk aan 2154 cm². Op de grafieken die hieronder volgen, staan er steeds twee dagen zonder data: 16 september en 23 september. Het ontbreken van gegevens kan verklaard worden door het feit dat deze twee dagen zondagen waren en er dus geen krant verscheen.

48

5.1.1 Kwantitatieve analyse a) Aantal artikels verschenen Aantal artikels en illustraties 25

20

15 Aantal artikels 10 Aantal illustraties

5

0

Afbeelding 5: aantal artikels en illustraties in De Standaard (2001) In totaal verschenen er in de geanalyseerde periode 94 artikels. Hiernaast werden er 82 illustraties gepubliceerd. Deze illustraties konden op 2 manieren verschijnen, enerzijds als deel van een artikel, anderzijds als een op zichzelf staand item. Op bovenstaande grafiek is duidelijk te zien dat het aantal artikels, samen met het aantal illustraties daalde naar het einde van de periode toe. De eerste dag, 12 september 2001, verschenen er 23 artikels terwijl er op de laatste dag, 26 september, slechts 2 verschenen.

49 b) Plaats verschijnen items Plaats items (DS 2001) 35 30

25 20 voorpagina 15 midden krant Aantalitems 10 einde krant 5 0

Afbeelding 6: Aantal items verschenen op verschillende plaatsen in De Standaard (2001) Op deze grafiek werden zowel de artikels als de gepubliceerde illustraties opgenomen in de analyse, vandaar het verzamelwoord ‘items’. Op deze grafiek is waar te nemen dat het aantal artikels daalde naarmate de periode verstreek. Hiernaast kan er vastgesteld worden dat er in het begin van de periode steeds zaken op de voorpagina gepubliceerd werden. Belangrijk om op te merken is dat de oppervlakte van de voorpagina steeds beperkt is en dat er dus maar een beperkt aantal items konden verschijnen op deze eerste pagina. Het aandeel items dat verscheen in het midden van de krant (pagina 2 tot en met pagina 12) is het grootste. Echter, dit aandeel daalde ook naarmate de periode verstreek. Een belangrijke vaststelling is dat naarmate de periode verstreek, de items niet verhuisden naar het achterste deel van de krant (boven pagina 12), maar gewoon niet meer gepubliceerd werden.

50 c) Grootte artikel Grafiektitel 25

20

15 minder dan 1/4e 10 tussen 1/4e en 3/4e meer dan 3/4e 5

0

Afbeelding 7: Grootte van verschenen artikels in De Standaard (2001) Het grootste aandeel gepubliceerde artikels in De Standaard was kleiner dan 1/4e van een krantenpagina. Een tweede aandeel van de artikels waren tussen 1/4e en 3/4e van een krantenpagina. Als laatste is op deze grafiek af te lezen dat het aantal artikels daalde naarmate de periode verstreek. De meeste artikels bestonden enkel uit tekst. Hiernaast werden er veel artikels gepubliceerd met tekst vergezeld van een zwart/wit foto.

5.1.2 Kwalitatieve analyse a) Titels TITEL BIJTITEL (bij 35 artikels) Type Redactioneel 83 34 Citaat 11 1

Connotatie Dramatiserend 15 3 Feitelijk 56 29 Strijdlustig 5 0 Emotioneel 19 3

Grootte Gemiddelde 5 8 Minimum 1 4 Maximum 11 13 Tabel 1: Analyse van titels en bijtitels in De Standaard (2001)

51

Bij De Standaard werden 83 titels als redactioneel bestempeld. Hiernaast werd er gebruik gemaakt van 11 citaten als titels. Deze citaten waren zowel van politici (bijvoorbeeld President Bush of premier Verhofstadt), betrokkenen (hulpverleners, slachtoffers, getuigen,…), als van experts. De meerderheid van de titels gebruikt door De Standaard kunnen gekwalificeerd worden als feitelijk. Dit wil zeggen dat men in de titel gewoon de feiten meedeelde.

 “Ziekenhuis heeft te weinig bloed” – DS03  “Er waren Belgen in het WTC” – DS62  “Dag vol frustratie voor reddingswerkers” – DS83

Een tweede groot aandeel van de titels werd ingenomen door titels met een emotionele connotatie. Voorbeelden van dergelijke titels zijn:

 “De tweelingen zijn niet meer” – DS08  “Hoe terroristen Amerikaanse symbolen aanvielen met gekaapte vliegtuigen” – DS36

Het derde aandeel van de titels werd vertegenwoordigd door dramatiserende titels, zoals:

 “Een dag vol terreur” – DS04  “De dag dat de wereld stilstond” – DS56  “Helpers blijven hopen op redding uit de hel” – DS108

Deze krant maakte tijdens de onderzoeksperiode geen gebruik van choquerende titels. De gemiddelde grootte van de titels in De Standaard bedroeg 5,51 woorden. De langste titel bedraagt 11 woorden, de kortste 1 woord. De bijtitels, aanwezig bij 35 artikels, waren bijna allemaal redactioneel van aard. Hiernaast gaven ze bijna allen feitelijke informatie. De gemiddelde grootte bedroeg 8 woorden. De kleinste bijtitel was 4 woorden lang, de grootste 13 woorden. b) Illustraties Zoals eerder vermeld, verschenen er doorheen de periode 82 illustraties. De gemiddelde grootte van deze illustraties bedroeg 279 cm². De kleinste afbeelding was 16 cm² groot, de grootste 800 cm². Dit alles moet gezien worden op een krantenpagina van 2154 cm².

Een groot deel van de illustraties in deze krant beeldde personen af. Deze personen waren in 24 gevallen van de 56 hulpverleners. Ook slachtoffers kwamen veel voor op foto’s. Een ander groot

52 aandeel van de illustraties werd vertegenwoordigd door de categorie ‘andere’. Dit wil zeggen dat er vele onbekende personen afgebeeld werden. Hiermee wordt er bedoeld dat het voor de lezer niet altijd duidelijk is wat de hoedanigheid van de afgebeelde persoon was. Dit kon bijvoorbeeld een toevallige voorbijganger of een Amerikaan in Zaventem zijn. President Bush werd zelden afgebeeld, net als Belgische ministers. Wat opvalt is dat Osama Bin Laden slechts 2 keer werd afgebeeld. c) Bron van informatie Bij De Standaard werd de informatie grotendeels voorzien door drie verschillende personen. Deze informatie werd bij 77 artikels voorzien door de journalist. Indien de journalist geen of weinig informatie gaf, werd er meer info gegeven door een Amerikaanse of een Belgische expert. d) Achtergrondinformatie De krant gaf in 35 artikels wel achtergrondinformatie, tegenover 41 artikels waar dit niet het geval was. Deze achtergrondinformatie kon voor 27 artikels gekwalificeerd worden als ‘andere’. Zo werd er informatie gegeven over de werking van de inlichtingendiensten, over het ontwerpen en het bouwen van de getroffen gebouwen, over de reden van de instorting van de WTC-torens en over de economische stappen die werden gezet. Een tweede groot aandeel van informatie werd gegeven over de daders. Hier werd er meer informatie gegeven over het leven van Bin Laden of andere verantwoordelijken, over de manier waarop de kapers te werk zijn gegaan of over reeds gepleegde aanslagen van Al-Qaeda. e) Toeschrijven van aanslagen In 53 artikels werd er iets of iemand verantwoordelijk gesteld voor de aanslagen. In 42 artikels was dit niet het geval. Indien de aanslagen toegeschreven werden, werd in vrijwel elk geval een dader verantwoordelijk gesteld. In 5 artikels werden naast de daders ook het gebrek aan controle of de wetgeving, het beleid of de overheid verantwoordelijk gesteld. Indien de daders verantwoordelijk werden geacht, werd er in 22 artikels een andere benaming gebruikt om deze daders aan te duiden. In de meerderheid van deze artikels werden de daders negatief geëvalueerd:

 “Waanzinnigen” – DS18  “het Kwade” – DS34  “Schoften” – DS94

53

Ook het begrip “vijand” keerde in verschillende artikels terug. f) Fase van de gebeurtenis De Standaard focuste in de berichtgeving vooral op de reactie van de overheid (37 artikels). Zo werd beschreven wat de eerste reactie was van de overheden, welke stappen er gezet werden door Bush en zijn medewerkers en hoe burgemeester Giuliani zijn burgers geruststelde. Hiernaast werd ook de reactie van het publiek uitgebreid beschreven (21 artikels). Slechts in 17 artikels werd er stilgestaan bij de aanslagen zelf: de chronologie, getuigen die vertellen hoe ze het beleefden,… . g) Slachtoffers: evaluatie en aantallen In 70 artikels werd er geen melding gemaakt van de slachtoffers. Dit in vergelijking met de 25 artikels waar er wel gepraat werd over de slachtoffers. Echter, indien er gepraat werd over deze personen werd er bijna geen achtergrondinformatie meegedeeld. Enkel indien de persoon een functie bij de brandweer bekleedde, werd dit uitdrukkelijk vermeld. De slachtoffers van de aanslagen werden in zeer weinig artikels anders benoemd. Enkel in 6 artikels werd er een ander woord gebruikt om deze personen aan te duiden. Deze 6 artikels kunnen perfect in twee gedeeld worden: de ene helft gebruikte een positieve beschrijving, de andere helft een negatieve. Enerzijds werden de slachtoffers voorgesteld als “onschuldige burgers” (DS15), “hartverwarmend en helden” (DS70), “Samaritaan” (DS111). Anderzijds werden er nogal confronterende woorden gebruikt om deze personen voor te stellen: “lijken” (DS66), “aan stukken gereten, verpletterd en vernietigd” (DS23).

In de eerste artikels werd er gesproken van duizenden slachtoffers. Eén artikel spreekt zelfs van 50.000 slachtoffers (DS48). Naarmate de tijd verstreek, werd er meer informatie gegeven over het aantal vermisten, die steeds schommelden rond de 5.000. Op het einde kwam er meer duidelijkheid en werd er een onderscheid gemaakt tussen de twee plaatsen. Enerzijds werden het aantal slachtoffers (bij benadering) bij de WTC-torens vermeld, anderzijds de slachtoffers bij het Pentagon. h) Evaluatie plaats gebeurtenis De plaats van gebeurtenis werd in de meeste gevallen niet anders benoemd door De Standaard. In de 26 artikels waar dit wel het geval was, was dit een dubbele evaluatie. De plaats werd zowel positief als negatief geëvalueerd. Eufemismen die gebruikt werden waren: 54

 “Ranke, zilveren tweelinggebouw. Symbool van Amerika’s militaire macht” – DS1  “Hart van Manhattan, hét symbool van Amerika’s economische macht” – DS8

De plaatsen waar de aanslagen gebeurden werd uiteraard ook negatief geëvalueerd. Zo werd de plaats waar vroeger de WTC-torens stonden nu “doods” (DS35) genoemd en omschreven als een “oorlogszone” (DS99), de WTC-torens zakten volgens De Standaard “als kaartenhuisjes” ineen (DS67), en de hulpverleners tussen de hopen puin aan de WTC-torens en het Pentagon waanden zich in “de hel” (DS108) i) Evaluatie gebeurtenis De gebeurtenis werd in de meerderheid van de artikels negatief geëvalueerd of benoemd. Men gebruikte vaak uitgebreide dysfemismen om de aanslagen te omschrijven.

 “Verminking van New Yorkse skyline” – DS01  “Ergste nachtmerrie” – DS06  “Monsterlijke aanvallen” – DS18  “Surrealistische beelden van een brandend Amerika” – DS48  “Aanval op democratische waarden en open, verdraagzame samenleving” – DS86 j) Evaluatie anderen (overheden, andere personen) De Standaard maakte geen gebruik van evaluatie van andere personen. Zo werden de hulpverleners, de burgemeester van New York en president George Bush niet anders benoemd en werden deze personen steeds neutraal beschreven.

5.2 De Morgen

De Morgen is één van de twee kwaliteitskranten opgenomen in de analyse. In dit deel worden de onderzoeksresultaten met betrekking tot deze Vlaamse krant uiteengezet. De Morgen verzamelde de berichtgeving met betrekking tot de aanslagen van 12 september tot en met 16 september in het dossier ‘Apocalyps Now’. Vanaf 17 september werd dit het dossier ‘VS in oorlog’. Het formaat van een krantenpagina was in 2001 gelijk aan 1785 cm². In onderstaande grafieken zijn er steeds 2 dagen waar er geen gegevens bijgevoegd werden. Dit is te verklaren door het feit dat deze dagen (16 en 23 september) 2 zondagen waren en er dus geen krant verscheen.

55

5.2.1 Kwantitatieve analyse a) Aantal artikels verschenen

Aantal artikels en illustraties 35

30

25

20 Aantal artikels 15 Aantal illustraties 10

5

0

Afbeelding 8: Aantal artikels en illustraties in De Morgen (2001) De Morgen publiceerde in totaal 100 artikels met betrekking tot de aanslagen. Hiernaast verschenen er 65 illustraties. Deze illustraties verschenen enerzijds als illustratie in een artikel, anderzijds verschenen er foto’s die op zichzelf een item waren. Deze aparte items bevatten dus geen tekst, enkel een eventuele titel. Deze grafiek maakt duidelijk dat het aantal artikels over de aanslagen daalde, naarmate dat de periode verstreek.

56 b) Plaats verschijnen artikels Plaats items (DM 2001) 35 30 25 20 voorpagina 15 midden krant 10 einde krant 5 0

Afbeelding 9: Aantal items verschenen op verschillende plaatsen in De Morgen (2001) Deze grafiek toont de plaats waar de verschillende artikels steeds verschenen. Het wordt meteen duidelijk dat het merendeel van de artikels verscheen in het midden van de krant, meerbepaald van pagina 2 tot en met pagina 12. Hiernaast valt op dat er ook naar het einde van de periode toe nog steeds artikels verschenen op de voorpagina. Het feit dat deze artikels zo zeldzaam waren, is te verklaren door de beperkte ruimte die de voorpagina bood. Het is belangrijk om op te merken dat naar het einde van de periode toe, de artikels bleven verschijnen in het midden van de krant en dus niet verschoven naar de achterste pagina’s van de krant. Tenslotte is op deze grafiek merkbaar dat het totaal aantal items daalde naarmate de periode verstreek.

57 c) Grootte artikel Grootte artikels (DM 2001) 35 30 25

20 minder dan 1/4e 15 tussen 1/4e en 3/4e 10 meer dan 3/4e 5 0

Afbeelding 10: Grootte van verschenen artikels in De Morgen (2001) Op deze grafiek wordt duidelijk dat de artikels gepubliceerd door De Morgen in de meeste gevallen kleiner waren dan 1/4e van een krantenpagina. Hiernaast valt op dat de artikels enkel de eerste 4 dagen groter waren dan 3/4e van een pagina. Het aandeel kleine artikels verdween naarmate de periode verstreek. Op deze grafiek is wederom te zien dat hoe minder ‘nieuw nieuws’ de aanslagen waren, het aantal artikels daalde.

5.2.2 Kwalitatieve analyse a) Titels TITEL BIJTITEL (bij 49 artikels) Type Redactioneel 73 46 Citaat 26 3

Connotatie Dramatiserend 26 8 Feitelijk 52 38 Choquerend 8 0 Strijdlustig 4 2 Emotioneel 7 1

Grootte Gemiddelde 7 10 Minimum 2 3 Maximum 20 22 Tabel 2: Analyse van titels en bijtitels in De Morgen (2001)

58

De Morgen publiceerde 73 titels opgesteld vanuit de redactie en gebruikte 26 citaten als titel. Van deze titels konden er 26 gekwalificeerd worden als dramatiserend:

 “Met de ‘Twins’ verdwijnt de ‘sky’ als limiet” – DM03  “Een herhaling van Pearl Harbor in New York” – DM24  “Hoe een gigant door zijn rubberen knieën ging” – DM42  “Wie of wat stopte vliegende bom nummer vier?” – DM81

Een ander groot aandeel waren de feitelijke titels, waarvan er 52 gepubliceerd werden. Voorbeelden hiervan zijn:

 “Ook internet en transatlantische telefoon crashen wereldwijd” – DM16  “Commerciële luchtvaart blijft aan de grond” – DM31

De gemiddelde grootte van de titels bedroeg 7 woorden. De kleinste titel was slechts 2 woorden lang, de grootste titel 20 woorden. Bij 49 artikels werd er een bijtitel gepubliceerd, bijna allemaal redactioneel van aard. Deze bijtitels waren het grootste deel feitelijk van aard:

 “Officieel dodental schommelt voortdurend, schattingen spreken over ‘meerdere duizenden” slachtoffers” – DM41  “Europese dag van rouw en solidariteit” – DM67  “Luchtvaartmaatschappijen krijgen het lastig” – DM68 b) Illustraties In de onderzochte periode publiceerde De Morgen 65 illustraties. De gemiddelde grootte van deze illustraties bedroeg 340 cm². De grootste illustratie was 1551 cm² groot, de kleinste 11 cm².

De Morgen beeldde op de illustraties het meest personen af. Deze personen waren in vele gevallen (23 illustraties) hulpverleners. Op de illustraties waren vooral de hulpverleners aan het werk te zien. Ze droegen slachtoffers weg, probeerden branden te blussen, zochten naar overlevenden tussen het puin. Kortom, de hulpverleners waren zeer vaak te zien op de plaats van de aanslagen. Hiernaast werden ook vaak politieagenten of soldaten afgebeeld tijdens het bewaken van belangrijke gebouwen zoals het Witte Huis of een luchthaven.

59 c) Bron van informatie Zoals bij de andere kranten, was ook bij De Morgen de journalist de grootste bron van informatie. In een klein aantal andere gevallen kwamen (zowel Belgische als niet-Belgische) experts aan bod. Wat opvalt is dat De Morgen, bij de artikels waar de journalist de bron van informatie was, af en toe een expert kort aan het woord liet om één of twee zaken te verklaren. d) Achtergrondinformatie De Morgen gaf in de meerderheid van de artikels achtergrondinformatie. Deze achtergrondinformatie ging zowel over personen als over processen. Zo werd er vaak meer uitleg gegeven over de terroristische groepering Al-Qaeda, werden de eerder gepleegde aanslagen door deze groep vermeld en werd de werkwijze van de verschillende kapers uit de doeken gedaan. Hiernaast werd er ook meer informatie gegeven over processen. De geschiedenis van de WTC- torens werd uiteengezet, net als de bouw van deze gebouwen. Ook de inlichtingendiensten werden van dichtbij bekeken: hun werkwijze, genomen stappen, eventuele blunders kwamen allemaal aan bod. Als laatste werd er ook stilgestaan bij wat een dergelijke crisis kan aanrichten bij mensen. e) Toeschrijven van aanslagen De Morgen schreef in 48 artikels de aanslagen toe aan iets of iemand. In 52 artikels kwamen de oorzaken van de aanslagen niet aan bod. In alle gevallen werden de feiten toegeschreven aan de daders, in één enkel geval werden de aanslagen echter toegeschreven aan de wetgeving, het beleid of de overheid. Indien de aanslagen toegeschreven werden aan de daders, werden deze personen zeer vaak geëvalueerd. Dit wil zeggen dat er andere woorden gebruikt werden om deze personen te omschrijven, naast het ‘neutrale’ woord ‘terroristen’. Zo werd Bin Laden “Vijand Nummer Eén” (DM94) genoemd, werden de terroristen omschreven als “lafaards” (DM02) en “barbaren” (DM94) en werd er vaak het woord “kamikazepiloten” gebruikt. f) Fase van de gebeurtenis De Morgen focuste vooral op de reactie van de verschillende overheden. Deze reactie werd in 43 artikels gekaderd. Zo werd er weergegeven wat de eerste reactie was van president Bush, de verschillende beslissingen van de Amerikaanse overheid werden uiteengezet en de reactie van de burgemeester van New York werd vermeld. Hiernaast werd er ook veel aandacht besteed aan de aanslagen zelf en de publieke reactie, beiden in 21 artikels. Indien de krant de aanslagen zelf

60 kaderde, gebeurde dit door middel van chronologische uiteenzettingen, getuigenissen van (bekenden van) slachtoffers en getuigen. De publieke reactie werd verder uitgelegd door journalisten die aanwezig waren in New York en hun indrukken en ervaringen neerpenden. g) Slachtoffers: evaluatie en aantallen De Morgen vermeldde in zeer weinig gevallen de slachtoffers. Slechts in 17 artikels kwamen deze personen aan bod. Indien deze slachtoffers aan bod kwamen, werd er bijna geen extra informatie gegeven en werd het aantal gewoon vermeld. Enkel bij 5 personen werd meer informatie gegeven over de leeftijd, beroep en nationaliteit. De slachtoffers werden ook steeds neutraal benoemd, als ‘slachtoffers’ of ‘vermisten’. Indien de journalist een ander woord gebruikte voor deze personen, wat enkel in 4 artikels het geval was, was dit een positief woord.

