Ruimtelijk uitvoeringsplan Keperke Itterbeek ()

Opdrachtgever: Gemeentebestuur Dilbeek

Gemeenteplein 1 Voorontwerp 1700 Dilbeek 9 oktober 2012

PROVINCIE VLAAMS-BRABANT GEMEENTE DILBEEK

Ruimtelijk uitvoeringsplan Keperke

Voorontwerp – versie 02

Tekstbundel Samenstelling Opdrachtgever:

00 Executive summary Gemeentebestuur Dilbeek 01 Toelichtingsnota 02 Kaartenbundel

03 Stedenbouwkundige voorschriften

04 Bijlagen Stefaan PLATTEAU Marianne VANDEN HOUTE Plannen Burgemeester Gemeentesecretaris 05 Bestaande toestand 06 Grafisch plan Ontwerper:

PLAN+ bvba, Lennik Dossiernummer: 2012-0989

Dirk DE LOECKER Ester VANDERSTRAETEN Zaakvoerder, Ruimtelijk planner Stedenbouwkundige, Ruimtelijk planner

Gezien en voorlopig vastgesteld door de gemeenteraad in zitting van ...... Gezien en definitief vastgesteld door de gemeenteraad in zitting van … Op last, Op last,

De gemeentesecretaris, De burgemeester, De gemeentesecretaris, De burgemeester, Marianne VANDEN HOUTE Stefaan PLATTEAU Marianne VANDEN HOUTE Stefaan PLATTEAU

Het College van Burgemeester en Schepenen bevestigt dat onderhavig plan ter inzage van het Gezien en goedgekeurd door de Bestendige Deputatie in zitting van … publiek op het gemeentehuis werd neergelegd van ……….. tot ……………. Op last,

De gemeentesecretaris, De burgemeester, De gedeputeerde, verantwoordelijk voor ruimtelijke ordening Marianne VANDEN HOUTE Stefaan PLATTEAU

00 EXECUTIVE SUMMARY BESCHRIJVING PROJECT

Situering Planologisch kader  Het plangebied behoort volgens het RSV tot het buitengebied.  Het plangebied ligt volgens het RSVB in de deelruimte ‘Landelijke Kamer West’  Het plangebied wordt binnen het GRS geselecteerd als ‘woonkern’

Juridisch kader  Het plangebied omvat de gewestplanbestemming zone voor gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nut.  Het plangebied omvat geen voetwegen.

Ruimtelijk kader  Het plangebied is gelegen op het grondgebied van de gemeente Dilbeek, in het centrum van de deelgemeente Itterbeek.  Het plangebied heeft een oppervlakte van ongeveer 0,10ha.  Het plangebied wordt begrensd door de Keperenbergstraat en een zijstraat hiervan.  Het bebouwde gedeelte van het plangebied bestaat uit het oud gemeentehuis en de oude gemeenteschool.

6 Executive summary Ruimtelijk uitvoeringsplan Keperke 9 oktober 2012 Voorontwerp

BESCHRIJVING PROGRAMMA

Visie Met dit RUP wil de gemeente een duidelijk toekomstperspectief bieden voor dit gebied.

Momenteel heeft dit gebied de bestemmingszone gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nut. De gemeente wil met dit RUP een duidelijk kader scheppen waarbinnen vergunningen kunnen afgeleverd worden. Daarom wordt dit gebied omgezet naar woongebied.

Concepten en gewenste ruimtelijke structuur

Bezettingsgraad Te behouden te slopen

De nieuwe bezettingsgraad is dezelfde als de bestaande bezettingsgraad verminderd met de bijge- Het oud gemeentehuis (hoofdgebouw) dient bewaard te blijven. De oude gemeenteschool (achter- bouwen (toiletten, afdak, …) die nu aanwezig zijn. bouw) is in slechtere staat en mag vervangen worden door nieuwbouw. Deze nieuwbouw kan onder andere meergezinswoningen, cohousing, kamerwonen, … onderbrengen.

Ruimtelijk uitvoeringsplan Keperke Executive summary 7 Voorontwerp 9 oktober 2012

8 Executive summary Ruimtelijk uitvoeringsplan Keperke 9 oktober 2012 Voorontwerp

01 TOELICHTINGSNOTA

INHOUD 8.2 Register van de percelen waarop de regeling van een planschadevergoeding, een planbatenheffing of een compensatie van toepassing kan zijn ...... 36 Inhoud ...... 11 9 Onderzoek tot milieueffectrapportage ...... 37 Lijst met figuren ...... 11 9.1 Inleiding ...... 38 1 Opdrachtomschrijving ...... 13 9.2 Doelstelling, reikwijdte en detailleringsgraad van het RUP...... 38 1.1 Doelstelling en reikwijdte ...... 14 9.3 Komt het plan in aanmerking voor onderzoek tot m.e.r.? ...... 39 1.2 Procesverloop ...... 14 9.4 Onderzoek tot m.e.r...... 40 2 Situering en afbakening ...... 15 9.5 Conclusie ...... 42 2.1 Situering ...... 16 9.6 Verzoek tot raadpleging ...... 42 2.2 Afbakening ...... 17 3 Planologische en juridische context ...... 19 LIJST MET FIGUREN 3.1 Planologisch kader ...... 20 Figuur 1: Situering van het plangebied ...... 16 3.2 Juridisch kader ...... 21 Figuur 2: Afbakening RUP ...... 17 4 Bestaande ruimtelijke structuur ...... 23

4.1 Ruimtelijke structuur van het plangebied ...... 24 5 Watertoets ...... 27 5.1 Decreet integraal waterbeleid ...... 28 5.2 Watertoets ...... 28 6 Visie, concepten en gewenste ruimtelijke structuur ...... 29 6.1 Leeswijzer ...... 30 6.2 Visie ...... 30 6.3 Concepten ...... 30 6.4 Toetsing t.o.v. het planologisch beleidskader ...... 31 7 Toelichting bij het grafisch plan en de stedenbouwkundige voorschriften ...... 33 7.1 Grafisch plan ...... 34 7.2 Vertaling in stedenbouwkundige voorschriften ...... 34 7.3 Op te heffen voorschriften ...... 34 8 Ruimtebalans ...... 35 8.1 Ruimtebalans ...... 36

Ruimtelijk uitvoeringsplan Keperke Toelichtingsnota 11 Voorontwerp 9 oktober 2012

12 Toelichtingsnota Ruimtelijk uitvoeringsplan Keperke 9 oktober 2012 Voorontwerp

1 OPDRACHTOMSCHRIJVING

1.1 Doelstelling en reikwijdte 1.1.1 Doelstelling De opdracht behelst het opstellen van een RUP met het oog op de herbestemming en het herge- bruik van de grond en /of de gebouwen op een perceel van de gemeente. Momenteel bevindt zich op het perceel het oud gemeentehuis van Itterbeek en de oude gemeenteschool. Deze gebouwen staan leeg. Het RUP Keperke heeft tot doel dit gebied langs de Keperenbergstraat een nieuwe bestemming te geven. Het RUP is een gebied gelegen in zone voor gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nut. De gemeente wil dit perceel omvormen tot zone voor wonen. 1.1.2 Reikwijdte De reikwijdte omvat zowel een territoriale aanduiding als een omschrijving van de ruimtelijke aspecten waarover een beslissing zal genomen worden. Voor het RUP Keperke wordt de reikwijdte als volgt voorgesteld:

 Het gebied is begrensd langs de Keperenbergstraat en een oprit van de naastgelegen parking  Het invullen van het plangebied is in overeenstemming met de ontwikkelingsperspectieven van het GRS.

1.2 Procesverloop De opdracht bestaat uit de opmaak van een ruimtelijk uitvoeringsplan Keperke op het grondgebied van de gemeente Dilbeek, overeenkomstig de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 1 septem- ber 2009.

Tijdens de opdracht dienen de volgende producten te worden opgemaakt:

1. Een voorontwerp met het onderzoek tot milieurapportage; 2. Een (definitief) voorontwerp van gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan; 3. Een (definitief) ontwerp van gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan; 4. Een digitale versie van het RUP in een leesbaar formaat.

In een eerste fase wordt een voorontwerp opgemaakt die de uitwerking behelst van een operatio- neel plan conform aan de geldende richtlijnen bestaande uit een plan van de bestaande toestand, een grafisch plan, de stedenbouwkundige voorschriften en een toelichtingsnota met bijhorend kaartmateriaal.

Tevens wordt in deze fase als gevolg van het BVR betreffende het integratiespoor voor de milieuef- fectrapportage over een ruimtelijk uitvoeringsplan een verzoek tot raadpleging opgesteld om de mogelijke milieueffecten van het plan na te gaan en te toetsen aan de plan-MER-plicht.

In een volgende fase wordt dit voorontwerp voorgelegd aan een aantal in overleg met de gemeente vastgestelde ruimtelijke actoren die van belang zijn in het tot stand komen van het RUP.

14 Toelichtingsnota Ruimtelijk uitvoeringsplan Keperke 9 oktober 2012 Voorontwerp

2 SITUERING EN AFBAKENING

2.1 Situering De gemeente Dilbeek is gelegen in de provincie Vlaams-Brabant. Ze wordt omringd door 4 Vlaams- Brabantse gemeenten. Deze zijn in uurwijzerzin en te beginnen in het noorden: Asse, Sint-Pieters- Leeuw, Lennik en Ternat. Daarnaast wordt ze omringd door 3 gemeenten van het Brussels Hoofd- stedelijk gewest namelijk Sint-Agatha-Berchem, Sint-Jans-Molenbeek en Anderlecht.

De gemeente Dilbeek behoort tot het arrondissement Halle-Vilvoorde. Het is een plattelandsge- meente die bestaat uit zes deelgemeenten: Dilbeek, Sint-Martens-Bodegem, Sint-Ulriks-Kapelle, Itterbeek, Groot-Bijgaarden en .

