EZ Beslissing op bezwaar gedevieerde boring Barradeel

Beslissing op bezwaar; Barradeel, zout maar zitten’ (hierna: de actie- een ‘diepboring’ als bedoeld in onder- gedevieerde boring. Dossiernummers: groep) bezwaar gemaakt. De maat- deel D, categorie 17.2, eerste kolom, WJZ 02053679 en WJZ 02057306 schappen J., A. & P. van der Schaar van de Bijlage bij het Besluit milieuef- en Cornelissen hebben bij brief van fectrapportage 1994 (hierna: het Aan: de rechtspersoon en burgers ver- 6 november 2002 bezwaar tegen dit Besluit m.e.r.). Dit betekent dat het enigd in de actiegroep ‘Laat het zout besluit gemaakt. Dit bezwaar hebben plan binnen de werkingssfeer van dit maar zitten’ zij bij brief van 15 januari 2003 inge- Besluit valt en mitsdien aan goedkeu- p/a Jurriëns Advocatenkantoor trokken. ring is onderworpen. Deze goedkeu- t.a.v. de heer mr. K. Jurriëns Naar aanleiding van de bezwaar- ring is het besluit, als bedoeld in Van Hardenbroekweg 15 schriften heeft op 20 februari 2003 onderdeel D, categorie 17.2, derde 2202 ED Noordwijk een hoorzitting plaatsgevonden. Het kolom, van de bijlage bij het Besluit verslag hiervan is op 25 februari 2003 m.e.r., zoals deze vóór 1 januari 2003 7 maart 2003/nr. WJZ 3001380 aan de indieners van de bezwaar- luidde. schriften toegezonden. Naar aanleiding van de bezwaren 4. De bezwaren van: 2. Ontvankelijkheid a. De actiegroep ‘Laat het zout maar In deze paragraaf zal ik de door de zitten’ en De Actiegroep ‘Laat het zout maar bezwaarmakers aangevoerde bezwa- b. de Noordelijke Land- en zitten’ is een samenwerkingsverband ren behandelen. Daarbij zal ik eerst Tuinbouworganisatie, mede namens van vele burgers en organisaties, de bezwaren van de actiegroep haar leden en het bestuur van de waarvan onder andere de Vereniging bespreken en daarna die van NLTO. afdeling /Harlingen, Dorpsbelang -Fridgum, tegen mijn besluit van 27 september Vereniging Dorpsbelang 4.1. De actiegroep 2002, met kenmerk ME/EP/UM/ -Klooster-Lidlum, De actiegroep voert een aantal sum- 02047405, beslis ik als volgt. Vereniging Dorpsbelang - mier onderbouwde bezwaren aan. , Vereniging Hieronder zal ik deze achtereenvol- 1. Inleiding Dorpsbelang Ried e.o. en de gens bespreken. Vereniging Dorpsbelang Dongjum- Bij brieven 5 april 2002 en 13 augus- Boer deel uitmaken. Daargelaten of 4.1.1. Termijn voor aanvulling gronden tus 2002 heeft Frisia Zout B.V. (hier- de andere van de actiegroep deel uit- De actiegroep merk allereerst op dat na: Frisia) mij mededeling gedaan makende burgers en organisaties ik haar een te korte termijn heb van haar plan, inhoudende het uit- belanghebbenden zijn, is uit de stuk- gegund voor het aanvullen van de voeren van een gedevieerde boring en ken, en in het bijzonder uit de over- gronden van haar bezwaar. het productiegereed maken en houden gelegde machtigingen, in ieder geval Ik wijs er dienaangaande op dat het van een boorput, en mij verzocht dit van deze organisaties gebleken dat zij bestreden besluit is genomen en plan goed te keuren en te beoordelen belanghebbenden zijn. Mitsdien kun- bekendgemaakt op 27 september of een milieueffectrapportage ver- nen zij onder de benaming actiegroep 2002. Bij brief van 7 november 2002 plicht is. ‘Laat het zout maar zitten’ in hun heeft de actiegroep op nader aan te Bij brief van 24 september 2002, met bezwaren worden ontvangen. voeren gronden bezwaar aangete- kenmerk PWC/02047008, heeft de kend. Bij faxbericht van 19 december Planologische werkcommissie mij 3. Juridisch kader 2002 heb ik haar medegedeeld dat ik geadviseerd goedkeuring aan het plan de bezwaargronden uiterlijk medio te verlenen. Op grond van artikel 12 van de steen- januari 2003 wilde ontvangen. Bij Bij besluit van 27 september 2002, zoutconcessie ‘Barradeel’ dient de brief van 9 januari 2003, met ken- met kenmerk ME/EP/UM/02047405, concessiehouder een plan tot, kort merk WJZ 03000780, heb ik deze ter- heb ik het plan goedgekeurd en heb gezegd, het aanleggen, wijzigen of uit- mijn gepreciseerd op 15 januari 2003. ik Frisia medegedeeld dat geen breiden van een winningslocatie ten Gelet op het