Interview Kees Verkerk
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Pionier Henk van der Grift bezorgde Nederland schaatskoorts (door David Bakker en Jan van Pelt) Mocht er ooit één man ‘verantwoordelijk’ worden gehouden voor de vele Nederlandse schaatssuccessen, dan is het wel Henk van der Grift. De in Breukelen geboren en getogen schaatser maakte pas in 1960, op 25-jarige leeftijd, zijn internationale debuut tijdens het Europees kampioenschap allround in Oslo. Mede door een misslag op de 500 meter, wist hij zich niet te kwalificeren voor de slotafstand, de 10.000 meter. Op het daaropvolgende wereldkampioenschap in Davos lukte dat wel en werd Henk fraai 11e in het eindklassement. Vanwege de ijsloze winters eind vijftiger jaren verhuisde hij, samen met zijn verloofde Reyka van Zijtveld, naar het Noorse Fagernes, zo’n 190 km ten noordwesten van Oslo. Op een zelfgemaakt baantje, zowat 150 meter lang, in een adembenemend decor, kon de specialist op de kortere afstanden in alle rust schaven aan zijn conditie en duurvermogen. De trainingsarbeid betaalde zich al direct uit op het eerstvolgende EK in de Finse hoofdstad Helsinki, waar Henk als tweede eindigde achter de Rus Viktor Kositsjkin. Twee weken later veroverde de Breukelaar zelfs de wereldtitel in het Zweedse Göteborg. De laatste die dit kunstje flikte voor ons land was Coen de Koning in 1905. Nederland was op slag schaatsgek met Henk van der Grift als de ultieme held. Onwillekeurig legde hij hiermee het fundament voor de successen van Ard en Keessie en de volgende generaties topschaatsers. Stobbeklûners Jan en David togen naar Henks huidige woonplaats Hedel om één van hun eerste schaatshelden te bevragen over zijn rijke schaatsverleden en de schaatssport an sich. - Vlak voordat we in ’t Gelderse Hedel arriveren, stopt het met miezeren en probeert een flets zonnetje door het grijze wolkendek heen te prikken. Een Noorse vlag pronkt hoog in de tuin. Hier woont de oudste nog levende, Nederlandse wereldkampioen schaatsen. Met een flukse beweging opent de gastheer de voordeur en heet ons hartelijk welkom. Bij het zien van de uitgeprinte foto’s ontspint zich in het voorportaal reeds een levendige discussie die pas drie-en-een-half uur later en vier bakken koffie met koek verder, zal eindigen. Henk van der Grift, geboren 25 december 1935 op de boerderij ‘Grifstenstein’ in Breukelen, leerde het schaatsen op de nabijgelegen vijver van Kasteel Nijenrode. Het gezin telde reeds drie dochters en één zoon. Het besef een uiterst getalenteerde schaatser te zijn was er in het geheel niet. “Het was het laatste jaar van de oorlog, de strenge winter van 1944-1945. We hadden in Breukelen wel een ijsclub, maar geen ijsbaan. Het gebied rondom Breukelen hadden de Duitsers laten onderlopen, het was inundatiegebied. Vanwege het gebrek aan brandstof waren er extra lange schoolvakanties, waardoor we veelvuldig op het ijs waren te vinden. Je moest toch wat in die tijd,” vertelt Van der Grift. “Na de oorlog hadden we een ijsbaan in ons dorp, althans als het voldoende vroor. Zodra er ijs was, werd er een wedstrijd georganiseerd. Daaraan deed ook Joop Bosman mee, de winnaar van de Elfstedentocht van 1947. Op een ongedwongen manier maakten we ons zo de schaatstechniek eigen.” In 1954 doet Van der Grift, samen met een aantal dorpsgenoten, mee aan de Elfstedentocht. “Ik was net 18 jaar geworden en was dus oud genoeg om mee te mogen doen aan de tocht. Ik wist van niks, alléén dat ik een krant onder mijn hemd moest doen om de kou tegen te gaan.” Van der Grift bevindt zich in de tweede groep als hij geconfronteerd wordt met slecht ijs op het van Harinxmakanaal. Daarna wordt het ijs beter en gaat het tempo omhoog. Op het Slotermeer struikelt de jeugdige Van der Grift over een strootje en verliest hij contact met de groep. “Ik kon er niet meer bij komen. Ik deed wat ik kon, maar viel keer op keer opnieuw. Op een gegeven moment, in de buurt van Hindeloopen, brak de punt van mijn schaats af en moest ik opgeven”, verzucht hij. Enkele dagen later laat hij zien wat zijn mogelijkheden zijn. In de Ronde van Loosdrecht eindigt Van der Grift als derde, achter Anton Verhoeven en Frits Vollenbroek, beiden gelouterde langeafstandsschaatsers. “Met de Elfstedentocht is het allemaal begonnen”, bekent hij. “Pas toen realiseerde ik me dat ik met de besten meekon. 