 “Moedige zielen” – DM81  “Patriottische helden” – DM81

Eén overleden brandweerman werd omschreven als “a-gentleman-and-a-half” (DM84). In het begin van de periode was het vermelde aantal slachtoffers zeer algemeen, er werd gesproken van “duizenden” slachtoffers. Naar het einde van de geanalyseerde periode werd er duidelijkheid geschept over het precieze aantal slachtoffers. Het (vermoedelijke) aantal vermisten en overleden brandweermannen werd vermeld en het aantal vermisten werd steeds geschat rond de 5.000. Op het einde van de periode werd er geen precies aantal dodelijke slachtoffers vermeld. h) Evaluatie plaats gebeurtenis In 15 artikels werd de plaats van de aanslagen omschreven met een ander begrip. In 85 artikels was dit niet het geval. Indien de plaats van de gebeurtenis anders omschreven werd, werden er zowel positieve als negatieve woorden gebruikt. Enerzijds werd de functie en de prestige van de getroffen gebouwen benadrukt:

 “Het hart van het nationale veiligheidsapparaat” – DM09  “Symbool van nationale trots” – DM09  “Eén van de architecturale topprestaties van de 20e eeuw – DM42

Anderzijds werden er dysfemismen gebruikt om de plaats te omschrijven, om de ernst van de situatie te benadrukken:

61

 “Spookstad” – DM38  “Troosteloze Manhattan” – DM40

De plaats werd verschillende malen omschreven als “de hel”. i) Evaluatie gebeurtenis De gebeurtenis werd echter wel veel geëvalueerd of anders omschreven. In 49 artikels werd er een ander woord of zin gebruikt om de aanslagen te omschrijven. Dit gebeurde in bijna alle gevallen met een negatieve connotatie:

 “Lafhartige aanval, nationale tragedie” – DM02  “Barbaarse daad, monsterachtig” – DM15  “Gruwelijke realiteit” – DM23  “Grootste tragedie in de geschiedenis van New York” – DM93

De woorden tragedie, ramp, horror en Apocalyps kwamen regelmatig terug.

In één artikel werden de aanslagen als “goed gecoördineerde aanslagen” (DM94) omschreven. j) Evaluatie anderen: (reactie) overheden en personen In zeer weinig artikels werden de overheden of andere personen anders omschreven. Eenmaal vermeldde De Morgen dat de overheid tekort schoot in het beschermen van zijn burgers (DM20). Hiernaast benoemde de Morgen de vliegtuigen vaak als “vliegende bommen”. De hulpverleners werden een enkele keer als “helden” (DM09) aanzien.

5.3 Het Laatste Nieuws

Zoals beschreven in hoofdstuk drie kan Het Laatste Nieuws gekwalificeerd worden als een populaire krant. In dit deel worden de resultaten met betrekking tot de analyse van deze krant uiteengezet. Zowel de vormelijke of de kwantitatieve als de inhoudelijke of de kwalitatieve resultaten worden beschreven. Op de grafieken opgenomen in dit deel staat steeds de hele geanalyseerde periode. Op 16/09 en 23/09 zullen er echter geen gegevens beschikbaar zijn, daar dit 2 zondagen waren en er dus geen kranten verschenen.

62

De eerste dag van onderzoek, 12 september 2001, werden de verschillende pagina’s gekopt met ‘Amerika geraakt in het hart’. De volgende dag, veranderde deze titel naar ‘Amerika verdooft en gekrenkt’. Na deze twee dagen veranderden de ietwat dramatische titels naar meer feitelijke titels: ‘dag 4 na de crash’ op 14 september, ‘dag 5 na de crash’ op 15 september en zo verder tot en met 25 september. Op 26 september werd deze kop opnieuw wat dramatischer, strijdlustiger: ‘Amerika in Oorlog’. Tussen deze letters werden er kleine foto’s van President Bush en Osama Bin Laden geplaatst. Op 14, 15 en 16 september werden er ook steeds, weliswaar zeer kort, bekende Vlamingen aan het woord gelaten in de kleine rubriek ‘Vlamingen aan het woord’. Deze eerste (vaak emotionele) reacties werden verzameld op een zwarte band boven aan de pagina. Naast deze kleine artikels, vaak niet meer dan 1 zin, werd er ook steevast een pasfoto voorzien van de persoon aan het woord. De krant had in 2001 een groot formaat, een krantenpagina was 1785 cm² groot.

5.3.1 Kwantitatieve analyse a) Aantal artikels verschenen Aantal artikels en illustraties 40 35 30 25 20 Aantal artikels 15 Aantal illustraties 10 5 0

Afbeelding 11: Aantal artikels en illustraties in Het Laatste Nieuws (2001) In totaal verschenen in de periode 12 september 2001 tot 26 september 2001 112 artikels. Naast deze artikels verschenen er 182 illustraties. Deze illustraties konden op 2 manieren verschijnen. Enerzijds werden er illustraties gebruikt bij artikels, om bijvoorbeeld de persoon aan het woord af te beelden. Anderzijds verschenen er illustraties die op zichzelf stonden. Dit kon bijvoorbeeld een foto met titel zijn, met als oppervlakte een hele krantenpagina.

63 b) Plaats verschijnen artikels Plaats items (HLN 2001) 25

20

15 voorpagina 10 midden krant

5 einde krant

0

Afbeelding 12: Aantal items verschenen op verschillende plaatsen in Het Laatste Nieuws (2001) Op deze grafiek wordt aangetoond dat de meeste items (artikels en illustraties) verschenen in het midden van de krant, meerbepaald pagina 2 tot en met pagina 12. Opvallend is dat er zeer weinig artikels op de voorpagina verschenen, dit kan verklaard worden door het feit dat er maar voor een beperkt aantal artikels plaats is op deze pagina. Desalniettemin kan men uit deze grafiek opmaken dat er in het begin van de periode wel degelijk artikels verschenen op de voorpagina. Uit deze grafiek is eveneens af te leiden dat het aantal artikels, naarmate de tijd verstreek, daalde. Belangrijk om op te merken is dat op het einde van de periode de items niet naar het achterste deel van de kranten verhuisden en dus nog steeds gepubliceerd werden in het middelste deel van de krant.

64 c) Grootte artikel Grootte artikels (HLN 2001) 25

20

15 minder dan 1/4e 10 tussen 1/4e en 3/4e meer dan 3/4e 5

0

Afbeelding 13: Grootte van verschenen artikels in Het Laatste Nieuws (2001) Op deze grafiek is te zien dat de artikels (de illustraties inbegrepen) in Het Laatste Nieuws in de meeste gevallen kleiner waren dan 1/4e van een krantenpagina. Er verschenen enkele artikels, bijvoorbeeld op 13 september, die groter waren dan 3/4e van een pagina. Dit kan verklaard worden door het gebruik van grote illustraties (zie infra). Hiernaast is uit deze grafiek op te maken dat ook het aantal artikels daalde naarmate de periode verstreek. In 2001 maakte Het Laatste Nieuws opmerkelijk veel gebruik van artikels vergezeld van zwart-wit foto’s. Hiernaast werd er ook veel gebruik gemaakt van op zichzelf staande illustraties, zonder bijschrift.

65

5.3.2 Kwalitatieve analyse a) Titels TITEL BIJTITEL (bij 29 artikels) Type Redactioneel 95 26 Citaat 17 3

Connotatie Dramatiserend 30 2 Feitelijk 60 24 Choquerend 1 1 Strijdlustig 7 1 Emotioneel 13 1

Grootte Gemiddelde 5 9 Minimum 2 3 Maximum 10 17 Tabel 3: Analyse van titels en bijtitels in Het Laatste Nieuws (2001) Bij deze krant werd in de meeste gevallen gebruik gemaakt van redactionele titels. Deze titels gaven in 60 gevallen een feitelijke uitleg.

 “Voorlopig geen Belgische slachtoffers” – HLN12  “Volk schaart zich achter zijn president” – HLN39  “Uitlevering Bin Laden nog niet voor morgen” – HLN120

Een tweede groot aandeel waren de titels met een dramatiserende connotatie.

 “Miljoenenstad in shock” – HLN5  “De waanzin voorbij” – HLN21  “Betonreuzen plooien voor hitte” – HLN38

De gemiddelde grootte van de titels in Het Laatste Nieuws bedroeg 5 woorden. De grootste titel telde 10 woorden, de kleinste 2 woorden. Bij 29 artikels werd er gebruik gemaakt van een bijtitel, die in de meerderheid feitelijk kon genoemd worden. De gemiddelde grootte van deze bijtitels bedroeg 9 woorden.

66

 “Amerikanen stranden op luchthaven in Zaventem” – HLN19  “Namenlijst van kapers en handlangers zes uur na aanslag al opgesteld” – HLN55 b) Illustraties Zoals eerder vermeld, verschenen er in deze periode 182 illlustraties. De gemiddelde grootte van de illustraties in deze krant bedroeg 239 cm². Dit moet gezien worden op een totaal oppervlakte van de krantenpagina, zijnde 1785 cm². De kleinste afbeelding in deze periode bedroeg 8.75 cm², de grootste 2790 cm². Deze laatste werd dus verdeeld over 2 krantenpagina’s. Wat ook opvalt is het feit dat Het Laatste Nieuws in vele artikels gebruik maakt van meerdere illustraties.

In de overgrote meerderheid van deze illustraties werden personen afgebeeld. De personen die het meest werden afgebeeld zijn hulpverleners. Deze hulpverleners konden zowel brandweermannen, politieagenten, puinruimers, verplegend personeel,… zijn. Ook slachtoffers werden vaak afgebeeld. Dit konden zowel slachtoffers zijn die het overleefden (bijvoorbeeld iemand die helemaal bestoft op straat loopt) of slachtoffers die overleden tijdens de aanslagen (bijvoorbeeld een pasfoto van de overleden persoon). Hiernaast kwamen ook foto’s van de plaats van de aanslagen vaak voor. Deze plaatsen werden steeds op twee manieren voorgesteld. Vele foto’s toonden hoe het was voor de aanslagen: de WTC-torens in de skyline van New York, of het indrukwekkende Pentagon. De meeste foto’s toonden echter de plaats na de aanslagen: een hoop puin waar ooit de WTC-torens stonden of het gapende gat in de gevel van het Pentagon. c) Bron van informatie In de overgrote meerderheid van de artikels was de betrokken journalist de bron van informatie. Dit komt omdat er zelden een interview of dergelijke aan te pas kwam, waardoor de journalist de informatie gewoon meedeelde. Indien er andere personen aan het woord kwamen, waren dit vooral getuigen die vertellen hoe ze de aanslagen hebben beleefd, wat ze gezien hebben, hoe ze zich voelden,… . d) Achtergrondinformatie De krant gaf in meer dan de helft (74 artikels) van de gevallen geen achtergrondinformatie. Dit wil zeggen dat de achtergrond van de beschreven personen niet aan bod kwam of dat de beschreven organisatie, processen, werkwijzen,… niet verder toegelicht werden.

67

In de gevallen waar er wel achtergrondinformatie (38 artikels) aan te pas kwam, ging dit vooral over de gebouwen die getroffen werden door de aanslagen (bijvoorbeeld de functie, de verwezenlijking van de bouw,…). Ook werd er meer informatie gegeven over de daders. Hier werd vooral beschreven hoe ze tewerk gingen, welke aanslagen ze eerder pleegden, waar ze momenteel (vermoedelijk) verblijven,… e) Toeschrijven van aanslagen Het Laatste Nieuws schreef in 40 artikels de aanslagen toe aan één of meerdere daders. De journalisten wezen niemand in het bijzonder aan, maar maakten gebruik van algemene begrippen, zoals bijvoorbeeld ‘terroristen’. In één geval werden de aanslagen toegeschreven aan de wetgeving, het beleid of de overheid. In de andere 71 artikels werd er geen verantwoordelijke aangeduid. In 40 gevallen werd er dus een verantwoordelijke aangeduid voor de aanslagen. Van deze 40 gevallen, werd er 26 maal een ander woord gebruikt voor deze verantwoordelijke. Deze evaluatie draaide zeer vaak negatief uit. Zo werden de terroristen omschreven als:

 “vreselijke terroristen” – HLN5  “zwijnen van terroristen” – HLN8  “vijand” – HLN40  “het Kwaad” – HLN76.

In deze artikels werd er zelden verwezen naar de nationaliteit of de godsdienst van de verantwoordelijken. Er werd dus bitter weinig achtergrondinformatie gegeven over de daders. f) Fase van de gebeurtenis Het Laatste Nieuws focuste in de berichtgeving vooral op het moment van de aanslagen zelf en hoe de overheid hierop reageerde. De chronologie van de aanslagen werd dus uitvoerig beschreven, dit zowel door alles feitelijk te overlopen, als door getuigen en slachtoffers aan het woord te laten over het moment van de aanslagen. Hiernaast werd ook de publieke reactie uitvoerig beschreven. Dit deed de krant weer door getuigen of slachtoffers aan het woord te laten of zelf te beschrijven hoe de mensen reageerden op de aanslagen, bijvoorbeeld zoekacties naar vermiste familieleden, de organisatie van herdenkingsmomenten,… .

68 g) Slachtoffers: evaluatie en aantallen De slachtoffers kwamen in 85 artikels niet aan bod. In de andere 27 artikels werden ze wel aangehaald, maar werd er zeer weinig achtergrondinformatie gegeven. Meestal werd er een aantal slachtoffers (zowel vermisten als overledenen) genoemd en werd er geen verdere informatie gegeven. In de eerste artikels na de gebeurtenis was er sprake van duizenden, zelfs tienduizenden slachtoffers en vermisten. Naarmate de tijd verstreek en men dus ook meer zicht kreeg op het precieze aantal slachtoffers, werden de schattingen waarheidsgetrouw. Er werd vooral gesproken over het aantal vermisten, waarvan het aantal steeds rond de 5.000 zweefde. Indien er gesproken werd over overleden personen, kwamen enkel de reeds geïdentificeerde personen aan bod, waardoor er aan het einde van de periode geen idee was van het exacte aantal overledenen.

Het Laatste Nieuws maakte in het grootste deel van de artikels geen gebruik van een evaluatie van de slachtoffers. Enkel in 9 artikels werden de slachtoffers anders benoemd, waarbij in meer dan de helft van de gevallen deze slachtoffers positief benoemd werden. Woorden die vaak terugkwamen in deze evaluatie waren “helden” (HLN63) en “onschuldige burgers” (HLN11). h) Evaluatie plaats gebeurtenis In 27 artikels werd er gebruik gemaakt van bijvoeglijke naamwoorden of andere woorden om de plaats van de gebeurtenis te omschrijven. In de andere 85 artikels werd de plaats gewoon genoemd, bijvoorbeeld WTC-torens, Manhattan of het Pentagon. In de meeste gevallen hadden de woorden een negatieve connotatie:

 “Apocalyptische puinhoop” – HLN1  “Oorlogsgebied” – HLN8  “Onuitspreekbaar bloedbad” – HLN32  “Verminkte stad” – HLN134

Indien de plaats van gebeurtenis positief werd voorgesteld, werd er vaak gebruik gemaakt van symbolische verwoordingen:

 “Hart van economische macht, zenuwcentrum van militaire macht” – HLN3  “Mijlpaal, monument, symbool van kapitalistische welvaart” – HLN16

69 i) Evaluatie gebeurtenis De gebeurtenis zelf werd ook (al dan niet negatief) geëvalueerd. In 54 artikels werd de gebeurtenis anders benoemd, tegenover 58 artikels waar de gebeurtenis gewoon beschreven werd. Indien de gebeurtenis anders benoemd werd, werden er overwegend dysfemismen gebruikt, vaak vergezeld van vele negatief klinkende bijvoeglijke naamwoorden.

 “Meest waanzinnige terreuraanslag uit de geschiedenis” – HLN1  “Barbaarse massamoord” – HLN3  “Bloedigste aanslagen ooit in Amerika” – HLN29  “Vulgairste slag onder de gordel” – HLN41

De woorden hel, ramp, horror kwamen in vele van deze artikels terug. j) Evaluatie anderen: (reactie) overheden en personen Er vond naast de eventuele evaluatie van de slachtoffers en de daders vaak geen evaluatie van andere personen meer plaats. Indien dit wel het geval was, had dit vooral betrekking op de hulpverleners. De omschrijving had in alle gevallen een positieve connotatie, deze hulpverleners werden omschreven als “Nationale helden” (HLN143) en “De dappersten aller Amerikanen” (HLN137).

5.4. Besluit

Er kunnen op basis van de resultaten besproken in dit hoofdstuk een aantal algemene vaststellingen gemaakt worden. Vooreerst werd het duidelijk dat het aantal artikels in alle kranten daalde naarmate de periode verstreek. Het aantal illustraties volgde hetzelfde patroon. De titels die gebruikt werden, waren bij alle kranten het meest redactioneel. Er werden in dit hoofdstuk ook een aantal verschillen tussen de drie Vlaamse kranten duidelijk. Vooreerst maakte Het Laatste Nieuws het meest gebruik van illustraties. Het Laatste Nieuws publiceerde hiernaast ook de grootste illustraties. De evaluatie van de verschillende partijen en plaatsen gebeurde ook vaak verschillend. Voor een meer uitgebreide vergelijking van de gelijkenissen en de verschillen, wordt er verwezen naar hoofdstuk zeven.

70

Hoofdstuk 6: Onderzoek van de berichtgeving in de periode 17/08/2011 – 12/09/2011

In onderstaand hoofdstuk worden de onderzoeksresultaten verkregen uit de tweede geanalyseerde periode gekaderd. In het totaal werden in deze periode 51 artikels geanalyseerd, verspreid over de drie Vlaamse kranten. De Standaard publiceerde er 18, De Morgen gaf er 17 uit en Het Laatste Nieuws nam er 16 voor zijn rekening. Er werd met 51 artikels dus niet zoveel aandacht besteed aan de tienjarige herdenking van de aanslagen. Toch werd ervoor gekozen een apart hoofdstuk te wijten aan de onderzoeksresultaten, om in het hoofdstuk hierna een diepgaande en gestructureerde analyse te kunnen voorzien. De structuur is dezelfde als deze van het vorige hoofdstuk: eerst komen de resultaten van het kwantitatieve onderzoek aan bod, daarna die van het kwalitatieve onderzoek, geïllustreerd met grafieken.

6.1. De Standaard

De Standaard maakte, in tegenstelling tot de andere kranten (zie infra) geen gebruik van een dossier om de berichtgeving rond de aanslagen te verzamelen. Op de verschillende grafieken is te zien dat er op 11 september 2011, de dag waarop de aanslagen precies 10 jaar geleden gebeurden, geen gegevens beschikbaar waren. Dit is te verklaren door het feit dat deze dag een zondag was en er dus geen krant verscheen.

71

6.1.1 Kwantitatieve analyse

Aantal artikels en illustraties 6

5

4

3 Artikels 2 Illustraties 1

0

1/09 2/09 3/09 4/09 5/09 6/09 7/09 8/09 9/09

22/08 19/08 20/08 21/08 23/08 24/08 25/08 26/08 27/08 28/08 29/08 30/08 31/08 10/09 11/09 12/09 18/08

Afbeelding 14: Aantal artikels en illustraties in De Standaard(2011) Er werden in totaal 18 artikels gepubliceerd. Hiernaast werden er 28 foto’s geteld. Op deze grafiek is te zien dat het aantal artikels steeds gelijk bleef tot en met 09 september. Voor 10 september werd er elke dag 1 artikel gepubliceerd, op 10 september (de dag voor de herdenking) en 12 september (de dag na de herdenking) waren dit er 3.

Plaats items (DS 2011) 3,5 3 2,5 2 einde krant 1,5 midden krant 1 voorpagina 0,5 0

Afbeelding 15: Aantal items verschenen op verschillende plaatsen in De Standaard (2011) Op deze grafiek is duidelijk te zien dat de meerderheid van de artikels verscheen in het laatste deel van de krant, dit wil zeggen na pagina 12. Enkel op 12 september verscheen er een item op

72 de voorpagina van de krant. Op deze grafiek is wederom te zien dat het aantal artikels gelijk bleef gedurende de hele periode. Enkel op 10 september en 12 september verschenen er 3 artikels.

