directie Ruimte dienst Ruimtelijke Planning

dossiernummer:. Verslag aan de Provincieraad 1203682

betreft Processen windenergie in de zoekzones - en E40 van tot Aalst Principebeslissing omtrent het verderzetten van het proces tot verfijning van de zoekzones voor windenergie verslaggever Marc De Buck

Mevrouwen en mijne Heren,

De laatste maanden heeft de provincie op vlak van windenergie niet stil gezeten. In uitvoering van het Addendum Wind van het Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan werden twee windstudies opgemaakt waarin onderzocht werd hoe een concentratie van windturbines zou kunnen worden gerealiseerd binnen de zoekzones Maldegem-Eeklo en 'E40 van Aalter tot Aalst'. Deze studies werden afgerond in februari 2012.

In zitting van 16 februari 2012 besliste de deputatie om hieromtrent een uitgebreide informatie- en communicatiecampagne te voeren. In de maanden februari en maart had er bilateraal met zowel de colleges van de betrokken gemeenten (Maldegem, Eeklo, Kaprijke, Aalter, Nevele, Gent, Melle, Erpe- Mere, Sint-Lievens-Houtem, Aalst), diverse gewestelijke administraties en instanties (RWO, ANB en INBO, Onroerend Erfgoed, DLO, Belgocontrol), sectorverenigingen (VWEA, vzw Leefbare Wind,Natuurpunt, Boerenbond) en de projectontwikkelaars actief in de zone Maldegem-Eeklo. Elk van deze instanties formuleerde een formeel advies op de voorliggende windstudies.

De informatie- en communicatiecampagne startte op 26 maart 2012 met de persconferentie. Op 27 maart 2012 werden de studies voorgesteld aan de stuurgroep. Er werden twee opnames gemaakt voor TV Oost en AVS. Er was heel wat persbelangstelling. Zowel in het Laatste Nieuws, de Standaard, de Bouwkroniek werden verschillende artikels gepubliceerd. Er waren in totaal vier informatiemomenten met panelgesprek (2 in Eeklo, 1 in Nevele en 1 in Aalst) en twee extra toelichtingen, aan de milieuraad & gecoro van Maldegem en aan de SERR/RESOC . In totaal namen ongeveer 450 mensen deel aan deze infomomenten. Er werd gewerkt met schriftelijke vragen die werden geïnventariseerd. Er werd ook een enquête georganiseerd om de burger in het debat te betrekken. Er werden in totaal 651 enquêtes ingevuld voor de zone Maldegem-Eeklo en 316 enquêtes voor de zone E40 van Aalter tot Aalst.

Zowel de enquête als de adviezen van instanties werden opgebouwd rond drie vragen:

9657600

1. Vindt u dat de provincie de inplanting van windturbines binnen de potentiële inplantinglocaties van het Addendum PRS verder moet ordenen of vindt u dat windturbines binnen deze zones overal moeten kunnen voor zover voldaan is aan de milieunormen op vlak van geluid, slagschaduw en veiligheid ? 2. Indien u vindt dat de provincie windturbines verder zou moeten ordenen, wat is dan uw mening met betrekking tot de voorgestelde scenario's? Welk scenario verkiest u en waarom ? Welke zijn de aandachtspunten? 3. Welke flankerende maatregelen moeten in rekening worden gebracht? Ziet u bijzondere mogelijkheden om het draagvlak te vergroten? Wat is uw mening over een mogelijke fasering?

In bijlage vindt u een overzicht van de bundeling van bezwaren en adviezen die over deze windstudies werden geformuleerd en een overzicht van de schrifte- lijke vragen die door burgers werden gesteld. In wat volgt wordt een analyse gemaakt van de gegeven input en worden per item concrete aanbevelingen geformuleerd:

Vraag 1 – Ordenen of niet ?

Op de vraag of een verdere ordening van windturbines binnen zoekzones wenselijk is, zijn nagenoeg alle actoren het eens, met uitzondering van de besturen die er sowieso tegen zijn dat er nieuwe windturbines in hun gemeente geplaatst worden. Dit blijkt ook uit de enquête: mensen vinden het belangrijk dat binnen de zoekzones windturbines verder geordend worden en dat de overheid sturend optreedt op vlak inrichting en beheer en op vlak van verdeling van de opbrengsten (resp. 94 % en 69 % enquête Maldegem-Eeklo en E40).

De visie van de lokale besturen is verdeeld. Sommige besturen willen absoluut geen bijkomende windturbines op hun grondgebied, ofwel omdat men reeds voldoende inspanningen gedaan heeft, ofwel omdat men wil inzetten op andere vormen van hernieuwbare energie. Andere besturen zijn vragende partij voor een planmatige aanpak maar vragen wel dat zij nauw betrokken worden in het planningsproces en hierin sturend kunnen optreden. Er wordt geopperd dat (ontvoogde) gemeenten een bindend advies moeten kunnen geven over de inplanting van windturbines. De lokale besturen vinden het in ieder geval belangrijk dat de ruimtelijke draagkracht niet wordt overschreden en dat de milieuhinder beperkt blijft. Men vindt grondig milieuonderzoek noodzakelijk om zo een duidelijk beeld te hebben van de milieueffecten op nabijgelegen kernen en woningen. Ten slotte hechten de lokale besturen zeer veel belang aan het te behouden dan wel te ontwikkelen lokaal draagvlak (hier wordt verwezen naar bezwaarschriften en beroepsprocedures van eerdere windprojecten).

De gewestelijke administraties en instanties zijn zonder uitzondering allemaal voorstander van het verder ordenen van windturbines in concentratiegebieden. Men ziet voordelen in het vrijwaren van waardevolle landschappen, landbouw- en natuurgebieden en in het beperken van de versnippering. De dienst Onroe- rend Erfgoed maakt wel voorbehoud bij de inplanting van windturbines op gave, open ruimtegebieden. De dienst Duurzame Landbouwontwikkeling vindt dat indien er turbines in open ruimtegebieden bijkomen, alle bestemmings- zones dus ook recreatie-, natuur- en bosgebieden, in overweging moeten worden genomen. Het Ruilverkavelingscomité Sint-Lievens-Houtem vraagt aandacht voor de lopende ruilverkaveling. In het Groenboek BRV dat door de Vlaamse regering werd goedgekeurd op 4 mei 2012 wordt bij de korte termijn- acties gesproken over een beleidskader voor hernieuwbare energie waarbij werk gemaakt zou worden van enkele energielandschappen; er wordt letterlijk gesteld dat het strategisch project 'Oost-Vlaanderen Energielandschap' hier inspiratie kan leveren.