Het RUP bevindt zich in het centrum van de deelgemeente Itterbeek en sluit aan op de Keperen- bergstraat.

Figuur 1: Situering van het plangebied

16 Toelichtingsnota Ruimtelijk uitvoeringsplan Keperke 9 oktober 2012 Voorontwerp

2.2 Afbakening De afbakening van het RUP volgt de perceelgrenzen en behoort tot perceel 140t.

De totale oppervlakte van het RUP bedraagt 0,10ha.

Kaart 1: Afbakening plangebied

Figuur 2: Afbakening RUP

Ruimtelijk uitvoeringsplan Keperke Toelichtingsnota 17 Voorontwerp 9 oktober 2012

18 Toelichtingsnota Ruimtelijk uitvoeringsplan Keperke 9 oktober 2012 Voorontwerp

3 PLANOLOGISCHE EN JURIDISCHE CONTEXT

3.1 Planologisch kader 3.1.2 Nadere toelichting ruimtelijk structuurplan Dilbeek 3.1.1 Toetsingstabel In het richtinggevend gedeelte is een specifiek beleid rond ‘markant erfgoed’ opgenomen.

Type plan Kenmerken m.b.t. het plangebied Dilbeek beschouwt zijn markant erfgoed als het geheel van: - Alle beschermde monumenten, Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen1 Het RSV situeert delen van de gemeente Dilbeek (waaronder het - Alle beschermde landschappen, stads- en dorpsgezichten, plangebied) in het buitengebied. - Aangevuld met alle selecties in kader van de vastgestelde Inventaris van het Bouwkundig Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan Vlaams- Het deel van de gemeente gelegen ten zuiden van de N8 (waar Erfgoed, Brabant2 het plangebied gelegen is) behoort tot de deelruimte Landelijke - Aangevuld met de ankerplaatsen, Kamer West. Itterbeek wordt geselecteerd als woonkern. - Aangevuld met de gemeentelijke selectie van markant erfgoed. Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan - Het plangebied maakt deel uit van de geselecteerde Dilbeek3 woonkern Itterbeek. De gemeente kan op basis van de betekenis en/of kwaliteit een gebouwonderdeel, een gebouw of - Uitbreidingsprojecten die gerealiseerd worden door een gebouwencomplex opnemen in de lijst van zijn markant erfgoed. Deze selectie dient onder- renovatie, herbestemming of herontwikkeling van bestaande bouwd te worden door een kritisch onderzoek van de historische, architecturale en stedenbouw- gebouwen (onder meer van markant erfgoed) kunnen plaat- kundige waarde. selijk een hogere woondichtheid motiveren, mits de ruimte- lijke draagkracht niet in het gedrang komt. Visie: Afbakeningsproces van de gebieden van de Niet van toepassing Het markant erfgoed draagt bij aan de ruimtelijke kwaliteit van de gemeente Dilbeek. Voor de natuurlijke en agrarische structuur verdere kwalitatieve ontwikkeling van het markant erfgoed zijn zinvolle bestemmingen en een goed Afbakeningsproces van de stedelijke Niet van toepassing ruimtelijk kader noodzakelijk. Bestaande en/of nieuwe bestemmingen kunnen echter geen kwaliteits- gebieden verlies of aantasting van erfgoedwaarden motiveren. Daarom zal Dilbeek voor de ontwikkelingsper- Atlas van de woonuitbreidingsgebieden Niet van toepassing spectieven van zijn (zonevreemd) markant erfgoed een aangepast afwegingskader hanteren.

Hergebruik en de herbestemming van markant erfgoed wordt ondersteund, met respect voor volgende vuistregels:  De gewenste ontwikkeling wordt onderbouwd door een (bouw)historisch onderzoek;  De architecturale conceptie garandeert een meerwaarde voor erfgoed en omgeving;  Het bouwprogramma en de bijhorende dynamiek zijn in overeenstemming met de ruimtelijke draagkracht van gebouw en omgeving;  Indien vereist kan de gemeente hiertoe gebiedsgerichte RUP’s opmaken.

Indien het markant erfgoed of delen van het markant erfgoed de initiële functie definitief hebben verloren, mogen nieuwe woonfuncties (extra woongelegenheden) worden ingericht, zover de specifieke erfgoedwaarden van het beschermde monument en de ruimtelijke draagkracht van de omgeving hierdoor niet worden aangetast. De nieuwe woonfunctie mag geen bijkomende vertui- ning van het landschap veroorzaken.

1 Bron: Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Leefmilieu en Infrastructuur, AROHM, Afdeling Ruimtelijke Planning, Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, gecoördineerde versie, 2004. 2 Bron: Provincie Vlaams-Brabant, Plangroep RSVB, integrale versie, 7 oktober 2004. 3 Bron: Gemeentebestuur Dilbeek, Structuurplan, 2010.

20 Toelichtingsnota Ruimtelijk uitvoeringsplan Keperke 9 oktober 2012 Voorontwerp

3.2 Juridisch kader 3.2.1 Toetsingstabel

Type plan Kenmerken m.b.t. het plangebied Gewestplan Halle-Vilvoorde-Asse (KB 7 - Gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nut maart 1977) (0200): ±0,10ha Algemene plannen van aanleg Geen Bijzondere plannen van aanleg Geen Gewestelijke RUP’s Geen Provinciale RUP’s Geen Gemeentelijke RUP’s Geen Goedgekeurde verkavelingen Geen Atlas der Buurtwegen Geen Vogelrichtlijngebieden Geen Habitatrichtlijngebieden Geen Vlaams Ecologisch Netwerk Geen Gebieden met recht van voorkoop Aanbieden aan VLM (type: bijzonder gebied) - Vlaamse maatschappij voor sociaal wonen - Investeringsfonds voor grond- en woonbeleid Vlaams-Brabant - Providentia - Gewestelijke maatschappij voor volkshuisvesting - Gemeente Dilbeek - Openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn van Dilbeek Natuur- en bosreservaten Geen Beschermd erfgoed Het oud gemeentehuis en de achterliggende school zijn opgeno- men als relict in de inventaris van het bouwkundig erfgoed (id: 206971). De gebouwen zijn echter niet beschermd. Landschapsatlas Geen Biologische waarderingskaart Geen. Aan de overkant van het plangebied is een complex van biologisch waardevolle en zeer waardevolle elementen met als omschrijving ‘kasteelpark’ te vinden. Vlaamse Hydrografische Atlas Dijlebekken Overstromingskaart Het plangebied is niet overstromingsgevoelig Beschermingszones grondwaterwinning Geen Decreet grond- en pandenbeleid Niet van toepassing Kaart 2: Gewestplan

Ruimtelijk uitvoeringsplan Keperke Toelichtingsnota 21 Voorontwerp 9 oktober 2012

3.2.2 Nadere toelichting Inventaris van het Bouwkundig Erfgoed

22 Toelichtingsnota Ruimtelijk uitvoeringsplan Keperke 9 oktober 2012 Voorontwerp

4 BESTAANDE RUIMTELIJKE STRUCTUUR

4.1 Ruimtelijke structuur van het plangebied 4.1.1 Feitelijke toestand De bestaande feitelijke toestand wordt grafisch weergegeven op de hieronder vermelde kaarten.

Kaart 3: Topografische kaart Kaart 4: Kadastrale percelen

4.1.2 Beschrijving van het plangebied en de omgeving Het plangebied is gelegen in het centrum van Itterbeek op de top van de helling van de Keperen- bergstraat. In het noorden grenst het plangebied aan een oprit van de naastliggende parking die de toegangsweg vormt naar de oude gemeenteschool, de sporthal, het tennisveld, het OCMW rusthuis, de nieuwe schoolgebouwen van “’t Kerperke’ en het kerkhof. In het zuiden grenst het plangebied aan de bestaande bebouwing.

Het plangebied omvat een oud gemeentehuis en een oude gemeenteschool. Deze gebouwen staan leeg. Het gemeentehuis heeft een totale bebouwde oppervlakte van 125m². De school heeft een bebouwde oppervlakte van 236m². Daarnaast zijn er nog een aantal afzonderlijke bijgebouwen.

De hoofdtoegang van het oud gemeentehuis bevindt zich aan de Keperenbergstraat. De toegang tot de oude gemeenteschool is rechts gelegen aan de oprit van de naastliggende parking. Dit schoolge- bouw bestaat uit één en twee bouwlagen. Daarnaast is ook een toegang tot de voormalige achter- liggende speelplaats voorzien via een poort.

Het oud gemeentehuis en de achterliggende school zijn opgenomen als relict in de inventaris van het bouwkundig erfgoed (id: 206971). De gebouwen zijn echter niet beschermd.

