Download Scans
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
NEDERLANDSCHE VOLKSHUMOR OP STAD EN DORP, LAND EN VOLK SPOT- EN BIJNAMEN, SPOTRIJMEN, SPOTVERTELLIN GEN, VOLKSETYMOLOGISCHE SAGEN, SPREEKWOOR DEN EN ZEGSWIJZEN, ENZ., NAAR HUN OORSPRONG EN BETEEKENIS VERKLAARD DOOR JOZEF CORNELISSEN u Colligite qua'! superaverunt tragmenta ne pereant. » « Verzamelt de brokkelingen die over· gebleven zijn, opdat er niets verloren ga. » JOAN., VI, 12. IV UITGEGEVEN MET DE ONDERSTEUNING VAN DE MAATSCHAPPIJ DER NEDERLANDSCHE LETTERKUNDE TE LEIDEN EN DE UNIVERSITAIRE STICHTING TE BRUSSEL DOOR CC DE SIKKEL», KRUISHOFSTR. 223, ANTWERPEN PROVINCIE OVERIJSEL PROVINCIE OVERIJSEL « MOFFEN ». Niet enkel de Duitschers, ook de bewoners der oostelijke provinciën, waaronder de Overijselaars, worden door de Hollanders voor Moffen gescholden. 7 ALMELOO. « BEETWORTELS ». Naar een plaatselijke teelt. Wordt hier Ambt-, ofwel Stad-Almeloo bedoeld? AMBT-ALMELOO. Zie ALMELOO. AMBT-DELDEN. Zie LOCHEM. AMBT -HARDENBERG. Zij zijn van Hardenberg. 't Zijn slechte betalers. (DRAAIJER, Wrdb. van het Deventersch dialect, 16.) In dezelfde provincie ligt ook de gemeente Stad-Hardenberg. AMBT -VOLLENHOVE. 't Is daar Vollenhove. Wordt gezegd met toepassing op een huisgezin, waar men op breeden voet leeft. (STOETT, 345.) Bovenstaand spreekwoord kan ook een woordspeling zijn met den naam van een andere gemeente in Overijsel , te weten Stad- Vollenhove. BATMEN. (Ook Battem. ) l. « PLATKONTEN ». De ingezetenen kregen dien naam naar de korte buisjes, aldaar gedragen, welke de broek onbedekt lieten. 8 2. Dat i8 een Battemsche. Volgens IIARREB., I, bI. LX, bezigt men deze spreekwijze voor een spottend gezegde. Oorsprong onbekend. BEVER. (Gemeente Avereest.) Hij komt van Bever, hij i8 liever houder al8 gever. Op een gierigaard. (STOETr, 346.) Er ligt ook een Bever m het Vlaamsch gedeelte van de provinc;e Henegouwen. Zie aldaar. BLANKENHAM. « BRIJHAPPERS Il. D. i. menschen die veel brij, dikke pap eten. BLOKZIJL. 1. « KATTEN Il. Evenals Baard, Helmond, Meerhout, Winaldum en zoo me nig dorp in Groningen, wordt Blokzijl bewoond door Katten. 2. Blokziel i8 een « modderpoel I). Zie STEENWIJK. BORNE. « MÈÈLVRETERS Il, « MÈÈLBULEN I). Zie HENGELOO. DALFSEN. 1. « MOPPEN I). Er worden veel moppen gebakken. 9 2. « MUGGEN )). Omdat het een paar keer gebeurd is, dat ze dachten dat de toren in brand stond. 't Waren echter muggen, die om den top van den toren zweefden. DEVENTER. 1. « STOKVISSCHEN )). De burgers van Deventer beschimpt men met den spotnaam Stokvisschen, omdat zij op den 1 Januari de gewoonte hebben of hadden stokvisch te eten. 2. « GEuTENDRmTERS ». Men heet hen ook GeuteJnJ1rieters, d. i. menschen die in de goten hun lichamelijke ontlasting volbrengen, een spotnaam dus, die vrijwel overeenkomt met dien der inwoners van Boechoute, Eekloo en Oldenzaal. 3. « POEPEN )). Eindelijk moeten zij zich den spotnaam Poepen laten wel gevallen, die ook aan de bewoners van verschillende andere plaatsen en gewesten wordt gegeven. 4. De Deventerschen beroemen zich, en met reden, op hun tapijten en hun koek. « De roem van dit baksel )), zegt LAURIL LARD, « hield al wel vier eeuwen stand. Vanouds ging het toe zicht der regeering er over. Grootte, zwaarte en hoedanigheid der koeken waren voorgeschreven, en tot teeken dat daaraan voldaan was, kregen ze als stempel « der Stad Aerne)), d. i. den arend van het Stedelijk Wapen. In de eerste helft dezer eeuw (1ge) hield dat toezicht op. Zeker hebben de eerste bak kers van deze lekkernij niet vermoed, dat ze tevens. een nieu wen scheldnaam bakten. Toch was het zoo. 