Grootte artikels (DS 2011) 3,5 3 2,5 2 minder dan 1/4e 1,5 tussen 1/4e en 3/4e 1 meer dan 3/4e 0,5 0

Afbeelding 16: Grootte van verschenen artikels in De Standaard (2011) Het formaat dat het meest frequent gebruikt werd, is met één oogopslag te zien. Het overgrote deel van de artikels was groter dan 3/4e van een krantenpagina. Er verscheen enkel één artikel die kleiner was dan 1/4e en één artikel tussen 1/4e en 3/4e van een krantenpagina.

6.1.2 Kwalitatieve analyse a) Titels Titels Bijtitels (bij 8 artikels) Type Redactioneel 10 8 Citaat 8 0

Connnotatie Dramatiserend 0 1 Feitelijk 10 7 Choquerend 0 0 Strijdlustig 0 0 Emotioneel 8 0

Grootte Gemiddeld 5 8 Minimum 2 4 Maximum 10 13 Tabel 4: Analyse van titels en bijtitels in De Standaard (2011)

73

De Standaard maakte bij 10 artikels gebruik van redactionele titels. Hiernaast werden er 8 citaten gebruikt. Deze titels waren steeds verdeeld tussen 2 ‘soorten’ titels: enerzijds verschenen er 10 feitelijke titels, anderzijds werden er 8 emotionele titels opgesteld.

Voorbeelden van feitelijke titels zijn:

 “Tien jaar na aanslagen alsnog slachtoffer 9/11 geïdentificeerd” – DS129  “Scholen zwijgen 9/11 dood” – DS139  “VS extra alert voor terreurdreiging” – DS141

Voorbeelden van de emotionele titels zijn:

 “Een oase van doden en overlevenden” – DS128  “Voor God en vaderland” – DS132  “Je zult altijd mijn held blijven” – DS146

Het gemiddeld aantal woorden voor een titel bedroeg 5. De kleinste titel was 2 woorden lang, de grootste 10. De bijtitels waren allemaal redactioneel en bijna allemaal feitelijk. De gemiddelde bijtitel was 8 woorden groot, de kleinste 4 en de grootste 13. b) Illustraties De Standaard publiceerde in de onderzochte periode 28 illustraties. Deze foto’s illustreerden in de meeste gevallen (16 artikels) personen. De personen die het vaakst werden afgebeeld, waren hulpverleners. Zo was te zien hoe de hulpverleners op zoek waren naar slachtoffers, waren er politie agenten te zien die de beveiliging van allerhande zaken op zich namen en werden hulpverleners gefotografeerd tijdens een herdenking ter ere van de tienjarige verjaardag. De gemiddelde afbeelding was 261 cm² groot. De kleinste afbeelding mat 32.5 cm², de grootste 875 cm². De artikels bestonden bijna allemaal uit tekst met een kleurenfoto. c) Bron van informatie De persoon die het grootste aandeel had in de informatievoorziening, was de journalist. Er werden dus geen interviews afgenomen en er werden geen experts uitvoerig aan het woord gelaten. Naast de 13 artikels waar de journalist de grootste bron van informatie was, werd er eenmaal een niet-Belgische expert aan het woord gelaten en gebeurde er één interview met burgemeester Giuliani. 74 d) Achtergrondinformatie De Standaard gaf in 11 artikels achtergrondinformatie over de beschreven personen of processen. Dit wil zeggen dat er in 7 artikels geen informatie werd gegeven. In de meeste gevallen ging deze informatie over processen. Er werd meer info gegeven over het tot stand komen van het herdenkingsmonument, over de economische en politieke gevolgen van 9/11 en over de levensgeschiedenis van Osama Bin Laden. e) Toeschrijven van aanslagen Het toeschrijven van de aanslagen was evenredig in De Standaard. In 8 artikels gebeurde deze toeschrijving wel, in de andere 10 niet. De aanslagen werden in alle 8 de gevallen toegewezen aan personen. Deze personen werden tevens in 7 artikels anders benoemd of geëvalueerd. Deze benoeming was wat verdeeld. In 4 artikels werden de daders negatief geëvalueerd:

 “Jonge, woedende, gefrustreerde Arabische moslims” – DS130  “Slechte mensen” – DS137  “Aanstokers van verschrikkelijke terreurdaden” – DS138

In 3 andere artikels werden de terroristen, meer specifiek Osama Bin Laden, omschreven met woorden die dubbel te noemen zijn:

 “Omstreden wereldster” – DS135

In de meeste artikels werd de nationaliteit en de godsdienst van de daders meegegeven, maar werd hier geen verdere informatie over gegeven. f) Fase van de gebeurtenis Alle artikels focusten op de tienjarige herdenking van de feiten. De verschillende initiatieven werden uiteengezet, de officiële herdenking die plaatsvond op Ground Zero werd overlopen en de verschillende economische en politieke gevolgen waar men op de tienjarige verjaardag meer zicht op had, werden gekaderd. g) Slachtoffers: evaluatie en aantallen De Standaard heeft het in 3 artikels over de slachtoffers van de aanslagen. Dit wil zeggen dat er in 15 artikels niet gesproken werd over deze personen. Slechts in 1 artikel van de 3 werd er meer informatie gegeven over het vermelde slachtoffer. De nationaliteit, het geslacht, het beroep en de

75 leeftijd werd vermeld. Nergens werden de slachtoffers omschreven met een ander begrip. Het aantal slachtoffers werd in een minderheid van de artikels vermeld: in slechts 3 artikels werd het aantal aangehaald. De precieze aantal verschilden: in het ene artikel werd er gesproken van 2.800 overledenen, in het andere 2.982. In de andere artikels werd er een schatting gemaakt en werd er gesproken van bijna 3.000 slachtoffers. h) Evaluatie plaats gebeurtenis In 15 artikels werden de plaatsen waar de aanslagen gebeurden, niet anders benoemd. De Standaard maakte in deze artikels dus gebruik van neutrale verwoordingen om de plaatsen te omschrijven. In de andere 3 artikels werden deze plaatsen wel anders benoemd. Deze benoemingen waren nogal verdeeld. In 1 artikel werd er een redelijk neutrale bewoording gebruikt: “Drukste bouwwerf ter wereld” (DS 128). In een ander artikel werd de plaats omschreven met negatief klinkende woorden: “gapend gat, bouwput” (DS 130). In het laatste artikel werd er gebruik gemaakt van positieve bewoordingen: “Fontein van de Hoop” (DS146). Het Pentagon werd niet vermeld in deze artikels. i) Evaluatie gebeurtenis De gebeurtenis zelf werd in een derde van de artikels anders omschreven. In 12 artikels werd er gebruik gemaakt van neutrale woorden zoals “aanslagen” of “terroristische aanval” om de gebeurtenissen te benoemen. In 6 artikels waar de aanslagen geëvalueerd werden, gebeurde dit negatief:

 “Tragedie” – DS130  “Traumatische ervaring” – DS139  “Gruwelijke misdaden tegen de mensheid” – DS145 j) Evaluatie anderen: (reactie) overheden en personen In 2 artikels werden er andere personen dan de daders of de slachtoffers geëvalueerd. De hulpverleners (brandweermannen, politieagenten, mensen die hielpen met slachtoffers zoeken in het puin) werden tweemaal positief beoordeeld. In DS133 werden deze personen omschreven als “stoere binken”, in DS143 werden deze personen “helden” genoemd.

76

6.2 De Morgen

De berichtgeving over de aanslagen in De Morgen werd op 05 september 2011 getiteld met “9/11, 10 jaar, deel 1”. Dit gebeurde op dezelfde manier tot en met 09 september, waar de titel “9/11, 10 jaar, deel 5” was. Op 10 september veranderde deze titel naar “9/11 – 10 jaar”. De totale oppervlakte van een krantenpagina bedroeg in 2011 1457 cm². De Morgen publiceerde in de onderzochte periode in totaal 17 artikels. Hiernaast verschenen er 23 illustraties. De dag van de herdenking zelf, 11 september 2011 verschenen er geen artikels.

6.2.1 Kwantitatieve analyse

Aantal artikels en illustraties 8 7 6 5

4 Artikels 3 Illustraties 2 1

0

1/09 2/09 3/09 4/09 5/09 6/09 7/09 8/09 9/09

29/08 12/09 21/08 22/08 23/08 24/08 25/08 26/08 27/08 28/08 30/08 31/08 10/09 11/09 20/08

Afbeelding 17: Aantal artikels en illustraties verschenen in De Morgen (2011) De dag voor de herdenking, 10 september 2011, werden er 5 artikels gepubliceerd. De dag na de herdenking, 12 september 2011, waren dit er nog 2. Op bovenstaande grafiek is er duidelijk een stijging te zien van het aantal artikels en illustraties naarmate de datum van de herdenking dichterbij kwam. Opvallend is dat De Morgen vrij vroeg begon met artikels publiceren. Er verscheen al een eerste artikel op 20 augustus, 1 maand voor de aanslagen.

77

Plaats items (DM 2011) 6

5

4

3 voorpagina midden krant 2 einde krant 1

0

1/09 2/09 3/09 4/09 5/09 6/09 7/09 8/09 9/09

31/08 21/08 22/08 23/08 24/08 25/08 26/08 27/08 28/08 29/08 30/08 10/09 11/09 12/09 20/08

Afbeelding 18: Aantal items verschenen op verschillende plaatsen in De Morgen (2011) Op bovenstaande grafiek is te zien dat de berichtgeving rond de aanslagen steeds in het achterste deel van de krant verscheen. Op 25 en 29 september kon men de artikels nog vinden in het middelste gedeelte van de krant, meerbepaald van pagina 2 tot en met pagina 12. Vanaf 5 september verhuisde deze berichtgeving naar het achterste gedeelte van de krant. Enkel op 12 september verscheen er één artikel op de voorpagina en één in het middelste gedeelte van de krant. Grootte artikels (DM 2011) 6

5 4

3 minder dan 1/4e tussen 1/4e en 3/4e 2 meer dan 3/4e 1

0

4/09 1/09 2/09 3/09 5/09 6/09 7/09 8/09 9/09

21/08 22/08 23/08 24/08 25/08 26/08 27/08 28/08 29/08 30/08 31/08 10/09 11/09 12/09 20/08 Afbeelding 19: Grootte van verschenen artikels in De Morgen (2011)

78

Het merendeel van de artikels was groter dan 3/4e van een krantenpagina. Er verschenen slecht drie artikels met het formaat tussen 1/4e en 3/4e van een krantenpagina en één artikel kleiner dan 1/4e.

6.2.2 Kwalitatieve analyse a) Titels

Titel Bijtitel (bij 9 artikels) Type Redactioneel 6 9 Citaat 11 0

Connotatie Dramatiserend 1 0 Feitelijk 9 9 Choquerend 0 0 Strijdlustig 1 0 Emotioneel 6 0

Grootte Gemiddeld 7 13 Minimum 4 9 Maximum 14 16 Tabel 5: Analyse van titels en bijtitels in De Standaard (2011) De Morgen maakte in de geanalyseerde periode opmerkelijk veel gebruik van citaten als titels. Bij 11 artikels werden citaten gebruikt, bij de andere 6 artikels waren de titels redactioneel van aard.

Deze titels waren in vele gevallen feitelijke titels:

 “9/11-commercie draait op volle toeren” – DM114  “Presidenten eren 9/11-slachtoffers” – DM128

Hiernaast werd er ook gebruik gemaakt van titels van emotionele aard:

 “In één klap verloor ik enkele vaders” – DM124  “Hadden de daders mijn zus maar gekend” – DM119

79

Het gemiddeld aantal woorden van een titel bedroeg 7. De kleinste titel was 4 woorden lang, de grootste 14. Bij 9 artikels werd er gebruik gemaakt van een bijtitel. Deze bijtitels waren allen redactioneel van aard en gaven allen feitelijke informatie. De gemiddelde grootte van de bijtitels bedroeg13 woorden. De kleinste titel was 9 woorden, de grootste 16. b) Illustraties De gemiddelde grootte van een illustratie bij De Morgen in 2011 bedroeg 235 cm². De kleinste illustratie was 17.6 cm², de grootste 630 cm². In bijna alle illustraties werden er personen afgebeeld. Voormalig president George Bush werd tweemaal afgebeeld, samen met huidig president Barack Obama. Er werd eenmaal een lid van Al-Qaeda afgebeeld. Hulpverleners werden 8 maal afgebeeld. De illustraties die gebruikt werden voor de hulpverleners, waren bijna allemaal foto’s genomen net na de aanslagen. Ze werden afgebeeld tussen de hopen puin, op zoek naar slachtoffers. Hiernaast werden er ook een aantal keren politieagenten afgebeeld, tijdens de bewaking van belangrijke gebouwen. De Morgen maakte tijdens de onderzochte periode grotendeels gebruik van kleurenfoto’s, dit in 12 artikels. In 2 andere artikels werd er gebruik gemaakt van zwart-wit foto’s. c) Bron van informatie Net zoals bij de andere kranten, waren de journalisten in 12 artikels de grootste bron van informatie. Dit wil zeggen dat er in deze artikels geen interviews of dergelijke aan te pas kwamen. Hiernaast kwamen in twee artikels bekenden van slachtoffers aan het woord. Zij vertelden hoe ze zich het slachtoffer herinnerden en deden hun verhaal van op 11 september 2001. d) Achtergrondinformatie Opmerkelijk is dat De Morgen in 12 artikels achtergrondinformatie geeft over personen of processen, tegenover 5 artikels waar deze informatie ontbreekt. Deze achtergrondinformatie ging vooral over processen. Zo werd er meer informatie gegeven over het proces van het bouwen van het grote herdenkingsmonument, hoe de economie floreerde onder de tienjarige herdenking van de aanslagen en werd de geschiedenis van de moslimcultuur in New York kort uit de doeken gedaan. Hiernaast werd er ook in enkele gevallen achtergrondinformatie over de slachtoffers gegeven. Als laatste werd ook de werkwijze van de daders en de levensloop van deze personen kort beschreven.

80 e) Toeschrijven van aanslagen In 11 artikels werden de aanslagen toegeschreven aan personen. In deze artikels werden er nergens andere woorden gebruikt om deze personen aan te duiden. In alle artikels werd er dus gebruik gemaakt van neutrale woorden om deze personen te omschrijven, zoals “terroristen”. f) Fase van de gebeurtenis Eén artikel keerde terug in de tijd en beschreef nog eens de reacties van de verschillende overheden in Amerika. De reactie van president Bush werd gekaderd en de verschillende beslissingen die genomen werden door zowel de president als de burgemeester van New York werden aangehaald. In alle andere artikels werd er stilgestaan bij de tienjarige herdenking van de aanslagen. g) Slachtoffers: evaluatie en aantallen In 10 artikels werd er niet gesproken over de slachtoffers van de aanslagen. In 7 artikels gebeurde dit dus wel. Er werd achtergrondinformatie voorzien over enkele van deze personen: hun geslacht, nationaliteit, leeftijd en beroep werd vermeld. In 6 artikels werd ook het aantal slachtoffers vermeld. Wat opvalt is dat de aantallen verschillen naargelang het artikel. Eenmaal werd het aantal 2.982 slachtoffers vermeld, in een ander artikel werd er gesproken van 2.753 en in nog een ander artikel waren er volgens De Morgen 2.973 slachtoffers. In de andere artikels ging het om een benadering en werd het aantal slachtoffers geschat rond de 3.000. h) Evaluatie plaats gebeurtenis De plaats van de gebeurtenis werd in 9 artikels anders omschreven. Deze omschrijving gebeurde in 6 artikels met een dysfemisme. Zo werden de plaatsen waar de aanslagen gebeurden omschreven als een “oorlogszone” (DM119), “Bobby’s graf” (DM1220) en werd de plaats waar vroeger de WTC-torens stonden verschillende malen benoemd met het ietwat dramatische “Ground Zero”. i) Evaluatie gebeurtenis De aanslagen zelf werden in 12 artikels neutraal beschreven. De Morgen gebruikte in deze artikels dus geen negatief klinkende synoniemen om deze gebeurtenis te benoemen. In 5 artikels was dit echter wel het geval:

 “Amerikaanse ziel werd getroffen” – DM113

81

 “Aanslag op onze levensstijl en waarden” – DM116  “Oorlogsverklaring” – DM119  “Gruwelijkste terreurdaad ooit” – DM120 j) Evaluatie anderen: (reactie) overheden en personen In de 17 artikels die verschenen doorheen de hele periode, werden enkel de hulpverleners positief geëvalueerd. Zij werden omschreven als “Helden van 9/11” (DM114). Hiernaast vond er geen enkele evaluatie plaats van andere personen of van de reactie van de overheden.

6.3 Het Laatste Nieuws

Op 08 september 2011 werd de berichtgeving getiteld “9/11 – 10 jaar later. Deel 1: de gezichten van de aanslagen”. Op 09 september veranderde deze titel naar “9/11 – 10 jaar later. Deel 2: kinderen van het WTC-drama”. Op 10 september, de laatste dag voor de herdenking werd deze titel “9/11 – tien jaar later: Deel 3: BV’s over het WTC-drama”. Dit laatste deel, het deel waar de bekende Vlamingen aan het woord werden gelaten werd niet geanalyseerd, wegens niet relevant bevonden. Het Laatste Nieuws publiceerde in de onderzochte periode 16 artikels. Op de dag van de herdenking, 11 september 2011 verscheen er geen krant.. Het aantal illustraties dat gebruikt werd tijdens deze periode ligt redelijk hoog in vergelijking met de artikels: er werden in totaal 35 illustraties gepubliceerd. Het formaat van deze krant veranderde naar 1160 cm². Niettegenstaande dat het aantal onderzoekseenheden zo klein was, werd er toch voor gekozen om met grafieken te werken. Hierdoor wordt er toch een visueel beeld geschept en kan er achteraf een gepaste vergelijking plaatsvinden.

82

6.3.1 Kwantitatieve analyse

Aantal artikels en illustraties 20 18 16 14 12 10 Artikels 8 Illustraties 6 4 2 0 8/09 9/09 10/09 11/09 12/09

Afbeelding 20: Aantal artikels en illustraties in Het Laatste Nieuws(2011) Op deze grafiek wordt duidelijk dat het aantal gepubliceerde artikels laag lag. Echter, het aantal illustraties lag wel redelijk hoog. Er werd bij elk artikel gebruik gemaakt van één of meerdere illustraties. Opmerkelijk is dat er op 08 september 2011 (7 artikels) meer artikels verschenen dan op de dag net na de herdenking, 12 september 2011 (6 artikels).

Plaats items (HLN2011) 6

5

4 voorpagina 3 midden krant 2 einde krant

1

0 8/09 9/09 10/09 11/09 12/09

Afbeelding 21: Aantal items verschenen op verschillende plaatsen in Het Laatste Nieuws (2011)

83

De artikels verschenen grotendeels in het midden van de krant, meerbepaald tussen pagina 2 tot en met pagina 12. Op 08 september 2011, vier dagen voor de herdenking, verschenen er drie artikels in het laatste deel van de krant, na pagina 12. Naarmate de herdenking dichter kwam, verscheen er per dag steeds één item op de voorpagina van de krant. De dag net na de herdenking (12 september 2011) verschenen er het meeste artikels, dit in het middelste deel van de krant. Grootte artikels (HLN 2011) 8 7 6 5 meer dan 3/4e 4 tussen 1/4e en 3/4e 3 minder dan 1/4e 2 1 0 8/09 9/09 10/09 11/09 12/09

Afbeelding 22: Grootte van verschenen artikels in Het Laatste Nieuws(2011) Het Laatste Nieuws publiceerde 3 artikels die groter waren dan 3/4e van een krantenpagina. De meeste artikels waren kleiner dan 1/4e van een krantenpagina. Op de dag net na de herdenking verschenen er zowel kleine als grootte artikels, waardoor dit de enige dag was waar er ook artikels verschenen tussen 1/4e en 3/4e van een krantenpagina.