vorenstaande kon de milieueffectrapportage verplicht is. minste zes maanden voordat met de actiegroep reeds geruime tijd, maar Bij brief van 24 oktober 2002, met uitvoering van dat plan wordt begon- zeker vanaf 19 december 2003, weten kenmerk NAV.2002.2513, heeft de nen aan mij te melden. Indien het dat zij haar bezwaargronden moest Noordelijke Land- en plan onder de werkingssfeer van het aanvullen. Door haar een termijn tot Tuinbouworganisatie (hierna: de Besluit milieueffectrapportage 1994 15 januari 2003 te gunnen, heb ik NLTO) bezwaar gemaakt tegen dit valt, is het op grond van artikel 15 haar zeker niet te kort gedaan. besluit. Bij brief van 7 november van de steenzoutconcessie aan mijn 2002, aangevuld bij brief van 15 janu- goedkeuring onderworpen. ari 2003, heeft de actiegroep ‘Laat het Het plan behelst het uitvoeren van

Uit: Staatscourant 14 maart 2003, nr. 52 / pag. 9 1 4.1.2. Herhaling bezwaren tegen con- Deze beoordeling heeft in het bestre- vanuit de locatie ‘Barradeel’ zijn in cessie en ontginningsplan den besluit plaatsgevonden. dit MER expliciet in kaart gebracht. De actiegroep herhaalt haar bezwaren Ik volg de actiegroep niet in haar Dat in deze bezwaarprocedure overi- tegen mijn besluit van 19 april 2002 betoog dat een m.e.r.-plicht uit de gens geen gebruik zou mogen worden met kenmerk ME/EP/MA/02019107 m.e.r.-richtlijn zou voortvloeien. Op gemaakt van deze informatie valt niet tot verlening van een concessie voor grond van artikel 4, tweede lid, onder in te zien. Het bezwaar is ongegrond. de winning van steenzout en mijn a, van richtlijn van 25 juni 1985, besluit van 2 augustus 2002, met ken- nr. 85/337/EEG, zoals gewijzigd bij 4.1.5. Concessies en winningsplannen merk ME/EP/UM/0203827 tot goed- richtlijn van 3 maart 1997, nr. voorzien niet in een gedevieerde boring keuring van het ontginningsplan 97/11/EG kan een lidstaat voor de De actiegroep stelt verder dat bij de ‘Barradeel II’. projecten genoemd in bijlage II de besluitvorming omtrent de concessie Naar mijn oordeel miskent de actie- m.e.r.-plicht afhankelijk stellen van voor het gebied ‘Barradeel II’ geen groep hiermee dat het bestreden een beoordeling per geval. In bijlage aandacht is besteed aan winning door besluit een andere en beperktere II, onder 2d, worden ‘diepboringen’ middel van een boring vanuit een strekking heeft dan genoemde beslui- genoemd als zulke projecten. buiten het concessiegebied gelegen ten, namelijk alleen betrekking heb- Zoutwinning wordt in bijlage I locatie. Voorts stelt zij dat het besluit bend op de uitvoering van de boring respectievelijk bijlage II van de richt- tot goedkeuring van het ontginnings- als zodanig. De bezwaren die zij heeft lijn, zoals deze na genoemde wijziging plan ‘Barradeel’ niet in een gedevieer- aangevoerd tegen genoemde besluiten, is komen te luiden, niet genoemd als de boring voorziet en dat het besluit kunnen dan ook niet, althans niet een project dat aan een m.e.r.-plicht tot goedkeuring van het ontginnings- zonder nadere precisering, tegen het respectievelijk een m.e.r.-beoorde- plan ‘Barradeel II’ niet in een gede- bestreden besluit worden aangevoerd. lingsplicht is onderworpen. Dit vieerde boring vanuit het naastgele- Desgevraagd hebben de vertegen- bezwaar is ongegrond. gen concessiegebied voorziet. woordigers van de actiegroep op de Ik begrijp deze stellingen aldus dat hoorzitting medegedeeld dat de onge- 4.1.4. M.e.r.-plicht op grond van de volgens de actiegroep uitsluitend specificeerde herhaling van hun eerde- provinciale milieuverordening boringen mogen worden uitgevoerd re bezwaren was ingegeven door pro- De actiegroep voert aan dat ik er ten die in de concessie of de goedkeuring ceseconomische motieven en dat zij onrechte vanuit ga dat op grond van van het winningsplan expliciet zijn geen op het bestreden besluit toege- de provinciale milieuverordening van opgenomen. Naar mijn oordeel gaat spitste precisering zullen geven. de provincie Friesland geen m.e.r.