9657600

De Vlaamse Windassociatie is voorstander van een proactief beleid omdat het duidelijkheid biedt aan de verschillende betrokkenen. Men vindt het lovens- waardig dat de provincie ambitieus is en een voortrekkersrol vervult. Men vindt wel dat verder milieuonderzoek noodzakelijk is teneinde zicht te krijgen op de concrete realisatiemogelijkheden van de voorgestelde scenario's. De wind- sector pleit ervoor dat alle locaties die milieutechnisch en ruimtelijk mogelijk zijn in aanmerking blijven komen en men is behoed voor het eventueel vertra- gende effect van de planningsprocessen. Men vraagt dat de overheid conse- quent en besluitvaardig zou optreden bij de beoordeling van vergunnings- aanvragen.

De transport en distributiesector is sterk vragende partij voor een planmatige aanpak en een geconcentreerde inplanting van windturbines. Nu gebeurt het inplannen van windprojecten op ad hoc basis waarbij geen rekening wordt gehouden met de onthaalcapaciteit van het net en het moeilijk is om op een gestructureerde en kostenefficiënte manier netaanpassingen uit te voeren. Daarnaast vraagt de netbeheerder rechtszekerheid dat het aangekondigde potentieel ook daadwerkelijk gerealiseerd zal worden. Belgocontrol is ook vragende partij voor het concentreren van windturbines in specifieke zones.

Ook de sector- en belangenorganisaties zijn voorstander van het verdere ordenen van windturbines in de zoekzones. Hier en daar wordt wel geopperd dat de planningsprocessen van de provincie eigenlijk vijf jaar te laat komen…

De actiecomités van Maldegem, Nevele en Erpe-Mere gingen alle drie in op de vraag tot advies. De vzw Leefbare Wind onderschrijft het planproces tot verfij- ning van de zoekzones waarbij de zoekzones worden gereduceerd tot een beperkte oppervlakte en de rest wordt uitgesloten. Men is vragende partij voor een planmatige aanpak met een hoge graad van participatie, men wil bij het proces betrokken worden. Het actiecomité 'Beter Nevele' is voorstander van alternatieve energie maar met visie en strategisch inzicht voor een goede en draagbare energiemix die rekening houdt met de eigenheid van Nevele en de plaatselijke gemeenschap. Volgens de vzw Molenslag (Erpe-Mere) is wind- energie niet het juiste middel voor het genereren van 'zogenaamd groene energie' (cf. tekst 'Windenergie Ontmaskerd'). Men stelt vast dat er geen draagvlak is en verwijst naar de vele bezwaarschriften bij de eerdere wind- dossiers in Erpe-Mere en Sint-Lievens-Houtem.

Boerenbond vindt dat de provincie vooral een taak heeft in het aanpakken van de chaos in het concessieverhaal eerder dan in het ruimtelijk-planmatige. Dat laatste ziet men meer als een taak van Vlaanderen die in feite toch een mis- stap beging met het vogelvrij verklaren van het agrarisch gebied voor wind- molens; men vindt dat de provincie vooral werk moet maken van aanbeve- lingen naar de Vlaamse overheid om het beleid inzake windturbines bij te sturen. De Landelijke Gilde gewest Eeklo is voorstander van het ordenen van windturbines maar vraagt zich af of niet in eerste instantie moet worden gekeken hoe de verdeling in de provincie gebeurd is (cf. zoekzones van het Addendum); men vindt dat de regio Maldegem-Eeklo al voldoende gedaan heeft.

Natuurpunt en Partners Meetjesland vzw staat positief tegenover de plan- matige aanpak, maar vindt wel dat er meer aandacht moet zijn voor woon- en woonconcentratiegebieden, landschappelijk waardevolle gebieden en natuur- gebieden. Het Gents Milieufront vindt dat de provincie moet kiezen voor maximale inplanting van windturbines in het gebied.

Het ACV hecht veel belang aan een het veiligstellen van de energiebevoor- rading en het stabiliseren van de energieprijzen. Men denkt dat het nodig is alle

9657600

hernieuwbare energiebronnen aan te wenden. Men is voorstander van een verdere ordening van windturbines binnen de zoekzones om de landschap- pelijke impact te beperken. Men vindt dat de provincie snel werk moet maken van de beleidsvisie omdat anders onherstelbare schade wordt opgelopen.

Unizo apprecieert dat het debat gevoerd wordt en verwijst naar de omzendbrief en de recente milieunormen op vlak van geluid. Veneco staat positief tegen- over een verdere ordening van windturbines in de zoekzone. Ook RESOC kiest absoluut voor een gestructureerde en geordende aanpak. Men vindt wel dat de studie achterhaald is door de feiten; in het Meetjesland zijn er in een recent verleden immers heel wat windmolens bijgekomen of reeds vergund. De POM Oost-Vlaanderen wijst op het belang van windturbines op duurzame bedrijven- terreinen, maar vraagt zich wel af hoe ondernemers die zich benadeeld voelen omdat zij geen windturbines kunnen realiseren op hun perceel, zullen reage- ren. Het Regionaal Welzijnsoverleg Meetjesland vindt de inspanningen van de provincie positief om te komen tot brede maatschappelijke toetsing. De Procoro adviseert gunstig voor een ruimtelijk gestuurde aanpak door de provincie en adviseert dat de provincie snel vastlegt waar de concentratiezones voor wind- turbines zullen liggen en waar de landschappelijke rustzones zullen liggen.

De provinciale dienst Landbouw vindt het positief dat wordt getracht de inplanting van windturbines te sturen en maar wil naast concentratiegebieden ook gebieden waar windturbines niet meer kunnen. De provinciale dienst Sport ziet opportuniteiten om locaties voor windturbines te combineren met geluids- producerende sporten.