24 Toelichtingsnota Ruimtelijk uitvoeringsplan Keperke 9 oktober 2012 Voorontwerp

4.1.3 Foto’s van het plangebied en de omgeving B Keperenbergstraat (met links het plangebied) C Zijstraat van de Keperenbergstraat Aanduiding opnamepunten

D Zijbouw plangebied (oude gemeenteschool)

A Keperenbergstraat (in de richting van het plangebied)

E Speelplaats plangebied

Ruimtelijk uitvoeringsplan Keperke Toelichtingsnota 25 Voorontwerp 9 oktober 2012

F Recreatiecentrum H Parking aan tennisvelden en recreatiecentrum

I Taverne met tennisvelden G Parking met schoolgebouw

26 Toelichtingsnota Ruimtelijk uitvoeringsplan Keperke 9 oktober 2012 Voorontwerp

5 WATERTOETS

4 5.1 Decreet integraal waterbeleid Watertoets Kenmerken m.b.t. het plangebied Op 18 juli 2003 bekrachtigde de Vlaamse Regering het decreet betreffende het integraal waterbeleid Overstromingsgevoelige gebieden Geen (decreet IWB) en op 24 november 2003 trad het in werking. Op 25 mei 2007 werd het decreet Waterloopbeheerders Geen aangepast. Infiltratiegevoelige gebieden Geen infiltratiegevoelige bodem Het decreet IWB creëert het juridische en organisatorische kader waarbinnen het waterbeleid in Grondwaterstromingsgevoelige gebieden Geen Vlaanderen moet gevoerd worden. Het decreet IWB biedt eveneens de decretale basis voor de Winterbedkaart Geen omzetting van de Europese kaderrichtlijn Water in Vlaanderen. Hellingenkaart Hellingsgraad: 0,5%-5% en een klein deeltje 5-10% Het decreet IWB legt in eerste instantie de doelstellingen en de beginselen van integraal waterbeleid Erosiegevoelige gebieden Het plangebied is aangeduid als deels erosiegevoelig gebied en vast. De multifunctionaliteit van watersystemen wordt hierin sterk benadrukt. deels niet erosiegevoelig. Het decreet roept tevens een aantal instrumenten voor het integraal waterbeleid in het leven, in het bijzonder de watertoets, oeverzones en de instrumentenmix verwerving van onroerende goederen, Kaart 5: Erosiegevoelige gebieden aankoopplicht en vergoedingsplicht. Daarnaast bepaalt het decreet hoe de watersystemen ingedeeld Kaart 6: Overstromingsgevoelige gebieden worden in stroomgebieden en stroomgebiedsdistricten, bekkens en deelbekkens. Kaart 7: Hellingskaart

5.2 Watertoets Het plangebied is niet gelegen in een mogelijk overstromingsgevoelig gebied, noch betreft het een infiltratiegevoelige bodem. Het plangebied is niet grondwaterstromingsgevoelig maar is wel deels Op 20 juli 2006 keurde Vlaamse Regering het uitvoeringsbesluit voor de watertoets goed. Dit besluit erosiegevoelig. trad in werking op 1 november 2006 en bevat nadere regels over de toepassing van de watertoets en dit zowel voor vergunningen als voor plannen. Het besluit is richtinggevend voor de overheden Doordat er geen bijkomende verhardingen en gebouwen zijn zal evenveel water in de bodem die een vergunning moeten afleveren. Het geeft aan wanneer een adviesvraag relevant is voor de sijpelen als voordien. Daarnaast zal het hemelwater opgevangen worden en zoveel mogelijk toepassing van de watertoets en aan welke waterbeheerder men dat advies kan vragen. herbruikt worden zodat dit geen hogere belasting geeft voor de ontvangende waterlopen. Er wordt geen huishoudelijk afvalwater op oppervlaktewater geloosd, maar naar de bestaande Op basis van een evaluatie van de watertoets in 2010 en 2011 is gebleken dat het besluit moest riolering. Het hemelwater en regenwater zullen gescheiden afgevoerd worden. aangepast worden om van de watertoets een krachtig instrument te maken. Op 14 oktober 2011 Het RUP vormt niet het kader voor de aanleg van grote ondergrondse constructies die de grondwa- keurde de Vlaamse Regering een aanpassing van het uitvoeringsbesluit goed. Dit aangepaste besluit terstroming kunnen verstoren. Het RUP vormt evenmin het kader voor de bouw van bedrijven die treedt in werking op maart 2012. De aanpassingen houden het volgende in: verontreinigd afvalwater produceren.  De aanbeveling om advies te vragen aan een waterbeheerder wordt nu omgezet in een adviesvraagplicht. Maatregelen - de provinciale stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, buffer- en  De beoordelingsschema’s met de tabellen en de beslissingsbomen in bijlage bij het uitvoerings- infiltratievoorzieningen en de gescheiden afvoer van afvalwater en hemelwater legt op dat besluit worden vervangen door een samenvattend artikel in het besluit zelf, waarbij ook de het opgevangen hemelwater in eerste instantie nuttig moet toegepast worden (hemelwa- drempels vanaf wanneer advies moet worden gevraagd, sterk worden vereenvoudigd. terput) en indien dit niet kan, ter plaatse geïnfiltreerd of als laatste keuze gebufferd en ver-  De enige kaart die behouden blijft in bijlage bij het besluit is de kaart van de overstromingsge- traagd afgevoerd. voelige gebieden. Deze kaart werd ook geactualiseerd en uitgebreid. - gescheiden riolering  Er is een aanvullende lijst met vergunningen en plannen die aan de watertoets moeten onder- - zoveel mogelijk waterdoorlatende verharding opleggen in de voorschriften worpen worden.

 De inhoud van de waterparagraaf en het wateradvies worden afgestemd op de wijzigingen aan

het decreet Integraal Waterbeleid van 2007.

4 Bron: www.watertoets.be (2012).

28 Toelichtingsnota Ruimtelijk uitvoeringsplan Keperke 9 oktober 2012 Voorontwerp

6 VISIE, CONCEPTEN EN GEWENSTE RUIMTELIJKE STRUCTUUR

6.1 Leeswijzer Bezettingsgraad Bij het opstellen van de visie van het plangebied is het belangrijk een kwaliteitsvolle en duurzame De nieuwe bezettingsgraad is dezelfde benadering van de ruimtelijke problematiek te hanteren. Om deze doelstelling te realiseren is het als de bestaande bezettingsgraad van belang oog te hebben voor de proceskwaliteit en de ruimtelijke kwaliteit. Deze twee elementen verminderd met de bijgebouwen vormen de pijlers van de visie op het gebied en de concepten (6.2 en 6.3). (toiletten, afdak, …) die nu aanwezig zijn. Het gemeentehuis heeft een totale Daarnaast is dit ruimtelijk uitvoeringsplan de uitwerking van de plannen en programma’s van de van bebouwde oppervlakte van 125m². De kracht of in opmaak zijnde structuurplannen (gewestelijk, provinciaal en gemeentelijk). De relatie met school heeft een bebouwde oppervlakte de visie en de bepalingen van de verschillende beleidsniveaus wordt verduidelijkt door een toetsing van 257m². van het voorliggende RUP t.o.v. de perspectieven van deze structuurplannen (6.4). De bezettingsgraad van de nieuwbouw bedraagt 25% t.o.v. het plangebied en 6.2 Visie wordt binnen de contouren van de Met dit RUP wil de gemeente een duidelijk toekomstperspectief bieden voor dit gebied. bestaande gemeenteschool gebouwd.

Momenteel heeft dit gebied de bestemmingszone gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nut. De gemeente wil met dit RUP een duidelijk kader scheppen waarbinnen vergunningen kunnen Te behouden te slopen afgeleverd worden. Daarom wordt dit gebied omgezet naar woongebied. Het oud gemeentehuis (hoofdgebouw) dient bewaard te blijven. De oude gemeenteschool mag 6.3 Concepten gesloopt worden en mag vervangen worden door nieuwbouw omdat ze geen meerwaarde vormt voor erfgoed en omgeving en ze haar initiële functie heeft verloren. Deze nieuwbouw kan onder De concepten vormen de ruimtelijke vertaling van de visie op het globale gebied en geven een ruwe andere meergezinswoningen, cohousing, kamerwonen, … onderbrengen en mag twee bouwlagen weergave van de ontwikkeling en inrichting van het gebied in relatie tot de bestaande structuren. De hoog zijn. concepten zijn het uitgangspunt voor de gewenste ruimtelijke structuur.

Voorbeelden oud versus nieuw

30 Toelichtingsnota Ruimtelijk uitvoeringsplan Keperke 9 oktober 2012 Voorontwerp

6.4 Toetsing t.o.v. het planologisch beleidskader

6.4.1 Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen

De gemeente Dilbeek behoort tot het buitengebied. Daarbij zijn volgende doelstellingen van belang: het niet aantasten van de open ruimte, geen versnippering van het buitengebied en het wonen bundelen in de kernen van het buitengebied. Het plangebied bevindt zich in de kern van Itterbeek en voldoet dus aan voorgaande doelstellingen.

De opties van het voorliggend RUP zijn inpasbaar binnen de ontwikkelingsperspectieven die in het RSV zijn vastgelegd.

6.4.2 Ruimtelijk Structuurplan Vlaams-Brabant

Het plangebied behoort volgens het RSVB tot de deelruimte Landelijke Kamer West. Hierbij staat centraal dat de karakteristieken van het nog afleesbaar historisch patroon van de kernen worden behouden en versterkt. Aangezien het oud gemeentehuis bewaard blijft, wordt aan deze doelstelling voldaan.

De opties van het voorliggend RUP zijn inpasbaar binnen de ontwikkelingsperspectieven die in het RSVB zijn vastgelegd.

6.4.3 Ruimtelijk Structuurplan Dilbeek

Itterbeek wordt geselecteerd als woonkern. Het plangebied is gelegen in de kern van Itterbeek waardoor we kunnen concluderen dat de omzetting naar woonzone perfect inpasbaar is binnen het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan. Daarnaast wordt er een hogere woondichtheid gerealiseerd (en gemotiveerd) en de ruimtelijke draagkracht komt niet in het gedrang. Delen van het markant erfgoed zullen hun initiële functie verliezen. Hier mogen nieuwe woonfunc- ties worden ingericht, zover de specifieke erfgoedwaarden van het monument niet worden aange- tast. Aangezien het oud gemeentehuis niet mag gesloopt worden, wordt voldaan aan deze doelstel- ling.

Het RUP biedt op deze manier een antwoord op de vraag vanuit het structuurplan naar het motiveren van een hogere woondichtheid en het niet in gedrang komen van de ruimtelijke draagkracht.

Ruimtelijk uitvoeringsplan Keperke Toelichtingsnota 31 Voorontwerp 9 oktober 2012

32 Toelichtingsnota Ruimtelijk uitvoeringsplan Keperke 9 oktober 2012 Voorontwerp

7 TOELICHTING BIJ HET GRAFISCH PLAN EN DE STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN

7.1 Grafisch plan Vanuit de visie en de gewenste ruimtelijke structuur worden volgende bestemmingscategorieën in het RUP gehanteerd:

. Art 1: Zone voor wonen

Het grafisch plan geeft aan welke bestemmingszone, tot welk perceel behoort.

