Project Landzicht te . Archeologienota

E.N.A. Heirbaut M.J. Nicasie

Colofon

Titel: Project Landzicht te Wuustwezel. Archeologienota. Auteur: Elly N.A. Heirbaut & Martijn J. Nicasie Grafische illustraties/GIS: Elly N.A. Heirbaut

Rapportnummer: LAReS-rapport 32

Opdrachtgever: Steen Vastgoed N.V.

Projectleider/erkend archeoloog: Elly N.A. Heirbaut Uitvoerder: LAReS, Lowlands Archaeological Research Service Vestiging: Rozenlaan 15, 2980 Halle-

Publicatiedatum: 23 mei 2017 Publicatieplaats: Halle-Zoersel

Illustratieverantwoording voorblad: uitsnede uit de Ferrariskaart.

© LAReS. Niets uit deze uitgave mag zonder bronvermelding worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door print-outs, kopieën, of op welke andere manier dan ook.

2

Deel I. Resultaten van het vooronderzoek: Bredabaan 428, 2990 Wuustwezel

1 INLEIDING 5

1.2 RANDVOORWAARDEN 6 1.2 TECHNISCHE FICHE/ADMINISTRATIEVE GEGEVENS 7

2 VRAAGSTELLINGEN 8

3 METHODIEK VAN HET ONDERZOEK 9

3.1 ONDERZOEKSMETHODIEK 9 3.2 RAPPORTAGE EN AFBEELDINGEN 10

4 BESCHRIJVING VAN DE GEPLANDE WERKZAAMHEDEN 11

4.1 BESTAANDE TOESTAND 11 4.2 NIEUWE TOESTAND 12 5.1 ARCHEOLOGISCHE VOORKENNIS 14 5.2 HISTORISCHE (CARTOGRAFISCHE) BRONNEN 14 5.3 LUCHTFOTOGRAFIE 20 5.4 GEO(MORFO)LOGIE EN BODEM 23 5.4.1 DIGITAAL HOOGTEMODEL VLAANDEREN II 23 5.4.2 TERTIAIR GEOLOGISCHE KAART 23 5.4.3 QUARTAIR GEOLOGISCHE KAART 23 5.4.4 BODEMKAART VLAANDEREN 25 5.4.5 POTENTIËLE BODEMEROSIEKAART EN BODEMBEDEKKINGSKAART 25 5.5 ARCHEOLOGISCHE BRONNEN 27

6 SYNTHESE 31

6.1 SYNTHESE VOOR GESPECIALISEERD PUBLIEK 31 6.1.1 ANALYSE EN CONCLUSIE 31 6.1.2 IMPACT VAN DE GEPLANDE WERKEN 34 6.1.3 AANBEVELING EN KENNISVERMEERDERINGSPOTENTIEEL 35 6.2 SYNTHESE VOOR NIET-GESPECIALISEERD PUBLIEK 36

LITERATUUR 38

GERAADPLEEGDE WEBSITES 38 GERAADPLEEGDE LITERATUUR 38

LIJST VAN FIGUREN 39

LIJST VAN BIJLAGEN 40

3

4

1 Inleiding

Het plangebied, bestaande uit drie kadastrale percelen, is gelegen in de gemeente Wuustwezel, op enige afstand ten noordwesten van de dorpskern van Wuustwezel. Hoewel nominaal gelegen aan de Bredabaan ligt het plangebied ongeveer 80 m ten westen ervan, geheel omsloten door percelen met recente bebouwing. Thans staan in het plangebied twee woningen uit de jaren zestig van de 20e eeuw. Deze zullen worden afgebroken en het plangebied zal worden herontwikkeld tot een woonerflocatie met een twaalftal eengezinswoningen in aaneengesloten bebouwing, in overeenstemming met de omliggende bebouwing. De smalle toegangsweg tot de Bredabaan zal behouden blijven als voet- en fietsweg; het perceel zal voor autoverkeer worden ontsloten via de J. Breydelstraat.

Figuur 1. Kadasterkaart met aanduiding onderzoeksgebied. ©GEOPUNT/EH

Het doel van het onderzoek is het verkrijgen van een bekrachtigde archeologienota naar aanleiding van een stedenbouwkundige vergunning. Het onderzoek (projectcode 2017C221) werd uitgevoerd door een erkend archeoloog, conform de Code van Goede Praktijk. Onderhavige archeologienota bestaat uit twee delen: een verslag van de resultaten van het vooronderzoek (deel I) en het daaruit voortvloeiende programma van maatregelen (deel II).

Het onderzoek omvat in de eerste plaats een bureauonderzoek. Hierbij wordt nagegaan welke mogelijke archeologische en cultuurhistorische waarden zich binnen het projectgebied bevinden. Op basis van de resultaten van dit bureauonderzoek wordt geëvalueerd in hoeverre er voldoende informatie voorhanden is om tot 5 bovengenoemde doelstelling te bekomen, of dat er bijkomend vooronderzoek in een andere vorm (al dan niet met bodemingreep) noodzakelijk is. Het verslag van de resultaten van het vooronderzoek omvat naast deze inleiding nog vijf hoofdstukken. In hoofdstuk 2 worden de vraagstellingen die voor dit onderzoek relevant zijn, opgesomd. Deze vraagstellingen zullen in hoofdstuk 6 beantwoord worden, in zoverre als mogelijk op basis van de resultaten van het vooronderzoek. De gehanteerde werkwijze en onderzoeksstrategie worden in hoofdstuk 3 beschreven. Hier wordt ook de gemaakte selectie inzake bronnen verantwoord (cf. de Code van Goede Praktijk, par. 12.5.2.1). De geplande werkzaamheden worden in hoofdstuk 4 beschreven. Hierbij is van groot belang dat duidelijk wordt in hoeverre de werken impact zullen hebben op het (eventueel aanwezige) bodemarchief. Hoofdstuk 5 vormt de weerslag van de resultaten van het bureauonderzoek (assessment), gebaseerd op een exhaustieve studie van het beschikbare kaartmateriaal, de historische en archeologische bronnen. In dit hoofdstuk wordt geëvalueerd wat de archeologische potentie van het plangebied is. In hoofdstuk 6 wordt een synthese gevormd op basis van het assessment, waarin de onderzoeksvragen beantwoord worden, en wordt ook geïnformeerd over de eventuele kennisvermeerdering die het plangebied kan opleveren. Verder wordt nagegaan in hoeverre de eventuele archeologische en cultuurhistorische waarden aangetast kunnen/zullen worden door de geplande werkzaamheden. Het eerste deel wordt afgesloten met de bibliografie en bijlagen. Het tweede deel omvat een gemotiveerd advies omtrent het vervolgtraject (programma van maatregelen).

1.2 Randvoorwaarden Het terrein is thans bebouwd met twee eengezinswoningen uit de jaren zestig van de 20e eeuw. Het resterende gedeelte is ingericht als tuin en begroeid met heesters en bomen. De begroeiing maakt een archeologische veldkartering (prospectie) onmogelijk. Archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem kan omwille van enkele redenen nog niet uitgevoerd worden. De eerste reden is financieel van aard: indien op dit moment reeds archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem van welke aard ook uitgevoerd moet worden, wordt dit beschouwd als een financieel risico voor de opdrachtgever voorafgaand aan het verkrijgen van de stedenbouwkundige vergunning. Bovendien is het terrein niet toegankelijk voor archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem door middel van proefputten dan wel proefsleuven, dit door de begroeiing en de bebouwing. De sloopvergunning is opgenomen in de stedenbouwkundige vergunning. Dit onderzoek zal bijgevolg in een uitgesteld traject moeten worden uitgevoerd. Voor het gebied is een Inventarisatie en Waardebepaling Bomen opgesteld.1 Hieruit blijkt dat op het terrein acht zeer waardevolle bomen en één waardevolle boom staan die behouden dienen te blijven. Bij een archeologisch onderzoek met ingreep in de bodem moet derhalve met de locatie van deze bomen rekening gehouden worden.