84

6.3.2 Kwalitatieve analyse a) Titels

TITEL BIJTITEL (bij 5 artikels) Type 13 1 Redactioneel 2 4 Citaat

Connotatie Dramatiserend 0 0 Feitelijk 7 4 Choquerend 0 0 Strijdlustig 0 0 Emotioneel 1 1

Grootte Gemiddeld 5 9 Minimum 2 3 Maximum 10 17 Tabel 6: Analyse van titels en bijtitels in Het Laatste Nieuws (2011) De meeste titels in Het Laatste Nieuws zijn van redactionele aard. Er werden slecht twee citaten gebruikt als titel. Feitelijke titels maakten het grootste deel uit van de berichtgeving:

 “De onherkenbare vrouw Marcy Borders (38)” – HLN142  “Drie brandweermannen hijsen vlag” – HLN143  “Weekend vol ceremonies” – HLN150

Er werd slechts één ander soort titel gebruikt, deze met een emotionele connotatie:

 “Onze papa’s zijn helden” – HLN146

De gemiddelde grootte van een titel in Het Laatste Nieuws bedroeg 5 woorden. De kleinste titel telde 2 woorden, de grootste 10. Bij 5 artikels werd er gebruik gemaakt van een bijtitel. Deze waren, behalve één, allemaal feitelijk van aard:

 “Nog contact met Bush” – HLN139  “Herkend aan T-shirt” – HLN141

Deze bijtitels waren gemiddeld 9 woorden lang. De kleinste telde 3 woorden, de grootste 17.

85 b) Illustraties De gemiddelde grootte van een illustratie bedroeg 95 cm². De kleinste illustratie was 9 cm² groot, de grootste 1144 cm². Bij 15 artikels werden er personen afgebeeld op de foto’s, bij het overige artikel werd de plaats van de aanslagen afgebeeld. De personen die het meest werden afgebeeld op de foto’s waren hulpverleners. Op de foto’s werden hulpverleners aan het werk getoond, of tijdens een herdenking op 11 september 2011. Hiernaast waren er ook veel slachtoffers te zien. Het Laatste Nieuws beeldde deze mensen af aan de hand van pasfoto’s of grote familiefoto’s van overleden mensen. Ook slachtoffers die het overleefden werden afgebeeld, zowel op een foto net na de aanslagen (bijvoorbeeld een vrouw die helemaal onherkenbaar was gemaakt door de grote stofwolk), als op een foto hoe deze mensen er in 2011 uitzagen (bijvoorbeeld een pasfoto van diezelfde vrouw tien jaar later). In 14 artikels van de 16 maakt Het Laatste Nieuws gebruik van kleurenfoto’s. c) Bron van informatie In 10 artikels waren de journalisten de grootste bron van informatie. In de andere artikels gaven de slachtoffers die het overleefden of familieleden van overleden slachtoffers het grootste deel informatie. In één artikel kwam er een hulpverlener aan het woord. Hij vertelde hoe hij de aanslagen en de verschillende dagen erna had ervaren. d) Achtergrondinformatie Het Laatste Nieuws gaf in 7 artikels meer informatie over de beschreven persoon of het beschreven proces, in 8 artikels gebeurde dit niet. In de 7 artikels waar dit wel gebeurde, ging deze achtergrondinformatie over de slachtoffers. Zo werd er aan de hand van getuigenissen van familieleden en vrienden, een reconstructie gemaakt van het leven van het slachtoffer en van de dag van de aanslagen zelf. De werkplaats van de overledenen, het tijdstip van aankomst, hun strijd met de dood,… kwamen allemaal aan bod. In één artikel werd er meer achtergrondinformatie gegeven over het bouwen en het inhuldigen van het grote herdenkingsmonument. e) Toeschrijven van aanslagen In de artikels in 2011 werd er slechts in 1 geval gesproken over eventuele daders. Het Laatste Nieuws vermeldde deze daders op een neutrale manier en maakte geen gebruik van een ander woord of eventueel dysfemisme.

86 f) Fase van de gebeurtenis Tijdens de berichtgeving in 2011 gingen alle artikels over de tienjarige herdenking van de aanslagen. Er werd dus niet meer teruggekeken naar de aanslagen zelf, of naar de reacties van het publiek of de verschillende overheden. Alle artikels vermeldden de verjaardag van de aanslagen en bekeken hoe de verschillende betrokken partijen hiermee omgingen. g) Slachtoffers: evaluatie en aantallen Zoals eerder vermeld, haalde Het Laatste Nieuws in vele artikels de slachtoffers van de aanslagen aan. Meerbepaald werd er in 7 artikels over de slachtoffers gesproken. In 4 van deze artikels werd er meer informatie gegeven over de vermelde slachtoffers. Zo werd de leeftijd, het geslacht, het beroep en de nationaliteit vermeld. Deze slachtoffers werden in de meerderheid van de artikels neutraal benoemd. Er werd dus geen synoniem of eufemisme gebruikt om deze personen te omschrijven. In 2 artikels was dit echter wel het geval: de slachtoffers werden tweemaal als “Helden” benoemd (HLN146 en HLN150). Hiernaast vermeldde de krant driemaal een exact aantal overleden personen. Echter, in HLN151 werd er gesproken van 2.982 overledenen, terwijl er in HLN149 en HLN153 gesproken werd van 2.983 overledenen. h) Evaluatie plaats gebeurtenis In de 5 artikels waar Het Laatste Nieuws een evaluatie deed van de plaats, was deze steeds negatief van aard. De plaats werd de algemeen bekende naam “Ground Zero” gegeven (HLN143,HLN153), maar werd ook benoemd als een “hel” (HLN149). i) Evaluatie gebeurtenis De gebeurtenis zelf werd in de meeste gevallen niet anders benoemd. In 12 artikels werd er neutraal gesproken over de aanslagen. In 3 artikels werd er echter wel een andere naam gegeven aan de gebeurtenissen, steeds met een negatieve connotatie.

 “Vreselijke dag” – HLN144  “Noodlot” – HLN146  “Vernietiging van de twee torens” – HLN149 j) Evaluatie anderen: (reactie) overheden en personen In de tweede periode deed Het Laatste Nieuws geen evaluatie van de reactie van de overheden. In 13 artikels gebeurde er wel een evaluatie van andere personen, meerbepaald van Bush en de

87 hulpverleners. In HLN139 werd president Bush omschreven als “een gewone, vriendelijke man”. De hulpverleners werden in HLN144 tot “helden” uitgeroepen.

6.4. Besluit

In dit hoofdstuk werd duidelijk dat de berichtgeving over de aanslagen in 2011 in de drie kranten onderling niet zoveel verschillen vertoonde. Zo concentreerden ze zich allemaal op de tienjarige herdenking van de aanslagen. Er werden weinig evaluaties gemaakt van de verschillende betrokken partijen. Het werd ook duidelijk dat de berichtgeving in 2011 veel verschillen vertoonde met de berichtgeving in 2001. Er werden veel minder artikels gepubliceerd in elke krant. De plaats waar de krantenartikels verschenen was over de drie kranten verschillend. Voor een uitgebreide vergelijking tussen de drie kranten, de twee periodes en in de kranten apart wordt verwezen naar hoofdstuk zeven.

88

Hoofdstuk 7: Vergelijkingen

In dit hoofdstuk worden de onderzoeksresultaten uit de vorige 2 hoofdstukken besproken en onderling vergeleken. Een eerste vergelijking zal inhouden dat de 3 kranten tegenover elkaar worden gezet. De gegevens van zowel 2001 en 2011 werden opgenomen, zodat er een integrale vergelijking kan plaatsvinden. Een tweede vergelijking houdt in dat elke krant apart wordt besproken. Hierdoor wordt het mogelijk om eventuele evoluties vast te stellen en te kijken hoe de krant de berichtgeving aanpakte. Een laatste vergelijking zal gebeuren tussen de 2 periodes onderling. Hier worden de gegevens van de 3 kranten samengevoegd en wordt er gekeken welke trends er kunnen vastgesteld worden. Er worden steeds grafieken gebruikt om de vaststellingen visueel duidelijk te maken. Sommige vaststellingen werden echter gemaakt zonder beeldmateriaal. Indien de lezer toch een visuele voorstelling wenst, kan men de grafieken vinden in bijlagen (steeds vermeld indien van toepassing).

7.1. Vergelijking tussen de drie kranten onderling

In totaal werden er 357 krantenartikels geanalyseerd. De Standaard publiceerde er 112, De Morgen bracht er 117 uit en Het Laatste Nieuws nam er 118 artikels voor zijn rekening. In alle kranten werd er voor zowel de hoofd- als de bijtitels het meest gebruik gemaakt van redactionele titels .

Connotatie titel

100%

80% Emotioneel Strijdlustig 60% Choquerend 40% Feitelijk

20% Dramatiserend

0% HLN DM DS

Afbeelding 23: Vergelijking tussen de verschillende kranten van de connotatie van de titels

89

Deze titels waren over het algemeen het meeste feitelijk van aard. Het Laatste Nieuws maakte iets meer gebruik van dramatiserende titels, terwijl De Standaard meer titels publiceerde met een emotionele connotatie. De Morgen en Het Laatste Nieuws maakten gebruik van enkele choquerende hoofdtitels, Het Laatste Nieuws gebruikte als enige choquerende bijtitels. Hiernaast kan men van deze grafieken ook afleiden dat De Morgen het frequentst gebruik maakt van bijtitels, Het Laatste Nieuws het minst.

Grootte TITEL BIJTITEL (bij 135 artikels) Gemiddelde 6 9 Minimum 1 3 Maximum 20 22 Tabel 7: Analyse van grootte van titels en bijtitels Het gemiddeld aantal woorden van een titel was 6 woorden. De kleinste titel bedroeg 1 woord, de grootste 20. Bij 135 artikels werd er gebruik gemaakt van een bijtitel. Deze was gemiddeld 9 woorden lang. De kleinste was 3 woorden lang, de grootste 22.

Grootte items 100% 90% 80% 46 64 58 70% 60% minder dan 1/4e 50% tussen 1/4e en 3/4e 40% 32 45 30% 35 meer dan 3/4de 20% 10% 32 25 20 0% HLN DM DS

Afbeelding 24: De grootte van de items vergeleken tussen de verschillende kranten

Op deze grafiek wordt duidelijk dat Het Laatste Nieuws het meest gebruik maakte van artikels kleiner dan 1/4e van een krantenpagina, alhoewel het verschil met De Standaard niet groot is. Het Laatste Nieuws maakte in vergelijking ook het meest gebruik van artikels die groter waren dan 3/4e van een krantenpagina. Dit feit kan eventueel verklaard worden door het vele gebruik van

90 foto’s door Het Laatste Nieuws (zie infra). De Morgen maakte het meest gebruik van artikels die groter waren dan 1/4e van een krantenpagina, maar kleiner dan 3/4e van een pagina.

Type artikel

100%

90% Tekst met foto en tekening

80% Tekst met cartoon/tekening (met bijschrift) 70% Tekst met kleurenfoto (met 60% bijschrift) Tekst met zwart/wit foto (met 50% bijschrift) Enkel cartoon/tekening (met 40% bijschrift) 30% Enkel foto (met bijschrift)

20% Enkel tekst 10%

0% HLN DM DS

Afbeelding 25: Type artikel vergeleken tussen de verschillende kranten Op deze grafiek is te zien dat de artikels uit Het Laatste Nieuws het voornamelijk bestonden uit tekst met een zwart-wit foto. Ook kleurenfoto’s werden het meeste gebruikt bij deze krant. Hieruit kan er geconcludeerd worden dat Het Laatste Nieuws de krant was die de meeste foto’s gebruikte in de berichtgeving. De Morgen en De Standaard maakten beiden het meeste gebruik van artikels met enkel tekst. Hier werden er dus in de meeste gevallen geen foto’s bijgevoegd. Indien er bij deze kranten wel foto’s gebruikt werden, waren dit meestal zwart-wit foto’s.

Het Laatste nieuws maakte in totaal voor 52% van de berichtgeving gebruik van illustraties. De Standaard deed dit voor 27% en De Morgen gebruikte voor 21% van de berichtgeving foto’s (zie bijlage 3, afbeelding 1).

91

Op deze illustraties waren, in alle kranten, het vaakst personen te zien. Hiernaast kwam ook de plaats van de aanslagen dikwijls aan bod. Zo werd er in alle 3 de kranten frequent gebruik gemaakt van foto’s van de hoop puin op Ground Zero, terwijl de hulpverleners aan het werk waren. Deze hulpverleners waren tevens de personen die in alle kranten het meest te zien waren. Foto’s van de aanslagen zelf werden maar enkele keren gebruikt. Een visuele voorstelling van deze vaststellingen werd bijgevoegd in bijlage 3, afbeelding 2. De gemiddelde grootte van de illustraties in Het Laatste Nieuws was de kleinste, 238 cm². De illustraties in De Morgen hadden een gemiddelde grootte van 316 cm², de illustraties in De Standaard waren gemiddeld 274 cm². De kleinste gepubliceerde afbeelding was 8.75 cm² (Het Laatste Nieuws), de grootste was 2790 cm² (Het Laatste Nieuws).

In alle kranten werd de meeste informatie voorzien door de betrokken journalist. In De Morgen kwamen er het meeste Belgische experts aan het woord, in De Standaard het meeste niet- Belgische experts.

Het Laatste Nieuws gaf het minste achtergrondinformatie bij de artikels. Er werd bijvoorbeeld gewoon informatie gegeven over de daders of over de inlichtingendiensten, zonder er de levensgeschiedenis, werkwijzen,… aan toe te voegen. De Morgen deed dit wel vaak (69 artikels). Bij De Standaard is de verhouding gelijk verdeeld. In 46 artikels gaf deze krant wel achtergrondinformatie bij het artikel, in 48 artikels werd deze niet gegeven. Ook van deze vaststelling werd er een visuele presentatie in bijlage gevoegd (bijlage 3, afbeelding 3). Een vaststelling die voor alle kranten geldt is dat de achtergrondinformatie het meest betrekking had op processen. Hiermee wordt bedoeld dat er bij de meeste gevallen meer informatie werd gegeven over de planning van de aanslagen, het protocol bij de veiligheidsdiensten, de bouw en de functie van de WTC-torens en het Pentagon,… .

Bij het toewijzen van de aanslagen aan verantwoordelijken, kan worden vastgesteld dat de drie kranten in de meeste gevallen niemand verantwoordelijk stelden. Indien de kranten dit wel deden, werden deze daders vaak anders omschreven. Hierbij gebruikten de kranten het meest woorden met een negatieve connotatie. De terroristen werden als “Het Kwaad”, “de Vijand” en “zwijnen” omschreven. Als de kranten geen negatieve bewoordingen gebruikten om deze personen te omschrijven, werden deze personen vaak neutraal omschreven, met woorden als “terroristen”, “verantwoordelijken”,… . Het Laatste Nieuws maakte het meest gebruik van een negatieve

92 evaluatie voor deze personen. De Morgen gebruikte ook vaak woorden met een negatieve connotatie maar gebruikte bijna evenveel neutrale bewoordingen. Een visuele voorstelling van deze vaststelling werd in bijlage 3, afbeelding 4 gevoegd.

Een vaststelling die gemaakt kan worden voor alle 3 de kranten is dat de slachtoffers in meer dan de helft van de artikels niet vermeld werden. In de artikels waar deze personen wel vermeld werden, werd er bitter weinig informatie gegeven. In amper enkele artikels werd de leeftijd, het geslacht, de nationaliteit en het beroep vermeld. De slachtoffers werden ook in de meeste gevallen neutraal omschreven. Zo werd er gesproken over “overledenen”, “vermisten” of “slachtoffers”. In de weinige artikels waar deze personen met een ander begrip omschreven werden, was deze eerder verdeeld. In de ene helft van de artikelen werden de slachtoffers met een positief begrip omschreven, zoals “(patriottische) helden”, “a gentleman and a half” en “hartverwarmend”. De andere helft, waar deze slachtoffers met negatieve woorden omschreven werden, werden woorden als “lijken” en omschrijvingen als “reddeloos verloren” en “in stukken gescheurd” gebruikt. Opvallend is dat wanneer de personen zelf geëvalueerd werden er positieve evaluaties werden gebruikt. Indien de toestand van de personen omschreven werd, werden negatieve woorden gebruikt. Het Laatste Nieuws evalueerde deze personen het meest, vooral in de positieve zin. De Morgen evalueerde de slachtoffers meer positief dan negatief. Bij De Standaard was de evaluatie mooi verdeeld: zowel de positieve als de negatieve evaluatie kwam evenveel voor. Voor een visuele voorstelling van deze vaststelling wordt verwezen naar bijlage 3, afbeelding 5.

De evaluatie van de plaats van de gebeurtenissen liep voor de 3 kranten gelijk. In de meeste artikels werd deze evaluatie niet gedaan. In de artikels waar dit wel werd gedaan, was er steeds een tweespalt te zien: de plaats werd zowel positief als negatief geëvalueerd. Enerzijds werden de sterke symbolische, economische en politieke waarden en de architecturale prestaties van het World Trade Center en het Pentagon benadrukt, anderzijds werd de plaats na de aanslagen omschreven als een “hel”, “spookstad” en “oorlogsgebied”. Het Laatste Nieuws gebruikte in vergelijking met de andere kranten het meest een negatieve evaluatie voor het omschrijven van deze plaatsen. De Morgen gebruikte net iets meer negatieve dan positieve bewoordingen en De Standaard benadrukte het meest de positieve kwaliteiten van de plaatsen. Indien men een visuele voorstelling wil van deze vaststellingen, wordt er doorverwezen naar bijlage 3, afbeelding 6.

93

De evaluatie van de gebeurtenissen zelf kon ook veralgemeend worden bij de 3 kranten. Ze gebruikten voor de helft van hun artikels wel een evaluatie, in de andere helft werden de aanslagen niet geëvalueerd. Bij de artikels waar de aanslagen wel geëvalueerd werden, werden er overwegend negatieve evaluaties toegepast. Het aantal negatieve evaluaties liep gelijk bij de kranten, ze gebruikten allen in ongeveer 52 artikels deze begrippen. Een visuele voorstelling van deze laatste twee vaststellingen is te vinden in bijlage 3, afbeelding 7.

De reactie van de overheden werd bitter weinig geëvalueerd door de kranten. Hiernaast werden ook anderen (buiten de slachtoffers en daders) weinig geëvalueerd. Indien er een evaluatie plaatsvond, ging deze in Het Laatste Nieuws vooral over de hulpverleners. Deze hulpverleners werden positief geëvalueerd, met woorden zoals “helden”, “ons broeders” en “de dappersten aller Amerikanen”. Bij De Morgen ging het vooral over de categorie ‘andere’. Er werd dus geen vast patroon van evaluatie voorzien. De Morgen omschreef bijvoorbeeld een bekende woordvoerder in Afghanistan, en benoemde de Verenigde Staten als “de papa”.

7.2 Vergelijkingen tussen de periodes in de krant

Tijdens de vergelijking tussen de periode 2001 en 2011 is het moeilijk om algemeen geldende uitspraken te doen, aangezien het aandeel artikels in 2001 aanzienlijk groter is. Toch werd ervoor geopteerd om deze vergelijking te maken, om zo eventuele evoluties of veranderingen te zien binnen de krant.

7.2.1 De Standaard

De Standaard publiceerde, zoals de andere kranten, aanzienlijk meer artikels in 2001. De artikels in 2001 verschenen meer op de voorpagina en in het midden van de krant, terwijl de artikels in 2011 steeds in het achterste deel van de krant werden gedrukt. Enkel op 12 september 2011 kwam er één artikel op de voorpagina. De Standaard gebruikte in verhouding in 2001 meer redactionele titels. Citaten werden in alle 2 de periodes het minst gebruikt. Het type titels liep voor de 2 periodes gelijk. Het aandeel feitelijke titels was steeds het hoogste. Tijdens de periode in 2011 gebruikte de krant in verhouding iets meer bijtitels. Ook deze bijtitels waren in beide periodes het meest feitelijk van aard.

94

De artikels die in 2011 gepubliceerd werden, waren groter dan diegenen in 2001. In 2001 werd er meer gebruik gemaakt van artikels kleiner dan 3/4e van een pagina terwijl de artikels in 2011 bijna allemaal groter waren dan 3/4e van een krantenpagina. In 2001 werd een groot aandeel artikels, uitsluitend bestaande uit tekst, gepubliceerd. In 2011 bestonden de artikels bijna allemaal uit tekst met een kleurenfoto. Indien er foto’s gebruikt werden bij de berichtgeving, werden er tijdens de twee periodes het meest personen afgebeeld. In 2001 stonden hier vooral hulpverleners op, terwijl in 2011 vaak andere personen gefotografeerd werden, zoals bijvoorbeeld aanwezigen op de herdenkingsplechtigheid.

Het aandeel achtergrondinformatie verliep, in verhouding, gelijk tussen beide periodes. Het toeschrijven van de aanslagen en het evalueren van deze verantwoordelijken gebeurde voor beide periodes gelijk. Ook het evalueren van de plaats van de gebeurtenissen werd gelijk behandeld.