7.2 Vertaling in stedenbouwkundige voorschriften 7.2.1 Hoofdbestemming De zone voor wonen behelst het plangebied waarbinnen meergezinswoningen in de meest algemene zin de hoofdbestemming vormt.

7.3 Op te heffen voorschriften Bij inwerkingtreding van voorliggend gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan worden de onderstaande voorschriften en bepalingen opgeheven:

 De algemene voorschriften van het gewestplan nr. 25 Halle-Vilvoorde-Asse (KB 28/12/1972) voor die percelen die gelegen zijn binnen het plangebied van onderhavig gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan.

34 Toelichtingsnota Ruimtelijk uitvoeringsplan Keperke 9 oktober 2012 Voorontwerp

8 RUIMTEBALANS

8.1 Ruimtebalans gebruikersschade)compensatie. Een grafisch register in die zin is weergegeven op de kaart onder bijlage I. De invloed van de bestemmingswijzigingen in dit ruimtelijk uitvoeringsplan op de ruimteboekhouding uit het RSV is weergegeven in de volgende ruimtebalans. Het register heeft slechts een informatieve en indicatieve betekenis. Bij de planopmaak wordt geen onderzoek verricht naar de eigendomsstructuur van de percelen, naar de aanwezigheid van mogelij- Bestemmingscategorie Huidige bestem- Toekomstige Verschil ke vrijstellingen van planbatenheffing noch naar het voorhanden zijn van uitzonderingsgronden inzake mingen (1) bestemmingen (2) de genoemde vergoedingen. De legende van het register is tevens te vinden onder bijlage 1.

Wonen 0,00ha 0,10ha +0,10 In het voorliggende RUP worden volgende bestemmingswijzigingen doorgevoerd waarop de regeling van een planschadevergoeding, een planbatenheffing of een compensatie van toepassing kan Bedrijvigheid - - - zijn:

Recreatie - - - . Openbaar nut  Wonen: planbaten. Landbouw - - - De regeling over de planschade is te vinden in artikel 2.6.1 en volgende van de VCRO. De regeling Bos - - - over de planbatenheffing is te vinden in artikel 2.6.4 en volgende van de VCRO. De regeling over de kapitaalschadecompensatie is te vinden in artikel 6.2.1 en volgende van het decreet van 27 maart Reservaat en natuur - - - 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid. De regeling over de gebruikerscompensatie is te vinden in het decreet van 27 maart 2009 houdende de vaststelling van een kader voor de gebrui- Overig groen - - - kerscompensatie bij bestemmingswijzigingen, overdrukken en erfdienstbaarheden tot openbaar nut. Lijninfrastructuur - - -

Gemeenschaps- en nutsvoorzieningen 0,10ha 0,00ha -0,10

Ontginning en waterwinning - - -

(1) in casu het gewestplan Halle-Vilvoorde-Asse (2) in casu het voorliggende RUP Keperke

8.2 Register van de percelen waarop de regeling van een plan- schadevergoeding, een planbatenheffing of een compensa- tie van toepassing kan zijn Een nieuw plan dat een grond een nieuwe of aangepaste bestemming geeft, kan de waarde van die grond beïnvloeden. Planschade, kapitaalschade en gebruikersschade zijn financiële regelingen waarbij de overheid de waardevermindering van gronden als gevolg van een planwijziging vergoedt. Bij de planbatenregeling betaalt de burger een belasting op de meerwaarde die gronden krijgen door een planwijziging.

Overeenkomstig artikel 2.2.2. §1 van de VCRO moet een ruimtelijk uitvoeringsplan een register, al dan niet grafisch, bevatten van de percelen waarop een bestemmingswijziging wordt doorgevoerd die aanleiding kan geven tot een planschadevergoeding, een planbatenheffing of een (kapitaal- of

36 Toelichtingsnota Ruimtelijk uitvoeringsplan Keperke 9 oktober 2012 Voorontwerp

9 ONDERZOEK TOT MILIEUEFFECTRAPPORTAGE [Dit hoofdstuk is gebaseerd op de ‘Handleiding plan-m.e.r. voor ruimtelijke uitvoeringsplannen’, versie 2.2, 11 13 september 2009 van het Departement RWO]

9.1 Inleiding Oordeelt de dienst MER, na het doorlopen van het ‘onderzoek tot m.e.r.’ dat er wel degelijk aanzienlijke milieueffecten kunnen optreden door het plan, of oordeelt ze dat niet voldaan is aan de 9.1.1 Juridische context randvoorwaarden bij het ‘gemotiveerd verzoek tot ontheffing’, dan is de opmaak van een plan-MER alsnog verplicht. Met de goedkeuring van het decreet van 27 april 2007 (plan-m.e.r.-decreet) dat de wijziging inhoudt van het decreet van 18 december 2002 betreffende de milieueffect- en veiligheidsrapportage, werd een nieuwe procedure opgesteld voor de milieueffectrapportage over plannen en programma’s. 9.2 Doelstelling, reikwijdte en detailleringsgraad van het RUP Het BVR van 19 oktober 2007 (plan-m.e.r.-besluit) geeft nog een verdere aanvulling bij het decreet. 9.2.1 Doelstelling Het plan-m.e.r.-decreet en het plan-m.e.r.-besluit creëren het juridisch en organisatorisch kader  Het perceel 140t omzetten naar woongebied waarbinnen de beoordeling van bepaalde plannen en programma’s op hun gevolgen voor het milieu dient gevoerd te worden.  De stedenbouwkundige voorschriften aanpassen aan de huidige en toekomstige ruimtelijke noden. Het decreet bepaalt welke plannen en programma’s, waarop het decreet van toepassing is, onder de plan-MER-plicht vallen. Het decreet maakt onder meer onderscheid tussen plannen en pro- gramma’s die ‘van rechtswege’ onderworpen zijn aan plan-MER-plicht en plannen en programma’s 9.2.2 Reikwijdte die ‘geval per geval’ beoordeeld moeten worden of ze aanzienlijke milieueffecten hebben en  Het gebied is gelegen langs de Keperenbergstraat mogelijk plan-MER-plichtig zijn. Voor deze laatste groep dient een zogenaamde ‘screening’ of ‘onderzoek tot m.e.r.’ te worden uitgevoerd.  Het invullen van het plangebied is in overeenstemming met de ontwikkelingsperspectieven van het GRS.

9.1.2 Onderzoek tot m.e.r. 9.2.3 Detailleringsgraad Ruimtelijke uitvoeringsplannen (RUP’s) vallen onder het toepassingsgebied van de plan-m.e.r.- regelgeving. De initiatiefnemer dient te onderzoeken of een plan-MER moet opgemaakt worden  Het vastleggen van stedenbouwkundige voorschriften (bestemming, inrichting en beheer). dan wel een ‘onderzoek tot m.e.r.’ moet gevoerd worden. In essentie komt het maken van deze  De detailleringsgraad van het RUP is gelijkaardig aan de detailleringsgraad van het geldende keuze neer op het beantwoorden van de vraag: “Kan het plan aanleiding geven tot aanzienlijke plan. milieueffecten?”

Om deze vraag te beantwoorden dient eerst de doelstelling, reikwijdte en gewenste detaillerings- 9.2.4 Mogelijke alternatieven en nulalternatief graad van het RUP te worden bepaald. Naast de beschrijving van het voorgenomen plan dienen in voorkomend geval de mogelijke alternatieven ervan aangegeven te worden. 9.2.4.1 Nulalternatief (referentiesituatie) Na het bepalen van de doelstelling, detailleringsgraad en reikwijdte wordt een inschatting gemaakt Het nulalternatief is het alternatief waarbij het plan niet wordt uitgevoerd en omvat alle mogelijke van de eventuele milieueffecten die het gevolg kunnen zijn van het plan. toekomstige ontwikkelingen in het plangebied wanneer het plan niet zou doorgaan. Dit betekent dat de actuele bestemming en inrichting, zoals vastgelegd in het gewestplan, behouden blijven. Het  Is het plan niet ‘van rechtswege’ onderworpen aan de plan-MER-plicht en worden er geen nulalternatief wordt als niet wenselijk beschouwd omdat het voorliggend RUP een optimaler aanzienlijke milieueffecten vermoed, dan wordt de procedure ‘onderzoek tot m.e.r.’ doorlo- ruimtegebruik realiseert, de nodige flexibiliteit in bepaalde voorschriften implementeert die de pen. In deze procedure wordt een motivering opgemaakt om de adviserende instanties en de ruimtelijke ordening ten goede komen, in uitvoering van de beleidsopties van het GRS. dienst MER van de Vlaamse overheid te overtuigen van deze visie.  Indien er wel aanzienlijke milieueffecten zijn, maar de effecten werden reeds voldoende 9.2.4.2 Alternatieven beschreven in een onderzoek dat voldoet aan de essentiële kenmerken van de milieueffect- Er worden geen locatiealternatieven als haalbaar voorgesteld aangezien het RUP juist de bedoeling rapportage, wordt een ‘gemotiveerd verzoek tot ontheffing’ ingediend bij de dienst MER. heeft om een aantal beperkte ruimtelijke en inhoudelijke aanpassingen door te voeren aan een  In de andere gevallen is de opmaak van een plan-MER verplicht. bestaande bestemming.