1 Possemiers 2017. 6

1.2 Technische fiche/administratieve gegevens

Naam site Landzicht Ligging Bredabaan 428, 2990 Wuustwezel, provincie Antwerpen Kadastrale gegevens Wuustwezel, Eerste Afdeling, Sectie D, nrs. 0920/00F000, 0920/00G000, 0917/00T006. Bounding Box X Y 164548,849 231812,434 166248,849 231812,434 164548,849 230822,434 166248,8492 30822,434 Onderzoek Archeologisch en geschiedkundig bureauonderzoek Projectcode 2017C221 Opdrachtgever Steen Vastgoed N.V. Contactpersoon opdrachtgever de heer J. Goossens Uitvoerders/actoren Elly N.A. Heirbaut, LAReS M.J. Nicasie Erkend archeoloog Elly N.A. Heirbaut: OE/ERK/Archeoloog/2016/00162 Geraadpleegd extern Leendert Van Der Meij Nummer wettelijk depot Niet van toepassing Termijn 4-18 mei 2017 Geplande ingreep sloop huidige bebouwing en begroeiing; nieuwbouw Oppervlakte plangebied 4.916,29 m2 Geldende wetgeving en voorwaarden Het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 en het Onroerenderfgoedbesluit van 16 mei 2014. De nota werd opgesteld overeenkomstig de Code van Goede Praktijk. De totale oppervlakte van de kadastrale percelen waarop de aanvraag betrekking heeft, bedraagt 3000 m² of meer, zoals bepaald in artikel 5.4.2 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013. Randvoorwaarden Het plangebied is op dit moment bebouwd en bewoond. Bovendien is het plangebied begroeid met talrijke bomen en heesters. Naast de fysieke ontoegankelijkheid, is het uitvoeren van eender welk archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem een financieel risico voorafgaand aan het verkrijgen van de stedenbouwkundige vergunning. In het uitgesteld traject dient rekening gehouden te worden met negen behoudenswaardige bomen die bij archeologisch onderzoek ontzien dienen te worden. Doelstelling Het doel van deze archeologienota is om via de tot op heden beschikbare bronnen (bureauonderzoek) na te gaan wat het archeologische potentieel van het projectgebied is, wat de mogelijke bedreigingen zijn voor het eventueel aanwezige bodemarchief, en hoe hiermee dient omgegaan te worden. Thesaurus Archeologienota, bureauonderzoek, archeologisch vooronderzoek in uitgesteld traject

7

2 Vraagstellingen

In het kader van dit bureauonderzoek zijn van tevoren enkele vragen geformuleerd waarop het onderzoek antwoord tracht te vinden.

1. Welke aanwijzingen bevatten de bestaande bronnen over het archeologische en cultuurhistorische potentieel van het terrein? 2. Welke archeologische sites zijn bekend in of nabij het projectgebied? 3. Wat is de landschapshistoriek/evolutie in gebruik van het terrein? 4. Wat is de impact van de geplande werken? 5. Levert het huidige bronnenmateriaal voldoende informatie op of is er aanvullend vooronderzoek (al dan niet met ingreep in de bodem) nodig? In het laatste geval: welke methode levert het meeste informatie op? Welke onderzoeksstrategie moet toegepast worden in het uitgesteld traject?

8

3 Methodiek van het onderzoek

3.1 Onderzoeksmethodiek Om na te gaan of er archeologische en cultuurhistorische waarden in het plangebied aanwezig zijn en om een antwoord te kunnen geven op de in hoofdstuk 2 geformuleerde vraagstellingen, is een bureauonderzoek uitgevoerd. Hierbij zijn verschillende soorten bronnen geraadpleegd, die in hoofdstuk 5 besproken zullen worden (assessment). De meeste bronnen zijn online beschikbaar gesteld door de Vlaamse Overheid.

Om de landschapshistoriek van het projectgebied te onderzoeken zijn de bodemkaart, bodemgebruikskaart, erosiegevoeligheidskaart, tertiair geologische kaart en quartair geologische kaart geraadpleegd. Deze zijn online te raadplegen in de databases van Geopunt Vlaanderen (www.geopunt.be) en in de Databank Ondergrond Vlaanderen (www.dov.vlaanderen.be). Om een beeld te krijgen van de historische ontwikkeling van het plangebied zijn de beschikbare historische en topografische kaarten geraadpleegd. De gegeorefereerde historische kaarten, dit zijn de kaart van Frickx (1712), de kaart van de Ferraris (1771- 1778), de Atlas der Buurtwegen (1841) en de kaart van Vandermaelen (1846-1854), kunnen geraadpleegd worden op het online Geoportaal Onroerend Erfgoed (www.geo.onroerenderfgoed.be); de kaart van Popp (1842-1879) en de kaarten van het Ministerie van Openbare Werken en Wederopbouw (1950-1970) zijn voor dit plangebied niet beschikbaar. Verder is ook de huidige topografische kaart bestudeerd. Op dezelfde website zijn ook verschillende 20e- en 21e-eeuwse luchtfoto’s te raadplegen. Daarnaast is gebruik gemaakt van ander historisch kaartmateriaal, o.a. uit de Koninklijke Bibliotheek te Brussel, dat is in te zien via de website van Cartesius (www.cartesius.be). Voor de historische bronnen is gebruik gemaakt van de inventaris onroerend erfgoed en van schriftelijke bronnen. De combinatie van historische bronnen, historische kaarten, topografische kaarten en luchtfoto’s zorgt ervoor dat de ontwikkeling van het projectgebied en de ruimere omgeving vanaf de 18e eeuw tot het heden goed in beeld gebracht kan worden. Om ook zicht te krijgen op de perioden vóór de 18e eeuw is onderzocht of er zich in en/of nabij het plangebied archeologische resten in de ondergrond bevinden of reeds zijn onderzocht. Om dit te kunnen bepalen, zijn voornamelijk de online beschikbare gegevens geanalyseerd. Hierbij is in eerste instantie de database van de Centrale Archeologische Inventaris (CAI; www.cai.onroerenderfgoed.be) bevraagd. Hierbij moet opgemerkt worden dat de CAI niet volledig is en geen garantie biedt op de aan- of afwezigheid van een eventuele archeologische site. Ook is www.inventaris.onroerenderfgoed.be geraadpleegd voor het plangebied en de ruimere omgeving.

Naast het onderzoek naar de historische ontwikkeling van het gebied en de reeds gekarteerde archeologische vindplaatsen, dienen ook de geplande werkzaamheden en de (eventueel) hierbij horende verstoringen in kaart gebracht te worden. De beschrijvingen gebeuren op basis van de plannen en schetsen die de opdrachtgever ter beschikking heeft gesteld (hoofdstuk 4). Hiertoe behoren de plannen van de bestaande bebouwing (“bestaande toestand”) en de bouwtekeningen van het te realiseren project 9

(“nieuwe toestand”).

Op basis van alle beschikbare gegevens is tenslotte een conclusie getrokken omtrent de kans op de aanwezigheid van archeologisch erfgoed met een groot potentieel tot kennisvermeerdering, en de eventuele intactheid van een al dan niet aanwezige archeologische site (hoofdstuk 6). Hieruit vloeit een advies omtrent eventuele vervolgstappen die genomen moeten worden.

3.2 Rapportage en afbeeldingen De indeling in hoofdstukken is reeds eerder beschreven. Wat betreft de afbeeldingen die in deze archeologienota zijn opgenomen, geldt dat zij alle zijn afgebeeld op klein formaat omwille van de opmaak van de tekst. Hierdoor is het mogelijk dat bepaalde details minder goed leesbaar zijn. Deze plannen zijn als bijlagen (pdf) opgenomen: deze bestanden zijn goed raadpleegbaar en kunnen tot op groot formaat uitgezoomd worden, waardoor de details die op de afbeeldingen in de tekst minder zichtbaar zijn, hier wel goed zichtbaar zijn.

De kaarten die gemaakt zijn op basis van de beschikbare bodemkaarten, luchtfoto’s en CAI zijn zoveel mogelijk op eenzelfde schaal vervaardigd (zie ook figurenlijst). Omwille van de duidelijkheid (vb. situeren van het plangebied ten opzichte van de omringende omgeving) kan hiervan afgeweken zijn. Historische kaarten zijn op een andere schaal gemaakt om zo ook zicht te geven op een groter gebied, of juist in te zoomen op details.

De in deze archeologienota opgenomen bouwplannen zijn afgebeeld met toezegging van de opdrachtgever.

10

4 Beschrijving van de geplande werkzaamheden

4.1 Bestaande toestand Het plangebied ligt op korte afstand noordwestelijk van de oude dorpskern van Wuustwezel. Aan weerszijden van de toegangsweg naar de Bredabaan en daaraan gelegen is bedrijvigheid, maar voor het overige wordt het plangebied omgeven door kleinere kavels met woonhuizen, in open, halfopen of aaneengesloten bebouwing. De tuinen van deze woonhuizen grenzen aan drie zijden aan het plangebied. Op het gewestplan is het gebied aangeduid als woonuitbreidingsgebied.