Duidelijke verschillen waren merkbaar in de fases waarover berichtgegeven werd. In 2001 ging deze vooral over de reactie van de verschillende overheden en van de burgers, terwijl de artikels in 2011 allemaal handelden over de herdenking van de aanslagen. Indien het aantal slachtoffers vermeld werd (wat zowel in 2001 als in 2011 in de minderheid van de artikels gebeurde), was deze vermelding in 2011 veel preciezer. Dit kan simpel verklaard worden door het feit dat men in 2011 een volledig beeld had van de situatie en dus ook van het precieze aantal overledenen terwijl men in 2001 de zoektocht naar overlevenden nog volop bezig was. Deze slachtoffers werden in 2001 een aantal malen geëvalueerd, zowel positief als negatief. In 2011 gebeurde deze evaluatie niet.

De gebeurtenissen werden in verhouding in 2001 meer geëvalueerd dan in 2011. Deze evaluatie was wel gelijk in beide periodes, zo werd er voornamelijk met een negatieve connotatie naar de aanslagen verwezen. Indien er nog andere personen geëvalueerd werden, waren deze voor beide periodes gelijk. Zowel in 2001 als in 2011 werden de hulpverleners positief geëvalueerd en benoemd als “nationale helden”.

7.2.2 De Morgen

De artikels in 2001 verschenen in vergelijking met deze in 2011 meer op de voorpagina en in het midden van de krant. In 2011 verschenen bijna alle artikels in het achterste deel van de krant. Eén artikel verscheen op 12 september op de voorpagina.

95

De Morgen gebruikte in verhouding in 2001 meer redactionele titels. In 2001 werden er meer redactionele titels gebruikt, terwijl er in 2011 meer citaten werden gebruikt. De connotatie van de titels liep gelijk, de feitelijke titels hadden in beide periodes het grootste aandeel. In 2001 was er in de helft van de artikels een bijtitel aanwezig, in de andere helft niet. In 2011 waren er 8 artikels zonder bijtitel, in 9 artikels was er wel één aanwezig. Ook deze bijtitels gaven in beide periodes het meest feitelijke informatie.

De Morgen publiceerde in 2001 meer artikels kleiner dan 3/4e van een krantenpagina. Ook de artikels die groter waren dan 1/4e, maar kleiner dan 3/4e van een krantenpagina waren meer aanwezig in 2001. In 2011 werden er grotere artikels gepubliceerd, waarvan het merendeel van groter was dan 3/4e van een krantenpagina.

De artikels verschenen in 2001 bestonden het meest uit enkel tekst. In 2011 werd er meer gebruik gemaakt kleurenfoto’s die de tekst vergezelden. Op de foto’s werden in beide periodes in de meeste gevallen personen, meerbepaald hulpverleners afgebeeld.

De grootste bron van informatie was voor beide periodes de journalist. In 2001 kwamen er enkele experts aan het woord, in 2011 was dit niet het geval. Bekenden van slachtoffers kwamen zowel in 2001 als in 2011 een aantal keren aan het woord.

Het aandeel achtergrondinformatie is bij beide periodes, in verhouding, gelijk. Er werd steeds in iets meer artikels achtergrondinformatie gegeven. Deze achtergrondinformatie was ook voor beide periodes dezelfde, er werd steeds het meest informatie gegeven over de werkwijzen van de daders, inlichtingendiensten of hulpverleners.

In 2001 werden in de meeste artikels de aanslagen niet toegeschreven aan verantwoordelijken, in 2011 was dit wel het geval. Indien er iets of iemand verantwoordelijk gesteld werd voor de aanslagen, waren dit in beide periodes steeds de daders. De evaluatie van deze personen verschilde wel tussen de periodes. In 2001 werd deze evaluatie in de meeste artikels wel gedaan, in 2011 was dit niet het geval. Indien de evaluatie wel gebeurde, was deze voor beide periodes negatief en werd er zeer weinig achtergrondinformatie gegeven omtrent deze daders.

96

In beide periodes werden de slachtoffers in weinig artikels vermeld. Indien ze vermeld werden, werd er bijna geen achtergrondinformatie meegedeeld. In 2001 werden deze personen in enkel 4 artikels, in 2011 werden deze personen niet anders benoemd.

In 2001 werd de plaats van de aanslagen meer niet dan wel geëvalueerd, in 2011 was dit omgekeerd. Wat wel gelijk liep tussen de periodes is dat voor de benoeming van deze plaats meer negatieve woorden werden gebruikt. De gebeurtenissen zelf werden in 2001 in de helft van de artikels geëvalueerd, in 2011 werd deze evaluatie voor maar een derde van de artikels gedaan. Indien er een evaluatie plaatsvond, werd er steeds gekozen voor woorden met een negatieve connotatie. Andere personen, zoals president Bush of burgemeester Giuliani werden in 2001 in een achtste van de artikels anders benoemd. In 2011 werd er maar in één artikel een benoeming gedaan van een ander persoon, meerbepaald van de hulpverleners. De benoeming van deze personen verliep over beide periodes gelijk, zijnde negatief.

7.2.3 Het Laatste Nieuws

Het aantal artikels gepubliceerd in 2001 in Het Laatste Nieuws is aanzienlijk groter dan het aantal verschenen artikels in 2011. Deze artikels verschenen in 2001 grotendeels op de voorpagina en in het midden van de krant. In 2011 was de plaats van de artikels meer verdeeld. De meeste verschenen in het middelste deel van de krant, maar evengoed stonden er artikels op de voorpagina en in het laatste deel van de krant.

De titels gebruikt in Het Laatste Nieuws waren voor de meerderheid van de artikels redactioneel van aard, zowel in periode 2001 als in periode 2011. Ook de connotatie van de titels was gelijk: het grootste aandeel had een feitelijke connotatie. De bijtitels werden in beide periodes meer niet dan wel gebruikt. Indien ze gebruikt werden, waren deze in 2001 redactioneel van aard in tegenstelling tot 2011 waar er meer citaten gebruikt werden. De bijtitels waren in beide periodes het meest feitelijk van aard.

De lengte van de artikels was in beide periodes relatief gelijk. De meerderheid van de artikels waren kleiner dan 1/4e van een krantenpagina. Het Laatste Nieuws maakte in periode 2001 in de meerderheid van de artikels gebruik van tekst vergezeld van zwart/wit foto’s. In 2011 bestond het grootste aandeel artikels uit tekst vergezeld van kleurenfoto’s. De krant beeldde in beide periodes uitzonderlijk veel personen af. Deze personen waren in de meeste gevallen hulpverleners, maar

97 ook slachtoffers werden bijzonder veel afgebeeld. Hiernaast werden er ook vaak toevallige voorbijgangers, willekeurige Amerikanen,… gefotografeerd.

De bron van informatie was in bijna alle artikels de journalist in kwestie. In 2001 kwam er een tweetal keren een expert aan het woord, in 2011 was dit niet het geval. In 2001 werden er hiernaast een aantal getuigen aan het woord gelaten, maar deze kregen in 2011 geen aandacht. In beide periodes werd er weinig aandacht besteed aan achtergrondinformatie. Indien er wel achtergrondinformatie werd voorzien, ging deze vooral over de daders en de slachtoffers. Het Laatste Nieuws duidde in de meerderheid van de artikels geen verantwoordelijke aan. Indien dit wel werd gedaan, werden de daders in 2001 vaak geëvalueerd. In 2011 werd er geen enkele keer een ander woord gebruikt voor de daders.

In 2001 concentreerde de berichtgeving zich vooral op de reactie van de verschillende overheden. Hiernaast werden ook de aanslagen en de publieke reactie vaak weergegeven. In 2011 concentreerden de artikels zich steeds op de tienjarige herdenking. Eén artikel focuste ook op de reactie van de burgers. Net zoals bij de andere kranten, werden de slachtoffers in 2001 bitter weinig (1 op 8) vermeld. In 2011 gebeurde dit vaker, in 7 artikels. Achtergrondinformatie over de slachtoffers ontbrak echter in de meeste artikels. In 2001 werden in 4 artikels andere beschrijvingen gebruikt om deze personen te omschrijven, in 2011 werden deze steeds neutraal omschreven.

De plaatsen van de gebeurtenis werden in 2001 in de meeste artikels neutraal omschreven. In 2011 werd er in 9 van de 17 artikels een evaluatie gedaan. Deze evaluatie was in de meeste gevallen negatief. De evaluatie van de gebeurtenissen gebeurde in beide periodes in een tweespalt. De ene helft van de artikels deed een evaluatie, de andere helft deed er geen. In de artikels waar er wel een evaluatie plaatsvond, was deze overwegend negatief.

7.3 Vergelijkingen periodes

In de periode in 2001 verschenen er in totaal 306 artikels. Het totaal aantal artikels in 2011 bedroeg 51. De artikels die in 2001 verschenen, werden steevast op de voorpagina of in het midden van de krant geplaatst. In 2011 kwamen de artikels over de tienjarige herdenking eerder

98

in het achterste deel van de krant terecht. Er werd in 2001 het meest gebruik gemaakt van redactionele titels.

Connotatie titels 2001 Connotatie titels 2011 100% 100%

80% 80% Emotioneel Emotioneel 60% Strijdlustig 60% Strijdlustig

40% Choquerend 40% Choquerend Feitelijk Feitelijk 20% 20% Dramatiserend Dramatiserend 0% 0% HLN DM DS HLN DM DS Afbeelding 26: Connotatie titels 2001 en 2011

Op bovenstaande grafieken is duidelijk te zien dat de titels in beide periodes het meest feitelijk van aard waren. Een duidelijk verschil tussen de twee periodes is dat er in 2001, naast de feitelijke titels, ook veel titels met een dramatiserende connotatie voorkwamen. Titels met een choquerende connotatie kwamen enkel in 2001 voor. In 2011 werd er in verhouding meer gebruik gemaakt van bijtitels. In 22 artikels waren deze wel aanwezig, tegenover 28 artikels zonder bijtitels. In 2001 werden er 113 artikels gepubliceerd met een bijtitel, bij 192 artikels was deze niet aanwezig. De bijtitels volgden ongeveer hetzelfde stramien als de hoofdtitels. In 2001 werden er het meeste feitelijke bijtitels gepubliceerd, met hiernaast een aantal dramatiserende, choquerende, strijdlustige en emotionele titels. In 2011 werden er maar 3 soorten bijtitels gehanteerd: de meest frequente, feitelijke titels, de dramatiserende titel (bij De Standaard) en de emotionele titel (bij Het Laatste Nieuws).

99

Grootte artikels 350 300

250 200 minder dan 1/4e 150 tussen 1/4e en 3/4e

100 meer dan 3/4de

50 0 2001 2011

Afbeelding 27: Grootte artikels in 2001 en 2011 Zoals af te leiden uit bovenstaande grafiek, werden er in verhouding in 2001 meer artikels gepubliceerd die kleiner waren dan 1/4e van een krantenpagina. Ook het aandeel artikels tussen 1/4e en 3/4e van een krantenpagina was groter.

Vorm artikels 2001 Vorm artikels 2011

Tekst met foto en Tekst met foto 100% 100% tekening en tekening 90% 90% Tekst met Tekst met cartoon/tekening 80% cartoon/tekeni 80% (met bijschrift) ng (met Tekst met 70% bijschrift) 70% Tekst met kleurenfoto (met kleurenfoto bijschrift) 60% 60% (met bijschrift) Tekst met zwart/wit foto 50% Tekst met 50% (met bijschrift) zwart/wit foto Enkel 40% 40% (met bijschrift) cartoon/tekening (met bijschrift) 30% Enkel 30% Enkel foto (met cartoon/tekeni 20% ng (met 20% bijschrift) bijschrift)

10% Enkel foto Enkel tekst 10% (met bijschrift) 0% 0% HLN DM DS HLN DM DS

Afbeelding 28: Vorm artikels in 2001 en 2011

100

In 2001 verschenen er vooral artikels die aangevuld werden met een zwart/wit foto. Naast dit grote aandeel, verschenen er in 2001 ook veel artikels met enkel tekst. In 2011 werd er het meest gebruik gemaakt van kleurenfoto’s bij de tekst.

De inhoud van deze foto’s waren relatief gelijk in de beide periodes. Personen, vooral de hulpverleners en (familie) van slachtoffers, werden het meeste afgebeeld. Zowel in 2001 als in 2011 werd de meeste informatie voorzien door de betrokken journalisten. In 2011 werd hiernaast ook veel informatie voorzien door slachtoffers, familie van slachtoffers of getuigen. Dit gebeurde vaak aan de hand van getuigenissen, waar deze personen vertelden hoe ze de noodlottige dag hadden ervaren.

Er werd in 2011 iets meer achtergrondinformatie gegeven door de kranten. Deze ging vooral over processen, zoals het organiseren van de herdenkingsplechtigheid of het bouwen van het herdenkingsmonument. Ook in 2001 ging deze informatie het meest over processen, zoals het protocol van de veiligheidsdiensten bij dergelijke grote crisissen. In 2001 werd er hiernaast ook veel achtergrondinformatie voorzien over de daders, wat in 2011 niet het geval was. Het toeschrijven van de aanslagen verliep in beide periodes gelijk. Zowel in 2001 als in 2011 werd er in de meerderheid van de artikels niet over de daders gesproken. Een belangrijke vaststelling is dat, indien er wel over deze daders werd gesproken, deze daders in 2001 wel veel geëvalueerd werden, terwijl dit in 2011 niet het geval was.

Het grootste verschil tussen de twee periodes is op te merken bij de fases waarover er berichtgegeven werd. In 2001 gingen de artikels vooral over de aanslagen zelf, de publieke reactie en de reactie van de verschillende overheden. In 2011 gingen alle artikels, behalve één, over de tienjarige herdenking. De aanslagen zelf of andere zaken uit 2001 werden dus niet meer aangehaald. Er werd, in vergelijking met 2001, iets meer berichtgegeven over de slachtoffers in 2011. Deze slachtoffers werden ook uitgebreider beschreven in deze periode. In de meeste artikels werden het geslacht, de leeftijd, de nationaliteit en het beroep meegedeeld. Dit is te verklaren door het feit dat de kranten vaak gebruik maakten van persoonlijke verhalen over mensen die familieleden of vrienden verloren. Zowel in 2001 als in 2011 werden deze personen bitter weinig geëvalueerd.

101

In 2011 werd er in verhouding iets meer gebruik gemaakt van andere begrippen om de plaats van de gebeurtenis te omschrijven. Voor de gebeurtenissen zelf verliep deze evaluatie in een tweespalt: in zowel 2001 als in 2011 gebruikte de helft van de artikels wel een ander begrip om deze feiten te omschrijven, in de andere helft van de artikels werden de gebeurtenissen neutraal omschreven. Zowel in 2001 als in 2011 werden er bijna geen andere personen zoals president Bush, burgemeester Giuliani of de hulpverleners geëvalueerd.

7.4 Toetsing van de hypotheses

In dit onderdeel worden de verschillende hypotheses opgesteld vanuit de literatuurstudie getest aan de hand van de onderzoeksresultaten. Deze hypotheses worden in dit hoofdstuk niet meer herhaald, men kan deze terugvinden in het deeltje ‘4.4 Hypothesen’.

Hypothese ‘H1.1’ kan aan de hand van afbeeldingen 6,9 en 12 bevestigd worden voor de periode in 2001. Op deze grafieken is duidelijk te zien dat, naarmate de gebeurtenissen steeds verder in de tijd lagen, hoe minder de artikels op de voorpagina en in het midden van de krant verschenen. Op het einde van 2001 waren de meeste artikels te vinden in het laatste deel van de krant. Op afbeeldingen 15, 18 en 21 is te zien dat in 2011 de artikels zeer weinig op de voorpagina verschenen. De herdenkingsplechtigheid was dus geen ‘hot item’. Hierdoor kan ook voor deze periode de hypothese bevestigd worden. Hiernaast kon er op deze afbeeldingen ook vastgesteld worden dat het aantal artikels daalde naarmate de periode verstreek.

Met deze vaststellingen kan ook hypothese ‘H1.2’ bevestigd worden voor periode 2001. Zoals te zien op afbeeldingen 6,9 en 12 verschoven de artikels in 2001 naarmate de tijd verstreek naar de achterste pagina’s van de krant. Voor periode 2011 is deze hypothese deels geldig. Op afbeeldingen 15, 18 en 21 is te zien dat de artikels weinig of niet op de voorpagina van de kranten verschenen, maar de kranten verschilden in de plaats waar de artikels geplaatst werden. In De Standaard werden de artikels inderdaad steeds op de achterste pagina’s van de kranten geplaatst. Ook de artikels in De Morgen verschenen meer in het achterste deel van de krant. Voor Het Laatste Nieuws geldt deze hypothese echter niet, ze moet dus voor deze krant verworpen worden. De artikels in deze krant verschenen deels op de voorpagina, deels in het middelste deel van de krant. Er verschenen 3 artikels op de achterste pagina’s. Voor deze periode wordt de hypothese

102 dus deels bevestigd. Echter, het aantal artikels geanalyseerd in deze periode is niet genoeg om sluitende uitspraken te kunnen doen.

Een volgende hypothese die handelt over de kwantitatieve analyse ‘H1.3’ kan op basis van de onderzoeksresultaten ook deels bevestigd worden. Op afbeeldingen 7, 10 en 13 is te zien dat het aandeel artikels kleiner dan 1/4e van een krantenpagina niet stijgt met het verstrijken van de tijd. Er kan echter wel vastgesteld worden dat het aandeel artikels groter dan 3/4e van een krantenpagina daalde naarmate het einde van de periode naderde. Voor de periode in 2011 moet deze hypothese verworpen worden. De grootte van de artikels varieerde steeds per dag en volgde geen vast patroon, zoals te zien op afbeeldingen 16, 19 en 22.

Hypothese ‘H2.1’ kan zeer snel bevestigd worden voor zowel periode 2001 als periode 2011. Het Laatste Nieuws gebruikte in 2001 182 illustraties, De Standaard gebruikte er 82 en De Morgen 65. In periode 2011 publiceerde Het Laatste Nieuws 35 foto’s, De Morgen 28 en De Standaard 23. Het Laatste Nieuws maakte voor 52% van de berichtgeving gebruik van foto’s, De Standaard voor 27% en De Morgen gebruikte voor 21% van de berichtgeving illustraties.

Hypothese ‘H2.2’ kan deels bevestigd worden. De Standaard maakte het meest gebruik van niet- Belgische experts, De Morgen liet het meeste Belgische experts aan het woord. Het Laatste Nieuws stelde de artikels het vaakst samen met (delen) van getuigenissen van verschillende slachtoffers, getuigen, hulpverleners,… Het Laatste Nieuws gaf hiernaast het meeste achtergrondinformatie over de slachtoffers. Belangrijke politieke personen werden echter (bijna) niet aan het woord gelaten in zowel De Morgen als De Standaard. Dit deel van de hypothese kan dus, op basis van de verzamelde onderzoeksresultaten, niet bevestigd worden. Indien deze hypothese verder onderzocht wordt, dienen zowel de artikels als de opiniestukken aan bod komen.

‘H3’ kan op basis van afbeelding 24 bevestigd worden. Op deze grafiek is waar te nemen dat de artikels van Het Laatste Nieuws voor 64% kleiner zijn dan 1/4e van een krantenpagina. Het verschil met De Morgen (58%) is echter niet zo groot. De Standaard maakte het meest gebruik van artikels met een formaat tussen 1/4e en 3/4e van een krantenpagina. Op deze grafiek is ook te zien dat het aandeel grote artikels het grootst is bij Het Nieuwsblad. Dit kan verklaard worden door het feit dat het Nieuwsblad zeer veel gebruik maakte van (grote) foto’s, deze illustraties

103 werden ook steeds meegenomen in de berekening van het formaat. Deze vaststellingen kunnen ook gemaakt worden na het bekijken van afbeelding 25.

Zoals reeds besproken bij ‘H2.2’ haalde Het Laatste Nieuws vaker verhalen aan van (familie) van slachtoffers, getuigen,… Opvallend is dat ook De Standaard en De Morgen vaak familieleden en dergelijke aansprak. Wanneer echter ook de inhoud van de foto’s vergeleken werd, kon er vastgesteld worden dat Het Laatste Nieuws wel degelijk het meest getuigen, slachtoffers en familieleden van slachtoffers zal portretteren en aanspreken. De hypothese ‘H4’ kan dus bevestigd worden. Zoals waar te nemen in grafiek (bijlage 3, afbeelding 8) werden de daders in het grootste deel van de artikels negatief geëvalueerd. Er werden dysfemismen gebruikt om deze personen te omschrijven zoals “Duivels”, “het Kwaad”, “Vijand”, “Zwijnen”,…. De slachtoffers werden in weinig artikels omschreven, maar waar ze omschreven werden, gebeurde dit het meest in positieve zin, zoals te zien in bijlage 3, afbeelding 9. ‘H5.1’ kan dus bevestigd worden.