38 Toelichtingsnota Ruimtelijk uitvoeringsplan Keperke 9 oktober 2012 Voorontwerp

9.3 Komt het plan in aanmerking voor onderzoek tot m.e.r.? Voortoets Evaluatie 9.3.1 Is het plan van rechtswege plan-MER-plichtig? Groep A Aan het RUP zijn mogelijk functies of activiteiten verbonden die een kader vormen voor vergunnin- gen aangaande projecten opgesomd in bijlage 1 of bijlage II. Bij dit onderzoek tot screeningsplicht wordt nagegaan of het plan al dan niet ‘van rechtswege’ Aan het RUP zijn mogelijk functies of activiteiten verbonden die een kader vormen voor vergunnin- onderworpen is aan de plan-MER-plicht. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen twee gen aangaande projecten opgesomd in de bijlage bij Omzendbrief LNE 2011/1. Het RUP regelt groepen van plannen en programma’s: echter het gebruik van een gebied op lokaal niveau.

 Groep A Geen plan-MER van rechtswege noodzakelijk Plannen en programma’s, of de wijzigingen ervan, die tegelijkertijd: Groep B Omdat het RUP niet in of in de invloedsfeer van een speciale beschermingszone in de zin van een Habitatrichtlijngebied of een Vogelrichtlijngebied gelegen is, kan besloten worden dat er overeen-  betrekking hebben op landbouw, bosbouw, visserij, energie, industrie, vervoer, afvalstoffenbe- komstig het decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu geen passende heer, waterbeheer, telecommunicatie, toerisme en ruimtelijke ordening of grondgebruik (een beoordeling vereist is. RUP voldoet per definitie aan deze voorwaarde);  een kader vormen voor de toekenning van een vergunning voor één of meerdere projecten  Geen plan-MER van rechtswege noodzakelijk die worden opgesomd in bijlage I of bijlage II van het BVR van 10 december 2004;  een kader vormen voor projecten opgesomd in de bijlage bij Omzendbrief LNE 2011/1 - 22 13 september 2011 en die niet het gebruik regelen van een klein gebied op lokaal niveau, noch Het onderzoek tot screeningsplicht leidt tot de conclusie dat voor dit RUP geen plan-MER ‘van rechts- een kleine wijziging inhouden. wege’ noodzakelijk is.

Groep B Het RUP vormt mogelijk het kader voor de toekenning van een vergunning voor een project opgesomd in bijlage I of bijlage II van het BVR van 10 december 2004, of voor een project opgesomd in de bijlage bij Plannen en programma’s, of de wijzigingen ervan waarvoor, gelet op de mogelijke betekenisvolle Omzendbrief LNE 2011/1 – 22 juli 2011, met name voor de rubriek 10b ‘Stadsontwikkelingsprojecten, effecten op speciale beschermingszones, een passende beoordeling vereist is. Een passende met inbegrip van de bouw van winkelcentra en parkeerterreinen’. Het RUP regelt echter het gebruik van beoordeling moet worden opgemaakt wanneer aan volgende voorwaarden is voldaan: een gebied op lokaal niveau en is derhalve screeningsgerechtigd.  Het voorgenomen plan heeft niet te maken met het beheer van een speciale beschermingszo-

ne (SBZ); In een volgende stap worden de voorgenomen wijzigingen en hun impact t.o.v. het geldend plan  Op basis van de voortoets kan een betekenisvolle aantasting van de beschermde habitats of bepaald, waarna wordt vastgesteld of het ‘onderzoek tot m.e.r.’ kan worden opgestart. soorten uit de SBZ niet worden uitgesloten;  Het gaat niet om een klein gebied op lokaal niveau of een kleine wijziging. 9.3.2 Voorgenomen wijzigingen ten opzichte van het geldend plan

Een voorgenomen plan is zelden beperkt tot één enkelvoudige doelstelling, die aanleiding geeft tot een eenvoudige wijziging van het geldend plan. Om de impact van het voorgenomen plan te kunnen omschrijven, moet er nagegaan worden in welke mate het voorgenomen plan verschilt van het geldend plan en op welke wijze er omgegaan wordt met de bestaande toestand.

9.3.2.1 Inschatting gradatie impact Om te bepalen of de procedure ‘onderzoek tot m.e.r.’ kan worden doorlopen of de opmaak van een plan-MER moet worden opgestart, wordt aan de hand van de drie indicatoren ‘Activiteiten’, ‘Bodemafdekking’ en ‘Bestaande toestand’, het plangebied getoetst naar zijn impact ten aanzien van het huidige geldend plan, met name:  De mate waarin het voorgenomen plan andere activiteiten stedenbouwkundig vergunbaar maakt;  De mate waarin het voorgenomen plan een wijziging toelaat van de bodemafdekking;

Ruimtelijk uitvoeringsplan Keperke Toelichtingsnota 39 Voorontwerp 9 oktober 2012

 De mate waarop het voorgenomen plan omgaat met de huidige stedenbouwkundig vergunde Voor het voorgenomen plan wordt de volgende inschatting gemaakt: of vergund geachte toestand. Activiteiten Bodemafdekking Bestaande toestand Voor elke indicator wordt aangegeven of het planonderdeel de onderstaande veranderingen beoogt. Aan elke mate van verandering wordt een score toegekend. Plangebied 1 1 1

Op basis van de scores wordt bepaald of kan opgestart worden met de procedure ‘onderzoek tot Deze inschatting leidt tot de conclusie dat voor dit RUP de procedure ‘onderzoek tot m.e.r.’ kan worden m.e.r.’ of de opmaak van een plan-MER: opgestart.  Wanneer alle planonderdelen score 0 halen, kan de procedure ‘onderzoek tot m.e.r.’ worden gestart.  Wanneer alle planonderdelen op de drie indicatoren 0 of 1 scoren, dan kan de procedure 9.4 Onderzoek tot m.e.r. ‘onderzoek tot m.e.r.’ gestart worden, maar als blijkt in de loop van het proces dat er toch aan- 9.4.1 Aandachtspunten vanuit de huidige toestand van het milieu zienlijke effecten te verwachten zijn (bv. ten gevolge van de cumulatieve effecten van de ver- schillende planonderdelen) dan is het aangewezen om over te gaan tot de opmaak van een De elementen die de huidige toestand van het milieu in en rond het plangebied bepalen, zijn plan-MER. onderzocht bij de beschrijving van het juridisch kader (fauna en flora, bouwkundig erfgoed, land- schap, …) en de watertoets (water, bodem). Op basis van dit onderzoek kan gesteld worden dat er  Wanneer een (essentieel) planonderdeel op één van de indicatoren 2 scoort, is er kans op geen specifieke aandachtspunten zijn. aanzienlijke milieueffecten. Er kan gestart worden met de eerste stappen uit het ‘onderzoek tot

m.e.r.’. Het is wel mogelijk dat blijkt dat er toch aanzienlijke milieueffecten worden verwacht. 9.4.2 Vermoeden van aanzienlijke milieueffecten Score Verwachte Activiteiten Bodemafdekking Bestaande toestand impact Deze screening omvat het onderzoek naar het al dan niet voorkomen van aanzienlijke milieueffecten ten gevolge van het voorgenomen plan of programma. 0 Geen impact Er worden geen andere Er wordt geen wijziging Het voorgenomen plan activiteiten stedenbouw- van de totale bodemaf- heeft enkel tot doel de kundig vergunbaar dekking voorzien. bestaande stedenbouw- 9.4.2.1 Beschrijving van de mogelijke milieueffecten gemaakt. kundig vergunde of In de onderstaande tabel worden de mogelijke milieueffecten besproken voor de disciplines die van vergund geachte toestand toepassing zijn op het plan. De te behandelen disciplines worden bepaald op basis van een vragen- te bevestigen. lijst, opgenomen in de handleiding plan-m.e.r. voor ruimtelijke uitvoeringsplannen. 1 Beperkte impact Er worden andere Er worden wijzigingen Het voorgenomen plan activiteiten stedenbouw- voorzien in de totale heeft tot doel de bestaan- kundig vergunbaar bodemafdekking, maar de stedenbouwkundig Plangebied: Het herbestemmen van een gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbaar gemaakt, maar deze deze zijn ofwel niet vergunde of vergund nut naar een zone voor wonen sluiten ofwel nauw aan bij omvangrijk, of stellen geachte toestand te de huidige vergunbare enkel een beperking voor bevestigen en laat ook Discipline Evaluatie en beoordeling activiteiten of houden van de totale bodemaf- bijkomende ontwikkelin- enkel de uitsluiting van dekking t.o.v. het geldend gen toe die nauw Ruimtelijke ordening  De ruimtelijke draag kracht komt niet in het gedrang. + bepaalde activiteiten in. plan. aansluiten bij de bestaande  Een plaatselijk hogere woondichtheid kan gemotiveerd worden toestand. 2 Impact De toegelaten activiteiten De totale bodemafdekking Het voorgenomen plan zijn grondig verschillend wordt gewijzigd met een heeft tot doel om de tussen het voorgenomen grote oppervlakte. bestaande stedenbouw- plan en het geldend plan. kundig vergunde of vergund geachte toestand te verwijderen of wijzigen.