Figuur 2. Bestaande situatie. © STEEN VASTGOED

Het plangebied bestaat uit drie kadastrale percelen met een gezamenlijke oppervlakte van 4.916,29 m² (bijlage 1). Twee vormen een min of meer rechthoekig terrein, het derde is feitelijk de weg die de andere twee percelen verbindt met de Bredabaan. Deze heeft de vorm van een met steenslag verharde oprit van ongeveer 80 m lang, die met coniferen is omzoomd. Het eigenlijke bouwperceel is thans bebouwd met twee woningen uit de jaren zestig van de 20e eeuw, waaronder het landhuis “Landzicht” centraal op het terrein. De andere woning, een langgerekte bungalow met aangebouwde garage, staat ten noorden van het landhuis met de achterzijde langs de noordoostelijke zoom van het terrein. Bouwplannen van beide woningen ontbreken, en de gegevens over de opbouw ervan zijn summier. De vloer van het landhuis ligt ongeveer 0,5 m boven het maaiveld, en heeft onder de vloer een verluchtingsruimte die ca. 0,5 m hoog is. Alleen rechts vooraan bevindt zich een kleine kelder van ca. 2 x 2 m, die ongeveer 2 m diep is. De andere woning heeft een vloer die op volle grond is gebouwd en heeft achteraan een kelder van ca. 10 x 15 m, die ook ongeveer 2 m diep is.2

2 Bouwtekeningen van deze woningen zijn niet beschikbaar. De informatie is slechts mondeling verkregen, de precieze ligging van deze kelders is niet op een plan weergegeven. 11

Daarnaast staan op het terrein twee tuinbergingen, een achter het landhuis, centraal op het terrein, en een kleinere in de uiterste noordwesthoek ervan (fig. 2). De huizen zijn bereikbaar via een voortzetting van de oprit langs de noordoostelijke rand van het terrein. Het overige terrein is ingericht als tuin, maar enigszins verwilderd. Centraal gelegen voor “Landzicht” is een open plek met een gazon. Daaromheen en elders op het terrein staan vele heesters en bomen, waarvan vijf rode beuken, drie zomerlindes en een jonge olm zijn aangewezen als (zeer) waardevol en behouden moeten blijven. De overige bomen en begroeiing zullen worden verwijderd.

4.2 Nieuwe toestand De plannen voorzien in de sloop van de aanwezige bebouwing en verwijdering van de begroeiing, met uitzondering van de negen als (zeer) waardevol aangeduide bomen (vijf rode beuken, drie zomerlinden en een olm). Met uitzondering van een rode beuk, die iets meer centraal op het terrein staat, staan de te behouden bomen langs de randen van het plangebied.

Figuur 3. Inplantingsplan. © STEEN VASTGOED

In het plangebied zullen in twee blokken met twaalf eengezinswoningen worden opgericht in aaneengesloten bebouwing (fig. 3; bijlage 2). Het noordelijkste blok zal bestaan uit vijf woningen, het meer zuidelijk gelegen blok uit zeven. De blokken zullen in elkaars verlengde worden gebouwd, met een gelijke oriëntatie als de woningen die thans langs de J. Breydelstraat staan. De woningen staan min of meer centraal op langgerekte loten. Aan de noordoostzijde bevindt zich telkens een tuinzone met een diepte van ongeveer 8,7 m. Aan de zuidwestzijde hebben de woningen een tuin met een diepte van ongeveer 4,8 m, afgesloten met een berging. Daarachter ligt de nieuwe

12 ontsluitingsweg. Aan de overzijde van deze weg, langs de zuidwestelijke zoom van het plangebied, zullen vier carports voor in totaal twintig auto’s worden opgericht. Aangaande de te bouwen woningen zijn nog slechts de voorlopige bouwplannen bekend maar hier zouden geen zeer ingrijpende veranderingen meer in aangebracht worden - hooguit op detailniveau. De woningen worden voorzien van kruipruimtes, er worden vooralsnog geen volwaardige kelders voorzien. De funderingen zullen reiken tot een diepte van 80 cm onder het bestaande maaiveld. De vloeren van de kruipruimtes zullen 30 cm daarboven worden aangelegd. Aan weerszijden worden terrassen voorzien, maar deze zullen slechts ondiep in de bodem worden aangebracht. Onder de bergingen komen telkens een septische put en een hemelwaterput. De bodem daarvan wordt gevormd door een betonplaat van 20 cm, waarvan de onderzijde op een diepte van 2 m onder het maaiveld wordt aangelegd. De carports zullen bestaan uit een lichte constructie in aluminium of hout. Om de 6m komen er twee betonnen funderingsvoeten tot op de vaste ongeroerde grond op minimaal 80 cm onder het maaiveld.

Het terrein zal worden ontsloten via de J. Breydelstraat. Vanaf deze straat zal een rechte weg doorheen het plangebied worden aangelegd, evenwijdig aan de zuidwestelijke grens ervan. Ter hoogte van de opening tussen de beide huizenblokken zal een aftakking naar het noordoosten worden gerealiseerd, die rond de te behouden rode beuk aldaar uitloopt in voetpaden naar weerszijden via welke de achtertuinen van de huizen kunnen worden bereikt. De ontsluitingsweg zelf eindigt kort voor de noordwestelijke grens van het perceel. De bestaande oprit richting de Bredabaan zal worden behouden als voet- en fietsweg. Deze zal bijgevolg niet worden opengebroken.

Nutsvoorzieningen en voorzieningen voor straatverlichting zullen worden aangebracht onder de nieuw aan te leggen wegen. Definitieve plannen zijn hier nog niet van gemaakt.

Figuur 4. Doorsnede woningen en berging. © STEEN VASTGOED

13

5 Archeologisch bureauonderzoek

In dit hoofdstuk wordt verslag uitgebracht van het bureauonderzoek naar de archeologische en historische kennis over het plangebied (assessment-rapport). De hierbij gehanteerde methoden, technieken en criteria zijn beschreven in hoofdstuk 3.

5.1 Archeologische voorkennis Er is nog geen archeologisch onderzoek in welke vorm dan ook uitgevoerd binnen de grenzen van het plangebied. Deze bureaustudie is met andere woorden het eerste onderzoek dat voor deze locatie wordt uitgevoerd. Buiten de grenzen van het plangebied is nog maar amper archeologisch onderzoek uitgevoerd. Deze onderzoeken worden beschreven in paragraaf 5.5.

5.2 Historische (cartografische) bronnen Voor dit gedeelte van het onderzoek zijn de kaarten van Frickx, van de graaf De Ferraris, de Atlas der Buurtwegen en de van Vandermaelenkaart gebruikt. De recente topografische kaart is ook bekeken.3 De kaart van Popp en de topografische kaarten van het Ministerie van Openbare Werken en Wederopbouw zijn voor dit plangebied niet beschikbaar. Voor het historisch onderzoek is gebruik gemaakt van de gegevens uit de inventaris onroerend erfgoed en van ander bronnenmateriaal.4

De naam Wuustwezel, vroeger ook Woestwesel of Westwesel, wordt geduid als “onherbergzaam weide- en bosgebied”. De oudste historische vermelding is ter gelegenheid van de bouw van een kerk gewijd aan de heilige Lambertus in 1257, een voorganger van de huidige neogotische Onze-Lieve-Vrouw-Hemelvaartkerk, die in oorsprong 15e-eeuws is.5 Niettemin zijn er in Wuustwezel sporen aangetroffen van eerdere menselijke aanwezigheid. Aan de oevers van de Grote Beek nabij de Vloeikenshoeve werd een concentratie mesolithische artefacten gevonden.6 Te Wuustwezel-Wachelbergen werden een grafheuvel en urnen uit de bronstijd aangetroffen.7 Het lijkt echter toch wel zo te zijn dat archeologische sporen in dit deel van de lage landen, ten noorden van de lijn Terheijden-Wuustwezel, eerder spaarzaam zijn.8 In de 13e eeuw werd Wuustwezel een heerlijkheid onder de heren van Wilre. Volgens een oorkonde uit 1260 schonk Pieter van Marbais er 28 bunder onbebouwd land aan Servaas, zoon van Jutta.9 Tot aan het einde van de 18e eeuw werden alleen de gronden aan weerszijden van de oude baan van Antwerpen naar Breda ontgonnen; voor het

3 Alle gebruikte kaarten en luchtfoto’s kunnen online geraadpleegd worden op http://www.geopunt.be. Dit zal niet elke keer herhaald worden bij de desbetreffende kaartbeschrijving. 4 AGENTSCHAP ONROEREND ERFGOED 2017: Wuustwezel, Inventaris Onroerend Erfgoed [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/120707 (geraadpleegd op 7 mei 2017). 5 AGENTSCHAP ONROEREND ERFGOED 2017: Parochiekerk Onze-Lieve-Vrouw-Hemelvaart, Inventaris Onroerend Erfgoed [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/14463 (geraadpleegd op 7 mei 2017). 6 CAI 100023. 7 Delaruelle 2016, 378, 384. 8 Van der Linde 2016, 86. 9 Dillo-Van Synghel, Oorkondenboek van Noord-Brabant, II, nr. 1034. 14 overige bestond het gebied uit woeste gronden, bossen en heide.

Figuur 5. Uitsnede uit de Frickxkaart (1712) met aanduiding van het plangebied. ©GEOPUNT/EH

Figuur 6. Uitsnede uit de Ferrariskaart (1771-1778) met aanduiding van het plangebied. ©GEOPUNT/EH

15

De kaart van Frickx (fig. 5) toont weinig details, is niet goed georefereerbaar en geeft daarom slechts een zeer globale aanduiding. Hoewel het plangebied in werkelijkheid ten noordwesten van de dorpskern van Wuustwezel is gelegen, is op deze kaart wel duidelijk dat het gebied rond het dorp over het algemeen leeg is.