4 Later in datzelfde jaar wordt Van der Grift ook nog kampioen van zijn provincie Utrecht. Bij dat provinciale kampioenschap in Ankeveen ontmoet hij ook zijn latere echtgenote Reyka van Zijtveld uit Westbroek. De twee zouden heel hun leven onafscheidelijk blijven. Na zijn overwinning in het provinciaal kampioenschap ontvangt Van der Grift een uitnodiging van de NVBHS (Nederlandse Vereniging tot Bevordering van het Hardrijden op de Schaats), de organisatie die in 1929 was opgericht uit onvrede binnen de KNSB-gelederen, om de conditietraining op het CIOS in Overveen te volgen. Vanaf pakweg half mei krijgt men van drie tot vijf uur ’s middags training van Ben Holleboom. Speciale trainingsschema’s per individu zijn er dan nog niet. Zo is fietsen ten strengste verboden en ook zwemmen behoort niet tot de gangbare trainingsarbeid. Beide disciplines zouden volgens Holleboom, in het dagelijks leven gymnastiekleraar, een ‘verkeerd effect’ hebben op de fysieke gesteldheid van de sporters. De schaatsers moeten twee uur lang zwoegen. Zeer pittige heuveltrainingen, uitputtende sprintoefeningen en dat keer op keer, zorgen er steevast voor dat de sporters ’s avonds bekaf en vroeg in bed kruipen. “De trainers waren enthousiast, maar niet bepaald goed onderlegd”, verduidelijkt Van der Grift. De loodzware trainingen eisen bij velen hun tol. Bij metingen eind augustus blijkt dat sommige schaatsers 5 tot wel 6 pond zijn afgevallen. Vanwege het gebrek aan ijs in de winters van 1956-1957 alsook 1957-1958 mogen de schaatsers een maand naar het Noorse Hamar. Daar traint men mee met de grote jongens van de Koninklijke Nederlandse Schaatsenrijders Bond, de KNSB. De kosten, variërend van 125 tot 500 gulden, moet men uit eigen zak betalen. Aan zakgeld krijgt men 1 gulden per dag. Foto: Henk van der Grift in actie tijdens een trainingswedstrijd in het Noorse Hamar (1961). 5 In het seizoen 1958-1959 vertrekken de schaatsers wederom naar Noorwegen voor een trainingskamp. Piet Zwanenburg verzorgt de trainingen, Klaas Schenk wordt aangesteld als coach. Zwanenburg, door zijn pupillen ‘ome Piet’ genoemd, werkt bij de gemeente en heeft ’s winters tijd over om de schaatstalenten van Nederland trainingtechnisch bij te spijkeren. “Piet heeft zijn uiterste best gedaan”, beweert Van der Grift. “Maar hij schoot tekort om onze techniek te verfijnen, te verbeteren ook.” Jan Pesman is in die tijd de gevierde man en vaak rijdt Van der Grift achter hem aan om zijn slag te analyseren en vervolgens te kopiëren. “Uit de heup rijden, achterop zitten”, schreeuwt de lange Groninger dan dikwijls tegen hem. Hans Engnestangen, de wereldkampioen allround van 1933 en woonachtig in de buurt van Hamar, stak de Nederlanders indertijd de helpende hand toe. “Hans was een prima vent”, zo laat Van der Grift weten. “Hij leerde ons met name hoe het meest efficiënt te starten.” Het seizoen erna, 1959-1960, ligt er wederom geen ijs in Nederland. In dat jaar staan ook de Olympische Spelen van Squaw Valley in Amerika op de rol. ‘Tegenwoordig moet alles wijken voor de Winterspelen’, verduidelijkt van der Grift, ‘maar toen was het gewoon een wedstrijd als alle andere’. In januari 1960 wordt het Europees Kampioenschap verreden in het Bislettstadion in Oslo. Het is het eerste internationale toernooi waarvoor Van der Grift zich heeft weten te plaatsen. Hij is gebrand op een goed resultaat. In de jaren daarvoor was hij door de KNSB nimmer uitgenodigd om een EK of WK te rijden, ofschoon hij zich regelmatig voorin de klassementen nestelde. “Mijn 5000 meter was toen niet bepaald goed waardoor ik me, zo dacht men, toch niet zou plaatsen voor de 10”, legt hij uit. “Men speelde op zeker.” Als gevolg van een misslag op de 500 meter verspeelt Van der Grift direct veel tijd en punten, maar desondanks eindigt hij als vijfde op de sprintafstand. De daaropvolgende 5000 meter besluit hij als 24ste, hetgeen te weinig is om op de slotafstand uit te komen. Een tikkie teleurgesteld gaat de flyer uit Breukelen met de ploeg naar Davos om zich voor te bereiden op het WK allround. Daar lukt plaatsing voor de beste 16 wel. Met het oog op de komende Spelen had hij van coach Klaas Schenk de opdracht gekregen om de 10 kilometer ‘rustig aan’ te rijden. Hierdoor wordt hem een kans op een goede eindklassering ontnomen. Desalniettemin sluit Van der Grift het toernooi af als 11e, een alleszins acceptabel resultaat. En dan dienen de Winterspelen zich aan, heden ten dage hét ultieme strijdtoneel voor alle sporters. “Het liep voor geen meter”, klinkt het spijtig. “Ik had me er veel van voorgesteld, maar ik had gewoon de macht niet. Het was het allemaal nét niet.” Van der Grift finisht op de 500 meter eervol als gedeeld 10e. Op de 1500 meter gooit een val roet in het eten en gaan de Spelen van 1960 als een nachtkaars uit. Het zou later blijken hét omslagpunt te zijn. Henk is ervan overtuigd, dat wil hij resultaat gaan boeken, hij de training anders zal moeten aanpakken. In Fagernes heeft hij inmiddels kennis gemaakt met Helge Vikersveen, starter van de plaatselijke club. “Je moet naar Noorwegen komen, dan kan je al in oktober met de ijstraining gaan beginnen”, stelt hij voor. Van de lokale garagehouder verneemt Henk dat hij hem als automonteur kan gebruiken. Reyka zou werk kunnen vinden in Hotell Central, het onderkomen van de Oranje-equipe tijdens trainingskampen. Reyka zelf weet nog van niets.