Complementaire vragen bij vraag 1

Voorafgaand aan de vraag of het verder ordenen van windturbines in de zoekzones wenselijk is of niet, worden nog een aantal bijkomende vragen geformuleerd:

In eerste instantie zijn er vragen met betrekking tot het realiseren van de her- nieuwbare energiedoelstelling in Vlaanderen en in Oost-Vlaanderen. Daarbij wordt in eerste instantie gekeken naar Vlaanderen: welke plannen heeft de Vlaamse overheid in het realiseren van de hernieuwbare energiedoelstelling ? Wat dient gerealiseerd tegen 2020 ? En wat daarna ? Welk aandeel neemt windenergie in het totaal van de hernieuwbare energie? Hoe zit het met de verdeling tussen de verschillende Vlaamse provincies ? Mensen willen weten wat de hernieuwbare energiedoelstelling concreet inhoudt voor Vlaanderen, en voor de provincie, en hoe de Vlaamse overheid hiermee wil omgaan naar inplantinglocaties toe (bijv. waarom niet alle turbines in de Noordzee, enz). Deze vragen sluiten aan bij de bedenking dat men niet wil dat de provincie Oost-Vlaanderen 'cavalier seul' speelt.

 Het zou een belangrijke ondersteuning zijn van de provinciale wind- processen indien de Vlaamse (of federale) overheid op korte termijn duidelijke richtlijnen formuleert waarin voor een bepaalde tijdsperiode wordt aangegeven welke doelstellingen de verschillende provincies moeten halen op vlak hernieuwbare energie, zowel wat betreft energie- besparing als op vlak van de productie van lokale, hernieuwbare energie. Daarbij zou er aandacht moeten zijn voor de verschillende vormen van hernieuwbare energie, zowel wind- als zonne-energie en energie uit biomassa en biogas. We suggereren aan de provincieraad om een schrijven te richten aan de Vlaamse overheid met de vraag om zo'n richtlijnen op korte termijn op te stellen.

9657600

Gelijkaardige vragen worden ook gesteld aan de provincie. Hoeveel wind- turbines wil men in Oost-Vlaanderen realiseren tegen 2020? En wat daarna ? En hoe verhouden de verschillende zoekzones van het Addendum zich tot elkaar ? Er klinkt een duidelijk signaal dat men wil dat alle zoekzones 'hun taakstelling' opnemen en dat niet alle windturbines geconcentreerd worden in één daartoe geschikte zone. Daarbij wil men een realistisch voorstel van het (wind)potentieel, vanuit de bekommernis dat overschatting van het potentieel leidt tot onnodig veel onrust. De vraag wordt ook gesteld of op termijn de zoek- zones van het Addendum niet herzien (lees: uitgebreid) moeten worden.

 Met betrekking tot de verdeling van de 'taakstelling windenergie' over de verschillende zoekzones ontbreken op dit moment nog een aantal basisgegevens. Zo hebben de windstudies duidelijkheid gebracht over de mogelijkheid om te komen tot een landschappelijk verantwoordelijke clustering van windturbines in concentratiegebieden, maar is het nog niet duidelijk in welke mate dit ook milieukundig realiseerbaar is op vlak van geluid, slagschaduw, afstand tot bewoning, enz. We suggereren daarom om de komende maanden specifiek voor de zones Maldegem- Eeklo en E40 grondig milieuonderzoek te doen, zodat duidelijk is in welke mate het beoogde vermogen gerealiseerd kan worden. Tege- lijkertijd dient een potentieonderzoek te gebeuren voor de andere zoek- zones (havens en zone E17) zodat er duidelijkheid kan komen over de verdeling van de taakstelling windenergie over de verschillende zoek- zones.

In tweede instantie klinkt de vraag om in het beleid voldoende aandacht te hebben voor de andere vormen hernieuwbare energie. Zo zijn er verschillende lokale besturen die vragende partij zijn naar een overzicht van de inspanningen van elke (Oost-Vlaamse) gemeente op vlak van hernieuwbare energie, niet alleen wind maar ook biomassa, biogas, zonne-energie, enz. Sommige lokale besturen menen dat de inspanningen op één vlak (bijv. windenergie) gecompenseerd kunnen worden door inspanningen op een ander vlak (bijv. biomassa).

 Met betrekking tot de andere vormen van hernieuwbare energie is het inderdaad zo dat er geen duidelijk overzicht bestaat van de potenties per gemeente en de reeds benutte kansen op vlak van windenergie, energie uit biogas of biomassa, zonne-energie, enz. Het zou wenselijk zijn om een inventaris per gemeente op te maken van de inspanningen die reeds gebeurd zijn en tegelijkertijd een potentieonderzoek te doen naar de verschillende vormen van hernieuwbare energie per gemeente. Het zou ook een waardevolle steekop zijn indien de provincie zichzelf duidelijke richtlijnen oplegt op vlak van hernieuwbare energie. Waar wil de provincie staan tegen 2020 ? tegen 2030 ? tegen 2050 ? Mogelijks zullen alle vormen van hernieuwbare energie maximaal benut moeten worden om de doelstelling te halen. Ook andere provincies en regio's hebben duidelijke ambities op dat vlak, bijv. Limburg klimaatneutraal tegen 2030. In het licht van deze doelstelling wil deze provincie overi- gens 150 bijkomende turbines plaatsen tegen 2020.

Een belangrijke bekommernis van zowel lokale besturen als de vzw Leefbare Wind betreft de vraag of er gelijkertijd met het aanduiden van concentratie- gebieden voor windturbines binnen de zoekzones ook zones zullen aangeduid worden waar windturbines uitgesloten worden. Zo is o.m. de vzw Leefbare Windenergie voorstander van een verdere ordening van windturbines op voor- waarde dat er dan geen projecten in de omgeving gerealiseerd worden die geen deel uitmaken van de planmatige aanpak. Zo'n zones zouden kunnen

9657600

aangeduid worden in een provinciaal RUP maar lokale besturen willen in ieder geval beslissende inspraak vanuit het gegeven dat men lokaal best zicht heeft op de situatie. Men vindt dat het advies van een ontvoogde gemeente beslis- send zou moeten zijn. Andere lokale besturen willen windturbines liever vermijden via het instrument van een gemeentelijke verordening (eerder dat dan een provinciaal RUP). De landbouwsector maakt wel voorbehoud voor een RUP dat het agrarisch gebied zou innemen ten voordele van energieproductie.