Ook op de aanzienlijk gedetailleerdere en betrouwbaardere Ferrariskaart (1771-1778) (fig. 6) is dat zichtbaar. Het plangebied ligt halverwege de dorpskern van Wuustwezel en de oude baan van Antwerpen naar Breda. Dit gebied is volledig onbebouwd en onontsloten, en in gebruik als landbouwgebied. Hoewel het op de kaart niet goed zichtbaar is, is het gezien de latere kaarten goed denkbaar dat de bomenrij ten noordwesten van het plangebied de loop van een kleine beek markeert.

Tijdens de Franse tijd werd de huidige Bredabaan aangelegd. Deze is voor het eerst zichtbaar op de kaarten van de Atlas der Buurtwegen (1841) (fig. 7). Op deze kaart ligt de dichtstbijzijnde bebouwing daadwerkelijk aan de nieuwe Bredabaan, op een 250 m ten noordoosten van het plangebied, in de vorm van wat waarschijnlijk een hoeve zal zijn geweest en een uitspanning (poste aux chevaux). Een pad, sentier no. 111, loopt nu van de Bredabaan langs de zuidgrens van het perceel, dat al de vorm en omvang heeft die het vandaag nog kent. Op de Atlas der Buurtwegen is de beek ten noordwesten van het plangebied duidelijk aangegeven. Het grootste gedeelte van het plangebied komt overeen met één perceel op deze kaart. De situatie op de iets oudere kaart van het primitieve kadaster uit 1830-1834 (fig. 8) is vergelijkbaar.

Figuur 7. Uitsnede uit de Atlas der Buurtwegen (1841) met aanduiding van het plangebied. ©GEOPUNT/EH 16

Figuur 8. Uitsnede uit de primitieve kadasterkaart (1830-1834) met aanduiding van het plangebied. ©CARTESIUS.BE/MN

Op de Vandermaelenkaart (1846-1854) (fig. 9) is dezelfde situatie zichtbaar als op de Atlas der Buurtwegen, hoewel op deze kaart de kadastrale indeling niet is weergegeven. Ook hier zien we het pad weer terug, en de beek is duidelijk aangeduid met eromheen enkele moerassige zones.

Latere kaarten zijn niet digitaal gegeorefereerd beschikbaar. De topografische kaart van 1871 (fig. 10) geeft echter nog grotendeels dezelfde situatie weer als die op de Vandermaelenkaart; alleen is nu aan de achterzijde van het plangebied ook een pad verschenen.

Op de topografische kaart van 1961 (fig. 11) is echter te zien dat de situatie geleidelijk is veranderd. In het plangebied staat nu het landhuis “Landzicht” aangegeven, en de bebouwing langs de Bredabaan is sterk verdicht. In het plangebied zelf is de situatie van vandaag nu vrijwel bereikt.

Afsluitend is de recente topografische kaart nog bekeken (fig. 12). Deze geeft bijna de situatie van de omgeving weer zoals deze heden ten dage is. De oprukkende bebouwing van Wuustwezel heeft het plangebied nu aan drie zijden omsloten.

17

Figuur 9. Uitsnede uit de Vandermaelenkaart (1846-1854) met aanduiding van het plangebied. ©GEOPUNT/EH

Figuur 10. Uitsnede uit de topografische kaart (1871) met aanduiding van het plangebied. ©CARTESIUS.BE/MN

18

Figuur 11. Uitsnede uit de topografische kaart (1961) met aanduiding van het plangebied. ©CARTESIUS.BE/MN

Figuur 12. Uitsnede uit de topografische kaart NGI 1:10.000, met aanduiding van het plangebied. ©GEOPUNT/EH

19

5.3 Luchtfotografie Ter aanvulling van de 18e- en 19e-eeuwse historische kaarten en de recente topografische kaart zijn ook luchtfoto’s uit verschillende jaartallen bekeken. Op de luchtfoto’s is uitstekend te zien hoe vanaf de jaren zeventig van de 20e eeuw de woonuitbreidingen van Wuustwezel het plangebied steeds verder insluiten. Op de luchtfoto uit 1971 (fig. 13) ligt het plangebied, waarop beide thans nog bestaande woningen inmiddels zichtbaar zijn geworden, nog duidelijk aan de rand van de bebouwde kom van Wuustwezel. Ten zuidwesten is wel begonnen met de aanleg van de J. Breydelstraat en de Rijsvennenstraat. Op de luchtfoto uit de periode 1979-1990 (fig. 14) is de situatie al zeer veranderd. Aan drie zijden is het plangebied nu omsloten door woningen. Slechts ten noordoosten ervan ligt nog een open gebied, dat ingericht lijkt als park. Op de luchtfoto van 2002-2003 (fig. 15) is ook dat open gebied verdwenen en is de situatie van vandaag de dag bereikt, zoals ook blijkt uit de luchtfoto’s van 2015 en 2016 (fig. 16 en 17).

Figuur 13. Uitsnede van de luchtfoto uit 1971 met aanduiding van het plangebied. ©GEOPUNT/EH

20

Figuur 14. Uitsnede van de luchtfoto uit 1979-1990 met aanduiding van het plangebied. ©GEOPUNT/EH

Figuur 15. Uitsnede van de luchtfoto uit 2000-2003 met aanduiding van het plangebied. ©GEOPUNT/EH

21

Figuur 16. Uitsnede van de luchtfoto uit 2015 met aanduiding van het plangebied. ©GEOPUNT/EH

Figuur 17. Uitsnede van de luchtfoto uit 2016 met aanduiding van het plangebied. ©GEOPUNT/EH

22

5.4 Geo(morfo)logie en bodem Het plangebied is vlak, zoals uit figuur 18 blijkt. Over het gehele terrein ligt het maaiveld op een hoogte van ongeveer 21 m +TAW, hetgeen op hetzelfde niveau is als de directe omgeving.

Figuur 18. Doorsnede door het terrein (N-Z: boven; O-W: onder). ©GEOPUNT/MN

Om de geomorfologie en de bodemopbouw van het plangebied te bestuderen, zijn de het Digitaal Hoogtebestand Vlaanderen II, de tertiair en quartair geologische kaarten, bodemkaart van Vlaanderen, de potentiële bodemerosiekaart en de bodembedekkingskaart gebruikt.10

5.4.1 Digitaal Hoogtemodel Vlaanderen II Uit het Digitaal Hoogtemodel Vlaanderen II (fig. 19) blijkt dat het plangebied op een verhoging (dekzandrug) ten opzichte van de omgeving ligt. Ten westen van het plangebied loop het terrein heel licht af naar een flauw beekdalletje van de Geenhofloop op ongeveer 200 m. Datzelfde is, iets nadrukkelijker maar weliswaar ook op grotere afstand, waarneembaar ten oosten van het plangebied richting het dal van de Kleine Beek, op ongeveer 700 m.

5.4.2 Tertiair geologische kaart Op de tertiair geologische kaart (fig. 20) ligt het plangebied in een gebied waarin de formatie van is gekarteerd. Het betreft grijze grove tot half grove licht glauconiethoudende zanden. In de afzetting kunnen houtfragmenten voorkomen en in sommige gevallen schelpen.

5.4.3 Quartair geologische kaart Op de quartair geologische kaart (fig. 21) wordt aangegeven dat het plangebied zich bevindt op profieltype 22, dat door estuariene afzettingen in het vroeg-pleistoceen wordt gekenmerkt. Deze komen overeen met de formatie van Merksplas. Bovenop deze afzettingen zijn alleen nog eolische afzettingen waargenomen uit het weichselien en niet uit het holoceen of tardiglaciaal. Deze eolische afzettingen zijn zand dan wel zandleem.

10 Alle bodemkaarten uitgezonderd de bodemgebruikskaart kunnen gevonden worden op www.dov.vlaanderen.be. De bodemgebruikskaart is te raadplegen op www.geopunt.be. 23

Figuur 19. Hoogteligging van het plangebied op het Digitaal Hoogtemodel Vlaanderen II. ©GEOPUNT/EH

Figuur 20. Uitsnede van de tertiair geologische kaart met aanduiding van het plangebied. © DOV/EH

24

Figuur 21. Uitsnede van de quartair geologische kaart met aanduiding van het plangebied. © DOV/EH

5.4.4 Bodemkaart Vlaanderen De bodemkaart van Vlaanderen (fig. 22) toont dat het plangebied de bodemklassering l-Zdm heeft. Het gaat hier om matig natte zandgrond met leemsubstraat op geringe of matige diepte, met een diepe antropogene humus A-horizont (plaggengronden). De matige natte plaggenbodems hebben een homogeen humeuze bruinachtig of grijsachtige bovengrond van minstens 60 cm dik. De onderkant van het plaggendek is dikwijls zwartachtig en zeer humusrijk; het betreft de bouwlaag van een begraven profiel die in het plaggendek is verwerkt. Indien het begraven profiel een verbrokkelde textuur B-horizont is of een gesoliflueerde afzetting komen duidelijke roestverschijnselen voor. Is de ondergrond gevormd door een hydromorfe podzol dan worden roestverschijnselen moeilijk te herkennen. In het plaggendek vindt men roestverschijnselen tussen 40 en 60 cm. De waterhuishouding is gekenmerkt door natte bodems in de winter met hoge voorjaarswaterstand. De zomerwaterstand van Zdm is optimaal. Zdm is geschikt voor de meeste landbouwteelten.11

5.4.5 Potentiële bodemerosiekaart en bodembedekkingskaart De potentiële bodemerosiekaart per perceel uit 2016 (fig. 23) geeft geen informatie over de potentiële bodemerosie op dit terrein. In de wijdere omgeving is de potentiele erosie echter verwaarloosbaar of zeer klein. Uit de bodembedekkingskaart uit 2012 (1 m resolutie) (fig. 24) blijkt dat het plangebied geheel is begroeid met bomen, op uitzondering van de gekende bebouwing, en enkele open plekken of gras en struiken.