- dit betoog voorbij aan doel en strek- Overigens merk ik op dat ik bij plicht geldt voor deze boring. Naar king van deze besluiten. Een conces- besluiten van 23 december 2002, met haar mening maakt de boring onlos- sie geeft de houder een exclusief recht kenmerk WJZ 02065339 en 19 febru- makelijk deel uit van de winning. De om zout in een bepaald gebied te ari 2003, met kenmerk WJZ verwijzing naar het MER, opgesteld winnen; een goedgekeurd ontgin- 03007344, behoudens één uitzonde- in het kader van besluitvorming over ningsplan stelt met het oog op een ring die geen verband houdt met de de milieuvergunningen voor de nieu- planmatig beheer eisen aan de wijze uitvoering van de boring, de bezwa- we winningslocaties ‘Bethanië’ en ‘De waarop die winning daadwerkelijk ren tegen de concessie respectievelijk Mieden’ acht zij niet overtuigend, nu verricht moet worden. De concessie de goedkeuring van het ontginnings- dit MER niet is opgesteld in het noch de goedkeuring van het ontgin- plan, ongegrond heb verklaard. kader van winning vanuit de onder- ningsplan stelt echter eisen aan de havige locatie. locatie van waaruit die winning moet 4.1.3. M.e.r.-plicht op grond van het Naar mijn mening miskent de actie- worden verricht. Het is dus mogelijk Besluit m.e.r. en de Europese m.e.r.- groep hiermee dat het bestreden dat winning plaatsvindt vanuit een richtlijn besluit en de daaraan gekoppelde locatie die geheel buiten enig conces- De actiegroep meent dat op grond m.e.r.-beoordelingsplicht uitsluitend siegebied is gelegen. Gelet hierop is van het Besluit m.e.r. voor onderhavi- betrekking heeft op de milieugevolgen naar mijn oordeel niet relevant dat de ge activiteit een m.e.r.-plicht geldt. van de boring als zodanig, dat wil concessie, alsmede de besluiten tot Op de hoorzitting heeft zij nog aan- zeggen de feitelijke realisering van het goedkeuring van de ontginningsplan- gevoerd dat een m.e.r.-plicht uit de boorgat, en niet op de milieugevolgen nen niet uitdrukkelijk in een gede- Europese m.e.r.-richtlijn zou voort- van de daarop volgende winning, dat vieerde boring voorzien. Overigens vloeien. wil zeggen het door het boorgat wijs ik er op dat in het ontginnings- Ik overweeg als volgt. De onderhavi- oppompen van pekel. Of voor toe- plan (p. 6) gedevieerde boring wel ge activiteit betreft uitsluitend de uit- komstige winning op grond van de degelijk als optie wordt genoemd. voering van de boring; niet de even- provinciale milieuverordening een Ook dit bezwaar is ongegrond. tueel daarop volgende zoutwinning m.e.r.-procedure verplicht is, staat in Het Besluit m.e.r. kent geen m.e.r.- deze bezwaarprocedure niet ter 4.1.6. Milieuvergunning voorziet niet in plicht voor zoutwinning. Het uitvoe- beoordeling. Ik volg de actiegroep een derde (gedevieerde) boring ren van de boring kan wel worden voorts niet in haar stelling dat aan De actiegroep voert aan dat de aangemerkt als een ‘diepboring’ in de het MER, opgesteld in het kader van milieuvergunning voor de locatie zin van bijlage, onderdeel D, catego- de milieuvergunningen voor de loca- Barradeel niet voorziet in een derde rie 17.2 van dit Besluit en om die ties ‘De Mieden’ en ‘Bethanië’ geen boring en zeker niet in een gedevieer- reden m.e.r.-beoordelingsplichtig. enkele betekenis toekomt. De milieu- de boring buiten het concessiegebied. gevolgen van een gedevieerde boring Zij meent dat voor de onderhavige

Uit: Staatscourant 14 maart 2003, nr. 52 / pag. 9 2 boring een wijziging van de milieuver- slaan op de gevolgen, in het bijzonder 5. Beslissing gunning nodig is en dat in dat kader bodemdaling, die de zoutwinning in een m.e.r.-procedure moet worden deze gebieden heeft. Ik verklaar de bezwaarschriften tegen doorlopen. Ik merk op dat het bestreden besluit mijn besluit van 27 september 2002, Ik merk op dat deze bezwaren niet en de daaraan gekoppelde m.e.r.