In de onderzochte artikels werd er geen enkele keer gewag gemaakt van de geloofsovertuiging van de slachtoffers. Er kunnen dus geen uitspraken gedaan worden betreffende dit deel van ‘H5.2’. Het tweede deel, betreffende de terroristen, kan echter wel bevestigd worden. De godsdienst van de terroristen werd in weinig artikels vermeld, maar indien ze vermeld werd, werden de terroristen steeds als Moslims benoemd.

104

IV. Algemene conclusie

In deze masterproef werd de berichtgeving over het Al-Qaeda terrorisme in drie Vlaamse kranten onderzocht. Een eerste periode, van 12 september 2001 tot en met 26 september 2001, en een tweede periode, van 17 augustus 2011 tot en met 26 september 2011 werden geanalyseerd in de kranten Het Laatste Nieuws, De Standaard en De Morgen. De geraadpleegde literatuur diende een antwoord te zoeken op een aantal vragen. Vooreerst kwam de chronologie van de aanslagen aan bod, op die manier was het mogelijk om een beeld te vormen van het verloop van die noodlottige dag. Hierna werd er een schets gemaakt de terroristische organisatie die verantwoordelijk werd gesteld voor deze aanslagen, Al-Qaeda.. Een analyse van de drie Vlaamse kranten, kennis over hun geschiedenis en hun algemene verschillen was nodig om een onderbouwde keuze tussen de vele, verschillende Vlaamse kranten te kunnen maken. Als laatste diende er natuurlijk ook literatuur geraadpleegd te worden over de evaluatie van de verschillende betrokken partijen bij een terroristische aanslag. In dit deel werd onderzocht hoe deze verschillende personen gelabeld werden en welke verschillen er hierin waar te nemen waren.

Op basis van deze literatuurstudie werden er een aantal hypotheses opgesteld, die zowel op het kwantitatieve deel als op het kwalitatieve onderzoek betrekking hadden. Deze hypotheses werden opgesteld op basis van de literatuur van de auteurs Hoffman, Manssens en Walgrave, Reiner, Jewkes en Powell.

Tijdens het empirisch onderzoek werden 403 krantenartikels gelezen, samengevat en geanalyseerd. De geanalyseerde artikels hadden allen betrekking op de aanslagen gepleegd op 11 september 2001. De oorlog die de Verenigde Staten startte naar aanleiding van deze aanslagen, was dus geen onderwerp van analyse. De gegevens verkregen uit dit eerste onderzoek werden, na een uiteenzetting per krant per periode, vergeleken. Deze vergelijking vond in drie delen plaats: eerst werden de drie kranten tegenover elkaar gezet, hierna elke krant apart (in 2001 en 2011) en als laatste werden de twee periodes onderling vergeleken.

Deze vergelijking creëerde de kans een aantal uitspraken te doen over de berichtgeving van de drie Vlaamse kranten. Zo bleek dat de drie Vlaamse kranten toch op een aantal zaken verschilden. Het onderscheid tussen de twee kwaliteitskranten en de populaire krant werd duidelijk in een aantal zaken. Deze verschillen werden merkbaar in het gebruik van (bij)titels,

105 illustraties, de grootte van de items, bronnen van informatie,… Het Laatste Nieuws maakte als populaire krant, zoals de literatuur het eerder aangaf, het meest gebruik van (grote) illustraties. Deze krant maakte ook het meest gebruik van titels met een dramatiserende connotatie. Deze krant sprak ook het meest getuigen, (familie van) slachtoffers aan. De Morgen en De Standaard spraken dan weer meer experts aan. Laatstgenoemden gaven ook steeds meer achtergrondinformatie over de beschreven personen of processen.

Tijdens de vergelijking bij elke krant apart, werden er geen grote evoluties of veranderingen vastgesteld. Bij elke krant kon vastgesteld worden dat de artikels in 2001 meer op de voorpagina en het middelste deel van de krant verschenen, terwijl dat in 2011 meer gebeurde in het achterste deel van de krant. Bij het woordgebruik of de lay-out van de kranten werden er geen grote veranderingen vastgesteld.

Algemene verschillen tussen de periodes 2001 en 2011 waren moeilijk op te maken, aangezien het aantal artikels sterk verschillend was. Toch werd er een vergelijking gemaakt, om te onderzoeken of er zich enkele evoluties of veranderingen voordeden. Hieruit bleek dat de artikels in 2011 weinig op de voorpagina verschenen, wat duidelijk maakt dat de aanslagen niet echt ‘nieuw nieuws’ waren. Hiernaast verschilden ook de fases waarover er berichtgegeven werd. In 2001 ging de berichtgeving vooral over de reactie van de overheden en het publiek, in 2011 handelden bijna alle artikels over de tienjarige herdenking van de gebeurtenissen.

Na deze vergelijkingen werden de verschillende hypotheses aangehaald en bekeken of deze konden bevestigd of dienden ontkracht te worden. Het grootste deel van deze hypotheses konden bevestigd worden. Een aantal (delen van) hypotheses konden niet bevestigd worden. Dit was vaak doordat de onderzoekresultaten geen sluitend antwoord konden bieden.

Hypothese 1.1 (“krantenartikels handelend over het Al-Qaeda terrorisme zullen naarmate het verstrijken van de tijd steeds minder voorkomen op de voorpagina van de krant”) kon volledig bevestigd worden. Ook hypothese 2.1 (“krantenartikels handelend over het Al-Qaeda terrorisme verschuiven naarmate het verstrijken van de tijd naar de achterste pagina’s van de kranten”) kon bevestigd worden. Een volgende hypothese die volledig bevestigd kon worden was hypothese 3 (“de berichtgeving in De Standaard en De Morgen zal bestaan uit langere items in vergelijking met de krantenartikels in Het Laatste Nieuws”). Hypothese 4 (“Het Laatste Nieuws spreekt vaker

106 verhalen van (familie van) slachtoffers, getuigen, daders,… aan in vergelijking met De Standaard en De Morgen”) werd ook bevestigd. Een laatste hypothese die volledig bevestigd kon worden is 5.1 (“de slachtoffers worden steeds in verband gebracht met positieve eigenschappen, terwijl de daders steeds negatief worden geëvalueerd”).

Hiernaast waren er twee hypotheses die enkel voor de periode in 2001 bevestigd konden worden. Dit waren hypothese 1.2 (“krantenartikels handelend over het Al-Qaeda terrorisme verschuiven naarmate het verstrijken van de tijd naar de achterste pagina’s van de kranten”) en hypothese 1.3 (“krantenartikels handelend over het Al-Qaeda terrorisme worden naarmate het verstrijken van de tijd steeds korter”). Voor de periode in 2011 moesten deze hypotheses dus verworpen worden.

Hypothese 2.2 (“Het Laatste Nieuws maakt in vergelijking met De Standaard en De Morgen meer gebruik van getuigenissen van slachtoffers, getuigen, daders,…. De Standaard en De Morgen laten meer experts en politiek belangrijke personen aan het woord”) kon bevestigd worden voor het deel over de experts en de getuigenissen. Het deel over het aan het woord laten van politiek belangrijke personen moesten verworpen worden.

Hypothese 5.2 (“de kranten stellen de slachtoffers voor als spirituele personen (meestal christelijk), terwijl de terroristen steeds als Moslims worden benoemd”) werd aanvaard voor het deel van de terroristen, maar verworpen voor het deel van de slachtoffers.

Tot slot worden er nog een aantal aanbevelingen meegegeven voor toekomstig onderzoek. Er is nood aan meer vergelijkend onderzoek tussen verschillende periodes in Vlaamse kranten. Door deze vergelijking kunnen vaststellingen gemaakt worden omtrent de evolutie van kranten. Het is hiernaast aan te bevelen een analyse te doen van het Al-Qaeda terrorisme over zowel de aanslagen als de reactie van de Verenigde Staten, meerbepaald ‘de oorlog tegen het terrorisme’. Hierdoor zal er een bredere dataset verkregen worden en kunnen er meer algemeen geldende uitspraken gedaan over dit thema. Tenslotte is het aangewezen om verder vergelijkend onderzoek te verrichten tussen de verschillende Vlaamse kranten op vlak van criminaliteitsberichtgeving in het algemeen aangezien dit vergelijkend onderzoek schaars is in Vlaanderen, zoals aangegeven in de inleiding.

107

Bibliografie

Banderas News. (n.d.). Dazed & Confused. Retrieved April 29, 2012, from BanderasNews: http://www.banderasnews.com/features/rumors-nostradamus.htm

Berelson, B. R. (1971). Content analysis in communication research. New York: The Free Press.

Bisschop, L. (2006). Een kwalitatieve en kwantitatieve inhoudsanalyse van de berichtgeving over misdaad, onveiligheid en de bestrijding ervan in De Standaard en De Morgen. Gent: Universiteit Gent.

Bruno S. Frey, D. R. (2006, Maart 10). working paper No. 285. Retrieved Oktober 12, 2011, from Blood and Ink! The Common-Interest-Game Between Terrorists and the Media: http://time.dufe.edu.cn/wencong/frey/paper10.pdf

Burke, J. (2011). The 9/11 Wars. London: the Penguin Group.

Communication Models. (2010). Lasswell's Model. Retrieved April 19, 2012, from Communication Theory: http://communicationtheory.org/lasswells-model/

Corbin, J. (2002). Al-Qaeda. Het terreurnetwerk van Osama Bin Laden. Amsterdam: Mets & Schilt.

Corelio. (2012). Nieuwsmedia. Retrieved April 2, 2012, from Corelio: http://www.corelio.be/nl/pagina/nieuwsmedia

De Bens, E., & Raeymaeckers, K. (2010). De pers in België: het verhaal van de Belgische dagbladpers gisteren, vandaag en morgen. Tielt: Uitgeverij Lannoo. de Ridder, J. (1994). Van tekst naar informatie - Ontwikkeling en toepassing van een inhoudsanalyse-instrument. Den Haag: X.

Decorte, T. (2010). Kwalitatieve methoden en technieken in de criminologie. Leuven: Acco.

Decorte, T. (2011). Methoden van onderzoek: ontwerp en dataverzameling. Een handleiding. Gent: Academia Press.

108

Deprins, F. (2006-2007). De rol van de media in de onveiligheidsgevoelens, een onderzoek naar hoe krantenberichtgeving de onveiligheidsgevoelens kunnen beïnvloeden. Leuven: KATHO Departement IPSOC.

Dermul, M. (2007). 9/11 - Mythe van de 21e eeuw. X: Lulu press.

Dhulster, M. (2010). Beeldvorming in De Morgen, Het Laatste Nieuws en Het Nieuwsblad over de criminaliteit gepleegd door daders met een vreemde origine en de bestrijding ervan. Gent: Universiteit Gent.

Durnez, G. (1993). De Standaard, het levensverhaal van een Vlaamse krant van 1948 tot de VUM. Tielt: Uitgeverij Lannoo nv.

Ericson, R. V. (1991). Mass Media, Crime, Law, and Justice. The British Journal of Criminology, 219-249.

Greenberg, B. S. (2002). Communication and terrorism, public and media - Responses to 9/11. United States of America: Hampton Press, Inc. .

Hauttekeete, L. (2005). De tabloidisering van kranten: een mythe of een feit? De ontwikkeling van een meetinstrument en een onderzoek naar de tabloidisering van Vlaamse kranten. Gent, Vakgroep communicatiewetenschappen: Universiteit Gent.

Hewitt, C. (2003). Understanding Terrorism in America - from The Klan to Al Qaeda. London: Routledge.

Hoffman, A. M. (2010). Aaron M. Hoffman's research - Terrorism. Terrorism and political voilence , 559-580.

Hoffman, A. M. (2010, Mei 12). Aaron M. Hoffman's research. Retrieved November 25, 2011, from Aaron M. Hoffman's research: https://sites.google.com/site/amhst20/home/terrorism

Humbeeck, H. v. (2011). Terug uit Kabul. Knack , 45.

Jewkes, Y. (2008). The construction of crime news. In J. B. Helfgott, Criminal behavior: theories, typologies and criminal justice (pp. 215 - 227). Los Angeles: Sage.

109

Kanihan, S. F., & Gale, K. L. (2003). Within 3 Hours, 97 Percent Learn About 9/11 Attacks. Newspaper Research Journal , 78-91.

Katz, J. (2008). What makes crime 'news'? In J. B. Helfgott, Criminal behavior: theories, typologies and criminal justice (pp. 229 - 238). Los Angeles: Sage.

Kepel, G. (2008). General Introduction - Al Qaeda, the essentials. In J.-P. M. Gilles Kepel, Al Qaeda in its own words (pp. 1-8). Londen: Harvard University Press.

Krippendorff, K. (2004). Content Analysis, An Introducion to Its Methodology. California: Thousand Oaks.

Li, X., & Izard, R. (2003). 9/11 Attack Coverage Reveals Similarities, Differences. Newspaper Research Jornal , 204-219.

Lowrey, W. (2004). Media Dependency During a Large-Scale Disruption: The Case of September 11. Mass Communication & Society , 339-357.

Maes, D. (2007). Sensatie en verslaggeving over terrorisme: verslaggeving over 9/11 in Vlaamse kranten. Gent.

Manssens, J., & Walgrave, S. (1998, December 1). De populaire en de kwaliteitspers in Vlaanderen: een empirische toetsing n.a.v. de zaak-Dutroux. Retrieved April 28, 2012, from http://www.m2p.be/publications/00101526.pdf

Mogensen, K., Lindsay, L., Li, X., & Beardsley, M. (2002). How TV News Covered the Crisis: The Content of CNN, CBS, ABC, NBC and Fox. In B. S. Greenberg, Communication and terrorism, public and media - responses to 9/11 (pp. 101 - 120). the United States of America: Hampton Press, Inc.

Muylaert, J. (2011, Mei 4). Nieuwe leider van Al-Qaeda erft een versplinterde terreurorganisatie. Het Nieuwsblad , p. 8.

Nacos, B. L. (2002). Mass-mediated terrorism, the central role of the media in terrorism and counterterrorism. Engeland: Rowman & Littlefield Publishers.

110

NATO. (2005, Februari 18). NATO and the Scourge of Terrorism, What is article 5? Retrieved April 24, 2012, from North Atlantic Treaty Organization: http://www.nato.int/terrorism/five.htm

Neuendorf, K. A. (2002). The Content Analysis Guidebook. California: Thousand Oaks.

Nossek, H. (2008). 'News media'-media events: Terrorist acts as media events. Communications , 313 - 330.

Posen, B. R. (2004). The Struggle against Terrorism. In A. O'Day, The international library of essays in terrorism - war on terrorism (pp. 35-51). London: Ashgate Publishing limited.

Post, W. (2002). Keerpunt. Amerika voor, op en na 11 september. Soesterberg: Aspekt.

Powell, K. A. (2011). Framing Islam: An Analysis of U.S. Media Coverage of Terrorism Since 9/11. Communication Studies , 90-112.

Reiner, R. (2011). Media made criminality - the representation of crime in the mass media. In R. M. Mike Maguire, The Oxford Handbook of Criminology - 5th edition. Exeter : Short Run Press Ltd.

Rowland, R. C., & Theye, K. (2008). The Symbolic DNA of Terrorism. Communication Monographs , 52-85.

Ryan, C. (1991). Prime time activism: Media strategies for grassroots organizing. Boston: MA: South End.

Saghi, O. (2008). Introduction - Osama Bin Laden, The Iconic Orator. In J.-P. M. Gilles Kepel, Al Qaeda in its own words (pp. 11-40). Londen: Harvard University Press.

Scheufele, D. A., Nisbet, M. C., & Ostman, R. E. (2005). September 11 News Coverage, Public Opinion, and Support for Civil Liberties. Mass Communication & society , 197-218.

Schmid, A. (2011). The Routledge Handbook of Terrorism Research. Oxon: Routledge.

Schudson, M. (2002). What's unusual about covering politics as usual. In A. S. Zelizer B., Journalism after September 11 (pp. 36-47). London : Routledge.

111

Seeger, M. W., Vennette, S., Ulmer, R. R., & Sellnow, T. L. (2002). Media Use, Information Seeking, and Reported Needs in Post Crisis Contexts. In B. S. Greenberg, Communication and terrorism, public and media - responses to 9/11 (pp. 53 - 63). United States of America: Hampton Press, Inc.

Soriano, M. R. (2008). Terrorism and the Mass Media after Al Qaeda: A Change of Course? Athena Intelligence Journal , 1-20.

Trevino, M., Kanso, A. M., & Nelson, R. A. (2010). Islam through editorial lenses: How American elite newspapers portrayed Muslims before and after September 11, 2001. Journal of Arab & Muslim Media Research , 3-17.

Weimann, G. (2008). The Psychology of Mass-Mediated Terrorism. American Behavioral Scientist , 69 - 86.

Weimann, G., & Winn, C. (1994). The Theater of Terror - Mass Media and International Terrorism. New York: Longman Publishing Group.

Wilkinson, P. (2001). Terrorism versus democracy. London: Cass.

Zhong, B., & Mihailidis, P. (2007). Naming the Suspects in Terrorist Attacks: A Media Priming Analysis of the Second-Day News Coverage of the London Bombings in 12 Newspapers from Four Nations. X: X.

112

Bijlagen

Bijlage 1: Registratieformulier

REGISTRATIEFORMULIER INHOUDSANALYSE

1. Artikelnummer

2. Krant

1. De Standaard 2. De Morgen 3. Het Laatste Nieuws

3. Datum (dag/maand/jaar)

4. Dag van verschijnen

1. Maandag 2. Dinsdag 3. Woensdag 4. Donderdag 5. Vrijdag 6. Zaterdag

5. Plaats verschijnen artikel

1. Voorpagina 2. Twee tot twaalf 3. Dertien tot einde

6. Auteur

1. Ondertekend 2. Niet ondertekend 3. Initialen

6.1 Naam ingeven

7. Titel (letterlijk overnemen van de titel)

7.1 Type titel

113

1. Redactioneel 2. Citaat

7.1.1 Indien citaat: persoon van wie afkomstig (naam ingeven)

7.2 Evaluatie titel

1. Dramatiserend (verergeren, aandikken) 2. Feitelijk 3. Choquerend (aanstoot geven, doelbewust onverwachts provoceren van heftige (innerlijke) reacties bij een ander) 4. Strijdlustig 5. Emotioneel

7.3 Grootte titel (aantal woorden)

8. Bijtitel

1. Ja 2. Nee

8.1 Letterlijk overnemen van de bijtitel

8.2 Bijtitel aanwezig

1. Redactioneel 2. Citaat

8.2.1 Indien citaat: persoon van wie afkomstig (naam ingeven)

8.3 Evaluatie bijtitel

1. Dramatiserend (verergeren, aandikken) 2. Feitelijk 3. Choquerend (aanstoot geven, doelbewust onverwachts provoceren van heftige (innerlijke) reacties bij een ander) 4. Strijdlustig 5. Emotioneel

8.4 Grootte bijtitel (aantal woorden)

9. Grootte artikel (in zijn geheel, ook met illustratie bij)

1. Tussen ¾ van een krantenpagina en 1 volledige krantenpagina of 2. Tussen ¼ en ¾ van een krantenpagina 3. Kleiner dan 1/4e van een krantenpagina

114

10. Vorm van het artikel

1. Enkel tekst 2. Enkel foto (met bijschrift) 3. Enkel cartoon/tekening (met bijschrift) 4. Tekst met zwart/wit foto (met bijschrift) 5. Tekst met kleurenfoto (met bijschrift) 6. Tekst met cartoon/tekening (met bijschrift) 7. Tekst met foto en tekening

10.1 Indien illustratie: inhoud

1. De plaats van het gebeuren 2. De aanslagen zelf 3. Personen 4. Andere

10.1.1 Indien personen aanwezig op de foto (meerdere antwoorden mogelijk)

1. President Bush 2. Amerikaanse ministers 3. Belgische ministers 4. Andere ministers 5. Burgemeester Giuliani 6. Osama Bin Laden 7. Andere leden Al-Qaeda 8. Hulpverlener(s) 9. Slachtoffer(s) 10. Familie slachtoffer(s)

10.2 Omschrijf kort wat je ziet op de foto

10.2.1 Aantal illustraties

10.2.2 Grootte van de illustratie (cm²)

11. Bron van informatie (naam)

11.1 Hoedanigheid van de persoon die aan het woord gelaten wordt

1. Journalist 2. Belgische expert 3. Niet-Belgische expert 4. President van Amerika 5. Amerikaanse minister

115

6. Buitenlandse minister 7. Belgische minister 8. Burgemeester New York 9. Getuige(n) 10. Bekende(n) van getuige(n) 11. Slachtoffer(s) 12. Bekende(n) van slachtoffer(s) 13. Dader(s) 14. Bekende(n) van de dader(s) 15. Hulpverlener(s) 16. Amerikaan 17. Andere

12. Wordt er achtergrondinformatie gegeven over de gebeurtenis? (Er wordt naast de feiten ook informatie gegeven omtrent de context waarin het gebeuren plaatsvond. Context: een gebeurtenis die langer dan 1 dag voor het nieuwsfeit beschreven in het artikel plaatsvond (vb. historische schets, de oorzaak of aanleiding van de gebeurtenis, een gelijkaardig geval,…), en/of de persoonlijke geschiedenis van de actoren (vb. familiesituaties, werk, psychische toestand,…) en/of uitleg door een deskundige)

1. Ja 2. Nee

12.1 Indien ja, over wie?

1. Dader(s) 2. Slachtoffer(s) 3. Getuige(n) 4. Burgemeester Guilliani 5. President Bush 6. Hulpverlener(s) 7. Andere

12.2 Omschrijf kort de achtergrondinformatie (kernwoorden)

13. Worden de aanslagen aan iemand/iets toegeschreven?

1. Ja 2. Nee

13.1 Aan wie/wat worden de aanslagen toegeschreven?

1. Dader(s) 2. Gebrek aan controle 3. Wetgeving/beleid/overheid

116

4. Godsdienst 5. Organisatie van de samenleving/sociale structuur 6. Vergelding/wraak 7. Andere

13.2 Indien er aan de dader(s) wordt toegeschreven, is er sprake van een evaluatie van de dader(s)? (Wordt er gebruik gemaakt van andere woorden/begrippen (bv. Dysfemisme) om deze personen te omschrijven?)