11 Van & Sys 2000, 203-204. 25

Figuur 22. Uitsnede van de bodemkaart met aanduiding van het plangebied. © DOV/EH

Figuur 23. Uitsnede van de potentiële bodemerosiekaart met aanduiding van het plangebied. © GEOPUNT/EH

26

Figuur 24. Uitsnede van de bodembedekkingskaart met aanduiding van het plangebied. ©DOV/EH

5.5 Archeologische bronnen De CAI is weliswaar niet compleet, maar in een straal van ca. 500 meter is slechts een enkele archeologische waarde bekend.12 In onderstaande opsomming zijn ook de vastgestelde inventarissen (landschapsatlas, historische tuinen en parken, houtige beplantingen, bouwkundig erfgoed) en wetenschappelijke inventarissen opgenomen, mits zij resultaten hebben opgeleverd. Het gaat om CAI ID 103254, de kerk en het kerkhof van Onze-Lieve-Vrouwe- Hemelvaart die opgenomen zijn als indicator op basis van de vermelding in de inventaris bouwkundig erfgoed (zie onder).

(Nog?) niet in de CAI opgenomen is een proefsleuvenonderzoek dat in 2015 enkele honderden meters ten oosten van het plangebied is uitgevoerd, aan de overzijde van de Bredabaan, aan de Kloosterstraat/Achter d’Hoven.13 Hier werden een of twee huisplattegronden en een spieker uit de midden-ijzertijd tot de vroeg-Romeinse periode aangetroffen.

12 Voor alle waarden die in deze tekst zijn opgenomen, geldt dat de CAI is geraadpleegd op 6 of 7 mei 2017 (https://cai.onroerenderfgoed.be). Per genoemde waarde zal dit niet meer herhaald worden. Hetzelfde geldt voor de inventaris van het onroerend erfgoed. 13 Pype & Coenaerts 2015. 27

Figuur 25. Overzicht van de waarden uit de CAI. ©AGENTSCHAP ONROEREND ERFGOED/EH

Overige inventarissen: Voor de opsomming van deze waarden hebben we ons beperkt tot een straal van maximaal ca. 500 m rond het plangebied.

Beschermde monumenten: - ID 5470: Pastorie Onze-Lieve-Vrouw Hemelvaart (zie onder). - ID 5472: Gemeentehuis van Wuustwezel (zie onder). - ID 5488: De dorpskern van Wuustwezel is beschermd als dorpsgezicht. De bescherming omvat de parochiekerk Onze-Lieve-Vrouw Hemelvaart met het omliggende kerkhof en de woningen op de hoek van de Dorpsstraat met Achter d'Hoven en de Kloosterstraat (zie onder).14 - ID 9748: Dreef van opgaande bomen (zie onder).

Vastgestelde inventaris bouwkundig erfgoed (gehelen en relicten): - ID 14464: Gemeenteschool. Oorspronkelijk gebouwd in 1856, doch in 1977 geheel vervangen door nieuwbouw.15 - ID 14463: Parochiekerk Onze-Lieve-Vrouwe Hemelvaart, de eerste 13e-eeuwse kerk hier ter plaatse, aanvankelijk toegewijd aan de Heilige Lambertus en sedert

14 AGENTSCHAP ONROEREND ERFGOED 2017 https://id.erfgoed.net/aanduidingsobjecten/5488 (geraadpleegd op 7 mei 2017) 15 AGENTSCHAP ONROEREND ERFGOED 2017: Gemeenteschool, Inventaris Onroerend Erfgoed [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/14464 (geraadpleegd op 7 mei 2017). 28

de 15e eeuw aan Onze-Lieve-Vrouw werd in loop van de 15e – 16e eeuw vervangen door een grotere kerk die op haar beurt in de 18e eeuw werd aangepast en in 1899-1900 vergroot en vrijwel volledig vernieuwd; torenspits en westelijk deel van de kerk werden in 1940 vernield en in 1941-43 herbouwd.16 - ID 14466: Pastorie Onze-Lieve-Vrouw Hemelvaart. Vrijstaande pastorie op voormalig omwald erf met boomgaard; de grachten zijn thans gedempt. Dubbelhuis in classicistische stijl uit 1738.17 - ID 14467: Twee dorpswoningen uit het eerste kwart van de 19e eeuw (?).18 - ID 14468: Voormalige dorpsherberg, te dateren in het eerste kwart van de 19e eeuw (?).19 - ID 14469: Voormalig gemeentehuis van Wuustwezel, nadien winkel, gebouwd in 1837-38.20 - ID 14472: Kasteel Hens, thans gemeentehuis, in neo-Vlaamse renaissancestijl gebouwd in 1910-12 naar ontwerp van architect Alfons Van der Gucht. Aangekocht door de gemeente in 1926. Bak- en zandsteenbouw. Rechthoekige plattegrond met kleine uitbouw aan de oostzijde; omgevend begraasd park met vijver en omringende nieuwbouw.21 - ID 14477: Dorpswoning. Dubbelhuis van zes traveeën en één bouwlaag onder geknikt zadeldak uit de 19e eeuw.22

Inventaris landschappelijk erfgoed/ houtige beplantingen, - ID 300166: Dreef van opgaande bomen. De Hofdreef is een circa 1 kilometer lange dreef van zomereik, beuk, winterlinde en Amerikaanse eik. De dreef werd in verschillende fasen aangelegd tussen 1755 en 1823, en verbindt het kasteeldomein ‘het Hof van Wuustwezel’ met de dorpskern van Wuustwezel. De oudste bomen in de dreef dateren mogelijk nog van de vroeg 19e-eeuwse aanleg.23

Verder zijn er binnen een straal van 500 m rond het plangebied geen waarden gevonden in: - Vastgestelde inventaris/wetenschappelijke inventaris, landschapsatlas

16 AGENTSCHAP ONROEREND ERFGOED 2017: Parochiekerk Onze-Lieve-Vrouw-Hemelvaart, Inventaris Onroerend Erfgoed [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/14463 (geraadpleegd op 7 mei 2017). 17 AGENTSCHAP ONROEREND ERFGOED 2017: Pastorie Onze-Lieve-Vrouw Hemelvaartparochie, Inventaris Onroerend Erfgoed [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/14466 (geraadpleegd op 7 mei 2017). 18 AGENTSCHAP ONROEREND ERFGOED 2017: Dorpswoningen, Inventaris Onroerend Erfgoed [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/14467 (geraadpleegd op 7 mei 2017). 19 AGENTSCHAP ONROEREND ERFGOED 2017: Dorpsherberg, Inventaris Onroerend Erfgoed [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/14468 (geraadpleegd op 7 mei 2017). 20 AGENTSCHAP ONROEREND ERFGOED 2017: Gemeentehuis van Wuustwezel, Inventaris Onroerend Erfgoed [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/14469 (geraadpleegd op 7 mei 2017). 21 AGENTSCHAP ONROEREND ERFGOED 2017: Kasteel Hens, thans gemeentehuis, Inventaris Onroerend Erfgoed [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/14472 (geraadpleegd op 7 mei 2017). 22 AGENTSCHAP ONROEREND ERFGOED 2017: Dorpswoning, Inventaris Onroerend Erfgoed [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/14477 (geraadpleegd op 7 mei 2017). 23AGENTSCHAP ONROEREND ERFGOED 2017: Dreef van opgaande bomen, Inventaris Onroerend Erfgoed [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/300166 (geraadpleegd op 7 mei 2017). 29

- Vastgestelde inventaris/wetenschappelijke inventaris, historische tuinen en parken - Vastgestelde inventaris/wetenschappelijke inventaris, houtige beplantingen - Wetenschappelijke inventaris, orgels - Wetenschappelijke inventaris, wereldoorlog relicten - Unesco Werelderfgoed - erfgoedlandschappen

30

6 Synthese In dit hoofdstuk wordt vooreerst een synthese gepresenteerd van de resultaten van het assessment. Hierbij wordt telkens aangegeven op welke van de onderzoeksvragen, die voorafgaand aan het bureauonderzoek zijn geformuleerd, een antwoord gegeven kan worden. Ook wordt hier aangegeven wat de impact is van de geplande werken en in hoeverre zij kunnen leiden tot verstoring van het potentieel aanwezige archeologische bodemarchief. Vervolgens wordt een korte synthese gegeven voor een niet-gespecialiseerd publiek.