 Het opmaken van een RUP voor concentratiegebieden voor wind- energie in de zoekzones Maldegem-Eeklo en E40, zoals beslist door deputatie in zitting van 21 oktober 2010, zou inderdaad gekoppeld kunnen worden aan een RUP om bepaalde delen van de zoekzones voor windturbines uit te sluiten. Er werd echter nog geen onderzoek gevoerd naar de mogelijkheden hiervan: Welke gebieden komen in aanmerking ? Waarom wel ? Waarom niet ? Hoe kan het RUP eruit zien? enz. Het is aangewezen dit verder te onderzoeken, temeer omdat het noodzakelijk lijkt in functie van het draagvlak van een RUP voor concentratiegebieden van windturbines. Desgevallend kan een gekoppeld RUP opgemaakt te worden. De dienst stelt voor dit de komende maanden verder te onderzoeken.

Tegenover de vraag om zones aan te duiden waar windturbines uitgesloten worden, staat de visie van de windsector om de voor wind geschikte locaties maximaal te vrijwaren ; de nieuwe milieunormen zijn zo streng dat de geschikte locaties voor wind sowieso al beperkt zijn. De sector heeft vragen bij de haal- baarheid van sommige van de voorgestelde scenario's uit de windstudies. Lokale besturen en bewoners vragen zich dan weer af of er voldoende afstand is gegarandeerd tussen de woningen en de windturbines. Men vindt 150m als uitgangspunt te weinig, en verwijst naar referenties in het buitenland.

 Het is zo dat in deze fase van het planningsproces nog geen gede- tailleerd milieuonderzoek werd uitgevoerd. Dit milieuonderzoek behoort tot de tweede fase van het proces, nl. de opmaak van een planMER waartoe deputatie in zitting van 10 oktober 2010 de opdracht gaf. De dienst stelt voor dat de komende maanden de scenario's van de wind- studies op hun milieukundige haalbaarheid verder worden getoetst. Daarbij dient er aandacht te zijn voor de verschillende alternatieven - alle scenario's moeten worden onderzocht - alsook voor het nulalter- natief dat gebaseerd is op de evolutie bij gelijkblijvend beleid. Het is evident dat rekening moet worden gehouden met de meest recente milieunormen (Vlaremtrein 2011).

Vraag 2 – Voorkeur van scenario's en aandachtspunten – zone Maldegem- Eeklo

De windstudie voor de zone Maldegem-Eeklo stelt twee scenario's voor: een lineair scenario dat bestaat uit één of een dubbele rij van windturbines langs de N49/E34 en een rasterscenario dat bestaat uit drie clusters van windturbines gesitueerd ter hoogte van Zoetendale (Maldegem t.h.v. N49), Plassendale (Maldegem langs Schipdonkkanaal) en Busakker (Eeklo ten zuiden van N49).

Lineair scenario Wat betreft het voorstel van scenario's voor de zone Maldegem-Eeklo is het zo dat, naast het gegeven dat de gemeente Maldegem sowieso geen bijkomende windturbines wil, er toch een duidelijke voorkeur is voor het lineair scenario waarbij windturbines worden geplaatst op één of meerdere rijen langs de N49/E34 (91% enquête Maldegem-Eeklo). Een aantal actoren zijn wel tegen

9657600

windturbines ten noorden van de N49 omdat dit een aantasting zou betekenen van het open landschap dat de overgang vormt naar het Krekengebied; dit gebied heeft ook (te) belangrijke toeristisch-recreatieve potenties. De dienst Onroerend Erfgoed volgt deze stelling niet: men ziet de voordelen van een lineaire opstelling die kan bestaan uit twee rijen van turbines ten noorden en ten zuiden van de N49/E34 maar vindt wel dat de uiterste oostelijke grens de Peperstraat in Eeklo is.

Met betrekking tot het lineaire scenario worden verschillende voorstellen gedaan, gaande van een enkele rij ten zuiden van de E34 (een lijn die evt. kan doorlopen tot aan de westelijke grens van Maldegem en tot aan de gemeente- grens van Eeklo of Kaprijke), een dubbele rij van windturbines waarbij de noordelijke rij boven de nieuwe hoogspanningslijn gesitueerd is (zoals de studie voorstelt) of waarbij de noordelijke rij ten zuiden van de nieuwe hoog- spanningslijn gesitueerd is (alternatief dat in de studie nog niet werd onder- zocht) en sommige instanties suggereren om te onderzoeken of het lineair scenario niet uit twee maar uit drie rijen turbines kan bestaan. Tenslotte is er ook een voorstel om aanvullend aan de voorgestelde scenario's nog microsites van 2, 3 of 4 windturbines toe te laten en onderzoek te doen naar windturbines op de bedrijventerreinen Krommewege en Balgerhoeke.

Rasterscenario Het rasterscenario wordt niet ondersteund omdat de reikwijdte – rekening houdende met de bestaande lijn van turbines - veel groter is dan in het lineaire scenario. Dat is ook de visie van Belgocontrol, die het rasterscenario in combinatie met de bestaande lijn van turbines zou beschouwen als één gebied. Agentschap Natuur en Bos is de enige instantie met een lichte voorkeur voor het rasterscenario omwille van corridors voor avifauna .

 Uit het afgelopen communicatietraject blijkt duidelijk dat er een voorkeur is voor het lineaire scenario maar blijven er belangrijke vragen omtrent de concrete invulling van dit lineaire scenario. Daarnaast worden er vragen gesteld over het cumulatieve effect van een concentratie van windturbines (bijv. op vlak van geluid). De dienst pleit ervoor om het lineair scenario verder te onderzoeken op vlak van de milieu-impact en concrete haalbaarheid. Dit onderzoek kan dan in een latere fase de aanleiding zijn voor een definitieve beslissing omtrent het te realiseren scenario en de bijhorende milderende en flankerende maatregelen. Ook de milieu-impact van het rasterscenario kan in de planMER verder onderzocht worden als alternatief voor het lineair scenario.

Vraag 2 – Voorkeur van scenario's en aandachtspunten – zone E40 van Aalter tot Aalst

De windstudie voor de zone 'E40 van Aalter tot Aalst' stelt twee scenario's voor: een scenario 'duurzame bedrijventerreinen' waarbij er windturbines worden geplaatst op bedrijventerreinen in de economische knooppunten Aalter, Gent, en Aalst en een scenario 'windlandschap E40' waarbij er wind- turbines worden geplaatst in open gebieden gesitueerd in Aalter (windbos), Nevele (windakker), Melle/Wetteren (windakker) en Sint-Lievens-Houtem/ Erpe-Mere (windkouter).