40 Toelichtingsnota Ruimtelijk uitvoeringsplan Keperke 9 oktober 2012 Voorontwerp

Landschap, bouwkundig erfgoed  Binnen het plangebied zijn beschermde monumenten, landschappen of 0 Bodem  De bodem van het plangebied wordt getypeerd als een matig natte 0 en archeologie dorpsgezichten gelegen. In de omgeving bevinden zich de ankerplaat- leembodem met textuur B horizont (Ada1). sen ‘Sint-Wivina-abdij en Wolfsputten (A20025) en ‘Sint-Anna-Pede’  Het bodemgebruik wordt, met uitzondering van de geplande bebou- (A20030), de relictzone ‘Brongebieden en bovenlopen in Noord- wing en de aanleg van verharding rond de woningen, niet gewijzigd. ’ (R20016) en het puntrelict ‘Sint-Alenatoren’ (P20555). De structuur en het profiel van de bodem zullen behouden blijven. De  Er verdwijnt geen bouwkundig of archeologisch erfgoed aangezien het provinciale verordening inzake hemelwater is hier van toepassing. oud gemeentehuis evenals de oude gemeenteschool geen beschermd Binnen het RUP worden geen activiteiten toegelaten die aanleiding erfgoed zijn. Het oud gemeentehuis dient bewaard te blijven. De oude kunnen geven tot bodemverontreiniging. gemeenteschool mag gesloopt worden omdat ze geen meerwaarde  Het RUP voorziet een gedeelte aan bebouwde en verharde opper- vormt voor erfgoed en omgeving en ze haar initiële functie heeft vlakte die een effect hebben op de bodemafdichting. Mits een aantal verloren. Daarnaast zijn er op dit moment binnen het plangebied geen maatregelen zoals waterhergebruik, gebruik van groenelementen en archeologische erfgoedwaarden gekend. het gebruik van waterdoorlatende verharding waar mogelijk, kan dit  Het RUP gaat uit van een landschappelijke inkleding voor het gehele effect worden beperkt. terrein die aansluit op de bestaande woningen. Er wordt aldus geen  Rekening houdende dat de bodem niet als (biologisch) waardevol aanzienlijk negatief effect verwacht op het landschap. beschouwd wordt en de impact op deze bodem van de te voorziene activiteiten beperkt zal blijven (geen permanente bemaling, geen ont- Mobiliteit  De ontsluiting voor gemotoriseerd verkeer verloopt volledig via de 0 ginning, geen lozingen in de bodem, …) zijn er geen aanzienlijke Keperenbergstraat en de zijstraat van de Keperenbergstraat. negatieve effecten te verwachten op de bodem.  Het plangebied heeft geen invloed op de ligging van voet- of buurtwe- gen. Water  Voor de resultaten van de watertoets wordt verwezen naar titel 5 0  Er worden geen aanzienlijke effecten verwacht op het vlak van ‘Watertoets’ van de toelichtingsnota. mobiliteit.  Er kan in alle redelijkheid geoordeeld worden dat het RUP geen negatieve effecten teweegbrengt voor de waterhuishouding van het Gezondheid en veiligheid  Het RUP omvat geen bestaande bedrijvigheid. 0 gebied conform de bepalingen inzake integraal waterbeheer.  Er bevinden zich geen Seveso-bedrijven binnen een straal van 2km rond het plangebied. Atmosfeer  Het plangebied heeft geen effecten op de kwaliteit van de atmosfeer. 0  Het RUP laat geen toekomstige bedrijvigheid toe. Klimatologische factoren  Het plangebied heeft geen effecten op het klimaat. 0  Er zijn geen uitgesproken negatieve effecten op de veiligheid van de mens (omwonenden en eventuele toekomstige bewoners) te ver- Geluid  Het plangebied brengt geen geluidshinder met zich mee. 0 wachten. Licht  Het plangebied brengt geen lichthinder met zich mee. 0 Energie- en grondstoffenvoor-  Het plangebied heeft geen effect op de energie- en grondstofvoorra- 0 Stoffelijke goederen  0 raden den. Het terrein is in eigendom van de gemeente. Er wordt bijgevolg geen onteigeningsplan gekoppeld aan het RUP en er worden geen aanzien- lijke effecten verwacht. Fauna en flora  Het plangebied is niet gelegen in (de nabijheid van) een natuurgebied, 0 een speciale beschermingszone (Vogelrichtlijn- of Habitatrichtlijngebie- den) of een gebied van het VEN/IVON.  Het plangebied is niet gelegen in een biologisch waardevol gebied en bevat geen biologisch waardevolle elementen.  Er worden geen aanzienlijke effecten verwacht voor de fauna en flora. Biodiversiteit  Het plangebied heeft geen effect op de biodiversiteit. 0 9.4.2.2 Beschrijving van de mogelijke cumulatieve effecten De onderstaande tabel geeft een weergave van de combinatie van de verschillende planonderdelen en de samenhang tussen de disciplines.

/ geen wijzigingen t.o.v. het geldend plan en de bestaande toestand, dus een beoordeling is niet van toepassing

Ruimtelijk uitvoeringsplan Keperke Toelichtingsnota 41 Voorontwerp 9 oktober 2012

0 geen effect of een zeer minimaal effect - geen kader vormt voor projecten die een passende beoordeling vereisen; + positief effect - geen aanzienlijke milieueffecten zal veroorzaken voor de verschillende (MER)disciplines, zoals in ++ aanzienlijk positief effect titel 9.4.2 uitvoerig werd besproken. - negatief effect -- aanzienlijk negatief effect Het vermoeden dat er geen aanzienlijke milieueffecten zijn wordt door dit beknopt onderzoek aldus bevestigd.

f- Hieruit volgt dat het voorgenomen plan niet onderworpen moet worden aan een plan-MER in de

g-

o- zin van het plan-m.e.r.-decreet van 27 april 2007.

en grondsto en

9.6 Verzoek tot raadpleging

-

Bij het onderzoek tot milieueffectrapportage dient de initiatiefnemer bepaalde instanties te raadple-

cht

Ruimtelijke ordening Ruimtelijke bouwkundig Landschap, archeologie en erfgoed Mobiliteit veili en Gezondheid heid Energie fenvoorraden Bodem Water Atmosfeer fact Klimatologische ren Geluid Li goederen Stoffelijke fora en Fauna Biodiversiteit tussen Samenhang disciplines Plangebied gen, afhankelijk van de mogelijk te verwachten aanzienlijke effecten.

geheel + 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 Op basis van het onderzoek tot milieueffectrapportage en na advies van de dienst Milieueffectrap- portage zullen in het kader van de opmaak van dit plan de volgende instanties worden geraadpleegd: De synthesetabel toont duidelijk aan dat de effecten ten aanzien van het huidig gebruik en de huidige  Provinciebestuur Vlaams-Brabant – Dienst Ruimtelijke Ordening bestemming op elk van de disciplines te verwaarlozen zijn of slechts zeer minimaal zijn. Het effect op Provincieplein 1, 3010 Leuven de discipline Ruimtelijke ordening wordt in zijn geheel als licht positief ervaren.  Ruimtelijke Ordening Vlaams-Brabant Diestsepoort 6 bus 91, 3000 Leuven Conclusie  Onroerend Erfgoed Vlaams-Brabant Uit de evaluatie en beoordeling van de verschillende disciplines van het plangebied kan worden Diestsepoort 6 bus 94, 3000 Leuven geconcludeerd dat het RUP Keperke geen aanzienlijke (negatieve) milieueffecten zal genereren.  Agentschap Wonen-Vlaanderen – Afdeling Wonen Koning Albert II-laan 19 bus 40, 1210 Brussel 9.4.3 Grensoverschrijdende effecten  Departement MOW Koning Albert II-laan 20 bus 2, 1000 Brussel Uit de bovenstaande motivering blijkt dat er geen aanzienlijke milieueffecten verwacht worden in de onmiddellijke omgeving van het plangebied. Gezien de afstand tot de land- en gewestgrenzen wordt Deze instanties wordt gevraagd om uiterlijk binnen 30 dagen na ontvangst van het verzoek tot aangenomen dat er zich geen grensoverschrijdende effecten kunnen voordoen. raadpleging het advies over te maken door betekening of tegen ontvangstbewijs van de initiatiefne- mer. 9.5 Conclusie

Het RUP voorziet de inrichting van een terrein voor woningbouw. Om dit mogelijk te maken wordt het gebied voor gemeenschapsvoorziening en openbaar nut herbestemd naar een zone voor wonen.

Uit het voorgaande onderzoek kan gesteld worden dat het gemeentelijk RUP Keperke: - mogelijk een kader vormt voor de toekenning van een vergunning voor één of meerdere projecten die worden opgesomd in bijlage I of bijlage II van het BVR van 10 december 2004; - mogelijk een kader vormt voor projecten opgesomd in de bijlage bij Omzendbrief LNE 2011/1 – 22 juli 2011; - het gebruik regelt van een klein gebied op lokaal niveau;

42 Toelichtingsnota Ruimtelijk uitvoeringsplan Keperke 9 oktober 2012 Voorontwerp

02 KAARTENBUNDEL

Ruimtelijk uitvoeringsplan Keperke Kaartenbundel 45 Voorontwerp 9 oktober 2012

46 Kaartenbundel Ruimtelijk uitvoeringsplan Keperke 9 oktober 2012 Voorontwerp

Ruimtelijk uitvoeringsplan Keperke Kaartenbundel 47 Voorontwerp 9 oktober 2012

48 Kaartenbundel Ruimtelijk uitvoeringsplan Keperke 9 oktober 2012 Voorontwerp

Ruimtelijk uitvoeringsplan Keperke Kaartenbundel 49 Voorontwerp 9 oktober 2012

50 Kaartenbundel Ruimtelijk uitvoeringsplan Keperke 9 oktober 2012 Voorontwerp

Ruimtelijk uitvoeringsplan Keperke Kaartenbundel 51 Voorontwerp 9 oktober 2012

52 Kaartenbundel Ruimtelijk uitvoeringsplan Keperke 9 oktober 2012 Voorontwerp

03 STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN

INHOUD Inhoud ...... 55 ARTIKEL 0 Algemene voorschriften ...... 57 ARTIKEL 1 Zone voor wonen ...... 61

Ruimtelijk uitvoeringsplan Keperke Stedenbouwkundige voorschriften 55 Voorontwerp 9 oktober 2012

56 Stedenbouwkundige voorschriften Ruimtelijk uitvoeringsplan Keperke 9 oktober 2012 Voorontwerp

ARTIKEL 0 ALGEMENE VOORSCHRIFTEN

0.1 Bestemming

Verordende stedenbouwkundige voorschriften

Algemene bepalingen De verkaveling is begrensd volgens de aanduidingen van bijgevoegd grafisch plan. De grafische gegevens van het plan en de stedenbouwkundige voorschriften vullen elkaar aan.

Indien er kadastrale afwijkingen op het plan voorkomen ten overstaan van de situaties aangegeven op het plan, kunnen de bestemmingen aangepast worden rekening houdend met de kadastrale juistheid.