De volgende onderzoeksvragen zijn voorafgaand aan de bureaustudie geformuleerd:

1. Welke aanwijzingen bevatten de bestaande bronnen over het archeologische en cultuurhistorische potentieel van het terrein? 2. Welke archeologische sites zijn bekend in of nabij het projectgebied? 3. Wat is de landschapshistoriek/evolutie in gebruik van het terrein? 4. Wat is de impact van de geplande werken? 5. Levert het huidige bronnenmateriaal voldoende informatie op of is er aanvullend vooronderzoek (al dan niet met ingreep in de bodem) nodig? In het laatste geval: welke methode levert het meeste informatie op?

6.1 Synthese voor gespecialiseerd publiek

6.1.1 Analyse en conclusie Om in te kunnen schatten wat het archeologisch en cultuurhistorisch potentieel van het plangebied is, zijn de historische kaarten, de bodem- en geo(morfo)logische kaarten, en luchtfoto’s bekeken en zijn verschillende inventarissen (waaronder de CAI) en historische/archeologische bronnen geraadpleegd (onderzoeksvragen 1-3). Hieruit is gebleken dat het gebied op zijn minst sinds de 18e eeuw onbebouwd is gebleven en gebruikt werd als landbouwgrond. Eerst sinds de tweede helft van de 20e eeuw zijn het plangebied en de directe omgeving onderdeel geworden van de bebouwde kom van Wuustwezel, waarbij het plangebied zelf slechts zeer beperkt is bebouwd geworden. In archeologisch opzicht is de omgeving nog weinig gekend, maar dichtbij het plangebied is recentelijk een ijzertijdnederzetting ontdekt.24

Hoewel er nog maar heel weinig bekend is over archeologische vindplaatsen rond het plangebied en - iets wijder gekeken - in en rond Wuustwezel, kan toch beredeneerd worden dat deze omgeving archeologisch gezien interessant is. In de eerste plaats is er de landschappelijke ligging. Uit het Digitaal Hoogtemodel Vlaanderen II kan afgeleid worden dat het plangebied op een licht verhoogde dekzandrug ligt. In de omgeving zijn meerdere van dit soort kleinere dekzandruggen aanwezig, die als een soort uitloper gezien kunnen worden van een veel grotere dekzandrug ten oosten/zuidoosten van het plangebied, die het landschap domineert. Niet alleen deze wat hogere ligging ten opzichte van de lagere delen in het landschap maken van deze

24 Er zal hier geen herhaling van het voorgaande hoofdstuk plaatsvinden, het volstaat te verwijzen naar paragraaf 5.5 voor een overzicht van de archeologische en cultuurhistorische waarden in en rondom het plangebied. 31 plek een interessante locatie voor mensen in het verleden, maar ook de korte afstand tot water maakt dat deze omgeving zeer aantrekkelijk geweest kan zijn. Zo stroomt op nog geen 200 m van het plangebied de Geenhofloop, een beek waarvan het natuurlijke tracé nog bewaard lijkt te zijn gebleven (hij is ter hoogte van het plangebied al zeker niet rechtgetrokken) en waarvan beredeneerd kan worden dat het al een oude beek kan zijn aangezien het dalletje waarin hij stroomt duidelijk afgetekend is op het Digitaal Hoogtemodel Vlaanderen II. Het is met andere woorden geen recent fenomeen.

Figuur 26. Analysekaart gebaseerd op het Digitaal Hoogtemodel Vlaanderen II en de locaties van de reeds bekende archeologische vindplaatsen en gebeurtenissen. ©CENTRAAL ARCHEOLOGISCHE INVENTARIS/GEOPUNT/EH

Van dit soort locaties is bekend dat zij goede condities bieden voor enerzijds wonen en werken (landbouw etc.) en anderzijds begraven; dat gaat niet alleen op voor deze regio maar ook voor elders in de nabije Kempen (bijvoorbeeld Ekeren). Hoewel er in de buurt zoals reeds gezegd nog maar weinig onderzoek is gedaan, blijkt dat – als gekeken wordt naar een veel ruimere regio (fig. 26) – de reeds bekende vindplaatsen in de regio zich allemaal op soortgelijke locaties in het landschap bevinden. Op heel korte afstand is een proefsleuvenonderzoek uitgevoerd aan de Kloosterstraat/Achter d’Hoven, waarbij de resten zijn aangesneden van zeker twee huisplattegronden en een bijgebouw (spieker). Hoewel de afbakening van erven in de vorm van greppels niet zijn herkend, is het duidelijk dat op deze locatie een nederzettingsterrein heeft gelegen dat, op basis van het weinige aardewerk dat gevonden is, in de volle ijzertijd of op de overgang van de late ijzertijd naar de vroeg-Romeinse tijd gedateerd kan worden.

32

Deze locatie is niet aangegeven op onderstaande figuur 26, maar ligt op slechts korte afstand ten oosten van het onderhavige plangebied, waardoor de landschappelijke setting gelijkaardig is (misschien net iets lager). Meer naar het noordoosten zijn op het uiteinde van deze dekzandrug ook bewoningssporen aangetroffen, die helaas niet gedateerd konden worden. Het gaat hier om drie paalsporen (CAI ID 105422). Landschappelijk gezien ligt deze locatie even hoog als het onderhavige plangebied, en eveneens in de nabijheid van water. Meer naar het zuidwesten zijn aan de Kleine Berg ook onbepaalde bewoningssporen aangetroffen, die vermoedelijk (maar met de nodige voorzichtigheid) in de metaaltijden zijn geplaatst (CAI ID 105428). Landschappelijk gezien bevindt ook deze vindplaats zich op ongeveer een gelijkaardige hoogte als het plangebied, maar wel op de flank van het hoogste gedeelte van deze dekzandrug. Wederom is er water aanwezig op zeer korte afstand. Hetzelfde kan ook gezegd worden voor CAI ID 105429, waar een wrijfsteen is gevonden die in de prehistorie (voorzichtig zelfs in de steentijd) wordt gedateerd. Vooralsnog zijn er geen aanwijzingen voor grafvelden in het gebied. Nochtans mag aangenomen worden dat deze er zijn, ook al is het maar omdat bij de ijzertijdnederzetting aan de Kloosterstraat/Achter d’Hoven zonder twijfel een grafveld gehoord zal hebben. Al met al tonen bovenstaande voorbeelden en de landschappelijke bespreking van het gebied aan dat, hoewel er vooralsnog nog maar weinig bekend is over het gebied, er wel degelijk sprake is van een archeologisch interessante omgeving.

Als daarenboven de lokale bodemopbouw en het gebruik van het plangebied in de loop van de voorbije eeuwen (teruggaande tot de 18e eeuw) in ogenschouw wordt genomen, dan blijkt dat – zoals hierboven reeds aangehaald – het gebied vanaf de 18e eeuw tot aan de tweede helft van de 20e eeuw in gebruik is geweest als landbouwgebied. De bodemkaart geeft aan dat het plangebied, maar ook het ruimere landschap eromheen, wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van plaggenbodems. Hiervan is bekend dat zij ontstaan zijn door eeuwenlange accumulatie van bemesting op de akkers. Aangenomen wordt dat de Kempense plaggenbodems vanaf de 14e eeuw zijn ontstaan;25 vanaf dan zal een gestaag aanbrengen van plaggenbemesting op de akkers ertoe leiden dat de vruchtbare bodem dikker wordt. Dit betekent ook dat recente bewerking van deze akkers minder impact op de onderliggende (afgedekte) bodem gehad zal hebben, aangezien deze bewerking zelden doorheen de dikke humus A-horizont is gegaan. Deze plaggenbodems bieden derhalve zeer goede bewaringscondities voor afgedekte archeologische vindplaatsen, die ouder zijn dan de 14e eeuw. Hierin kan ook meteen een verklaring gevonden worden voor het ontbreken van vondstmeldingen ouder dan de 14e eeuw op basis van veldkarteringen in de directe omgeving van het plangebied. Hier kan verder nog aan toegevoegd worden dat de bebouwing van het plangebied zich pas voltrok vanaf de tweede helft van de 20e eeuw, en dat deze bebouwing eerder een geringe impact lijkt te hebben gehad op de intactheid van de bodem en bijgevolg van een mogelijk aanwezige archeologische vindplaats. Bovendien is de bebouwing

25 Het onderzoek in het Nederlandse Veldhoven heeft bijzonder veel informatie opgeleverd met betrekking tot het ontstaan en de mogelijkheden van Kempense akkers (zie Theuws & Van der Heiden 2011 voor een uitgebreid verslag hierover). 33 ook eerder kleinschalig te noemen, rekening houdend met de totale oppervlakte van het plangebied. Voor wat betreft de archeologische potentie voor de perioden vanaf de metaaltijden kan op basis van bovenstaande geconcludeerd worden dat er sprake is van een middelhoge tot hoge archeologische potentie.