't Woord Deventer- 10 koek kwam in gebruik als scheldnaam voor lange, stijve, droge personen. En 't was wel het toppunt van oneerbiedigheid toen, in 1566, de Amsterdamsche burgerweezen, « als bezeeten met booze geesten» den schout Pieter Pietersz., « van wege zijne wanstallighe le:ngte », den naam van Deventerkoek naar 't edelachtbare hoofd durfden werpen. » (LAURILLARD, 42.) Van een lang en schraal persoon wordt gezegd: Het is een Deventer stokvisch, een vliegerlile Deventer koek, hij is zoo lang en smal als een Deventer koek. (HARREB., II, bI. LXIX.) 5 Deventer is een koopstad, Zutfen is een loopstad, Lochem is nog wat, Maar Borkeloo is een hondengat. (Ibid.) GENEMUIDEN. 1. « RUDEKIKKERS ». De ingezetenen worden met den spotnaam Rudekikkers betiteld, d. i. kikvorschen, die in 't roet, in 't onkruid, zitten. 2. « RUUSVORENS )J. Ze dragen ook den naam nog van een anderen waterbewoner, den ruisvoorn, een rivierviseh. GIETHOORN. « KWAKERS ». Naar de vele eenden en kikvorschen in dat waterland. GOOR. 1. « MEERPOETEN ». Benaming van een vischje, hetwelk daar veelvuldig voor komt. II 2. Van Goor wordt gezegd: De Twentsche Haag: meer japon/nen dan hemden. (HARREB., I, bI. Lxvn.) HEINOO. « ALMANAKKENDRUKKERS ». Omdat ze, toen het dorp een gemeente werd, een eigen almanak lieten drukken, die niet verkocht werd en waarmee ze bleven zitten. HELLENDOORN. (Ook Helderen.) Helledoren, Stompe toren; Lange heide, Korte weide; Groote buul met weinig geld, Zoo is 't in Helderen gesteld. (H. W. HEUVEL, Oud-Achterhoeksen Boerenleven, 266.) HENGELOO. 1. « WINDMAKERS », « WIND ». Waarschijnlijk omdat zij liefhebbers zijn van plichtplegin gen en blufferij. Zegt Hengeloo : die van Borne zijn meeleters, dan zegt Borne: die van Hengeloo zijn wind, waarop Hengeloo dan antwoordt: Voor den wind van Hengeloo verstuift het meel van, Borne. 2. « POEPEN ». Deze spotnaam is ongetwijfeld toepasselijk op Hengeloo in Overijsel, niet op Hengeloo in Gelderland, vermits hij veel vuldig in de Saksische en Friesche gewesten voorkomt, maar in de Frankische zoo goed als onbekend is. Zie DUITSCHLAND. 12 3. Ga naar Hengeloo en laat je keeren. Op een pokdalige. KAMPEN. 1. « STEURVANGERS », « KAMPERSTEUREN », « STEUREN ». Kampen is een van de vel€' plaatsen, die het ongeluk hadden om, meer dan andere, tot mikpunt van den spot hunner nabu ren te dienen. In dezen deelt Kampen het lot van OoIen, Hasselt, Tongeren en Hillegem in Zuid-Nederland; Dinant en Stembert in 't Wa1enland; Edam, Eis en Dokkum in Nederland; Schilda en Krahwinkel in Duitschland; Gotham in Engeland; St. Maixent" Brive-la-Gaillarde en Carpentras in Frankrijk, enz. (1). Als men b. v. een aardigheid over onnoozele menschen vertelt, noemt men dit een Kamper ui (2), een Kamper streek, een Kamper stukje, een Kamper steur. Van iemand die het eene of andere dwaze stukje heeft uitgehaald, wordt gezegd : hij komt van Kampen (3) ; en een 8lag van den Kamper molen heet de oorzaak van de eigenaardige dwaasheden, onnoozel heden, dommigheden, welke van de Kampenaars worden verteld (4). Als de Kampenaars een huis schoonmaken, beginnen ze met de benedenkamers. Bouwen ze een huis, ze vergeten de trap, enz. In Amsterdam, op een der grachten, maakte een dienstmeisje een stoep schoon. Ze begon van onderen. « Zieje wel », zei een voorbijganger, tot een anderen, « dat zoo iets « niet alleen in Kampen gebeurt? » - « Waar benje vandaan, meisje? » (1) Zie de INLEIDING. (2) Van daar Kamper uien, als naam van zeker gebak, dat te Kam pen verkocht wordt. (3) HARREB., I, 378. (4) Wrdb. der Ned. T., VII, 1172. Vgl. JUTFAAS, SCHIERVELDE en TUIL. 13 vroeg de andere. - (( Uit Kampen, Meneer! » was het ant woord. 