Zowel uit de adviezen als uit de enquête E40 blijkt dat er een duidelijke voor- keur is voor windturbines op bedrijventerreinen (54% enquête zone E40). Toch vindt ook een belangrijk percentage dat het plaatsen van windturbines in open ruimte gebieden kan als aanvulling op het scenario bedrijventerreinen bijv.

9657600

wanneer dat noodzakelijk is om de hernieuwbare energiedoelstelling te halen (24% enquête zone E40).

Duurzame bedrijventerreinen

De economische actoren (Agentschap Ondernemen, POM, Resoc, Veneco) en ACV onderschrijven het belang van windturbines op bedrijventerreinen. Het kan een motor zijn voor de verduurzaming van bedrijventerreinen indien de betrokkenheid van de lokale terreinbeheerder en de bedrijven op het terrein wordt ingebouwd. Men stelt wel dat het scenario duurzame bedrijventerreinen door andere partijen niet beschouwd mag worden als een gemakkelijke oplos- sing om bezwaren te vermijden: turbines kunnen ook op bedrijventerreinen de nodige weerstand oproepen. Windturbines moeten dus doordacht ingeplant worden, zodat ze de ontsluitingsmogelijkheden of het watergebonden karakter van een bedrijventerrein niet hypothekeren. Windturbines kunnen ook een belangrijk element zijn om te komen tot CO2-neutrale bedrijventerreinen. Hier wordt wel een kanttekening gemaakt: het subsidiebesluit voor CO2-neutrale bedrijventerreinen rekent de CO2-neutraliteit per bedrijf, dus zelfs als één turbine het elektriciteitsgebruik van een bedrijventerrein volledig zou compen- seren, zelfs dan is de CO2-neutraliteit van het bedrijventerrein toch niet verzekerd indien niet alle bedrijven CO2-neutraal zijn.

Met betrekking tot het realiseren van windturbines op bedrijventerreinen in het Gentse ziet Boerenbond als belangrijk aandachtspunt het wegwerken van het knelpunt van de militaire infrastructuur in Semmerzake. Dit zou meer mogelijk- heden geven voor de inplanting van turbines op de bedrijventerreinen in Gent (Eilandje Zwijnaarde, Drongen, Landegem) en Melle, Wetteren. Het Agent- schap Natuur en Bos maakt wel voorbehoud voor de inplanting van turbines op het Eilandje Zwijnaarde omwille van natuurcompensatie langs de tijarm. De stad Aalst vindt alle potentiële locaties in het stedelijk gebied onderzocht moe- ten worden: men heeft plannen om windturbines te plaatsen op gemeentelijke of OCMW-eigendommen en de voorgestelde scenario's mogen deze pistes niet uitsluiten. Agentschap Ruimtelijke Ordening benadrukt dat hoe dan ook reke- ning moet worden gehouden met de ruimtelijke beleidskeuzes van groot- en regionaalstedelijke gebieden. De gemeente Melle maakt voorbehoud voor de inplanting van windturbines op het bedrijventerrein langs de Oude Heirbaan en Kloosterstraat; de textielfabriek in Melle zou worden omgebouwd tot lofts. Het ACV ten slotte vindt dat zowel werkgevers als werknemers van lokale bedrijven moeten kunnen participeren in een windproject op 'hun' bedrijventerrein.

Windlandschap E40

Over het plaatsen van windturbines in open ruimte gebieden zijn de meningen verdeeld. Men vindt dat aansnijden van open ruimtegebieden niet aanzien mag worden als gemakkelijksoplossing en het zal steeds goed onderbouwd moeten zijn en in overeenstemming met het hogere beleidskader. De lokale besturen vinden het vooral belangrijk dat de ruimtelijke draagkracht niet overschreden wordt. Dienst Onroerend Erfgoed wil geen windturbines in open, gave gebie- den, enkel een windakker in Wetteren/Melle vindt men aanvaardbaar.

De gemeente Aalter wil geen windturbines op haar grondgebied omdat het landschapsverstorende elementen zijn; men wil ook geen windbossen. Men stelt dat de provincie geen antwoord geeft op de vraag dat er agrarische bedrijven zullen moeten wijken en er geen alternatieven voor verplaatsing zijn. Ook de landbouwsector maakt voorbehoud bij (nieuwe) windbossen omwille van de grondinname; men vraagt zich wel af of het niet mogelijk is windturbines in te planten in bestaande bossen. De natuursector wil geen windturbines in bestaande bossen, maar maakt ook voorbehoud voor het aanplanten van

9657600

kleine landschapselementen omdat dit vleermuizen en vogels zou aantrekken die zo dichter bij de turbines komen. Er wordt een voorstel gedaan om in Aalter de zone tussen de kern van Aalter en de bossen rondom Maria-Aalter (zone tussen de spoorweg Brugge-Gent, de bossen van het Hooggoed en de straten Sterrewijk en Biesemstraat) te onderzoeken als alternatief voor de zone aan het Hooggoed.v

Met betrekking tot de windakker merkt de gemeente Nevele op dat de aanleg van een langsweg langs de E40 prioritair is om specifieke mobiliteitsproblemen in haar gemeente op te lossen; windturbines mogen zo'n langsweg niet hypo- thekeren. De gemeente Melle is geen voorstander van een windakker op grondgebied Melle/Wetteren omdat dit een volledige bezetting zou betekenen van de open ruimte tussen de E40 en Brusselsesteenweg en afbreuk doet aan het waardevol karakter rondom de kasteeldomeinen De Bueren en Ter Camere.

De gemeenten Sint-Lievens-Houtem en Erpe-Mere adviseren de windkouter zoals voorgesteld in de studie ongunstig omwille van de ruimtelijke draag- kracht; men vindt tien windturbines teveel. Men wijst op het belang van de koutergebieden in structuurplan en het gemeentelijk natuurontwikkelingsplan en het gaat ook om een relictgebied. Een kleinere cluster behoort evt. wel tot de mogelijkheden. Het Ruilverkavelingscomité van Sint-Lievens-Houtem wijst op de problematiek van lucratieve windcontracten op landbouwpercelen: het bemoeilijkt de kavelruil en dreigt het ruilverkavelingsproces te hypothekeren. Men dringt aan op een snelle en concrete beslissing van de provincie.