De bepalingen van dit plan zullen nooit mogen toegepast worden ten nadele van bestaande erfdienstbaarheden al dan niet van openbaar nut en voorkomende uit bijzondere reglementeringen.

Perceel De voorschriften gaan uit van een perceelmatige aanpak waarbij een perceel of lot staat voor een terrein waarop één woning of een groep woningen kan worden gerealiseerd.

Ruimtelijke kwaliteit Er dient te allen tijde te worden gestreefd naar een ruimtelijke kwaliteit, met een zo groot mogelijk harmonisch geheel met de omgeving, de aanpalende gebouwen, en met een zo groot mogelijke wisselwerking naar de groenzones.

0.2 Bebouwing

Verordende stedenbouwkundige voorschriften

Architecturale kwaliteit en materialen De architectuur, in al zijn verschillende facetten en onderdelen, moet getuigen van kwaliteit in vormgeving en materiaal. Alle zichtbare gedeelten moeten kwalitatief afgewerkt worden. Bij het aanvraagdossier moeten alle gevelmaterialen naar kleur en aspect worden beschreven en bijgevoegd.

Technische installaties Technische installaties zoals airco en voorzieningen voor luchtaanvoer en luchtafvoer moeten deel uitmaken van het gebouw of moeten zich bevinden binnen het dakvolume. Indien van toepassing kunnen deze installaties voorzien worden op platte daken. Op gevels of op schouwelementen kunnen geen mechanische installaties worden toegestaan. Zendmasten en/of antennes mogen niet worden opgericht of moeten duidelijk deel uitmaken van een aparte stedenbouwkundige aanvraag.

Parkeerplaatsen Per woonentiteit dient er minimum 1 parkeerplaats te worden voorzien op het perceel, gegroepeerd of individueel.

58 Stedenbouwkundige voorschriften Ruimtelijk uitvoeringsplan Keperke 9 oktober 2012 Voorontwerp

0.3 Onbebouwde ruimte

Verordende stedenbouwkundige voorschriften

Wegenis De aanduiding van verhardingen, boordstenen, beplantingen en dergelijke zijn enkel gegeven ten titel van inlichting, indien aangeduid op het grafisch plan.

Binnen de openbare weg mag worden aangebracht al wat de hedendaagse verkeerstechniek vereist zoals parkeerruimten, beplantingen, … .

Materialen in de ruimte Alle materialen moeten, wanneer zij tot het landschapsbeeld verenigd zijn, een eenheid vormen met het groene uitzicht. Daarbij moet de keuze van de materialen in harmonie zijn met het karakter en het uitzicht van de omgeving.

Levende materialen Alle levende materialen moeten het omgevingsbeeld zodanig beheersen dat zij samen met de dode materialen een aanvaardbare eenheid vormen. De plantenkeuze dient het latere onderhoud van het landschap tot een minimum te herleiden. De samenstelling van het plantmateriaal dient te gebeuren op basis van inheemse plantensoorten zodat het effect een landschappelijke integratie bevordert. Voor hoogstammig groen komen volgende soorten in aanmerking: wintereik, zomereik, es, els, iep, beuk, haagbeuk en linde. Voor laagstammig groen komen met name hazelaar, kornoelje, eglantierroos, sleedoorn, wilg en hulst in aanmerking. Slechts groenblijvende beplantingsschermen mogen voor 25% bestaan uit uitheems plantgoed.

Dode materialen Alle definitief afgewerkte gebouwen en constructies moeten in het landschap zodanig opgenomen worden en bekleed zijn met behoorlijke gevelmaterialen.

Ruimtelijk uitvoeringsplan Keperke Stedenbouwkundige voorschriften 59 Voorontwerp 9 oktober 2012

60 Stedenbouwkundige voorschriften Ruimtelijk uitvoeringsplan Keperke 9 oktober 2012 Voorontwerp

ARTIKEL 1 ZONE VOOR WONEN Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘Wonen’

Verordende stedenbouwkundige voorschriften Toelichting 1.1 Bestemming

Het gebied is bestemd voor wonen. Enkel wonen en aan het wonen verwante activiteiten en voorzie- Onder wonen wordt verstaan meergezinswoningen, cohousing, kamerwonen, … ningen zijn toegelaten.

De maximale dichtheid bedraagt 60won/ha. Een maximale dichtheid van 60won/ha komt neer op maximaal 6 wooneenheden verdeeld over 2 bouwla- gen, waarbinnen duplexen kunnen worden voorzien op de verdieping.

Enkel functies, complementair aan het wonen, zoals vrije beroepen, kantoorfuncties, dienstverlening en Slechts een beperkt gedeelte van het gebouw kan ingericht worden als nevenbestemming. Het accent van de ambachten zijn toegelaten, mits aan alle van de volgende vereisten is voldaan: verkaveling ligt immers op de woonfunctie.

- De woonfunctie blijft behouden als hoofdfunctie; - De complementaire functie bevindt zich op het gelijkvloers en beslaat een totale maximale vloerop- pervlakte van 100m²; - De complementaire functie vormt geen hinder voor de normale woonkwaliteit;

Handel en horeca worden uitgesloten.

1.2 Bouwzone

(overdruk) Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie van de grondbestemming.

Algemene principes Ten aanzien van de beoogde inrichting van de bestemmingszone gelden volgende bepalingen: De zone begrepen onder artikel 1 zone voor wonen wordt ontwikkeld als kwaliteitsvol woonproject waarbij de nieuwe ontwikkelingen verder bouwen op de bestaande bebouwde structuur. Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming zijn toegelaten voor zover ze wat schaal en ruimtelijke impact betreft verenigbaar zijn met de omgeving. Wonen, openbare groene en verharde ruimten en aan wonen complementaire functies zijn evenwaardig of Daarbij wordt ten minste aandacht besteed aan: nevengeschikt. Activiteiten in het woongebied moeten beoordeeld worden op hun verenigbaarheid met hun omgeving wat schaal en ruimtelijke impact betreft (dit geldt dus voor alle toegelaten activiteiten, ook het - de relatie met de in de omgeving aanwezige en/of geplande functies; de invloed op de omgeving wat betreft het aantal te verwachten gebruikers, bewoners of bezoekers; wonen). De te beschouwen omgeving is afhankelijk van de voorgestelde ingreep. De beoordeling van de - verenigbaarheid zal in de praktijk sterk verschillen. Voor werken met een beperkte ruimtelijke impact of een de invloed op de mobiliteit en de verkeersleefbaarheid; - beperkte schaal zal de beoordeling beknopt blijven. Grote werken of werken met bijvoorbeeld een grote

- de bestaande of gewenste woondichtheid; mobiliteitsimpact, waaronder ook de parkeerplaatsen, zullen uitgebreider moeten worden beoordeeld. - de inpassing in de omgeving. - de relatie met de in de omgeving vastgelegde bestemmingen; Met inpassing in de omgeving wordt bedoeld de inplanting, het reliëf en de bodemgesteldheid, het bouwvo- - de inpassing in de omgeving. lume en het uiterlijk, … van het project of gebouw. Nieuwe bouwvolumes volgen zoveel mogelijk de bestaan- 62 Stedenbouwkundige voorschriften Ruimtelijk uitvoeringsplan Keperke 9 oktober 2012 Voorontwerp

Verordende stedenbouwkundige voorschriften Toelichting de richting van de perceelgrenzen. Elke aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning zal worden beoordeeld aan de hand van volgende criteria: - zorgvuldig ruimtegebruik; - een kwaliteitsvolle aanleg van het plangebied; - de afwerking van de gebouwen; - het groeperen en organiseren van parkeermogelijkheden. Bebouwingswijze Blinde gevels moeten worden afgewerkt in gevel- of dakbedekkingsmateriaal. De nieuw op te richten gebouwen dienen harmonieus aan te sluiten op de bestaande aanpalende gebouwen binnen onderhavige zone of aanpalende zone. Dit houdt in dat de bouwhoogte, de gevel- opbouw (hoogte en materiaal), de dakvorm en de uitsprongen en het materiaalgebruik op een door- dachte, samenhangende en kwaliteitsvolle wijze opgebouwd moeten worden.

Bouwlagen en woonlagen Het aantal bouwlagen is beperkt tot twee. Wanneer er een hellend dak met een helling tussen 30° en De bouwlagen en de dakvormen worden als volgt geïnterpreteerd: 60° op het gebouw wordt voorzien, mag in dit volume nog een derde bouwlaag worden voorzien, waarvan de nuttig te gebruiken hoogte niet hoger is dan 4,50m. Wanneer geen hellend dak wordt voorzien kan binnen het volume van het denkbeeldig hellend dak een derde bouwlaag worden gereali- seerd waarvan de nuttig te gebruiken hoogte niet hoger is dan 4,50m.

Een bouwlaag is een nuttig te gebruiken bovengrondse verdieping. De hoogte van een bouwlaag wordt gemeten tussen vloer en plafond van elke verdieping. Een bovengrondse verdieping is een verdieping waarvan de vloer zich maximaal 1,50m onder het maaiveld bevindt, gemeten vanaf het laagste peil van het maaiveldniveau grenzend aan het gebouw. Bouwlagen die hoger zijn dan 4,50m worden gerekend als meerdere bouwlagen, te rekenen als veelvoud van 2,25m.

De hoogte van een bovengrondse bouwlaag bedraagt minimaal 2,50m en maximaal 3,00m. De hoogte van de bouwlaag is daarmee afgestemd op de voorziene woonbestemming.

Binnen het toegelaten aantal bouwlagen worden maximaal twee woonlagen toegelaten.