1. Ja 2. Nee

13.2.1 Aard van evaluatie

1. Positief 2. Negatief 3. Neutraal 4. Dubbel karakter

13.2.2 Omschrijf kort hoe de dader(s) omschreven worden

13.2.3 Wordt er verwezen naar de nationaliteit van de dader(s)?

1. Ja 2. Nee

13.2.3.1 Indien verwezen wordt naar de nationaliteit, omschrijven hoe deze nationaliteit benoemd wordt.

13.2.4 Wordt er verwezen naar de godsdienst van de dader(s)

1. Ja 2. Nee

13.2.4.1 Indien verwezen wordt naar de godsdienst, omschrijven hoe deze godsdienst benoemd wordt.

13.2.4.2 Wordt er meer informatie gegeven over de godsdienst? (bv. Specifieke rituelen, gewoontes, manier van omgaan met elkaar)

1. Ja 2. Nee

13.2.4.3 Indien er meer informatie gegeven wordt, deze informatie omschrijven

14. Fase van de gebeurtenis

117

1. De aanleidingen naar de aanslagen 2. De aanslagen zelf 3. De publieke reactie op de aanslagen 4. De overheidssreactie op de aanslagen 5. De economische reactie op de aanslagen 6. 10-jarige herdenking van de aanslagen 7. Andere

15. Wordt er gesproken over een/meerdere slachtoffer(s)

1. Ja 2. Nee

15.1 Indien ja, aantal slachtoffers vermeld

15.2 Wat is de aard van het slachtoffer

1. Natuurlijke persoon 2. Rechtspersoon 3. Beide 4. Niet vermeld

15.3 Wat is de leeftijd van het slachtoffer

1. <18 2. 18 tot 24 3. 25 tot 34 4. 35 tot 44 5. 45 tot 54 6. 55 tot 64 7. >65 8. Niet vermeld

15.4 Wat is het geslacht van het slachtoffer

1. Man 2. Vrouw 3. Beide 4. Niet vermeld

15.5 Wat is de nationaliteit van het slachtoffer

1. Amerikaan 2. Belg 3. Brit 4. Japan

118

5. Australiër 6. Andere 7. Niet vermeld

15.6 Wat is het beroep van het slachtoffer

1. Piloot 2. Stewardess 3. Ambtenaar in het World Trade Center 4. Brandweerman 5. Politieagent 6. Andere 7. Niet vermeld

16. Is er sprake van een evaluatie van het slachtoffer? (Wordt er gebruik gemaakt van andere woorden/begrippen (bv. eufemisme) om deze personen te omschrijven?)

1. Ja 2. Nee

16.1 Aard van de evaluatie

1. Positief 2. Negatief 3. Neutraal 4. Dubbel karakter

16.2 Omschrijf kort hoe het slachtoffer omschreven wordt

17. Is er sprake van een evaluatie van de plaats van de gebeurtenis? (Wordt er gebruik gemaakt van andere woorden/begrippen (bv. Eufemisme/dysfemisme) om deze personen te omschrijven?)

1. Ja 2. Nee

17.1 Aard van de evaluatie

1. Positief 2. Negatief 3. Neutraal 4. Dubbel karakter

119

17.2 Omschrijf kort hoe de plaats omschreven wordt

18. Is er sprake van een evaluatie van de gebeurtenis? (Wordt er gebruik gemaakt van andere woorden/begrippen (bv. Eufemisme/dysfemisme) om deze personen te omschrijven?)

1. Ja 2. Nee

18.1 Aard van de evaluatie

1. Positief 2. Negatief 3. Neutraal 4. Dubbel karakter

18.2 Omschrijf kort hoe de gebeurtenis omschreven wordt

19. Is er sprake van een evaluatie van de reactie van de overheden? (Wordt er gebruik gemaakt van andere woorden/begrippen (bv. Eufemisme/dysfemisme) om deze reactie te omschrijven?)

1. Ja 2. Nee

19.1 Aard van de evaluatie

1. Positief 2. Negatief 3. Neutraal 4. Dubbel karakter

19.2 Omschrijf kort hoe de reactie omschreven wordt

20. Is er sprake van een evaluatie van (de reactie van) andere personen?

1. Ja 2. Nee

20.1 Welke persoon?

1. President Bush 2. Burgemeester Giuliani 3. Amerikaanse minister(s) 4. Hulpverlener(s) 5. Andere

20.2 Aard van de evaluatie

120

1. Positief 2. Negatief 3. Neutraal 4. Dubbel karakter

20.3 Omschrijf kort hoe deze persoon omschreven wordt

121

Bijlage 2: Lijst geanalyseerde artikels

Lijst geanalyseerde artikels

HLN= Het Laatste Nieuws

DM= De Morgen

DS= De Standaard

Analyse De Standaard

KRANT DATUM TITEL NR. ARTIKEL DS 12-09 Nooit meer veilig DS01 DS 12-09 Chronologie van een DS02 dag terreur DS 12-09 “Ziekenhuis heeft te DS03 weinig bloed” DS 12-09 Een dag vol terreur DS04 DS 12-09 Osama Bin Laden DS05 verdachte nummer één DS 12-09 “Ik hoorde een zuigend DS06 geluid en toen stortte de toren in” DS 12-09 Onvoorstelbare chaos in DS07 New York en Washington DS 12-09 De tweelingen zijn niet DS08 meer DS 12-09 Pentagon symbool van DS09 Amerikaanse militaire macht DS 12-09 De droom van de DS10 Rockefellers DS 12-09 “Geheime diensten DS11 faalden door arrogantie” DS 12-09 Verslagen (FOTO) DS12 DS 12-09 President George Bush DS13 kondigt Amerikaans militaire antwoord aan DS 12-09 Terroristen exploiteren DS14 gebrekkige veiligheid in VS-burgerluchtvaart DS 12-09 Verhofstadt en Michel DS15 “geschokt en verslagen” DS 12-09 Blijdschap (FOTO) DS16

122

DS 12-09 Medeleven (FOTO) DS17 DS 12-09 Wereld veroordeelt DS18 aanslagen met walging en verbijstering

DS 12-09 Capco-medewerkers DS19 met zagen WTC-aanslag met eigen ogen gebeuren DS 12-09 Voorlopig geen DS20 Belgische slachtoffers DS 12-09 Amerikanen in België DS21 diep geschokt door aanslagen DS 12-09 11 september zal in onze DS22 herinnering gebrand blijven DS 12-09 De stofwolk als een van DS23 de WTC-torens instort (FOTO) DS 12-09 Redders brengen een DS24 slachtoffer weg uit het WTC (FOTO) DS 12-09 Een man in de buurt van DS25 het WTC (FOTO) DS 12-09 Beeld van de Hudson, DS26 als de tweede WTC- toren instort (FOTO) DS 12-09 Mensen lopen weg van DS27 de WTC-toren (FOTO) DS 12-09 Alle luchtverkeer DS28 stilgelegd DS 12-09 “Kapers konden DS29 vliegen” DS 12-09 Vliegtuig kan DS30 wolkenkrabber in zwakke plek treffen DS 12-09 Schok kan Amerikaanse DS31 economie definitief in recessie duwen DS 13-09 Amerika op voet van DS32 oorlog DS 13-09 EU kondigt algemene DS33 rouw af DS 13-09 Bush: aanslagen zijn DS34 oorlogsdaden DS 13-09 Weinig hoop op DS35 overlevenden onder puin DS 13-09 Hoe terroristen DS36 Amerikaanse symbolen 123

aanvielen met gekaapte vliegtuigen (TEKENING) DS 13-09 Chronologie DS37 DS 13-09 Amerikanen zijn bang DS38 DS 13-09 Ook Witte Huis was DS39 doelwit terroristen DS 13-09 Bekende halfslachtige DS40 veiligheid plots verbijsterend DS 13-09 Crashpiloten wisten wat DS41 ze deden DS 13-09 Verslagen en verloren DS42 DS 13-09 Tientallen krijgen DS43 afscheidstelefoontjes uit de lucht DS 13-09 Elke overlevende is DS44 mirakel DS 13-09 Wij voelen mee (FOTO) DS45 DS 13-09 Bin Laden spil DS46 terreurnetwerk DS 13-09 Hoe torens instorten DS47 DS 13-09 “En dan Boem” DS48 DS 13-09 Aanslag legt Belgische DS49 politiek even stil DS 13-09 Moreel-spiritueel DS50 antwoord op geweld DS 13-09 Van het World Trade DS51 Center in New York blijft alleen puin over (FOTO) DS 13-09 Redders hangen een DS52 vlag op in de ruïne (FOTO) DS 13-09 Brandweerlui in Berlijn DS53 brengen hulde aan hun omgekomen collega’s in Amerika (FOTO) DS 13-09 Hulpverleners op zoek DS54 naar lichamen (FOTO) DS 13-09 In de ondergrondse DS55 verdiepingen kunnen nog overlevenden worden gevonden (FOTO) DS 13-09 De dag dat de wereld DS56 stilstond DS 13-09 WTC-huurders DS57 verwikkeld in bange zoektocht naar

124

overlevenden DS 13-09 Schaderamingen lopen DS58 op tot 15 miljard dollar DS 13-09 Terroristen treffen ook DS59 luchtvaart DS 13-09 Een voorspelde tragedie DS60

DS 14-09 Wereldwijde klopjacht DS61 op netwerk Bin Laden DS 14-09 Er waren Belgen in het DS62 WTC DS 14-09 Nederlander gaf twee DS63 kapers vliegles in VS DS 14-09 Geen gevaar voor DS64 epidemieën, wel voor asbest DS 14-09 New York moet DS65 maanden leven met vermisten DS 14-09 Computers draaien voort DS66 DS 14-09 New York krijgt blinde DS67 vlek op kaart DS 14-09 Getroffen gebouwen DS68 rond het World Trade Center (TEKENING) DS 14-09 Moraliseren past hier DS69 niet DS 14-09 Passagiers vochten terug DS70 DS 14-09 Financiële autoriteiten DS71 openen vertrouwenoffensief DS 14-09 De wereld wankelt DS72 DS 15-09 Verenigde Staten klaar DS73 voor lange campagne DS 15-09 Drie minuten stil, en dan DS74 zingen DS 15-09 Herdenking op Plaza de DS75 Lima in Madrid (FOTO) DS 15-09 Herdenking in DS76 Düsseldorf (FOTO) DS 15-09 Herdenking op DS77 Schumanplein, Brussel (FOTO) DS 15-09 Herdenking tijdens DS78 nachtwake aan universiteit Albuquerque (FOTO) DS 15-09 Herdenking tijdens DS79 ruspauze bij puinruimen

125

(FOTO) DS 15-09 Slordigheid kapers kan DS80 opdrachtgevers verraden DS 15-09 Chronologie DS81 DS 15-09 Zoeken in puin (FOTO) DS82 DS 15-09 Dag vol frustratie voor DS83 reddingswerkers DS 15-09 “Zou deze week vader DS84 worden” DS 15-09 De verbazende DS85 vastberadenheid van een klein land DS 15-09 Bin Laden is bijna niet DS86 te treffen

DS 15-09 Christenen en moslims DS87 verenigd in een wake voor het Amerikaanse consulaat in Jeruzalem (FOTO) DS 15-09 Amerikanen vinden DS88 steun bij elkaar in Chapel Hill (FOTO) DS 15-09 Christelijke Libanese DS89 studenten wonen een dienst bij in een kerk nabij de Amerikaanse ambassade in Beiroet (FOTO) DS 15-09 Drie minuten stilte in DS90 Europa op het middaguur: een schoorsteenveger in het Zweedse Kristianstad (FOTO) DS 15-09 Het openbaar vervoer in DS91 Brussel (FOTO) DS 15-09 Europese denktank DS92 relativeert economische gevolgen aanslag DS 15-09 Verlies van DS93 kantoorruimte goed voor vastgoedmakelaars DS 17-09 New York geeft zich DS94 niet gewonnen DS 17-09 Grootscheeps onderzoek DS95 leidt tot eerste arrestaties DS 17-09 Veel Moslims omarmen DS96 Amerika

126

DS 17-09 Pakistan vraagt Taliban DS97 om uitlevering Bin Laden DS 17-09 “TV kijken maakte me DS98 ziek” DS 17-09 Geen hoop meer voor DS99 driehonderd brandweerlui DS 17-09 Een sattelietfoto van DS100 Lower Manhattan toont de wonde in het Financial District (FOTO) DS 17-09 Een politieagent houdt DS101 de wacht bij het beursgebouw in Wall Street (FOTO) DS 17-09 Amerikaanse vlaggen DS102 aan Times Square (FOTO) DS 17-09 Amerikanen verenigen DS103 zich in gebed, met de branden aan het World Trade Center op de achtergrond (FOTO) DS 17-09 Het gebrek aan fantasie DS104 van de CIA DS 18-09 United Capitalists DS105 maken een vuist op Wall Street DS 18-09 New York gruwelt van DS106 Bush’ oorlogstaal DS 19-09 Taliban stellen DS107 voorwaarden voor uitlevering Bin Laden DS 19-09 Helper blijven hopen op DS108 redding uit de hel DS 20-09 Families beginnen in DS109 verleden tijd te spreken DS 20-09 Waarom was Jeff toch DS110 zo’n Samaritaan? DS 20-09 Eindelijk is Giuliani DS111 iedereens burgemeester DS 21-09 Bin Laden kan DS112 beslissing shura niet negeren DS 21-09 Zelfs op Broadway gaan DS113 lichten uit

127

DS 21-09 Ook de Bronx huilt mee DS114

DS 21-09 Danneels: “Straf de DS115 schuldigen” DS 21-09 Manhattan op zoek naar DS116 nieuwe brains DS 21-09 Edelman Bedelman DS117 Bankier Terrorist DS 22-09 Bin Laden heeft weinig DS118 vluchtopties DS 22-09 Onderzoek moet ook DS119 nieuwe aanslagen voorkomen DS 22-09 President Goerge W. DS120 Bush (FOTO) DS 24-09 Washington gelooft niet DS121 in “verdwijning” van Bin Laden DS 25-09 Bush pakt geldstromen DS122 terroristen aan DS 25-09 Egyptische dokter brein DS123 achter Bin Laden DS 25-09 Officieel aantal DS124 slachtoffers aanslagen DS 26-09 Financieel front tegen DS125 Bin Laden DS 26-09 FBI arresteerde meer DS126 dan 350 mensen DS 18-08 New York presenteert DS127 monument 9/11 – Stenen woestijn wordt groene oase (FOTO) DS 18-08 Een oase voor doden en DS128 overlevenden DS 25-08 Tien jaar na aanslagen DS129 alsnog slachtoffer 9/11 geïdentificeerd DS 29-08 Route 9/11 ‘Het zit nog DS130 heel diep’ DS 30-08 Route 9/11 ‘New York DS131 is ver van hier’ DS 31-08 Route 9/11 Voor God en DS132 vaderland DS 01-09 Route 9/11 Van DS133 charlatan tot celebrity

DS 02-09 Route 9/11 Topjes DS134 lunchen niet met chadors

128

DS 03-09 Waar zijn de jihadi’s DS135 gebleven? DS 05-09 Route 9/11 DS136 ‘Werkloosheid kweekt ondernemers’ DS 06-09 Route 9/11 ‘Muziek DS137 haalt muren neer’ DS 07-09 Route 9/11 ‘Smaak voor DS138 avontuur is weg’ DS 08-09 Route 9/11 Scholen DS139 zwijgen 9/11 dood DS 09-09 Route 9/11 Verloren DS140 vertrouwen DS 10-09 VS extra alert voor DS141 terreurdreiging DS 10-09 ‘Ik zou heel graag mijn DS142 lang nog een keer dienen’ DS 10-09 Tien jaar van DS143 verdwazing DS 12-09 Verenigd in verdriet DS144 (FOTO) DS 12-09 ‘Bin Ladens dood had DS145 de oorlog moeten beëindigen’ DS 12-09 ‘Je zult altijd mijn held DS146 blijven’

Analyse De Morgen

KRANT DATUM TITEL NUMMER DM 12-09 Instortende torens DM01 (FOTO) DM 12-09 “Een beproeving voor DM02 Amerika” DM 12-09 Met de ‘twins’ DM03 verdwijnt de ‘sky’ als limiet DM 12-09 “Blijf kalm, probeer DM04 reddingswerkers te helpen en bid” DM 12-09 “Misschien moeten we DM05 de kijker er nog even aan herinneren: de Twin Towers, wel, die zijn er gewoon niet meer” DM 12-09 “De toren die ik al DM06 twintig jaar bijna

129

dagelijks zie, verpulverd” DM 12-09 Kaart met plaatsen DM07 aanslagen (TEKENING) DM 12-09 Reconstructie van ‘de DM08 moeder aller aanslagen’ DM 12-09 Zelfs pentagon ontsnapt DM09 niet aan ravage DM 12-09 Wereld in staat van DM10 oorlog DM 12-09 Vierde Boeing stort DM11 neer, vijfde gaat in rook op DM 12-09 “Als je de stuurknuppel DM12 eenmaal in handen hebt, doe je met de boeing wat je wilt” DM 12-09 De vier vliegende DM13 bommen vertrokken vrijwel gelijktijdig DM 12-09 Feestvreugde bij DM14 Palestijnen zorgt voor verwarring DM 12-09 Wereld in shock over DM15 aanslagenregen DM 12-09 Ook internet en DM16 transatlantische telefoon crashen wereldwijd DM 12-09 “Dit komt allen Israël DM17 goed uit” DM 12-09 Afghaanse Taliban: “Dit DM18 was het werk van een regering” DM 12-09 Bin Laden is verdachte DM19 nummer een DM 12-09 Waar waren de cowboys DM20 van het FBI? DM 12-09 Veiligheidsfalen kan DM21 grootmacht verzwakken DM 12-09 Het jaar van de terreur DM22 in een dag overtroffen DM 12-09 De realiteit imiteert de DM23 fictie DM 12-09 “Een herhaling van DM24 Pearl Harbor in New York” DM 12-09 “Als ze Bin Laden niet DM25 uitleveren, gaan wij hem halen” DM 12-09 VS-generaal trekt DM26