Ten slotte is het zo dat met betrekking tot beide scenario's heel wat instanties vragen hebben bij de concrete haalbaarheid van de voorgestelde scenario's, in het bijzonder met betrekking tot de Vlaremwetgeving. De windsector meent dat van de voorgestelde scenario's weinig zal overblijven indien de nieuwe normen op vlak van slagschaduw en geluid worden toegepast, maar ook lokale bestu- ren en bewoners menen dat de afstand tot bewoning te klein is om verant- woord te zijn (150m). Men vindt bijkomend milieuonderzoek absoluut nood- zakelijk.

 De combinatie van beide scenario's, duurzame bedrijventerreinen en turbines in open ruimte gebieden, werd niet onderzocht in de studie en zal verder bekeken moeten worden. We suggereren daarbij om te werken met drie projectzones, enerzijds omdat de combinatie van modellen in een gebied visueel interfereren, anderzijds omdat in de verschillende gebieden een specifieke problematiek speelt en verschil- lende actoren in het proces betrokken moeten worden.

Het gaat om volgende drie projectgebieden:

1) het gebied Aalter/Nevele met mogelijkheden voor windturbines op de bedrijventerreinen in het specifiek economisch knooppunt Aalter en windturbines in het open ruimte gebied te Aalter en Nevele; de betrokken actoren zijn o.m. de lokale besturen (Aalter en Nevele) en verder W&Z (ontwikkelaar Woestijne), de POM (bedrijventerreinen), de dienst Onroerend Erfgoed (landschap), Boerenbond en Natuurpunt (windbos), Elia en/of Eandis (aansluitbaarheid op net) Belgocontrol (vliegveiligheid) en de windsector;

2) het gebied Gent/Melle/ Wetteren met mogelijkheden voor wind- turbines op bedrijventerreinen in Gent, Melle en Wetteren en met voorstel van windakker te Melle/ Wetteren; de betrokken actoren zijn

9657600

o.m. de lokale besturen (Gent, Nevele, Wetteren, Melle), de beheer- structuur van het Eilandje Zwijnaarde, de POM, W&Z, Defensie (radar Semmerzake), de landbouw- en natuursector (open ruimte, tijarm), Elia en/of Eandis (aansluitbaarheid op het net), Belgocontrol (vliegveiligheid) en de windsector;

3) het gebied Aalst/Sint-Lievens-Houtem/Erpe-Mere met mogelijkheden voor windturbines in het stedelijk gebied Aalst (bedrijventerreinen Siezegemkouter, Erembodegem, andere stedelijke opportuniteiten) en in de open ruimte (windkouter); de betrokken actoren zijn o.m. de lokale besturen (Aalst, Sint-Lievens-Houtem, Erpe-Mere), de POM (bedrijven- terreinen), Onroerend Erfgoed (relictzone), de Vlaamse Landmaat- schappij (ruilverkaveling), de landbouw- en natuursector (open ruimte). Het zou zeker ook een meerwaarde zijn indien de vzw Molenslag in het proces zou participeren.

Voor elk van de drie clusters moet bekeken worden in welke mate een combinatie van scenario's landschappelijk verantwoord is en in welke mate turbines effectief geplaatst kunnen worden overeenkomstig de meest recente Vlaremwetgeving. Dit onderzoek kan gestructureerd gebeuren voor de drie zones als onderdeel van de reeds gegunde opdracht tot opmaak van een planMER voor de zone 'E40 van Aalter tot Aalst'.

Vraag 3 – Vraag naar projectmatige aanpak/flankerende maatregelen/ draag- vlak/fasering

Zowel uit de adviezen als uit de enquête blijkt duidelijk dat mensen en besturen vragende partij zijn voor een sturend optreden van de overheid op vlak van inrichting en beheer en op vlak van verdeling van de opbrengsten (resp. 67% en 70% enquête Maldegem-Eeklo en E40). Vragen en bemerkingen die uit het communicatietraject blijken hebben in grote lijnen betrekking op: het lokaal draagvlak en de eerlijke verdeling van lusten en lasten, de flankerende en landschapsmaatregelen en de fasering.

Als er één ding duidelijk blijkt uit de afgelopen communicatieronde is het wel dat álle actoren, zowel lokale besturen, administraties, windsector als midden- veldorganisaties, zeer veel belang hechten aan het creëren van het lokaal draagvlak voor windturbineprojecten. Vooral voor de lokale besturen is dit een zeer belangrijk aandachtspunt: indien er (lokaal) geen draagvlak gevonden kan worden zien vele gemeentebesturen het realiseren van windprojecten niet haalbaar; daarbij wordt verwezen naar eerdere vergunningsaanvragen met een veelheid aan bezwaarschriften.

Om dit draagvlak te bereiken onderschrijven veel actoren het belang van een eerlijke verdeling van lusten en lasten, andere actoren wijzen op het belang van een uitgebreid participatietraject. Daarbij wordt gesteld dat alle lokale actoren (lokale besturen, lokale bedrijven, terreinbeheerders, omwonenden, werkgevers en werknemers, enz) betrokken moeten worden in het traject. Sommige actoren zien rechtstreekse financiële participatie als een belangrijk instrument om lokaal draagvlak te creëren (via een coöperatief model).

Informatie en communicatie vinden alle actoren belangrijk: de provincie moet rekening houden met de vragen en bekommernissen van particulieren en diverse instanties; de direct betrokkenen uit de buurt moeten ernstig genomen worden en waar nodig in aparte overleggroepen worden samengebracht; lokale draagkracht kan niet indien er geen openheid is in het hele proces gaande van

9657600

informatie, medezeggingschap, communicatie van beslissing tot en met beheer en evaluatie van operationele turbineprojecten. Het ACV doet concrete sug- gesties: het oprichten van een meldpunt waar burgers met zowel algemene als specifieke vragen terecht kunnen, het oprichten van bewonersgroepen die als bevoorrechte partij kunnen optreden bij nieuwe projecten zoals ook overleg- groepen kunnen opgericht worden met werkgevers en werknemers in geval van windturbines op bedrijventerreinen.