Bij de beoordeling van vergunningsaanvragen kan op basis van het aantal bouwlagen in de omgeving en Op basis van de goede ruimtelijke ordening, zoals uitgewerkt in artikel 4.3.1 §2 van de VCRO kan een ander de bouwhoogte in de omgeving worden geoordeeld dat er meer of minder bouwlagen toegelaten aantal bouwlagen veeleer aangewezen zijn, bijvoorbeeld bij een invulling tussen twee bestaande gebouwen kunnen worden. met een ander profiel, voor de inpassing in het straatbeeld en zo meer.

Inplanting van gebouwen De nieuwe gebouwen sluiten aan op de bestaande te behouden gebouwen. Het bestaand te behouden gebouw is het oud gemeentehuis.

De nieuwe bebouwing mag enkel gebouwd worden daar waar de overdrukzone zich bevindt. De overdrukzone volgt de contour van de bestaande bebouwing.

Ruimtelijk uitvoeringsplan Keperke Stedenbouwkundige voorschriften 63 Voorontwerp 9 oktober 2012

Verordende stedenbouwkundige voorschriften Toelichting

De V/T-index bedraagt 25% De V/T-index omvat de bezettingsgraad van de nieuwbouw en is dus exclusief de bezettingsgraad van het oud gemeentehuis.

De nieuwe zijbouwlijn is deze van de bestaande zijbouwlijn.

De bouwdiepte bedraagt maximaal de bestaande bouwdiepte.

De kroonlijsthoogte bedraagt maximaal het equivalent van 2 bouwlagen.

Er moet steeds een harmonische overgang en samenhang van vergunde bouwvolumes met de aanpa- lende gebouwen worden verwezenlijkt.

Parkeergelegenheid Per woning dient er minimaal één parkeerplaats te worden voorzien op het eigen terrein.

Niet bebouwde ruimte De niet bebouwde ruimte wordt zoveel mogelijk ingericht als tuin.

Er zijn geen bijgebouwen toegelaten.

1.3 Duurzaam bouwen en kwaliteitsaspecten

Alle verhardingen dienen te gebeuren met waterdoorlatende materialen of materialen toegepast met De gewestelijke verordening hemelwaterputten moet uiteraard nageleefd worden. Bijkomend worden er een brede voeg. Waterdichte vlakken zijn enkel voor de verhardingen van de terrassen toegelaten mits maatregelen getroffen inzake de aan te leggen verhardingen. ze afwateren naar de tuin en mits een onmiddellijke bezinking mogelijk is. De materialen dienen geharmoniseerd te zijn met de ontworpen voorgevel. Zaken inzake duurzaamheid die volgen uit het verkavelingsconcept en niet moeten vastgelegd worden in de voorschriften zijn het zongericht bouwen. Alle gebouwen en constructies moeten opgetrokken worden in materialen die constructief, esthetisch en duurzaam verantwoord zijn, zowel voor het gebouw als voor de omgeving.

De woning dient in harmonie of in interessante dialoog te zijn met het karakter en het uitzicht van de omgeving.

1.4 Reliëfwijzigingen

Er worden geen aanzienlijke reliëfwijzigingen toegestaan (meer dan 0,50m) ten aanzien van het genor- maliseerd grondpeil. Het grondpeil tussen de rooilijn en de bouwlijn wordt genormaliseerd op het voorliggend wegpeil. De overgangshelling naar het natuurlijk peil gebeurt met een hellingsgraad van maximaal 30°.

64 Stedenbouwkundige voorschriften Ruimtelijk uitvoeringsplan Keperke 9 oktober 2012 Voorontwerp

Verordende stedenbouwkundige voorschriften Toelichting

Bij de tuinaanleg moet het bestaande reliëf maximaal gerespecteerd worden. Eventuele beperkte reliëfwijzigingen kunnen toegestaan worden voor zover ze in hun ruimtelijke omgeving verantwoord zijn en mits het grondverzet en de wateroverlast op eigen terrein worden opgevangen.

1.5 Verhardingen

Maximaal 50% van de voortuinstrook mag verhard worden. Er wordt steeds naar een passende Met de voortuinstrook wordt de zone bedoeld tussen de rooilijn en de voorgevel van het hoofdgebouw. De verhouding gestreefd te worden tussen aanplantingen en/of gazon en de verharde oppervlakten. verhardingen binnen de voortuinstrook zijn dienstig als oprit, autostalplaats, tuinpaden en/of toegang tot het hoofdgebouw. De overige onbebouwde tuinzone mag voor maximaal 25% worden verhard. De inrichting ervan Met de overige onbebouwde tuinzone wordt de zone voor tuinen bedoeld, exclusief de hogervermelde gebeurt in harmonie met de ontworpen gevels. Er wordt eveneens naar een passende verhouding voortuinstrook. De verhardingen binnen deze zone zijn dienstig als terras, patio en/of tuinpaden. De bouwvrije gestreefd tussen aanplantingen en/of gazon en de verharde oppervlakten. zijtuinstrook wordt gevrijwaard van aanzienlijke verharde oppervlakten en voornamelijk met groen aangelegd.

1.7 Afsluitingen

Afsluitingen mogen niet hoger zijn dan 1,80m en moeten worden opgevat als één aaneengesloten Onder afsluitingen worden constructies verstaan die op de grens van de verschillende eigendommen kunnen constructie. Zij mogen bestaan uit een levende haag of een paal met draadafsluiting. opgericht worden. Dit kan zowel op de voorste, achterste als op de zijdelingse perceelgrenzen gebeuren.

De beplantingen worden aangelegd ten laatste in het eerste jaar volgend op de beëindiging van de ruwbouwwerken.

Ruimtelijk uitvoeringsplan Keperke Stedenbouwkundige voorschriften 65 Voorontwerp 9 oktober 2012

66 Stedenbouwkundige voorschriften Ruimtelijk uitvoeringsplan Keperke 9 oktober 2012 Voorontwerp

04 BIJLAGEN

Bijlage I REGISTER VAN PERCELEN WAARVOOR PLANSCHADE, PLANBATEN OF COMPENSATIE KAN VERSCHULDIGD ZIJN

70 Bijlagen Ruimtelijk uitvoeringsplan Keperke 9 oktober 2012 Voorontwerp

Bijlage I: Register van percelen waarvoor planschade, planbaten of een compensatie kan verschuldigd zijn Legende Planschade mogelijk Planbaten mogelijk Kapitaalschade / gebruikerschade mogelijk (VCRO art. 2.6.1) (VCRO art. 2.6.4) (Decreet grond- en pandenbeleid art. 6.2)

Bedrijvigheid  Groen Bedrijvigheid  Wonen Landbouw  Groen Bedrijvigheid  Landbouw Openbaar nut  Wonen Bedrijvigheid  Openbaar nut Openbaar nut  Bedrijvigheid Bedrijvigheid  Recreatie Openbaar nut  Recreatie Bedrijvigheid  Oppervlaktedelfstoffen Recreatie  Wonen Openbaar nut  Groen Recreatie  Bedrijvigheid Openbaar nut  Landbouw Groen  Wonen Openbaar nut  Oppervlaktedelfstoffen Groen  Bedrijvigheid Recreatie  Groen Groen  Landbouw Recreatie  Landbouw Groen  Recreatie Recreatie  Oppervlaktedelfstoffen Groen  Oppervlaktedelfstoffen Wonen  Bedrijvigheid Landbouw  Wonen Wonen  Groen Landbouw  Bedrijvigheid Wonen  Landbouw Landbouw  Recreatie Wonen  Openbaar nut Landbouw  Oppervlaktedelfstoffen Wonen  Recreatie Wonen  Oppervlaktedelfstoffen

De items, voorgesteld in deze legende, bieden een overzicht van de mogelijke bestemmingswijzigingen die voorkomen in het register van percelen waarvoor planschade (vertikale arcering), planbaten (horizontale arcering), kapitaalschade of gebruikersschade (gekruiste arcering) kan verschuldigd zijn.

DISCLAIMER De voorgestelde kaart is het register zoals bedoeld in artikel 2.2.2. §1 7° van de VCRO, van de percelen waarop een bestemmingswijziging wordt doorgevoerd die aanleiding kan geven tot een planschadevergoeding, een planbatenheffing of een (kapitaal- of gebruikers- schade)compensatie. Dit register geeft, conform de geciteerde wetgeving, de percelen weer waarop een bestemmingswijziging gebeurt die aanleiding kan geven tot vergoeding of heffing. De opname van percelen in dit register houdt dus niet in dat sowieso een heffing zal worden opgelegd of dat een vergoeding kan worden verkregen. Voor elk van de regelingen gelden voorwaarden, uitzonderings- of vrijstellingsgronden die per individueel geval beoordeeld worden. Het register kan dus geen uitsluitsel geven over de toepassing van die voorwaarden, uitzonderings- of vrijstellingsgronden.

Dit register werd aangemaakt door het plan zoals het gold vóór de bestemmingswijziging digitaal te vergelijken met het huidige plan. In een aantal gevallen verschilt de cartografische ondergrond waarop de bestemmingen werden ingetekend in het oude en het nieuwe plan. daarom kunnen bij de digitale vergelijking beperkte fouten optreden. Het register moet met dat voorbehoud geraadpleegd worden.

Ruimtelijk uitvoeringsplan Keperke Bijlagen 71 Voorontwerp 9 oktober 2012

72 Bijlagen Ruimtelijk uitvoeringsplan Keperke 9 oktober 2012 Voorontwerp

Opgesteld te Lennik, 9 oktober 2012

Opdrachtgever: Gemeentebestuur Dilbeek Contact: Mieke Verschaffel Stedenbouwkundig ambtenaar Locatie: Gemeenteplein 1, 1700 Dilbeek

Opdrachthouder: PLAN+ bvba Contact: Dirk DE LOECKER Landmeter-expert m.s.o.g. - ruimtelijk planner Jörgen VAN DER AA Geograaf - ruimtelijk planner Ester VANDERSTRAETEN Stedenbouwkundige - ruimtelijk planner Locatie: Assesteenweg 199, 1750 Lennik Telefoon: 02 532 23 32

Dossiernummer: 2012-0989