Als tenslotte nog specifiek in functie van het inschatten van de potentie naar steentijdsites gekeken wordt naar de landschappelijke ligging van het plangebied ten opzichte van bekende waterlopen, zoals de Geenhofloop, dan blijkt de afstand tussen beide nog geen 200 m te bedragen. Dit is een relevant gegeven in de afweging of er naast een middelhoge tot hoge potentie voor het aantreffen van een archeologische site vanaf de metaaltijden, ook sprake kan zijn van enige potentie op het aantreffen van een steentijdsite. Steentijdsites bevinden zich doorgaans op locaties die gekenmerkt worden door een iets hogere ligging ten opzichte van de omgeving maar telkens op korte afstand van water. Dit kan in de vorm van een riviertje of beekje zijn, maar ook vennetjes en zelfs moerassige gebieden waar zich enige verhogingen in het landschap bevinden waren in de steentijd bij uitstek goede locaties om zich enerzijds te vestigen maar anderzijds ook om activiteiten uit te voeren zoals bijvoorbeeld het bewerken van vuursteen. In de regel worden dergelijke sites aangetroffen in een zone van 0 tot 250 m vanaf water, waarbij de grootste potentie dichtbij het water ligt en deze afneemt naarmate men zich verder van het water bevindt. De afstand van ca. 200 m tot de Geenhofloop, waarvan hierboven al is beredeneerd dat dit een oude loop zou kunnen zijn, in combinatie met de wat hogere landschappelijke ligging, maakt dat het plangebied voldoende kenmerken vertoont om een middelhoge potentie op het aantreffen van een steentijdsite te vermoeden.

Concluderend kan gesteld worden dat het plangebied gelegen is in een archeologisch interessante omgeving, en dat de bewaringscondities en de landschappelijke condities van die aard zijn dat er sprake is van een middelhoge tot hoge archeologische potentie.

6.1.2 Impact van de geplande werken Hierboven is reeds aangestipt dat er in het plangebied sprake is van een plaggendek. Hoe dik dit dek is, is nog niet bekend maar op basis van de beschrijvingen van dit soort bodems wordt uitgegaan van ca. 60 cm dikte (zie hoofdstuk 5).26 Uit hoofdstuk 4 is al gebleken dat door het slopen van de bestaande bebouwing en het verwijderen van de bestaande bomen, gevolgd door de aanleg van de woningen met kruipruimtes; bijgebouwen met hemelwaterputten, en de aanleg van toegangswegen en nutsvoorzieningen, de bodem over een groot deel van het plangebied tot een behoorlijke diepte zal worden verstoord. De funderingen van de woningen worden aangelegd op een diepte van 80 cm onder het maaiveld. Hierbij dient rekening gehouden te worden met de mogelijkheid dat de bouwputten nog iets dieper uitgegraven kunnen worden. Voor de funderingen van de bijgebouwen en het aanleggen van de hemelwaterputten wordt de bodem tot een diepte van 2 m onder het maaiveld verstoord. Hoewel het plaggendek een beschermende functie had voor de onderliggende, en waarschijnlijk onverstoorde begraven bodem (en de mogelijke

26 Van Ranst & Sys 2000. 34 archeologische resten hierin), zal door de aanleg van de nieuwbouw de bodem onherroepelijk tot diep verstoord worden. De impact van de geplande werken is met andere woorden groot te noemen (onderzoeksvraag 4).

6.1.3 Aanbeveling en kennisvermeerderingspotentieel Vanuit bovenstaande beschrijvingen van het middelhoge tot hoge archeologisch potentieel van het plangebied is het duidelijk dat het kennisvermeerderingspotentieel voor dit gebied groot is, zowel voor wat betreft de steentijden als de daaropvolgende perioden. Anderzijds is de impact van de geplande werken op de bodem en mogelijk daarin aanwezige archeologische vindplaatsen groot. Er wordt daarom ook geadviseerd om bijkomend vooronderzoek uit te voeren om na te gaan of daadwerkelijk archeologische resten in het plangebied aanwezig zijn, wat deze archeologische resten precies inhouden, waar ze zich bevinden, tot welke periode ze behoren, en in welke mate zij verstoord zullen worden. Dit vooronderzoek is niet mogelijk in functie van deze archeologienota. Enerzijds is het terrein nu nog bebost en bebouwd, en anderzijds vormen de kosten voor verder archeologisch onderzoek een aanzienlijk financieel risico mocht de stedenbouwkundige vergunning niet worden verleend. Dit betekent dat archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem niet aangewezen is alvorens de stedenbouwkundige vergunning is goedgekeurd. Voor dit dossier dient dus een uitgesteld traject ingegaan te worden, waarbij in een later stadium het archeologisch vooronderzoek gefaseerd uitgevoerd moet worden.

Hoewel vanuit bovenstaande beschrijvingen van het plangebied (weinig verstoringen bekend, afdekkend plaggendek) aangenomen wordt dat de bodem over het grootste deel van het plangebied nog intact is, is niet duidelijk hoe dik dit afdekkende pakket is en hoe de onderliggende bodem bewaard is gebleven. Dit laatste is belangrijk om te weten, aangezien vanuit deze resultaten beoordeeld kan worden of de vermoede middelhoge potentie wat betreft steentijdsites op basis van de landschappelijke ligging ook onderbouwd kan worden vanuit bodemkundig standpunt. Om dit vast te kunnen stellen, dient een landschappelijk bodemonderzoek in de vorm van een booronderzoek uitgevoerd te worden, waarbij verspreid over het terrein enkele landschappelijke boringen worden geplaatst waaruit de bodemopbouw en eventuele verstoringen moeten blijken. Indien hieruit blijkt dat de onderliggende, afgedekte bodem niet meer bewaard is gebleven, dient geen verder verkennend archeologisch booronderzoek in functie van steentijd uitgevoerd te worden aangezien een eventuele steentijdsite dan ook verstoord en opgenomen kan zijn in de afdekkende plag maar ook horizontaal verspreid kan zijn. Het kennisvermeerderingspotentieel is dan veel kleiner dan wanneer het een onverstoorde site betreft. Indien uit het landschappelijk booronderzoek blijkt dat in delen van het plangebied of in het volledige plangebied een onverstoorde, afgedekte bodem wordt aangetroffen, dient wel een verkennend archeologisch booronderzoek in functie van steentijd uitgevoerd te worden (in het geval deze onverstoorde bodem alleen in delen van het plangebied goed bewaard is, dan zal alleen in die delen het booronderzoek uitgevoerd worden). Dit verkennend archeologisch booronderzoek in functie van steentijdsites wordt uitgevoerd in een driehoeksgrid.

35

Indien uit het verkennend archeologisch booronderzoek blijkt dat er geen lithisch materiaal wordt aangetroffen in de boorstalen, dan zal geen verder onderzoek naar steentijdsites uitgevoerd moeten worden. In het geval er wel lithisch materiaal in de boorstalen wordt aangetroffen, dient ter hoogte van de positieve boring het driehoeksgrid vernauwd te worden om vast te stellen of er sprake is van een concentratie lithisch materiaal of eerder een afzonderlijke vondst (waarderend archeologisch booronderzoek). Indien er sprake is van een concentratie, dient deze verder gewaardeerd te worden door middel van proefputten in functie van steentijdsites. Indien het een afzonderlijke vondst betreft, zal hier geen verdere waardering plaatsvinden. In het programma van maatregelen wordt hier dieper op ingegaan.

Om na te gaan of er zich in het plangebied ook nog andere archeologische resten zouden kunnen bevinden, zal een archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem in de vorm van een proefsleuvenonderzoek worden uitgevoerd. Op deze manier kan onmiddellijk de aard, omvang, ligging en datering van de archeologische resten aangetoond kan worden, waardoor een gerichte aanpak voor eventuele vervolgstappen kan opgemaakt worden. Dit proefsleuvenonderzoek wordt uitgevoerd na het onderzoek naar steentijdsites (onderzoeksvraag 5).

6.2 Synthese voor niet-gespecialiseerd publiek Het betreft de nieuwbouw van enkele eengezinswoningen op een nu nog grotendeels onbebouwd terrein te Wuustwezel. In de jaren zestig van de 20e eeuw zijn hier twee woningen gebouwd, en het grootste deel van het terrein is een tuin met een groot aantal heesters en bomen, waarvan er enkele bijzonder zijn. Historisch onderzoek wijst uit dat het gebied voor zover we kunnen zien altijd onbebouwd is gebleven en als akkerland heeft gediend. In de directe omgeving, aan de overzijde van de Bredabaan, is onlangs een nederzetting met enkele huizen uit de ijzertijd (tot vroeg-Romeinse tijd) opgegraven. Het plangebied zelf heeft een bodem waarin archeologische resten goed bewaard blijven, en ligt op een hele kleine verhoging in het landschap. Dicht in de buurt in het westen ligt een beekdalletje, en ook in het oosten, verder weg, ligt een beek. Daarom was het in vroeger tijden een aantrekkelijke plaats om te verblijven.