 Het is van groot belang om in het vervolgtraject na te denken over de wijze waarop de verschillende actoren in het proces betrokken worden. Dit is zeker zo voor de lokale besturen maar ook voor lokale omwonenden en grondeigenaars. Mensen willen gehoord en begrepen worden en wanneer men ernstig omgaat met hun vragen en suggesties, kan er veel goodwill gecreëerd worden. Het is voor de overheid ook van belang om, naast lokale besturen, windsector en administraties, een gesprekspartner te hebben die de mening vertolkt van de lokale omwonenden en grondeigenaars en/of de onmiddellijke omgeving. Lokale besturen kunnen die rol niet altijd vervullen omdat ze soms toch andere aandachtspunten hebben. De medewerking en het constructief overleg met de vzw Leefbare Wind kan hier zeker als voor- beeld dienen. Ook in de andere regio's zou het een meerwaarde betekenen indien de lokale actiecomités in het proces zouden participeren.

Met betrekking tot verdeling van lusten en lasten vinden vele actoren het belangrijk dat er voldoende compensatie is voor de lokale gemeenschap en/of de omwonenden die rechtstreeks hinder ondervinden van de turbines. Mensen stellen vragen zoals: Hebben wij een rechtstreeks voordeel ? Hoe zullen lusten en lasten rechtvaardig verdeeld worden ? Is er een vergoeding voor waarde- vermindering van eigendommen in de onmiddellijke omgeving van turbines ? Sommige lokale besturen vinden dat de gemeentebesturen de kans moeten krijgen om te participeren in het project; met de opbrengsten kan de gemeente investeren in andere duurzame projecten. Andere actoren betwijfelen of de provincie wel kan komen tot een betere verdeling van lusten en lasten: de voorgestelde locaties situeren zich op privédomein en de projecten zullen mogelijks enkel privébelangen dienen. Verschillende actoren stellen dat wind- turbines idealiter op overheidsgronden worden gerealiseerd. De overheid zou de geschikte locaties moeten kunnen verwerven en ook wordt de mogelijkheid geopperd om te onteigenen voor algemeen nut (o.m. vanuit het principe dat wind van iedereen is).

Het ACV vraagt concreet dat de provincie een richtingkader opstelt per project waarbij (1) men bijv. maximum 1/3 van de exploitatiecapaciteit door privémaat- schappijen laat uitvoeren minimum 2/3 via een coöperatieve vereniging inzake hernieuwbare energie (Rescoop) en (2) men een kader aangeeft van mogelijk soorten besteding van middelen; het provinciaal kader zou moeten aangeven aan welk soort projecten deze winsten kunnen worden besteed, bijv. herinves- tering in hernieuwbare energieprojecten, landschapszorg ter plaatse, onder- steuning van collectieve voorzieningen in de buurt, ondersteuning van sociale economie (bijv. groene jobs) enz. Indien de provincie aangeeft over welk soort bestedingen het gaan, zou het lokaal bestuur moeten kunnen beslissen hoe- veel naar welk project gaat, beslissingen die jaarlijks kunnen verschillen of evolueren.

 Uit adviezen en bezwaren blijkt dat men een eerlijke verdeling van de opbrengsten van een windturbineproject belangrijk vindt maar er zijn veel vragen hoe dat concreet gerealiseerd kan worden. Er worden enkele voorstellen gedaan o.m. windturbines plaatsen op overheids- gronden, gerichte verwerving van geschikte gronden door de overheid,

9657600

geschikte locaties onteigenen voor algemeen belang, compensatie voorzien voor waardevermindering van nabijgelegen eigendommen, financiële participatie, een fonds ter financiering van de flankerende maatregelen, enz. Het is aan te bevelen om in het vervolgtraject duidelijkheid te creëren omtrent deze 'lokale return'. Daarbij is het van belang de betrokken actoren te betrekken, niet in het minst de wind- sector, maar ook de lokale besturen, omwonenden, lokale bedrijven, enz.

Heel wat vragen, bedenkingen suggesties hebben te maken met de landschap- pelijke maatregelen die in de windstudies worden voorgesteld. Er zijn er twee signalen te horen. Enerzijds vinden mensen het belangrijk dat een deel van de opbrengsten wordt geïnvesteerd in landschappelijke maatregelen zoals bijv. groenaanplantingen op perceelsranden (resp. 64% en 71% enquête Malde- gem-Eeklo en E40). Men wil wel duidelijkheid over wie dergelijke maatregelen zal betalen, realiseren, enz. ; men vindt het ook belangrijk dat realisaties op privégronden gebaseerd zijn op basis van vrijwilligheid. Anderzijds zijn er kri- tische geluiden te horen over het nut van landschapsmaatregelen. In dat geval gaat men er van uit dat bomen, dichtbij of veraf, de visuele impact van wind- turbines niet kunnen milderen. Vooral de landbouwsector staat huiverig tegen- over dergelijke maatregelen omwille van grondinname (bijv. windbos, bos- blokken). De bedenking wordt ook gemaakt dat groenaanplantingen in de omgeving van windturbines de energetische rendabiliteit van windturbines teniet doen (een ruwer oppervlak remt de windsnelheid af). Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling stelt dat indien men toch groenaanplantingen zou voorzien op landbouwpercelen er een gepaste vergoeding moet worden voorzien en/of een geschikte ruilgrond. In dit verband suggereert men dat de mogelijkheid van een 'miniruilverkaveling'. De dienst Onroerend Erfgoed gelooft meer in het beperken van de hoogte van windturbines dan in groen- aanplantingen. Het Agentschap Natuur en Bos stelt dat voorzichtig omge- sprongen moet worden met het aanbrengen van kleine landschapselementen en bosranden in de nabijheid van windturbines: vleermuizen volgens deze als bakens en dit brengt hen mogelijks dichtbij de turbines. De vzw Leefbare Wind vraagt dat er binnen een concentratiegebied gestreefd wordt naar een zo groot mogelijke uniformiteit, zelfde type, kleur,veiligheidsignalisatie.

 Ook hier is verder onderzoek aangewezen naar de wenselijkheid en/of noodzakelijkheid van landschapsmaatregelen, de milieu-impact en de concrete haalbaarheid ervan. Zo zal het duidelijk moeten worden wat, waar en door wie gerealiseerd moet worden. Zowel de land- als natuur- sector en de grondeigenaars zijn belangrijke gesprekspartners, maar ook de windsector is betrokken partij, cf. rendabiliteit van windturbines en evt. deels mede financieren van landschapsmaatregelen.