2. Eenige van de vele spotvertelsels, die men van de Kampe naars verhaalt, zijn de volgende : 1. DE KAMPER STEUR. Prins Maurits zou te Kampen vertoeven en het stadsbestuur zou hem een maaltijd aanbieden, waarvan de hoofdschotel een groote steur was, dien ze pas levend gevangen hadden. Het bezoek van den prins werd echter, om een onvoorziene reden, uitgesteld. Toen namen de Kampenaars den visch, bonden hem een bel om en wierpen hem in den IJsel, met het doel hem terug te vangen tegen den dag, dat Prins Maurits zou komen. Aan het bellen zouden ze kunnen hooren, waar het beest vertoefde. Toen echter de Prins kwam, was er geen steur meer te hooren noch te zien. Ze hebben dan in allerijl een gerecht klaargemaakt, bestaande uit aardappels, vleesch en groenten met een sausje, en dit gerecht heet thans nog Kampersteur (1). In verband met dit verhaal, heeten de Kampenaars nog immer Steurvangers en een volksrijm zegt: Als je te Kampen staat aan d'IJselboord, Wordt nog het klinken V<1n het schelletje gehoord. Ja, men beweert dat de Kampenaars nog altijd den verloren steur verwachten en op de IJselbrug gaan luisteren, of ze hem niet hooren aangezwommen komen. (Zie ook LAURILLARD, Op uw Stoel, 44, en WINKLER, Studiën, 60.) Vgl. DOKKUM, HASSELT, KESSEL. (1) Het volledig recept van wat thans nog Kampersteur genaamd wordt, lUIdt: 8 hardgekookte eieren, 3 lepels sla·olie, 1 lepel kruiden· azijn, 2 theelepels fijngehakte peterselie, 2 theelepels mosterd. Klop den aZIJn langzaam door de ohe, voeg de overige ingredienten toe en plaats deze saus rondom de m twee helften gesneden eieren. (Aaltje de zuinige keukenmeid.) 14 Il. DE KAMPENAARS KUNNEN MET EEN BALK NIET DOOR DE POORT. Eens konden de Kampenaars een zwaren balk niet door de stadspoort krijgen. Geen wonder, want ze hielden hem verti caal, en de balk was te lang en- de poort te laag. Ze wisten niet wat aanvangen, toen ze een musch bemerkten, die een strootje rechtuit in haar bek droeg; en nu eerst was 't hun duidelijk, dat ze den balk horizontaal moesten houden, om hem door de poort te kunnen dragen. Vgl. DOMBURG, EDAM, METEREN, OOLEN, TONGEREN. lIL DE KAMPER RAADSLEDEN BIJ HET VUUR. Na een gemeenteraadszitting, op een kouden winterdag, bleven de raadsleden nog wat praten en schoven dicht bij den haard. Plotseling zwegen ze allen en keken elkander ver schrikt aan. Er was brandlucht. De bode werd geroepen en de burgemeester vroeg: « Is er brand in de buurt? » - « Neen », antwoordde de bode, «maar met oorlof der edelachtbare heeren, is 's burgemeesters broek aan 't verschroeien ». - « 't Is goed, we zullen hierover beraadslagen. » - « Edelachtbare heeren van den Raad dezer stad», sprak de burgemeester ten slotte, « de zaak is van een bizonder gevaar. Ik, uw burgemeester, ken slechts één middel om het kwaad te verhelpen. De schoor steen moet naar achteren gebouwd worden. Wanneer dit is geschied, zullen wij van de vlammen geen last meer hebben.