- met kenmerk ME/EP/UM/02047405 gericht zijn tegen het bestreden beoordeling alleen betrekking heeft ongegrond. besluit, maar tegen de reikwijdte van op de milieugevolgen van de boring de milieuvergunning die is verleend als zodanig, en niet op die van de De Minister van Economische Zaken, voor de winningslocatie ‘Barradeel’. potentieel daarop volgende winning. namens deze: Deze bezwaren kunnen in deze proce- Hierbij teken ik aan dat een boring E.T.M. Soelaksana-Triesscheijn, coör- dure niet worden beoordeeld. op zich geen bodemdaling veroor- dinator bezwaar en beroep, Overigens merk ik op dat de desbe- zaakt. Gelet op de geringe milieuef- Directie Wetgeving en Juridische treffende milieuvergunning in de aan- fecten en de aanmerkelijke afstand Zaken. leg van een derde putkelder voorziet. tussen de plaats waar de boring Het bezwaar is ongegrond. plaatsvindt en genoemde gebieden, Tegen dit besluit kan degene wiens acht ik het onaannemelijk dat de belang daarbij rechtstreeks is betrok- 4.1.7. Winning uit één locatie boring negatieve milieugevolgen voor ken, binnen zes weken na de dag van De actiegroep voert aan dat het be- deze gebieden zal hebben. Ook dit bekendmaking van dit besluit een streden besluit winning vanuit één bezwaar is ongegrond. beroepschrift indienen bij de locatie mogelijk maakt; terwijl in de Arrondissementsrechtbank te besluitvorming werd uitgegaan van 4.2. NLTO Leeuwarden, Sector Bestuursrecht, winning vanuit twee locaties. Postbus 1702, 8901 CA Leeuwarden. Ik constateer dat ook dit bezwaar De NLTO voert, zakelijk weergege- Dit besluit is verzonden op de in de geen betrekking heeft op de boring ven, als enig bezwaar aan dat bij de aanhef van deze brief vermelde als zodanig, maar op winning en dus beoordeling ten onrechte alleen acht datum. buiten het bestek van deze procedure geslagen is op de milieugevolgen van valt. Overigens is in het MER dat is de boring als zodanig en niet op die opgesteld in het kader van de milieu- van de winning van zout. Naar haar vergunningen voor de locaties mening kan aldus ten onrechte daad- ‘Bethanië’ en ‘De Mieden’ winning werkelijk tot zoutwinning worden door middel van een gedevieerde overgegaan, zonder dat een m.e.r.- boring vanuit de locatie ‘Barradeel’ procedure is gevolgd. Ten slotte als alternatief onderzocht en positief merkt zij op dat de milieugevolgen beoordeeld. Mede gelet hierop heb ik van een gedevieerde boring anders in mijn besluit van 19 februari 2003 kunnen zijn dan die van een recht- met kenmerk WJZ 03007337, waarbij standige boring. ik heb beslist op de bezwaren tegen Ik overweeg dat het bestreden besluit mijn besluit tot goedkeuring van het en de daaraan gekoppelde m.e.r.- ontginningsplan ‘Barradeel II’, over- beoordeling uitsluitend betrekking wogen dat er thans nog geen duide- hebben op de milieugevolgen van de lijkheid is over de vraag welke boring als zodanig en niet op die van variant de minste milieugevolgen de waarschijnlijk daarop volgende heeft en vooralsnog geen voorwaar- winning. Zoals ik in § 4.1.4. uiteen den verbonden aan mijn goedkeuring heb gezet, betreft dit onderscheiden met betrekking het aantal locaties activiteiten met andere milieugevol- waaruit de winning moet plaatsvin- gen. Ik merk voorts op dat de milieu- den. Ten slotte merk ik nog op dat ik gevolgen van de winning in kaart zijn in mijn besluit van 2 augustus 2002, gebracht in het MER, opgesteld in met kenmerk ME/EP/UM/0203827, het kader van de milieuvergunningen tot goedkeuring van het ontginnings- voor de nieuwe winningslocaties plan de bodemdaling heb gelimiteerd ‘Bethanië’ en ‘De Mieden’. Een alter- op 30 centimeter, ongeacht het aantal natief waarbij voorshands gedevieerd putten waaruit wordt gewonnen. Dit vanaf de bestaande winningslocatie bezwaar is ongegrond. wordt geboord is hierin uitdrukkelijk als alternatief bekeken en positief 4.1.8. Beschermde natuurgebieden beoordeeld. Dat een MER dat zou De actiegroep meent ten slotte dat ik zijn opgesteld in het kader van het er ten onrechte vanuit ga dat er geen thans bestreden besluit een geheel sprake is van ‘gevoelig gebied’. Zij ander beeld zou hebben gegeven is wijst op de nabijheid van de niet waarschijnlijk en is door de Waddenzee en de natuurgebieden NLTO ook op geen enkele wijze aan- ‘Butlan’ en ‘Dojanumer Leech’. Naar nemelijk gemaakt. Ik acht het haar mening had ik acht moeten bezwaar ongegrond.

Uit: Staatscourant 14 maart 2003, nr. 52 / pag. 9 3