Tenslotte worden er ook bedenkingen en suggesties geformuleerd bij het pro- vinciale planningsproces zoals het totnogtoe verlopen is. Dit proces bestond uit bilateraal overleg met de diverse betrokken actoren, een enquête, verschil- lende infomomenten met panelgesprek, persberichten en reportages op AVS en TV Oost, enz. Ook hier zijn er twee signalen te horen.

Heel wat actoren vinden het planningsproces zoals het tot nog toe gevoerd is positief. De Vlaamse Windassociatie vindt het lovenswaardig dat de provincie ambitieus is, doelstellingen bepaalt en proactief de oefening maakt om te kijken wat mogelijk, wenselijk en haalbaar is. Men erkent dat de provincie op dit vlak een voortrekkersrol vervult en een voorbeeld is voor andere provincies. Het Agentschap Ruimtelijke Ordening vindt het een positieve aanzet om de inplan- ting van windturbines meer plangericht aan te pakken. Unizo apprecieert dat

9657600

het debat gevoerd wordt en verwijst naar de enquête en de infomomenten. Ook het Regionaal Welzijnsoverleg Meetjesland waardeert de inspanningen van de provincie om te komen tot een brede maatschappelijke toetsing.

Maar niet iedereen is even positief. Een aantal lokale besturen zijn ontgoocheld in het planningsproces zoals het totnogtoe gevoerd werd. De gemeente Malde- gem vindt dat de provincie geen respect betuigt voor geleverde inspanningen en geen rekening houdt met eerder geformuleerde adviezen of bezwaren. De gemeente Aalter vindt dat de provincie de bevolking niet op ernstige wijze raadpleegde, dat niet iedereen bij het proces werd betrokken en dat de aanpak van de provincie geen ruimte laat voor afwijkende meningen. De gemeente Melle vindt dat de communicatie op een gebrekkige manier gevoerd is: de communicatieperiode was veel te kort, men vindt het informatiemateriaal niet correct of toegankelijk en heeft kritiek op de enquête. Boerenbond en de Landelijke Gilde Gewest Eeklo vinden de enquête te gestuurd en de windkrant niet objectief. Het is een instrument dat enkel kan leiden naar voorstanders van een turbineproject.

 Uit voorgaande blijkt dat het van groot belang is de betrokken actoren vroeg in het proces te betrekken en steeds goed na te denken over de communicatiemiddelen die worden ingezet… Desondanks kan het afgelopen traject als positief worden geëvalueerd. De opkomst op de infomomenten was goed en ook de enquête werd goed ingevuld wat wijst op grote betrokkenheid. Er was ook ruime persbelangstelling. De opzet om een debat te organiseren rond het inplanten van windturbines en de wijze waarop is in ieder geval geslaagd. Een belangrijk aan- dachtspunt in het verdere traject is de houding van de lokale besturen die op belangrijke wijze de toon aangeven in het publiek debat. Het is absoluut van belang de lokale besturen in het proces wezenlijk te betrekken; hier dienen extra inspanningen geleverd te worden.

Conclusie

Op basis van de input die verkregen werd van burgers, lokale besturen, administraties, belangen- en sectororganisaties en de wind-, distributie en transportsector kan besloten worden dat het wenselijk is het proces tot verfijning van de zoekzones 'Maldegem-Eeklo' en 'E40 van Aalter tot Aalst' verder te zetten. Dat wil zeggen: er is verder milieuonderzoek nodig om na te gaan in welke mate de voorgestelde scenario's milieukundig en feitelijk haalbaar zijn. Ook de voorgestelde landschappelijke maatregelen dienen geëvalueerd op hun nut, milieu-impact en concrete haalbaarheid.

Voor de zone Maldegem-Eeklo lijkt het lineaire scenario het meest realistische, maar er dienen verschillende varianten onderzocht te worden (een enkele rij, een dubbele rij, fasering, enz); ook het rasterscenario kan in de planMER als variant worden onderzocht maar lijkt nu al minder haalbaar. Ook voor de zone E40 is bijkomend onderzoek nodig, niet alleen om na te gaan in welke mate de voorgestelde scenario's milieukundig haalbaar zijn, maar ook de combinatie van windturbines op bedrijventerreinen of in open ruimtegebieden dient voor de drie projectzones Aalter-Nevele, Gent-Melle-Wetteren en Aalst-Sint-Lievens- Houtem-Erpe-Mere onderzocht te worden.

Ten slotte zal de komende maanden duidelijk moeten worden hoe de projecten feitelijk gerealiseerd kunnen worden: Is er mogelijkheid om windturbines te realiseren op overheidsgrond ? Kan er lokaal een (financiële) meerwaarde gerealiseerd kan worden en hoe ziet die er dan uit ? Op welke wijze kunnen gemeenten, burgers en lokale bedrijven (financieel) participeren in het project ? Deze vragen dienen heel concreet beantwoord te worden.

9657600

Op basis van de huidige gegevens is het onmogelijk om tot een definitief scenario en projectvoorstel voor beide zoekzones te komen, verder (milieu)- onderzoek is noodzakelijk. Toch is het van belang de onderzoeksperiode zo kort mogelijk te houden rekening houdende met de snel evoluerende sector en lopende vergunningsaanvragen.

Anderzijds moet er voldoende tijd en ruimte zijn voor inspraak en participatie. Er zal goed moeten worden nagedacht hoe de verschillende actoren in het proces betrokken worden en op welke wijze er gecommuniceerd zal worden (instrumenten, tijdspanne, enz). De lokale besturen moeten wezenlijk in het proces betrokken te worden, hier dienen extra inspanningen te gebeuren. Het afgelopen communicatietraject toonde ook duidelijk aan dat het een absolute meerwaarde is indien de lokale actiecomités in het participatietraject betrokken zijn. **********

Wil kennis nemen van deze analyse en beslissen of het proces ter verfijning van de zoekzones Maldegem-Eeklo en E40 van Aalter tot Aalter verder gezet kan worden o.v.v. bijkomend (milieu)onderzoek naar de verschillende scenario's, de flankerende en landschappelijke maatregelen en de concrete realisatiemogelijkheden van een concentratiezone.

Gent, .

namens de Deputatie:

de provinciegriffier, de bevoegde gedeputeerde, Albert De Smet Marc De Buck

9657600