De kans is dus aanwezig dat er archeologische overblijfselen in het plangebied zijn, en de omstandigheden zijn er zo dat die dan goed bewaard kunnen zijn. Uit het bureauonderzoek is de middelhoge potentie op het treffen van steentijdsites enerzijds en de middelhoge tot hoge potentie voor het treffen van archeologische sites uit andere perioden gebleken. Om vast te stellen of er inderdaad een archeologische site in de bodem verscholen zit, moet verder onderzoek uitgevoerd worden. Om steentijdsites op te sporen wordt dit onderzoek in de eerste plaats vormgegeven door een landschappelijk bodemonderzoek in de vorm van enkele boringen. Aan de hand hiervan kan vastgesteld worden of er onder de plag, die over het hele terrein ligt en die vanaf de 14e eeuw stelselmatig dikker is geworden door bemesting, nog een onverstoorde bodem ligt die bijgevolg ouder is dan de 14e eeuw. Als dit niet het geval blijkt te zijn, dan is de kans op het treffen van een intacte steentijdsite klein en zal er niet verder onderzoek naar gedaan worden. Als echter blijkt dat de afgedekte bodem

36 onder de plag nog wel intact is, of in delen van het plangebied nog intact is, dan zal er wel verder onderzoek naar steentijd uitgevoerd moeten worden. In het geval het gaat om delen van het plangebied waar een intacte bodem is aangetroffen, zal het verdere onderzoek naar steentijd zich alleen in die delen voltrekken. Dit verder onderzoek naar steentijd zal vorm krijgen als een verkennend archeologische booronderzoek, waarbij (delen van) het plangebied afgeboord worden en waarbij deze boorstalen uitgezeefd worden om vast te stellen of er vuurstenen artefacten in zitten. Indien dit positieve resultaten oplevert, zal dit eerst verder onderzocht worden middels een waarderend archeologisch booronderzoek (waarbij het boorgrid wordt vernauwd om te kijken of er sprake is van een concentratie vuurstenen artefacten of niet) en een proefputtenonderzoek in functie van steentijd (indien er sprake is van een concentratie vuurstenen artefacten). Om te bepalen of er ook een archeologische site uit een andere periode is aangetroffen, zal – na het uitvoeren van het landschappelijk en verkennend/waarderend archeologisch booronderzoek en eventueel proefputtenonderzoek - een proefsleuvenonderzoek uitgevoerd moeten worden. Dan kan worden bepaald of er archeologische resten zijn, wat het precies is en waar het ligt, en wat er verder mee zou moeten gebeuren.

37

Literatuur

Geraadpleegde websites https://www.dov.vlaanderen.be/ https://inventaris.onroerenderfgoed.be/ https://cai.onroerenderfgoed.be http://www.geopunt.be/

Geraadpleegde literatuur

Dillo M. & G.A.M. van Synghel (ed.), 2000: Oorkondenboek van Noord-Brabant tot 1312. II De heerlijkheden Breda en Bergen op Zoom, Den Haag.

Possemiers J., 2017: Inventarisatie en waardebepaling bomen woonerf Landzicht Bredabaan 428 te Wuustwezel, Brecht.

Pype P. & J. Coenaerts, 2015: Een ijzertijd woonerf onder de verkaveling van Achter ‘D Hoven te Wuustwezel (prov. Antwerpen), ABO Archeologische Rapporten 204, Gent.

Van Ranst E., en C. Sys, 2000: Eenduidige legende voor de digitale bodemkaarten van Vlaanderen (Schaal 1:20 000), Gent.

38

Lijst van figuren

schaal schaal aanmaakdatum projectcode fig.nr. type onderwerp origineel afbeelding origineel/afbeelding aanmaakwijze bewerking bronbestand 2017C221 1 kadasterkaart aanduiding van plangebied op GRB 1:10.000 1:10.000 6/05/2017 digitaal Elly N.A. Heirbaut geopunt 2017C221 2 inplantingsplan bestaande toestand 1:250 nvt 19/10/2016 digitaal nvt Steen Vastgoed NV 2017C221 3 inplantingsplan toekomstige situatie 1:500 nvt 19/10/2016 digitaal nvt Steen Vastgoed NV 2017C221 4 bouwplan doorsnede toekomstige bebouwing onbekend nvt 2017 digitaal nvt Steen Vastgoed NV uitsnede uit Frickxkaart (1744) met 2017C221 5 historische kaart aanduiding plangebied onbekend 1:40.000 1744 digitaal Elly N.A. Heirbaut geopunt uitsnede uit Ferrariskaart (1771-1778) met 2017C221 6 historische kaart aanduiding plangebied onbekend 1:10.000 1771-1778 digitaal Elly N.A. Heirbaut geopunt uitsnede uit Atlas der Buurtwegen (1841) 2017C221 7 historische kaart met aanduiding plangebied onbekend 1:5.000 1841 digitaal Elly N.A. Heirbaut geopunt uitsnede uit de primitieve kadasterkaart 2017C221 8 historische kaart met aanduiding plangebied onbekend nvt 1830-1834 digitaal Martijn J. Nicasie cartesius.be uitsnede uit Vandermaelenkaart (1845- 2017C221 9 historische kaart 1854) met aanduiding plangebied onbekend 1:5.000 1845-1854 digitaal Elly N.A. Heirbaut geopunt uitsnede uit de topografische kaart 1871 2017C221 10 topografische kaart met aanduiding plangebied onbekend nvt 1871 digitaal Martijn J. Nicasie cartesius.be uitsnede uit de topografische kaart 1961 2017C221 11 topografische kaart met aanduiding plangebied onbekend nvt 1961 digitaal Martijn J. Nicasie cartesius.be uitsnede uit de topografische kaart NGI 2017C221 12 topografische kaart 1:10.000 met aanduiding plangebied 1:10.000 1:5.000 2012 digitaal Elly N.A. Heirbaut geopunt luchtfoto's uit 1971 met aanduiding 2017C221 13 orthofoto plangebied nvt 1:5.000 1971 digitaal Elly N.A. Heirbaut geopunt luchtfoto's uit 1979-1990 met aanduiding 2017C221 14 orthofoto plangebied nvt 1:2.500 1979-1990 digitaal Elly N.A. Heirbaut geopunt luchtfoto's uit 2000-2003 met aanduiding 2017C221 15 orthofoto plangebied nvt 1:2.500 2000-2003 digitaal Elly N.A. Heirbaut geopunt luchtfoto's uit 2015 met aanduiding 2017C221 16 orthofoto plangebied nvt 1:2.500 2015 digitaal Elly N.A. Heirbaut geopunt luchtfoto's uit 2016 met aanduiding 2017C221 17 orthofoto plangebied nvt 1:2.500 2016 digitaal Elly N.A. Heirbaut geopunt doorsnede van het terrein van N naar Z, en 2017C221 18 hoogteprofiel van O naar W onbekend nvt 6/05/2017 digitaal Martijn J. Nicasie geopunt hoogteligging van plangebied op het 2017C221 19 hoogtekaart digitaal hoogtemodel II onbekend 1:20.000 6/05/2017 digitaal Elly N.A. Heirbaut geopunt

39

uitsnede tertiair geologische kaart met 2017C221 20 bodemkaart aanduiding plangebied onbekend 1:80.000 6/05/2017 digitaal Elly N.A. Heirbaut DOV.vlaanderen uitsnede quartair geologische kaart met 2017C221 21 bodemkaart aanduiding plangebied onbekend 1:20.000 6/05/2017 digitaal Elly N.A. Heirbaut DOV.vlaanderen uitsnede bodemkaart met aanduiding 2017C221 22 bodemkaart plangebied onbekend 1:10.000 6/05/2017 digitaal Elly N.A. Heirbaut DOV.vlaanderen uitsnede bodemerosiekaart met aanduiding 2017C221 23 bodemkaart plangebied onbekend 1:20.000 6/05/2017 digitaal Elly N.A. Heirbaut DOV.vlaanderen uitsnede bodembedekkingskaart met 2017C221 24 bodemkaart aanduiding plangebied onbekend 1:3.000 6/05/2017 digitaal Elly N.A. Heirbaut geopunt CAI-locaties in de omgeving van het 2017C221 25 archeologische kaart plangebied onbekend 1:15.000 6/05/2017 digitaal Elly N.A. Heirbaut cai.onroerenderfgoed.be 2017C221 26 archeologische kaart analysekaart onbekend 1:40.000 6/05/2017 digitaal Elly N.A. Heirbaut cai.onroerenderfgoed.be

Lijst van bijlagen

schaal schaal aanmaakdatum projectcode bijlagenr. type onderwerp origineel afbeelding origineel/afbeelding aanmaakwijze bewerking bronbestand 2017C221 1 inplantingsplan bestaande toestand 1:250 nvt 19/10/2016 digitaal nvt Steen Vastgoed NV

2017C221 2 inplantingsplan toekomstige situatie 1:500 nvt 19/10/2016 digitaal nvt Steen Vastgoed NV

40

41