130

boetekleed aan DM 12-09 Eyskens:”Dit is de DM27 Derde Wereldoorlog.” Claeys: “niets van” DM 12-09 Verhofstadt en Michel: DM28 ‘Barbaarse aanslagen’ DM 12-09 “Dit zet een DM29 mechanisme van negatieve effecten in gang” DM 12-09 Beurzen vrezen DM30 heruitgave oktobercrash 1987 DM 12-09 Commerciële luchtvaart DM31 blijft aan de grond DM 12-09 Het einde van de DM32 speciale effecten DM 12-09 Binnen in het hoofd van DM33 een zelfmoordpiloot DM 12-09 Zelfmoordaanslagen: DM34 optimale timing, maximale schade DM 13-09 Ten oorlog?(FOTO) DM35 DM 13-09 FBI mikt op Bin Laden DM36 DM 13-09 Chaos bij zoektocht naar DM37 slachtoffers en overlevenden DM 13-09 “We weten nu hoe het DM38 voelt om slachtoffers te zijn” DM 13-09 De rook trekt op boven DM39 het troosteloze Manhattan DM 13-09 “Verdachten van kaping DM40 geïdentificeerd” DM 13-09 “Mijn moeder moest al DM41 gebeld hebben” DM 13-09 Hoe een gigant door zijn DM42 rubberen knieën ging DM 13-09 Pentagon weer open na DM43 twee dagen brand DM 13-09 Skyline New York met DM44 rook (FOTO) DM 13-09 Puin WTC (FOTO) DM45 DM 13-09 Puin WTC met Coca- DM46 Cola truck (FOTO) DM 13-09 Brandend gebouw met DM47 honderden brandweerwagens voor (FOTO)

131

DM 13-09 Hulpverleners rusten uit DM48 (FOTO) DM 13-09 De wereld hoopt dat Bin DM49 Laden de dader was DM 13-09 De onzichtbare grotten DM50 van volksvijand nummer een DM 13-09 Ontkenning van DM51 aanslagen maar lof voor ‘gedurfde acties’ DM 13-09 ‘jouw soort heeft het DM52 gedaan’ DM 13-09 “Papa, wij zijn bang” DM53 DM 13-09 ‘Overdreven panieken is DM54 normaal, maar niet optimaal’ DM 13-09 Vluchten afgeleid naar DM55 Newfoundland DM 13-09 “Dan was het toch wel DM56 een hele stoute mijnheer” DM 13-09 “Kritiek op de DM57 Amerikaanse veiligheidsdiensten is onterecht” DM 13-09 Luchthavens, de DM58 achilleshiel van Amerika DM 14-09 Tussen het puin van DM59 ‘ground zero’ DM 14-09 New York houdt 30.000 DM60 ‘body bags’ klaar DM 14-09 Dag van Rouw (FOTO) DM61 DM 14-09 “Ze waren vreemde DM62 eenden in de bijt” DM 14-09 Onderzoek leidt tot DM63 arrestaties in Europa DM 14-09 “Air Force One is next” DM64 DM 14-09 Herinneringen aan een DM65 dag vol horror DM 14-09 Blussen van de WTC- DM66 puinhoop (FOTO) DM 14-09 Om twaalf uur staat het DM67 leven drie minuten stil DM 14-09 De blik van de man die DM68 je net niet kon redden DM 14-09 Zelfs Hollywood schrikt DM69 van de werkelijkheid DM 14-09 Zelfgekozen dood DM70 (FOTO)

132

DM 15-09 De week van James DM71 Nachtwey (FOTO) DM 15-09 Negentien namen van DM72 kapers wijzen in richting Bin Laden DM 15-09 Wereldwijde klopjacht DM73 op medeplichtigen DM 15-09 Vier vermiste Belgen DM74 werkten in het WTC DM 15-09 ‘Als Bush aanvalt, wil DM75 ik weer in Amerika zijn’ DM 15-09 “Ze zeiden dat het DM76 veiliger was binnen te blijven” DM 15-09 “We mogen de moed DM77 niet opgeven, dat is het einde” DM 15-09 The show must go on DM78 DM 15-09 Identificatie gebeurt DM79 vooral op basis van dna- tests DM 15-09 Bin Laden: de Belgische DM80 connectie DM 15-09 Wie of wat stopte DM81 vliegende bom nummer vier? DM 15-09 Twee dolle uren in het DM82 Amerikaanse luchtruim DM 15-09 “Reken maar dat hij DM83 heeft gevochten” DM 15-09 Broer ziet zus en nichtje DM84 crashen DM 15-09 Hij was gewoon het Fire DM85 Department DM 17-09 Aantal vermisten stijgt DM86 boven de vijfduizend DM 17-09 De onopvallende student DM87 werd kamikaze DM 17-09 VS vrezen voor ‘tweede DM88 golf’ van aanslagen DM 17-09 Bin Laden blijft DM89 betrokkenheid ontkennen DM 17-09 Complottheorieën DM90 vieren hoogtij op internet DM 17-09 Amerikaanse economie DM91 krabbelt langzaam overeind DM 18-09 Taliban beslissen over DM92

133

uitlevering Bin Laden DM 18-09 ‘Rudy for president’ DM93 DM 18-09 Bush: VS wil Bin Laden DM94 ‘dood of levend’ DM 18-09 Taliban geven Osama DM95 Bin Laden (nog ) niet vrij Dm 19-09 Een week later (FOTO) DM96 DM 19-09 FBI kan Bin Laden- DM97 connectie nog niet hardmaken DM 19-09 Bus in cowboystijl DM98 achter Bin Laden aan DM 20-09 Fresh Kills, het New DM99 Yorkse kerkhof voor de Twin Towers DM 21-09 De verzwegen WTC- DM100 slachtoffers DM 21-09 Witte Huis blijft DM101 uitlevering Bin Laden eisen DM 21-09 “Bin Laden kan niet DM102 zomaar een taxi nemen” DM 21-09 De nieuwe daklozen van DM103 Manhattan DM 22-09 Amerikaanse zenders DM104 bergen videobeelden van WTC voorlopig op DM 22-09 Taliban: uitlevering Bin DM105 Laden niet mogelijk DM 22-09 Winkelcentrum onder DM106 WTC-torens geplunderd DM 24-09 Taliban zijn Bin Laden DM107 ‘kwijt’ DM 24-09 Londense politie DM108 ondervraagt vier verdachten DM 24-09 FBI en CIA vonden DM109 Europese informatie over kamikazepiloten niet ernstig genoeg DM 25-09 Osama op uitstap met de DM110 familie Bin Laden (FOTO) DM 25-09 FBI ontdekt ineens het DM111 ene complot na het andere DM 25-09 De chirurg achter DM112 Osama Bin Laden DM 20-08 Er zit geen visie achter. DM113

134

Het hangt niet aaneen DM 25-08 9/11-commercie draait DM114 op volle toeren DM 29-08 VS doden nummer twee DM115 van Al Qaid DM 05-09 “9/11 bracht ook veel DM116 goeds” DM 05-09 “Sinds die dag doe ik DM117 alles met liefde” DM 06-09 “Hadden de daders mijn DM118 zus maar gekend” DM 06-09 “Ik leefde van dag tot DM119 dag, zonder strategie” DM 07-09 “Ik ging naar vier DM120 begrafenissen per dag” DM 08-09 “We moeten zwarte DM121 bladzijde omslaan” DM 09-09 “Geen aanslag kan ons DM122 sstoppen” DM 10-09 New York houdt zijn DM123 hart vast op 9/11 DM 10-09 “In één klap verloor ik DM124 enkele vaders” DM 10-09 “Amerika mag geen DM125 gratis doelwit zijn” DM 10-09 “Bijna iedereen die ik DM126 ken wil weg uit Afghanistan” DM 10-09 “Het was Bin Laden in DM127 de bol geslagen” DM 12-09 Presidenten eren 9/11- DM128 slachtoffers DM 12-09 Na de vernietiging, de DM129 tederheid

Analyse Het Laatste Nieuws

KRANT DATUM TITEL NUMMER ARTIKEL HLN 12-09 Amerika in oorlog HLN01 HLN 12-09 Overlevenden lopen weg HLN02 uit rampgebied (FOTO) HLN 12-09 Niet bang zijn voor een HLN03 wereldoorlog HLN 12-09 Machtigste man even de HLN04 pedalen kwijt HLN 12-09 Miljoenenstad in shock HLN05

135

HLN 12-09 Met verbluffende HLN06 precisie

HLN 12-09 De terreur minuut per HLN07 minuut HLN 12-09 “We zullen die zwijnen HLN08 krijgen” HLN 12-09 Burgemeester Giuliani: HLN09 “New York is oorlogsgebied” HLN 12-09 Vlamingen voelen New HLN10 York beven HLN 12-09 Verhofstadt: “Barbaarse HLN11 actie” HLN 12-09 Voorlopig geen HLN12 Belgische slachtoffers HLN 12-09 Onbegonnen werk HLN13 HLN 12-09 Superterrorist Osama HLN14 Bin Laden HLN 12-09 Hoe aannemer terrorist HLN15 werd en met welk geld HLN 12-09 Monument is niet meer HLN16 HLN 12-09 Pentagon, ruggengraat HLN17 van Amerikaanse defensie HLN 12-09 Aanslagen met volle HLN18 kerosinetanks HLN 12-09 “Dit mag alleen maar in HLN19 een film gebeuren” HLN 12-09 Koning Albert :”Diep HLN20 verdriet” HLN 12-09 Waanzin voorbij HLN21 HLN 12-09 De tweede toren van het HLN22 WTC stort in (FOTO) HLN 12-09 Man met de handen voor HLN23 de ogen (FOTO) HLN 12-09 Vrouw onder het stof HLN24 (FOTO) HLN 12-09 Mensen lopen voor hun HLN25 leven (FOTO) HLN 12-09 Palestijnen vieren feest HLN26 (FOTO) HLN 13-09 Nooit meer als voorheen HLN27 HLN 13-09 Dood in crash terwijl HLN28 broer uit hel ontsnapt HLN 13-09 Eerste verdachten HLN29 opgepakt HLN 13-09 Kapers zorgden voor HLN30 vreselijke doodstrijd HLN 13-09 "Ik weet niet of ik jullie HLN31

136

ooit terugzie" HLN 13-09 "Overal zag ik bloed en HLN32 lijken" HLN 13-09 “Meer doden dan wij HLN33 kunnen dragen” HLN 13-09 Overlevenden getuigen HLN34 van absolute gruwel HLN 13-09 “Ze deden hun werk, HLN35 zonder aan zichzelf te denken” HLN 13-09 Bidden en bloed geven HLN36 HLN 13-09 Vlamingen vrezen meer HLN37 aanslagen HLN 13-09 betonreuzen plooien HLN38 voor hitte HLN 13-09 Een verticale stad HLN39 HLN 13-09 Volk schaart zich rond HLN40 zijn president HLN 13-09 Veiligheidsdiensten HLN41 falen: “te veel high tech, te weinig mensen” HLN 13-09 Een skyline, voor HLN42 eeuwig verminkt HLN 13-09 Vernielde HLN43 brandweerwagens (FOTO) HLN 13-09 Kind plaats kaars bij HLN44 hoop bloemen (FOTO) HLN 13-09 Een multinational van HLN45 terreur HLN 13-09 Vierde crash lijkt HLN46 opgelost HLN 13-09 Uitlevering Bin Laden HLN47 wordt bestudeerd HLN 13-09 “Dit is maar een kleine HLN48 tragedie” HLN 14-09 De dood krijgt een HLN49 gezicht HLN 14-09 Onderzoek draait op HLN50 volle toeren HLN 14-09 Fatale fouten HLN51 HLN 14-09 “Misschien leven ze HLN52 nog” HLN 14-09 Belgische broer van HLN53 ruitenwasser WTC heeft hoop opgegeven HLN 14-09 Nog onzekerheid over HLN54 lot van 80 Belgen HLN 14-09 Grootste klopjacht aller HLN55 tijden

137

HLN 14-09 Verdachte piloten HLN56 opgeleid door Nederlander HLN 14-09 Blinde op 71ste etage HLN57 veilig naar beneden dankzij zijn hond HLN 14-09 Meer doden dan Pearl HLN58 Harbour en Titanic samen HLN 14-09 Val tegen 200 per uur HLN59 HLN 14-09 “Cowboy kreeg HLN60 verdiende loon” HLN 14-09 Gelaat van de duivel? HLN61 HLN 14-09 Helden storten neer HLN62 HLN 14-09 Manhattan onthoofd HLN63 HLN 14-09 Een hulpverlener helpt HLN64 een vrouw onder het stof (FOTO) HLN 14-09 Hillary Clinton bezoekt HLN65 de rampplaats (FOTO) HLN 14-09 Reddingswerkers blazen HLN66 uit tegen de ruïnes (FOTO) HLN 14-09 Een hulpverlener helpt HLN67 een vrouw in een rolstoel (FOTO) HLN 14-09 In shock, maar HLN68 vastberaden (FOTO) HLN 15-09 Tranen tegen terreur HLN69 HLN 15-09 De moordenaars hebben HLN70 namen HLN 15-09 Welke kapers zaten op HLN71 welke vluchten HLN 15-09 België valt stil HLN72 HLN 15-09 Toren van wanhoop HLN73 HLN 15-09 Identificatie kan HLN74 maanden duren HLN 15-09 Washington is belegerde HLN75 stad HLN 15-09 Troost in geloof HLN76 HLN 15-09 Wereld 3 minuten stil HLN77 HLN 15-09 Geschokt en HLN78 aangeslagen HLN 15-09 Geschokt en HLN79 aangeslagen HLN 17-09 Vrees voor nieuwe HLN80 zelfmoordacties op dertig doelwitten HLN 17-09 Jongste slachtoffer is zes HLN81 HLN 17-09 Massamoordenaar kon HLN82

138

vrijelijk reizen HLN 17-09 “Het kwade zal gestraft HLN83 worden” HLN 17-09 Naar de nieuwe Nieuwe HLN84 Wereld HLN 17-09 Familie weerlegt HLN85 ‘mythes’ over Osama Bin Laden HLN 17-09 Dood gewaande HLN86 brandweerman leeft HLN 17-09 Redders hebben nog HLN87 weinig hoop HLN 17-09 Eerste slachtoffer HLN88 begraven HLN 17-09 Reis naar harde HLN89 waarheid HLN 18-09 Bush wil Bin laden dood HLN90 of levend HLN 18-09 De week dat de wereld HLN91 veranderde HLN 18-09 New York ziet lichtpunt HLN92 HLN 18-09 Stars and stripes HLN93 (FOTO) HLN 18-09 Giuliani op een bruiloft HLN94 (FOTO) HLN 18-09 Duizenden mensen in de HLN95 metro (FOTO) HLN 18-09 Een skater in de straten HLN96 (FOTO) HLN 18-09 Lichtkranten op Times HLN97 Square (FOTO) HLN 18-09 ‘Supporters’ HLN98 reddingswerkers (FOTO) HLN 18-09 No Fear (FOTO) HLN99 HLN 18-09 Empire State Building HLN100 licht blauw, wit, rood op HLN 18-09 Geen catastrofe op Wall HLN101 Street HLN 18-09 Osama Bin Laden HLN102 opgespoord met sattelieten HLN 18-09 Opnieuw twee HLN103 verdachten opgepakt HLN 18-09 Vermiste Belg vrijwel HLN104 zeker dood HLN 18-09 Kerkhof zonder graven HLN105 HLN 18-09 Eervolle begrafenis voor HLN106 co-piloot gekaapte vlucht

139

HLN 19-09 Heelhuids vanonder HLN107 puin HLN 19-09 Angst voor nog meer HLN108 terreur HLN 19-09 Nog meer topverdachten HLN109 HLN 19-09 Pentagon pas Bin HLN110 Laden-tactiek toe HLN 19-09 “Ik zoek mijn zoon zelf” HLN111 HLN 19-09 De Muur van de HLN112 Gebeden HLN 19-09 Onder de puinhoop HLN113 woedt nog brand HLN 19-09 Passagiers verijdelden HLN114 wellicht tweede crash op Washington HLN 19-09 Verguisde burgemeester HLN115 is nu held van New York HLN 20-09 De 11 kamikazes HLN116 HLN 20-09 “Mijn kind is geen HLN117 monster” HLN 20-09 Vrouw blijft stom na HLN118 terreur van broer en zoon HLN 20-09 Eindstation hoop HLN119 HLN 20-09 Uitlevering Bin Laden HLN120 nog niet voor morgen HLN 20-09 Burgemeester moet HLN121 aankondigen dat hoop wordt opgegeven HLN 21-09 Gabriël zal vader nooit HLN122 kennen HLN 21-09 Bin Laden moet op zoek HLN123 naar nieuw gastland HLN 21-09 “Over 48 weken mag ik HLN124 naar huis” HLN 21-09 Live verslag van horror HLN125 aan boord van vlucht 11 HLN 21-09 “Terroristen leken HLN126 gewone burgers” HLN 21-09 Wroeten, ruimen en HLN127 rouwen HLN 22-09 Reddingswerkers buiten HLN128 categorie HLN 22-09 Superman is pompier HLN129 HLN 24-09 Meer aanslagen gepland HLN130 HLN 24-09 “Laat de machines maar HLN131 komen, hier leeft niemand meer”

140

HLN 24-09 Kapers stuurden HLN132 geldoverschot terug naar opdrachtgever HLN 25-09 Ooit was Bin Laden HLN133 “een lieve jongen” HLN 25-09 Op elke straathoek een HLN134 predikant HLN 26-09 “Geen hoop meer” HLN135 HLN 26-09 De laatste overlevende HLN136 HLN 26-09 Hun leven gegeven HLN137 HLN 08-09 “Bestoft pak hangt nog HLN138 in de kast” HLN 08-09 Omarmd door president. HLN139 Bob Beckwith (79) HLN 08-09 Moedige helpers. HLN140 Zwaargewonde priester HLN 08-09 De vallende man. HLN141 Jonathan Briley (43) HLN 08-09 De onherkenbare vrouw HLN142 Marcy Borders (38) HLN 08-09 Drie brandweermannen HLN143 hijsen vlag. HLN 08-09 Gered door agent. HLN144 Donna Spera (49) HLN 09-09 9/11 – tien jaar later. HLN145 Hun mama’s waren zwanger toen hun papa’s omkwamen (FOTO)

HLN 09-09 “Onze papa’s zijn HLN146 helden” HLN 10-09 New York extra HLN147 beveiligd voor verjaardag 9/11 HLN 12-09 Geknield voor zoon aan HLN148 9/11-monument HLN 12-09 Sober, maar erg pakkend HLN149

HLN 12-09 Weekend vol HLN150 ceremonies HLN 12-09 Vijf uur durende HLN151 herdenking op Ground Zerto in New York HLN 12-09 Duizenden New Yorkers HLN152 vertrekken: beu of bang HLN 12-09 Waterbassins op HLN153 fundamenten van torens

141

Bijlage 3: bijgevoegde afbeeldingen Hoofdstuk 7

Afbeelding 1: Aantal illustraties Het Laatste Nieuws, De Morgen, De Standaard

Aantal illustraties

HLN DM DS

27%

52%

21%

Afbeelding 2: Inhoud illustraties Het Laatste Nieuws, De Morgen, De Standaard

Inhoud illustraties 100% 90% 80% 70% 60% andere 50% personen 40% aanslagen 30% plaats 20% 10% 0% HLN DM DS

142

Afbeelding 3: Achtergrondinformatie Het Laatste Nieuws, De Morgen, De Standaard

Achtergrondinformatie

HLN DM DS

29% 28%

43%

Afbeelding 4: Evaluatie daders Het Laatste Nieuws, De Morgen, De Standaard

Evaluatie daders 100% 90% 80% 70% 60% dubbel 50% neutraal 40% negatief 30% positief 20% 10% 0% HLN DM DS

143

Afbeelding 5: Evaluatie slachtoffers Het Laatste Nieuws, De Morgen, De Standaard

Evaluatie slachtoffers 100% 90% 80% 70% 60% dubbel 50% neutraal 40% negatief 30% positief 20% 10% 0% HLN DM DS

Afbeelding 6: Evaluatie plaats Het Laatste Nieuws, De Morgen, De Standaard

Evaluatie plaats 100% 90% 80% 70% 60% dubbel 50% neutraal 40% negatief 30% positief 20% 10% 0% HLN DM DS

144

Afbeelding 7: Evaluatie gebeurtenis Het Laatste Nieuws, De Morgen, De Standaard

Evaluatie gebeurtenis 100% 90% 80% 70% 60% dubbel 50% neutraal 40% negatief 30% positief 20% 10% 0% HLN DM DS

Afbeelding 8: Evaluatie daders

Evaluatie daders

Positief Negatief Neutraal Dubbel karakter

13% 7%

17%

63%

145

Afbeelding 9: Evaluatie slachtoffers

Evaluatie slachtoffers

Positief Negatief Neutraal Dubbel karakter

0% 0%

41%

59%

146